Professional Documents
Culture Documents
HST6 Koolstof Naamgeving
HST6 Koolstof Naamgeving
1. Zoek de langste onvertakte koolstofketen (met zoveel mogelijk bijzonderheden er aan vast). Dit aantal
koolstofatomen bepaalt de stamnaam (een langste keten met 4 C’s heeft dan als stamnaam butaan).
a. Als er een cyclo-structuur aanwezig is, krijgt deze altijd voorrang (bijv. cyclobutaan).
2. Kijk of er dubbele en/of driedubbele bindingen tussen 2 koolstofatomen in de structuur zitten. Zij
geven een aanpassing aan de stamnaam.
a. Dubbele binding –aan uitgang wordt –een (bijv. buteen)
3. Zoek de ‘hoofdgroep’ op. Dit is de ‘belangrijkste’ karakteristieke groep. In tabel 66D van je BINAS staat
een tabel met namen van karakteristieke groepen. Hoe hoger in de tabel, hoe ‘belangrijker’ de
karakteristieke groep. De meeste ‘hoofdgroepen’ zorgen ervoor dat de stamnaam een achtervoegsel
krijgt. Degenen die je moet kennen zijn:
a. –COOH geeft achtervoegsel –zuur (de C uit COOH telt mee voor de stamnaam!)
óf carbonzuur (de C uit COOH telt niet mee in de stamnaam!)
d. Een benzeenring die als zijgroep aan een koolstofketen zit, heet fenyl
5. Tot slot moet je met een nummering de plaatsen van alle karakteristieke groepen aangeven. Zet altijd
streepjes tussen cijfers en letters.
a. Begin met de hoofdgroep bijv. butaanzuur
b. Dan de dubbele binding(en) bijv. but-3-een(-1-)zuur
c. Dan de driedubbele binding(en) bijv. pent-1-een-3-yn
d. Tot slot: andere zijgroepen bijv. 3-fluor-2-methylbut-2-een
e. Als er meerdere gelijke nummermogelijkheden zijn, kies je het laagste mogelijke beginnummer.
Stamnamen
1C: meth- 4C: but- 7C: hept- 10C: dec-
2C: eth- 5C: pent- 8C: oct-
3C: prop- 6C: hex- 9C: non-