Professional Documents
Culture Documents
Full Ebook of School of Broken Hearts 1St Edition C R Jane Mila Young Online PDF All Chapter
Full Ebook of School of Broken Hearts 1St Edition C R Jane Mila Young Online PDF All Chapter
https://ebookmeta.com/product/school-of-broken-souls-1st-edition-
c-r-jane-mila-young/
https://ebookmeta.com/product/school-of-broken-wings-1st-edition-
c-r-jane-mila-young/
https://ebookmeta.com/product/school-of-broken-dreams-1st-
edition-c-r-jane-mila-young-2/
https://ebookmeta.com/product/school-of-broken-dreams-1st-
edition-c-r-jane-mila-young/
School of Broken Souls 1st Edition C R Jane Mila Young
https://ebookmeta.com/product/school-of-broken-souls-1st-edition-
c-r-jane-mila-young-2/
https://ebookmeta.com/product/real-alphas-bite-reject-
island-1-1st-edition-c-r-jane-mila-young/
https://ebookmeta.com/product/shadowmate-01-0-wolf-trials-1st-
edition-mila-young/
https://ebookmeta.com/product/sin-demons-06-0-hell-on-earth-1st-
edition-mila-young/
https://ebookmeta.com/product/haunted-hearts-broken-vows-
book-3-1st-edition-salem-cross/
SCHOOL OF BROKEN HEARTS
ACADEMY OF SOULS BOOK 2
C.R. JANE
MILA YOUNG
CONTENTS
Prologue
Chapter 1
Chapter 2
Chapter 3
Chapter 4
Chapter 5
Chapter 6
Chapter 7
Chapter 8
Chapter 9
Chapter 10
Chapter 11
Chapter 12
Chapter 13
Chapter 14
Chapter 15
Chapter 16
Chapter 17
Sneak Peek at Bound
Copyright
Prologue
Chapter 1
crjaneauthor@gmail.com
milayoungauthor@gmail.com
Join Mila Young’s Wicked Readers Group to chat directly with Mila
and other readers about her books, enter giveaways, and generally
just have loads of fun!
Join C.R./Mila’s Joint Readers’ Group to chat directly with C.R. & Mila
and other readers about their cowrites, enter giveaways, and
generally just have loads of fun!
All Adeline wants is to forget about the guys who broke her heart.
But the death of her classmate means that won’t be an option for
her. To make things worse, an old flame from her past starts at the
Academy and his intentions carry the deepest of betrayal.
Danger lies behind every corner, a killer walks amongst them, and
Adeline soon discovers that she shouldn’t trust anyone at Raven
Academy. Not even the four guys who insist she is theirs. And of
course, there’s the matter of the off-limits Professor who tempts her
like no one else.
(ALEXANDER)
Het kommando stond onder het bevel van Robert Biggar, John Cane
en Ogle, drie Engelschen. Biggar was opperbevelhebber.
Biggar zag hen naderen. Met grooten spoed stelde hij zijn leger in
slagorde op voor de brandende stad, en de voorhoede der Zoeloe’s
werd met zoo’n geduchten kogelregen begroet, dat zij zwenkte, het
slagveld vol dooden en gewonden achter zich latende.
Ogle was inderdaad zoo gelukkig, den vijand terug te werpen, toen
zijn Kaffers, door een nooit opgehelderde paniek aangetast,
plotseling uiteen stoven, en hun heil in de vlucht zochten.
Het was een onherstelbare slag.
Cane kreeg een assegaai voor in de borst, en terwijl hij ze met eigen
hand uit de wond rukte, trof hem de tweede speer tusschen de
schouders. Het wapen stond te schudden in zijn vleesch. Een
Kaffervorst, een van Cane’s trouwste vrienden, sprong toe, om de
assegaai uit de wond te halen, doch Cane, door pijn verblind,
herkende zijn bondgenoot niet, en verbrijzelde diens hoofd door een
geweerschot.
Chaka was de broeder van Dingaan, en werd door zijn broeders in 1828
1
vermoord. Chaka was een onmensch, bloeddorstig als een wild dier, doch werd
door zijn opvolger Dingaan nog overtroffen. ↑
[Inhoud]
HOOFDSTUK XX.
Dit lager werd het Modderlager genaamd van wege den door vele
regens doorweekten grond, en na verloop van vier maanden was
men dan ook verplicht, het te verplaatsen naar de Boschmansrivier.
Den derden dag ontving Gert Maritz bericht van het groote gevaar,
waarin de stamgenooten verkeerden. Het eigen lager werd nu snel
in staat van verdediging gebracht; daarna zadelde Maritz op, en trok
met een sterke wacht uit, om het benarde lager te ontzetten. Maar
de dappere mannen van Jakobus Potgieter hadden zich met zooveel
kracht verweerd, dat de Zoeloe’s het na een verlies van duizenden
manschappen hadden moeten opgeven.
Als door een wonder was ook het kleine kamp der van Dijken, niet
ver van Jakobus Potgieter’s lager opgeslagen, aan het dreigend
gevaar ontsnapt. Midden in den nacht kwam hier de tijding, dat de
Zoeloe’s in aantocht waren, en terwijl de vrouwen en de kinderen in
hun nachtgewaad de bosschen invluchtten, maakten zich de weinig
weerbare mannen gereed, om het zwakke lager te verdedigen. Maar
de Zoeloe’s ontdekten het niet, en de menschen waren gered.
Er heerschte dus groote blijdschap bij de Boeren, doch zij werd niet
weinig getemperd, toen men tot de treurige ervaring kwam, dat al het
vee, dat toch het hoofdbestaan der Boeren uitmaakte, zoowel het
vee van Potgieter’s lager als dat der van Dijken, door de Zoeloe’s
was meegevoerd. [149]
In het midden van het lager was een groote ruimte gelaten, die
overspannen werd met tentlinnen, waar de Nederlandsche zendeling
Smit, die de Boeren in hun grooten nood trouw ter zijde heeft
gestaan, geregeld godsdienstoefening hield.
In zware tegenheden handelde God met dit volk, en Hij bezocht het
met zijn kastijdende roede. Hij schudde het, evenals zijn storm de
wateren schudt en zuivert. Hij wierp het in den heeten oven der
beproeving, opdat het gereinigd te voorschijn zou komen, als goud,
gelouterd in den smeltkroes. Immers Hij had het volk der
Emigranten-Boeren uitverkoren, om de weegschalen van het heilig
recht hoog te houden onder de blinde heidenen, die niet wisten van
God noch van zijn gebod.
[Inhoud]
HOOFDSTUK XXI.
„Een gebed des verdrukten, als hij overstelpt is, en zijne klacht
uitstort voor het aangezicht des Heeren.
„O Heere! Hoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot U komen. [150]
„Verberg uw aangezicht niet voor mij, neig uw oor tot mij ten dage
mijner benauwdheid; ten dage als ik roep, verhoor mij haastelijk.”
Vrouw Kloppers staakt even met het lezen van den psalm, en luistert
naar den wind, die het linnen doet golven der tent boven haar.
„Want mijne dagen zijn vergaan als rook, en mijne gebeenten zijn
uitgebrand als een haard.…
„Mijne vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren
bij mij.
„Want ik eet asch als brood, en vermeng mijn drank met tranen.
„Van wege uwe verstoordheid en uwen grooten toorn: want Gij hebt
mij verheven en weder nedergeworpen.”
Weer houdt vrouw Kloppers op; haar leven gaat voor het oog harer
ziel voorbij.
„Gij zult opstaan, Gij zult u ontfermen over Zion, want de tijd om haar
genadig te zijn, de bestemde tijd is gekomen.”
Ja, dat is hare hoop; die hoop houdt haar staande; zonder die hoop
ware zij reeds lang vergaan.
God zal zich ontfermen over Zion, over het geestelijk Zion, over zijn
uitverkoren volk, over het schuldige maar in zijn onwankelbaar
verbond opgenomen volk der Emigranten-Boeren.
„Ik wou, dat Vader eens een blesbok schoot; wat zou dat vleesch
ons smaken!”
„Ik heb een bok geschoten, Hanneke,” zegt hij, „een goeie, hoor! Hij
ligt hier buiten. Nu zullen we smullen!”
Ook vrouw Kloppers is innig verblijd, en zij zegt: „De Heere vergeet
ons nog niet,” maar haar man met haar vriendelijken blik aanziende,
laat zij er op volgen: „Beste man, gij hebt zeker geen droogen draad
aan je lijf; droog je hier bij het vuur, en ik zal dadelijk koffie zetten.”
„Je bent in den regel nog al slim; maar dat begrijp je zeker niet?”
zegt hij.
„Dan zul je dàt ook wel niet begrijpen, en dàt, en dàt—” en hij haalt
wel vijftien builen uit den zak: kruidenierswaren, [152]gedroogde
vruchten, specerijen, enzoovoort. De zak schijnt wel onuitputtelijk.
„Zoo, Vader,” zegt hij, „hebt ge dien bok geschoten? Kom aan, ’t is
een baas, hoor! Wij zullen er straks een flink stuk afsnijden en boven
het vuur roosteren.”
„En echte koffie gezet?” laat hij er op volgen, met behagen den
koffiegeur ruikend.
„Waar haal je ’t van daan? Flink, Moeder, schenk maar eens in; dat
zal me verwarmen, want ’t is een geducht koude regen.”
„En wat ligt daar toch allemaal op de tafel? Het lijkt wel een heele
kruidenierswinkel. Menschen, waar komt dat toch allemaal van
daan?”
Hij schaterlacht, terwijl hij dit zegt. Deze lach werkt aanstekelijk; ook
zijne ouders, zelfs de kleine Hannie beginnen te lachen. Er begint
een frissche, vroolijke toon te heerschen; het wordt bepaald gezellig
in de oude, gehavende tent.
„Pretorius is aangekomen.”
„Ik heb geruchtswijze gehoord, dat hij ons komt helpen,” zegt
Kloppers.
De oogen van den leeuwenjager flikkeren, terwijl hij dit zegt; zij
weerkaatsen het vuur, dat in zijn binnenste brandt.
„Ik heb hun veldkornetten de hand gedrukt. Zij hebben gezegd: Wij
zijn gekomen, om onze broeders in Natal te helpen. Wij willen met
hen sterven of overwinnen. Dat hebben zij gezegd.”
„Hij heeft gelijk,” zegt Kloppers. „Hoe eerder hoe beter. We moèten
met de Zoeloe’s afrekenen. Ten eerste, omdat het onschuldig
vergoten bloed moet worden gewroken. God heeft ons Boeren de
roeping gegeven, om onder de heidenen de Overheid te
vertegenwoordigen, en de Overheid draagt [154]het zwaard niet te
vergeefs. Ten tweede, omdat onze toestand bij den dag
onhoudbaarder wordt. Daarom zeg ik nog eens: hoe eerder de
veldtocht begint, hoe beter.”
„Dirk,” zegt hij, „ik wou wel mee trekken in den oorlog; wilt gij niet
hier blijven ter verdediging van het lager?”
„Als de anderen ook zoo praten, dan blijft er geen man hier,” zegt
Kloppers.
„Het wordt een ernstige strijd,” zegt Kloppers; „een strijd op leven en
dood!”
Hare oogen stralen als van een profetes uit het oude Verbond.
„De Heere zal zich ontfermen over ons volk,” zegt zij met luide,
plechtige stem, „en Hij zal ons voeren uit den strik der heidenen!”
[Inhoud]
HOOFDSTUK XXII.