Professional Documents
Culture Documents
Ebookstep - 356full Download Elfhame 03 de Verbannen Koningin 1St Edition Holly Black Online Full Chapter PDF
Ebookstep - 356full Download Elfhame 03 de Verbannen Koningin 1St Edition Holly Black Online Full Chapter PDF
Ebookstep - 356full Download Elfhame 03 de Verbannen Koningin 1St Edition Holly Black Online Full Chapter PDF
https://ebookstep.com/product/tithe-holly-black/
https://ebookstep.com/product/cartas-de-cardan-a-jude-1st-
edition-holly-black/
https://ebookstep.com/product/okrutny-ksiaze-1st-edition-holly-
black/
https://ebookstep.com/product/hicligin-kralicesi-1st-edition-
holly-black/
Contos de Fadas Modernos 1 Tithe 1st Edition Holly
Black
https://ebookstep.com/product/contos-de-fadas-
modernos-1-tithe-1st-edition-holly-black/
https://ebookstep.com/product/au-plus-profond-de-la-foret-holly-
black/
https://ebookstep.com/product/el-principe-cruel-1st-edition-
holly-black-6/
https://ebookstep.com/product/el-principe-cruel-1st-edition-
holly-black/
https://ebookstep.com/product/el-principe-cruel-1st-edition-
holly-black-3/
Holly Black
De
verbannen koningin
Deel III
van de Elfhame-serie
Het afsluitende deel van de alom bejubelde Elfhame-trilogie
Verbannen, krachteloos en nog even sterfelijk als altijd probeert Jude Duarte haar
leven weer op te pakken. Als het verraad van Cardan haar één ding heeft geleerd,
is het wel dat macht makkelijker te verwerven is dan vast te houden. Maar Jude is
allesbehalve van plan zich gewonnen te geven. Als haar tweelingzus Taryn
onverwacht op de stoep staat – in levensgevaar en met een afschuwelijk geheim –
vormt zich het eerste idee voor een meesterlijk plan om alles te herwinnen wat
Cardan haar heeft afgenomen.
Om haar zus te redden, zal Jude opnieuw moeten doordringen tot het hof van de
elfen en haar gevoelens voor Cardan onder ogen moeten zien. Maar Elfhame is
niet meer zoals ze het heeft achtergelaten. Het land balanceert op het randje van
oorlog en zodra Jude een stap over de grens zet, raakt ze verstrikt in een
bloederig politiek conflict. Terwijl een krachtige vloek wordt ontketend en de
spanningen een hoogtepunt bereiken, moet Jude voor eens en voor altijd kiezen
tussen haar ambitie en haar hart.
In de pers
En de Elfenkoning heeft
gezworen een aardse dochter
te trouwen, wier kind gezegend
zal zijn door kruis en water,
voorgoed veilig zal zijn voor de
kommer der elfen.
Wat als er een noodlottige
dag komt!
Die is ver, ver weg!
Edmund Clarence Stedman
‘Elfenlied’
Proloog
M ijn spieren worden vrijwel onmiddellijk stijf, en bij het idee naar
huis te fietsen word ik zo moe dat ik liever op de stoep wil
gaan liggen, dus pak ik de bus. Ik krijg veel vuile blikken van
ongeduldige forenzen terwijl ik mijn fiets voor op het rek bevestig,
maar als ze zien dat ik bloed besluiten ze me verder te negeren.
Mijn ervaring van hoe een dag in elkaar zit past niet bij de
menselijke wereld. In Faerie is bij de ochtendschemer naar huis
strompelen het equivalent van stervelingen die om middernacht naar
huis strompelen. In de mensenwereld hoort het heldere ochtendlicht
de schaduwen echter te verbannen. Het is een deugdzame tijd, een
tijd voor vroege vogels, niet voor nietsnutten. Een oudere vrouw met
een parmantig roze hoedje op geeft me zonder iets te zeggen een
paar tissues, wat ik waardeer. Ik kalefater me er zo goed mogelijk
mee op. De rest van de rit staar ik door het raam naar de blauwe
lucht. Alles doet pijn en ik heb medelijden met mezelf. Een zoektocht
door mijn zakken levert vier aspirines op. Ze zijn bitter, maar ik slik
ze in één keer door.
Jouw opperkoning wordt voor de volgende volle maan van de troon
gestoten. Wat zeg je daarvan?
Ik probeer mezelf wijs te maken dat het me niets kan schelen, dat
ik blij zou moeten zijn als Elfhame wordt veroverd. Cardan heeft zat
anderen om zich heen om hem te waarschuwen voor wat er gaat
komen. Het Schaduwhof en de helft van zijn leger. De heersers van
de lagere hoven, die hem allemaal trouw hebben gezworen. De
gehele Levende Raad. Zelfs een nieuwe hofmeester, als hij de moeite
neemt om er een te benoemen.
Ik wil er niet aan denken dat iemand anders mijn plek naast Cardan
heeft ingenomen, maar in gedachten loop ik onwillekeurig toch al de
ergste mogelijkheden na. Hij kan niet voor Nicasia kiezen, omdat zij
al ambassadrice van de Onderzee is. Hij zal Locke niet nemen,
omdat hij al meester der festiviteiten is en omdat hij onuitstaanbaar
is. Vrouwe Asha gaat het niet worden omdat zij... verschrikkelijk zou
zijn. Zij zou de taak saai vinden, en ze zou zijn invloed inruilen voor
wat haar het beste van pas zou komen. Hij is toch zeker wel wijzer
dan om voor haar te kiezen? Misschien ook niet. Cardan kan
roekeloos zijn. Misschien zullen hij en zijn verdorven, onverschillige
moeder een aanfluiting maken van de Struikwinde-lijn en de
Bloedkroon. Dat hoop ik. Ik hoop dat het iedereen zal berouwen en
hem het meest.
En dan valt Madoc binnen en neemt hij de boel over.
Ik druk mijn voorhoofd tegen het koele glas en herinner mezelf
eraan dat dit niet langer mijn probleem is. In plaats van vergeefs te
proberen niet aan Cardan te denken, probeer ik helemaal niet te
denken.
Ik word wakker doordat iemand me bij mijn schouder vastpakt en
eraan schudt.
‘Hé, meisje,’ zegt de buschauffeur met een bezorgde uitdrukking op
zijn gezicht. ‘Meisje?’
Er was een tijd dat ik mijn mes had gepakt en dat tegen zijn keel
had gedrukt voor hij was uitgesproken. Slaapdronken besef ik dat ik
mijn mes niet eens meer heb. Ik ben vergeten dat op te halen voor
het gebouw van Grima Mog.
‘Ik ben wakker,’ zeg ik weinig overtuigend, terwijl ik met mijn hand
over mijn gezicht wrijf.
‘Heel even dacht ik dat je dood was.’ Hij fronst zijn wenkbrauwen.
‘Dat is veel bloed. Moet ik iemand voor je bellen?’
‘Er is niets aan de hand.’ Dan dringt het tot me door dat de bus
grotendeels leeg is. ‘Heb ik mijn halte gemist?’
‘Daar zijn we nu.’ Hij lijkt erop te willen staan om hulp voor me te
halen, maar schudt dan met een zucht zijn hoofd. ‘Vergeet je fiets
niet.’
Als ik eerder al stram was, dan is dat niets vergeleken met nu. Ik
strompel door het gangpad als een wortelvrouw die voor het eerst
haar takken uit de grond heeft getrokken. Ik friemel aan de gespen
om mijn fiets los te krijgen en zie dan de roestkleurige vlekjes op
mijn vingers. Heb ik net in het bijzijn van de chauffeur bloed over
mijn gezicht gesmeerd? Ik raak zelfbewust mijn wang aan. Geen
idee.
Dan is mijn fiets los en ik schuifel over het gras naar het
appartementengebouw. Het plan is om de fiets in de struiken te
laten zakken en het risico te nemen dat die wordt gestolen. Met die
belofte aan mezelf leg ik het grootste stuk van de afstand naar huis
af, maar dan zie ik iemand op het trapje zitten. Het stralende
zonlicht valt op roze haar. Ze heft ter begroeting een koffiebekertje
van karton.
Ik blijf op afstand staan. ‘Heather?’ Na hoe de chauffeur naar me
keek lijkt het me een slecht idee om haar mijn verwondingen en
blauwe plekken te laten zien.
‘Ik probeer mijn moed bij elkaar te rapen en aan te kloppen.’
‘Ah...’ Ik leg mijn fiets op het gras. Die struiken zijn te ver weg.
‘Nou, je kunt gewoon samen met mij naar binnen gaan en...’
‘Nee!’ Als ze beseft hoe luid ze dat zei, laat ze haar stem zakken. ‘Ik
weet niet of ik vandaag naar binnen ga.’
Ik kijk nog eens goed naar haar en dan valt me op hoe vermoeid ze
eruitziet, hoe vaal het roze in haar haar is, alsof ze niet de moeite
heeft genomen om het opnieuw te kleuren. ‘Hoelang zit je hier al?’
‘Niet lang.’ Ze kijkt weg en haalt haar schouders op. ‘Ik kom hier
soms om te peilen wat ik voel.’
Met een zucht geef ik het idee op dat het me gaat lukken te
verbergen dat ik gewond ben. Ik loop naar de trap en laat me zwaar
op een tree zakken, te moe om te blijven staan.
Heather springt overeind. ‘Jude? O nee, godsamme... Wat de... Wat
is er met jou gebeurd?’
Ik krimp ineen. Haar stem klinkt veel te hard. ‘Sst. Ik dacht dat je
niet wilde dat Vivi weet dat je hier bent. Trouwens, het ziet er erger
uit dan het is. Ik heb alleen een warme douche nodig en wat
pleisters. En flink wat slaap.’
‘Oké.’
Ze zegt het op een manier waardoor ik denk dat ze me niet gelooft.
‘Laat me je naar binnen helpen. Wees niet bang dat ik uit mijn plaat
ga als ik je zus zie of zo. Je bent echt gewond. Je had daar niet
moeten blijven staan om met mij te praten!’
Ik schud mijn hoofd en hou mijn hand op om haar aanbod af te
weren. ‘Het komt wel goed. Laat me hier nog heel even zitten.’
Ze staart me aan, haar bezorgdheid levert strijd met haar verlangen
om de onvermijdelijke confrontatie met Vivi iets langer uit te stellen.
‘Ik dacht dat je nog op die andere plek was. Ben je daar gewond
geraakt?’
‘In Faerie?’ Ik mag Heather, maar ik ga niet doen alsof de plek waar
ik ben opgegroeid niet bestaat omdat zij het idee ervan ondraaglijk
vindt. ‘Nee. Dit is hier gebeurd. Ik logeer bij Vivi en probeer alles op
een rijtje te zetten. Maar als jij terugkomt, kan ik zo mijn spullen
pakken.’
Ze kijkt naar haar knieën, bijt een hoekje van een nagel, schudt
haar hoofd. ‘Liefde is stom. We breken alleen maar elkaars hart.’
‘Ja,’ zeg ik, terwijl ik opnieuw aan Cardan denk en aan hoe ik zo in
zijn val ben gelopen, als een of andere sukkel die nooit eerder een
ballade heeft gehoord. Hoeveel geluk ik Vivi ook toewens, ik wil niet
dat Heather net zo’n sukkel wordt. ‘Ja, nee! Liefde mag dan stom
zijn, maar jij bent dat niet. Ik weet van de boodschap die je naar
Vivi hebt gestuurd. Daar kun je niet mee doorgaan.’
Heather neemt een flinke slok uit haar bekertje. ‘Ik heb last van
nachtmerries. Over die plek. Over Faerie. Ik kan niet slapen. Ik kijk
naar de mensen op straat, en ik vraag me af of ze betoverd zijn. Er
zijn al genoeg monsters in deze wereld, genoeg mensen die misbruik
van me willen maken, me pijn willen doen of me mijn rechten willen
ontnemen. Ik wil niet weten dat er nog een compleet andere wereld
is vol monsters.’
‘Dus niet weten is beter?’ vraag ik.
Ze fronst haar wenkbrauwen en zwijgt. Dan kijkt ze langs me heen,
alsof ze naar het parkeerterrein staart. ‘Ik kan niet eens aan mijn
ouders uitleggen waar Vee en ik ruzie over hebben. Ze blijven maar
vragen of ze is vreemdgegaan of dat de aanwezigheid van Eik te
veel was, alsof ik hem als kind niet zou trekken, in plaats van wat hij
dan ook is.’
‘Hij is nog steeds een kind,’ merk ik op.
‘Ik háát het dat ik bang ben voor Eik. Ik weet dat ik hem daarmee
kwets. Maar ik haat het ook dat hij en Vee over magie beschikken,
magie die ze zou kunnen gebruiken om elke ruzie die we ooit
hebben te winnen. Magie waarmee Vee mij geobsedeerd kan maken
of waarmee ze me in een eend kan veranderen. Dan heb ik het nog
niet eens over waarom ik me überhaupt tot haar aangetrokken voel.’
Ik frons. ‘Wacht eens even, wat?’
Heather keert zich naar me toe. ‘Weet jij wat ervoor zorgt dat
mensen van elkaar houden? Nou, dat weet niemand. Maar
wetenschappers bestuderen het, en er is allemaal van dat bizarre
gedoe over feromonen en symmetrie van het gezicht en de
omstandigheden waaronder je elkaar voor het eerst ontmoet.
Mensen zijn raar. Onze lichamen zijn raar. Misschien kan ik er niets
aan doen dat ik me tot haar aangetrokken voel, net zoals vliegen er
niets aan kunnen doen dat ze worden aangetrokken door
vleesetende planten.’
Ik maak een ongelovig geluid, maar de woorden van Balekin
weerklinken in mijn oren. Ik heb gehoord dat voor stervelingen
verliefd worden veel wegheeft van angst. Misschien had hij meer
gelijk dan ik wilde geloven. Vooral als ik aan mijn gevoelens voor
Cardan denk, want er is geen enkele goede reden om ook maar iets
voor hem te voelen.
‘Oké,’ zegt Heather. ‘Ik weet dat ik belachelijk klink, ik vóél me
belachelijk, maar ik ben ook bang. En ik vind nog steeds dat we naar
binnen moeten gaan zodat we jou kunnen opkalefateren.’
‘Laat Vivi beloven dat ze geen magie op je gebruikt,’ adviseer ik. ‘Ik
kan je helpen om precies de juiste woorden te kiezen om haar
daartoe te verplichten en dan...’ Ik hou mijn mond als ik zie dat
Heather me bedroefd aankijkt, misschien omdat het kinderachtig
klinkt om in beloften te geloven. Of misschien komt het doordat het
idee om Vivi met een belofte tot iets te verplichten zo magisch klinkt
dat ze daar nog meer van schrikt.
Heather ademt diep in. ‘Vee heeft me verteld dat ze hier is
opgegroeid, voordat jullie ouders werden vermoord. Ik vind het
vervelend om het zelfs maar ter sprake te brengen, maar ik weet dat
ze daardoor verknipt is. Ik bedoel, natuurlijk is dat zo. Dat zou
iedereen zijn.’ Ze wacht gespannen mijn reactie af.
Ik zit op het trapje en denk na over haar woorden, terwijl blauwe
plekken opkomen bij de nog bloedende snijwonden. Dat zou
iedereen zijn. Neuh, ik niet, ik ben helemaal niet verknipt.
Ik herinner me een veel jongere Vivi, die altijd razend was, die gilde
en alles kapotmaakte wat ze aanraakte, die me elke keer dat ik
Madoc zijn arm om me heen liet slaan sloeg, die eruitzag alsof ze
zijn hele vesting zou laten afbranden met haar woede. Maar dat was
zo lang geleden. We hebben allemaal ons nieuwe leven
geaccepteerd; dat was slechts een kwestie van tijd.
Dit hou ik allemaal voor mezelf.
Heather ademt beverig in. ‘Het punt is dat ik me afvraag of ze, je
weet wel... of ze vadertje en moedertje met me speelt, of dat ze
doet alsof haar leven zo is verlopen zoals ze graag had gewild. Of ze
doet alsof ze nooit heeft ontdekt wie ze is en waar ze vandaan
komt.’
Ik pak Heathers hand vast. ‘Vivi is zo lang in Faerie gebleven
vanwege mij en Taryn. Ze wilde daar niet zijn. De reden dat ze
uiteindelijk is weggegaan ben jij. Omdat ze van jou houdt. Dus, ja,
Vivi heeft de weg van de minste weerstand gekozen door niets uit te
leggen. Ze had je de waarheid over Faerie moeten vertellen en ze
had nooit, maar dan ook nooit magie op je mogen gebruiken, ook al
deed ze dat uit paniek. Maar nu weet je het. Volgens mij moet je
beslissen of je het haar kunt vergeven.’
Ze wil iets zeggen, maar houdt haar mond. ‘Zou jij dat doen?’
vraagt ze in plaats daarvan.
‘Ik weet het niet.’ Ik staar naar mijn knieën. ‘Ik ben tegenwoordig
niet bijzonder vergevingsgezind.’
Heather gaat staan. ‘Oké. Je hebt gerust. Nu moet je opstaan, naar
binnen gaan en een bad nemen in jodium. Je kunt waarschijnlijk
beter naar een dokter gaan, maar ik weet al wat je daarop zult
zeggen.’
‘Je hebt gelijk. Over alles. Geen dokter.’ Ik rol op mijn zij in een
poging zo overeind te komen en als Heather naar me toe komt om
me te helpen, sta ik dat toe. Ik leun zelfs op haar als we samen naar
de deur strompelen. Ik heb mijn trots laten varen. Zoals Bryern zei,
ik ben niet speciaal.
Heather en ik lopen samen door de keuken, langs de tafel waar
Eiks kom voor zijn ontbijtgranen staat, nog voor de helft gevuld met
roze melk. Twee lege koffiemokken staan naast een doos Frootloops.
Dat aantal valt me op vlak voor mijn brein betekenis geeft aan dat
detail. Op het moment dat Heather me naar de woonkamer helpt,
besef ik dat we bezoek moeten hebben.
Vivi zit op de bank. Haar hele gezicht straalt als ze Heather ziet. Ze
kijkt naar haar als iemand die net de schitterende pratende harp van
een reus heeft gestolen en daar de consequenties van weet, maar
daar niets om geeft. Mijn blik gaat naar de persoon die naast haar
zit, keurig gekleed in een speelse ragfijne hofjurk uit Elfhame van
onder andere gesponnen glas. Mijn tweelingzus, Taryn.
4
Dr. Clapp and Mrs. Force subsequently announced that they had
received eight additional signatures which arrived too late to be
affixed to the original copy of the resolution. They included: Frances
A. Comstock, Donald Drew Egbert, Henry A. Judd, Sherley W.
Morgan, Richard Stillwell—all of Princeton University; Robert Tyler
Davis, Portland Museum, Portland, Maine; Frederick Hartt, Acting
Director, Smith College Museum of Art; and George Rowley,
Princeton Museum of Historic Art.
DEPARTMENT OF STATE
Washington
May 22, 1946
My dear Mrs. Force and Dr. Clapp:
I have received your letter of May 9, 1946, and its enclosed
resolution, signed by 95 of your colleagues, urging the
President to order the immediate safe return to Germany of
the 200 paintings which were brought to this country last year.
When these paintings were found by our forces in southern
Germany every effort was made to assure their preservation.
It soon became evident that adequate facilities and personnel
to ensure their safe keeping could not be guaranteed.
Consequently our military authorities, realizing the magnitude
of their responsibility in preserving these priceless treasures,
requested that they be relieved of this heavy responsibility
and that the paintings be shipped to this country where they
could be properly cared for. This Government reluctantly gave
its approval to this request, knowing that such action would
lead to criticism of its motives. The decision was taken
because there seemed no other way to ensure preservation
of these unique works of art. In order to dispel doubts as to
the reasons for this action the White House released a
statement to the press on September 26, 1945, which
explained the situation and included a pledge that the
paintings would be returned to their rightful owners. That
pledge still holds good and while a definite date for the return
of the paintings to Germany has not as yet been set, you may
rest assured that this will be done as soon as conditions
warrant.
The resolution also recommended that plans to exhibit
these paintings in this country be cancelled and that further
shipments of German works of art to this country be
countermanded. I have never heard of any plans to make
additional shipments of works of art from Germany to the
United States nor do I know of any plans to exhibit the
paintings which are now in this country.
Sincerely yours,
For the Secretary of State:
(signed) Dean Acheson
Under Secretary.
Following are Dr. Clapp’s and Mrs. Force’s replies, also released
on June 10:
June 3, 1946
My dear Mr. President:
Permit us to thank you for your kind attention to the
resolution, signed by us and ninety-five of our colleagues
prominent on the staffs of museums or experts in the history
and preservation of art, relative to the shipment to this country
of two hundred famous paintings formerly in the Kaiser
Friedrich and other museums of Berlin.
In addressing the resolution in question to you we felt that
we were following the time-honored American custom of
bringing to our government’s attention a consensus of opinion
on the part of those who have special practical familiarity with
old pictures and personal, sometimes long, acquaintance with
European history and culture in its emotional and intellectual
aspects.
Should you, in the course of events, undertake further
inquiries into the problem created by the shipment referred to
in our resolution, we shall be happy to be so informed.
Respectfully yours,
June 3, 1946
Dear Mr. Hassett:
In reply to your letter of the twenty-second permit us to say
that should the President make further inquiries into the
subject covered by our resolution with reference to two
hundred pictures selected chiefly from the collections of the
Kaiser Friedrich Museum and brought to this country, we
should be pleased to be kept informed.
We, and our ninety-five colleagues in museums and
universities who have had long experience with old paintings
and are interested in the history and preservation of works of
art, would also be glad to know when the pictures referred to
are returned to Germany since we are as yet uninformed
whether the conditions which are held not to warrant their
return are of a practical or a political nature.
This question obviously cannot but be uppermost in our
minds in view of the fact that present conditions in Germany
are apparently such as to warrant leaving there thousands of
German-owned works of art of great moment which belong
not only to the Kaiser Friedrich Museum but to the museums
of other cities in the American zone, including the great
collection of the Alte Pinakothek in Munich, where under
satisfactory conditions and auspices an exhibition of early
German art, including masterpieces by Dürer, Grünewald and
others, is now being held.
It is in fact one of our perplexities that we have never been
told why our officials discriminated against important pictures
and art objects (many times the number of those urgently
transported to this country for safekeeping) which were also
formerly in the Kaiser Friedrich and other museums, not
forgetting those which were in South German churches. Were
they just left to their fate?
If it were convenient at any time to pass on to the President
our continued anxieties on these important points we should
be happy to have you do so.
Sincerely yours,
June 3, 1946
Dear Mr. Acheson:
In reply to your letter of the twenty-second with reference to
our resolution supported by the signatures of ninety-five of our
colleagues prominent in museums or experts in the history
and preservation of old masters and other works of art, permit
us to say that, in the absence of Secretary Byrnes, we took
the liberty of sending you the resolution.
We are aware of the statement released by the White
House on September 26, 1945 explaining the situation and
promising to return the pictures to Germany when conditions
there should warrant such action. We are, however, still
uninformed why the unanimous advice of the monuments
officers, who had special training and technical knowledge not
only of the conditions required for the preservation of old
masters but of the certain dangers to which journeys subject
them, was disregarded.
We have also never been told whether the conditions
believed to jeopardize the safety of these important pictures
were of a practical or of a political nature. Neither do we know
why, out of the great and extensive collections of the Kaiser
Friedrich only two hundred pictures were selected nor by
whom the selection was made. More serious still no official
mention has ever been made of the fact that there were in the
possession of the other museums of Berlin and other cities,
including the famous collection of the Alte Pinakothek in
Munich, as well as in the churches of the American Zone, art
objects and pictures many times more numerous than the
paintings actually brought to this country for safekeeping. One
cannot but ask: Were satisfactory conditions found for them or
were they merely left to their fate?
These are questions that have given and still give rise to
rumors, unhappy conjectures and ambiguous interpretations
which we deplore. Unreasonably or otherwise the whole
situation is confused by implications that we feel will not be
laid until the pictures deposited in Washington have been sent
back with the least possible delay to their rightful owners on
whom devolves an unequivocable responsibility for their care
and preservation.
Sincerely yours,
FOOTNOTES
[1] E(insatzstab) R(eichsleiter) R(osenberg)—Reichsleiter
meaning realm leader. The Rosenberg Task Force was commonly
referred to by these initials.
[2] See article “German Paintings in the National Gallery: A
Protest,” by Charles L. Kuhn, in College Art Journal, January
1946. This and subsequent references printed by permission.
[3] See article “German Paintings in the National Gallery: A
Protest,” by Charles L. Kuhn, in College Art Journal, January
1946.
[4] As printed by Kuhn in College Art Journal, January 1946, p.
81; also in Magazine of Art, February 1946, and New York Times,
February 7, 1946.
[5] See in this connection the statements released to the press
by the White House on September 26, 1945, and by the War
Department on December 6, 1945. They are printed in Magazine
of Art for February, 1946.
[6] These letters are printed on pages 83 and 84 of College Art
Journal for January 1946; in Magazine of Art for February 1946,
and in the New York Times of February 7, 1946.
INDEX
INDEX