Professional Documents
Culture Documents
Begrippenlijst OC1 (1296)
Begrippenlijst OC1 (1296)
Begrippenlijst OC1 (1296)
MOLECULAIRE STRUCTUUR
Valentie (= Het aantal elektronen dat zich bevindt in de buitenste schil (bv. n=2)
groep) van de elektronenwolk. Dit komt overeen met het groepsnummer in
het periodieke systeem.
Octet-regel Een vuistregel die zegt dat atomen streven 8 valentie elektronen te
hebben, zodat ze eenzelfde elektronenfiguratie krijgen als een
edelgas.
Binding/ Het aantal (evt. gehybridiseerde) orbitalen blijft in een reactie altijd
antibinding gelijk. Hierdoor worden zowel binding als anti-binding (moleculaire)
orbitalen gevormd waarbij de antibinding orbitalen een hoger
energieniveau hebben dan de bindende orbitalen (door gunstige
interacties). (bv. sigma bindende orbitalen hebben een lager
energieniveau dan niet-bindende sigma orbitalen)
σ-binding Een sigma binding komt tot stand door het direct overlappen van
atomische orbitalen. Er worden sigma orbitalen (zowel bindend als
niet-bindend gevormd.
Een sigma binding is sterker dan een pi binding doordat er meer
overlap van de orbitalen is.
π -binding Een pi binding komt tot stand door het ‘zijdelings’ overlappen van
(parallelle) p- of d- atoom orbitalen (ze liggen dus niet in één richting
naar elkaar toe). Een pi orbitaal staat vrije rotatie niet toe. Dan wordt
de binding namelijk verbroken en opnieuw gevormd en de ‘gebroken
toestand’ is energetisch zeer ongunstig.
Sp, sp2 en sp3 Orbitalen die ontstaan door hybridisatie van orbitalen in de valentie
schil, welke vervolgens gebruikt kunnen worden in het maken van
bindingen. Afhankelijk van het aantal s en p orbitalen dat hiervoor
wordt gebruikt ontstaan sp, sp2 of sp3 orbitalen.
Zo wordt bij sp orbitalen 1 s en 1 p orbitaal gebruikt om 2 sp orbitalen
te vormen.
Covalent/ionogeen Een covalente binding ontstaat door het overlappen van orbitalen
(orbitaal interactie). Een ionogene binding daarentegen is een sterke
elektrostatische interactie tussen een kat- en een anion.
σ+π = Een dubbele binding bestaat uit een sigma binding (direct) en een pi
dubbele binding binding, gevormd door zijdelingse overlap van p-orbitalen.
Cis/trans
Orbitaal interactie Door interactie tussen atomische orbitalen worden bindende (in fase)
of anti-bindende (uit fase) (moleculaire) orbitalen gevormd. Hoe
meer de orbitalen overlappen, hoe sterker de orbitaal interactie.
Anti-bindende orbitalen kennen een hogere energie dan bindende
orbitalen.
Conformatie Een conformatie is een bepaalde vorm van een molecuul. Overgaan
in een andere conformatie vereist niet het breken van bindingen,
enkel het roteren ervan.
Axiaal en Als een atoom ‘axiaal’ is, dan staat het recht omhoog of recht omlaag
equatoriaal (verticaal) (om en om).
Als een atoom ‘equatoriaal’ is, dan staat het een klein beetje opzij.
(109.5° van axiaal) (‘slightly in the opposite direction’)
De hoeken zijn 109.5 graden omdat er geen ‘bond
constraints’ zijn.
Boat and chair Conformaties van een cyclohexaan molecuul. Chair is de meest
stabiele vorm. In zowel de boat als chair vorm zijn de hoeken 109.5°
en dat is ideaal.
Strecker Een reactie belangrijk voor de vorming van synthetische aminozuren. Het
vindt plaats in twee stappen. Eerst ontstaat een ammonionitriel en daarna
een aminozuur.
Eerste stap
Tweede stap
Verzeping Bij deze reactie worden esters omgezet tot carboxylaat zouten. Op deze
manier wordt zeep gemaakt.
(Engels:
saponification) Stap 1: Nucleofiele aanval
door een hydroxide ion.
Stap 2: Verwijdering
van de verlatende
groep.
Stap 3: Deprotonatie.
Hydrolyse De splitsing van een chemische verbinding onder opname van water.
Grignard Reagens
FUNCTIONELE GROEP
Imine
Amide
Ether
R en R’ zijn alkylgroepen
Carbonzuur
Ester
Carbonaat
Alcohol (prim.,
sec. &tert.)
Zuurchloride
(=acylchloride)
Anhydride
Enamine
Overig
BRɸNSTED: ZUUR/BASE (PROTONOVERDRACHT)
Reactie HA + B ↔ A- + BH+
Mechanisme
Evenwicht: pKa De pKa is de pH waarbij 50% van het zuur is geïoniseerd (dus heeft
zijn proton afgestaan aan de base).
Hoe lager de pKa, hoe sterker het zuur. Dit is zowel met de
formules te verklaren: als Ka groot is (dus evenwicht ligt richting
producten) dan is pKa klein, als met het feit dat alleen een sterk
zuur in een zure omgeving (lage pH) kan ioniseren.
Berekening:
Visueel:
Zwitterion Een ion met zowel positieve als negatieve lading binnen het
molecuul. Aminozuren kunnen zwitterionen zijn.
Basiciteit reeks Enkele factoren beïnvloeden de sterkte van een zuur (AH). Op basis
van deze factoren kan een reeks opgesteld worden van de kracht
van een zuur. (sterker zuur = zwakkere base en andersom).
Grootte v/d Een kation is kleiner dan het atoom van het bijbehorende element.
ionstralen Een anion is groter dan het bijbehorende element.
Elektronegativiteit Een maat voor de neiging van een atoom dat een chemische
binding aangaat met een buuratoom om de gezamenlijke
elektronenwolk naar zich toe te trekken. De elektronegativiteit
neemt diagonaal (van linksonder naar rechtsboven) toe in het
periodieke systeem.
Weergegeven met een rechte pijl. Het andere elektrische effect dat
moleculen kennen is conjugatie, dat enkel aanwezig is in pi-
bindingen en wordt weergegeven met gebogen pijlen. (hierbij
‘springen’ elektronen immers daadwerkelijk)
Invloed op
stabilisatie
zuur/basen:
Hoe elektronegatiever het atoom waarop de negatieve lading zich
bevindt, hoe stabieler de geconjugeerde base en dus hoe sterker
het zuur.
Delokalisatie: Elektronen die niet verbonden zijn met één atoom of één covalente
resonantie binding (weergegeven met een cirkel zoals in benzeen). Hierdoor
zijn meerdere resonantie structuren mogelijk. (de werkelijkheid is
structuren
een gemiddelde van de resonantiestructuren). Delokalisatie maakt
een molecuul stabieler aangezien de elektronen meer verdeeld
kunnen worden m.a.g. minder afstoting tussen elektronen.
Hierbij worden elektronenparen overgedragen. Op deze manier worden nieuwe bindingen gevormd.
Electrofiel (delta +) Een deeltje dat een elektron opneemt.
Zuur
Nucleofiel Een deeltje dat een elektron afstaat.
Base
Reactiemechanisme:
NAAMGEVING
Alkaan
CnH(2n+2)
Alkeen Alkaan met ten minste een dubbele binding.
Alkyl halide Halogeen atoom (groep 7A) verbonden met een sp3
gehybridiseerd koolstof atoom.
Aceton
Acetaldehyde Ethanal
Benzeen
Tolueen Methylbenzeen
Fenol Hydroxybenzeen
Aniline Aminobenzeen
Pyridine C5H5N
(is aromatisch)
Niet-nucleofiele Bijvoorbeeld NaH. kan wel fungeren als base, maar is niet in staat tot
base nucleofiele additie t.g.v. sterische hindering.
Voorbeelden:
Natriumhydride Een zout bestaande uit een natrium- en een hydride-ion (H-).
Voorbeeld van een niet-nucleofiele base.
Kalium tbutoxide En zout bestaande uit een kalium- en t-butoxide-ion. Voorbeeld van
een niet-nucleofiele base.
NaBH4 Speelt een belangrijk rol bij de vorming van alcoholen m.b.v.
nucleofiele additie aan een carbonyl groep. (eerst verbreking pi
binding en vorming nieuwe sigma binding en later protonatie). Is
tevens in staat om als base te fungeren.
NaBH3CN Zout dat vaak gebruikt wordt voor reductie van imines (m.b.v.
nucleofiele additie). Dit wordt ook wel reductieve aminatie genoemd.
Uit een imine wordt een amine gevormd.
LiAlH4 Zout dat vaak gebruikt wordt voor reductie van bv.
carbonzuren/aldehydes/ ketonen tot alcoholen (carbonyl groepen).
Vergelijkbaar met NaBH4 v.w.b. te toepassing.
TsCl Tosyl chloride. Toepassing: omzetting van alcohols in goede
verlatende groepen. Er ontstaat door toevoeging van TsCl aan
alcoholen namelijk ‘sulfonaat esters’ (en HCl). De geconjugeerde
basen van deze esters worden gestabiliseerd door resonantie en
daardoor zijn de verlatende groepen van deze esters heel goed.
(zwakke geconjugeerde base = zeer stabiele geconjugeerde base =
goede leaving group). (de leaving group draagt de negatieve lading)
De sulfonaat esters kunnen dan ook deelnemen aan substitie en
eliminatie reacties.
Sulfonaat ester:
TsOH Tolueensulfonzuur.Toepassing .
Thionylchloride Speelt een belangrijke rol in de vorming van alkylchlorides. Eerst een
nucleofiele additie en vervolgens een sn2 reactie.
PCl5
Leaving group:
Energie profiel
diagram
k = reactiesnelheid
SN2 (tweede orde) Bimoleculair (k afhankelijk van 2 reactanten). Een stap. Inversie.
Hoe zwakker de base, hoe sterker het bijbehorende zuur, dus als de
pKa heel klein is dan is de geconjugeerde base een goede
vertrekkende groep. (uitzondering: F- is een slechte vertrekkende
groep doordat het een heel klein ion is, het kan daardoor niet goed
de lading verdelen, zie hiervoor ook het volgende punt)
Grotere atomen zijn betere vertrekkende groepen (kleinere
elektronendichteid
Negatieve formele lading maakt het minder stabiel.
Elektronen op sterk elektronegatief atoom is stabieler.
Resonantie maakt een geconjugeerde base stabieler.
Nucleofiliciteit Sn2 reacties hebben een goede nucleofiel nodig omdat er sprake is
reeks van sterische hindering.
Overgangstoestanden:
Sterische Sn1: géén sterische hindering. Het carbocation kan van twee kanten
hindering aangevallen m.a.g. een racemisch mengsel met 50% R en 50% S.
Mechanisme
Voorbeeld:
Stereospecifiek De reactie vindt plaats dat slechts één stereosiomeer wordt gevormd.
Er is geen keuze. E2 reacties kunnen stereospecifiek zijn. Afhankelijk
van welk diastereoisomeer wordt gebruikt kan bijvoorbeeld slechts een
proton worden aangevallen door een nucleofiel deeltje (proton en
verlatende groep moeten anti-periplanar liggen in overgangstoestand)
waardoor er ook maar een vorm uiteindelijk kan ontstaan. De mate van
selectiviteit is dus hoger in E2 dan in E1 reacties door de eisen voor de
overgangstoestand.
Anti-periplanar E2 eliminaties kennen een ‘anti-periplanar’ transitie toestand. Dit is de
meest stabiele toestand omdat de groepen dan zo ver mogelijk van
elkaar weg liggen (staggered).
Stereospecifiek:
NUCLEOFIELE ADDITIE OP C=O
Reactie Een reactie waarbij een electrofiel reageert met een nucleofiel
waarbij een dubbele binding vedwijnt en twee nieuwe sigma
bindingen worden gevormd.
Tetraedrisch
intermediair
Meso Moleculen die chirale centra kennen, maar niet chiraal zijn
(spiegelbeelden gelijk). Er is een symmetrie vlak met aan de
ene zijde R en aan de andere zijde S stereochemie.
Voorbeeld:
CIP
Fischer
Racemisatie (bij Sn1) Het vormen van een racemisch mengsel doordat er geen
sterische
hindering is bij een sn1 reactie. Er kan van twee kanten
aangevallen worden m.a.g. een mengsel van R en S (1:1).
Inversie (bij Sn2) ‘omkering van het parapluutje’ doordat de nucleofiel aan de
tegengestelde kant van de verlatende groep aanvalt.
MEDICIJNEN
Aspirine Acetylsalicylzuur
Salicin
Ibuprofen
Diclofenac
Simvastatine
Amoxycillin
Tamiflu
Lycopene
(een pigment)
Morfine
Cocaine
MDMA
Ethanol
Biperideen
Anti-Parkinson middel.
Procyclidine
‘rustgevend’ medicijn.
Ameltolide
Vermindert migraine
Reboxetine
Antidepressiva
Tramadol