Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 126

Brokk Manual

Part. No: 3136 8014 96-H BE

Vertaling van de originele instructies

Brokk AB • PO Box 730 • SE-931 27 Skellefteå • Sweden


Tel: +46 910 711 800 • Fax: +46 910 711 811
E-mail: info@brokk.com • www.brokk.com
Id: TD-000027-H
Status: Approved
1-TS-002360-A
Inhoud
Inleiding 5 Hanteren 35
Voorwoord 5 Toepassingsgebieden 35
Aanpassingen 5 De machine is bestemd voor: 35
Condities van de leverancier 5 De machine is NIET bestemd voor: 35
Garantievoorwaarden 6 Ergonomie 36
Veiligheidsinstructies 7 Regelgeving voor milieugevaarlijk afval 37
Algemeen 7 De betrouwbaarheid van de machine 38
Waarschuwingsniveaus 7 Regelmatige service 38
Als er een ongeluk heeft plaatsgevonden 7 De werkomgeving van de machine 39
Leidinggevenden en operators 8 Vervoeren en heffen 41
Beschermende uitrusting 9 Laden en lossen met een oprit 41
Gevarenzone van de machine 10 Vervoer 42
Risicofactoren tijdens werkzaamheden 11 De machine heffen 43
De machine heffen 11 Werken in gevaarlijke bedieningszones 44
De machine vervoeren 11 Werken bij randen 44
Werkterrein 12 Werken en verplaatsen op oneffen en hellende
Elektrische veiligheid 13 ­oppervlakken 45
Radio 13 Bij werkzaamheden met pijpen en kabels 46
Op diesel aangedreven machine 14 Bedieningsvoorschriften 47
Voorafgaand aan de werkzaamheden 14 Bedieningskast 47
Tijdens de werkzaamheden 15 Veiligheid tijdens bediening 47
Bediening 17 Plaats ten opzichte van de machine 48
Na de werkzaamheden 18 Het onderstel van de machine bedienen 49
Risicofactoren tijdens service en onderhoud 19 Het bovenste gedeelte van de machine b­ edienen 50
Beschrijving 23 Starten en stoppen 53
Inspectie voor de werkzaamheden 53
Machineconstructie 23
De elektrisch aangedreven machine aansluiten 53
Aandrijving 23
De machine starten 53
Steunbenen 23
Inspectie na de werkzaamheden 54
Draaifunctie 24
Slepen 54
Armsysteem 24
Extra uitrusting 24 Diesel 55
Werktuigen 24 Algemeen 55
Accu 55
Systeembeschrijving 25
Brandstof 55
Elektrisch systeem 25
Bedieningssysteem 25 Mechanische instellingen 56
Hydraulisch systeem 26 De machine reinigen 58
Aansluiting op de elektrische voeding 27 Veiligheid tijdens het reinigen 58
Voeding 27 Reinigingsmethoden 58
Zekeringen 27 De componenten reinigen 59
Voedingskabel 27 Voor het wassen 60
Na het wassen 60
Veiligheidsfuncties 28
Bescherming van personeel 28
Machinebeveiliging 30
Stickers 31
Typeplaatje 31
Informatiestickers 31
Waarschuwingsstickers 32
Bedieningssysteem 61 Service 93
Bedieningskast 61 Algemeen 93
Accu 62 Serviceschema 93
Identiteitscode 63 Controles 93
Radiokanalen wijzigen 64 Serviceschema 94
Goedkeuring 64 Dagelijkse controle 94
Functies van bedieningskast 65 Voorbereidingen voor service en onderhoud 98
Schakelaar 65 Hydrauliekvloeistof en smeermiddelen 102
Starten en stoppen 68 Instructies voor controleren 103
Voor het starten 68 Smering 103
Starten, maatregelen op de machine 68 Scheuren 105
De bedieningskast starten 69 Bevestiging 106
Motor starten 69 Niveau controleren 107
Controlecircuit inschakelen 69 Slijtage en beschadiging 110
Blokkering 69 Lekkage 111
Stoppen 69 Functie 112
Bediening 70 Vervanging 116
Onderstel bedienen 70 Overig 124
Rupsbanden en armsysteem bedienen 71 Laswerkzaamheden aan de machine 125
Bovenste gedeelte bedienen 72 Voor het lassen 125
Bereik wijzigen 73 Aanbevolen lasdraad 126
Hydraulische werktuigen bedienen 74 Lasadviezen 126
Hydraulische druk voor het werktuig afstellen 76 Componenten die niet mogen worden gelast 126
Afstellen 76
Functies van schakelkast 78
Werktuigen 79
Algemeen 79
Werktuigen plaatsen 79
Hydraulische instellingen 79
Werktuigen verwisselen 80
Vaste werktuigbevestiging Brokk 40 80
Vaste werktuigbevestiging Brokk 50 81
Mechanische snelkoppeling 82
Werktuigen op het hydraulische systeem aansluiten 83
Werktuigen op de juiste manier aansluiten 84
Werktuigen gebruiken 85
Algemeen 85
Werktuigen selecteren 85
Extra voorzieningen 87
Algemeen 87
Extra hydraulische functie 87
Smering van de breker 88
Kabelhaspel 89
Draaibegrenzing 90
Gedwongen luchtkoeling 90
Extra werklampen 90
Aardfoutrelais 91
Inleiding
Voorwoord
Bedankt voor uw keuze voor een Brokk-machine. Wij hopen dat u hiermee uw werkcapaciteit
kunt verhogen.
De Brokk-handleiding bevat beschrijvingen en instructies voor alle Brokk-machines. Afbeel-
dingen kunnen verschillen en de beschreven functies kunnen afwijken van uw machine. Bewaar de
Brokk-handleiding voor toekomstig gebruik. Bewaar de handleiding veilig en zorg dat de operator
er op de werkplek toegang toe heeft.
Let op het volgende voordat u de machine start!
De eigenaar/werkgever is ervoor verantwoordelijk dat de operator de machine veilig kan gebruiken.
Voordat de machine wordt gestart, moeten zowel de leidinggevende als de operator de Brokk-
handleiding hebben gelezen en begrepen, zodat ze op de hoogte zijn van het volgende:
De veiligheidsvoorschriften die van toepassing zijn op de machine.
Waarvoor de machine wel en niet bestemd is.
Hoe de Brokk-machine onderhouden, gebruikt en bediend moet worden.
Hoe de instructies moeten worden opgevolgd om persoonlijk letsel en schade aan de machine te
voorkomen.

Aanpassingen
Op verzoek van de eigenaar kan de machine tijdens de productie worden aangepast. Deze aan-
passingen vormen een aanvulling op de standaarddocumentatie en staan achter het tabblad in de
map. Controleer altijd welke aanpassingen aan de machine zijn uitgevoerd door de betreffende
aanvullingen te lezen.
Reserveonderdelen bestellen
Bij het bestellen van reserveonderdelen is het zeer belangrijk om te weten welke aanpassingen aan
de machine zijn uitgevoerd. In de standaarddocumentatie kunnen hoofdstukken staan die lijken
op het hoofdstuk voor de aangepaste machine. Hierdoor kunnen verkeerde reserveonderdelen
worden besteld. Lees voor het bestellen altijd het aangepaste hoofdstuk. Dit vervangt de andere
hoofdstukken.

Condities van de leverancier


• Brokk AB behoudt zich het recht voor om zonder voorafgaande waarschuwing de specificaties
en instructies van de machines te wijzigen.
• De machine mag niet worden aangepast zonder schriftelijke toestemming van de leverancier.
De eigenaar is verantwoordelijk als de machine na levering door Brokk wordt aangepast en
hiervoor geen schriftelijke toestemming is gekregen van de leverancier. Aanpassingen kunnen
nieuwe risico’s voor de operator, de machine en de omgeving opleveren. De stijfheid of de
bescherming kunnen bijvoorbeeld afnemen. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar
om de uit te voeren aanpassingen te specificeren en voor goedkeuring contact op te nemen met
de machineleverancier voordat aan een dergelijke aanpassing wordt begonnen.

TS-001275-A.indd
5
Garantievoorwaarden
Voordat een claim kan worden ingediend, dient aan de onderstaande punten te worden voldaan:
• Een claim wordt verwerkt indien deze uiterlijk binnen 14 dagen na de reparatie is aange-
vraagd.
• Als een beschadigd component verdere schade aan de machine kan veroorzaken, moet Brokk
AB gelijk op de hoogte worden gebracht. Als dit niet gebeurt, valt deze verdere schade niet
onder de garantie.
• Brokk AB is uitsluitend aansprakelijk voor originele componenten van Brokk. De aanspra-
kelijkheid dekt geen gebreken die zijn ontstaan door ongelukken, aanpassingen, misbruik of
onjuist gebruik.
• Ongeacht of de garantievoorwaarden plaatselijk van toepassing zijn en op voorwaarde dat er
geen andere overeenkomsten zijn gesloten, is de garantieperiode van Brokk AB voor nieuwe
standaardproducten 12 maanden vanaf de levering aan de eindgebruiker of een maximum van
1000 bedrijfsuren, welke het eerst optreedt. Als de startdatum niet aan Brokk AB is gemeld,
geldt de leverdatum van de fabriek van Brokk AB.
• De verantwoordelijkheid van Brokk AB voor claims met betrekking tot defecten in het ontwerp,
de materialen of de productie is beperkt tot de vervanging van het defecte component. In het
geval dat specialistische kennis nodig is voor het vervangen van een defect component zal
Brokk AB het oude component verwijderen en het nieuwe component monteren. Als er geen
specialistische kennis vereist is, heeft Brokk AB aan zijn verantwoordelijkheid voldaan als het
gerepareerde of vervangen component aan de koper is geleverd.
• De verantwoordelijkheid van Brokk AB dekt niet de normale slijtage of achteruitgang. Brokk
AB is niet aansprakelijk voor gebreken of storingen die zijn veroorzaakt door onjuist of ge-
brekkig onderhoud, onjuiste reparaties, problemen veroorzaakt door vuil, water of deeltjes
in het hydraulische systeem of onvoldoende voeding. De uitrusting moet worden gebruikt en
onderhouden in overeenstemming met de instructies in de Brokk-handleiding.
• De garantieperiode van Brokk AB voor reserveonderdelen is 12 maanden vanaf de installatie
of maximaal 18 maanden vanaf de levering, welke het eerst optreedt.
• Voorbeelden van componenten die normaal niet door de garantie worden gedekt: cilinders, slan-
gen, beitels voor hydraulische brekers, schepbakken, rubbervoeten, rupsbanden, lagers, etc.
• Garantievoorwaarden conform ORGALIME S 2000.

TS-001275-A.indd
6
Veiligheidsinstructies
Algemeen Als er een ongeluk heeft
De volgende veiligheidsinstructies moet u absoluut
plaatsgevonden
weten en volgen als u met Brokk werkt. Voordat de De werkgever is verantwoordelijk voor het opstellen
machine wordt gestart, moeten zowel de leidingge- van een plan en het opleiden van alle operators, zodat
vende als de operator de complete Brokk-handleiding ze weten wat ze bij een ongeluk moeten doen.
hebben gelezen en begrepen. Raak niet in paniek. Reageer snel en effectief om
levens te redden en evt. om schade aan materiaal te
Waarschuwingsniveaus voorkomen. Leer eerstehulp verlenen. U kunt levens
redden!
In de handleiding wordt gewerkt met twee typen
waarschuwing. Het eerste type geeft eerst aan wat Controlelijst voor wat te doen bij ong-
het gevaar is en vervolgens de situatie waarin dit elukken
plaatsvindt. Tenslotte wordt uitgelegd hoe het gevaar • Zorg dat u overzicht krijgt van wat er is gebeurd.
kan worden voorkomen. Dit type waarschuwing wordt Zorg dat u weet of er iemand gewond is en of
vaak aangevuld met een waarschuwingssymbool. er nog iemand in het gebied van het ongeluk
Het andere type zijn waarschuwingen in vier aanwezig is.
niveaus. Zie het onderstaande voorbeeld.
• Alarmeer de hulpdiensten zo snel mogelijk. Wees
Gevaar! erop voorbereid om gedetailleerde informatie te

c Geeft aan dat er een ongeluk


plaatsvindt als de instructies niet
worden gevolgd. Het ongeluk
leidt tot ernstig letsel, mogelijk
kunnen geven.
• Verleen eerstehulp.
• Wijs een of meerdere personen met goede kennis
overlijden of ernstige schade van de plek aan om de hulpdiensten te ontvangen,
aan eigendommen. deuren te ontgrendelen en de hulpdiensten te
wijzen waar ze moeten zijn.
Waarschuwing! • Zorg dat er iemand met de slachtoffers meegaat

b Geeft aan dat er een ongeluk kan


plaatsvinden als de instructies niet
worden gevolgd. Het ongeluk leidt
tot ernstig letsel, mogelijk overlij-
naar het ziekenhuis.
• Baken het gebied van het ongeluk af.
• Neem contact op met leidinggevenden.
den of ernstige schade aan eigen- • Neem contact op met ondergeschikten.
dommen.
• Stel de oorzaak van het ongeluk vast.
Let op! • Onderneem actie om ongelukken te voorkomen.

a Geeft aan dat er een ongeluk kan


plaatsvinden als de instructies niet
worden gevolgd. Het ongeluk kan
• Informeer Brokk AB altijd over ongelukken, of
de machine er nu wel of niet direct bij betrokken
was.
tot persoonlijk letsel of schade aan
eigendommen leiden.
NB! Geeft aan dat er storingen kun-
nen ontstaan als de instructies niet
worden gevolgd.

TS-000186-A.indd
7
Leidinggevenden en operators
Verantwoordelijkheid Eisen aan de operator
Leidinggevenden en operators zijn voor het volgende • De operator moet de functie, kenmerken en be-
verantwoordelijk: perkingen van de machine onder veilige omstan-
• Zorgen dat de nationale en plaatselijke regelge- digheden leren.
ving, veiligheidsregels, voorschriften en andere • De operator moet proberen te anticiperen op de
instructies worden gevolgd als de machine wordt gevaren van een taak en deze informatie gebruiken
gebruikt. Dit kan betrekking hebben op speciale om de grootte van de gevarenzone te berekenen.
veiligheidsuitrusting, waarden voor verlichting en Gebruik gezond verstand om incidenten en ong-
trillingen, versperringen, rijbewijzen, enz. elukken te voorkomen.
• Zorgen dat de operator de relevante opleiding en • In een gevaarlijke situatie moet de operator de
ervaring heeft om de werkzaamheden veilig uit machine stoppen. Zorg dat de machine niet per
te voeren. Dit kan worden bereikt door ervaren ongeluk kan worden gebruikt en informeer de
Brokk-operators met gezond verstand personeel leidinggevenden. De machine mag niet worden
te laten begeleiden, opleiden en controleren bij gebruikt voordat het gevaar is geweken.
het bedienen en werken met Brokk. • De operator mag niet onder invloed zijn van alco-
• Zorgen dat niemand in de zone komt zonder hier- hol, drugs of iets anders wat van invloed kan zijn
voor de juiste opleiding en bescherming te hebben. op de reactietijd of het beoordelingsvermogen.
De kans op ongelukken en letsel is aanwezig. • De operator moet persoonlijke veiligheidsuitrus-
• Zorgen dat de machine alleen wordt gebruikt ting gebruiken die geschikt is voor de werkzaam-
waarvoor deze is bedoeld. heden.
• Zorgen dat de machine op een veilige manier • De operator moet ervoor zorgen dat de machine
wordt gebruikt. niet kan worden gebruikt door onbevoegd perso-
• Zorgen dat niemand in de gevaren- of bedienings- neel, bijvoorbeeld door de bedieningskast zonder
zone kan komen als de machine werkt. toezicht achter te laten.
• Zorgen dat de operator op de hoogte is van de
bedieningszone, bijvoorbeeld de toleranties van
de balken en de lokaties van de dragende muren,
kabels en pijpen.
• Zorgen dat personeel dat toegang tot de bedienings-
zone heeft zich bewust is van en toegang heeft tot
beschermende uitrusting.

TS-000186-A.indd
8
Beschermende uitrusting
Aangezien Brokk-machines in allerlei omgevingen en voor verschillende toepassingen kunnen
worden gebruikt, moet de beschermende uitrusting geschikt zijn voor de werkomstandigheden.
De operator en leidinggevende moeten beoordelen welke beschermende uitrusting vereist is. De
volgende uitrusting dient alleen als voorbeeld.
Persoonlijke veiligheidsuitrusting
Het volgende wordt als basisbescherming aanbevolen:
• helm met oog- en oorbescherming
• dikke overall
• veiligheidshandschoenen
• veilig schoeisel

Attentie. Gevaar. Gebruik persoonlijke veiligheidsuitrusting.

Overige veiligheidsuitrusting
• Bij het werken op hoogte of bij kans op instorten moeten veiligheidstuigen en standaards voor
bedieningskasten worden gebruikt. De operator en de machine moeten met aparte tuigen wor-
den beveiligd.
• In omgevingen waar de ingeademde lucht schadelijk voor de gezondheid is, moeten ademha-
lingsmaskers, gasmaskers of luchtstroomhelmen worden gebruikt.
• Bij het werken in warme omgevingen moeten hitteschilden en goede beschermende kleding
worden gebruikt.
• Er moeten versperringen worden gebruikt om de gevarenzone van de machine te markeren.
• Om de machinecomponenten tijdens reparatie of service te beschermen moet veiligheidsuitrus-
ting worden gebruikt.

Attentie. Gevaar. Gebruik veiligheidsuitrusting die voor de werkzaamheden geschikt is.

TS-000193-A.indd
9
Gevarenzone van de machine
De bedieningszone van de machine wordt beperkt door zijn bereik. De gevarenzone kan echter
aanzienlijk groter zijn. De grootte van de gevarenzone rond de machine varieert aanzienlijk, af-
hankelijk van het werkobject, de werkmethode, de ondergrond, de positie van de arm, de hoek van
de machine, het domino-effect en de rijstijl van de operator.

Bedieningszone van de machine De gevarenzone varieert, afhankelijk van de De gevarenzone varieert, af-
hoogte van het werkobject. hankelijk van de helling van de
ondergrond

Attentie. Gevaar. Houd afstand van de machine, afhankelijk van de grootte van de gevarenzone. De grootte van de
gevarenzone varieert.
Om ongelukken te voorkomen moet de operator continu de gevarenzone bepalen. Voordat de
operator met een taak begint, moet hij de werkmethode kiezen, mogelijke gevaren analyseren en
de relevante veiligheidsmaatregelen nemen, bijvoorbeeld het afgebakende gebied en de afstand
van de versperringen naar de machine en het werkobject vergroten. Als de werkomstandigheden
variabel zijn, moet de gevarenzone continu opnieuw worden bepaald.
Tijdens het bedienen van de machine mag er niemand in de bedieningszone komen! Blijf buiten
de gevarenzone met het oog op inzakken, splinters en kantelende machines. Hoe groter de helling,
hoe groter het kantelgevaar. Tijdens het bedienen kan het gevaar veranderen.

Kans op instorten en letsel door splinters. Gebruik persoonlijke veiligheidsuitrusting. Houd afstand.

5-TS-002315-A
10
Risicofactoren tijdens werkzaamheden
De leidinggevenden en de operator zijn voor en tijdens de werkzaamheden verantwoordelijk voor
het identificeren en voorkomen van risico's en het bepalen van de gevarenzone. Om te zorgen dat
de werkzaamheden worden uitgevoerd zonder dat personeel en uitrusting aan gevaren worden
blootgesteld, is het belangrijk dat men ervaren is met het werken met de machine en dat de vei-
ligheidsvoorschriften worden nageleefd.
Aangezien de machines in veel verschillende omgevingen en voor verschillende typen werk-
zaamheden worden gebruikt, is het moeilijk om algemene richtlijnen te geven of alle mogelijke
gevaren te vermelden. Hieronder volgt een samenvatting van de mogelijke risicofactoren. Het is
de bedoeling dat leidinggevenden en operators een manier van denken ontwikkelen waardoor ze
mogelijke risico's kunnen identificeren en de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen kunnen nemen
om letsel of schade te voorkomen. Gebruik de samenvatting als een richtlijn bij het analyseren
van het terrein en de werkmethode.

De machine heffen
• Risico dat de machine valt, omdat de hefmethode of de lift onjuist is. Lees en volg de instructies
voor het heffen van de machine. Controleer of de hefuitrusting en de gebruikte liften storingsvrij
zijn en zijn goedgekeurd voor het gewicht van de machine.

Kans op samenpersing of verbrijzeling. Plaats de hefuitrusting en bevestig deze aan alle hefogen. Houd afstand.
• Kans op persoonlijk letsel of schade aan de uitrusting tijdens het heffen. Bepaal de gevarenzone.
Controleer of er niemand in de gevarenzone is tijdens het heffen.

De machine vervoeren
• Risico dat de machine, of onderdelen van de machine, tijdens het vervoer verplaatsen. Zet de
machine tijdens vervoer op een voertuig altijd vast. Lees en volg de instructies voor het vervo-
eren van een Brokk-machine. Volg de plaatselijke regelgeving.

Attentie. Gevaar. Zet de lading tijdens vervoer vast.

6-TS-002330-A
11
Werkterrein
• Risico dat de operator of personeel in de buurt niet kan reageren op gevaren doordat de ver-
lichting onvoldoende is. De werkverlichting moet voldoende en juist geplaatst zijn. Vul de
machineverlichting eventueel aan met losstaande werklampen.

Attentie. Gevaar. Zorg dat de werkverlichting voldoende is.


• Kans op struikelen of uitglijden door hobbels, losse materialen, olie, ijs o.i.d. op de grond. Houd
de werkplek van de operator schoon.
• Kans op instorten. Gevaar voor materialen, de machine en het personeel door instorten, afhan-
kelijk van de omstandigheden op het terrein. Inspecteer elk terrein grondig op grondcondities,
lastdragers, domino-effect etc. Ga niet aan het werk voordat alle risico's zijn bepaald en de
voorzorgsmaatregelen zijn genomen.
• Kans op verbrijzeling. Bij het werken op hoogte, bijvoorbeeld op daken of platforms, is er
gevaar voor personeel op de grond. Hoe groter de hoogte, hoe groter de gevarenzone. Beveilig
de machine. Bepaal de gevarenzone op de grond en baken deze af.
• Kantelgevaar. Werkzaamheden op hellende oppervlakken houden een risico in voor mensen
achter de machine. De gevarenzone neemt toe bij een grotere hoek. Bepaal de gevarenzone en
baken deze af.
• Kans op letsel voor de operator of ander personeel in de buurt door gevaarlijke stoffen. De
leidingen voor elektriciteit, gas en vloeistoffen kunnen verborgen zijn. Lucht in afgesloten
ruimtes of in een zak kan door verontreiniging door gassen of stof schadelijk worden. Zorg dat
de luchtstroom goed is. Controleer wat de risico's van elk werkobject zijn. Kijk hoe het risico
kan worden vermeden. Volg de plaatselijke regelgeving voor het hanteren van de betreffende
materialen.

Kans op verstikking. Zorg voor een goede ventilatie. Gebruik Risico van gevaarlijke stoffen in vaste of gasvorm. Houd afstand.
een gasmasker en waterspoeling. Draag beschermende kleding.

• Risico's tijdens solobediening. Minimaliseer het risico en vergroot de veiligheid door te zorgen dat het alarm
via een mobiele telefoon of andere uitrusting kan worden geactiveerd.

6-TS-002330-A
12
Elektrische veiligheid
• Kans op elektrische schokken of brandwonden
door hoge spanning. Beschadigde elektrische ka-
bels kunnen storingen in de machine veroorzaken
en de machineonderdelen kunnen conductors wor-
den. De schakelkast mag niet worden geopend als
de machine op het elektriciteitsnet is aangesloten.
Bepaalde componenten in de schakelkast zijn altijd
stroomdragend. Controleer voor het aansluiten of
de voedingskabel en connector onbeschadigd zijn. Kans op elektrische schokken. Sluit de machine aan via een
Sluit de machine altijd aan via een aardfoutrelais aardfoutrelais.
die bij 30 mA uitschakelt.

• Kans op elektrische schokken. Zet de machine


nooit in water dat diep genoeg is om de aansluit-
ingen, elektrische motoren of andere elektrische
uitrusting binnen te dringen. De machine geleidt
dan stroom en de elektrische uitrusting kan bescha-
digd raken. Zorg dat water niet bij de elektrische
uitrusting van de machine komt.

Kans op elektrische schokken. Zorg dat water niet bij de elek-


trische uitrusting van de machine komt.

Radio
• Kans op storingen. Als er meerdere radiobestuurde
machines dicht bij elkaar werken en er worden
radiosignalen op dezelfde frequentie doorgegeven,
dan storen deze elkaar. De machine met het zwak-
ste signaal stopt. Verander de radiofrequenties.

Kans op storingen. Let op de gevaren op terreinen met meerdere


radiobestuurde machines.

6-TS-002330-A
13
Op diesel aangedreven machine
Lees en begrijp de veiligheidsvoorschriften van de motorleverancier voordat u de machine gaat
gebruiken.
• Kans op vergiftiging door de uitlaatgassen van de machine. Lucht in afgesloten ruimtes of in
een zak kan schadelijk worden. Zorg dat er voldoende ventilatie is voordat u de motor start. Als
de machine binnen wordt gestart, moet de uitlaatpijp op een luchtverversingssysteem worden
aangesloten om te voorkomen dat er uitlaatgassen in de ruimte achterblijven.
• Brandgevaar door de warmte van de uitlaatgassen. Zorg dat de uitlaatpijp vrij is van brandbare
materialen als de motor draait.
• Brandgevaar. De brandstof voor de machine kan voor brand zorgen. Zorg dat er geen open vuur
of vonken in de buurt voorkomen.
• Diesel is schadelijk voor de omgeving en voor de gezondheid. Voorkom inademing. Bij huid-
contact wassen en met water spoelen. Gebruik opvangbakken en andere uitrusting om lekkage
te voorkomen.
Accu
• Kans op schade door corrosie. Accu’s bevatten zwavelzuur, dat giftig en corrosief is. Draag
altijd oogbescherming. Zorg dat er geen zwavelzuur op huid, kleding of machine komt. Als u in
contact met zwavelzuur bent geweest, moet u de verontreinigde kleding verwijderen en de huid
minimaal 15 minuten goed met water spoelen. Als u zwavelzuur in uw ogen hebt gekregen, moet
u onmiddellijk minimaal 15 minuten met water spoelen en vervolgens een arts raadplegen.
• Explosiegevaar. Er wordt explosief gas in de accu gevormd. Voorkom vonken of open vuur in
de buurt van de accu.

Voorafgaand aan de werkzaamheden


• Kans op schade door onvoldoende onderhoud. De conditie van de machine moet regelmatig
worden gecontroleerd. Dagelijkse controles en regelmatige service moeten volgens de instructies
van Brokk worden uitgevoerd. Alle problemen moeten worden verholpen. De machine moet
zo worden onderhouden, dat de operator en ander personeel niet aan gevaren of ongelukken
worden blootgesteld. De machine moet schoon worden gehouden. De borden en stickers moeten
zichtbaar en leesbaar zijn. Verhelp storingen of schade onmiddellijk. Gebruik de machine niet
totdat de storing is verholpen.
• Kans op persoonlijk letsel doordat personeel in de gevarenzone van de machine aanwezig is.
Bepaal de gevarenzone. Baken de gevarenzone af. Controleer of er niemand in de gevarenzone
is.
• Kans op verbrijzeling bij het verwisselen van werktuigen. Volg de instructies voor de machine
en het werktuig zorgvuldig als u werktuigen verwisselt.
• Kans op allergische reactie. Herhaaldelijk huidcontact met chemicaliën, zoals ontvetter, vet,
brandstoffen, glycol en hydrauliekvloeistof, kan tot allergische reacties leiden. Vermijd huid-
contact. Gebruik beschermende uitrusting.

6-TS-002330-A
14
Tijdens de werkzaamheden
Positie van de operator
• Kans op letsel voor de operator of ander personeel in de buurt door onjuiste bediening of een
storing in de machine. Bepaal de gevarenzone van de machine. Er mag niemand in de geva-
renzone komen.

Attentie. Gevaar. Houd afstand van de machine, afhankelijk van de grootte van de gevarenzone. De grootte van de
gevarenzone varieert.
• Kans op letsel voor de operator of ander personeel in de buurt doordat het oppervlak meegeeft
of de machine plotseling beweegt. Ga niet op bedienings- of voedingskabels staan. De kans
bestaat dat u erin verstrikt raakt. De operator moet altijd los van de bedieningskast zijn als de
kans bestaat dat de machine plotseling schakelt. Er moet een standaard worden gebruikt als de
bedieningskast met een kabel op de machine wordt aangesloten.

Kans op persoonlijk letsel, de operator moet los Kans op persoonlijk letsel. Ga niet op bedienings-
van de machine zijn. of voedingskabels staan. Houd afstand.

• Kans op persoonlijk letsel voor de operator door vallende objecten. Door een onjuiste bediening
of een onverwachte gebeurtenis bestaat de kans op instorten. Ga nooit onder een werkobject
staan.
• Kans op verbrijzeling of schade door de machine. De machine kan door externe omstandig-
heden, storingen of onjuiste bediening zeer snel van positie wisselen. De machine kan tijdens
werkzaamheden op hellende oppervlakken kantelen. Ga nooit onder een omhoog gebrachte
arm staan, zelfs niet als de machine niet is ingeschakeld. Ga nooit op plaatsen staan waar de
kans bestaat dat u door de machine wordt verbrijzeld, bijv. tussen de machine en een muur of
pilaar. Bepaal de gevarenzone van de machine. Er mag niemand in de gevarenzone komen.

Kans op samenpersing of verbrijzeling. Houd afstand van de machine.

6-TS-002330-A
15
Machinestabiliteit
• De machine kan tijdens werkzaamheden kantelen. De stabiliteit van de machine hangt af van
het grondoppervlak, het gebruikte werktuig en de afstand van het werktuig van de machine. De
stabiliteit wordt ook beïnvloed door de bekwaamheid van de operator om de machine op een
veilige manier te bedienen. De machine moet altijd zo horizontaal mogelijk worden neergezet
en de steunbenen moeten volledig zijn uitgezet. Tijdens het bedienen van de machine mag er
niemand in de gevarenzone komen.

Kans op samenpersing of verbrijzeling. De steunbenen moeten tijdens de werkzaamheden zijn uitgezet. Veranker de
machine. Houd afstand.
• De machine kan tijdens het verplaatsen kantelen. De smalle rupsbandmaat van de machine
zorgt ervoor dat een kleine onregelmatigheid in het grondoppervlak voor zoveel overhelling
kan zorgen dat de machine kantelt. Op bepaalde modellen kan de rupsbandmaat nog smaller
worden ingesteld voor gebruik in beperkte ruimtes. De stabiliteit van de machine verslechtert
als de rupsbanden in de binnenste positie staan. In deze omstandigheden mag de arm niet
buiten de steunbenen/rupsbanden worden gedraaid. Zorg dat de arm volledig gevouwen is.
Rijd voorzichtig door bochten en over oneffen oppervlakken. Zet de steunbenen net boven
grondniveau. Houd afstand.
• De machine kan kantelen in situaties waarbij de steunbenen niet kunnen worden uitgezet. Dit is
mogelijk in beperkte ruimtes, bij het verplaatsen of bij het werken in de buurt van een obstakel.
Let erop dat de stabiliteit van de machine aanzienlijk verslechtert als de steunbenen niet zijn
uitgezet. De bedieningszone wordt verkleind en de werkzaamheden moeten hieraan worden
aangepast. De kans dat de machine kantelt neemt toe als de arm naar de zijkant wordt gedraaid.
Tijdens het bedienen van de machine mag er niemand in de gevarenzone komen.
• Kans op samenpersing of verbrijzeling. De machine kan onverwacht beginnen te bewegen
vanwege een hellend oppervlak. Veranker de machine. Ga boven de machine staan. Houd
afstand.

Kans op samenpersing of verbrijzeling. De steunbenen moeten tijdens de werkzaamheden zijn uitgezet. Veranker de
machine. Houd afstand.

6-TS-002330-A
16
Vallende objecten
• Kans op splinters en vallende objecten. Tijdens werkzaamheden worden de materialen versplinterd
en puin vliegt alle kanten op. Bij het hakken verspreidt het sloopmateriaal zich in een radius die
ongeveer even groot is als de afstand tot het gebied dat wordt gehakt. Houd afstand. Gebruik
persoonlijke veiligheidsuitrusting.

Kans op instorten en letsel door splinters. Gebruik persoonlijke veiligheidsuitrusting. Houd afstand.
• Kans op instorten. Bij het slopen van tegels in ovens is de bediening van de machine direct van
invloed op de kans op instorten. De tegels boven en naast de operator kunnen losschudden op
een afstand van het gebied waar het hakken plaatsvindt. Houd afstand. Gebruik persoonlijke
veiligheidsuitrusting.
• Kans op instorten. De operator moet controleren of de trillingen van de hydraulische breker
geen scheuren in het verkeerde deel van het object veroorzaken en of stenen of andere materialen
niet losraken en persoonlijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.

Bediening
• Kans op niet bedoelde bediening. Activeer de controlecircuits niet voordat u zeker weet dat u
de juiste machine gaat bedienen. Concentreer u altijd op de machine als het controlecircuit is
ingeschakeld. Wacht altijd totdat het controlecircuit is uitgeschakeld, het liefst met de motor
stopgezet, voordat u de gevarenzone van de machine betreedt.
• Kans op elektrische schokken. Rijd niet over de bedienings- of voedingskabels tijdens het
werken met of verplaatsen van de machine.

Kans op elektrische schokken. Rijd niet over de bedienings- of voedingskabels tijdens het werken met of verplaatsen
van de machine.

6-TS-002330-A
17
De machine verplaatsen
• Kans op kantelende of glijdende machine bij het rijden op hellende oppervlakken. Als u op
opritten of treden naar boven of beneden rijdt, bestaat de kans dat de machine kantelt of gaat
glijden. Veranker de machine. Controleer of de oprit/treden het gewicht van de machine kunnen
dragen. Gebruik de arm als extra steun bij het verplaatsen op hellende oppervlakken.

Kans op samenpersing of verbrijzeling. De steunbenen moeten tijdens het verplaatsen enigszins zijn uitgezet. Veranker
de machine. Houd afstand.
• Kans op letsel door samenpersing. Ga altijd boven de machine en buiten de gevarenzone staan
als er op hellende oppervlakken wordt gereden.
• Kans op kantelende machine. De arm moet in de gevouwen positie staan als de steunbenen
niet zijn uitgezet. In bepaalde omstandigheden, bij het verplaatsen van de machine, kan de arm
worden gebruikt om de aandrijfwielen over onregelmatigheden te tillen. Vanwege de kans op
kantelen mag de arm nooit worden gedraaid of omhoog worden gebracht. Zet de steunbenen
net boven grondniveau bij het verplaatsen van de machine over een oneffen oppervlak.
• Kans op schakelende machine. Bij het verplaatsen bestaat de kans dat de machine plotseling
schakelt. De operator moet altijd los van de bedieningskast zijn.

Kans op schakelende machine. Bij het verplaatsen moet de operator altijd los van de bedieningskast zijn.

Na de werkzaamheden
• Kans op letsel door samenpersing. Als een slang op een cilinder van het armsysteem defect is,
kan het armsysteem snel zakken. Ga nooit onder een omhoog gebrachte arm staan. Plaats het
werktuig op de machine altijd op de vloer of grond als de werkzaamheden afgerond zijn.
• Kans op niet bedoelde bediening. Druk op de veiligheidsknop voordat u de bedieningskast
verwijdert of de machine verlaat.

6-TS-002330-A
18
Risicofactoren tijdens service en onderhoud
De meeste ongevallen met machines vinden plaats tijdens het lokaliseren van storingen, de service
en het onderhoud, aangezien personeel zich dan binnen de gevarenzone moet bevinden om de
werkzaamheden uit te voeren. Persoonlijk letsel kan worden voorkomen door zeer bewust te zijn
van het gevaar. Voer de "Voorbereidingen voor service en onderhoud" uit.
• Kans op persoonlijk letsel. Voer nooit reparaties aan de machine uit als u daar niet voor bent op-
geleid. Alleen opgeleid servicepersoneel mag werkzaamheden aan de elektrische en hydraulische
systemen uitvoeren. Gebruik tijdens service en onderhoud persoonlijke veiligheidsuitrusting
en de van toepassing zijnde veiligheidsuitrusting om machinecomponenten mechanisch vast
te zetten. Let zeer goed op als u werkzaamheden uitvoert terwijl de motor draait. Zet indien
mogelijk altijd de motor uit. Draag geen loszittende kleding als u in de buurt van roterende
componenten werkt.

Kans op persoonlijk letsel. Schakel de motor uit.


• Risico dat de machine per ongeluk start. Plaats duidelijke borden, zodat iedereen in de buurt
begrijpt dat er onderhoud of service wordt uitgevoerd. Als de servicewerkzaamheden niet verei-
sen dat de machine wordt gestart, moet de voedingskabel worden ontkoppeld en zo worden
neergelegd dat deze niet per ongeluk kan worden aangesloten.

Attentie. Gevaar. Risico dat de machine per ongeluk start. Informeer personeel dat er service wordt uitgevoerd.
• Kans op elektrische schokken. Controleer of de machine geen spanning krijgt voordat de kabel
of andere componenten met elektrische spanning worden ontkoppeld of geopend. Werkzaam-
heden met hoge spanning mogen alleen worden uitgevoerd door bevoegd personeel. Ontkoppel
de accu als de machine is uitgerust met een dieselmotor.

Kans op elektrische schokken. Controleer of de machine geen spanning krijgt.

TS-000214-A.indd
19
• Kans op schade door onder druk staande of lekkende hydraulische systemen. Pijp- en slangkop-
pelingen kunnen onder druk blijven, ook al is de motor uitgeschakeld en is de voedingskabel
ontkoppeld. Let er altijd op dat een hydraulische slang onder druk staat en daarom zeer voor-
zichtig moet worden ontkoppeld. Laat het armsysteem op de grond rusten. Schakel de elektrische
motor uit. Gebruik beschermende uitrusting. Gebruik nooit uw hand om te proberen te stoppen
dat er hydrauliekvloeistof uit een slang lekt. Hydrauliekvloeistof onder hoge druk kan door de
huid dringen en ernstig letsel veroorzaken.

Kans op persoonlijk letsel. Houd afstand. Laat het armsysteem op de grond rusten. Schakel de motor uit. Lees de
handleiding.
• Kans op samenpersing of verbrijzeling. Bij het verwijderen van componenten van de machine
bestaat de kans dat zware componenten in beweging komen of vallen. Zet bewegende compo-
nenten altijd mechanisch vast voordat u boutverbindingen of hydraulische slangen losdraait.
Gebruik hefuitrusting die is goedgekeurd voor ladingen van minimaal 500 kg om zware machi-
necomponenten vast te zetten en te heffen.

Zet bewegende componenten altijd mechanisch vast voordat u boutverbindingen of hydraulische slangen losdraait.
• Kans op brand of brandwonden. Een aantal machinecomponenten wordt tijdens bediening erg
heet, bijvoorbeeld de verlichting en de hydrauliekvloeistof. Daardoor warmen veel hydraulische
componenten op. Begin niet met onderhoud of service voordat de machine is afgekoeld.

Kans op brand of brandwonden. Laat de machine afkoelen. Dek de verlichting niet af.

TS-000214-A.indd
20
• Risico dat de operator of personeel in de buurt niet kan reageren op gevaren doordat de ver-
lichting onvoldoende is. De werkverlichting moet voldoende en juist geplaatst zijn. Vul de
machineverlichting eventueel aan met losstaande werklampen.

Attentie. Gevaar. Zorg dat de werkverlichting voldoende is.


• Kans op onverwachte gebeurtenissen. Als connectors of slangen verkeerd gemonteerd zijn,
kunnen de bewegingen van de machine onjuist zijn. Zorg dat de functies goed werken. Let
op tijdens de proefrit. Wees erop voorbereid de machine onmiddellijk uit te schakelen als er
sprake is van een storing.

Attentie. Gevaar. Let op tijdens de proefrit.


• Als u met dieselmotoren werkt, moet u ervoor zorgen dat er goed geventileerd wordt. Er bestaat
een kans op koolmonoxidevergiftiging. Gebruik een luchtververser.
• Als u met dieselmotoren werkt, moet u zich bewust zijn van de kans op brandwonden door hete
koelvloeistof of motorolie. Als de motor warm is en het koelvloeistofreservoir wordt geopend,
bestaat de kans dat de hete koelvloeistof naar buiten spuit. Bij het olie verversen en het oliefilter
vervangen bestaat de kans op brandwonden door de temperatuur van de olie. Zet de motor altijd
uit en laat de motor afkoelen voordat u met werkzaamheden aan de motor begint. Draag dikke
handschoenen, beschermende kleding en oogbescherming.

TS-000214-A.indd
21
TS-000256-A.indd
22
Beschrijving
Machineconstructie
Tijdens fabricage kunnen Brokk-machines aan verschillende taken en omgevingen worden aang-
epast. Dit is mogelijk doordat de machine uit modules is opgebouwd. Door verschillende modules te
combineren kunnen Brokk-machines voor zeer specifieke taken of voor algemener gebruik worden
aangepast. De machine kan worden aangevuld met extra uitrusting, werktuigen en accessoires. De
Brokk-handleiding beschrijft de functies van de vaakst gebruikte modules.
1. Armsysteem
2. Draaifunctie
3. Aandrijving
4. Steunbenen
5. Werktuigen
6. Standaard, een voorbeeld van een accessoire.

2 1

6 3
4 5
De Brokk-machine is uit modules opgebouwd. De machine kan met werktuigen en accessoires worden aangevuld.

Aandrijving
De rupsbanden worden afzonderlijk aangedreven door hydraulische motoren. De machine kan
worden gedraaid door de rupsbanden op verschillende snelheden te bedienen. Als de rupsbanden
in tegenovergestelde richtingen worden gereden, kan de machine scherpe bochten maken. Als
de aandrijffunctie niet wordt geactiveerd, worden de aandrijfmotoren vergrendeld door passieve
remmen.
De meeste machinemodellen kunnen de rupsbanden en het armsysteem op hetzelfde moment
bedienen. De functie is handig als de machine op moeilijk terrein wordt bediend. Het armsysteem
kan worden gebruikt om de machine te stabiliseren of de machine in de richting te trekken waarin
de rupsbanden bewegen.

Steunbenen
De hoofdtaak van de steunbenen is het geven van stabiliteit aan de machine. Daarom moeten de
steunbenen altijd worden gebruikt als er met de machine wordt gewerkt. Op bepaalde modellen
zijn de steunbenen ontworpen voor andere functies dan alleen het geven van stabiliteit, bijvoor-
beeld het bulldozerblad.

TS-000221-A.indd
23
Draaifunctie
Het bovenste gedeelte van de machine kan volledig of beperkt worden gedraaid. Zie de technische
gegevens van de machine. Door het bovenste gedeelte van de machine te draaien, kunnen werk-
zaamheden in verschillende richtingen worden uitgevoerd zonder de machine te verplaatsen.
De draaifunctie van de machine mag niet worden overbelast door ontoelaatbaar zware werktuigen.
De zware Brokk-machines zijn uitgerust met een draairem. Als de draaifunctie niet geactiveerd is,
wordt de functie door een passieve rem geremd.

Armsysteem
Het armsysteem bestaat uit drie gedeelten, die zorgen voor goede bewegingseigenschappen, een
lang bereik en compactheid. Door de conische assen wordt de kans op speling geminimaliseerd.
Door cilinder 1 en cilinder 2 tegelijkertijd te bedienen, kan het bereik van de machine worden
afgesteld zonder de machine te hoeven verplaatsen.

Het bereik van de machine wijzigen door cilinder 1 en 2 samen te bedienen.

Extra uitrusting
De machine kan met extra uitrusting worden aangevuld. Extra uitrusting wordt aan de machine
bevestigd, zoals een extra hydraulische functie of smering voor de hydraulische breker. Extra
uitrusting is vereist als de machine werktuigen moet gebruiken, zoals een zijhoekapparaat of rotator.
In deze gevallen worden extra hydraulische functies gebruikt.

Werktuigen
De Brokk-machine moet worden uitgerust met het werktuig dat voor de werkzaamheden geschikt
is. Het gewicht en de prestatie-eisen van het werktuig zijn belangrijk bij het bepalen of het geschikt
is voor installatie op de machine. Voor meer informatie kunt u de hoofdstukken over machine-
gegevens en werktuigen en de instructies van de werktuigleverancier lezen. Bij vragen kunt u
contact opnemen met de machineleverancier.
De werktuigen worden via een werktuigbevestiging aan de machine bevestigd. De vorm van
de werktuigbevestiging is afhankelijk van het machinemodel.

TS-000221-A.indd
24
Systeembeschrijving
Alle functies van de machine zijn gebaseerd op de
samenwerking tussen het elektrische systeem, het
bedieningssysteem en het hydraulische systeem.

Elektrisch systeem
Het elektrisch systeem bestaat uit voeding via een
circuit voor hoge spanning, een circuit voor lage
spanning en een bedieningssysteem. Brokk-machines
met dieselmotoren hebben geen circuit voor hoge
spanning.
Circuit voor hoge spanning
De elektrisch aangedreven machine is met een con-
nector op de voeding aangesloten. Wij bevelen het
gebruik van een aardfoutrelais aan. Om de machine
te laten werken moet de voeding voldoende stabiel
en krachtig zijn, zelfs bij volle belasting. Voor meer
Sluit de machine aan via het aardfoutrelais.
informatie, zie "Aansluiting op de elektrische vo-
eding".
De hoge spanning wordt als stroombron voor zowel
elektrische motoren als circuits voor lage spanning
gebruikt. Een fasevolgordeschakelaar in de schakel-
kast of in de connector zorgt ervoor dat de elektrische
motor in de juiste richting draait.

Circuit voor lage spanning


Er wordt lage spanning geproduceerd als de hoge spanning wordt gereduceerd. Het wordt gebruikt als voeding
voor de startfunctie, het bedieningsysteem en de functies zoals werklampen en vulpompen. Als de machine een
dieselmotor heeft, genereert de dynamo van de motor de lage spanning.

Bedieningssysteem
Een bedieningskast, elektronische eenheid en regelkleppen zijn de hoofdcomponenten van het bedieningssys-
teem. Als een bedieningshendel of schakelaar wordt geactiveerd, worden de signalen met informatie over de
huidige positie naar een transmitterkaart in de bedieningskast verstuurd. Het signaal van de transmitterkaart naar
de elektronische eenheid wordt via de radiozender en -ontvanger of via een kabel verstuurd. De elektronische
eenheid verstuurt de signalen naar de betreffende functie van de machine.
Het signaal van een bedieningshendel is proportioneel aan de beweging van de hendel. Een kleine beweging
van de hendel zorgt ervoor dat de functie langzaam beweegt. Door de beweging van de hendel groter te maken,
neemt de snelheid van de functie proportioneel toe. De regelklep verstuurt het signaal naar het hydraulische
systeem door de elektrische stroom in hydraulische druk om te zetten.
Het signaal van de schakelaar geeft aan of de functie aan of uit is. De betreffende functie neemt de juiste
positie aan, aan of uit.

TS-000228-A.indd
25
Hydraulisch systeem
De taak van het hydraulische systeem is de functies van de machine van voeding en beweging te
voorzien door middel van hydraulische druk en stroom. Het systeem bestaat uit een hydraulische
pomp, een tank, een filter en verschillende soorten kleppen. Slangen of pijpen sluiten de compo-
nenten op elkaar aan.
De kleppen worden gebruikt om de hydraulische systeemdruk, de volumestroom en de richting
te regelen. De door druk bediende kleppen beperken of reduceren de druk tot een gewenste waarde.
De door volume bediende kleppen zijn van invloed op de stroom van hydrauliekvloeistof en dus
op de snelheid van de functies. De door richting bediende kleppen sturen de hydrauliekvloeistof
naar de verschillende functies.

TS-000228-A.indd
26
Aansluiting op de elektrische voeding
Een van de meest voorkomende oorzaken van een storing in een Brokk-machine is een defecte
aansluiting op de elektrische voeding. Voor de veiligheid moet de machine via een aardfoutrelais
worden aangesloten en voorzien zijn van een werkende aardsluitingsbeveiliging. Voor meer in-
formatie, zie "Veiligheidsfuncties".

Voeding
Om de elektrische motor te laten starten en effectief te laten draaien moet de elektrische voeding
voldoende krachtig en stabiel zijn. Er mag geen sprake zijn van variatie veroorzaakt door een
spanningsafname.
Door onvoldoende spanning neemt het stroomverbruik van de elektrische motor en daardoor
de temperatuur toe, totdat het overbelastingsrelais wordt uitgeschakeld.

Zekeringen
De zekeringen in de centrale elektrische eenheid beschermen de elektrische uitrusting als er sprake
is van overbelasting of een storing in de aangesloten machine. De gebruikte elektrische uitgangen
moeten correct gezekerd zijn. Controleer de elektrische motor. Controleer de lengte van de vo-
edingskabel en de dwarsdoorsnede van de conductor in de voedingskabel.
De zekering die voor de elektrische motor vereist is, kan worden afgelezen uit de tabel "Richt-
lijnen voor aansluiting op de elektrische voeding" in het hoofdstuk "Lokaliseren van storingen".
Voor direct gestarte en Y/D gestarte machines moeten langzaam doorbrandende zekeringen wor-
den gebruikt. Stroomonderbrekers moeten geschikt zijn voor motorbediening, type K of in bepaalde
gevallen type D. Andere typen branden vaak te snel door en kunnen daardoor problemen veroor-
zaken. Machines met een zachte start kunnen worden gestart met de gewone zekeringtypen.
Als een zekering doorbrandt, moet eerst de oorzaak worden vastgesteld. Daarna moet de doorge-
brande zekering door een nieuwe van dezelfde nominale spanningswaarde (A) worden vervangen.
Gebruik langzaam doorbrandende zekeringen.
Als de nieuwe zekering ook doorbrandt, zit er een storing in de elektrische uitrusting of in de
aangesloten machine. Stel de oorzaak van de storing vast voordat de zekering wordt vervangen.

Voedingskabel
De machine is met een verlengkabel op de elektrische voeding aangesloten. Het is belangrijk dat
de verlengkabel de juiste afmetingen heeft. De dwarsdoorsnede moet correct zijn in verhouding tot
de lengte van de conductors. Als een lange kabel met een kleine dwarsdoorsnede wordt gebruikt,
veroorzaakt de weerstand een spanningsafname in de kabel en het overbelastingsrelais of de zeke-
ringen branden dan door. Richtlijnen voor de afmetingen van de kabel staan in de tabel "Richtlijnen
voor aansluiting op de elektrische voeding" in het hoofdstuk "Lokaliseren van storingen".

TS-000235-A.indd
27
Veiligheidsfuncties
De veiligheidsfuncties van de machine kunnen in twee groepen worden ingedeeld: veiligheidsfuncties
voor het beschermen van personeel en veiligheidsfuncties voor het beschermen van componenten.
Verscheidene veiligheidsfuncties bieden bescherming voor zowel het personeel als de machine.

Bescherming van personeel


Nulstandindicator
Als de bedieningskast wordt gestart en het contro-
lecircuit wordt ingeschakeld, controleert de nuls- 0V 2,5V 5V

tandindicator of geen van de bedieningshendels is


geactiveerd. De nulstand is 2,5 ± 0,2 V. Als een functie
de nulstand passeert, wordt de functie belemmerd.
De functie wordt belemmerd totdat de bedienings-
kast wordt uitgeschakeld en herstart zonder dat de
+- 0,2V
bedieningshendel is geactiveerd.
De nulstandindicator voorkomt dat de machine Nulstand 2,5 V ±0,2
een onverwachte beweging maakt als een bedienings-
hendel is geactiveerd als de bedieningskast wordt
gestart, bij een storing in de potentiometer of bij een
kabelbreuk voordat de bedieningskast was gestart.
Tijdens bediening is de functie alleen beschermd
tegen een kabelbreuk. Als er sprake is van een sto- 0V 2,5V 5V
ring in de potentiometer bestaat de kans op onjuiste
activering.
Signaalspanningsbegrenzing
Het spanningsniveau van het bedieningssignaal is
begrensd tot een maximum- en minimumwaarde 0-0,25V 4,75-5V

van 0,25-4,75 V. Als het spanningsniveau buiten


Spanningsbegrenzing 0,25-4,75 V
deze waarden ligt, wordt dit geïnterpreteerd als een
verkeerde activering en de machine stopt.
De signaalspanningsbegrenzing voorkomt dat
de machine een onverwachte beweging maakt als er
sprake is van een kabelbreuk of kortsluiting.

TS-000242-A.indd
28
Hendelklep
De hendelklep opent en sluit de werkspanning naar het controlecircuit. De hendels moeten in de
neutrale stand staan om de werkspanning naar de bedieningshendels te openen. Als de bedienings-
hendels 3 seconden in de neutrale stand staan, wordt het controlecircuit automatisch onderbroken.
Als de hendelklep open is voor werkspanning, moeten de schakelaars worden losgelaten voordat
de hendelklep opnieuw kan worden geactiveerd. Daarom is het niet mogelijk om de schakelaar in
de actieve stand vast te zetten.
De veiligheidsfunctie voorkomt dat de machine per ongeluk wordt geactiveerd. Dit kan gebeuren
als de bedieningskast achter kan worden gelaten met het controlecircuit ingeschakeld.
Radiobegrenzing
Als de bedieningskast 120 seconden is uitgeschakeld, wordt de elektronische eenheid voor radio-
signalen geblokkeerd. De machine kan niet worden gestart voordat de voedingsspanning naar de
elektronische eenheid in de schakelkast is verbroken en is hersteld.
De veiligheidsfunctie zorgt ervoor dat de operator op terreinen waar verschillende Brokk-
machines worden gebruikt weet welke machine wordt gestart en of de juiste bedieningskast wordt
gebruikt.
Radiokanalen
Als er dicht bij elkaar verschillende radiobestuurde Brokk-machines, bouwkranen of andere
radiobestuurde machines worden gebruikt, bestaat de kans dat frequenties botsen. Machines die
op dezelfde frequentie radiosignalen versturen, storen elkaar. De operator merkt het botsen van
frequenties op doordat er storingen of onderbrekingen in de bediening zijn. Het bedieningssysteem
heeft 12 radiokanalen om de kans op het botsen van frequenties te minimaliseren.
Identiteitscode
Elke bedieningskast heeft een unieke identiteitscode die in de elektronische eenheid is geprogram-
meerd. Tijdens radiobediening kan alleen de machine met dezelfde identiteitscode in de elektro-
nische eenheid geprogrammeerd door de bedieningskast worden bediend. De veiligheidsfuncties
maken het mogelijk om met meerdere machines in hetzelfde gebied te werken zonder verkeerde
bewegingen van de machines.
Tijdens kabelbediening wordt de identiteitscode geblokkeerd en dezelfde bedieningskast kan voor
verschillende machines worden gebruikt als deze hetzelfde type bedieningssysteem hebben.
Stopcircuit bedieningssysteem
Als de paddestoelschakelaar op de bedieningskast wordt ingedrukt, wordt de voedingsspanning
naar de bedieningskast mechanisch onderbroken. De machinemotor stopt omdat het versturen van
signalen naar de elektronische eenheid van de machine stopt. De veiligheidsfunctie schakelt de
energiebron van de machine uit en de machine blijft in die positie staan.
Aardsluitingsbeveiliging
De machine en componenten zijn aangesloten op de aardverbinding in de voedingskabel. Bij een
storing wordt de gevaarlijke stroom via de aardverbinding door de connector naar de stekkerdoos
met aardsluitingsbeveiliging geleid. Er is een kortsluiting, de zekering van het hoofdcircuit breekt
en de stroom wordt onderbroken.
De stekkerdoos waarop de Brokk-machine is aangesloten, moet aardsluitingsbeveiliging heb-
ben. Als de aardverbindingen ontbreken, verkeerd zijn aangesloten, zijn ontkoppeld of los in een
aansluiting zitten, wordt de stroom niet onderbroken en kan het aanraken van de machine dodelijk
zijn.
Als u vermoedt dat de aardsluitingsbeveiliging beschadigd is, moet de machine worden uitge-
schakeld en moet de voedingskabel worden verwijderd totdat de aardsluitingsbeveiliging is gerepa-
reerd. De aardverbinding is groen en geel gestreept. Als de connector eruit wordt getrokken, moet
de aardverbinding altijd als laatste worden ontkoppeld zodat de aardingspen altijd de langste is.

TS-000242-A.indd
29
Aardfoutrelais
De machine moet altijd worden aangesloten via een aardfoutrelais. Dit is een aanvulling op de
aardsluitingsbeveiliging. Het aardfoutrelais moet breken bij een stroomlek van max. 30 mA om
het personeel te beschermen.
Sluit het aardfoutrelais zo dicht mogelijk bij de elektrische voeding aan. Hierdoor worden de
kabels van de machine nog beter beschermd.
Het aardfoutrelais heeft als taak persoonlijk letsel of brand veroorzaakt door elektrische sto-
ringen, te voorkomen.
Hydraulische rem
Op een aantal machinemodellen worden hydraulische motoren gebruikt voor het verplaatsen van
de machine en het draaimechanisme. Alle hydraulische aandrijfmotoren en sommige draaimoto-
ren zijn uitgerust met remmen. Deze hydraulische motoren hebben een lastvergrendelklep die een
ongecontroleerde stroom van hydrauliekvloeistof door de motor voorkomt, bijvoorbeeld bij het
rijden op een neerwaartse helling of wanneer de machine geparkeerd staat. Als de aandrijfmotoren
niet worden bediend, sluit de lastvergrendelklep een poort naar de tank.
Mechanische rem
Brokk-machines zijn uitgerust met mechanische parkeerremmen. De machine wordt geremd totdat
de aandrijffunctie wordt geactiveerd, wanneer de rem door hydraulische druk wordt gelost.

Machinebeveiliging
Fasevolgorderelais
Het fasevolgorderelais is een actief aangesloten elektrische component. Dit relais moet actief zijn
en werken om de motor te laten starten. Het fasevolgorderelais voorkomt dat de elektrische motor
in de verkeerde rotatierichting start, waardoor de machine beschadigd zou kunnen raken.
Overbelastingsrelais
Het overbelastingsrelais is een actief aangesloten elektrische component. Dit relais moet werken
om de motor te laten starten. Het overbelastingsrelais voorkomt dat machines met elektrische
motoren worden overbelast, waardoor de motor beschadigd kan raken en er brand kan ontstaan.
Het resetten vindt handmatig of automatisch plaats.
Zekeringen
Er worden zekeringen gebruikt om componenten te beschermen en brand te voorkomen als er
storingen ontstaan of wanneer de elektrische componenten overbelast worden.
Drukbegrenzingsklep
De hydraulische systemen van Brokk-machines zijn uitgerust met drukbegrenzingskleppen. Deze
kleppen beschermen het hydraulische systeem tegen hoge druk en zorgen dat mechanische com-
ponenten niet worden overbelast.
Pompregelaar
Machines met variabele pompen worden tegen overbelasting beschermd door geïntegreerde dru-
kafsluitingen in de pompregelaar.
Dumpklep
De dumpklep draineert de hydraulische druk naar de tank als de veiligheidsstop wordt ingedrukt
of als de hendelklep voor werkspanning naar het controlecircuit wordt gesloten. Als de dumpklep
de stroom naar de tank draineert, wordt de druk in het hydraulische systeem gelost en wordt het
gevaar van onverwachte bewegingen voorkomen. De dumpklep is niet op alle Brokk-machines
beschikbaar.

TS-000242-A.indd
30
Stickers
Brokk-machines zijn voorzien van typeplaatjes, waarschuwingsstickers en informatiestickers.
Voordat de operator de machine gebruikt, moet hij de instructies op de plaatjes en stickers op de
machine hebben gelezen en begrepen. Alle ontbrekende of onleesbare stickers moeten worden
vervangen. De plaats en het onderdeelnummer van een sticker staan vermeld in de lijst met reser-
veonderdelen.

Typeplaatje
Het typeplaatje is naast de bevestiging voor arm 1 geplaatst. Het typeplaatje bevat de volgende
informatie:
• CE-markering
• Leverancier
• Bouwjaar
• Typeaanduiding, revisie
• Serienummer
• Motorgegevens
• Machinegewicht

Informatiestickers
Op de sticker kan staan vermeld wat de bewegingsrichting is, wat de hefpunten zijn of welke hy-
drauliekvloeistof in het hydraulische systeem zat toen de machine werd geleverd.

De sticker geeft de positie van de hefpunten aan. Het aantal


hefpunten varieert, afhankelijk van het machinemodel.
3136 1201 44

Hoofdstroomonderbreker, ontkoppelt de accu

3136 1201 59

Tank voor brandstof, diesel

13-TS-002345-A
31
Waarschuwingsstickers
Waarschuwingsstickers hebben een rode rand. Ze geven belangrijke informatie over risico's die
ernstig persoonlijk letsel kunnen veroorzaken. Daarom is het belangrijk dat de operator de bedo-
eling van de sticker begrijpt. De machine is voorzien van een algemene waarschuwingssticker en
specifieke waarschuwingsstickers die voor een bepaald risico waarschuwen. Het aantal specifieke
waarschuwingsstickers varieert, afhankelijk van het machinemodel.

Algemene waarschuwingssticker
De waarschuwingssymbolen op de algemene waarschuwingssticker hebben de volgende beteke-
nis:
1. Gevaar – Lees de Brokk-handleiding en zorg ervoor dat u alles goed begrijpt.
2. Gevaar – Gebruik persoonlijke veiligheidsuitrusting.
3. Waarschuwing hoge spanning – Sluit de machine aan via een aardfoutrelais.
4. Waarschuwing hoge spanning – Controleer de voedingskabel van de machine.
5. Kans op splinters, vallend puin – Houd afstand. Gebruik persoonlijke veiligheidsuitrusting.
6. Kans op kantelende/glijdende machine – Veranker de machine. Houd afstand. Ga boven de
machine staan.
7. Kans op verbrijzeling – lokaliseer de hefpunten, bevestig goedgekeurde hefuitrusting aan alle
hefpunten, houd steunbenen en het armsysteem ingetrokken, houd afstand.
8. Kans op verbrijzeling – De gevarenzone varieert. Houd afstand.

1 4 6
2 5 7
3 8
Algemene waarschuwingssticker

13-TS-002345-A
32
Specifieke waarschuwingsstickers

3136 1201 45

Waarschuwing voor hoge spanning. De sticker is op de schakelkast van de machine geplaatst.

3136 1201 58

Waarschuwing voor hete oppervlakken, kunnen bij aanraking ernstige brandwon-


den veroorzaken.

3136 1200 25

Waarschuwing voor verstrikt raken, raak nooit roterende onderdelen aan.

13-TS-002345-A
33
TS-000256-A.indd
34
Hanteren
De belangrijkste voorwaarde voor uw eigen veiligheid, de veiligheid van uw collega's en de
bedieningsveiligheid van de machine is dat de informatie uit deze handleiding en het gezonde
verstand worden gebruikt.

Toepassingsgebieden
De machine is bestemd voor:
• Slopen, graven, openingen maken, hanteren van materiaal.
• Werken in gevaarlijke omgevingen. De machine wordt op afstand bediend, zodat de operator
de machine kan bedienen zonder in de gevarenzone te komen.
• Werken met hydraulische en mechanische werktuigen.
• Werkzaamheden waarbij veilig positioneren met goede herhaling vereist is.
• Werkzaamheden binnen en buiten. Bij werkzaamheden binnen met machines met dieselmotoren
is goede ventilatie vereist.
• Werken in gevaarlijke omgevingen waar de machine wordt blootgesteld aan bijvoorbeeld kans
op instorten, gevaarlijke stoffen of extreme hitte.
• Werken in omgevingen die geclassificeerd zijn als "brandgevaarlijk", op voorwaarde dat de
aansluiting op het elektriciteitsnet de juiste grootte heeft en onbeschadigd is.

De machine is NIET bestemd voor:


• Werken in gebieden die zijn geclassificeerd als "explosiegevaarlijk".
• Werken in water waarbij het waterniveau de elektrische uitrusting van de machine kan bescha-
digen.
• Vervoer van passagiers.
• Gebruik op openbare wegen.
• Gebruiken als een sleepvoertuig of lift.
• Werkzaamheden waarbij de levens of de gezondheid van de operator of personeel in de buurt
in gevaar komen. Zorg dat de risico's niet meer aanwezig zijn voordat u gaat werken of een
andere methode gaat gebruiken.

TS-000263-A.indd
35
Ergonomie
Wees bewust van de kans op statische lading. Varieer uw werkpositie en neem regelmatig pauze
om uw lichaam te strekken. Wissel de werkzaamheden af door de bedieningskast de ene keer rond
uw middel te bevestigen en de andere keer op een standaard te zetten. Bedien de machine met
kalme, relaxte bewegingen. Door kracht op de hendels te gebruiken neemt het vermogen van de
machine niet toe. De kans op statische lading neemt dan echter wel toe.
Stel de bedieningskast voor de optimale werkpositie af.

Ontspan uw schouders door uw hand op het deksel van de be- Varieer de werkpositie door de bevestiging van de bedieningskast
dieningskast te laten rusten. af te stellen.

De bedieningshendels kunnen op verschillende ma-


nieren worden vastgepakt. Houd de hendels op ver-
schillende manieren vast om de statische lading te
verminderen. Ontspan uw schouders door uw hand
op het deksel van de bedieningskast te laten rusten.
Als optie is een tuig verkrijgbaar om het gewicht van
de bedieningskast tussen de heupen en de schouders
te verdelen.

TS-000270-A.indd
36
Regelgeving voor milieugevaarlijk afval
Afval van de machine, zoals gebruikte hydrauliekv-
loeistof, filters, slangen etc. en sloopmateriaal wordt
gezien als milieugevaarlijk afval. Milieugevaarlijk
afval moet worden afgedankt volgens de plaatselijke
regelgeving. Controleer deze regelgeving voordat u
met de werkzaamheden begint.
De volgende machinecomponenten moeten worden
afgedankt:
• Hydraulische slangen
• Accu's
• Rubber en kunststof
• Filters
Laat vloeistoffen zoals hydrauliekvloeistof, olie, vet
en condensatie van de tanks niet in het milieu terecht-
komen. Verzamel de vloeistoffen in een opvangbak
en dank ze af in overeenstemming met de plaatselijke
regelgeving.

TS-000326-A.indd
37
De betrouwbaarheid van de machine
Als operator heeft u veel invloed op de betrouwbaar-
heid en de levensduur van de machine. Er zijn drie
Regelmatige service
belangrijke factoren: De beste methode om ongeplande verstoppingen en
storingen te voorkomen en te zorgen dat de machine
1. Er moet dagelijks een inspectie en regelmatig zijn waarde houdt, is het uitvoeren van dagelijkse
onderhoud worden uitgevoerd. inspecties en regelmatige service. Als u de machine
2. Er moet rekening worden gehouden met de schoonhoudt, vooral voor service, loopt u minder kans
werkomgeving van de machine. De werkomgeving dat het hydraulische systeem of het brandstofsysteem
kan zoveel invloed hebben op het onderhoud van verontreinigd raken. Zelfs zeer kleine vuildeeltjes
de machine en de bedieningsomstandigheden dat kunnen schade veroorzaken waardoor verstoppingen
er actie moet worden ondernomen. ontstaan.
3. Overbelasting moet worden vermeden door bij de Extra uitrusting en werktuigen moeten ook regelmatig
bediening rekening te houden met kritieke situaties worden gecontroleerd en onderhouden. Bepaalde
en machinebeperkingen, de methoden en werk- werktuigen moeten tijdens bediening herhaaldelijk
tuigen te gebruiken die voor de machine bedoeld worden gesmeerd. Lees en volg de instructies van
zijn en te voldoen aan onze aanbevelingen. de werktuigleverancier.
Deze handleiding is gebaseerd op jarenlange ervaring De machinehandleiding bevat een serviceschema
met het gebruik van Brokk-machines en is samengest- dat gebaseerd is op de bedrijfsuren van de machine.
eld voor het geven van instructies en advies over het Aangezien de werkcondities kunnen variëren, kan
gebruik van de machine. Lees, begrijp en volg deze het noodzakelijk zijn om het service-interval aan
instructies! te passen aan de betreffende werkcondities en de
werkomgeving. In het algemeen vereisen de volgende
werkomstandigheden kortere service-intervallen:
Stoffige omgevingen
Extreme omgevingswarmte
Werkzaamheden die tot hoge bedrijfstemperaturen
leiden
Voor de betrouwbaarheid moeten bepaalde com-
ponenten worden vervangen als ze beschadigd of
versleten zijn. Het gaat hierbij om componenten
zoals cilinderdeksels, slijtbescherming en kussens
van steunbenen. Rubberen kussens van steunbenen
hebben een schokdempend vermogen, waardoor de
machine tegen trillingen wordt beschermd.

TS-000277-A.indd
38
De werkomgeving van de machine
De werkomgeving is van invloed op de betrouwbaarheid van de machine. In zware omgevingen
is het belangrijk om kennis te hebben van wat van invloed is op de machine en op welke manier.
De betrouwbaarheid van de machine neemt toe als er preventief, aan de omgeving aangepast, actie
wordt ondernomen en onderhoud wordt uitgevoerd.
Temperatuur
De betrouwbaarheid van de machine wordt door zowel hoge als lage omgevingstemperaturen
beïnvloed. Door temperatuurschommelingen bestaat de kans op condensatie in de tanks van de
machine.

Warmte Tips voor het voorkomen van schade aan de machine


bij hoge machinetemperaturen:
In warme omgevingen moet de bestuurder ervoor
zorgen dat de machine niet oververhit raakt. Door • Vervang de hydrauliekvloeistof en het filter va-
oververhitting kunnen namelijk zowel het elektrische ker.
als het hydraulische systeem beschadigd raken. • Controleer de afdichtingen op de machine. Bij
De temperatuur van hydrauliekvloeistof wordt hoge temperaturen slijten afdichtingen sneller.
beïnvloed door de omgevingstemperatuur en het type Beschadigde afdichtingen kunnen voor vuil in
werkzaamheden. Door het continu hakken met een het hydraulische systeem zorgen, waardoor de
hydraulische breker wordt veel warmte geproduceerd. machine beschadigd raakt.
Andere factoren zijn een geblokkeerde radiateur, een
• Rubberen rupsbanden mogen niet worden bloot-
ongeschikt werktuig voor de machine of een interne
gesteld aan temperaturen hoger dan 70°C. In
lekkage in de pomp en kleppen waardoor deze inef-
warmere omgevingen moeten stalen rupsbanden
fectief en heet worden.
worden gebruikt.
De hoogste bedrijfstemperatuur voor hydraulie-
kvloeistof is 80°C. De temperatuur mag voor langere Alle informatie over temperatuur is van toepassing
tijd niet hoger worden dan 90°C. Oververhitting op hydrauliekvloeistof ISO VG 46.
veroorzaakt afzettingen, sediment en vaste deeltjes. Koude
Dit leidt tot meer slijtage, beschadigde afdichtingen
en lekkage. Oververhitte hydrauliekvloeistof smeert Als de machine is uitgerust met een dieselmotor, moet
niet effectief en dat leidt tot slechtere prestaties. u de glycolinhoud van de radiateur controleren. De
accu's van de machine moeten opgeladen worden
Tips voor het voorkomen van oververhitting: gehouden. Een ontladen accu kan bevriezen en bar-
• Houd de machine, vooral de radiateurs, schoon. sten. Indien mogelijk accu's op kamertemperatuur
• Zorg dat de luchtstroom goed is als er binnen bewaren.
wordt gewerkt. Als de temperatuur van de hydrauliekvloeistof
lager dan 10°C wordt, mag de maximum pompdruk
• Als er sprake is van straalwarmte moet de operator
niet worden gebruikt totdat de machine langzaam is
erop letten dat de plaatselijke warmte onderdelen
opgewarmd. Anders kan het hydraulische systeem
van de machine kan beschadigen. Scherm bloot-
beschadigd raken.
gestelde componenten af.
De machine wordt als volgt opgewarmd:
• Extra koeling is noodzakelijk als de omgevings-
temperatuur hoger is dan 40°C. Geef de machine • Warm het onderstel op. Zet de steunbenen omlaag,
gedwongen koeling met perslucht. Als het terrein zodat de rupsbanden net van de grond zijn. Laat
meer dan 1000 meter boven zeeniveau ligt, daalt de beide aandrijfmotoren draaien. Start op een
de temperatuurgrens naar 35°C en op 2000 meter lage snelheid en laat de snelheid oplopen als de
daalt de grens tot 30°C (5° per 1000 meter). temperatuur stijgt.
• Warm het bovenste gedeelte op. Draai het bovenste
gedeelte naar achteren en voren en bedien alle
cilinders in het armsysteem zonder belasting.
Zorg dat een temperatuur van ongeveer 40°C wordt
bereikt.

TS-000277-A.indd
39
Vocht Het hydraulische systeem
Bij het werken in vochtige omgevingen moet de Het hydraulische systeem is zeer gevoelig voor ve-
operator ervoor zorgen dat er geen elektrische com- rontreinigingen. Deeltjes met een grootte van enkele
ponenten, zoals bijvoorbeeld de connector, in het µm (0,001 mm) kunnen vast blijven zitten in een klep
water komen. en ernstige schade en ongelukken veroorzaken. Ve-
De machine mag niet in een waterdiepte worden rontreinigingen veroorzaken slijtage in componenten
gezet waarbij water in de elektrische uitrusting van en kunnen afdichtingen, kleppen of andere bewegende
de machine kan komen. De machine mag niet wor- onderdelen beschadigen.
den gestart als er water in de elektrische uitrusting is Een goed werkend hydraulisch systeem is geslo-
gekomen toen de machine stilstond en uitgeschakeld ten en verontreinigingen kunnen niet in het systeem
was. De motor moet uit elkaar worden gehaald en binnendringen. De kans op verontreiniging van het
in de oven worden gedroogd. Transformators en hydraulische systeem is het grootst wanneer service
connectors moeten gewoonlijk worden vervangen. en reparaties worden uitgevoerd aan componenten
Neem contact op met de machineleverancier of een waarbij het hydraulische systeem open moet zijn.
elektricien. Beschadigde zuigerstangen en afdichtingen zorgen
De bedieningskast is bestand tegen vocht van bo- ervoor dat het systeem aan verontreinigingen wordt
ven, zoals regen. De bedieningskast is voorzien van blootgesteld.
een ontluchtingsfilter om vochtschade door condensa- Houd de hydrauliekvloeistof schoon:
tie te voorkomen. De schakelaars van de bedienings-
kast en de drukknoppen van de hendels zijn voorzien • Houd de machine schoon, vooral voor service of
van rubberen beschermkapjes. Als deze beschadigd reparatie.
zijn, moeten ze zo snel mogelijk worden vervangen. • Voer de dagelijkse inspectie uit.
De kans op schade door vocht is aanzienlijk. Gebruik • Voer regelmatig service uit.
nooit een hogedrukspuit om de bedieningskast of de
• Let op de schoonheid bij het vervangen van werk-
schakelkast te reinigen. Veeg de bedieningskast en
tuigen en het uitvoeren van service.
de schakelkast af met een vochtige doek.
Stof en vuil
Als de radiateurs van de machine geblokkeerd worden
door stof en vuil, bestaat de kans op oververhitting.
Als stof van steenslag in de lagers van de machine
komt, heeft dit een schurende werking waardoor
lagers en assen veel sneller slijten. Dit kan worden
voorkomen door regelmatig te smeren, waardoor
het stof verdwijnt. De hoeveelheid vuil en stof kan
worden verminderd door middel van waterspoeling.
Reinig de machine regelmatig.

TS-000277-A.indd
40
Vervoeren en heffen
Laden en lossen met een oprit
Zorg dat de oprit compleet is, sterk genoeg is om het gewicht van de machine te dragen en breed
genoeg is voor de machine. Controleer of er geen olie of modder etc. op de oprit liggen, waardoor
deze glibberig kan worden. Zet de oprit goed vast, zowel op het voertuig als op de grond. Het
transportvoertuig moet stevig staan, zodat het niet beweegt.
De machine kan onverwacht beginnen te bewegen als deze op een hellend oppervlak wordt
verplaatst. Veranker de machine. Ga boven de machine staan. Houd afstand. Plaats het armsysteem
en de steunbenen zo laag mogelijk om te voorkomen dat de machine kantelt.

Kans op kantelende/glijdende machine. Plaats het armsysteem en de steunbenen zo laag mogelijk. Veranker de machine.
Houd afstand.

TS-000284-A.indd
41
Vervoer
De machine mag alleen worden vervoerd op een flatbed of trailer die is goedgekeurd voor het ge-
wicht van de machine. Zie het typeplaatje op de machine. Tijdens transport moet de bedieningskast
goed in het voertuig worden beschermd.
De laadpositie op de flatbed
De lading moet zo dicht mogelijk bij de voorrand van de flatbed worden geplaatst om te voorkomen
dat de lading tijdens het remmen naar voren glijdt.
Verplaats het armsysteem zo, dat het zo laag mogelijk tegen de flatbed rust. Zet de steunbenen
omlaag zonder de machine te heffen.
De lading vastzetten
Zet de machine goed vast met goedgekeurde banden. Zorg dat er geen machinecomponenten door
de banden worden verbrijzeld of beschadigd. Controleer of er geen componenten loszitten en
tijdens vervoer eraf kunnen vallen. Dek, indien mogelijk, de machine af.
Als er naast de machine werktuigen of andere uitrusting worden geplaatst, moeten deze met
aparte banden worden vastgezet.
Controleer tijdens vervoer regelmatig of de lading goed vastzit.

Attentie. Gevaar. Zet de lading tijdens vervoer vast.

TS-000284-A.indd
42
De machine heffen
Bij het heffen van de machine bestaat de kans op persoonlijk letsel of schade aan de machine of
de omgeving. Bepaal de gevarenzone. Controleer of er niemand in de gevarenzone is tijdens het
heffen.
Controleer of de hefuitrusting en de gebruikte lifteenheden storingsvrij zijn en zijn goedgekeurd
voor het gewicht van de machine. Volg de plaatselijke regelgeving.
Het zwaartepunt moet tijdens het heffen zo dicht mogelijk bij het centrum van de machine liggen.
Vouw het armsysteem voor het heffen in.
De machine mag alleen worden geheven aan de punten die met een sticker zijn gemarkeerd. Om de
machine veilig en effectief te heffen, moet de hefuitrusting aan alle hefpunten worden bevestigd.
Het aantal hefpunten varieert, afhankelijk van het machinemodel.

Kans op samenpersing of verbrijzeling. Plaats de hefuitrusting en bevestig deze aan alle hefogen. Houd afstand.
Zorg dat tijdens het heffen het gewicht gelijkmatig is verdeeld. Hef langzaam en voorzichtig. Als
de machine de neiging heeft om over te hellen, gebruik dan een andere lift of verander de positie
van het armsysteem.
Zorg dat er geen machinecomponenten door de hefuitrusting worden verbrijzeld of beschadigd.
Hef zeer voorzichtig. Zorg dat de machine niet in aanraking komt met objecten in de buurt.

TS-000284-A.indd
43
Werken in gevaarlijke bedieningszones
Werken bij randen
Bij werkzaamheden op daken, platform, randen van schachten, openingen, dijken o.i.d., bestaat
de kans op instorten. Instorten kan worden veroorzaakt door het kantelen of wegglijden van de
onderkant, een onjuiste manoeuvre of het onstabiel worden van de machine. Het instorten kan
betrekking hebben op steenslag, werktuigen, de machine en in het ergste geval op personeel. De
kans dat de machine kantelt neemt toe als de arm maximaal is verlengd. Plaats de machine zo
dicht mogelijk bij het werkobject.
Als door een kabel bediende machines worden gebruikt wanneer er kans op instorting bestaat,
mag de bedieningskast niet aan de operator worden vastgemaakt. De bedieningskast moet op een
standaard worden gemonteerd.

Kans op instorten. Gebruik een veiligheidstuig en een standaard voor de bedieningskast als er een kans op instorten
bestaat.
De machine moet worden verankerd als het grondoppervlak hellend is of als de machine minder
dan een meter van een rand wordt geplaatst. Als er verschillende werktuigen worden gebruikt voor
werkzaamheden op een hellend oppervlak, moeten de werktuigen die niet aan de machine zijn
bevestigd worden verankerd, zodat ze niet over de rand kunnen vallen.
De kans op kantelen neemt toe als de machine zware werktuigen draagt. Veranker de machine
en werk zo dicht mogelijk bij het werkobject.

Kans op verbrijzeling. De operator moet boven de machine staan. Veranker de machine. Zet de steunbenen uit. Houd
afstand.

TS-000291-A.indd
44
Controleer tijdens de bediening de volgende punten regelmatig:
• Zorg dat de machine stabiel is.
• Controleer of de machine niet op het oppervlak glijdt en naar de rand beweegt.
• Controleer de eigenschappen van het vloeroppervlak en veranderingen in het oppervlak. Tril-
lingen kunnen de draagcapaciteit verminderen.
• Ga nooit op de bedienings- of voedingskabels staan. Ga niet in een lus van een kabel of tussen
een kabel en de rand staan.

Kans op verbrijzeling of verstrikking. Houd afstand.

Werken en verplaatsen op oneffen en hellende


­oppervlakken
• Tijdens het werken en verplaatsen kunnen hoogteverschillen, treden en hellende oppervlak-
ken voor grotere risico's zorgen. De smalle rupsbandmaat van de machine zorgt ervoor dat
een kleine onregelmatigheid in het grondoppervlak voor zoveel overhelling kan zorgen dat de
machine kantelt.
• De kans op kantelen wordt verminderd als het zwaartepunt zo dicht mogelijk bij het centrum
van de machine ligt. Vouw daarvoor het armsysteem zo ver mogelijk in. Als de steunbenen, de
arm en het werktuig in de buurt van de grond worden geplaatst, kunnen ze bij het verplaatsen
als steun worden gebruikt.
• Rijd altijd recht en nooit overdwars op opwaartse of neerwaartse hellingen. Plan de werkzaam-
heden zo, dat de arm bergopwaarts staat bij werkzaamheden op hellend terrein.
• Door obstakels of oppervlakken met een slechte draagcapaciteit kan de machine onverwacht
van richting veranderen of zelfs kantelen. Controleer altijd de draagcapaciteit en eigenschappen
van de grond voordat de machine wordt gestart. Kijk uit voor openingen die door materialen
met een lage draagcapaciteit zijn afgedekt.
• De rupsbanden zorgen voor een lage wrijving tegen glibberige oppervlakken. Water, stof en
verontreinigingen kunnen de wrijving nog verder verminderen. Bij het bepalen van de geva-
renzone moet u er rekening mee houden dat de wrijving de kans vergroot dat de machine gaat
glijden.

TS-000291-A.indd
45
Bij werkzaamheden met pijpen en kabels
In het werkobject kunnen kabels en pijpen zowel zichtbaar als verborgen zijn. Onderzoek de
bedieningszone voordat u met de werkzaamheden begint. Controleer wat de risico's zijn. Begin
niet met werken voordat u zeker weet dat alle lijnen zijn uitgeschakeld zolang de werkzaamheden
bezig zijn of er gevaar bestaat.
Onderzoek het werkobject op kabels en pijpen voor:
Voeding
• Elektriciteit
• Stoom
• Hydraulica
• Gas
Vloeistoffen
• Brandbare vloeistoffen
• Hete vloeistoffen
• Water
Communicatie
• Telefoonlijnen
• Glasvezelkabels

Elektrische kabels
Elektrische kabels in of in de buurt van de bedieningszone mogen niet onder stroom staan. On-
derdelen van de machine mogen niet in de buurt van bovengrondse krachtleidingen komen. De
stroom kan namelijk over grote afstanden "springen". Als de machine per ongeluk in aanraking
met een elektrische kabel onder stroom komt, moet u het gebied afbakenen of bewaking regelen
om te voorkomen dat iemand in de buurt van de machine of de kabel komt. Neem voor verdere
instructies contact op met de eigenaar van de elektrische kabel.

TS-000291-A.indd
46
Bedieningsvoorschriften
Instructies voor hoe de machine moet worden bediend staan in het hoofdstuk: "Bedieningssys-
teem"
Als de operator van een Brokk-machine gaat u met veel vermogen om. Een verkeerde beweging
of onjuiste handeling kan ervoor zorgen dat de machine zonder waarschuwing beweegt, roteert of
kantelt, waardoor persoonlijk letsel en materiaalschade kunnen ontstaan.
Houd tijdens bediening de machine en de gevarenzone in de gaten. Wees er altijd op voorbereid
om de machine in een gevaarlijke situatie te stoppen.
Plan de werkzaamheden, zodat u zelf niet "in het nauw wordt gedreven". Bekijk waar u wilt
beginnen en wat de consequenties daarvan zijn, bijvoorbeeld op het gebied van sloopmateriaal,
draagcapaciteit en bereikbaarheid.

Bedieningskast
De schokbestendigheid van de bedieningskast is beperkt. Bescherm de bedieningskast tijdens
vervoer en na de werkzaamheden.
Tijdens bediening worden de handbewegingen van de operator overgebracht naar het bedienings-
systeem van de machine. Het signaal is proportioneel aan de beweging van de hendel. Door de
bedieningshendel met geweld te bedienen gaat de machine niet krachtiger of sneller werken. De
bedieningshendel kan echter vervormen waardoor er reparaties nodig zijn.
De bedieningshendels zijn niet bedoeld om de bedieningskast te heffen. Gebruik het juk.

Het juk voor het heffen van de bedieningskast.

Veiligheid tijdens bediening


Om de functies van de machine veilig en effectief te gebruiken, moet de operator worden opgeleid.
Leer de grenzen van de machine kennen, d.w.z. het bereik, de capaciteit en de stabiliteit. Doe dit
op een afgebakende plek waar geen gevaar is voor persoonlijk letsel of materiaalschade. Leer de
volgende procedures.
• Leer hoe u de machine moet stoppen. In een kritieke situatie kan het snel vinden van de stop-
knop levens redden.
• Oefen het bedienen in verschillende richtingen, bij hoeken en op verschillende oppervlakken.
Oefen ook het precies positioneren en vluchten, d.w.z. snel van het werkobject weg komen.
• Oefen het gebruik van de steunbenen, d.w.z. breng ze tijdens verplaatsen niet verder omhoog
dan noodzakelijk. De machine kan onstabiel worden als de steunbenen omhoog zijn gezet.
• Test de stabiliteit van de machine onder gecontroleerde omstandigheden.

TS-000298-A.indd
47
Plaats ten opzichte van de machine
Een op afstand bediende machine heeft geen vaststaande plaats voor de bestuurder. Daarom geldt
als basisregel dat u tijdens bediening nooit in de gevarenzone van de machine mag gaan staan.
Het kan moeilijk zijn om de gevarenzone vast te stellen. De gevarenzone kan variëren, afhankelijk
van het werkobject, de materialen, de werkmethode en de gebruikte werktuigen. Verder kan de
gevarenzone tijdens de werkzaamheden veranderen.
Denk vooruit! Bij elke taak moet de operator een veilige bedieningsplek bepalen. Gebruik
het veiligheidsprincipe dat werkzaamheden nooit levensbedreigend voor u of anderen mogen
zijn.
Bepaal tijdens de werkzaamheden de gevarenzone continu. De operator en het personeel in de
buurt mogen tijdens de werkzaamheden nooit in de gevarenzone komen.

Attentie. Gevaar. Houd afstand van de machine, afhankelijk van de grootte van de gevarenzone. De grootte van de
gevarenzone varieert.

Plaats uzelf buiten de gevarenzone van de machine, het liefst achter een muur of pilaar.

Als er voldoende ruimte is, moet u bij het verplaat-


sen van de machine op een vlakke ondergrond altijd
achter of naast de machine lopen. Als u de machine
op een hellende ondergrond verplaatst, moet u boven
de machine gaan staan.
Begin niet met de werkzaamheden voordat u
zeker weet dat uw eigen veiligheid en de veiligheid
van uw omgeving zijn gewaarborgd.

Kans op samenpersing of verbrijzeling. De steunbenen moeten tijdens


het verplaatsen enigszins zijn uitgezet. Veranker de machine. Houd
afstand.

TS-000298-A.indd
48
Het onderstel van de machine bedienen
Om de kans op kantelen van de machine te verminderen, moet u vooraf het armsysteem invouwen
en het in de rijrichting van de machine zetten. De machine wordt gedraaid door de rupsbanden aan
de linker- en rechterkant op verschillende snelheden te laten werken. Voor krappe bochten kan een
rupsband naar voren en een rupsband naar achteren worden bewogen.
Aangezien de voor- en achterkant van het onderstel op elkaar lijken en het bovenste gedeelte
draait, kan het moeilijk zijn om de voor- en achterkant van elkaar te onderscheiden. De sticker
op het rupsbandframe geeft aan dat dit de voorkant is. Bij twijfel moet u de rupsband voorzichtig
bewegen totdat de rijrichting is bereikt.
Steunbenen
Bij werkzaamheden met hydraulische brekers of gravers is het voor het gewicht van de machine
normaal om de steunbenen van de grond te heffen . Om de volgende redenen mogen de steunbenen
van de machine niet verder dan noodzakelijk van de grond worden geheven:
• Hoe hoger geheven, hoe groter de belasting op de andere steunfuncties wordt. Als de belasting
te groot wordt, bestaat de kans dat de machine kantelt of er materiaalschade ontstaat.
• Bij werkzaamheden met hydraulische brekers kan de breker uiteindelijk doorbreken. Hoe hoger
de machine is geheven als het doorbreken plaatsvindt, hoe groter de kans is dat de machine
kantelt of met veel geweld op de steunbenen landt.
Gelijktijdig bedienen van de rupsbanden en het bovenste gedeelte
De rupsbanden en het bovenste gedeelte kunnen tegelijkertijd worden bediend. Zie het hoofdstuk
"Bedieningssysteem". De functie wordt gebruikt om de machine in moeilijk terrein te manoeuvre-
ren. De rupsbanden worden bediend met de drukknoppen van de bedieningshendels. De bediening
van het armsysteem is ongewijzigd.
Let op onverwachte bewegingen. De rupsbanden kunnen op verschillende snelheden worden
aangedreven, zodat de machine tijdens het verplaatsen draait. Deze functie mag niet worden ge-
bruikt bij het verplaatsen op opritten of tijdens andere precieze manoeuvres.

TS-000298-A.indd
49
Het bovenste gedeelte van de machine
­bedienen
Brokk-machines zijn werktuigcarriers. Dit houdt in dat het werktuig het werk
doet. Gebruik het armsysteem en de draaifunctie niet om te slaan, te rukken of te
schuren. Als de draaifunctie van de machine defect is, kan het bovenste gedeelte
losraken waardoor schade aan de machine en de omgeving ontstaat.
Draaifunctie
Door het bovenste gedeelte van de machine te draaien, kunnen werkzaamheden
in verschillende richtingen worden uitgevoerd zonder de machine te verplaatsen.
Let op: de stabiliteit van de machine varieert, afhankelijk van de richting van de
arm ten opzichte van het onderstel. De machine is het stabielst bij het werken recht
vooruit of recht achteruit. De machine kan met het werktuig recht vooruit zonder
stabiliteitsproblemen werken, maar als het armsysteem naar de zijkant wordt
verplaatst kan de machine kantelen. Als het bovenste gedeelte van de machine
naar de zijkant wordt gedraaid, moeten de steunbenen zijn uitgezet en moet het
armsysteem zo dicht mogelijk bij de grond worden verplaatst.
Het kan moeilijk zijn om op de rotatierichting te anticiperen, afhankelijk van
de positie van de operator ten opzichte van de machine. Bij twijfel moet u de
draaibeweging voorzichtig bedienen om de richting te bepalen.
Armsysteem
Gebruik de arm niet als de steunbenen van de machine omhoog zijn. De steun-
benen zorgen voor stabiliteit en verkleinen de kans dat de machine kantelt.
Werk om de volgende redenen zo dicht mogelijk bij het werkobject:
• De kracht van het armsysteem en de cilinders wordt het best benut als er dicht
bij de machine wordt gewerkt.
• De belasting op componenten van het armsysteem en de draaischijf wordt groter
naarmate het armsysteem wordt verlengd. Verplaats de machine dichter naar
het werkobject in plaats van het armsysteem te verlengen.

Verplaats de machine dichter naar het werkobject in plaats van het armsysteem te verlengen.
De kans op kantelen neemt toe als het armsysteem wordt verlengd. Het bereik van
de machine is handig als het werkobject niet kan worden bereikt, maar de machine
moet altijd zo dicht mogelijk bij het werkobject worden neergezet.

TS-000298-A.indd
50
Door cilinder 1 en cilinder 2 tegelijkertijd te bedienen, kan het bereik van de
machine worden afgesteld zonder de machine te hoeven verplaatsen.

Het bereik van de machine wijzigen door cilinder 1 en 2 samen te bedienen.


Als de machine is uitgerust met een telescooparm moeten cilinder 1 en 2 in eerste
instantie worden gebruikt om het bereik te verlengen. Gebruik de telescooparm
nooit om het werktuig tegen het werkobject te drukken.
Zet de machine niet aan vaste voorwerpen, zoals aangrenzende muren, vast om
de kracht tegen het werkobject te vergroten. De machine en het werktuig kunnen
overbelast raken.

Niet vastklemmen tegen muren door de steunbenen te gebruiken. Houd afstand van aangrenzende
muren.
Als het armsysteem onjuist wordt gebruikt, kan de machine overbelast raken. U
kunt dit voorkomen door deze adviezen op te volgen.
Werk niet met de cilinders in de binnenste of buitenste eindposities. Als de cilin-
der nog maar een paar centimeter kan bewegen, werkt de hydrauliekvloeistof in de
cilinder als schokdemper. De hydrauliekvloeistof verzacht schokken en trillingen,
die directe mechanische schade en materiaalslijtage kunnen veroorzaken.

Werk niet met de cilinders in de binnenste of buitenste eindposities.

TS-000298-A.indd
51
Er zijn twee bedieningsposities waarbij elke cilinder extreem wordt belast.
BEDIENINGSPOSITIE 1
Conditie: Cilinder 1 en 2 worden naar de maximale buitenste eindpositie bewogen, de breker
werkt omhoog. Resultaat: Het armsysteem wordt naar beneden gedwongen, de kracht op cilinder
1 trekt deze uit elkaar.
Maatregel: Beweeg cilinder 1 nooit naar de buitenste eind-
positie.

Bedieningspositie 1 zorgt voor extreme belasting van cilinder 1.

BEDIENINGSPOSITIE 2
Conditie: Cilinder 3 wordt naar de maximale buitenste eindpositie bewogen, de breker werkt omhoog.
Resultaat: Het armsysteem wordt naar boven gedwongen, de kracht op cilinder 3 trekt deze uit elkaar.
Maatregel: Beweeg cilinder 3 nooit naar de buitenste eindpositie.

Bedieningspositie 2 zorgt voor extreme belasting van cilinder 3.

TS-000298-A.indd
52
Starten en stoppen
Instructies voor hoe de machine moet worden bediend staan in het hoofdstuk: “Bedieningssy-
steem”

Inspectie voor de werkzaamheden


• Voer een dagelijkse inspectie uit voordat u de machine start.
• Als de machine naar het terrein is vervoerd, moet u controleren of de machine niet beschadigd
is.
• Controleer of er geen werktuigen of andere objecten los op de machine liggen.

De elektrisch aangedreven machine aansluiten


Controleer of de gebruikte elektrische uitgang wordt gevoed met de juiste spanning en zekering.
Controleer de diameter en lengte van de voedingskabel. Controleer of de verlengkabel de juiste
lengte en diameter heeft. Richtlijnen voor de grootte van de zekering en de afmetingen van de
verlengkabel staan in de tabel “Richtlijnen voor aansluiting op de elektrische voeding” in het
hoofdstuk “Machinegegevens”.

De machine starten
Zorg dat de juiste machine wordt gestart. Dit is zeer belangrijk als er twee of meer radiobediende
machines, bijvoorbeeld kranen, op hetzelfde terrein aanwezig zijn. Als deze machines op dezelfde
frequentie radiosignalen versturen, kunnen ze elkaar storen. Voor meer informatie, zie het hoofd-
stuk “Bedieningssysteem”
Als er meerdere Brokk-machines op hetzelfde terrein worden gebruikt, bestaat de kans dat
de bedieningskasten worden verwisseld. Let op de reactie van de machine tijdens het opstarten.
Activeer het controlecircuit niet voordat u zeker weet welke machine wordt bediend.
Controleer of de fasevolgorde juist is
De elektrische motor kan niet starten als de fasevolgorde onjuist is. De fasevolgorde wordt gewis-
seld met de hoofdschakelaar van de machine. Zie voor meer informatie het hoofdstuk “Functies
schakelkast”.
Brokk 40 en Brokk 50 hebben een andere functie. De elektrische motor kan ondanks een onjuiste
fasevolgorde worden gestart, maar de hydraulische pomp geeft geen stroom zodat de hydraulische
functies niet kunnen worden bediend. Schakel de motor uit en controleer de rotatierichting van de
ventilator. Op de ventilatorbehuizing is een sticker geplakt, die de juiste rotatierichting aangeeft.
De fasevolgorde kan worden gewijzigd in de connector voor de voedingskabel.

De Brokk 40 en Brokk 50 hebben een connector, die de fasevolgorde kan wijzi-


gen.

TS-001763-A.indd
53
Inspectie na de werkzaamheden
Voer na de werkzaamheden een inspectie uit. Als u schade ontdekt, kunt u voorkomen dat de
machine de volgende dag moet stilstaan. Controleer of alle vloeistoffen de juiste niveaus hebben.
Indien nodig bijvullen.

Slepen
De machine is niet ontworpen voor slepen. Als dit wel gebeurt, kan er schade aan de machine
ontstaan. Sleep alleen als de positie van de machine gevaarlijk is of als de positie een gevaar vormt
voor servicepersoneel dat reparaties op het terrein uitvoert. Sleep alleen als er geen andere oplos-
sing is, bijvoorbeeld heffen. Sleep alleen over zo kort mogelijke afstanden.
• Indien mogelijk moet u de steunbenen omhoog zetten voordat de machine wordt gesleept.
Anders bestaat de kans dat ze vast komen te zitten en beschadigd raken.
• De belasting op de sleepuitrusting en de machinecomponenten is afhankelijk van de wrijving tegen
de ondergrond. Verminder deze wrijving door de sleeproute van de machine voor te bereiden.
• Indien mogelijk moet er in de richting van de rupsbanden worden gesleept.
• Sluit de sleepuitrusting aan op een hefpunt. Deze zijn met stickers gemarkeerd. Gebruik sleep-
uitrusting die geschikt is voor de betreffende belasting.
• Tijdens het slepen kunnen kettingen en banden losraken. Houd daarom afstand van de ma-
chine.

Kans op persoonlijk letsel. Tijdens het heffen of vervoeren kunnen kettingen


en banden losraken. Houd afstand.

TS-001763-A.indd
54
Diesel
Algemeen
Voordat een Brokk-machine met een dieselmotor wordt gestart, moeten zowel de leidinggevende
als de operator de complete Brokk-handleiding hebben gelezen en begrepen. De instructies van
de leverancier hebben betrekking op de dieselmotor. Deze staan in een apart hoofdstuk achter een
tabblad in de productmap van de Brokk-machine.

Accu
Algemeen
De machine is uitgerust met twee accu’s van 12 V, die serieel zijn gekoppeld en daardoor 24 V
leveren. Sluit nooit een volledig geladen accu op een ontladen accu aan. Er bestaat dan kans op
explosie. Bewaar accu’s in een warme omgeving en indien mogelijk binnen. In koude klimaten moet
de accu volledig geladen worden gehouden, anders bestaat de kans dat deze bevriest en barst.
Accu’s bevatten milieugevaarlijk lood. Dank de oude accu na vervanging volgens de plaatse-
lijke regelgeving af.
Aansluiting
De accu moet met de juiste polariteit worden aangesloten, de minpool aan de massa. Verwijder
eerst de minpool als u een accu verwijdert. Sluit eerst de pluspool aan als u een accu monteert.
Service en onderhoud
Houd de accu schoon. Controleer of de accupolen goed zijn aangehaald en schoon zijn. Breng na
het reinigen vet op de polen aan voor een juiste aansluiting.
De accu opladen
Waarschuwing!

b Explosiegevaar. Bij het opladen van accu’s ontstaat waterstofgas. Open


vuur, vonken of kortsluiting in de buurt van de accu kan ernstige explosies
veroorzaken. Onderbreek altijd de laadspanning voordat u de klemmen van
de accu verwijdert.
Sluit de acculaadklemmen eerst op de accu aan en sluit daarna de acculader op de elektrische
voeding aan. Lees, begrijp en volg de instructies van de leverancier van de acculader.

Brandstof
Vullen
Vul de brandstoftank in een goed geventileerde ruimte uit de buurt van vonken of open vuur.
Controleer of de juiste dieselkwaliteit wordt gebruikt. Zie de instructies van de motorleverancier
voor de juiste dieselkwaliteit.
• Schakel de motor uit.
• Aard het vulmondstuk tegen de tank om vonken te voorkomen.
• Vul met brandstof, maar vul niet tot de rand. Veeg gemorste brandstof op.
• Controleer of de tankklep na het bijvullen goed is aangedraaid.

TS-000333-A.indd
55
Mechanische instellingen
Deze functies zijn niet op alle machinemodellen beschikbaar.
Breedte van de steunbenen controleren
Stel de afstand tussen de steunbenen af voor het bulldozerblad. Maak de steunbeenvergrendeling
los en schuif het steunbeen in de vereiste richting. Vergrendel het steunbeen in die positie.

De veervergrendeling wordt met een breekijzer losgemaakt.

Compleet bulldozerblad
Het bulldozerblad kan worden gebruikt zonder dat de steunbenen de grond raken door de positie
van de steunbenen te wijzigen. Wrik de veer boven het bulldozerblad omhoog en verplaats het
steunbeen naar de andere kant. Monteer het steunbeen zo, dat het kussen van het steunbeen om-
hoog wijst.

Monteer de steunbenen zo dat deze omhoog wijzen.

24-TS-002376-A
56
Rupsbandmaat controleren
In beperkte passages kunnen de rupsbandverlengingen op de machine worden verwijderd, waardoor
de maat van de machine afneemt. Let op: de stabiliteit van de machine verslechtert.

Kijk naar de aanhaalmomenten en andere installatie-instructies in de lijst met


reserveonderdelen.

F
A
E

De rupsbandmaat van de machine kan worden verminderd door de rupsbandverlengingen te verwijderen.

Rupsbandverlengingen verwijderen
• Zet de steunbenen omlaag, zodat de rupsbanden van de grond zijn.
• Verwijder de voedingskabel en leg deze zo neer, dat de kabel niet per ongeluk weer kan worden
aangesloten.
• Verwijder de schroeven (B). Trek het rupsbandframe weg.
• Verwijder de aanslag (A) en de rupsbandverlenging (C).
• Schuif het rupsbandframe in de richting van de tussenflens (F).
• Schuif de plaat (D) op het rupsbandframe en monteer de schroeven (B).
Rupsbandverlengingen monteren
• Zet de steunbenen omlaag, zodat de rupsbanden van de grond zijn.
• Verwijder de voedingskabel en leg deze zo neer, dat de kabel niet per ongeluk weer kan worden
aangesloten.
• Verwijder de schroeven (B). Trek het rupsbandframe weg.
• Trek het rupsbandframe weg en monteer de rupsbandverlenging (C) op de geleiders en de
aanslag (A).
• Schuif het rupsbandframe in de richting van de rupsbandverlenging.
• Schuif de plaat (D) op het rupsbandframe. Draai de schroeven (B) en de rupsbandverlenging
op hun plaats.

24-TS-002376-A
57
De machine reinigen
Veiligheid tijdens het reinigen
Bij het reinigen van de machine bestaat de kans dat er vuil en gevaarlijke stoffen in uw ogen ko-
men. Bovendien kunt u door ontvettingsmiddelen uitglijden. Door hydrauliekvloeistoffen, olie en
water wordt de ondergrond glibberig.

Attentie. Gevaar. Gebruik persoonlijke veiligheidsuitrusting.

Bij het gebruik van hogedrukapparatuur kunnen er vuil en gevaarlijke stoffen uit de machine komen.
Water of lucht onder hoge druk kan door de huid dringen en ernstig letsel of overlijden veroorzaken.
Richt de stroom water of lucht onder hoge druk nooit op de huid. Gebruik veiligheidsuitrusting,
bril, handschoenen en beschermende kleding.

Reinigingsmethoden
De methode moet worden aangepast aan de hoeveelheid vuil op de machine, het type vuil en het
wel of niet gemonteerd zijn van afdekkingen. U kunt een mild ontvettingsmiddel gebruiken, maar
daarbij moet huidcontact worden vermeden.
Reinigingsmethoden waarbij gebruik wordt gemaakt van hogedrukspuit en perslucht moeten
zeer voorzichtig worden uitgevoerd. Door onjuist gebruik kan de machine beschadigd raken.
Hieronder staan enkele voorbeelden:
• Door het gebruik van hogedrukspuiten met een onjuist mondstuk of een onjuiste druk kunnen
elektrische componenten, elektrische kabels en hydraulische slangen beschadigd raken.
• De stroom water onder hoge druk kan de afdichtingen beschadigen, waardoor er door het bin-
nendringen van water en vuil schade ontstaat.
• Stickers kunnen verdwijnen.
• De oppervlaktebehandeling kan beschadigd raken.

TS-001516-A.indd
58
De componenten reinigen
Er zijn een aantal componenten waar bij het reinigen in het bijzonder op moet worden gelet.
Tank
Richt de stroom water niet op de tankklep, vooral niet met een hogedrukspuit.
Doe een plastic zak over het luchtfilter van de tank en dicht de zak af met een rubberen band om
te voorkomen dat er water in de tank komt.

Richt de stroom water niet op de tankklep.

Radiateur
Laat de radiateur afkoelen voordat u gaat schoonmaken. Gebruik perslucht om de platen te rei-
nigen. Indien nodig gebruikt u een hogedrukspuit en ontvettingsmiddel. Onjuist gebruik van een
hogedrukspuit of perslucht kan leiden tot het vervormen van de radiateurplaten, waardoor de
koelcapaciteit van de radiateur afneemt.
• Maximum druk 100 bar
• Spuit direct tegen de radiateur, parallel aan de platen.
• Houd een afstand van ongeveer 40 cm tussen de radi-
ateur en het mondstuk.

Handhaaf de aanbevolen afstand.

Elektrische componenten
Reinig de elektrische motor, de schakelkast, de connectors en andere elektrische componenten
met een doek of perslucht. Vermijd dat er water op de elektrische componenten komt. Veeg de
bedieningskast af met een vochtige doek. Gebruik nooit water onder hoge druk. Blaas de interne
delen schoon met perslucht.
Dieselmotoren
Bescherm de elektrische componenten van de motor. Zie de
instructies van de motorleverancier.

Gebruik geen hogedrukspuit bij het reinigen


van componenten die gevoelig zijn voor
vocht.

TS-001516-A.indd
59
Voor het wassen
Schakel de motor uit. Verwijder de voedingskabel en leg deze zo neer, dat de kabel niet per
ongeluk weer kan worden aangesloten. Ontkoppel de accu als de machine is uitgerust met een
dieselmotor.

Kans op elektrische schokken. Sluit de machine aan via een aardfout-


relais.

Na het wassen
• Smeer alle smeerpunten van de machine.
• Blaas de elektrische connectors droog met perslucht.
• Let op als u de machine na het wassen start. Als een component door vocht beschadigd is, kan
de bediening van de machine verslechteren.

Attentie. Gevaar. Let op tijdens de proefrit.

TS-001516-A.indd
60
Bedieningssysteem
Bedieningskast
2
De signaaloverdracht van de bedieningskast naar de
elektronische eenheid van de machine is digitaal en
gaat via radio of bedieningskabel. Een radiobestuurde 1
machine kan door kabels worden bediend.
De radiozender bevindt zich in de bedieningskast. De
elektronische eenheid en de radio-ontvanger bevinden
zich in de schakelkast van de machine.
1. Bedieningskast
2. Radiozender
3. Radio-ontvanger
4. Elektronische eenheid

3 4

Linker bedieningshendel B1 Rechter bedieningshendel B2


Linker drukknoppen B1.LL B1.LR Rechter drukknoppen B2.RL B2.LL

B1 B1.LL B1.LR B2 B2.RL B2.RR

S0 H1 H3

S2 S1 H2 S3 R1 S5 S4

TS-000530-A.indd
61
Accu
Tijdens bediening op afstand bevindt de accu zich in B2.RL
de accuhouder aan de onderzijde van de bedienings- S1
kast. Bij één keer opladen is de effectieve bedrijfstijd H2
van de accu 8-10 uur. Tijdens kabelbediening laadt de
accu automatisch op. In extreme kou verslechteren
de accucapaciteit en het opladen.
Als de machine langer dan 5 minuten inactief is,
schakelt de bedieningskast automatisch uit om de
accu te sparen. De motor stopt dan ook.
30 minuten voordat de accu volledig ontladen
is, geeft de bedieningskast een waarschuwing door
drie keer te piepen. Bovendien gaat de gele LED H2
knipperen. Als de accucapaciteit te laag is, kan de
bedieningskast niet worden geactiveerd. Bedieningskast

Acculader en accu opladen


De acculader laadt op twee niveaus op. Eerst met hoge
spanning totdat de accu is opgeladen en vervolgens 5
gaat de acculader onderhoudsladen totdat de accu
uit de lader wordt verwijderd. Voor de veiligheid
schakelt de hoge spanning na drie uur uit, ongeacht
of de accu wel of niet opgeladen is.
De normale oplaadtijd voor een leeggelopen en
ontladen accu is ongeveer 3 uur. De acculader is 4
zodanig aangepast, dat de accucassettes niet bescha-
3
digd raken door over een lange periode continu op
te laden.
De aansluitspanning voor de transformator moet in
Europa 230 VAC en in de rest van de wereld 94-240 2
1
VAC zijn. De acculader is uitgerust met een groot
aantal verschillende pluggen, die geschikt zijn voor
gebruik in verschillende landen.
De acculader moet op een trillingsvrije plaats bin-
nenshuis worden neergezet, zodat deze tegen vocht Acculader voor accu van bedieningskast
en temperatuurschommelingen wordt beschermd. 1. Aansluitkabel
2. Montageopening
3. Rode LED, geeft de voedingsspanning aan
4. Groene LED, knippert tijdens laden van hoge spanning,
daarna constant.
5. Voedingstransformator

Zet de kabel vast zoals op de afbeelding.

TS-000530-A.indd
62
Identiteitscode Identiteitscode programmeren
Elke bedieningskast heeft een unieke identiteitscode 1. Test het systeem met kabelbediening.
die voor levering in de elektronische eenheid is ge- 2. Controleer het display in de schakelkast. Als in
programmeerd. Tijdens radiobediening kan alleen de het eerste venster een 1 wordt weergegeven, is de
machine met dezelfde identiteitscode in de elektroni- identiteitscode juist. Programmeren is niet nodig.
sche eenheid geprogrammeerd door de bedieningskast Als in het eerste venster een 2 wordt weergegeven,
worden bediend. Tijdens kabelbediening wordt de is de identiteitscode onjuist. Herprogrammeren is
identiteitscode omgeleid en dezelfde bedieningskast noodzakelijk. Ga verder met punt 3.
kan voor verschillende machines worden gebruikt als 3. Handhaaf de kabelbediening tussen de bedienings-
deze hetzelfde type bedieningssysteem hebben. kast en de machine.
Het eerste venster op het display van de elek-
tronische eenheid geeft weer of de identiteitscode 4. Druk veiligheidsstop S0 op de bedieningskast
wel of niet correct is. De code voor een onjuiste en veiligheidsstop S02 op de schakelkast in. Let
identiteitscode wordt alleen weergegeven als de be- op: er is een tijdslimiet in het bedieningssysteem
dieningskabel is aangesloten en de bedieningskast geïntegreerd. Punt 6 moet onmiddellijk na punt 5
is gestart. worden uitgevoerd.
5. Draai veiligheidsstop S0 op de bedieningskast en
1 Juiste identiteitscode
veiligheidsstop S02 op de schakelkast omhoog.
6. Druk schakelaar S1 omhoog en houd deze onge-
2 Onjuiste identiteitscode

Ook al is de identiteitscode een veiligheidsvoorschrift,


veer 15 seconden vast. LED H2 gaat branden. Om
te bevestigen dat het programmeren start, piept de
bedieningskast kort daarna en er wordt een "P" in
toch moet de operator zeker weten dat de juiste de elektronische eenheid weergegeven.
bedieningskast voor de machine wordt gebruikt. Bo- 7. Als het programmeren voltooid is, start de be-
vendien moet hij bij het starten extra goed letten op dieningskast. Controleer of er een 1 in het eerste
de reactie van de machine. Dit is vooral van belang venster wordt weergegeven. Als er een 2 of fout-
als er twee of meer radiobestuurde machines op het code E40 wordt weergegeven, moet u de punten
terrein aanwezig zijn. 3-7 herhalen.
Waarschuwing! Als dat niet helpt, neem dan contact op met Brokk

b Kans op onverwachte beweging.


Als meerdere machines met de
identiteitscode voor dezelfde be-
dieningskast zijn geprogrammeerd,
AB.

zullen alle machines tegelijkertijd


door dezelfde bedieningskast wor-
den bediend.
Zorg dat de machines die niet wor-
den bediend, uitgeschakeld zijn.

TS-000530-A.indd
63
Radiokanalen wijzigen
Na elke herstart moet de operator het vereiste radio-
kanaal handmatig instellen. Let op: elke keer nadat
de veiligheidsstop is ingedrukt, start de radio op het
standaard kanaal.
Om het kanaal te wijzigen, moet schakelaar S1
twee keer snel na elkaar omhoog worden gedrukt.
Het radiokanaal kan op elk moment tijdens bedie-
ning worden gewijzigd, maar de machine stopt en de
motor moet opnieuw worden gestart.

Goedkeuring
Deze uitrusting is goedgekeurd conform de FCC-
regelgeving, deel 15 en I-ETS 300 220. Bij gebruik
van radiobediening zijn de volgende twee condities
van toepassing:
1. De uitrusting mag geen interferentie veroorza-
ken.
2. De uitrusting moet atmosferische interferentie
toestaan zonder dat er ongecontroleerde ontwik-
keling plaatsvindt.
Op de accuhouder op de bedieningskast, onder de
accu, zit een sticker met het goedkeuringsnummer.
Wijzigingen of aanpassingen aan deze uitrusting, die
niet door een erkend testinstituut zijn goedgekeurd,
kunnen ertoe leiden dat de rechten van de gebruiker
om de uitrusting te gebruiken ongeldig worden.

TS-000530-A.indd
64
Functies van bedieningskast
B1 Linker bedieningshendel B2 Rechter bedieningshendel
B1.LL B1.LR Linker drukknop B2.RL B2.LL Rechter drukknop
B1 B1.LL B1.LR B2 B2.RL B2.RR

S0 H1 H3

S2 S1 H2 S3 R1 S5 S4

Schakelaar
S0 Stopknop en veiligheidsstop. S2 Start de elektrische motor. Los-
Draai de stopknop rechtsom om laten om naar middenpositie
deze na stoppen te resetten. terug te gaan.

Inschakelen van aan-/uit-functie


2.
S1 Eerste keer drukken: De bedie-
ningskast starten.
Tweede keer drukken: het ge-
luidssignaal wordt geactiveerd. S3 Reset alle functies van geredu-
Twee keer snel drukken: De ra- ceerde snelheid naar normale
diofrequentie wordt gewijzigd. snelheid. De bedieningshendels
moeten in de neutrale positie
Wordt ook gebruikt bij het pro- staan. Loslaten om naar mid-
grammeren en testen van de be- denpositie terug te gaan.
dieningskast. Loslaten om naar
middenpositie terug te gaan.

Inschakelen van aan-/uit-functie Activering zorgt voor geredu-


1. ceerde snelheid op alle functies
in vijf stappen. Loslaten om
naar middenpositie terug te
gaan.

TS-001529-A.indd
65
S4 Schakelaar S4 schakelt tussen S5 Positie om het armsysteem en
drie verschillende instellingen de rupsbanden tegelijkertijd te
voor hydraulische werktuigen. bedienen.
De schakelaar is belemmerd en
moet worden opgetild om an-
dere posities in te stellen.
Bedrijfspositie, de bedienings-
hendels activeren het bovenste
gedeelte van de machine.
Dubbelwerkende positie voor
bijvoorbeeld hydraulische snij-
ders.

Transportpositie, de bedienings-
Enkelwerkende positie voor hy- hendels activeren het onderste
draulische brekers. gedeelte van de machine.

R1 De stroom voor de hydraulische


bevestiging instellen. Werkt al-
Dubbelwerkende positie met leen als drukknop B1.LL op de
verhoogde werkdruk. linker bedieningshendel wordt
ingedrukt.
Als de machine is uitgerust met
een variabele stroom B1. LR is
Deze positie mag uitsluitend worden gebruikt met ook van toepassing.
Brokk hydraulische snijders voor Brokk 180 en Brokk
330.
H1 Groene LED die gaat branden
Voor Brokk 40, Brokk 50 en Brokk 90 levert deze als stopknop S0 omhoog wordt
positie geen verhoogde druk op. gedraaid. Geeft weer dat er
NB! Enkelwerkende hydraulische be- voeding naar de bedieningskast
vestigingen kunnen beschadigd aanwezig is.
raken als de bedrijfsdruk naar de
retourzijde wordt gevoed.
Met een verhoogde bedrijfsdruk
is de bedrijfsdruk 25,0 Mpa. Hier-
door kunnen werktuigen, die niet H2 Gele LED die gaat branden als
bestemd zijn voor gebruik bij deze de bedieningskast wordt inge-
druk, beschadigd raken. schakeld wanneer S1 een keer
wordt ingedrukt.

H3 Rode LED die gaat branden als


het controlecircuit op de bedie-
ningshendels wordt aangeslo-
ten.

TS-001529-A.indd
66
Linker bedieningshendel B1 Rechter bedieningshendel B2
Linker drukknop B1.LL B1.LR Rechter drukknop B2.RL B2.LL

B1 7
1. Steunbeen omlaag, linkerzijde/achter
3
6
2. Steunbeen omhoog, linkerzijde/achter
5
1 2
3. Linker rupsband naar voren
4. Linker rupsband naar achteren
5. Zwenken linksom
6. Zwenken rechtsom
7. Arm 3 omhoog
8. Arm 3 omlaag
4

B2 1. Steunbeen omhoog, rechterzijde/voor


9 2. Steunbeen omlaag, rechterzijde/voor
7 3 3. Rechter rupsband naar voren
1
2
4. Rechter rupsband naar achteren
5. Kantelen naar binnen
6. Kantelen naar buiten
7. Arm 2 omlaag
8. Arm 2 omhoog
6 9. Bereik vergroten
5
4
8 10. Bereik verkleinen
10

B1.LL, B1.LR B1.LL 1. Variabele stroom voor hydraulisch


Symbool voor hydraulisch werktuig werktuig
2. Rupsband naar achteren, bij tegelijker-
2 4 tijd bedienen van de rupsband en het
bovenste gedeelte.
B1.LR 3. Maximale stroom voor hydraulische
bevestiging
1 3
4 Rupsband naar voren, bij tegelijkertijd
bedienen van de rupsband en het bo-
venste gedeelte.
B2.RL 1. Controlecircuit inschakelen/bereik van
B2.RL , B2.RR
de telescooparm wijzigen
2. Tegelijkertijd bedienen van de rups-
1
band en het bovenste gedeelte
B2.RR 3. Bereik wijzigen
2
3

TS-001529-A.indd
67
Starten en stoppen
Lees de veiligheidsinstructies voordat u de machine gebruikt.

Voor het starten


De volgende punten moeten elke morgen en voor het begin van werkzaamheden op een nieuw
terrein worden uitgevoerd.
• Voer een dagelijkse inspectie uit volgens het "Serviceschema"..
• Controleer of de machine tijdens het vervoer niet is beschadigd.
• Controleer of alle kussens van de steunbenen in positie en vastgezet zijn.
• Controleer of de voedings- en bedieningskabels onbeschadigd zijn.
• Controleer of het aansluitingspunt de juiste spanning en zekeringen heeft.
• Sluit de voedingskabel aan via een aardfoutrelais.

Waarschuwing!

b Kans op elektrische schokken. De


machine kan stroom geleiden als
de voedingskabel beschadigd is.
Sluit de machine altijd aan via een
aardfoutrelais. Bij werkzaamheden
in bijvoorbeeld een stalen kern die
elektrisch geleidend is, moet het
aardfoutrelais altijd buiten de sta-
len kern worden geplaatst.
• Sluit de bedieningskabel aan of selecteer radiobediening.
• De operator moet ervoor zorgen dat de juiste bedieningskast voor de machine wordt gebruikt.
Bovendien moet hij tijdens het starten extra letten op de reactie van de machine. Dit is vooral
van belang als er twee of meer radiobestuurde machines op het terrein aanwezig zijn.

Starten, maatregelen op de machine


• Controleer of de veiligheidsstopknoppen van de • Draai schakelaar Q1 om de voedingsspanning aan
machine omhoog staan. Deze worden rechtsom te sluiten en de juiste fasevolgorde in positie 1 of
gedraaid. 2 te selecteren. Met de juiste fasevolgorde geeft
de schakelkast "-" in het eerste venster weer. Als
De volgende knoppen zijn niet op alle machinemo-
er "E30" wordt weergegeven, moet u de schake-
dellen beschikbaar.
laar in de andere richting draaien. NB! Het kan
• Zorg dat schakelaar S8 van de schakel- tot 20 seconden duren voordat de elektronica is
kast in de positie voor afstandsbediening bijgewerkt en het display de juiste fasevolgorde
staat. weergeeft.

TS-001802-A.indd
68
De bedieningskast starten Controlecircuit inschakelen
• Draai de veiligheidsstop van de bedieningseenheid • Controleer of uzelf of een ander zich niet binnen
omhoog S0. De groene LED H1 brandt en geeft de gevarenzone van de machine bevindt.
weer dat er voedingsspanning naar de bedienings- • Schakel het controlecircuit in door de lin-
kast aanwezig is. kerknop op de rechter bedieningshendel
• Start de bedieningskast door scha- B2.RL in te drukken, oranje LED H3 licht
kelaar S1 omhoog te drukken totdat op.
LED H2 brandt. Als het controlecircuit wordt ingeschakeld,
Het display op de elektronische eenheid in wordt de bedieningskast altijd in de bedrijfspo-
de schakelkast van de machine toont "1--" sitie ingesteld. Dit betekent dat de bedieningshendels
or "2--". Dit geeft aan dat de bedieningskast in contact de arm en rotatie van het bovenste gedeelte activeren.
is met de elektronische eenheid. Zet schakelaar S5 in de rijpositie om de steunbenen
te bedienen of de machine te verplaatsen.
Radiobestuurde machine
Als "-" nog steeds in het eerste venster wordt weer- Blokkering
gegeven, zie dan "Identiteitscode programmeren". Foutmeldingen [-bL]. Lees meer in “Display, codes
Geluidssignaal bij start schakelkast en indicaties” in Lokaliseren van storingen.
Als een bedieningshendel wordt geactiveerd waardoor
een functie wordt ingeschakeld als de bedieningskast
Stoppen
start, knippert de LED H2 en er klinkt een signaal • Beweeg de bedieningshendels naar de neutrale
in de bedieningskast. De geactiveerde functie wordt positie.
belemmerd totdat de bedieningskast wordt uitge- • Druk veiligheidsstop S0 in.
schakeld en herstart zonder dat de bedieningshendel • Laat de stopknop ingedrukt tot de volgende keer
is geactiveerd. dat de machine moet worden gestart.
Zet de schakelaar in de schakelkast voor het selecteren
van de fasevolgorde, Q1, in positie 0 als de machine
niet onmiddellijk moet worden gebruikt.

Motor starten
H1
Elektrische motor S2
S0

Start de elektrische motor door schakelaar


S2 omhoog te drukken. Houd de scha-
kelaar ingedrukt totdat de sluitlamp op de
machine gaat branden. Als de machine geen
sluitlamp heeft, houd dan de schakelaar
ingedrukt totdat de motoromwentelingen zijn toe-
genomen.
Dieselmotoren H2 S1

• De hoofdschakelaar op de machine moet zijn


ingeschakeld. A
• Druk schakelaar S1 omhoog en wacht totdat de
gloeibougielamp (A) op het display van de scha-
kelkast is gedoofd.
• Druk schakelaar S2 omhoog totdat de motor
start.

TS-001802-A.indd
69
Bediening B1 B2

Onderstel bedienen
S5
Om Brokk-machines te bedienen moeten zowel de bedieningskast
als de machine worden gestart en moet het controlecircuit worden
aangesloten. Zie "Starten en stoppen".

Steunbenen bedienen
Zet schakelaar S5 in de rijpositie.

Schakelaar S5 in de rijpositie

LINKER BEDIENINGSHENDEL B1 RECHTER BEDIENINGSHENDEL B2


• Met vouwbare steunbenen wordt de linkerzijde • Met vouwbare steunbenen wordt de rechterzijde
bediend bediend
• Met bulldozerbladen wordt het achterste blad • Met bulldozerbladen wordt het voorste blad be-
bediend diend

Steunbenen omlaag Steunbenen omhoog Steunbenen omhoog Steunbenen omlaag

Rupsbanden bedienen
De machine wordt gedraaid door de rupsbanden aan de linker- en rechterkant op verschillende
snelheden te laten werken. Voor krappe bochten kan een rupsband naar voren en een rupsband
naar achteren worden bewogen.
Zet schakelaar S5 in de rijpositie.

LINKER BEDIENINGSHENDEL B1 RECHTER BEDIENINGSHENDEL B2

Linker rupsband naar voren Rechter rupsband naar voren

Linker rupsband naar achteren Rechter rupsband naar achteren

TS-001789-A.indd
70
Rupsbanden en armsysteem bedienen
Met schakelaar S5 in de positie voor gelijktijdige bediening van de rupsbanden en het armsysteem
kunnen de rupsbanden naar voren en achteren worden gereden en kan tegelijkertijd de arm worden
bediend. Deze functie wordt gebruikt om de machine in moeilijk terrein te manoeuvreren. Gebruik
van de arm kan de manoeuvreerbaarheid van de machine verhogen.
Voor de veiligheid is de functie met een dubbel commando uitgerust. Zowel B1.LR als B2.RL
moeten worden ingedrukt tijdens het verplaatsen. Bediening van het armsysteem blijft hetzelfde,
maar werktijg- en parallelbediening zijn inactief.
Let op!

a Kans op ongeplande verplaatsingen. De rupsbanden kunnen op verschillende


snelheden worden aangedreven, zodat de machine tijdens het verplaatsen
draait. Hierdoor mag deze functie niet worden gebruikt bij het verplaatsen
op opritten of tijdens andere precieze manoeuvres. Als bij het verplaatsen
precisie vereist is, zet dan schakelaar S5 in de transportpositie, zodat de
machine kan worden bestuurd.
B2.RL
B1.LR
B1.LL

Zet schakelaar S5 in de positie zoals af- S5


gebeeld

Vooruit verplaatsen

B1.LR B2.RL
Rechter drukknop op de linker bedieningshendel Linker drukknop op de rechter bedieningshendel

Achteruit verplaatsen

B1.LL B2.RL
Linker drukknop op de linker bedieningshendel Linker drukknop op de rechter bedieningshendel

Let op: zowel B1.LL als B2.RL moeten worden ingedrukt tijdens het verplaatsen.

TS-001789-A.indd
71
Bovenste gedeelte bedienen
B2
Om Brokk-machines te bedienen moeten zowel de bedienings- B1
kast als de machine worden gestart en moet het controlecircuit
worden aangesloten. Zie "Starten en stoppen".
S5

Zet schakelaar S5 in de bedrijfspositie.

Schakelaar S5 in de bedrijfspositie

LINKER BEDIENINGSHENDEL B1 RECHTER BEDIENINGSHENDEL B2

Arm 3 omhoog Arm 2 omlaag

Zwenken Zwenken Kantelen naar Kantelen naar


linksom rechtsom binnen buiten

Arm 3 omlaag Arm 2 omhoog

TS-001789-A.indd
72
Bereik wijzigen
Het bereik van de machine wordt gewijzigd door B2.RL B2.RR
cilinder 1 en 2 samen te bedienen.
B2

S5

Schakelaar S5 in de bedrijfspositie.

• Activeer de functie door de rechter drukknop op de


rechter bedieningshendel B2.RR in te drukken.
• Controleer de beweging met de rechter bedieningshen-
del B2.
Bereik vergroten

Bereik verkleinen

Telescooparm
• Activeer de functie door de rechter drukknop op de
rechter bedieningshendel B2.RL in te drukken.
• Controleer de beweging met de rechter bedieningshen-
del B2.

Bereik vergroten

Bereik verkleinen

TS-001789-A.indd
73
Hydraulische werktuigen bedienen
Brokk-machines kunnen worden uitgerust met een aantal verschillende typen werktuigen. De be-
diening van enkelwerkende en dubbelwerkende hydraulische werktuigen wordt in dit hoofdstuk
beschreven. Machines met werktuigen uitgerust met rotators of grijpers die proportionele func-
tionaliteit gebruiken, zijn uitgerust met extra hydraulische functies die worden beschreven in het
hoofdstuk "Extra uitrusting".
Lees altijd de aparte veiligheidsvoorschriften en werkinstructies van de relevante werktuigfa-
brikant voordat u een nieuw werktuig gebruikt.
Om Brokk-machines te bedienen moeten zowel de bedieningskast als de machine worden gestart
en moet het controlecircuit worden aangesloten. Zie "Starten enB1.LR
stoppen".
B1.LL

S4
S5

R1

Enkelwerkende hydraulische werktuigen bedienen


• Zet schakelaar S5 in de middenpositie (zie af-
beelding).

• Zet schakelaar S4 in de middenpositie (zie af-


beelding).
Let op: schakelaar S4 wordt belemmerd en moet in
positie worden getild.

Selecteer de maximale hydraulische stroom of afstel-


bare stroom voor het werktuig.

B1.LL B1.LR

De stroom voor het hydraulische werktuig kan worden De stroom voor het hydraulische werktuig is maximaal.
gevarieerd met potentiometer R1.

TS-001789-A.indd
74
Dubbelwerkende hydraulische werktuigen bedienen
Reset altijd naar de enkelwerkende positie als een dubbelwerkend werktuig van de
machine wordt ontkoppeld door schakelaar S4 in de neutrale positie te zetten.

VERLAAGDE DRUK
• Zet schakelaar S5 in de bedrijfspositie.
• Zet schakelaar S4 in de positie voor dubbelwerkende
werktuigen. Let op: schakelaar S4 wordt belemmerd en
moet in positie worden getild.
• Activeer de B-poort van het werktuig met de linker
bedieningshendel, drukknop B1.LL. De stroom voor
Schakelaar S5 Schakelaar S4
het hydraulische werktuig kan worden gevarieerd met
potentiometer R1.
Let op: de stroom voor het hydraulische werktuig is het
grootst als de A-poort van het werktuig wordt geactiveerd
met de linker bedieningshendel, drukknop B1.LR.

B1.LL B1.LR

VERHOOGDE DRUK

NB! • Deze positie mag uitsluitend worden gebruikt voor werktuigen die bestemd zijn voor ver-
hoogde druk.
• Zorg dat het geleverde vermogen het nominale vermogen van de machine niet overschrijdt.
• Enkelwerkende hydraulische werktuigen kunnen beschadigd raken als de bedrijfsdruk naar
de retourzijde wordt gevoed.
• Met een verhoogde bedrijfsdruk is de bedrijfsdruk 25,0 Mpa. Hierdoor kunnen werktuigen,
die niet bestemd zijn voor gebruik bij deze druk, beschadigd raken.

• Zet schakelaar S5 in de bedrijfspositie.


• Zet schakelaar S4 in de positie voor dubbelwer-
kende werktuigen met verhoogde bedrijfsdruk.
Let op: schakelaar S4 wordt belemmerd en moet
in positie worden getild.
• Activeer de B-poort van het werktuig met de Schakelaar S5 Schakelaar S4
linker bedieningshendel, drukknop B1.LL. De
stroom voor het hydraulische werktuig kan worden
gevarieerd met potentiometer R1.
• Activeer de A-poort van het werktuig met de linker
bedieningshendel, drukknop B1.LR..De stroom
voor het hydraulische werktuig is maximaal.

B1.LL B1.LR

TS-001789-A.indd
75
Hydraulische druk voor het werktuig af-
stellen
Deze instructies zijn alleen van toepassing als de machine is uitgerust met proportionele drukregelkleppen
UP1.
Om verschillende typen hydraulische werktuigen te gebruiken zonder de motor te overbelasten, moeten de hy-
draulische druk en stroom worden afgesteld zodat de vermogensafvoer het maximale vermogen van de motor
niet overschrijdt.
Als de machine door een dieselmotor wordt aangedreven, houdt gereduceerde snelheid of stalling in dat de
motor overbelast is. In dat geval moet de hydraulische druk voor het werktuig worden afgesteld.
Als de machine door een elektrische motor wordt aangedreven, wordt overbelasting gecontroleerd door het
stroomverbruik in de inkomende fase die tijdens belasting wordt afgelezen. Belasten door de breker te activeren
en tegelijkertijd een armfunctie naar de eindpositie te bedienen. Als het stroomverbruik de instelwaarde voor
het thermische overbelastingsrelais overschrijdt volgens de tabel “Richtlijnen voor aansluiting op de elektrische
voeding”, moet de druk worden verlaagd.
Waarschuwing!

b Kans op elektrische schokken. Het aanraken van componenten die op de


voedingsspanning zijn aangesloten, kan tot ernstig letsel leiden. Het aflezen
van de schakelkast mag uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegde elektri-
ciens. Schakelkast van Brokk. Sluit de machine aan via het aardfoutrelais.

Afstellen • Druk de veiligheidsstoppen van de bedieningskast


en de schakelkast in. Draai ze vervolgens weer
• Sluit de bedieningskabel tussen de bedienings- omhoog.
kast en de machine aan. Verwijder de accu voor
radiobediening. Na het omhoog draaien van de veiligheidsstoppen
is er een tijdslimiet in het bedieningssysteem om de
• Zet alle aan-/uit-functies van de bedieningskast programmeerpositie te bereiken. Als de tijdslimiet is
in de positie uit. Zet schakelaar S4 in de mid- verstreken, moeten de veiligheidsstoppen nogmaals
denpositie. worden ingedrukt en omhoog gedraaid.
• Start de bedieningskast met schakelaar S1. Het
eerste venster toont “1” of “2”.

Schakelaar S4

Schakelaar S1

TS-001568-A.indd
76
• Druk schakelaar S3 onmiddellijk een paar keer • Houd drukknop B1.LR, werktuigfunctie, inge-
snel achter elkaar omhoog totdat de claxon in de drukt. Stel tegelijkertijd de druk af met schakelaar
bedieningskast lang klinkt en het display “Pr1” S3. Verhoog de druk met de schakelaar omhoog.
weergeeft. Als “Pr1” niet wordt weergegeven, is Verlaag de druk met de schakelaar omlaag.
de tijdslimiet overschreden.

Drukknop B1.LR

Schakelaar S3

• Wacht 5 seconden voordat de volgende claxon Schakelaar S3


klinkt en druk vervolgens schakelaar S1 een keer
omhoog. De claxon klinkt elke vijf seconden kort
en het display geeft “PPb” weer om te bevestigen
dat de juiste programmeermodus is bereikt. Als
de claxon klinkt, knippert LED H2 ook.
Druk verhogen Druk verlagen

NB! De ingestelde druk mag nooit de


maximale druk gespecificeerd door
Schakelaar S1 de werktuigleverancier overschrij-
den.
• Start de motor met schakelaar S2. Om de juiste druk te waarborgen wordt het stroom-
verbruik afgelezen op de binnenkomende fase als het
werktuig wordt gebruikt. Het stroomverbruik mag de
instelwaarde voor het thermische overbelastingsrelais
volgens de tabel ”Richtlijnen voor aansluiting op de
elektrische voeding” niet overschrijden.
Schakelaar S2 • Als de juiste druk is bereikt, wordt de veilig-
heidsstop ingedrukt om de instelwaarde te ver-
grendelen.

TS-001568-A.indd
77
Functies van schakelkast
P1 Urenteller, geeft de bedrijfstijd S8 Noodbediening. Voor meer
van de machine weer. informatie, zie het hoofdstuk:
"Lokaliseren van storingen".

Q1 Hoofdstroomonderbreker en
Bediening op afstand. De ma-
faseschakelaar.
chine wordt via een bedienings-
kast bediend.

0 Voeding naar de machine on-


derbroken.
1-2 Voeding aangesloten. Selecteer S9 De temperatuur van de hy-
positie 1 of 2 voor de juiste fa- drauliekvloeistof wordt op het
sevolgorde. display van de elektronische
eenheid weergegeven als de
schakelaar wordt ingedrukt.
S02 Stopknop en veiligheidsstop.
Rechtsom draaien om na stop-
pen te resetten.
S16 Smering van de breker uitge-
schakeld.

S20 Ingedrukt om de vulpomp voor Smering van de breker geacti-


hydrauliekvloeistof te active- veerd.
ren.

S22 Schakelaar voor het opnieuw


instellen van de radioblokke-
ring. Alleen voor de Brokk 40
S2 Start de elektrische motor tij- en Brokk 50.
dens noodbediening.

TS-001316-A.indd
78
Werktuigen
Algemeen
Voordat u met werktuigen gaat werken, moet u de werkinstructies in het handboek voor de machine
lezen, begrijpen en oefenen. Lees altijd de aparte veiligheidsvoorschriften en werkinstructies van
de relevante werktuigfabrikant voordat u een nieuw werktuig gebruikt.

Werktuigen plaatsen
Als een werktuig niet wordt gebruikt, moet het zo worden geplaatst dat het geen gevaar oplevert.
Zorg dat het werktuig stabiel staat en niet kan kantelen. Als het werktuig op hoogte of op een hel-
ling is geplaatst, moet het zo worden beveiligd dat het niet in beweging kan worden gezet of kan
vallen. Plaats de hydraulische connectors voor het werktuig zodanig, dat ze niet kunnen worden
beschadigd of vervormd en dat ze tegen vuil worden beschermd.

Hydraulische instellingen
Afhankelijk van de gebruikte Brokk-machine heeft de bedieningskast een aantal instellingen, die
op verschillende typen werktuigen kunnen worden toegepast. De stroom naar het werktuig kan
traploos worden afgesteld, in één richting, en er kunnen verschillende drukniveaus worden gese-
lecteerd. Voor meer informatie, zie het hoofdstuk "Bedieningssysteem". Zorg dat de instellingen
voor het relevante werktuig correct zijn voordat u het gebruikt.

TS-000496-A.indd
79
Werktuigen verwisselen
Brokk-machines hebben vaste werktuigbevestigingen of mechanische snelkoppelingen. Ongeacht het type
bevestiging moet de operator er altijd voor zorgen dat de bevestiging en het gereedschap goed zijn geïnstal-
leerd en beveiligd. Een werktuig dat onverwacht losraakt, kan in het ergste geval tot persoonlijk letsel leiden.
Daarom is het van groot belang om het werktuig en de bevestiging te controleren. Voer dagelijks een inspectie
en regelmatige service uit.
Let op!

a Kans op persoonlijk letsel. Bij het wisselen van het werktuig


kan het nodig zijn dat de operator binnen de gevarenzone van
de machine moet komen. Let goed op de machine. Wees erop
voorbereid dat u de machine moet uitschakelen. Let erop dat
uw handen en voeten niet verbrijzeld worden.
Zorg dat niemand per ongeluk de machine bedient als er een werktuig wordt verwisseld. Zorg dat de machine
met verlaagde steunbenen op een stabiele ondergrond staat. Verwissel nooit werktuigen zonder eerst de gevaren
en de gevarenzone vast te stellen.

Vaste werktuigbevestiging
Brokk 40
Het werktuig is met twee assen en borgpennen direct
op de arm bevestigd.
Installeren
3
• Plaats het werktuig zodanig, dat het naar de ma-
chine is gedraaid, de hydraulische drukpoort van 1
het werktuig aan de linkerzijde zichtbaar vanaf 2
de machine.
• Bedien de arm van de machine zodanig, dat de
gaten in arm 3 in lijn liggen met het werktuig.
• Sla de bovenste as (1) erin.
• Bedien cilinder 4 zo, dat het gat in de verbinding
in lijn ligt met het werktuig en sla de onderste as
(2) erin.
• Borg beide assen met borgpennen (3). De werktuigbevestiging vastzetten
1 Bovenste as
Verwijderen
2 Onderste as
• Bedien het armsysteem. Plaats het werktuig op de
3 Borgpen
grond, naar de machine gedraaid. Plaats de arm
zo vlak en stabiel mogelijk.
• Ontkoppel de hydraulische slangen. Zie het hoofd-
stuk “Werktuigen op het hydraulische systeem
aansluiten”.
• Verwijder de borgpennen.
• Sla de assen eruit.

33-TS-002456-A
80
Vaste werktuigbevestiging
Brokk 50
Installeren
• Plaats het werktuig met de bevestiging naar de
machine gedraaid. De hydraulische drukpoort van
het werktuig aan de linkerzijde zichtbaar vanaf de
machine. Zie illustratie 1.
• Manoeuvreer de verbinding in de geleider van het
bovenste gat. Hef het werktuig enigszins op en tik
dit in de as (1). Zie illustratie 2.
Afbeelding 1
• Borg de as met de borgpen (2).
• Hef het werktuig zodanig, dat deze vrij in de
lucht hangt. Bedien de arm van de machine zo-
danig, dat de gaten in arm 3 in lijn liggen met het
werktuig.
• Tik het werktuig in de andere as (3) en borg de as 2
met de borgpen (2). Zie illustratie 3.
1
Verwijderen
• Bedien het armsysteem en plaats het werktuig op
de grond, van de machine afgedraaid. Plaats de
arm zo vlak en stabiel mogelijk.
• Ontkoppel de hydraulische slangen. Zie het hoofd-
stuk “Werktuigen op het hydraulische systeem
aansluiten”.
Afbeelding 2
• Verwijder de borgpennen.
• Sla de assen eruit.

Afbeelding 3

33-TS-002456-A
81
Mechanische snelkoppeling
De werktuigbevestiging heeft twee assen. Als de zuigerstang in cilinder 4 naar binnen wordt bediend,
vallen deze twee assen uit elkaar en borgen het werktuig. De werktuigbevestiging is beveiligd met
een tweedelige spie en een borgpen.
Let op!

a Kans op letsel als het werktuig losraakt. Als de borgpen niet is gemonteerd
of losraakt, kunnen de spieën eruit schuiven en kan het werktuig losraken.
Controleer of de spieën en borgpen veilig zijn gemonteerd.

1. Bovenste as
2. Onderste as
3. Vaste spie
4. Bewegende spie
5. Borgpen

Mechanische snelkoppeling

Installeren
• Plaats het werktuig zodanig, dat het van de ma-
chine af is gedraaid, de hydraulische drukpoort
van het werktuig aan de linkerzijde zichtbaar
vanaf de machine.
• Beweeg de snelkoppelingassen samen door cilin-
der 4 naar buiten te bewegen.
Het startpunt voor het verwisselen van werktuigen is dat werk-
• Bedien het armsysteem zo, dat het werktuig tegen tuigen met bevestigingshaken zoals op de afbeelding moeten
de bovenste as (1) vasthaakt. zijn geplaatst.
• Breng het werktuig voorzichtig omhoog, zodat de
as (2) in de juiste positie beweegt. aansluiten”.
• Beweeg de snelkoppelingassen apart door cilinder • Verwijder de borgpen (5).
4 naar binnen te bewegen.
• Sla de spie (4) eruit.
• Breng de spie (3) aan.
• Verwijder de spie (3).
• Breng de spie (4) aan, zodat de assen zonder spe-
ling tegen de haken op het werktuig zijn geborgd. • Beweeg de snelkoppelingassen samen door ci-
Zorg dat de lip op de spie (4) gedraaid is zoals op linder 4 naar buiten te bewegen. De onderste as
de afbeelding. ontkoppelt van het werktuig. Door de arm naar
boven te bewegen, wordt dit vergemakkelijkt.
• Borg de spie in de ingeslagen positie. Steek de
borgpen (5) door een van de gaten of groeven in • Beweeg cilinder 3 zo naar binnen, dat de beves-
de spieën. tiging zich scheidt van het werktuig.

Verwijderen
• Bedien het armsysteem. Plaats het werktuig zo
vlak en stabiel mogelijk op de grond.
• Ontkoppel de hydraulische slangen. Zie het hoofd-
stuk “Werktuigen op het hydraulische systeem

33-TS-002456-A
82
Werktuigen op het hydraulische systeem aansluiten
Bij het aansluiten van een werktuig op het hydraulische systeem moet u op het volgende letten:
• Er mag geen vuil in het hydraulische systeem komen.
• De hydraulische druk wordt vrijgelaten.
• Verschillende typen hydrauliekvloeistoffen mogen niet worden gemengd.
• Het werktuig moet correct worden gemonteerd.
Reinheid
Vuil in het hydraulische systeem is een van de meest voorkomende oorzaken van verstoppingen. De
kans dat het hydraulische systeem verontreinigd wordt is het grootst wanneer het anders gesloten
hydraulische systeem open is, zoals bijvoorbeeld bij het verwisselen
van werktuigen. Voorkom op de volgende manier dat er vuil in het
systeem komt:
• Veeg al het vuil van de aansluitingen, zowel voor het verwijderen
als voor het monteren van het werktuig.
• Als er geen werktuig is gemonteerd, moet u stofkappen op de hy-
draulische connectors op de machine aanbrengen.
• Zorg dat slangen op het werktuig altijd op elkaar zijn aangesloten
wanneer het werktuig niet aan een machine is bevestigd.

Sluit de hydraulische slangen op elkaar aan wanneer het werktuig


niet op de machine is aangesloten.

Opgesloten druk laten ontsnappen


Snelkoppelingen kunnen niet op elkaar worden aan-
gesloten als er druk in de slangen zit.
• Laat het armsysteem op de grond rusten.
• Als de machine is uitgerust met handhefbomen op
de hoofdklep, kunt u de druk laten ontsnappen door
de hefbomen naar hun eindposities te bewegen.
LET OP De machine moet zijn uitgeschakeld.
• Als de machine niet is uitgerust met handhefbo-
men op de hoofdklep, wacht dan totdat de druk
Attentie. Gevaar. Opgeslagen druk kan tot letsel leiden. Laat het
via interne lekkage is gedaald. armsysteem op de grond rusten. Wacht totdat de druk daalt.
Als u met dubbelwerkende werktuigen werkt, kan
een hoge opgeslagen druk worden voorkomen door
het werktuig niet naar de eindpositie te bewegen net
voordat het werktuig moet worden verwijderd.

33-TS-002456-A
83
Werktuigen op de juiste manier aansluiten
Lees het handboek van de werktuigleverancier en zorg dat het werktuig goed is bevestigd. Een
juiste aansluiting heeft betrekking op zowel een juiste bevestiging als op een juist drukgebruik.
NB! De kans bestaat dat de machine beschadigd raakt als de bedrijfsdruk aan
de retourzijde van een enkelwerkende machine wordt gevoed of als de in-
stellingen van de bedieningseenheid niet correct zijn voor het betreffende
werktuig. Voor meer informatie over de instellingen van de bedieningseenheid,
zie “Bedieningssysteem”:

Werktuigen aansluiten Positioneerwerktuigen aansluiten


De voedingsaansluiting van het werktuig moet worden Op extra hydraulische functie 1 moet een zijhoekap-
aangesloten op de werktuigpoort van hoofdklep A via paraat en op extra hydraulische functie 2 moet een
de voedingsslang aan de linkerkant van de machine. rotator worden aangesloten.
Als de machine met snelkoppelingen is uitgerust, is
Zie voor meer informatie het hydraulische schema
de aansluiting vrouwelijk.
van de machine en de lijst met reserveonderdelen.
De retouraansluiting van het werktuig moet wor-
den aangesloten op de poort van hoofdklep B via de
retourslang aan de rechterkant van het armsysteem.
Als de machine met snelkoppelingen is uitgerust, is
de aansluiting mannelijk.
De poorten van hoofdklep A en B staan in de lijst
met reserveonderdelen.
Enkelwerkende en dubbelwerkende werktuigen
worden op dezelfde manier bevestigd, met uitzon-
dering van de Brokk 40 en de Brokk 50. Zie de
onderstaande instructies.

BROKK 40, BROKK 50, BROKK 160,


BROKK 400
Dubbelwerkende werktuigen moeten worden beves-
tigd aan retourlijn B2, die naar de hoofdklep aan de
rechterkant van de arm gaat.

Aansluiten van de dubbelwerkende werktuig

33-TS-002456-A
84
Werktuigen gebruiken
Algemeen
Voordat de operator een werktuig aan een Brokk-machine bevestigt, moet hij voor het volgende
zorgen:
1. Gebruik van het werktuig is niet in strijd met het bedoelde gebruik van de Brokk-machine.
2. Gebruik van de Brokk-machine als een carrier botst niet met de aanbevelingen van de werk-
tuigfabrikant.
NB! Lees, begrijp en volg de aanbevelingen van de werktuigfabrikant! Het is van
groot belang dat de instructies voor veiligheid, gebruik en onderhoud worden
gevolgd. Minimaliseer de kans op verstoppingen door de grenzen van het
werktuig te controleren. Controleer welke materialen en van welke grootte
gehanteerd kunnen worden.

Werktuigen selecteren
Op de machine kunnen zowel mechanische als hydraulische werktuigen worden gebruikt. Hydrau-
lische werktuigen kunnen enkel- of dubbelwerkend zijn. Een enkelwerkend werktuig oefent kracht
in slechts één richting uit, bijvoorbeeld een hydraulische breker. Een dubbelwerkend werktuig
oefent kracht in twee richtingen uit, bijvoorbeeld een betonbreker.
Controleer het volgende voordat u een werktuig aan de machine bevestigt:
• Heeft de machine voldoende hydraulische functies beschikbaar om het werktuig te bedienen
of moeten er extra hydraulische functies worden toegevoegd?
• Welke eisen heeft het werktuig op het gebied van hydraulische druk en hydraulische stroom?
Vergelijk de eisen met de capaciteiten van de Brokk-machine (zie de machinegegevens).
• Heeft het werktuig grenzen voor drukniveaus of iets dergelijks? Werktuigen met hydraulische
motoren kunnen vereisen dat de druk wordt verminderd, afhankelijk van het type afdichtin-
gen.
• Hoeveel weegt het werktuig?
Extreem zware werktuigen zorgen voor overbelasting van de componenten van de machine. Dit
kan tot storingen leiden. De schema's voor belasting en stabiliteit voor de machine geven alleen
de toegestane gewichten aan voor de stabiliteits- en hefcapaciteiten van de machine. Zelfs als de
stabiliteit van de machine niet door een specifiek werktuig wordt beïnvloed, bestaat toch de kans
dat de machine wordt overbelast. Dit is afhankelijk van de rijstijl van de operator, de prestaties
van het werktuig en de betreffende werkzaamheden. Door overbelasting neemt de slijtage aan
de armen, lagers, cilinders en zwenkfuncties toe. Overbelasting kan worden veroorzaakt door
onjuist gebruik, onvoorzichtig rijden of het gebruik van extreem zware werktuigen.
Positioneeruitrusting
De rotator en de zijhoekapparaten zijn voorbeelden van uitrusting die, in combinatie met werk-
tuigen, voor positioneren kunnen worden gebruikt. Positioneeruitrusting en werktuigen moeten
zo worden gecombineerd, dat de veiligheid van alle componenten wordt gewaarborgd. Een werk-
tuig gecombineerd met een zijhoekapparaat zorgt voor meer belasting in andere richtingen van
de werktuigcarrier. Het totale werktuiggewicht mag nooit hoger zijn dan de aanbevolen waarde.
Neem voor advies contact op met de machineleverancier. Let op: als de reikwijdte van de machine
toeneemt als de machine is uitgerust met positioneeruitrusting, neemt ook de kans op kantelen
van de machine toe.
Lees de instructies van de leverancier.

TS-000510-A.indd
85
Schepbak
De schepbak is bedoeld voor het verplaatsen van
materiaal. De schepbak is niet bedoeld om als hef-
werktuig te worden gebruikt. Bij afgraven is het be-
langrijk dat er geen rechte randen worden gegraven,
omdat er dan instortingsgevaar ontstaat.
De schepbak die door Brokk AB wordt geleverd, is
voorzien van een sticker met daarop het CE-merk, de
naam en het adres van de leverancier en de volgende
waarschuwingsinformatie:
• Attentie. Gevaar. Lees het handboek van de werk-
tuigcarrier.
• Kans op verbrijzeling. Zorg dat het werktuig goed
en veilig is bevestigd. Lees het handboek van de
werktuigcarrier.
• Kans op verbrijzeling. Houd afstand.
Brokk AB • Box 730 • SE-931 27 Skellefteå • Sweden
3136 1201 18

Waarschuwings- en informatiesticker op de Brokk-schepbak.

Hydraulische breker Grijperbak


De hydraulische breker is bedoeld voor sloopwerk- De grijperbak is bedoeld voor het afgraven en han-
zaamheden door middel van hakken. De breker is niet teren van materiaal. De grijperbak is niet bedoeld
bedoeld om als breekijzer te worden gebruikt. Lees de om, samen met een Brokk-machine, als hefwerk-
instructies van de leverancier. Door continu hakken tuig te worden gebruikt. Lees de instructies van de
met de hydraulische breker kunnen hoge temperatu- leverancier.
ren in het hydraulische systeem ontstaan. Lees meer
over de gevaren van hoge bedrijfstemperaturen in het
Stalen bladen
hoofdstuk: "De werkomgeving van de machine". De stalen bladen zijn bedoeld om materiaal te snijden.
Lees de instructies van de leverancier.
Betonbreker
De betonbreker gebruikt de klauwen om materiaal te
Zaag
breken en te snijden. De betonbreker is niet bedoeld De zaageenheid kan worden uitgerust met een cirkel-
om, samen met Brokk-machines, los materiaal te zaag of een kettingzaag. De zaageenheid is uitgerust
los te halen en te wrikken. Lees de instructies van voor het snijden van en gaten maken in materiaal, zie
de leverancier. de specificatie van de leverancier. Zorg dat de bevei-
liging is aangebracht als het zaagblad bezig is met
Snijders verbrijzelen. Materiaal kan worden weggeslingerd.
De snijder is bedoeld om oppervlaktemateriaal te Lees de instructies van de leverancier.
verwijderen. Gebruik het snijwerktuig niet zonder
belasting van het bedoelde materiaal. Hierdoor kan
Boor
het werktuig de machine beschadigen. Zorg dat de De boor is uitsluitend bedoeld voor het maken van
snijders de juiste rotatierichting hebben. Lees de gaten. Lees de instructies van de leverancier.
instructies van de leverancier.
Grijper
De grijper is bedoeld om materiaal te hanteren. De
grijper is niet bedoeld om, samen met een Brokk-
machine, als hefwerktuig te worden gebruikt. Lees
de instructies van de leverancier.

TS-000510-A.indd
86
Extra voorzieningen
Algemeen
In het volgende gedeelte worden de extra voorzieningen van Brokk beschreven. Deze zijn niet voor
alle machinemodellen verkrijgbaar. Sommige extra voorzieningen worden standaard geleverd met
bepaalde modellen van de machine. Mogelijk is er ook aanvullende documentatie beschikbaar van
andere leveranciers. (zie het gedeelte "Overige handleidingen").

Extra hydraulische functie


Extra hydraulische functies worden gebruikt als de machine moet worden gebruikt voor meer
functies dan het standaardbedieningssysteem en hydraulische systeem toestaan. Wanneer schakelaar
S1 respectievelijk S2 op de positie voor extra functies worden gezet, wordt een van de standaard
proportionele functies vervangen. Het hydraulische schema en de lijst met reserveonderdelen
tonen welke snelkoppelingen op het armsysteem van de machine extra hydraulische functie 1
respectievelijk 2 dekken.

Zet schakelaar S5 op de positie, om de bedienings-


stand te selecteren, voor de bediening van het bovenste
gedeelte van de machine.

Extra hydraulische functie 1


• Zet schakelaar S2 voor de extra hydraulische functie op de positie ON.
Vervangen functie Bedieningsgedeelte Snelkoppeling Bedieningshendel B2
Cilinder 10,16 cm 1VY3A XAVT1.A Links B
Cilinder 4 uit 1VY3B XAVT1.B Rechts A

Laat de functie lopen zoals afgebeeld.

Links Rechts

Extra hydraulische functie 2


• Zet schakelaar S1 voor de extra hydraulische functie op de positie ON.
Vervangen functie Bedieningsgedeelte Snelkoppeling Bedieningshendel B1
Cilinder 7,62 cm 1VY2A XAVT2.A Rotatie rechtsom A
Cilinder 3 uit 1VY2B XAVT2.B Rotatie linksom B

Laat de functie lopen zoals afgebeeld.


Rechtsom

Linksom

35-TS-002554-A
87
Smering van de breker
De hydraulische breker is onderhevig aan grote slijtage door het continu hakken. Door de breker
te smeren vermindert u de slijtage tussen de punt en de breker.
NB! Controleer dit dagelijks. Controleer of het reservoir smeermiddel bevat. Zonder
smering kan het gereedschap kapot gaan. Vuil is de grootste bedreiging voor
het smeringssysteem. Tijdens werkzaamheden aan het systeem moeten de
omstandigheden zo schoon mogelijk zijn.
Schakel de smeerfunctie uit wanneer een ander werktuig dan de breker wordt gebruikt. Als u dit niet
doet, bouwt de pomp druk op waardoor het moeilijk wordt de smeerleiding weer aan te sluiten op
de breker. Als de druk de toegestane waarde overschrijdt, wordt het smeervet via een drukbegren-
zingsklep teruggeleid naar het reservoir. De druk kan ook te hoog oplopen door een geblokkeerd
smeerkanaal. Verhelp dit onmiddellijk. Onvoldoende smering kan de breker beschadigen.
Als de druk onbedoeld oploopt, maakt u tijdelijk de smeerleiding los van de snelkoppeling op
de machinearm, waarna de druk zal afnemen.
Nieuwe installatie
Bij een nieuwe installatie moet de smeerslang vanaf de smeerpomp naar de breker worden gevuld
en geleegd. Sluit een smeernippel en smeerpistool aan op het ene eind. Het andere eind moet open
zijn. Pomp het smeerpistool tot er vet uit het andere einde komt.

Elektrisch aangestuurde smering van de breker


De elektrisch aangestuurde smering van de breker wordt uitgeschakeld bij de schakelkast, zoals
u ziet in onderstaande afbeelding. Het wordt geactiveerd door de drukknoppen in de linkerhendel
te gebruiken. B1.LL B1.LR.
U vult het smeervet aan met een smeerpistool of smeerpomp via een vulnippel aan de zijde
van de smeerpomp.
Als er op de machine onder de smeerpomp vet aanwezig is, geeft dit aan dat er een verstopping in
de leiding naar de hamer zit. Bij een opstopping in de leiding blijft de pomp voor smering zorgen,
maar het vet wordt door een overloopklep naar buiten geleid.

B
A vulnippel, B drukbegrenzingsklep

NB! Schakel de functie uit wanneer er een ander gereedschap dan een
hamer wordt gebruikt.

35-TS-002554-A
88
Hydraulisch aangestuurde smering van de breker
De hydraulisch aangestuurde smering van de breker wordt uitgeschakeld met een stopkraan
naast de pomp.
Hierbij vult u het smeervet aan door de smeercassette te vervangen:
• Sluit de stopkraan zoals afgebeeld (A)
• Schroef de aanwezige smeercassette los (B)
• Verwijder het afdichtplaatje van de nieuwe smeercassette
• Plaats een nieuwe smeercassette in het huis.
U kunt het smeervolume aanpassen door de smoorklep onder de plug (C) te draaien.
• Rechtsom draaien = het smeervolume verlagen
• Linksom draaien = het smeervolume verhogen
Bepaalde smeerpompmodellen zijn voorzien van functie-indicatie (D).

B
B

A
C
C

Kabelhaspel
Brokk-machines kunnen zijn uitgerust met een kabelhaspel voor de netvoedingskabel, bedienings-
kabel of kabel voor andere apparatuur. De kabelhaspel kan door veren of hydraulisch worden aan-
gedreven. Let op het gewicht en de locatie van de kabelhaspel, aangezien deze invloed hebben op
het totale gewicht en het zwaartepunt van de machine. Als de kabelhaspel en kabel zijn aangesloten
op verschillende delen van de machine, moet de machine zijn uitgerust met een draaibegrenzing
om te voorkomen dat de kabel breekt.
Als de kabel volledig wordt uitgetrokken, bestaat het risico dat de connectoren worden los-
getrokken en beschadigd raken. De machine komt dan stil te staan en krijgt dan geen voeding in
de bedieningszone. Zet de kabels vast met ontspanners bij de connectoren om te voorkomen dat
losgeraakte kabels om de kabelhaspel worden gedraaid. Als u een kabelhaspel gebruikt voor de
netvoedingskabel van de machine, moet de machine worden aangesloten via een aardfoutrelais.
Voorkom dat de machine lange perioden draait met opgerolde netvoedingskabel. De opgerolde
kabel fungeert als een spoel en genereert warmte die de kabel kan beschadigen.
Dagelijkse controle
• Controleer de kabelhaspel tijdens de dagelijkse controle van de machine. Corrigeer eventuele
fouten voordat u de machine gebruikt. Controleer of de haspel veilig is geïnstalleerd en of de
kabel, connector of kabelgoten beschadigd zijn.
Lees de instructies van de leverancier.

35-TS-002554-A
89
Draaibegrenzing
Gebruik de draaibegrenzing als de draairadius van de machine een risico vormt voor personeel,
machineonderdelen of de omgeving. De draaibegrenzing kan mechanisch of elektrisch zijn.
Let op!

a Kans op letsel door verbrijzeling. Als onderdelen in de voorziening defect of


beschadigd zijn, kan de draaibegrenzing stoppen met werken.
Tijdens de bediening van de machine mag er niemand in de gevarenzone
komen.
De elektrische draaibegrenzing heeft inductieve sensoren en markeringen die de rotatiehoeken naar
zowel links als rechts begrenzen. Wanneer het bovenste gedeelte van de machine naar een bepaalde
positie wordt gebracht, detecteert een sensor een markering en wordt de voeding naar de actieve
draaibeweging onderbroken. Wanneer de machine de andere kant op draait, wordt de mogelijkheid
van rotatie in beide richtingen opnieuw ingesteld. Er zijn sensoren geïnstalleerd in de draaischijf
en de markeringen bevinden zich in de bevestiging van de tandkrans van de zwenkeenheid op het
tussenliggende gedeelte.
Dagelijkse controle
Controleer deze voorziening tijdens de dagelijkse controle van de machine. Controleer op een
veilige installatie. Corrigeer eventuele fouten voordat u de machine gebruikt.

Gedwongen luchtkoeling
In een warme omgeving of in een omgeving waar de onderdelen door de aard van de werkzaam-
heden worden blootgesteld aan gevaarlijk hoge temperaturen moet u apparatuur voor extra koeling
gebruiken. Er is extra koeling beschikbaar voor zowel het hydraulische systeem als de schakelkast.
De apparatuur moet worden aangesloten op een compressieluchtsysteem dat koele lucht zonder
olie en water aanvoert.

Extra werklampen
De verlichting bij de werkzaamheden moet voldoende en correct geplaatst zijn om de operator
en personeel in de buurt in staat te stellen eventuele gevaren te zien. Een goede verlichting is ook
belangrijk voor onderhoud en reparatie. Vul de machineverlichting eventueel aan met losstaande
werklampen of extra vaste verlichting.

35-TS-002554-A
90
Aardfoutrelais
De aardfoutrelais wordt serieel aangesloten als voeding voor Brokk-machines.
De aardfoutrelais is vervaardigd volgens EN60 439-4. Hij is vervaardigd van duurzame thermo-
plast dat zelfs in bittere kou tegen een stootje kan en heeft een zelfsluitende veiligheidskap van
doorzichtig plastic. De aardfoutrelais is uitgerust met een handgreep en een gat voor ophangen.
1-fase 16A en 3-fase 32 A uitgangen worden voorafgegaan door een aardfoutrelais met een
zwerfstroom van 30 mA.
Beschermingsklasse IP 44.
Tolerantie kortsluiting Icf = 17 ka met 16A – 32A zekering.
CE, S, FI gemarkeerd.

Voorafgaand aan de werkzaamheden


• Sluit de machine altijd aan via een aardfoutrelais, 30mA.
• Controleer de juistheid van de spanning en zekeringen voordat u de voedingskabel op de ma-
chine aansluit.
• Controleer voor aansluiting en tijdens bedrijf of de voedingskabel onbeschadigd is.
• Controleer of er niemand in de gevarenzone is.
• Controleer of de machineopstelling stabiel is.
• Volg de instructies voor de machine en het werktuig zorgvuldig als u werktuigen verwisselt.

35-TS-002554-A
91
Zekering
1x16 A 1x16 A 3x16 A
Aardfoutrelais 30mA
1x16 A 1x16 A

F01 F02 F03 F04 JF01


F05

Aansluiting voor 220 V 16A voor


handgereedschap of verlichting

X05 X01 X02 X06 X03 X04 X00


Ingang voeding 32A
Aansluiting voor voeding voor
Brokk machine 16A

Aansluiting voor voeding voor


Brokk machine 32A
330mm

F01 F02 F03 F04 JF01


F05

X05 X01 X02 X06 X03 X04 X00

285mm

35-TS-002554-A
92
Service
Algemeen
De beste manier om ongeplande verstoppingen en
storingen te voorkomen is het uitvoeren van dagelijkse
controles en regelmatige service.
NB! Dit zijn algemene instructies. Het is
mogelijk dat sommige te controle-
ren onderdelen niet op uw machine
aanwezig zijn.
De meeste ongevallen met machines vinden plaats
tijdens het lokaliseren van storingen, de service en het
onderhoud, aangezien personeel zich dan binnen de
gevarenzone moet bevinden om de werkzaamheden
uit te voeren. Persoonlijk letsel kan worden voorko-
men door zeer bewust te zijn van het gevaar.
Lees en begrijp het veiligheidshoofdstuk "Risi-
cofactoren tijdens service- en onderhoudswerkzaam-
heden" en voer "Voorbereidingen voor service en
onderhoud" uit voordat u met de servicewerkzaam-
heden begint.

Serviceschema
Het serviceschema is gebaseerd op de bedrijfstijd
van de machine. Aangezien de werkcondities kunnen
variëren, kan het noodzakelijk zijn om het service-
interval aan te passen aan de betreffende werkcon-
dities en de werkomgeving. D.w.z. dat service met
kortere intervallen moet worden uitgevoerd als er in
warme en vuile omgevingen wordt gewerkt.
• Voor meer informatie over het uitvoeren van
controles en service, zie de instructies bij het
serviceschema.
• Voor informatie over onderhoud van dieselmoto-
ren, zie ook de instructies en aanbevelingen van
de motorleverancier.
• Voor informatie over werktuigonderhoud, zie de
instructies en aanbevelingen van de fabrikant.

Controles
Na het uitvoeren van controles moeten storingen
onmiddellijk worden verholpen door middel van
vervanging, afstelling, reparatie, etc.

36-TS-002474-A
93
Serviceschema
Dagelijkse controle
Na transport moet altijd een dagelijkse controle worden uitgevoerd.
Symboolbeschrijvingen

1 2 3

4 5 6

Functie Met betrekking tot


Slijtage/beschadiging
Niveau controleren
Bevestiging

Vervanging
Scheuren

Lekkage
Smering

Functie

Overig

Symbool 1 2 3 4 5 6
Onderstel en steunbenen, met cilinders en assen ● ● ● ●

Armsysteem en werktuigbevestiging, met cilinders en assen ● ● ● ● ● ●


Slangen, zichtbare slangen, bijvoorbeeld armsysteem, steunbe- ● ●
nen, werktuigen
Voedingskabel, aansluiting ● ●
Bedieningskabel ● ●
Hydrauliekvloeistof ●
Diesel Motorolie ●
Koelvloeistof ●
Voorfilter Aftappen
Diesel ●
Waarschuwingslichten ●
Smering van de breker ●
Werktuigen ● ● ● ● ●
Voor onderhoud van werktuigen, extra uitrusting etc., zie ook de overige handboeken.

37-TS-002490-A
94
Wekelijkse service

1 2 3

4 5 6

Functie Met betrekking tot

Slijtage/beschadiging
Niveau controleren
Bevestiging

Vervanging
Scheuren

Lekkage
Smering

Functie
Overig
Symbool 1 2 3 4 5 6
Hele machine De machine reinigen
Dagelijkse controle Uitvoeren
Onderstel, steunbenen, met cilinders en assen ● ● ● ● ●
Aandrijf- en rupsbandframes, inclusief aanspannen van rupsbanden ● ● ● ● ● Versleten rupsband
Voedingseenheid (motor, ventilator, ventilatorhuis, pomp) ●
Radiateur ● Reinigen
Slangen ● ●
Overige hydraulische componenten ● ●
Zwenkmotor, zwenkeenheid ● ●
Tandkrans zwenkeenheid ●
Diesel Luchtfilter, voorfilter, slangen ●
Waterafscheider Aftappen
Brandstoffilter Aftappen
Ventilatorriem ●
Waterafscheider, gedwongen luchtkoeling Aftappen/reinigen
Smering van de breker ●
Breker ● ● Klauwen controleren

Schakelkast Kabels ● Goed bevestigd

Schoon en droog Schoon, droog

Componenten ● ● Goed bevestigd

Rubberen bevestigingen Controleer of ze in orde


zijn
Externe bedrading ● ●

Voor onderhoud van werktuigen, extra uitrusting etc., zie ook de overige handboeken.

37-TS-002490-A
95
Service / 250 uur
Functie Met betrekking tot

Slijtage/beschadiging
Niveau controleren
Bevestiging

Vervanging
Scheuren

Lekkage
Smering

Functie
Overig
Symbool 1 2 3 4 5 6
Wekelijkse service Uitvoeren
Hydraulische pomp ● ● ● Op lawaai controleren
Aandrijfmotor, aandrijfeenheid ● ●
Zwenkmotor, zwenkeenheid ● ● ●
Tandkrans zwenkeenheid ● ●
Hydraulische breker ● ● Bussen en punten contro-
leren
Retourfilter en luchtfilter voor hydraulische tank ●
Servofilter ● Alleen van toepassing op
de Brokk 90
Diesel Motorolie ●
Oliefilter ●
Brandstoffilter ●
Voor onderhoud van werktuigen, extra uitrusting etc., zie ook de overige handboeken.

37-TS-002490-A
96
Service / 500 uur of minimaal eenmaal per jaar
Functie Met betrekking tot

Slijtage/beschadiging
Niveau controleren
Bevestiging

Vervanging
Scheuren

Lekkage
Smering

Functie
Overig
Symbool 1 2 3 4 5 6
Service / 250 uur Uitvoeren
Hydrauliekvloeistof ●
Stickers ● Controleer of ze allemaal
op hun plaats zitten
Schakel- Circuit voor hoge spanning ● Boutverbindingen nadra-
kast aien
Drukregelfilter ●
Diesel Luchtfilter ●
Brandstoffilter ●

Service / 1000 uur


Functie Met betrekking tot
Slijtage/beschadiging
Niveau controleren
Bevestiging

Vervanging
Scheuren

Lekkage
Smering

Functie

Overig
Symbool 1 2 3 4 5 6
Service / 500 uur Uitvoeren
Zwenkmotor, zwenkeenheid ● Olie verversen
Zwenkeenheid, alleen van toepassing op de Brokk 260, 330, 400 ●
Aandrijfmotor, aandrijfeenheid ● Olie verversen
Diesel Koelvloeistof ●
Voor onderhoud van werktuigen, extra uitrusting etc., zie ook de overige handboeken.

37-TS-002490-A
97
Voorbereidingen voor service en onder-
houd
De grootste kans op ongevallen met een Brokk-machine is tijdens het lokaliseren van storingen, service en
onderhoud, aangezien personeel zich dan binnen de gevarenzone van de machine moet bevinden. Persoonlijk
letsel kan worden voorkomen door zeer bewust te zijn van het gevaar. Voorkom ongevallen door werkzaamhe-
den te plannen en voor te bereiden.

Algemeen
• Als de machine in een gevaarlijk gebied staat, ver-
plaats de machine dan naar een veilig gebied.
• Plaats duidelijke markeringen, bijvoorbeeld een
bord, om de mensen in de omgeving te informeren
dat er service en onderhoud worden uitgevoerd.
• Zorg voor voldoende en goed geplaatste werkver-
lichting. Vul de machineverlichting eventueel aan
met losstaande werklampen.
• Zorg dat u weet waar de brandblusser, verbanddoos
en noodtelefoon staan. Bij een machinebrand moet
u een ABE-poederblusser of een BE-kooldioxi-
deblusser gebruiken.

Beschermende uitrusting
• Gebruik altijd de noodzakelijke persoonlijke be-
schermende uitrusting en draag geen loszittende
kleding als u service en onderhoud uitvoert.
• Zorg dat er op het terrein hefuitrusting aanwezig is,
die is goedgekeurd voor het heffen van minimaal
500 kg, om machinecomponenten vast te zetten
en te heffen. Zorg dat er veiligheidsuitrusting
aanwezig is om machinecomponenten mechanisch
vast te zetten.

TS-001620-A.indd
98
Werkomgeving tijdens service
• Het gebied rond de machine moet schoon en
duidelijk zijn, zodat vallen en slippen worden
voorkomen.

• Zorg dat het werkgebied groot genoeg is.


• Reinig de machine. Vuil in het hydraulische sy-
steem leidt snel tot beschadiging en bedrijfssto-
ringen. Zie “De machine reinigen”.

De machine heffen
• Hef de machine zo horizontaal mogelijk en stel
het armsysteem en de steunbenen in. Indien nodig
moet u de machine ondersteunen. Zie “De machine
ondersteunen”.
• Laat een warme machine altijd afkoelen voordat
u met het uitvoeren van service en onderhoud
begint.

TS-001620-A.indd
99
Opgeslagen energie laten ontsnappen
• Verwijder stroombronnen, zodat de machine niet
per ongeluk kan worden gestart. Elektrische com-
ponenten met opgeslagen energie kunnen schok-
ken veroorzaken.
• Schakel de motor uit.
• Zet faseschakelaar S1/Q1 in positie 0.
• Tijdens servicewerkzaamheden waarbij de
machine niet gestart hoeft te worden, moet
u de voedingskabel ontkoppelen en deze zo
neerleggen dat de kabel niet per ongeluk kan
worden aangesloten. Als de servicewerkzaam-
heden vereisen dat de motor draait, let dan op
de gevaren tijdens het werken met of in de
buurt van bewegende onderdelen.
• Ontkoppel de accu als de machine is uitgerust met
een dieselmotor.

• Laat de druk uit de hydraulische tank ontsnap-


pen:
• Demonteer het luchtfilter om de overdruk in
de tank te laten ontsnappen.
• Verlaag de druk in de hydraulische cilinders
door het armsysteem op de grond te laten
rusten.
• Als de machine is uitgerust met handhefbomen
op de hoofdklep, kunt u de druk laten ontsnap-
pen door de hefbomen naar hun eindposities
te bewegen.
• Als de machine niet is uitgerust met handhef-
bomen op de hoofdklep, wacht dan totdat de
druk via interne lekkage is gedaald.

TS-001620-A.indd
100
Verwijderen
• Zet bewegende onderdelen altijd mechanisch vast
voordat u boutverbindingen of hydraulische slan-
gen losdraait. Zo voorkomt u dat zware machine-
onderdelen tijdens het verwijderen in beweging
worden gezet of vallen.
• Verwijder nooit een hydraulische slang zonder
eerst te controleren of deze ontlucht is. Pijp- en
slangkoppelingen kunnen onder druk blijven, ook Bewegende onderdelen mechanisch vastzetten.
al is de motor uitgeschakeld. Ontkoppel alle aan-
sluitingen altijd zorgvuldig.
• Zorg dat u alle kabels en slangen die u tijdens
service en onderhoud verwijdert, markeert. Op
die manier kunt u ze weer op de juiste manier
aansluiten.

Het hydraulische systeem ontluchten.

Kabels en slangen markeren.

Een proefrit maken met de machine


• Let goed op tijdens de proefrit. Als connectors,
kabels of slangen verkeerd gemonteerd zijn, kun-
nen de bewegingen van de machine onjuist zijn.
• Indien er bij het opstarten geluid is, lees dan
“Snelgids storingssymptomen” in “Lokaliseren
van storingen”.

Let goed op tijdens de proefrit.

TS-001620-A.indd
101
Hydrauliekvloeistof en smeermiddelen
Hydrauliekvloeistof
De kwaliteit van de hydrauliekvloeistof waarmee de machine bij levering is gevuld, staat vermeld
op de sticker op de hydraulische tank van de machine.

starttemperatuur
Laagste
Kwaliteit/type Standaard Bedrijfstemperatuur
Minerale olie ISO VG46 ISO-L-HV -17ºC +10°-+85°C (ideaal 50-75°C)
DIN 51524 / 3 HVLP
Waterglycol UltraSafe 620* ISO HFC -10ºC max. +50°C
DIN 51524 / HFC
Biologische olie HF-E46/ DIN 51524 / HVLD -17ºC 0°-+75°C (ideaal 40-75°C)
Shell Naturelle HF-E46 ISO 15380 HEES

Hydrauliekvloeistoffen moeten voldoen aan de volgende normen: DIN 51524 HVLP, ISO 6743-4
HV en SS 15 54 34 AV.
NB! De oppervlaktebehandeling kan beschadigd raken als er verschillende soorten
hydrauliekvloeistof worden gemengd. Controleer de hydraulische kwaliteit
van de vloeistof in het hydraulische systeem van de machine voordat u de
vloeistof bijvult of ververst.
Raadpleeg de producent van de machine voordat u een ander type hydrauliekvloeistof gebruikt in
de machine dan de vloeistoffen die zijn vermeld in bovenstaande tabel.
* Wanneer u waterglycol gebruikt als hydrauliekvloeistof, neemt de levensduur van de cilinderaf-
dichtingen en pompen af. In dat geval moet u extra koelvloeistof gebruiken.
Smeermiddel

Component Kwaliteit Standaard


Transmissie zwenkeenheid SAE 80W-90 API GL 5
Transmissie aandrijfwiel SAE 80W-90 API GL 5
Alle smeerpunten met smeernippels NLGI 2

Gereedschap en extra uitrusting


Zie documentatie van betreffende werktuigleverancier om de juiste kwaliteit van het smeermiddel
te verkrijgen, zodat de garantie van de leverancier geldig is.

TS-001633-A.indd
102
Instructies voor controleren

Smering Steunbenen en armsysteem


Smeer alle verbindingen en cilinderbeugels. Zet ze
Algemeen
in een positie waarin smering mogelijk is.
Het serviceschema geeft aan waar en hoe vaak de De binnenpijp van de telescooparm moet worden
machine gesmeerd moet worden. Het serviceschema gesmeerd. Bedien de telescooparm naar de buitenste
is gebaseerd op de bedrijfsuren van de machine. Het eindpositie. Breng vet aan op de schuifvlakken van
kan nodig zijn het service-interval aan de betreffende de arm (zie afbeelding).
werkomstandigheden en –omgeving aan te passen.
Smeer de machine vaker als de machine wordt bloot-
gesteld aan:
• stoffige of vuile omgevingen
• hoge omgevings- of bedrijfstemperaturen
• hoge belastingen, bijvoorbeeld continu hakken
met een hydraulische breker
Let op!

a Zorg dat niemand de machine start


als er service wordt uitgevoerd.
Als de machine naar de gewens-
Smeer alle verbindingen en cilinderbeugels.

te positie is verplaatst, moet u de


motor uitschakelen. Verwijder de
voedingskabel en leg deze zo neer,
dat de kabel niet per ongeluk weer
kan worden aangesloten.
1. Reinig de nippel voor het smeren.
2. Vervang beschadigde of geblokkeerde nippels
onmiddellijk.
Smeer de binnenbus van de telescoopcilinder.
3. Gebruik een smeerpistool en pomp totdat er
nieuw vet uit komt. Gebruik vet dat door Brokk
in “Hydrauliekvloeistof en smeermiddel” wordt
aanbevolen.
Tip! Smeer de nippels altijd in dezelfde volgorde,
zodat u makkelijker kunt onthouden waar alle nip-
pels zijn geplaatst.

40-TS-002506-A
103
Tandkrans
De tandkrans heeft aparte smeernippels voor lagers
en tanden. Om het vet gelijkmatig te verdelen, moet
u smeren, roteren en opnieuw smeren.
1. Sluit het smeerpistool aan en smeer de beide
smeernippels.
2. Ga op veilige afstand staan, start de machine,
draai het bovenste deel 90° en schakel daarna de
motor uit.
3. Herhaal de punten 1 en 2 drie keer, zodat het
draailager en de draailagertanden op vier plaatsen
worden gesmeerd.
NB! Als u de instructies niet volgt, is
de kans groot dat de tandkransaf-
dichting eruit wordt gedrukt. Het
tandkranslager wordt dan bloot-
gesteld aan vuil en de afdichting
moet worden vervangen.

Zwenkmotor - Brokk 260, Brokk 330,


Brokk 400
De zwenkmotorlagers worden op de smeerplaats
gesmeerd. Het symbool rechts staat op de sticker op
de smeerplaats.
NB! Smeren volgens het servicesche-
ma. Overmatig smeren kan tot be-
schadiging leiden.

Fulcrum - Brokk 40, Brokk 50


• Beweeg cilinder 1 van het armsysteem naar de
buitenste eindpositie.
• Smeer nippel (A).

40-TS-002506-A
104
Scheuren
Algemeen
Een schone machine vergemakkelijkt het opsporen
van scheuren. De kans op scheuren is het grootst bij
de verbindingen bij lasgaten en scherpe randen of
op plaatsen met mechanische schade. De kans dat
een gelaste verbinding scheurt, is het grootst aan het
einde van de las. Kans op scheuren bij lasverbindingen.
Voor de veiligheid is het belangrijk dat scheuren
zo snel mogelijk worden verholpen. Belangrijke vei-
ligheidscomponenten, zoals de werktuigbevestiging,
verbinding, steunbalk, spie, montageplaat of cilinders
mogen niet worden gerepareerd, maar moeten worden
vervangen. Voor lasinstructies, zie het hoofdstuk:
"Laswerkzaamheden aan de machine".

Door materiaal van verschillende diktes neemt de kans op


scheuren toe.

Onderstel
Controleer in het bijzonder op scheuren rond de
steunbeenbevestigingen op het onderstel en op de
steunbenen. Controleer ook de bevestiging van de
zwenkeenheid en de lassen tussen de machinecar-
rosserie en het rupsbandframe.
Armsysteem
Kans op scheuren bij gaten.
Controleer in het bijzonder op scheuren op de arm-
systeemgeleider, de bevestiging voor de cilinders en
lasverbindingen.

Kans op scheuren bij scherpe randen of kleine radiussen.

TS-000433-A.indd
105
Bevestiging Boutverbindingen
• Steunbeenbevestiging met boutverbindingen aan
Algemeen
het chassis.
Om schade aan de machine te voorkomen is het
• Rupsbandframes met boutverbindingen aan het
belangrijk dat de componenten goed en precies zijn
chassis.
bevestigd. Trek en voel of er componenten loszitten.
Let op tekenen van slijtage waardoor de componenten • Boutverbindingen voor de aandrijfmotor.
los kunnen gaan zitten. • Boutverbindingen voor de zwenkmotor.
NB! Zie de lijst met reserveonderdelen • Bovenste en onderste boutverbindingen voor de
voor informatie over aanhaalmo- zwenkeenheid.
menten, kwaliteit van hechtmid-
• Voor draaifuncties met cilinders, controleer de
delen en overige installatie-ins-
cilindersteun, de tandkrans tegen de cilinder en
tructies.
de cilinderbevestiging.
Controleer of de boutverbindingen goed zijn aan-
• Boutverbindingen voor de werktuigbevestiging.
gehaald.
• De boutverbindingen voor het werktuig aan de
NB! Een boutverbinding die met een
montageplaat.
hechtmiddel is gehecht, moet niet
worden gecontroleerd door deze Kabels
na te trekken. Als een boutverbin- Controleer of de externe bedrading en connectors op
ding los is komen te zitten, moet u de juiste manier en goed zijn bevestigd.
de schroefdraden reinigen voordat
u nieuw hechtmiddel aanbrengt. Componenten in de schakelkast
• Controleer of de assen vastzitten/zijn geborgd. Waarschuwing!

b
Controleer de expanderassen door ze na te trekken Kans op elektrische schokken.
met een momentsleutel. Controleer altijd of de machine
• Controleer of de borgpennen vastzitten en niet geen spanning krijgt voordat er
beschadigd zijn. werkzaamheden aan het elek-
De verbindingen van de machine moeten worden trische systeem worden uitgevo-
gecontroleerd volgens het serviceschema. Hierin erd.
staan de verbindingen die het belangrijkst zijn om • Controleer met de hand of de componenten in de
te controleren. schakelkast goed zijn bevestigd.
Assen • Controleer of de bedrading en connectors goed
zijn bevestigd.
• Het ontwerp van de expanderassen zorgt ervoor
dat ze nooit losraken zolang ze regelmatig worden
nagetrokken. Een nieuwe expanderas moet regel-
matig worden nagetrokken totdat deze ingesleten
is. Tekenen van slijtage op de expanderasbus
geven aan dat deze niet goed en regelmatig is
nagetrokken.
NB! Als een expanderas uit zijn positie
is geschoven, moet deze voor het
opnieuw aanhalen worden gecen-
treerd.
• Als de machineassen zijn geborgd door borgpen-
nen, moet u controleren of de borgpennen aan
beide kanten van de assen zijn aangebracht.

42-TS-002522-A
106
Niveau controleren
Algemeen
De niveaupluggen, peilstokken, kijkglazen of niveau-
lijnen op de houder geven de hoogste en laagste toe-
gestane niveaus aan. Als een niveau laag is, controleer
dan op lekkage en verhelp dit indien nodig.
Zet de machine op een vlakke ondergrond. Voordat
u een component opent voor het aflezen of bijvullen,
moet u het gebied reinigen om te voorkomen dat er vuil
binnendringt. Als het niveau laag is, vul dan bij met
het type en de kwaliteit vloeistof die in het hoofdstuk Niveauplug voor niveau-indicatie
Hydrauliekvloeistof zijn gespecificeerd.
Let op!

a Kans op allergische reactie. Her-


haaldelijk contact met de huid kan
tot allergieën leiden. Vermijd huid-
contact. Gebruik beschermende
uitrusting

Peilstok voor niveau-indicatie

Kijkglas of venster voor niveau-indicatie

Min 1/3

Lijn voor niveau-indicatie

TS-001659-A.indd
107
Temperatuur hydrauliekvloeistof
• Bedien het armsysteem naar binnen.
• Lokaliseer de kijkglazen. Ze kunnen worden af-
gelezen zonder het deksel te verwijderen. Indien
nodig gebruikt u de lijst met reserveonderdelen
als hulpmiddel.
Zwenkeenheid
Deze controles zijn alleen van toepassing op machines
met zwenkfuncties uitgerust met een zwenkeenheid.
Lokaliseer en verwijder de peilstok. Veeg de peilstok
af, laat deze zakken en lees het niveau af.
Aandrijfeenheid
Deze controles zijn alleen van toepassing op machines
met aandrijffuncties uitgerust met een aandrijfeen-
A
heid.
• Bedien de machine totdat een van de pluggen
naar hetzelfde niveau beweegt als het centrum
van de naaf en de andere plug in de hoogste
positie staat.
• Draai de niveauplug (A) los. Het oliepeil moet de
Aandrijfeenheid in positie voor niveaucontrole
bovenkant van het gat bereiken.
Smering van de breker
De houder voor smeermiddel is transparant. Contro-
leer of de houder smeermiddel bevat.

Door de transparante houder kan het smeermiddelniveau worden


gecontroleerd.

TS-001659-A.indd
108
Motorolie, dieselmotor
Let op!

a Kans op brandwonden. De mach-


ine wordt tijdens bediening heet.
Laat de machine afkoelen voordat
u service uitvoert.

Kans op brandwonden. Laat hete machines afkoelen voordat u


service uitvoert.
Controleer het oliepeil voordat u start of minstens vijf
minuten nadat u klaar bent met de werkzaamheden.
De olie moet in de lekbak terugstromen om het peil
goed af te kunnen lezen. Het oliepeil kan worden ge-
controleerd zonder eerst het deksel te verwijderen.
• Verwijder de peilstok (1), veeg deze schoon en Het oliepeil controleren.
steek deze er weer in.
• Verwijder de peilstok nogmaals en controleer het
oliepeil. Het oliepeil moet tussen de niveaulijnen
(A) liggen.

Koelvloeistof, dieselmotor
Het niveau wordt gecontroleerd op de expansietank
van het koelsysteem en kan worden afgelezen zonder
het deksel te verwijderen. Controleer of minimaal 1/3
van de expansietank gevuld is met koelvloeistof.

Min. 1/3

Het koelvloeistofniveau controleren.

TS-001659-A.indd
109
Slijtage en beschadiging
Algemeen
De kans op machinestoringen met als gevolg hoge
reparatiekosten neemt toe als de machine wordt ge-
bruikt terwijl componenten beschadigd of versleten
zijn. Slijtage aan componenten moet zo snel mogelijk
worden verholpen.
Slijtage-assen en glijlagers
Als de speling in de verbindingen en de cilinder-
beugels zo groot wordt dat het werktuig moeilijk te
bedienen is, is het tijd om lagers, en indien nodig,
assen te vervangen.
Als er speling in de verbindingen aanwezig is,
moeten de lagers altijd worden vervangen. Controleer
of de lagerloopringen niet beschadigd zijn. Als de
lagerloopringen beschadigd zijn, moet de component
worden vervangen of gerepareerd. Alle lagerposities
hebben H7-tolerantie.
Assen moeten worden vervangen als ze afgesleten
zijn.
• Als een expanderbus afgesleten is, wijst dit erop
dat deze niet goed is aangehaald.
• Het is belangrijk dat de lijnverbindingen goed
gesmeerd zijn, zodat ze binnendringend vuil eruit
kunnen drukken en slijtage aan de assen en lagers
wordt geminimaliseerd.
Slijtage aan rubberen componenten
Controleer of de rupsbanden en de kussens van de
steunbenen heel zijn. Deze moeten worden vervangen
als ze tot op het metaal versleten zijn.
Slijtage aan hydraulische slangen
Controleer de hydraulische slangen regelmatig. Con-
troleer of de slangen niet beschadigd zijn. Controleer
of het koord in de slang niet zichtbaar is. Controleer
of geen van de slangen tegen scherpe randen schuren.
Let op het gevaar van uitgestraalde warmte. Vervang
beschadigde slangen.
Slijtage aan elektrische kabels
Kans op elektrische schokken. Bij het controleren
van de elektrische kabels moet de voedingskabel
ontkoppeld zijn. Controleer of de isolatiehulzen van
de kabels niet beschadigd zijn. Vervang beschadigde
kabels onmiddellijk.

Controleer of de hydraulische slangen en elektrische kabels niet


tegen scherpe randen schuren.

TS-000454-A.indd
110
Lekkage
Algemeen
Lekkage kan tot ernstige machinestoringen leiden. Het
slipgevaar op het terrein neemt toe en de omgeving
loopt schade op. De kans om lekkage op tijd te ont-
dekken wordt vergroot door de machine regelmatig
te wassen. Verhelp lekkages zo snel mogelijk en vul
indien nodig bij. De machine op lekkage controleren.

Temperatuur hydrauliekvloeistof
Als er hydrauliekvloeistof lekt, neemt de kans op
binnendringend vuil in het hydraulische systeem toe.
Dit kan leiden tot storingen en beschadiging van de
machine.
Als u onder de machine, op de draaischijf of op
het onderstel hydrauliekvloeistof ontdekt, is er ergens
sprake van lekkage. Controleer slangaansluitingen,
aansluitingen en cilinders zeer zorgvuldig. Er kan
ook lekkage van andere hydraulische componenten
ontstaan en dat kan door een lijn van vuil worden
ontdekt. Na de juiste handeling moet de machine
worden gereinigd.
Motorolie
Lekkage van motorolie wordt duidelijk op de draai-
schijf. Als er lekkage ontstaat, bestaat de kans op
motorstoringen. Gebruik de motor niet voordat de
lekkage is verholpen. Controleer of het display van
de schakelkast aangeeft dat de oliedruk laag is.

TS-001672-A.indd
111
Functie Werktuigbevestiging
De werktuigbevestiging is bedoeld om het werktuig
Algemeen
aan de carrier te bevestigen. Het werktuig mag nooit
De functiecontrole zorgt ervoor dat de machine werkt onbedoeld losraken. Versleten, defecte of ontbrekende
zoals hij moet, d.w.z. dat de richting, snelheid en componenten kunnen ervoor zorgen dat de werk-
bediening correct zijn. tuigbevestiging niet goed werkt. Controleer of de
Remfuncties werktuigbevestiging compleet is en of alle onderdelen
heel en goed gemonteerd zijn.
De functie van de bedrijfsrem wordt gecontroleerd
door de machine in een hoek te zetten. Laat de be- ZET DE WERKTUIGBEVESTIGING VAST
dieningshendel los. De machine moet afremmen, Controleer op scheuren en een veilige installatie.
stoppen en stil blijven staan.
MECHANISCHE SNELKOPPELING
De zwenkremfunctie wordt gecontroleerd door
de arm op een hellend oppervlak te draaien. Laat de Waarschuwing!
bedieningshendel los. De arm moet nu stoppen. De spie en pen voor de werktu-
igbevestiging zijn belangrijke vei-
Radiateur
ligheidscomponenten. Een vers-
Om goed te kunnen werken, mag de radiateur niet leten of beschadigde spie moet
door vuil worden geblokkeerd of verstopt zitten. Bij worden vervangen door een ori-
oververhitting nemen de levensduur en betrouwbaar- gineel vervangingsonderdeel van
heid van elektrische en hydraulische componenten Brokk. U mag de spieën niet zelf
af. Indien nodig reinigen volgens de instructies in maken.
het hoofdstuk “Behandelen”.
Controleer de componenten van de werktuigbevesti-
Cilinders ging op scheuren en een veilige installatie. Controleer
Bij het controleren van cilinderbussen en zuigerstan- of de spie de verbinding goed borgt. De spie mag niet
gen moeten de cilinders in de eindpositie staan. Zorg zo versleten zijn dat deze tegen de bevestiging aan
dat er geen knikken of scheuren in de cilinderbussen komt. Controleer of de pen de spie borgt, zodat deze
zitten. Als ze beschadigd zijn, moeten ze onmiddellijk tijdens werkzaamheden niet los kan trillen.
worden vervangen.

Op beschadiging controleren op de cilinderbussen en zuiger-


stangen.
Controleer of de zuigerstangen onbeschadigd en
recht zijn. Indien het oppervlak van de zuigerstang
licht beschadigd is, probeer dan de schade weg te
schuren met een fijne poetsdoek voordat de cilinder
ingebracht wordt. Een beschadigde zuigerstang kan
een verontreinigd hydraulisch systeem veroorzaken
met als resultaat schade aan de machine.

TS-001685-A.indd
112
Spanning van de rupsband
De rupsband wordt zo gespannen dat deze tijdens
bediening niet losraakt. Te hard aanhalen vergroot de
belasting, waardoor storingen kunnen ontstaan.
• Zorg dat de rupsband niet meer dan 10-15 mm
speling heeft en dat deze alleen tegen het draag-
wiel ligt.
Als er tijdens de werkzaamheden sloopmateriaal of De rupsband mag niet meer dan 10-15 mm speling hebben.
iets dergelijks in de zijkant van de rupsband komt,
voorkomt een veerfunctie dat de machine beschadigd
raakt en er een storing optreedt. De veerfunctie be-
staat uit een hydraulische accumulator of een veer.
Lichtere modellen van de machine zijn niet met de
veerfunctie uitgerust.

AUTOMATISCHE HYDRAULISCHE SPANNING HANDMATIGE SPANNING VAN DE RUPS-


VAN DE RUPSBAND BAND
Automatische hydraulische spanning van de rupsband Zet de steunbenen in hun eindposities en controleer
houdt in dat deze wordt geactiveerd als de steunbe- of de rupsband ontspant.
nen van de machine zijn uitgezet. Zet de steunbenen
Met vet gevulde cilinders en veren kunnen worden
omhoog, zodat de druk in de accumulator toeneemt.
afgesteld door de rupsband te spannen. Sluit hiervoor
Zet de steunbenen omlaag in de eindpositie. Wacht
een smeerpistool aan op de cilindernippel (1) en pomp
15 minuten voordat u gaat controleren. Als de rups-
tot de vereiste rupsbandspanning.
band slap is, kan dit worden veroorzaakt doordat
een restrictieklep (A) of controleklep (B) van de
rupsbandspanfunctie geblokkeerd of defect is.
Bij het omhoog zetten van de steunbenen met
de restrictieklep open, wordt de hydrauliekvloeistof 1
door het systeem gepompt en de accumulatorklep
wordt gereinigd.
• Laat de druk in de accumulator en de cilinder voor
rupsbandspanning ontsnappen door de restrictie- Nippel voor afstellen van rupsbandspanning.
klep linksom open te draaien. Zet de steunbenen De rupsband kan met de stelschroef worden ge-
omhoog. Sluit de restrictieklep. Niet te hard aan- spannen door de borgmoer (A) los te draaien en de
halen. Hierdoor kan de restrictieklep beschadigd stelschroef (B) te draaien totdat de rupsband de juiste
raken. Zet de steunbenen omhoog, zodat de druk spanning heeft. Haal de borgmoer aan.
in de accumulator toeneemt.

B
A
A B
B
A Restrictieklep, B Controleklep Rupsband spannen met de stelschroef (B) en de borgmoer (A).

TS-001685-A.indd
113
Draaifunctie met cilinder, afstellen
Zorg dat er geen speling aanwezig is tussen het tand-
wiel en de tandstang in de eindpositie. Draai de arm
naar een eindpositie en beweeg de arm heen en weer.
Als er speling in de arm aanwezig is, draai dan de
borgmoer (C) los en stel af met de schroef (B). Borg
vervolgens met de borgmoer. Voer dezelfde controle
in de andere eindpositie uit.
De cilindersteun (A) moet tijdens de volledige draai-
beweging tegen de cilinderbus liggen. Als dat niet het
geval is, moet u de cilindersteun afstellen.

Brokk 40

Brokk 50: A Cilindersteun, B Schroef, C Borgmoer

Telescooparm
Controleer op speling tussen de buitenste en binnenste
bus van de telescooparm. Controleer de cilinder en
controleer of de arm soepel beweegt. Door versleten
glijplaten neemt de speling toe. Extreem versleten
glijplaten kunnen schade veroorzaken aan de buitenste
en binnenste bussen, doordat de schroeven waarmee
de glijplaten vastzitten de glijvlakken bekrassen. Als
de glijvlakken van de buitenste of binnenste bussen
beschadigd zijn, moeten deze worden gerepareerd
voordat er nieuwe glijplaten worden gemonteerd.
Voordat u de glijplaten vervangt, moet u het armsy-
steem van de machine vastzetten met hefuitrusting.
De cilinderbeugel moet bij het verwijderen worden
verwarmd.
B
NB! Zie de lijst met reserveonderdelen A
D
voor informatie over aanhaalmo-
menten, kwaliteit van hechtmid-
delen en overige installatie-ins-
tructies. D
Bij het hermonteren van de binnenste bus in de bui- D
tenste bus is een pers of ander hulpmiddel vereist. C

A Binnenste bus, B Buitenste bus, C Cilinderbeugel, D Glij-


platen

TS-001685-A.indd
114
Luchttoevoer, dieselmotor
Om de motor goed te laten werken en niet te beschadi-
gen, moet deze voldoende gefilterde lucht krijgen.
Controleer of het display van de schakelkast aangeeft
dat het luchtfilter afgedicht is. Vervang indien nodig
het filter/filterelement.
Controleer of de motor geen ongefilterde lucht trekt
door lekkage, beschadiging of een defecte instal-
latie.
Brandstoftoevoer, dieselmotor
Zie het handboek van de fabrikant.
Ventilatorriem, dieselmotor
Zie het handboek van de fabrikant.
Koelvloeistof
Controleer het vriespunt van de koelvloeistof met
een glycoltester. Zie Technische gegevens voor de
aanbevolen waarden.
Smering van de breker
Controleer of de smering de breker bereikt door de
smeerslang te verwijderen en de brekerfunctie te
activeren. Als de functie door een hydraulische pomp
wordt aangedreven, moet de machine worden gestart.
Wees zeer voorzichtig bij het uitvoeren van controles,
zodat persoonlijk letsel wordt voorkomen.
Werktuigen
Controleer of het werktuig zo kan worden gebruikt
dat de operator en de mensen in de buurt niet aan
gevaar worden blootgesteld.
Voor overige controles, zie het handboek van de
leverancier.

TS-001685-A.indd
115
Vervanging HYDRAULIEKVLOEISTOF AANVULLEN
Gebruik hetzelfde type en dezelfde kwaliteit vloei-
Algemeen stof als voor het aftappen of verander dit volgens
Door regelmatige vervanging volgens het service- de instructies “Op een ander type overstappen”.
schema nemen de levensduur en bedrijfsveiligheid Het type hydrauliekvloeistof dat bij levering in de
toe. Vervang vloeistoffen en filters zodanig, dat het machine wordt gebruikt, staat vermeld op de sticker
hydraulische systeem of de omgeving niet wordt die op de tank van de machine is geplakt. Een lijst
verontreinigd. Verzamel en dank gebruikte materialen met door Brokk AB aanbevolen vloeistoffen staat in
af volgens de lokale regelgeving. het hoofdstuk “Machinegegevens”.
Zet de machine op een vlakke ondergrond. Voordat Als de machine een vulpomp heeft, moet deze voor
u een component opent voor het aflezen of bijvullen, het vullen worden gebruikt.
moet u het gebied reinigen om te voorkomen dat
er vuil binnendringt. Ontlast de machine en laat de Bedien de machine zo, dat de armsysteemcilinders
machine voor de vervanging afkoelen. Als het ni- zijn ingetrokken.
veau laag is, moet u volgens de volgende instructies • Druk op de stopknop in de schakelkast.
bijvullen. • Reinig de inlaatslang van de vulpomp. Verwijder
Let op! de plug en steek de slang in het vloeistofreser-

a Kans op allergische reactie. Her-


haaldelijk contact met de huid kan
tot allergieën leiden. Vermijd huid-
voir.
• Open de afsluitklep.
• Start de pomp door knop S20 in te drukken en tot
contact. Gebruik beschermende
uitrusting. het juiste niveau te pompen.
• Sluit de afsluitklep en monteer de plug weer in
Temperatuur hydrauliekvloeistof de inlaatslang.
TAP DE HYDRAULIEKVLOEISTOF AF • Start de machine en bedien de cilinders enkele
Bedien de machine zo, dat de armsysteemcilinders keren tussen de buitenste en binnenste eindposities
zijn ingetrokken en draai het armsysteem naar de om de lucht te laten ontsnappen dat bij het vullen
zijkant. in het hydraulische systeem kan zijn gekomen.
Demonteer het luchtfilter om de overdruk in de hy-
draulische tank te laten ontsnappen.
Zet een opvangbak onder de aftapplug van de tank
en open de plug.
Tip: Gebruik bij het aftappen een afgesneden fles
als trechter.
Afsluitklep in de gesloten positie.
• Haal de aftapplug aan als alle vloeistof is afge-
tapt.
• Vervang het retourfilter. Als de machine geen vulpomp heeft, moet bij het
vullen het luchtfilter zijn verwijderd. De kans is groot
• Haal het luchtfilter aan. dat er vuil in het hydraulische systeem binnendringt.
NB! Start de motor niet als de hydrau- Reinigen voordat u het filter verwijdert. Zorg dat de
lische tank leeg is. Hierdoor raakt gebruikte trechter o.i.d. zeer schoon is.
de hydraulische pomp bescha-
digd.

TS-001698-A.indd
116
OP EEN ANDER TYPE OVERSTAPPEN Om een optimale functie te waarborgen als u mi-
Bij het overstappen van hydrauliekvloeistof op mi- lieuvriendelijke hydrauliekvloeistof gebruikt, is het
neraalbasis naar een milieuvriendelijke soort, moet belangrijk om altijd hetzelfde product te gebruiken,
u er rekening mee houden dat de vloeistoffen slecht ook bij het bijvullen van kleine hoeveelheden. Sluit
mengen. Het restant oude vloeistof in het systeem geen werktuig aan met een andere hydrauliekvloeistof
moet minder dan 10% zijn en daarom zijn er 3 stap- dan die in de machine zit.
pen nodig. Milieuvriendelijke hydrauliekvloeistof kan beter
water “absorberen” en mengen dan hydrauliekvloei-
stoffen op mineraalbasis. Controleer het watervolume
door middel van regelmatige conditieanalyses.
Machines met veel bedrijfsuren kunnen afzet-
tingen in het hydraulische systeem hebben. Als u
op milieuvriendelijke hydrauliekvloeistof overstapt,
kunnen deze afzettingen losraken. Daarom moet u na
het vervangen van hydrauliekvloeistof enkele keren
het retourfilter controleren en vervangen.

1 2 3
A Bestaande hydrauliekvloeistof, afgedankt.
B Milieuvriendelijke olie, gebruikt als doorspoelolie in stap 1,
afgedankt.
C Milieuvriendelijke olie gebruikt als doorspoelolie. Kan 3
keer als doorspoelolie worden gebruikt.
* Doorspoelolie, nieuwe milieuvriendelijke olie of doorspoelolie
type C.
N Nieuwe milieuvriendelijke olie.

STAP 1
• Laat de machine op bedrijfstemperatuur (40-50°C)
draaien en bedien de zuigerstangen van de hydrau-
lische cilinders naar binnen. Plaats een opvangbak
onder de aftapkraan van de hydraulische tank en
open de plug.
• Vervang het retourfilter.
• Reinig de hydraulische tank volgens de instructies.
Installeer de aftapplug.
• Vullen met doorspoelolie of nieuwe milieuvrien-
delijke hydrauliekvloeistof. Gebruik de machine
en zijn functies maximaal 50 uur met doorspoel-
olie.
STAP 2
• Tap de vloeistof af. Vervang het retourfilter. Vul
het hydraulische systeem met nieuwe milieuvrien-
delijke hydrauliekvloeistof.
• Gebruik de machine en zijn functies maximaal
100 uur met doorspoelolie.
STAP 3
• Tap de vloeistof af. Vervang het retourfilter. Vul
het hydraulische systeem met nieuwe milieuvrien-
delijke hydrauliekvloeistof.

TS-001698-A.indd
117
Retouroliefilter
• Reinig de buitenkant van het filter en de omge- D A
vende componenten zorgvuldig. Verwijder het
luchtfilter.
• Verwijder het filterdeksel (A). Til de filterhouder
(B) en het filterelement (C) omhoog. Verwijder C B
de overloopklep (D) of de veer van het filterele-
ment.
• Verwijder het filterelement uit de filterhouder.
Verwijder de O-ringen aan beide kanten van het
filter. De O-ringen moeten worden vervangen.
Het retourfilter met overloopklep.
Controleer op ongewoon grote hoeveelheden en on-
gewoon grote metaaldeeltjes of afdichtmateriaal in
de filterhouder. Als dit het geval is, controleer dan
het hydraulische systeem van de machine.
• Reinig de filterhouder zorgvuldig. Gebruik een A
ontvettingsmiddel, spoel met heet water en blaas D
schoon met perslucht.
• Installeer nieuwe O-ringen.
• Druk het filterelement in de filterhouder. Installeer C
de overloopklep.
• Installeer de filterhouder in het filterhuis dat in de
tank is geplaatst. Beschadig hierbij de O-ringen
niet.
• Schroef het deksel op zijn plaats en haal dit zo B
aan, dat het deksel is afgedicht.
• Installeer het luchtfilter.

Retourfilter met veer.

Luchtfilter
Lokaliseer het luchtfilter met behulp van de lijst met
reserveonderdelen. Reinig rond het filter voordat u dit
losdraait en door een nieuw filter vervangt.

Luchtfilter voor hydraulische tank

TS-001698-A.indd
118
Servofilter
Zie “Filter voor servodruk controleren” in Lokaliseren
van storingen.

Drukregelfilter
Verwijder het filter. Tap de vloeistof af uit de filter-
houder en reinig indien nodig. Vervang het filterele-
ment.

Drukregelfilter

Zwenkeenheid – olie vervangen.


Indien u de olie in de zwenkeenheid Brokk 330 ver-
vangt, moet de lager ook gesmeerd worden.
• Ontlast de machine.
• Plaats een opvangbak onder de aftapplug.
• Verwijder de aftapplug en peilstok van de
zwenkeenheid.
• Haal de aftapplug aan als alle olie is afgetapt.
• Vul de olie bij. Controleer na tien minuten met
behulp van de peilstok of het juiste niveau bereikt
is.

Gebruik bij het aftappen een afgesneden fles als trechter.

TS-001698-A.indd
119
Aandrijfeenheid
• Bedien de machine totdat een van de pluggen
naar hetzelfde niveau beweegt als het centrum
van de naaf en de andere plug in de laagste po-
sitie staat.
• Plaats een opvangbak onder de naaf en draai de
aftappluggen los. Aftappen en daarna de aftap-
pluggen weer vastdraaien.
Tip: Gebruik bij het aftappen een afgesneden fles Niveaudisplay met de niveauplug, aftappositie.
als trechter.
• Bedien de machine totdat een van de pluggen
naar hetzelfde niveau beweegt als het centrum
van de naaf en de andere plug in de hoogste
positie staat.
• Verwijder beide pluggen. Vul olie bij in het boven-
ste gat totdat er olie uit het onderste gat stroomt.
Wacht ongeveer 10 minuten en vul bij. Herhaal
dit totdat het oliepeil correct is.
• Draai de pluggen weer vast.

Niveaudisplay met de niveauplug, vulpositie.

Motorolie, dieselmotor
• Bedien het armsysteem en de draaischijf naar de
zijkant. Pak een opvangbak van 20 liter.
• Verwijder het deksel en steek de olieaftapslang
in de aftapbak. Draai de olievuldop los. Open
de aftapplug van de slang en tap de olie af in de
opvangbak.
• Voordat u losdraait, moet u een opvangbak onder
het filter plaatsen. Haal een nieuw origineel filter
met de hand aan.
• Installeer de aftapplug weer en zet de slang op
zijn plaats. Plaats een schone trechter in het vulgat Olie aftappen met de aftapslang
en vul bij met olie. Voor volume en kwaliteit, zie
Technische gegevens.

Het oliefilter vervangen.

TS-001698-A.indd
120
Luchtfilter, dieselmotor
Als het display van de schakelkast aangeeft dat het
luchtfilter geblokkeerd is, moet het filterelement
worden vervangen en moet het filterlichaam worden
gereinigd of vervangen. Het tweede filter moet om
de vijf servicebeurten voor het filterelement of elke
twee jaar worden vervangen.
• Verwijder het filterelement door de draden los te
maken en de houder eruit te trekken.
• Draai het filterelement en trek het uit de houder.
Indien nodig kan het filterelement maximaal vijf
keer met perslucht worden gereinigd. Na maximaal
twee jaar moet het filterelement worden vervangen.
Markeer met een pen hoe vaak het filterelement is
gereinigd.
1-2 De draden losmaken. 3 De houder eruit trekken.

Gebruik een pijp, die is vastgemaakt aan de pers-


luchtspuit, om het filterelement schoon te blazen. De
pijp moet aan een uiteinde in een hoek van 90° zijn
gebogen en moet lang genoeg zijn om de bodem van
het filterelement te bereiken.
• Met droge perslucht (maximaal 5 bar) schoon-
blazen door de pijp in het filterelement omhoog
en omlaag te bewegen totdat er geen stof meer
uitkomt.
NB! Controleer eerst of het papieren element en de
rubberen afdichtingen niet beschadigd zijn. Het filterelement draaien en eruit trekken.
Scheuren en gaten in het papieren element kunnen
worden opgespoord met behulp van een fluorescen-
tielamp.
NB! Kans op motorstoring. Gebruik
nooit een beschadigd filterele-
ment. Vervang dit altijd door een
nieuwe.

Met perslucht schoonblazen, max. 5 bar.

TS-001698-A.indd
121
De afdichting van het tweede element mag alleen
worden gebroken bij het vervangen en mag niet
worden hergebruikt.
• Gebruik een schroevendraaier om de afdichting
van het tweede element van binnenuit erin te
drukken. Trek beide lussen omhoog.
• Gebruik beide lussen om het tweede element vast
te houden en trek vervolgens met een enigszins
draaiende beweging.
• Druk er een nieuw tweede element in.
• Druk de open kant van het filterelement in de
houder. De afdichting van het tweede element breken.
• Installeer de houder stevig. Noteer de positie van
de stofledigingsklep. Deze moet ± 15° rechts of
links van verticaal naar beneden wijzen.
• Plaats de draden in de groef en haal aan.

Het tweede element aan de lussen eruit trekken.

De stofledigingsklep moet naar beneden wijzen.

TS-001698-A.indd
122
Brandstoffilter, dieselmotor
NB! Stof en vuil in de brandstoffilterhouder kunnen
tot storingen in de brandstofpomp en het inspuit-
mondstuk leiden. Vervang het filter en reinig de
brandstoffilterhouder.
Ontlucht het brandstofsysteem na het vervangen.
Het brandstofsysteem ontluchten, die-
sel
Het ontluchten van het brandstofsysteem kan nodig
zijn als een van de componenten is verwijderd of voor-
dat de motor na lange tijd weer wordt gebruikt.
• Vul de brandstoftank zoveel mogelijk.
• Draai de ontluchtingsklep voor het brandstoffilter Brandstoffilter met ontluchtingsklep.
(A) een paar slagen los. Pomp brandstof met de
pomp (B) totdat er brandstof uit de ontluchtings-
klep komt. Haal de klep weer aan als er geen bellen
meer zichtbaar zijn.
• Controleer of het brandstofsysteem niet lekt. Als
de motor na het ontluchten ongelijkmatig loopt,
zie het handboek van de fabrikant.

Koelvloeistof, dieselmotor
Let op!

a De motor moet koud zijn als de ra-


diateurkap wordt geopend. Als de
motor warm is, staat het koelsys-
teem onder druk waardoor er hete
stoom uitspuit als de radiateurkap
wordt geopend. Stoom veroorzaakt
Er kan hete stoom uitspuiten als de radiateurkap wordt ge-
ernstige brandwonden. De koelv- opend.
loeistof bevat glycol en is giftig.
• Verwijder het rechter achterdeel van de machine.
Gebruik hefuitrusting.
• Plaats een opvangbak onder de aftapplug van de
radiateur. Open de radiateurkap. Draai de aftapplug
van de radiateur en de aftapplug aan de rechterkant
van de motor los.
• Haal de aftapplug aan.
• Via de expansietank bijvullen met water en gly-
A
col.
Aftappluggen voor de koelvloeistof.

TS-001698-A.indd
123
Overig
Aftapklep voor luchtfilter, diesel
Onder normale omstandigheden moet de aftapklep
één keer per week worden geopend om grote vuil- en
stofdeeltjes te verwijderen. In stoffige omgevingen
moet dit dagelijks worden gedaan.
Verwijder de rubberhouder en leeg deze of houd
er een hand onder en knijp erin zodat de houder
wordt geleegd.

De aftapklep (A) openen om vuil en stof te verwijderen.

Waterafscheider
De waterafscheider moet worden afgetapt om te
voorkomen dat er water en vuil in het brandstofsy-
steem komen.
• Schakel de motor uit.
• Draai de aftapschroef (A) los, zodat er water uit
begint te stromen. Wacht totdat er diesel in plaats
van water uit begint te stromen en haal vervolgens
de aftapschroef aan.

De waterafscheider aftappen met de aftapschroef (A).

Brandstoftank reinigen Schakelkast


Op de bodem van de brandstoftank worden water en Waarschuwing!
sediment verzameld. Tap de tank af wanneer deze
bijna leeg is en wanneer de machine een tijdje op een
helling heeft gestaan, zodat water en sediment bij de
aftapplug terecht zijn gekomen.
b Kans op elektrische schokken.
Controleer altijd of de machine
geen spanning krijgt voordat er
werkzaamheden aan het elek-
Let er tijdens het aftappen op dat niet alle brandstof
trische systeem worden uitgevo-
eruit loopt. De brandstoftank wordt afgetapt via de
erd.
aftapplug in de bodem van de brandstoftank. Draai
de plug los. Tap water en sediment af, totdat er al- • Verwijder vuil en gebruik een stofzuiger.
leen diesel uit de plug stroomt. Draai de plug weer • Controleer de pakkingen.
vast. Verzamel de vloeistoffen in een opvangbak en
• Controleer of de componenten goed zijn bevestigd.
dank ze af in overeenstemming met de plaatselijke
regelgeving. • Controleer de rubberen bevestigingen. Indien
nodig vervangen.
• Controleer of de bedrading en connectors goed
zijn bevestigd.

48-TS-002538-A
124
Laswerkzaamheden aan de machine
Alleen gekwalificeerde lassers mogen laswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.

Brandgevaar. De machine bevat brandbare vloeistof- Gevaar voor inademen van gevaarlijke stoffen. Er
fen en componenten. Las niet direct in de buurt van kunnen giftige gassen worden gevormd. Gebruik
brandbare vloeistoffen, zoals bij tanks, brandstoflei- luchtverversers om lasrook te verwijderen als er
dingen of hydraulische pijpen. Zorg dat er een brand- binnen wordt gelast. Las nooit in de buurt van rub-
blusser aanwezig is. Werk niet alleen en controleer beren of kunststof materialen. Draag een ademha-
na de werkzaamheden of er geen brandgevaar bestaat lingsmasker.
door vonken of warmte.

Gevaar voor inademen van gevaarlijke stoffen. Gebruik lucht-


verversers en draag een ademhalingsmasker.
Brandgevaar. Zorg dat er brandblussers, verbanddozen en
noodtelefoons op het terrein aanwezig zijn.

Voor het lassen


• Het te lassen oppervlak moet kaal metaal zijn. Verwijder vuil of oppervlaktebehandelingen. Gebruik een
slijpmachine, een staalborstel of een zandblaasmachine.
• Slijp lasfouten weg voordat u een nieuwe gelaste verbinding maakt.
• Sluit de aardverbinding op het te lassen object of zo dichtbij mogelijk aan. Als de aarding verkeerd wordt
gelegd, kunnen lagers, kleppen en elektrische componenten door de hoge stroom beschadigd raken.
• Ontkoppel de minpool van de accu en alle elektrische aansluitingen op de dynamo bij het elektrisch lassen
op op diesel aangedreven machines.
• Ontkoppel de elektronische eenheid door alle kabels ervan te ontkoppelen.
• Verwijder de accu uit dieselmachines. Plaats de accu op een veilige afstand van de machine.
• Als er in de buurt van de dieseltank moet worden gelast, minimaliseer dan de hoeveelheid dieseldampen
door te zorgen dat de tank vol is.

TS-000489-A.indd
125
Aanbevolen lasdraad
Gebruik lasdraad dat geschikt is voor het materiaal. De laselektroden moeten droog zijn, zie de
instructies van de fabrikant.
Type Aanbevolen materiaal
Pijp Filarc PZ6105R
Klasse: AWS A5. 18-93 E70 C-6M H4
Vast OK Au wire 12.50
Klasse: AWS A5. 18-93 ER705-6
Pin OK 48.30
Klasse: AWS A5.1 E7018

Lasadviezen
• Als de las scheurt, boor dan een gat aan het uiteinde van de scheur voordat u begint te lassen.
• Begin of eindig een las nooit in een hoek.
• Als de gecombineerde plaatdikte meer dan 30 mm is, verwarm het materiaal dan voor tot
150˚C.

Componenten die niet mogen worden gelast


De volgende componenten mogen niet worden gerepareerd, maar moeten worden vervangen:
• werktuigbevestiging
• verbinding
• steunbalk
• spie
• montageplaat
• cilinders
• hydraulische tank
• dieseltank
• gegoten componenten

TS-000489-A.indd
126

You might also like