Ebookstep 584

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 69

Liefde natuurlijk 01 Scones Spotlights

1st Edition Susan Muskee


Visit to download the full and correct content document:
https://ebookstep.com/product/liefde-natuurlijk-01-scones-spotlights-1st-edition-susan
-muskee/
More products digital (pdf, epub, mobi) instant
download maybe you interests ...

Liefde natuurlijk 03 Marathons mokkataart 1st Edition


Susan Muskee

https://ebookstep.com/product/liefde-natuurlijk-03-marathons-
mokkataart-1st-edition-susan-muskee/

Eerst rennen dan vliegen 1st Edition Susan Muskee

https://ebookstep.com/product/eerst-rennen-dan-vliegen-1st-
edition-susan-muskee/

Zomerzussen 01 Liefde op het strand 1st Edition


Jennifer Probst

https://ebookstep.com/product/zomerzussen-01-liefde-op-het-
strand-1st-edition-jennifer-probst/

Liefde in Laslap 1st Edition Elsa Winckler

https://ebookstep.com/product/liefde-in-laslap-1st-edition-elsa-
winckler/
Niet zonder liefde Wendy Brokers

https://ebookstep.com/product/niet-zonder-liefde-wendy-brokers/

Verboden nachten 1st Edition Susan Mallery

https://ebookstep.com/product/verboden-nachten-1st-edition-susan-
mallery/

FB Bailey Flanigan 04 Op de liefde 1st Edition Karen


Kingsbury

https://ebookstep.com/product/fb-bailey-flanigan-04-op-de-
liefde-1st-edition-karen-kingsbury/

Leuk maar lastig 1st Edition Susan Mallery

https://ebookstep.com/product/leuk-maar-lastig-1st-edition-susan-
mallery/

Liefde in de sneeuw 02 Valentijn in de sneeuw 1st


Edition Roz Marshall

https://ebookstep.com/product/liefde-in-de-sneeuw-02-valentijn-
in-de-sneeuw-1st-edition-roz-marshall/
Scones en spotlights

OMNIBUS 2
Susan Muskee

Scones en spotlights
Liefde, natuurlijk
DEEL 1

LOFT Books
Amsterdam
Volg LOFT Books op social media:

LOFT Books @loftpublishing

ISBN978 90 472 0533 3


© 2020 Susan Muskee
Omslagontwerp en -illustratie Studio Jan de Boer
eBook Mat-Zet bv, Huizen
Oh, I think I landed
In a world I hadn’t seen
When I’m feeling ordinary
When I don’t know what I mean

Coldplay – ‘A Head Full of Dreams’


1

Met een dikke, gebreide shawl om haar nek en een warme jas aan
stapte Cleo naar buiten. Geroutineerd trok ze de voordeur achter
zich dicht en meteen werd ze overvallen door een koude, gure wind
die haar heel even de adem benam. Het miezerde. O ja, herfst. Even
vergeten. Het leek wel gisteren dat ze in haar bikini lag te zonnen op
het balkon, met een glas cola met ijsklontjes in haar ene hand en
haar favoriete boek in de andere. Nu was het plotseling half oktober
en was de zomer ineens voorbij. Althans, voor haar gevoel dan.
Volgend weekend ging de klok alweer een uur achteruit en dat
betekende automatisch dat de tijd van warme, gebreide truien en
dikke jassen nu toch echt weer aanbrak. Cleo was al niet zo’n held in
‘spannende’ kledingkeuzes, maar haar wintergarderobe was
simpelweg treurig te noemen. Vijftig tinten grijs, maar dan letterlijk.
De koude wind vond een minuscule opening tussen haar shawl en
de kraag van haar jas en kroop genadeloos langs haar nek over haar
rug. Cleo trok haar jas nog iets dichter om zich heen en liep morrend
naar de fietsenberging naast haar huis. Waarom had ze Kim ook
alweer beloofd haar te helpen bij het uitzoeken van een nieuwe
fotocamera? Ze had helemaal geen verstand van dat spul, en
waarom kon Kim zo’n ding eigenlijk niet gewoon online bestellen?
Dan hadden ze vandaag lekker op de bank kunnen kruipen met een
goed boek. Toegegeven: voor haar beste vriendin deed Cleo alles en
Kim wist dat maar al te goed. Misschien dat ze me daarom ook heeft
gevraagd om mee te gaan, dacht Cleo. Kim wist dat ze het bij Abigail
en Sophie niet hoefde te proberen; die zouden haar vierkant
uitlachen als ze vroeg om ‘even’ heen en weer te gaan naar
Amsterdam. Op deze rotdag. In dit rotweer. Anderhalf uur heen,
anderhalf uur terug. Nogmaals, waarom deed ze dit ook alweer?
Bij de fietsenberging aangekomen zag Cleo dat Kim haar eigen
fiets al uit het rek had gemanoeuvreerd.
‘Hé, slome! Schiet op, man, straks missen we de trein!’ riep haar
vriendin.
‘Dat zou vervelend zijn,’ mompelde Cleo. ‘Moeten we weer
helemaal terug naar binnen. Op de bank, onder een dekentje, met
een kop koffie. En een boek. En een stuk van die mokkataart die ik
nog overheb van gisteren. Goh, vervelend. Echt vervelend.’
Kim grijnsde breed en gaf haar een stomp tegen haar schouder.
‘Zeg, aansteller, zo erg is het niet.’
Cleo snoof terwijl ze langs haar vriendin liep en de fietsenberging
binnenstapte. ‘Natuurlijk wel. De herfst is zonder enige twijfel het
vreselijkste seizoen van het jaar,’ zei ze, terwijl ze plechtig een
wijsvinger de lucht in stak. ‘Je hebt geluk dat het alleen miezert,
anders was ik überhaupt niet eens naar buiten gekomen en had je
mooi in je eentje kunnen gaan.’ Mopperend trok ze haar fiets los uit
de kluwen van twee andere fietsen, reed de roestige tweewieler
naar buiten en deed de deur achter zich dicht. ‘Al goed, al goed. Ik
ga met je mee. Op één voorwaarde: dat jij zo –’
‘Koffie regelt? Already ahead of you, my dear. Hier.’ Kim haalde een
thermosbeker achter haar rug vandaan en drukte die in Cleo’s
handen. ‘Net gezet, toen jij twijfelde tussen dat lichtgrijze en dat
donkergrijze shirt. Waarschijnlijk niet zo lekker als wanneer jij het
zou zetten, maar hé, het is de gedachte die telt. Kom op, zuurpruim.
Let’s go.’

Als ze elkaar vandaag zouden ontmoeten, waren Cleo en Kim


misschien niet eens vriendinnen geworden. Ze verschilden als dag en
nacht: Kims favoriete seizoen was de herfst, Cleo hield meer van de
lente. Kim was een echte designliefhebber en had jarenlang
gespaard voor haar eerste designstoel (eentje van een Deens merk
waar Cleo nog nooit van gehoord had en waarvan haar mond
openviel toen haar vriendin vertelde hoeveel het ding moest kosten),
Cleo’s inrichting bestond vooral uit meubels van een… ánder
Scandinavisch merk.
Zelfs qua uiterlijk konden ze niet sterker verschillen: Kim had lang,
donkerbruin haar en droeg altijd een zwarte coltrui (waarvan ze er
twintig had, maar die allemaal ‘écht wel verschillend waren’) en een
nette pantalon, Cleo had sprieterig, hoogblond haar en was uit te
tekenen in een skinny jeans met een shirt uit de H&M basic-collectie.
Maar het leven was nu eenmaal zo gelopen. Kim was in de tweede
klas van de middelbare school verhuisd naar het huis tegenover dat
van Cleo. Kim en haar ouders waren daarmee de enige niet-
zeventigplussers in de straat – op Cleo en haar moeder na,
natuurlijk. Zelfs Ollie, de jack russell van mevrouw Pietersen van
nummer vijftien, was in hondenjaren de pensioenleeftijd ruim
gepasseerd: Cleo liet hem elke zondagavond uit en was dan bijna
een uur bezig om een simpel blokje om te lopen met het beestje.
Hoewel Cleo altijd aandrong dat het echt niet nodig was, bedankte
mevrouw Pietersen haar steevast met een enorme hoeveelheid
kerstkoekjes – ongeacht welk seizoen het was. Cleo verdacht haar
buurvrouw ervan dat haar complete kelder stond volgepropt met een
voorraad die groter was dan die in het gemiddelde supermarktschap
in december, maar het waren van die kransjes met suikerstukjes
erop (Cleo’s lievelings), dus ze vond het niet heel erg.
Toen het TE KOOP-bord uit de tuin van het huis aan de overkant
werd gehaald en er een kleine vrachtwagen van een verhuisbedrijf
op de oprit tot stilstand kwam, zat Cleo met haar neus tegen het
raam geplakt. Voor haar gevoel woonde heel bejaard Nederland al in
hun straat, dus móésten er wel jongere mensen komen. Ze slaakte
dan ook een gilletje van blijdschap toen ze een man, een vrouw,
en… een meisje van haar leeftijd uit de verhuiswagen zag stappen.
Haar gebeden waren eindelijk verhoord. Het gezicht van het meisje
stond weliswaar op onweer, maar Cleo liet zich niet kennen.
Samen met haar moeder Lauren beende ze in sneltreinvaart naar
de overkant van de straat en terwijl de volwassenen kennismaakten,
raakte Cleo met haar nieuwe buurmeisje aan de praat. Kim heette
ze, en ze was boos omdat ze haar vrienden en vriendinnen achter
had moeten laten om hierheen te verhuizen. Ze vond het een
rotstad, veel kleiner dan ze gewend was en snapte niet waarom haar
ouders hier zo nodig wilden wonen. Helemaal omdat zij sowieso de
helft van de tijd in het buitenland zaten om natuurdocumentaires te
filmen, en haar tante dan zou komen logeren. Dat kon toch ook
gewoon in hun oude huis, dus waarom moesten ze verhuizen naar
een veel kleiner huis in een veel kleinere stad?
Cleo bood aan om samen een stuk te gaan fietsen en haar zo de
stad te laten zien. Ze beloofde dat het minder erg was dan Kim
dacht. Kims ouders vonden het een goed idee, haar fiets werd
uitgeladen en Cleo en Kim spendeerden de hele dag samen. Aan het
eind van de middag zaten ze in de voortuin van Cleo een ijsje te
eten en had Kim de helft van de stad al gezien. Oké, klein was het
inderdaad, maar ze had toe moeten geven dat het minder erg was
dan gedacht.
Aangezien er maar één middelbare school was en Kim net als Cleo
havo deed, was het vrijwel zeker dat de meiden bij elkaar in de klas
zouden komen. En zo geschiedde: op de eerste schooldag van het
tweede jaar stapte er een blond meisje met piekerig haar de
drempel van het klaslokaal over, met in haar kielzog een bezorgd
kijkend meisje met lang bruin haar. Nog voordat Kim ook maar één
woord had gezegd, had Cleo haar al voorgesteld aan haar
vriendinnen Abigail en Sophie, en tegen de tijd dat de tweede pauze
begon waren de vier meiden onafscheidelijk.
Toen Sophie en Abigail na de havo in Utrecht en Eindhoven gingen
studeren en op kamers gingen, bleven Cleo en Kim thuis wonen.
Cleo ging eerst een jaartje werken om wat geld te verdienen voor
haar studie en Kim kon met de trein op en neer naar haar
fotografieopleiding. Toen een collega van Cleo samen met haar
vriend verhuisde naar een andere stad en Cleo en Kim allebei toch
wel graag op zichzelf wilden wonen, was de rekensom snel gemaakt:
de vriendinnen werden huisgenoten.
Inmiddels was het vier jaar later en was Kim van plan om komend
jaar af te studeren, hoewel ze nog steeds geen afstudeerproject had
gevonden. Ze wist in elk geval dat het ergens in een grote stad
moest zijn, want hun eigen woonplaats was toch eigenlijk echt te
klein om een groot fotografieproject op te zetten. Er was niet eens
een galerie, dus exposeren kon sowieso al niet. Wat ze al helemaal
zeker wist was dat het een grootse, bijzondere portretserie moest
worden die mensen aan het denken zou zetten.

Aangekomen in Amsterdam snelde Kim voor Cleo uit richting de


tram. Cleo moest haar best doen om haar bij te houden, want ze
hield aardig de pas erin. Haar vriendin was uitgelaten en een klein
beetje zenuwachtig. Kim was al vanaf haar veertiende bezig met
fotografie: toen kreeg ze voor haar verjaardag een analoge camera
van haar ouders. Uren fotografeerde ze van alles en nog wat, van de
hond van mevrouw Pietersen tot de straten in de stad – alles zette
ze op de foto. Rolletje na rolletje schoot ze vol en Cleo, Sophie en
Abigail hadden uren model gestaan, waarbij Kim hun als een ware
professional aanwijzingen gaf: ‘Draai je hoofd iets mijn kant op, doe
je schouders iets naar achteren, leg je hand eens daar neer, niet zo
knijpen met je ogen!’ Cleo vond het niet eens zo erg: haar opa en
oma hadden talloze fotolijstjes met schitterende portretten van haar
door het hele huis hangen en het scheelde haar moeder weer
bijbestellen bij de schoolfotograaf.
2

Kim stond met grote ogen naar alle camera’s en apparatuur te


kijken. Ze voelde zich als een kind in een snoepwinkel en stond te
glunderen bij alles wat ze zag. Cleo daarentegen wachtte voor haar
gevoel inmiddels al drie uur in de camerawinkel, hoewel het volgens
haar horloge net een kwartier was. Maar dat ding gaf wel vaker de
tijd verkeerd aan, dus ze was ervan overtuigd dat ze écht al uren
binnen waren.
Kim was druk in gesprek met de verkoper over f-getallen en stond
wild te gebaren, toen Cleo een zacht deuntje hoorde uit haar jaszak.
Ze viste haar mobiel eruit en zag Sophies naam in het schermpje
staan. Meteen gleed er een glimlach over haar gezicht.
‘Soof, zo blij dat je belt! Red me, alsjeblieft. Ik trek dit niet langer!
Red me!’ riep Cleo theatraal in de telefoon, met een schuin oog naar
Kim. Sophie speelde het spelletje mee en zette een serieuze stem
op.
‘Dag, mevrouw Goedhardt, wij kregen een melding van een
extreme vorm van verwaarlozing van een persoon door iemand met
de naam “Kim Jansma”. Kunt u mij bevestiging geven van deze
situatie?’
‘O, agent, goddank! Ik dacht dat u nóóit zou bellen! Ik ben hier
inmiddels al úúúren en niemand bekommert zich om me. Ik geloof
dat ik zelfs langzaamaan uitdroog, ik voel dat het einde nabij is!’
‘Geen zorgen mevrouw, geef me uw locatie en we komen er direct
aan.’
Cleo merkte dat Kim totaal geen aandacht had voor het theaterstuk
dat ze met Sophie aan het opvoeren was.
‘Sorry Soof, ze heeft niks door. Laat maar zitten. Hoe gaat ’t?’
Sophie gniffelde aan de andere kant van de lijn. ‘Net iets voor haar,
alleen maar aandacht voor camera’s en lenzen, zeker. Soms zou ik
willen dat ik me net zo kon focussen als zij. Goed, anyway, ik heb
nieuws! Vet leuk nieuws, mégaleuk nieuws en dat ga ik natuurlijk
niet over de telefoon vertellen. Dús… Wat doen jullie dit weekend?
Ik ben een paar dagen bij mijn ouders en ik móét jullie gewoon even
zien. Ik heb Abs al gesproken en zij gaat ook een weekendje naar
haar ouders! Hoe toevallig? Dat is toch toevallig? Eindelijk weer een
ouderwets avondje met z’n vieren! Kunnen jullie vrijdag? Of
zaterdag? Het is je geraden dat jullie kunnen, want ik heb nieuws
dat eigenlijk niet kan wachten!’
Cleo wist zeker dat Sophie zat te stuiteren op haar stoel. Ze zag
helemaal voor zich hoe Sophie met haar grote, donkerbruine ogen,
haar knalrood geverfde haar en haar fifties-outfit van de ene op de
andere bil zat te wippen, met een grote, brede grijns op haar
gezicht.
Sophie was een bijzondere verschijning. Ze had altijd een voorkeur
gehad voor kleding die nét iets anders was dan anders, en toen ze
op zolder bij de grootouders van Cleo een keer een vintagejurk vond
van Cleo’s oma, was ze meteen verkocht geweest. Sindsdien
struinde ze alle vintagewinkels af en droeg ze niets anders meer dan
polkadots, hoge pumps en jurken met zwierige, wijd uitlopende
rokken. Waar Kim nog niet dood gevonden wilde worden in een
tweedehandswinkel, was het voor Sophie een tweede thuis. Haar
lippen waren altijd rood gestift in een kleur die perfect bij haar haar
paste, en zonder superstrakke eyeliner ging ze de deur niet uit. Ze
had tientallen A-lijn-jurken en -rokken en leefde volgens het credo
always dress like you’re going to meet your worst enemy.
Op haar opleiding journalistiek werkte Sophies verschijning alleen
maar in haar voordeel: iedereen wist meteen wie ze was en onthield
haar vanaf de eerste ontmoeting. Sophie had een ontwapenende
glimlach en was iemand die écht naar je luisterde als je iets zat te
vertellen. Of je nou een betoog van een uur hield over
kwantummechanica of een recept voor je oma’s appeltaart deelde,
Sophie hing aan je lippen. Ze zorgde er altijd voor dat je tegen haar
wilde blijven praten en dat je nooit het gevoel had te veel te
vertellen. Cleo geloofde er heilig in dat precies die eigenschap haar
vriendin een fantastische journalist zou maken. Sophies grootste
droom was om vóór de camera te staan en de nieuwe Eva Jinek te
worden, met een eigen latenighttalkshow – misschien zelfs wel
ergens in het buitenland. Als ze tenminste ooit haar opleiding zou
afronden, want door al haar bijbaantjes bij lokale omroepen en
kranten én haar werk als redacteur bij het studententijdschrift van
haar schoolinstelling had ze veel te weinig tijd voor haar studie. Ze
zat, net als Kim en Abigail, inmiddels in het vijfde jaar van haar
opleiding, maar het kon Sophie weinig schelen. Ze wist dat het wel
goed zou komen, alleen nog ‘even’ afstuderen en ze was klaar. Dat
zou ze wel een keer doen als ze er zin in had, zei ze altijd.
Cleo dacht na. ‘Vrijdag kan ik wel. Ik moet wel werken tot vier uur,
daarna heb ik nog van halfvijf tot halfzes yoga. Dan nog even
boodschappen doen… Als jullie nou rond zevenen bij ons zijn, is dat
een idee?’
Ze liep naar Kim en gebaarde naar haar mobiel.
‘Vrijdag, zeven uur, eten met Soof en Abs, bij ons thuis. Leuk?’
Kims blik werd met moeite weggetrokken van de camera die ze in
haar hand had, maar toen ze besefte wat Cleo had gezegd
verscheen er een brede lach op haar gezicht. ‘Héél leuk!’
Met een tevreden glimlach hervatte Cleo haar telefoongesprek met
Sophie.
‘Kim is in! En ik ook, en jij ook. Jij had Abs al gebeld zei je, toch?’
‘Jep, die heeft net zoveel zin om jullie weer te zien als ik.
Superleuk, Clee, als ik iets mee moet nemen moet je het zeggen,
hè? Hebben jullie wel genoeg wijn? Moet ik extra wijn meenemen?
Twee, drie, vier flessen?’
Cleo schamperde. ‘Hallo, weet je wel tegen wie je het hebt?’
Aan de andere kant van de lijn stootte Sophie een proestend lachje
uit. ‘Oké, oké, fine. Echt, nogmaals, superleuk, ik heb er nú al zin in.
Succes nog even met die marteling daar, kun je niet beter gewoon
ergens koffie gaan drinken in een koffietent in de buurt?’
‘Ze zal zo vast wel klaar zijn, en anders smeer ik hem gewoon en
merkt ze het vanzelf dat ik weg ben. Ach ja, ik heb er zelf voor
gekozen om mee te gaan en dit betekent veel voor haar. Ik hou je
op de hoogte. Als ik over drie uur nog niets van me heb laten horen
moet je de hulptroepen echt sturen, oké?’
‘Je bent veel te goed voor deze wereld, dat weet je, hè?’
‘Ja ja, I know. Tot vrijdag, Soof.’
‘Tot vrijdag, moeder Teresa!’
3

Cleo rolde soepel langs de bar en griste er een dienblad van af. Met
een halve draai rolde ze weer de andere kant op, en ze moest in
zichzelf grinniken als ze dacht aan hoe stuntelig ze in het begin op
haar rolschaatsen was geweest.
Ze kon zich haar eerste werkdag bij The Rolling Scones, inmiddels
al ruim vier jaar geleden, nog al te goed herinneren. Ze had er
gesolliciteerd omdat ze na de havo geld nodig had om haar studie
aan het conservatorium te kunnen betalen. Cleo had uitgerekend dat
als ze een jaar lang hard zou werken, amper wat uit zou geven en
haar inkomsten bij haar spaargeld van de afgelopen jaren zou
leggen, ze in elk geval de eerste twee jaar van de opleiding door zou
moeten kunnen komen. Daarna zag ze wel weer verder. Als ze
tenminste bij het conservatorium aangenomen zou worden, want ze
wist dat er jaarlijks veel meer aanmeldingen waren dan beschikbare
plekken.
Cleo droomde al sinds haar tiende van een carrière in de muziek.
Haar vader speelde gitaar en ze zat vaak hele middagen naar hem te
luisteren. Hij had het haar een beetje geleerd, maar kwam te
overlijden voordat ze het écht goed onder de knie had. Toen haar
grootouders haar op haar elfde, vlak na haar vaders dood, een
gitaar gaven, wilde ze daar eerst niets van weten. Gitaar spelen was
iets van haar en haar vader: als hij er niet was om haar te helpen of
iets uit te leggen, had het voor haar geen zin. Toch draaide ze
uiteindelijk bij en merkte ze dat gitaar spelen er juist voor zorgde dat
ze beter om kon gaan met het verlies. Ze oefende uren achtereen en
schreef na een tijd haar allereerste liedje. Het had twee coupletten
en stelde weinig voor, maar Cleo haalde er troost uit. Liedjes
schrijven was sindsdien langzaam uitgegroeid tot haar manier om
om te gaan met verdriet, maar ook met blijdschap, liefde en geluk.
Ze had tijdens haar middelbareschooltijd zo’n dertig nummers
geschreven. Lang niet allemaal even goed, maar ze wist het zeker:
dit wilde ze voor altijd doen. Alle mogelijkheden om op school op te
treden greep ze met beide handen aan. Haar moeder had Cleo in de
vierde klas verteld dat ze haar opleiding niet kon betalen, ook al
wilde ze het echt heel graag. Dus zat er weinig anders op en ging
Cleo na haar examens eerst een jaar werken en sparen. Ze
probeerde het van de positieve kant te bekijken: zo had ze een jaar
extra de tijd om te werken aan haar nummer voor het
toelatingsexamen.
Vlak na haar eindexamen had Cleo wel vijftig sollicitatiebrieven
verstuurd, maar overal werd het uiteindelijk niets. Of het was voor
alleen de zomervakantie, of het bleek echt een rotbaantje te zijn als
ze er iemand over sprak aan de telefoon, of ze zochten iemand ‘met
meer ervaring’.
Ze had twee sollicitatiegesprekken gehad: bij de lokale bioscoop als
schoonmaakster en bij koffiecafé The Rolling Scones als serveerster.
Tijdens het gesprek in de bioscoop zat ze tegenover een verveelde
jongen die haar vertelde dat ze veertig uur per week popcorn tussen
luxe stoelen vandaan moest plukken en het tapijt moest stofzuigen.
Toen ze grappend vroeg of ze de stukjes die nog intact waren mocht
houden, keek de jongen haar aan met een onbewogen blik en zei hij
dat ze dat zelf moest weten. Binnen een kwartier stond ze weer
buiten, wetende dat ze het, als ze diep in haar hart keek, niet zou
trekken om daar een jaar lang veertig uur per week te werken. Bij
The Rolling Scones bleken ze een stuk aardiger. Cleo had aan de
eigenaren Hannah en James uitgelegd dat ze voor een jaar een
baantje zocht en zij hadden haar met open armen ontvangen. Een
beetje koffie inschenken en rondbrengen leek haar eerlijk gezegd
niet zo moeilijk, ook al was het op rolschaatsen. Totdat ze haar
rolschaatsen daadwerkelijk áántrok.
Want ja, The Rolling Scones deed zijn naam eer aan. Het concept
van het café was gebaseerd op twee dingen: het was volledig
aangekleed met een Engels thema en serveerde Engelse
specialiteiten (vandaar de scones) én de obers en serveersters reden
allemaal op rolschaatsen rond (vandaar het ‘rolling’-gedeelte). Zodra
ze voor het eerst het café binnenstapte, was Cleo verliefd geworden
op de inrichting: de donkere, hardhouten vloer en het lichtblauwe
behang, hier en daar wat schilderijen van de Britse koningin en de
rest van The Royal Family, uiteraard een paar Engelse vlaggen en
een aantal posters van The Rolling Stones, The Beatles en andere
bekende Engelse bands. Het café stond vol met stoelen met
bloemenprint, chesterfieldbanken en fauteuils met daarop geruite
kussens. Over de tafels lagen tafellopers in hetzelfde Engelse geruite
patroon als op de kussens, en om het geheel nog wat knusser te
maken stonden er overal kasten vol boeken. Maar dat rondrijden op
rolschaatsen… Daar had Cleo zich aardig in vergist.
Bij het tekenen van haar contract had ze haar eigen rolschaatsen
gekregen.
‘Neem ze maar mee, dan kun je thuis vast wat oefenen voordat je
komende week aan het werk gaat,’ had Hannah gezegd.
Cleo had een beetje moeten lachen, want zo moeilijk was
rolschaatsen toch niet? Gewoon vier wieltjes onder je schoen. Een
beetje afzetten en rollen maar. Cleo had tegen Hannah gebluft dat
ze al veel vaker op rolschaatsen had gestaan en dat ze er
waarschijnlijk alleen weer ‘even in moest komen’, maar dat het
daarna hartstikke makkelijk zou gaan. Het gehele café was immers
gelijkvloers, dus zo moeilijk kon het toch niet zijn?

Eenmaal thuis had ze haar contract in een multomap gestopt met al


haar belangrijke papieren erin en vervolgens had ze, zittend op de
drempel van de voordeur, meteen de rolschaatsen aangetrokken.
Vastklampend aan de deurpost had ze zichzelf omhooggehesen,
waarna ze wiebelend op haar benen stond. So far so good. Maar
zodra ze één voet iets wilde bewegen leek het alsof ze, als in een
slechte slapstick, uitgleed over een bananenschil, en ze was op een
haar na tegen de grond gegaan. Goed, even rustig ademen en dan
opnieuw proberen. Inmiddels had ze zich maar opnieuw
vastgegrepen aan de deurpost, voordat ze alsnog als een soort
stervende zwaan ter aarde zou storten. Inwendig vloekend had ze
zichzelf streng toegesproken. Iedereen in dat café kan dat, dus jij
ook. Eerst de ene voet bewegen, daarna de andere. Kom op.
Ze rolde tergend langzaam de oprit af, richting de stoep,
ondertussen wild maaiend met haar armen en biddend tot de
rolschaatsgoden dat niemand haar zo zou zien.
Terwijl ze met de snelheid van een kreupele schildpad
vooruitkwam, zag ze in de verte mevrouw Pietersen van nummer
vijftien lopen met Ollie. Zodra de jack russell Cleo in het oog kreeg
begon hij wild te trekken aan de riem, blijkbaar vergeten dat hij het
jongehondstadium al jaren geleden gepasseerd was. Al snel kon
mevrouw Pietersen het beestje niet meer houden en zat er niets
anders op dan de riem los te laten.
Ollie stoof op Cleo af, die nog steeds krampachtig om zich heen
stond te maaien, hopende dat ze naar een lantaarnpaal kon rollen
om zich ergens aan vast te kunnen houden. De jack russell zag dit
blijkbaar als een gezellige begroeting, want hij rende in één rechte
streep naar haar toe en sprong, voor zover zijn oude botten dat
toelieten, enthousiast tegen haar op. Cleo verloor haar evenwicht,
ging onderuit en landde met een sierlijk boogje precies op beide
billen. Ollie sprong enthousiast kwispelend bij haar op schoot en likte
aan haar wang, terwijl mevrouw Pietersen in bejaardentempo naar
Cleo snelwandelde en zich verontschuldigend over haar heen boog.
‘Ach, sorry, meisje, heb je pijn? Hij is soms ook zo lomp, en dat
voor zo’n klein beest. Niet te geloven. Gaat het een beetje? Wat ben
je aan het doen, rolschaatsen? Och, ik kan me nog herinneren dat
we dat in de jaren zeventig allemaal deden…’
Terwijl Cleo zichzelf voorzichtig en wiebelend overeind hees,
praatte mevrouw Pietersen honderduit over dat ze ooit met een
vriendje als eerste afspraakje naar de rolschaatsbaan was geweest
en dat ze toen beter was geweest in rolschaatsen dan hij.
‘Hij stond er zo ongeveer net zo bij te wiebelen als jij nu, dus
uiteindelijk ben ik maar in mijn eentje rondjes gaan rijden en is hij
koffie gaan drinken in het café. Een uur of twee later heb ik hem pas
opgezocht. Ja, ik had me zo verheugd op dat rolschaatsen, dan ging
ik dat natuurlijk ook gewoon doen. Hij wachtte maar even!’
Cleo perste er een lachje uit, maar mevrouw Pietersen zag dat ze
ergens mee zat.
‘Wat is er aan de hand, meisje?’
Cleo zuchtte diep en vertelde schoorvoetend het hele verhaal aan
haar oude buurvrouw. Dat ze aan was genomen bij The Rolling
Scones, dat ze tegen Hannah had gebluft dat ze al eerder op
rolschaatsen had gestaan en dat ze zowat een uur had gedaan over
een afstand van nog geen tien meter. Ze voelde zich rot, hulpeloos
en verdrietig.
Mevrouw Pietersen hoorde het hele verhaal aan en sprak haar
vervolgens resoluut toe. ‘Over een uur kom je bij mij langs met die
dingen. Ik kan er zelf niet meer op staan door die nieuwe heup,
maar toen ik jouw leeftijd had lééfde ik op rolschaatsen. Ik ben drie
keer op rij lokaal rollerdiscokampioen geweest, heb ik je dat ooit
verteld? In 1971, 1972 én 1973. Geen zorgen, meisje, ik ga je
helpen. Aan het eind van de middag is rolschaatsen voor jou net zo
gemakkelijk als lopen. Och, en ik heb nog van die heerlijke
kerstkransjes, dan zet ik thee en dan kunnen we die daar heerlijk bij
nemen!’

Vijf uur later was Cleo minstens honderdvijftig keer op en neer door
de woonkamer van mevrouw Pietersen gerold. Het huis had een
smalle aanbouw, waardoor de woonkamer zes meter langer was dan
die van haar en haar moeder. Op de houten parketvloer rolden haar
wieltjes zo soepel dat het bijna voelde alsof ze zweefde. Mevrouw
Pietersen had haar uitgelegd hoe ze haar evenwicht moest bewaren,
hoe ze vaart kon maken en – het belangrijkste – hoe ze moest
remmen. Ze had haar geleerd om bochten te maken en Cleo kon op
een gegeven moment zelfs omdraaien terwijl ze aan het rollen was,
zodat ze een stukje achteruitrolde.
De volgende dag had Cleo niet kunnen lopen van de spierpijn,
maar het was het helemaal waard geweest. Op haar eerste werkdag
bij The Rolling Scones rolde ze tussen de tafels door alsof ze nooit
anders gedaan had.
4

‘Cleo, kun jij even checken of tafel vijf nog iets nodig heeft?’
‘Yes, ga ik doen!’
Cleo pakte haar notitieblokje uit haar schort en rolde naar de man
aan tafel vijf. Hij zag eruit alsof hij eind zestig was en zijn haargrens
zat waarschijnlijk al minstens twintig jaar niet meer in de buurt van
waar die ooit had gezeten. Het beetje haar dat hij nog op zijn hoofd
had was grijs en hij had diepe groeven in zijn voorhoofd. Hij deed
haar een beetje denken aan haar vroegere leraar Duits, en ze vroeg
zich af wat deze man als beroep had. Of had gehad, aangezien hij
hoogstwaarschijnlijk al met pensioen was.
De man zat de krant te lezen, zoals veel gasten deden op
vrijdagochtend. The Rolling Scones had een abonnement op tien
kranten en tijdschriften, van de Volkskrant en het AD tot – zoals het
een echt Brits koffiecafé betaamt – The Guardian en The Daily
Telegraph. De man was verdiept in Het Financieele Dagblad en keek
niet op toen Cleo naast zijn tafel tot stilstand kwam. Zijn grote mok
cappuccino was vrijwel leeg: er zat nog maximaal één slok in. Cleo
wees op de kop.
‘Dag meneer, de koffie smaakt, zo te zien? Zal ik u een tweede
cappuccino komen brengen?’
De man keek niet op of om.
‘Meneer?’
Zich ineens bewust van haar aanwezigheid keek de man met een
ruk op. De zalmroze krant verkreukelde hij een beetje in zijn
handen. ‘Och, meisje, je laat me schrikken,’ zei hij. De ogen van de
man verzachtten en er kroop een voorzichtig glimlachje over zijn
gezicht terwijl hij naar zijn oor wees. ‘Batterijen leeg. Ik dacht dat ik
nog wel zou merken wat er om me heen gebeurt, maar ik zit
helemaal in dit artikel over duurzame energieopwekking op een
bedrijvenpark in Duitsland. Bijzonder interessant, bijzonder
interessant. Maar jij komt vast niet vragen wat ik van de krant vind.
Jullie zijn trouwens de enigen die überhaupt nog “echte” boeken,
kranten en tijdschriften hebben. In de meeste koffiezaken in de stad
zit iedereen de hele tijd op zijn telefoontje te kijken.’
Cleo glimlachte. ‘Fijn om te horen, meneer. Ik zal uw complimenten
doorgeven aan de eigenaresse,’ zei ze, met een hoofdknik naar de
bar, waar Hannah twee lattes stond te maken. Daarna wees ze op
zijn vrijwel lege koffiekop. ‘Kan ik nog iets voor u inschenken?’
‘O, heel graag, meisje.’ De man pakte de kop op, nam de laatste
slok en zei: ‘Doe er maar nog zo één.’
Cleo knikte, nam zijn koffiekop aan en rolde terug naar de bar.
Daar aangekomen richtte ze zich tot Hannah. ‘Complimenten van de
meneer aan tafel vijf voor het feit dat we hier nog “echte” boeken,
kranten en tijdschriften hebben. En meteen de vraag of we hem nog
een grote cappuccino kunnen brengen.’
Hannah begon te stralen. ‘Dat is nou precies waar we het voor
doen. Ik breng hem die cappuccino wel. Wil jij deze lattes
uitserveren aan die twee dames daar?’
Even later zag Cleo dat Hannah naar de oudere man rolde en een
grote cappuccino voor hem neerzette, met ernaast een schoteltje
met daarop een The Rolling Scones-specialiteit: twee scones, jam en
een flinke dot clotted cream. Voordat de man iets kon zeggen gaf
Hannah hem een dikke knipoog en was ze alweer weggerold.

De rest van de dag was het ontzettend druk in het café. De herfst
leek dit jaar een soort vroege winter te zijn en het was koud en guur
buiten. Hoewel het vandaag gelukkig niet regende, bleven veel
mensen wat langer hangen na de lunch, vooral omdat ze liever
binnen zaten dan dat ze naar buiten gingen. Zelfs de oudere man
van tafel vijf was uiteindelijk nog ruim anderhalf uur blijven zitten en
had twee kranten gelezen. Cleo rolde de hele dag heen en weer met
ontelbaar veel mokken koffie, thee en warme chocolademelk met
slagroom, meestal met homemade mokkataart of scones ernaast.
De scones van James, de chef-kok, waren al sinds de opening van
het café een regelrechte hit. Ze serveerden de zoete broodjes altijd
met huisgemaakte clotted cream en jam, en James maakte altijd
grapjes dat het geheime ingrediënt dat hij toevoegde simpelweg
‘een hele hoop liefde voor Engeland’ was.
James en Hannah waren beste vrienden en hadden ooit het idee
gehad om samen een restaurant of café te openen. Hun liefdes voor
Engeland én hun favoriete band The Rolling Stones bepaalden al
snel dat het een Engels koffiecafé moest worden. Dat was nu zeven
jaar geleden. Hannah leidde de bediening, James leidde de keuken
en samen waren ze een perfect team. The Rolling Scones zat aan de
rand van het centrum en was een van de populairste koffietenten
van de stad, waar veel freelancers kwamen om te werken, studenten
kwamen om te leren en winkelend publiek een tussenstop maakte
voor een kop koffie. Ook Kim zat soms hele middagen in het café,
weggestopt in een hoekje, met haar laptop op schoot. Om foto’s te
bewerken, haar huiswerk te maken en stiekem ook om een paar
koppen van de lekkerste cappuccino van de stad te drinken. Hannah
mocht Kim graag, en zette dan ook geregeld zonder te vragen een
extra grote kop neer terwijl ze een kleine cappuccino op Kims
rekening had aangeslagen.
De sfeer in het café was altijd rustig en gemoedelijk, en door een
mix van knusse relax-hoekjes en eettafeltjes was het een plek waar
de meesten urenlang konden vertoeven. De oudere man aan tafel
vijf was niet de enige die hield van de ‘echte’ kranten en
tijdschriften, want van zowel de kranten als de boeken in de
boekenkasten werd veel gebruikgemaakt. The Rolling Scones
hanteerde het principe ‘neem een boek, geef een boek’, waarbij
iedereen zijn boeken bij de boekenkast achter mocht laten, en als je
een boek wilde hebben, stond het je vrij om het mee te nemen. Veel
bezoekers van het café benutten die mogelijkheid graag, en de
boeken in de boekenkasten rouleerden gestaag.

Tegen vier uur maakte Cleo aanstalten om te gaan. In overleg met


Hannah mocht ze op vrijdag altijd iets eerder weg, zodat ze haar
yogales kon volgen. Natuurlijk had ze Hannah verteld over de uiterst
goede reden die ze daarvoor had, die eigenlijk niets te maken had
met ontspanning of mantra’s. Hannah had het oké gevonden dat ze
haar yogales om die tijd volgde, op één voorwaarde: dat Cleo haar
op de hoogte hield van de ontwikkelingen tussen haar en de reden
waarom ze zo graag specifiek die les wilde volgen.
In het opberghok annex voorraadkast annex kantine trok Cleo haar
rolschaatsen uit en verwisselde ze haar werkkleding voor haar
yogaoutfit. Ze gooide haar T-shirt met daarop het logo van The
Rolling Scones in de wasmand naast de wasmachine. Vervolgens
bond ze de veters van haar rolschaatsen aan elkaar en maakte die
vast aan haar tas, waarna ze de deur openduwde met haar heup.
Onderweg naar de uitgang zwaaide ze naar Hannah. ‘Tot
maandag!’
‘Dank weer voor vandaag, Clee,’ riep Hannah terug. ‘Veel plezier
straks, groetjes aan de meiden en tot maandag!’
Cleo haalde buiten haar fiets van het slot en raasde in hoog tempo
naar de yogastudio. Eigenlijk zou het veel beter zijn als ze de latere
les volgde; voor deze les moest ze zich altijd een klein beetje
haasten. Maar sinds ze een paar weken geleden eerder vrij was
geweest van haar werk en een keer de vroegere les had gevolgd,
had ze het er maar al te graag voor over om even te moeten racen
op de fiets.
Niet dat de les anders was – het was namelijk precies dezelfde les
als de les die drie uur later werd gegeven – maar er was één ding
anders. Eén persoon, om precies te zijn. Een lange jongen met
ijsblauwe ogen, kort, lichtblond haar en een glimlach die Cleo deed
wankelen op haar benen. Sjoerd, heette hij – wat ze eigenlijk alleen
maar wist doordat de yogadocente iedereen persoonlijk gedag zei –
en hij was met zijn één meter negentig een kop groter dan Cleo.
Waarschijnlijk wist hij amper dat ze bestond, want zodra hij bij haar
in de buurt kwam veranderden niet alleen haar knieën in pudding
maar ook haar tong werd een soort slappe, dode paling. Ze kreeg
geen woord meer over haar lippen behalve af en toe een keer ‘hoi’,
maar daar bleef het dan ook bij. Misschien dat ze ooit de moed bij
elkaar zou kunnen rapen om hem uit te nodigen voor een kop koffie,
maar tot die tijd bleef ze tijdens de les stiekem in stilte naar hem
staren. Haar yogakunsten kwam het natuurlijk niet ten goede, maar
dat nam ze maar voor lief. Ze volgde ook nog een les op
dinsdagochtend en werkte dan wel aan haar techniek.
De les begon altijd met een warming-up, waarna de yogadocente
een korte meditatieoefening deed zodat iedereen ‘even kon aarden’.
De ruimte was verlicht met gedimde, kleurige lampen en een aantal
kaarsen. De muren waren in een paarse pastelkleur geschilderd. Op
de achtergrond klonk zachte muziek en af en toe kwam een vleugje
van een brandende geurkaars voorbij. Dit was Cleo’s favoriete
yogastudio; ze kwam er al meer dan een jaar. Ze had daarvoor bij
een paar andere studio’s testlessen gevolgd, maar zodra ze hier
binnen was gestapt voelde ze zich thuis. Het was op fietsafstand van
haar huis en van haar werk, en ze vond de sfeer die er hing fijn en
ontspannen.
Cleo haalde een paar keer diep adem en sloot haar ogen. Inwendig
begon ze tegen zichzelf te praten. Focussen op je ademhaling, kom
op. Adem in, adem uit.
Maar wie hield ze eigenlijk voor de gek? Na een paar seconden
piepte haar linkeroog open en keek ze stiekem in de richting van
Sjoerd. Zag hij er vandaag nou nóg beter uit dan anders? Hij stond
relaxed op zijn yogamat en zijn borstkas bewoog rustig op en neer.
Cleo dacht even aan hoe het zou zijn om zijn borstkas aan te raken,
maar sprak zichzelf daarna streng toe. Yoga. Kom op. Je bent hier
voor de yoga. Focus op je ademhaling!
Na een paar minuten gaf de yogadocente aan dat ze uit moesten
stappen naar de Neerwaartse Hond. Cleo was blij dat ze haar hoofd
even naar beneden kon laten hangen en zo niet naar Sjoerd kon
kijken. Ze stapte met haar rechterbeen naar achteren en zette haar
handen voor zich neer op de grond. Haar linkervoet zette ze naast
haar rechtervoet en ze duwde haar billen omhoog. Haar lichaam
maakte een omgekeerde V, haar hoofd liet ze hangen. De
yogadocente vertelde ondertussen dat ze hun hielen richting de
yogamat moesten duwen en diep adem moesten halen. Cleo voelde
de rek op haar kuitspieren en zuchtte een paar keer diep. Dat
maakte het al beter.
Na de Neerwaartse Hond ging de yogadocente door met de
Omhoogkijkende Hond, waarbij ze over haar tenen rolde en haar
lichaam naar voren bracht. Cleo volgde samen met de andere
cursisten haar voorbeeld en rolde naar voren, waarbij ze haar
handen loodrecht onder haar schouders zette en omhoogkeek. Haar
benen bleven gestrekt op een paar centimeter boven de grond. Ze
had de grootste moeite om haar lichaam in deze positie te houden,
maar ze hield het vol. Ze weigerde om door haar armen te zakken
met misschien wel de liefde van haar leven op twee meter afstand.
Het ging hem overigens beduidend makkelijker af, zag ze. Hij rolde
soepel van de ene in de andere houding en leek totaal geen moeite
te hebben met het dragen van zijn eigen gewicht. Ook toen de
yogadocente had aangegeven dat ze vanuit de Neerwaartse Hond
één been konden strekken, had hij soepel zijn rechterbeen de lucht
in gezwiept. Cleo hield het maar even bij beide voeten op de grond.
Dat gestrekte been deed ze dinsdag wel weer.
Drie kwartier lang liet de yogadocente haar cursisten van de ene
naar de andere houding gaan. Af en toe liep ze door de zaal en gaf
ze hier en daar wat tips. De les werd afgesloten met een liggende
meditatie van tien minuten, waarbij de docente haar cursisten met
haar stem door een mentale bodyscan leidde. Ze begon haar verhaal
door te zeggen dat ze zich moesten focussen op de tenen en zich
moesten inbeelden dat ze op hun rug in een weiland lagen, met de
zon op hun gezicht. Ze moesten dan eerst hun tenen ‘actief
ontspannen’, vervolgens de kuiten, knieën, enzovoorts. Zo kwam
volgens de yogadocente telkens een ander gedeelte van het lichaam
in een ‘bijzonder ontspannen staat van zijn’, totdat uiteindelijk het
hele lichaam in een rustige, meditatieve staat was.
Tegen de tijd dat de docente bij de heupen aan was gekomen was
Cleo half in slaap gevallen, en ze werd pas weer wakker toen de
docente vertelde dat iedereen zich langzaam mocht uitstrekken en
overeind kon komen. Een beetje slaperig ging Cleo rechtop zitten.
Snel veegde ze een druppel kwijl af die vanuit haar mondhoek naar
beneden was gerold. Cleo zag aan haar medecursisten dat er
meerdere waren geweest die in slaap waren gevallen en nu
voorzichtig in hun ogen zaten te wrijven. Gelukkig maar, dan was ze
in elk geval niet de enige. Hoewel er wel één persoon was die zo te
zien nergens last van had, of in elk geval sneller dan Cleo weer
‘terug naar de aarde was gekomen’: Sjoerd. Hij zat haar vanaf de
andere kant van de ruimte met een scheef lachje aan te kijken.
5

Na de les propte Cleo haar spullen in haar tas, snelde de yogaschool


uit en haastte zich naar de supermarkt. Het plan was om haar world-
famous (of in elk geval bij-haar-vriendinnen-Kim-Abigail-en-Sophie-
famous) risotto met paddenstoelen en noten te maken. In haar
hoofd maakte Cleo op de fiets alvast een boodschappenlijstje, zodat
ze zo meteen in één streep door de gangpaden kon gaan en alles in
een mandje kon gooien, om zo, als het goed ging, binnen tien
minuten weer buiten te staan. Meer dan tien minuten de tijd had ze
ook niet, want het was nu kwart voor zes en ze hadden om zeven
uur afgesproken. Ze moest nog naar huis, even douchen, alles
voorbereiden, een halfuurtje koken, o en ze moest meteen Kim even
een berichtje sturen of zij de woonkamer wat wilde opruimen. De
altijd zo georganiseerde Abigail zou een rolberoerte krijgen als ze de
woonkamer van Cleo en Kim zag. Zelfs voor hun doen – of eigenlijk
vooral Kims doen, aangezien Cleo de chaos zelve was en voor al die
rommel had gezorgd – was hun woonkamer rommelig. Toen Cleo
vanochtend van huis was gegaan zag hij eruit als een slagveld en
vreemden zouden misschien wel denken dat ze in het beginstadium
van een leven als hoarder zat.

In de supermarkt vloog ze tussen de schappen door. Rijst, bouillon,


paddenstoelen, noten… O ja, een uitje, basilicum, Parmezaanse
kaas… In gedachten liep ze haar boodschappenlijstje af. Ze had thuis
nog witte wijn, maar dat was niet genoeg om ook met zijn vieren
van te drinken. Een extra fles meenemen, dus. Of twee? Twee dan
maar. Sophie zou haar vermoorden als ze te weinig wijn had
gekocht. Voorzichtig legde ze twee flessen chardonnay in het mandje
en ze haastte zich naar de kassa. Onderweg griste ze nog een zak
chips en wat nootjes mee; dat ging er natuurlijk altijd wel in. Voor
wat extra vitamines voor zichzelf viste ze een netje mandarijnen bij
de groenteafdeling vandaan.
Na het afrekenen propte ze alles in de tasjes die ze mee had
genomen en snelde ze de supermarkt uit. In alle haast keek ze
alleen niet goed uit waar ze liep en knalde ze keihard tegen iemand
aan. Een van Cleo’s niet zo zorgvuldig ingepakte boodschappentasjes
schoot uit haar hand en het netje mandarijnen scheurde open. Een
mandarijn viel eruit en rolde over de stoep, de weg op, waar hij
precies op het midden van een weghelft tot stilstand kwam. Een
seconde overwoog Cleo om erachteraan te rennen, totdat er een
auto aan kwam rijden en ze de mandarijn meedogenloos geplet zag
worden. Er bleef niet veel meer over dan een hoopje verpulverde
citrusvrucht.
Zich verontschuldigend en inwendig zachtjes vloekend raapte ze
haar boodschappen bij elkaar. ‘Mijn moeder zegt niet voor niets
altijd, haastige spoed…’ mompelde ze terwijl ze overeind kwam.
‘Sorry, het was niet mijn bedoeling om…’
Toen pas zag ze tegen wie ze op was geknald: toen ze zich
oprichtte keek ze recht in een paar ijsblauwe ogen. ‘Hé,’ bracht ze
uit.
Hij lachte breed.
Allemachtig, wat een oogverblindende glimlach, schoot er door
haar heen. Cleo’s brein leek te veranderen in pudding en ze wist
alleen nog maar een paar woorden te stamelen. ‘Sorry… ik… eh…
jij… eh… risotto… mandarijnen.’ Pull it together, Goedhardt. Doe
even normaal. Ze schudde haar hoofd om de gedachtenchaos wat te
ordenen en wist eindelijk, na wat wel een halfuur leek te duren, een
fatsoenlijke zin te formuleren. ‘Hé, jij ook hier?’
Niet haar meest intellectuele communicatieve uiting ooit, maar het
was in elk geval beter dan stamelen over risotto en mandarijnen.
‘Ja, dit is mijn vaste supermarkt,’ zei Sjoerd. ‘Op de broodafdeling
hebben ze hier eigengemaakt pizzabrood. Tegen niemand zeggen,
hoor, maar ik eet dat zo’n drie dagen per week als lunch of
avondeten. Echt, het allerlekkerste ooit. Soms eet ik het met een
soepje erbij, maar meestal gewoon zo.’
Grijnzend keek hij haar aan. O god, die grijns. Ze had het gevoel
alsof haar knieën langzaamaan veranderden in dezelfde
samenstelling als dat verpulverde mandarijntje.
‘O… nou… ik heb het eigenlijk nog nooit gehaald hier.’
‘Echt doen, hoor, vooral na zo’n zware yogales als die van
vanmiddag is het extra lekker.’
‘Niet waar, joh. Jij ging zo vloeiend en gemakkelijk over in andere
houdingen dat ik me begon te schamen. Ik dacht echt dat ik de
enige was die stond te ploeteren.’
Daar was die brede grijns weer. Cleo sprak haar knieën inwendig
vermanend toe om te blijven functioneren.
‘De truc is om te denken aan wat je erna gaat eten,’ zei Sjoerd.
‘Maar dan ben je helemaal niet in het “hier-en-nu” zoals Maartje
altijd zegt dat je moet zijn,’ zei Cleo. Ze voelde haar wangen
langzaamaan minder rood worden en het leek alsof haar
puddingbrein beetje bij beetje weer terug naar de juiste vorm ging.
‘Klopt, maar dan ben je wel heel even niet meer gefocust op je
spieren. Ik zat stiekem gewoon te denken aan pizzabrood. Word je
nog extra zen van ook.’
Cleo herinnerde zich dat zij zat te denken aan hoe zijn borst op en
neer ging bij het ademhalen en daardoor juist enorm afgeleid raakte,
maar daar besloot ze maar even niks over te zeggen. Ze hoopte
vurig dat Sjoerd niet op de een of andere manier aan haar gezicht
kon zien wat ze dacht, ook al begonnen haar wangen alweer te
kleuren.
‘Denken aan eten, dus. Ik zal het onthouden voor de volgende les.’
‘Goed zo. Ik ben Sjoerd, trouwens.’
Dat hoefde hij haar niet te vertellen. Cleo schudde zijn uitgestoken
hand en voelde een schokje door haar lichaam gaan.
‘Cleo.’
‘Hoi, Cleo, leuk om je nu eens echt te ontmoeten in plaats van je
alleen maar te zien zwoegen op je yogamat. Nou, ik ga pizzabrood
halen, voordat het op is en ik me de hele middag voor niks heb
verheugd. Zie ik je volgende week weer bij de les?’
‘Tuurlijk! Tot dan!’
‘Doei!’ riep hij over zijn schouder terwijl hij naar de ingang liep.
Ze merkte pas toen een oude dame haar ‘per ongeluk’ bijna
omverreed met een winkelwagentje dat ze nog steeds naar de
schuifdeuren van de supermarkt stond te staren.
6

‘Wacht even, je gaat wát?’


Abigails vork hing stil in de lucht, Cleo verslikte zich bijna in haar
risotto en Kim zat met open mond naar Sophie te kijken. Die zat te
stuiteren op haar stoel.
‘Afstuderen op de redactie van RTL Nieuws in New York! Hoe gaaf?’
‘In New York?’
‘In New York!’
‘New York, Amerika, New York?’
‘Ja!’
‘Bij RTL Nieuws?’
‘Ja!’
‘In New York?’
‘Abs, je valt in herhaling.’
Drie hele seconden was het stil aan tafel. Toen barstten Cleo, Kim
en Abigail uit in luid gejuich en gegil, waarna ze alle drie opsprongen
en Sophie om haar nek vlogen.
‘Soof, wat gááf! We komen je echt wel opzoeken, hoor, dan neem
je maar een paar dagen vrij en dan gaan we New York onveilig
maken. Wat gááf!’ jubelde Abigail.
Sophie zat te glunderen op haar stoel. ‘Ze hadden een stagiair,
maar die had na een paar weken zo’n last van heimwee dat hij
ermee is gestopt. Ik stond blijkbaar op de tweede plek van de lijst
met kandidaten, dus werd ik vorige week gebeld of ik via Skype een
sollicitatiegesprek kon doen. Dat ging eigenlijk zo goed dat ze me
hebben gevraagd of ik daarheen wilde komen. Zo snel mogelijk. Wat
dus echt letterlijk zo snel mogelijk is, want ik vertrek al over
anderhalve week. Ik heb mijn kamer al opgezegd en woon sinds
vandaag weer even bij mijn ouders, en de maandagochtend na de
kerstkaartborrel bij The Rolling Scones zit ik al in het vliegtuig! Ik
weet dus niet of ik er wel bij ben, want ik heb nog maar anderhalve
week om mijn koffer in te pakken…’
Cleo hief haar glas en was ineens extra blij dat ze die tweede fles
witte wijn had gekocht. Ze hield een korte, plechtig gesproken
speech.
‘Op Soof, ons roodharige powerwijf, van wie we stiekem allemaal
toch heel langzaamaan begonnen te denken dat ze nóóit meer af
zou studeren. Maar die ons altijd weet te verrassen en nu de
allervetste afstudeerplek ever heeft, op de allervetste plek ever in de
allervetste stad ter wéreld. Die overigens wel gewoon bij de
kerstkaartborrel aanwezig is, want die is elk jaar legendarisch en wil
je niet missen.’
Ze klonken met hun glazen. Sophie keek beteuterd. ‘Maar het
wordt wel de allerlangste periode die we ooit zonder elkaar zijn
geweest, want het is dus voor zes maanden. Ik weet niet of ik zo
lang zonder jullie kan.’
Abigail barstte in lachen uit. ‘Doe even normaal, joh, zodra jij zes
dágen in New York zit mis je ons al niet meer. We móéten je wel op
komen zoeken, anders vergeet je ons gewoon. Dan weet je straks
niet eens meer wie we zijn, ben je na dat halfjaar aangenomen door
RTL, en ben je verliefd op de stad én op een knappe Amerikaan met
wie je meteen gaat samenwonen en kom je nooit meer terug naar
Nederland. O! Misschien lukt het me dit jaar wel om ingeloot te
worden voor de New York City Marathon! Dan vliegen wij met z’n
drieën naar jou toe en dan kunnen jullie me komen aanmoedigen!
Dan moet ik misschien wel binnenkort mijn marathonregime weer
wat strakker oppakken. Nou ja, de aanmeldingen zijn toch pas over
een paar maanden. Wie dan leeft, die dan zorgt.’
Cleo hield van hoe rustig, droog en soms zelfs sarcastisch Abigail
kon zijn.
Abigails vader was bijna dertig jaar geleden verhuisd van Engeland
naar Nederland nadat hij Abigails moeder leerde kennen – een
Nederlandse. Abigail en haar oudere broer Bruce zijn beiden geboren
in Nederland, maar zijn wel tweetalig opgevoed. Daardoor haalden
ze altijd tienen voor Engels op de middelbare school, een vak waar
Cleo de grootste moeite mee had. Toen Abigail in het eerste jaar een
keer zag hoezeer Cleo zat te worstelen met haar huiswerk, had ze
op aandringen van Sophie aangeboden haar te helpen. Sindsdien
waren ze vriendinnen. Abigail had ervoor gezorgd dat Cleo een
voldoende stond voor Engels en toen Cleo liedjes begon te schrijven
hielp ze met de Engelse teksten.
Toen Abigails moeder van de een op de andere dag haar koffers
pakte en vertrok omdat ze verliefd was geworden op een andere
man, bleven Abigail, haar broer en hun vader achter. Hun vader had
nog even getwijfeld om terug te gaan naar Engeland, maar hij had
inmiddels een drietal sportscholen geopend in de stad en Abigail en
haar broer hadden natuurlijk helemaal niets met Engeland. Dankzij
de sportscholen van hun vader waren de kinderen opgegroeid met
sport. Abigail was van jongs af aan al vaak te vinden in een van haar
vaders zaken en had één echte passie: hardlopen. Ze liep
wedstrijden, marathons, sponsorlopen – eigenlijk alles, als ze maar
kon rennen. Haar vriendinnen noemden haar altijd gekscherend Abs,
als verwijzing naar het Engelse woord voor buikspieren. Ze had geen
grammetje vet te veel, liep ook als ze niet sportte in een
sportlegging en sportschoenen en bezat meer sportbeha’s dan
gewone beha’s. Haar halflange, lichtbruine haar zat altijd in een
paardenstaart en make-up droeg ze niet: dat was alleen maar
onhandig.
Na de havo was Abigail sportkunde gaan studeren in Eindhoven. Ze
wilde uiteindelijk het imperium van haar vader uitbreiden met
sportscholen waarin ze een mix zou maken tussen revalidatie,
fysiotherapie, ‘gewoon’ recreatief sporten en goede, gezonde
voeding. Want hoewel Abigail altijd een fanatieke fitgirl was
geweest, was eten haar zwakke plek. Ze hield van lekker eten
(vooral van de huisgemaakte mokkataart van James, die Cleo zo nu
en dan meebracht als ze een weekend kwam logeren in Eindhoven),
maar wist ook dat je geen gezond lichaam kunt hebben met een
basis van friet, chocolade-ijs en stroopwafels. Daarom was Abigail
tijdens haar opleiding begonnen met het ontwikkelen van het nieuwe
concept voor haar vaders sportscholen, dat ze overigens nog steeds
niet aan haar vader had voorgelegd. Als Cleo daaraan dacht moest
ze stiekem een beetje lachen. Abigail was inmiddels al bijna drie jaar
bezig om dat concept te ontwikkelen en eigenlijk was het allang
klaar. Net als Sophie en Kim had Abigail iets langer over haar
opleiding gedaan. Waar Sophie en Kim allebei nog geen
afstudeerproject hadden gevonden, wilde Abigail pas afstuderen op
haar concept als dat écht perfect zou zijn. Wat veel langer duurde
dan nodig was, maar daar wilde Abigail niets van weten. Perfectie
heeft tijd nodig, vond ze.

Toen de risotto op was en de vriendinnen op de bank met zijn vieren


twee bakken Ben & Jerry’s aan het leeglepelen waren, begon Kim
ineens te praten.
‘Ik heb iemand ontmoet.’
Cleo en Abigail maakten tegelijk een ‘oeeee’-geluid. Kim begon te
blozen.
‘Kimmie, wat is dit nou? Jij wordt nóóit rood!’ Sophie leunde wat
opzij en hield een pluk van haar haar naast het gezicht van haar
vriendin.
‘Kijk dan, matcht perfect. Haha! Vertel op, wie is het?’
Kim gaf haar bak Ben & Jerry’s aan Abigail en begon te vertellen.
‘Weten jullie nog dat Cleo en ik naar die camerawinkel waren
afgelopen week?’
‘Als de dag van gisteren. Ik dacht dat ik dood zou gaan in die
winkel.’ Cleo viel achterover en maakte een dramatisch gebaar door
de buitenkant van haar handpalm tegen haar voorhoofd te drukken.
‘Ach, stel je niet aan, joh,’ reageerde haar vriendin quasigepikeerd.
‘Goed, in elk geval, ik had bij mijn nieuwe lens een uv-filter gekocht,
maar die ontbrak toen ik thuiskwam. Hij stond wel op het
betaalbewijs, dus ik heb meteen naar de winkel gebeld en toen
bleek dat ik hem daar had laten liggen. Ze hadden hem al voor me
achtergehouden, dus ben ik eergisteren teruggegaan naar
Amsterdam om hem op te halen.’
‘En toen werd je smoorverliefd op die vieze verkoper die de hele
tijd zo naar je stond te gluren toen we er waren,’ zei Cleo.
‘Gadver, nee!’ Kim trok een vies gezicht. ‘Ik heb dat uv-filter
opgehaald en binnen vijf minuten liep ik weer naar buiten. Dus ik
was meteen aan het kijken op mijn telefoon hoe laat ik de trein naar
huis kon nemen, maar toen knalde ik tegen iemand op. Ik schrok
natuurlijk heel erg, zo erg zelfs dat ik mijn telefoon uit mijn handen
liet vallen, en er zat daardoor een klein krasje op een van de
hoeken. Fabian voelde zich zo schuldig dat hij me uitnodigde voor
een kop koffie. Dus we gingen naar de Starbucks die daar om de
hoek zat, en we hebben daar de hele middag zitten praten.’
‘Oooo, dus hij heet Fabian?’ zei Sophie.
‘Ja, Fabian Marino. Die kennen jullie wel, toch? Die fotograaf die
altijd van die zwart-witportretten maakt.’
Cleo zag een dromerige blik verschijnen in de ogen van Kim.
Sophie griste haar iPhone van tafel en opende Instagram. Ze tikte
Fabians naam in en floot tussen haar tanden. ‘Allemachtig, Kimmie!
Jeetje, tachtigduizend volgers?! Zo. Tachtigduizend en één. Ik heb
trouwens nog nooit van hem gehoord, als ik eerlijk ben.’
Kim begon opnieuw te blozen.
‘Nee, nou, ja, nou, hij dus. Ik snap het wel, hoor. Ik volgde hem in
elk geval al een tijdje, ik geloof zelfs omdat een klasgenoot me ooit
op zijn account wees. Fabians moeder komt uit Italië en zijn vader is
Nederlands. Hij heeft zijn jeugd half in Italië en half in Nederland
doorgebracht. Hij is achtentwintig en hij werkt dus als professioneel
fotograaf. Niet voor bekende bladen en zo, hoor, want hij doet geen
commercieel werk. Hij is juist heel artistiek en commercieel werk
beperkt hem in zijn artistieke vrijheid, zegt hij. Hij exposeert
eigenlijk alleen maar in heel kleine galeries, om zijn werk exclusief te
houden. Maar het schijnt dat Kim Kardashian en Kanye West een
portret door hem willen laten maken… Als hij tijd heeft, natuurlijk,
want hij zit zó vol. Hij vertelde dat hij uiteindelijk naar Los Angeles
wil verhuizen, maar eerst nog een groot project heeft hier in Europa
waarvoor hij nu weer even een maand in Nederland woont, maar
daarna gaat hij weer terug naar Italië. Zo gaaf, ik kan zóveel van
hem leren en hij heeft me dus gewoon uitgenodigd om een paar
dagen bij hem mee te lopen! Ik heb de hele middag naar hem zitten
luisteren. En hij heeft hier gewoon in de buurt een huis, hè? Ik had
verwacht dat hij in Amsterdam zou wonen, maar dat vindt hij veel te
druk. Iets met dat het zijn creatieve vrijheid niet ten goede komt, of
zo. Dus hij heeft hier tijdelijk een huis gehuurd, op nog geen halfuur
rijden hiervandaan. En zijn ogen, hij heeft van die fantastische
donkerbruine ogen. O, jongens, ik denk dat ik nu al tot over mijn
oren verliefd ben. Hoe kan dat nou? Ik had mannen eigenlijk even
afgezworen na die paar rampzalige dates met Tim!’
‘Ja, even ja! Niet voor altijd. Dat gedoe met Tim was twee
maanden geleden, Kimmie,’ zei Sophie. ‘Jij bent inmiddels lang
genoeg seksloos door het leven gegaan. Ik zou het wel weten, hoor,
met zo’n goddelijke vent. Ik had ’m meteen gevraagd of ik zijn uv-
filters thuis even mocht zien.’ Sophie trok haar ooglid wat naar
beneden, terwijl ze één wenkbrauw suggestief op en neer bewoog.
Alle vier barstten ze in lachen uit.
Cleo hief haar glas. ‘Proost, op de nieuwe liefde van onze Kimmie –
of wat hij dan ook moge worden, op de stageplek van onze Soof, en
ook maar een beetje op ons, Abs. Gewoon, omdat het kan. O, en
Kim, als je het maar laat om luidruchtige seks te hebben als ik
’s ochtends vroeg op moet, want de muren hier zijn hartstikke dun.
Dan ga je maar lekker bij hem thuis aan zijn uv-filters zitten.’
De woonkamer vulde zich met gelach en het geluid van klinkende
glazen.
7

Cleo stond wankelend op een keukentrapje de laatste kerstversiering


op te hangen terwijl Hannah de kassa aan het tellen was. Vanavond
was de jaarlijkse borrel ter introductie van de ‘kerstkaart’: de
speciale menukaart die The Rolling Scones in de maanden november
en december voerde met daarop een aantal kerstspecials, zoals
Santa’s Scones met een snufje kaneel, Winter Wonderland
Worteltaart met een cream cheese frosting en Magic Mistletoe
Mokkataart met een flinke scheut koffielikeur. Cleo en Hannah
hadden pizza besteld en afgesproken om samen de laatste
kerstversiering op te hangen. Over een uur zouden James en twee
van de koks langskomen om de hapjes te maken en Hannah was al
de hele middag bezig geweest met het mixen van de meest
exotische kerstcocktails. Over twee uur zouden de gasten er zijn.
In het café klonk op de achtergrond het Unplugged-album van
Alanis Morissette. Ze was altijd al een van Cleo’s favoriete artiesten
geweest. Haar vader luisterde veel naar haar muziek; Cleo werd
altijd even weer aan hem herinnerd als ze haar liedjes luisterde. Cleo
had zichzelf gitaar leren spelen met behulp van de akkoorden die bij
de liedjes hoorden. Ze had nummers als ‘Ironic’ en ‘Head Over Feet’
al minstens duizend keer gehoord, maar ze vond het nog steeds
heerlijk om ernaar te luisteren.
Cleo schoof met wat stoelen totdat alles in de juiste opstelling
stond voor vanavond en liep naar het opberghok annex voorraadkast
annex kantine voor de dweil. Terwijl ze de emmer vol met water liet
lopen en er een scheut vloerreiniger bij deed, dwaalden haar
gedachten af naar het gesprek met Sjoerd van vorige week vrijdag.
Gisteren had ze hem weer gezien, bij de yoga. Ze had geprobeerd zo
‘cool’ mogelijk over te komen door heel soepeltjes ‘hé’ te zeggen,
maar haar stembanden hadden dat blijkbaar als hét uitgekiende
moment gezien om nog maar half te functioneren. Zodoende was er
een soort ‘huegh’ uit haar keel gekomen en had ze de rest van de
les vooral erg haar best gedaan om Sjoerd te ontwijken, in de hoop
dat ze niet nogmaals een soortgelijke ‘uitspraak’ zou doen. Toch was
haar blik natuurlijk wel zo nu en dan in zijn richting geschoten. Zijn
ijsblauwe ogen, de yogabroek die iedere les losjes om zijn heupen
hing, hoe hij altijd op zijn blote voeten op de yogamat stond… Ze
had helemaal niks met voeten, maar zijn voeten kon ze op de een of
andere manier zo weer voor de geest halen. Hoe hij ze stevig
neerzette wanneer hij de Krijgerhouding uitvoerde. Hoe hij zijn
hakken moeiteloos naar de yogamat bracht tijdens de Neerwaartse
Hond. Wat voor schoenmaat zou hij hebben, 42? 43? Ze vroeg zich
af of hij tegen kietelen onder zijn voetzolen kon.
Plotseling kwam ze weer terug in de realiteit en schudde haar
hoofd. Stond ze nu echt te fantaseren over het kietelen van iemands
voeten? Een jongen die ze eigenlijk helemaal niet kende, en met wie
ze tot vorige week vrijdag niet meer dan een enkele ‘hoi’ en ‘hallo’
had gewisseld? Na de les was hij heel snel weg geweest, dus ze had
nog steeds geen fatsoenlijk gesprek met hem gevoerd. Misschien
had hij wel een vriendin. Of misschien viel hij eigenlijk niet eens op
vrouwen. Of juist wel, maar was hij polygaam en had hij juist het
liefst vier vriendinnen tegelijk, of misschien…
Ze was zo diep in gedachten dat ze pas op het laatste moment
doorhad dat de emmer bijna overliep. Snel draaide ze de kraan
dicht, gooide een beetje water uit de emmer en rolde de dweilkar
het café in.
Blijkbaar was ze niet de enige die er niet helemaal bij was geweest
met haar hoofd, want toen Cleo de hele vloer van het café had
gedweild stond Hannah al tien minuten tegen de bar geleund voor
zich uit te staren, met haar hoofd op haar handen.
‘Han, zal ik even kijken of we nog een lampje hebben zodat ik die
kapotte daar kan vervangen?’
‘Mmm… Doe maar.’
‘En ik heb net de laatste kaarsjes uit het opberghok gehaald, dus
zal ik die vast op de bestellijst zetten voor komende week?’
‘Ja… Is goed.’
‘En als ik dan toch bezig ben met de bestellijst, zal ik dan anders
ook meteen even kijken of de vliegende tapijten nog in de
aanbieding zijn?’
‘Mmm… Doe ma– wacht, wat?’
‘Ja, hè hè, aarde aan Han, hoor! Wat is er aan de hand dat je zo
afwezig bent?’
Hannah perste er een schuldbewust glimlachje uit. ‘Sorry. Ik heb
gisteravond een heel raar gesprek gehad met James, en daar zit ik al
de hele dag mee in mijn maag. En nu zie ik hem vanavond weer en
ik weet niet zo goed hoe ik me moet gedragen.’
‘Wil je het erover hebben?’ vroeg Cleo terwijl ze de dweilkar door
het café rolde, terug naar het opberghok.
‘Ja, eigenlijk wel. Alles is al wel klaar, toch? Qua versiering en zo?
Dan zet ik een grote cappuccino voor ons beiden en gaan we even in
de chesterfields zitten totdat de pizzabezorger er is.’
Terwijl Hannah melk opschuimde in twee grote koppen borg Cleo
de dweilkar weer op. Cleo nestelde zich op een van de twee banken
en pakte haar telefoon. Snel appte ze Kim.

Kimmie, ik eet hier pizza met Hannah. Ben je er ook bij vanavond, ja toch? Neem
Fabian anders mee als hij zin heeft! X

Hannah liep met twee bakken koffie naar de chesterfields en Cleo


pakte de grote kop aan die haar voor werd gehouden. ‘Dank je, Han.
Oké, vertel. Wat is er aan de hand?’
Hannah zette haar eigen mok op tafel en stak van wal over het
gesprek met James. ‘Gisteravond sloten we samen af. We moesten
de inkooplijsten voor de nieuwe kaart nog even doornemen, dus
nadat Valerie weg was pakten we een borrel en gingen we aan die
grote tafel zitten. Ik was natuurlijk gewoon bezig met die lijst
afwerken, maar op een gegeven moment zie ik dat hij me al de hele
tijd aan zit te kijken. Dus ik zeg tegen hem: “Wat is er?” Zegt hij
ineens: “Hannie, laten we het proberen samen. We zijn al zo lang
beste vrienden, je weet dat ik ontzettend veel om je geef. We zijn
een topteam, allebei single en diep in ons hart weten we dat we
voor elkaar bestemd zijn.”’
Cleo verslikte zich bijna in haar cappuccino. ‘Wát?’
‘Ja, zo reageerde ik dus ook.’
‘Oké. Oké. Even… wow. Oké. Nu moet ik toegeven, ik heb me jullie
wel vaker samen voorgesteld. Jullie zijn zo’n goed team! Maar ja,
voorstellen is wel iets anders dan het echt doen. Zag je het echt niet
aankomen? Wat heb je gezegd?’
‘Dat ik erover na moest denken. Jeetje, Clee, hij is mijn beste
vriend! Ik ken hem al vanaf dat we kleuters waren. We hebben
samen in bad gezeten, de wereld ontdekt. Hij sloeg andere jongens
voor me als ik gepest werd. Ik heb met hem op mijn vijftiende mijn
eerste jointje gerookt, in het fietsenhok van onze oude basisschool.
Ik kan me geen leven zonder hem voorstellen, maar ik heb hem
altijd gezien als vriend. Mijn beste vriend. Niet mijn vriend-vriend.
Mijn partner-vriend. Mijn ooit-gaan-we-trouwen-vriend! Want zo
hoort dat, ik ben tweeëndertig, Clee. Twee-en-dertig! Dat is eigenlijk
gewoon half bejaard. Als ik nu een relatie aanga moet er wel
toekomst in zitten, de tijd van vrijblijvend lekker scharrelen ligt wel
een beetje achter me. Toch? En wat als we het wel proberen en het
mislukt? Dan zetten we onze vriendschap op het spel, en wie zegt
dat we dan weer terug kunnen naar hoe het was?’ Hannah ging per
zin sneller ademhalen. Met een zwaai van haar arm gebaarde ze om
zich heen. ‘En we runnen ook nog eens deze tent samen, we zien
elkaar praktisch elke dag. Wat als het echt niet werkt tussen ons?
Moet een van ons hier dan weg? Ik wil hier helemaal niet weg! En ik
wil hem helemaal niet kwijt als vriend!’ Hijgend zat ze naast Cleo op
de bank.
‘Han, rustig. Even rustig nu. Ten eerste: je bent niet half bejaard.
Ten tweede, neem een slok.’ Cleo gaf Hannah de onaangeroerde
koffiemok die voor hen op tafel stond. Zij had de hare al halfleeg.
Terwijl Hannah haar handen om de mok vouwde, lichtte Cleo’s
telefoon op ten teken dat ze een berichtje had. Ze draaide haar
telefoon om zodat hij met het scherm naar beneden op de
armleuning lag en richtte zich tot Hannah.
‘Dit gaat echt ontzettend cliché klinken, maar je moet doen wat
goed voelt. Ook als dat betekent dat je er drie maanden over na
moet denken, ook als dat betekent dat je het nooit samen wilt
proberen. En uiteindelijk kun je nooit zeker weten of het wel of niet
wat wordt als je het niet probeert. Maar wat je óók niet wilt, is straks
op je negentigste in het bejaardentehuis zitten en erachter komen
dat je zestig jaar geleden de grootste fout van je leven hebt
gemaakt door nu “nee” te zeggen. Luister, Han. Ik kan wel zeggen
wat ik ervan vind of wat ik zou doen, maar uiteindelijk is het wel
echt jouw keuze. En ik beloof je, als je het wel probeert en het blijkt
niks te zijn en je begint aan de andere kant van de stad een
koffiecafé met de naam AC/DCoffee, dan mogen jullie gedeelde
voogdij hebben over mij. Dan werk ik de ene week vijf dagen bij jou
en de andere week vijf dagen hier.’
Hannah moest lachen om de simpele benadering die Cleo schetste
en Cleo merkte dat ze langzaamaan kalmeerde. Zwijgend dronken ze
hun koffie, af en toe vergezeld door een diepe zucht van Hannah.
Toen beide mokken eindelijk leeg waren en Hannah wat tot rust was
gekomen, stond de pizzabezorger voor de deur. Terwijl Hannah de
pizza’s aannam pakte Cleo haar mobiel om te kijken naar het
berichtje dat ze had gekregen.

Fabian wil mee! Zo spannend, ik heb nog nooit een date meegebracht naar de
kerstkaartborrel! AAH! Tot straks! XXX

Amper twee uur later was het café gevuld met vrienden en familie
van iedereen die ook maar enige connectie met The Rolling Scones
had.
‘Je hebt jezelf weer overtroffen, Han.’ Cleo leunde tegen de bar en
nipte aan een knalrode cocktail met een rood-witte candy cane erin.
De cocktail smaakte naar een mix van cranberrysap, limoen en een
vleugje kaneel. Voordat Hannah met James The Rolling Scones had
geopend, had ze jarenlang gewerkt in een hippe cocktailbar. In het
koffiecafé was er tussen de scones en cappuccino’s weinig ruimte
voor exclusieve en vooral excentrieke cocktails, maar tijdens de
borrel ging Hannah altijd weer even helemaal los. Ze mixte ieder jaar
een stuk of vijf speciale kerstcocktails, van een Bloody (Saint) Mary
tot de Santapolitan waar Cleo op dit moment van dronk. Hannah
serveerde alle cocktails altijd in grote, geautomatiseerde koelers,
waar iedereen gemakkelijk zijn eigen cocktail uit kon tappen. Grote
schalen vol garnituur – van limoenschijfjes tot zuurstokken –
maakten het geheel helemaal af.
‘Thanks, Clee.’ Hannah zwiepte haar lange, zwarte haar over haar
schouder en Cleo voelde zoals altijd een kleine steek van jaloezie als
ze haar eigen blonde piekhaar vergeleek met dat van Hannah. Aan
de andere kant was Cleo’s haar binnen drie minuten droog tijdens
het föhnen, en was Hannah weleens te laat geweest in het café
omdat ze haar lange, half krullende haar ongeveer een halfuur had
staan drogen. Elk nadeel had zo z’n voordeel, dacht Cleo.
‘Heb je de Raspberry Rudolph al geproefd?’ haalde Hannah haar uit
haar gedachten. ‘Is die niet te zoet? Ik vind ’m zelf wel lekker, maar
framboos is James’ lievelingsfruit en hij zegt altijd dat ik de
Raspberry Rudolph veel te zoet maak en normaal gesproken maak ik
me er geen zorgen over wat hij ergens van vindt maar, nou ja… nu…’
Hannah stond zenuwachtig om zich heen te kijken, haar ogen
zoekende naar James. Tijd om hun gesprek van vanmiddag over
James voort te zetten was er niet, want een van Hannahs vrienden
sleepte haar mee om haar voor te stellen aan zijn nieuwe vriendin.
Net voordat Cleo haar tweede cocktail in wilde schenken, zwiepte
de deur van het café open. In de deuropening verscheen een
gestalte met knalrood geverfd haar, hoge pumps met daarboven een
lange wollen winterjas en op het hoofd een zwarte baret.
Cleo stormde meteen op haar vriendin af en kneep haar bijna fijn.
‘Soof, je bent er! Ik dacht dat je je koffer in moest pakken.’
‘Moet ik ook. Heb ook nog niks gepakt. Maar je hebt gelijk: je
denkt toch niet dat ik deze legendarische borrel wil missen – jeetje,
Clee, mag ik nog wel even ademen, voordat ik bewusteloos raak en
niet meer naar New York kan?’
Cleo grinnikte en liet haar greep om haar vriendin wat verslappen.
Inmiddels was ook Abigail aangekomen, die achter de twee meiden
in de deuropening stond. ‘Zeg, is de borrel deze keer buiten op het
terras of hoe zit dat? Ga eens aan de kant, man, weet je wel hoe
koud het is?’ grapte ze.
Cleo trok Sophie het café in. Abigail liep achter hen aan, op de voet
gevolgd door Kim en Fabian, die net door een taxi waren afgezet
voor het café. Zodra Fabian The Rolling Scones binnenstapte
verstomde het geluid van de aanwezigen. Blijkbaar behoorden Cleo,
Abigail en Sophie tot de weinigen die hem niet kenden, want vanuit
een paar hoeken werd ‘dat is Fabian Marino’ gefluisterd. Fabian zelf
leek het niet te deren; hij pakte een biertje aan van Kim en keek
kalm de ruimte rond, hier en daar een knikje gevend aan de mensen
om hem heen.

Na wat een eeuwigheid leek te duren klom James op een stoel en


hief zijn glas: ‘Een toost, op zeven jaar The Rolling Scones, op jullie
allemaal, en…’ zijn blik bleef even hangen op Hannah, ‘… op jou,
Hannah. Dat we dit nog maar vele jaren mogen blijven doen, omdat
dit avontuur aangaan met jou het beste idee was dat ik ooit heb
gehad. Proost!’
Alle gasten hieven hun glas en er klonk een luid gejoel,
overduidelijk miste iedereen de dubbele boodschap van James. Cleo
zag vanuit haar ooghoek dat Hannah vuurrood werd, klom snel op
de stoel naast James en zette haar handen als een toeter aan haar
mond. ‘En nu… dansen!’ Wederom steeg er luid gejoel op en door de
speakers klonken de eerste klanken van ‘September’ van Earth, Wind
& Fire.
8

Cleo werd wakker van Kim die naast haar op bed sprong. ‘Clee! Clee!
Dit móét je zien.’
‘Mmmmuh…’
‘Word nou wakker, je moet echt even kijken!’
‘Mmmuh…’
Cleo wist niet meer wanneer ze voor het laatst zo laat in bed had
gelegen. Of eigenlijk kon je het eerder vroeg noemen. Ze hadden
het bijna licht zien worden, en dat in de laatste week van oktober.
De cocktails van Hannah waren zo lekker geweest, dat ze de tel kwijt
was geraakt en niet wist hoeveel ze er uiteindelijk had gedronken.
Het waren er vast niet veel geweest, maar in elk geval genoeg om,
in combinatie met het slaaptekort, ervoor te zorgen dat Cleo er nog
niet aan toe was om op te staan. Voor haar gevoel lag ze amper tien
minuten in bed.
Cleo lag opgerold als een mummie onder de dekens. Alleen een
blond plukje haar dat boven de dekens uit kwam verraadde dat er
een mens onder lag. De dekenbobbel kwam traag even in beweging.
Cleo draaide haar hoofd een paar centimeter naar Kim, maar meer
dan dat plukje haar was alsnog niet zichtbaar. ‘Ik moet niks,’ klonk
het slaperig vanonder de deken. ‘Ga weg.’
Kim wipte op en neer op bed en was overduidelijk klaarwakker.
‘Jawel, ik denk namelijk echt dat je dit even moet zien.’
Cleo draaide zich loom om, greep met halfgesloten ogen naar Kims
telefoon en gooide het ding door de kamer. ‘Straks. Ik moet niks. Ik
moet even slapen. Jij ook, Kim. Moet jij niet tegen Fabian
aankruipen of zo? Waar is hij eigenlijk? Ga weg. Laat me slapen.’ Ze
draaide zich om en rolde zich weer in mummiemodus. Cleo voelde
dat Kim van het bed opstond en wegliep, maar een seconde later zat
ze weer naast haar.
‘Hé.’ Ze gaapte. ‘Ga nou we-heg.’
‘Ik denk echt dat je dit even wilt zien, Clee,’ begon Kim opnieuw.
Cleo kreunde en sprak inwendig haar brein toe. Des te eerder ik op
haar reageer, des te eerder is ze weer weg. O ja, en note to self:
Kim een keer midden in de nacht wakker maken als zij net één of
twee drankjes te veel heeft gedronken. ‘Wat is er zo belangrijk dat ik
er mijn welverdiende slaap voor moet opzeggen?’
‘Je hebt in amper zestien uur tijd driehonderdvijftigduizend views
op YouTube.’
Cleo veerde op. In één klap was ze klaarwakker én honderd
procent volledig nuchter. ‘Wát?’
‘Driehonderdvijftigdui–’
‘Maar… Hóé dan? Húh? Wát?’
Cleo’s hersenen begonnen te ratelen toen ze probeerde terug te
halen wat er gisteravond was gebeurd. De cocktails van Hannah, de
binnenkomst van Fabian, de eindeloze uren die ze had gedanst.
Zoals ieder jaar had James halverwege de avond de karaokeset
tevoorschijn gehaald en hadden een paar gasten fantastische
optredens gegeven. Sophie en Abigail hadden samen ‘Crazy in Love’
gezongen van Jay-Z en Beyoncé, waarbij Abigail vol overgave de
rapcoupletten van Jay-Z voor haar rekening had genomen. Onder
luid gejuich van alle aanwezigen hadden Charlie, Tomas en Huub, de
koks, een glorieus, driestemmig optreden neergezet met ‘I Will
Survive’ van Gloria Gaynor. Cleo had zo hard gelachen én gejoeld dat
de tranen over haar wangen stroomden en ze kramp in haar kaken
had.
Op een gegeven moment was vrijwel iedereen aan de beurt
geweest, behalve Cleo. Onder luid gejuich was ze het podium op
geduwd, waar ze van James een gitaar in haar handen gedrukt had
gekregen. ‘Hannah vertelde me dat je al wekenlang niet meer hebt
gespeeld,’ had James in haar oor gefluisterd. ‘Dat is zonde, Clee, en
dat weet jij ook. Je bent te goed om jezelf niet te laten horen, al is
het maar hier voor een publiek van amper zestig man.’ James had
haar een knipoog en een bemoedigend kneepje in haar arm
gegeven. Zonder ook maar een seconde langer te twijfelen had ze
de gitaar om haar schouder gehangen en was ze naar de microfoon
gelopen. ‘Lieve allemaal, ik wil deze graag opdragen aan onze lieve
vriendin Sophie, die vanaf maandag The Big Apple gaat veroveren
en over een paar jaar de nieuwe Eva Jinek zal zijn. Mark my words.’
Er was luid gejuich opgestegen en ze was begonnen te spelen op de
gitaar: een akoestische versie van ‘New York, New York’ van Frank
Sinatra. Cleo had wel gezien dat een paar mensen haar waren gaan
filmen – onder wie Sophie –, maar dat werd gedurende de avond
wel vaker gedaan. Ze had alleen niet verwacht dat Sophie ter
kennismaking met haar collega’s alvast een minivlog in elkaar had
gezet, waar ze ook het optreden van Cleo in had gestopt. Iemand op
de redactie van RTL Nieuws in New York had de video weer
verzonden naar de Nederlandse collega’s, die op hun beurt het
stukje van Cleo’s optreden vanochtend als ochtendnieuwtje op hun
socialmediakanalen hadden gedeeld. En zo bleek ineens dat er in
amper zestien uur tijd in plaats van zestig mensen meer dan
driehonderdvijftigduizend mensen haar optreden hadden gezien.

Zodra Cleo haar telefoon aanzette, kreeg ze honderden berichten


binnen: van vrienden en bekenden, maar ook van mensen die ze al
jaren niet had gesproken. Allerlei Facebookpagina’s hadden de video
opgepikt en gedeeld met bijschriften uiteenlopend van ‘Is dit
Nederlands nieuwste supertalent?’ en ‘Wie is deze anonieme jonge
vrouw met haar fantastische stem?’ tot ‘Deze versie van dit nummer
doet ons versteld staan!’.
Cleo voelde het duizelen voor haar ogen en keek naar Kim. ‘Ik zei
toch dat je dit even moest zien,’ zei haar vriendin met een brede
grijns. ‘Kom, Fabian is niet blijven slapen want hij had vanochtend
een of andere belangrijke shoot. Ik maak eerst ontbijt voor ons,
daarna zien we wel verder. Superster.’ Ze gaf Cleo een dikke knipoog,
stond op en wandelde fluitend de slaapkamer uit. Cleo bleef
beduusd achter.

Twintig minuten later zat Cleo verdwaasd voor zich uit te staren
terwijl ze af en toe wat roerei aan haar vork prikte.
‘Je eet amper,’ constateerde Kim.
‘Mmm? O, ja, ik weet het niet. Dit is toch raar? Ineens ontploft mijn
telefoon met berichtjes van allerlei mensen. Alleen maar omdat ik
met een gitaar in mijn hand een liedje heb gezongen op een
podium. Misschien moet ik het ding maar gewoon uitzetten of zo, dit
is toch maf?’
Kim pakte Cleo’s mobiel van tafel, ontgrendelde het apparaat en
begon te scrollen door de berichten die Cleo net ook had bekeken.
Ze was overal. Facebook, Instagram, Twitter, overal waar ze
doorheenscrolde kwam ze voorbij. Ze had ineens een paar duizend
nieuwe volgers op Instagram, honderden vriendschapsverzoeken op
Facebook en het getal bij haar Twitter-meldingen was zo hoog dat
het niet meer in de rode meldingsbol paste. Er stond enkel ‘999+’.
‘Ik weet niet zo goed of ik hier heel erg blij mee moet zijn of dat ik
er eigenlijk heel erg bang van moet worden.’
‘Bang?’ Kim stak een hap roerei in haar mond en keek haar
vragend aan.
‘Ja, ineens moeten al die mensen wat van me. Ze kennen me
helemaal niet.’
‘Ik denk dat je je nu eerst vooral moet richten op je roerei, voordat
het koud wordt. Ik heb niet voor niets dit heerlijke ontbijtje voor je
gemaakt, of is dat nu al niet goed genoeg meer voor mevrouw het
aanstormende supertalent?’
Cleo wilde haar vriendin een sneer geven, maar werd voordat ze
dat kon doen onderbroken door haar mobiel, die weer begon te
trillen. Sophies naam en foto verschenen in het scherm. Ze greep
naar het toestel en zette hun vriendin op de luidspreker.
‘Soof! Ik ben zo blij dat je belt. Wat is dit allemaal? Wat gebeurt
er? Wat heb je gedaan?’
‘Ik? Wat heb ík gedaan? Ik heb niks gedaan! Ik heb alleen jou het
podium gegeven dat je zo onmogelijk erg verdient. Nu gaat iedereen
zien wat voor fantastische artiest je bent!’
‘Door één filmpje op het internet? Vast niet. En trouwens, zo
bijzonder was het niet. Ik denk dat ze me volgende week alweer
vergeten zijn.’
Sophie stootte een lachje uit. ‘Ja, of niet. Ik bel je namelijk om te
vertellen dat Sylvia, mijn stagebegeleider van RTL, me belde dat RTL is
benaderd om te achterhalen wie je bent. Ze vertelde dat ze de een
of andere hotemetoot van Endemol aan de telefoon had gehad. Zij
zijn op zoek naar talent voor een nieuw televisieprogramma. Zo’n
programma als The Voice, weet je wel? Maar dan alleen met mensen
die zichzelf kunnen begeleiden. En het liefst ook hun eigen liedjes
kunnen schrijven. Als je het tot de liveshows schopt, mag je iedere
week een cover én een eigen nummer zingen. Ik geloof dat een
aantal van die heel bekende Nederlanders die altijd in de jury zitten
bij dit soort programma’s, nu ook jureren. Dat is toch gaaf?’ jubelde
Sophie. ‘Maar voordat ik jouw telefoonnummer geef wilde ik eerst
weten of je het wat vindt. O, Clee, dit is toch waar je altijd op hebt
gewacht? Vergeet die eikels van het conservatorium, jij kunt in één
klap beroemd worden! Als je wint, krijg je een platencontract bij dat
nieuwe platenlabel, hoe heet dat ook alweer…’
‘Star Records?’
‘Ja, dat! Die ene superbekende rapper heeft daar ook een contract,
hoe heet hij nou… Nou ja, dat maakt ook niet uit. In elk geval moet
je dit doen, hoor, Clee. Echt. Ik weet zeker dat je die show gaat
winnen. Ik wéét het gewoon. En ik weet ook zeker dat Kim het
daarmee eens is. Toch, Kim?’
Kim knikte wild terwijl ze op haar eigen telefoon door de reacties
onder de Instagrampost van RTL Nieuws zat te scrollen. ‘Ja, dûh!
Kijk nou wat voor positieve reacties iedereen heeft achtergelaten,’
zei ze terwijl ze haar telefoon naar Cleo uitstak. ‘Ik zou het gewoon
doen. Wat heb je te verliezen?’
‘Doe het, doe het, doe het,’ scandeerde Sophie.
Cleo kon niets doen tegen de glimlach die op haar gezicht
ontstond. ‘Oké. Misschien moet ik het in elk geval probéren. Geef
mijn nummer maar door, Soof. Het zijn vast eerst gewoon audities,
toch?’
Another random document with
no related content on Scribd:
gastric tetany. The question of diagnosis can usually be settled by
having the patient swallow the dissolved separate parts of a Seidlitz
powder, one after the other, when the carbon dioxide released within
the stomach will cause it to balloon up and assume that shape and
position which the amount of its dilatation permits.
Gastric dilatation which does not quickly yield to lavage and
suitable medication is of itself always an indication for operation.
When accompanied by a tumor, especially if this move and change
position with the stomach, a cancerous condition may be assumed,
which, while not permitting a cure, may nevertheless be ameliorated
by a gastro-enterostomy. In the absence of actual cancerous
conditions the surgical treatment of chronic dilatation is exceedingly
satisfactory.
This surgical treatment consists in the application of one at least of
the following expedients:
1. Local relief of mechanical pyloric obstruction, as by any one
of the pyloroplastic methods;
2. Gastroplication, by which the capacity of the stomach is
materially reduced;
3. Gastro-enterostomy, by which mechanical obstruction is
atoned for by a free outlet, provided at a point where gravity
as well as peristalsis shall assist in completely emptying the
viscus.
The methods in vogue a few years ago for opening the stomach
and merely stretching the pyloric outlet have been supplanted by
other plastic operations which have proved more satisfactory
because of the greater permanency of their results.

GASTROPTOSIS.
The downward displacement of the stomach, to which the term
gastroptosis has been given, implies not only more or less actual
dilatation, but also a stretching or lengthening of the upper
attachments and peritoneal folds which should hold the stomach up
in place. When these yield and the stomach is thus permitted to
drop, more or less obstruction of the pylorus and kinking of the
duodenum are apt to occur. The condition regarded surgically is not
essentially different from that of chronic dilatation. When the
stomach is distended with carbon dioxide its normal position may be
easily recognized, while, at the same time, it is determined that it is
perhaps but little dilated.
The causes which lead to this condition, aside from those which
affect the stomach proper, include tight lacing, by which the
supporting viscera are forced downward and the stomach permitted
to fall with them. In addition to such a cause any previous disease by
which the abdominal viscera have been affected or ligaments
weakened would be of more or less effect. The condition leads
sooner or later to one of dilatation, and always merges into it. Its
symptoms are those of dilatation, only in milder degree. On account
of the dragging upon the upper supports patients frequently complain
of intense lumbago, and they nearly always become neurasthenic.
Treatment.—The ordinary routine treatment failing to give relief,
one may, in mild cases, adopt an external mechanical
treatment, consisting of a suitable abdominal bandage which should
press the viscera up from beneath, and thus relieve splanchnic
congestion and weight.
Mechanical support failing and symptoms persisting, the surgeon
is able to afford relief by gastropexy, first suggested by Duret, and
consisting of an exposure of the stomach through the middle line and
its fixation to the anterior abdominal wall. This, however, has its
theoretical disadvantages, since it might be followed by symptoms
similar to those resulting from pathological adhesions. The method
has been more or less modified, sutures being passed through the
gastrohepatic omentum and gastrophrenic ligament in such a way as
to bring them into close contact and looking to their complete union.
Thus, Beyer, of Philadelphia, has reported four cases apparently
successfully operated upon in this fashion. Bier has added four
others, all of which seem to afford much encouragement to operative
treatment of gastroptosis. Furthermore, Coffey has modified the
technique in such a way as to include a sort of suspension of the
stomach by making a hammock out of the great omentum. He did
this by stitching the omentum to the abdominal peritoneum, about
one inch above the umbilicus, with a transverse row of sutures about
one inch apart.
GASTRIC TETANY.
Gastric tetany has but relatively small interest for the surgeon,
save as it may complicate some of his results or prevent his
endeavor to secure them. The condition is usually characterized by
peculiar, disturbed sensation in the extremities, with a feeling of
coldness or numbness in the limbs, and drowsiness, vertigo, and
disproportionate weakness after exercise. Somewhat severe attacks
are sometimes precipitated by lavage, and are then begun with a
complaint of formication, followed by tetanic contraction of the
muscles of the extremities. Instead of tonic spasm the muscles may
be in more or less constant motion. The muscles of the face, neck,
and abdomen are also involved. The facial expression changes, and
patients may complain of loss of vision. During these paroxysms
they may even mutter or speak unintelligibly. Chvostek some time
ago showed how to produce these spasms, when the condition is
present, by tapping over the facial nerve just at its exit from the
cranium, and Trousseau demonstrated that during the attack the
paroxysms may be produced at will by compressing the affected
parts in such a way as to impede venous or arterial circulation
through them. Some of these spasmodic attacks are accompanied
by severe pain, while spasm is usually made less painful by gently
yet forcibly overcoming it by pressure. The condition is essentially
toxic, usually autotoxic, and yet, inasmuch as it may complicate the
best efforts of the surgeon or complicate the case upon which he
would wish to operate, it is deserving of this brief description here,
largely in order that it may not be mistaken for true tetanus or be
misinterpreted in any other way.

CARDIOSPASM.
This is a term recently suggested by Mikulicz for a peculiar
contraction of the lower end of the esophagus and the cardiac orifice
of the stomach, which is occasionally met with, and until fully
described by him was somewhat misunderstood. In consequence of
the spasmodic stricture thus produced there occurs dilatation of the
esophagus above and formation of a sac, which may be discovered
by the bougie or tube, or by a good radiogram, after having been
filled with a weak bismuth emulsion. Such sacculation had always
been previously regarded as due to esophageal diverticulum, which
it greatly simulates at first and in time practically becomes. It is due
either to primary and unexplained spasm of the muscular coat at this
level, or to a primary atony for the esophageal muscle above the
stricture. It has been ascribed also to paralysis of the circular fibers
and spasm of the cardia, due to vagus involvement and to primary
esophagitis. The view that it is of congenital origin can scarcely be
sustained.
Symptoms.—The symptoms and signs produced are not widely
different from those of a capacious diverticulum. It is
difficult, often impossible, to pass a stomach tube into the stomach, it
being diverted into the upper cavity. The patient moreover, vomits
material which is undigested and more or less putrefactive, and, at
the same time, without evidences of actual stomach disease. Such a
sac may hold even two pints, and thus it will be seen how much
material may be vomited or washed out by lavage which, at the
same time, never entered the stomach. Should it be possible to enter
the stomach the two sets of contents will be found quite different.
Treatment.—While more or less benefit and relief may be
obtained from frequent washing of the abdominal sac
thus produced the real cure will only come, as shown by Mikulicz,
from opening of the stomach and dilatation of its constricted upper
orifice.

PYLORIC STENOSIS.
Reduction in caliber of the pyloric opening, amounting in extreme
cases to absolute closure, may be met with at various ages and
following various conditions.
A congenital stenosis has been observed, although very
infrequently.[54]
[54] Fiske (Annals of Surgery, July, 1906) states that there are at
present on record 121 cases of hypertrophic stenosis of the pylorus in
infants. The three theories advanced to account for the condition as
occurring before birth presuppose either a true malformation with muscular
hypertrophy, a secondary hypertrophy due to prenatal pyloric spasm, or a
spastic condition of the pyloric region without definite gross anatomical
lesion. None of these theories satisfies the condition in any but a small
proportion of cases, although either of them doubtless is or may be correct
in certain instances; 71 of these cases have now been operated upon, of
which 33 died, gastro-enterostomy giving 57 per cent. of recoveries and
pyloroplasty 54 percent.

Pyloric constriction following cicatricial contraction of healed ulcers


is perhaps the most common non-malignant form. This rarely
proceeds to absolute closure, but is frequently sufficient to lead to
dilatation.
Conversely any condition of the stomach which drags it out of
shape and leads to kink or abrupt angulation near the pylorus may
lead to early postural and later to actual structural contraction.
The pressure or alteration of shape produced by neoplasms, either
within the substance of the stomach or more frequently without, will
cause more or less irregular contraction of the pyloric end amounting
to pyloric stricture.
By old adhesions similar conditions are produced, while a definite
form of spastic contraction, corresponding much to cardiospasm just
described, will cause more or less pyloric obstruction.
Finally malignant tumors involving the pyloric region invariably
spread to the pyloric ring, and not only infiltrate it but cause it to
become inflexible and diminished in size, to a degree finally
amounting to almost complete or to absolute obstruction.
Symptoms.—No matter what the cause the symptoms are
essentially the same, in that they produce dilatation of
the stomach and frequent vomiting. According to the cause there will
also be a history of pain and hemorrhage, suggesting ulcer, or of
biliary colic, denoting perigastric adhesions, or of pancreatic disease,
accounting for adhesion of the duodenum and displacement of the
pylorus. The discovery of tumor or the results of examination of
stomach contents may also suggest or corroborate the diagnosis of
cancer.
The essential feature being the failure of the gastric contents to
pass onward into the bowel, and their accumulation in the stomach
or rejection by vomiting, the condition will be seen to have a purely
mechanical as well as a pathological aspect. The case, therefore,
must be extreme in which a mechanical remedy will not afford at
least temporary relief.
Surgical Treatment.—This remedy obviously is either to
overcome the stricture by dilatation, or plastic
operation upon the region involved, or to form a new opening by
which the stomach shall connect with the upper intestine—i. e.,
gastro-enterostomy. The latter has gradually supplanted the former
in the choice and in the hands of most surgeons, although
occasionally a case may be met which invites the performance of a
pyloroplasty, by either the Heinecke-Mikulicz or the Finney
operations, which will be described later. In the absence of malignant
disease few serious operations give more satisfactory results than
do these.

GASTRIC ULCER.
During the past few years the studies of internists, of pathologists,
and of surgeons have all served to show that gastric ulcer in any
form is a more common lesion than was suspected by the previous
generation. At first it nearly always comes under the care of the
internist, but too often, becoming chronic, it is too long continued
under his care until a serious, perhaps almost fatal, hemorrhage
makes operative relief more dangerous, if not impossible, or until a
chronic ulcer has degenerated into a cancer, and this is permitted to
go on until the patient pays with his life the penalty for such
inattention.
Ulcers in the gastric mucosa vary from a simple fissure (such as
may be seen in the mucosa of the lip or the anus) to extensive and
deep ulcerations, which weaken the stomach structure in spite of
protective infiltration and even adhesions, until a final perforation
may terminate the case, either by hemorrhage or septic peritonitis.
While surgical teaching has of late pointed more and more definitely
to the importance of ulcers resulting from simple erosions, or
apparently mere abrasions which have not been appreciated, most
pathologists and surgeons fail to realize that even from so trifling a
surface alarming hemorrhages may occur. Such lesions appear upon
the postmortem table to be minute and unimportant, but, occurring
during life, they have an importance of their own.
Gastric ulcers, then, should be referred to as erosions, as simple
or complicated ulcers, and as ulcerating cancers, in addition to which
there may be mentioned the rare lesions produced by tuberculosis
and syphilis. These ulcers are always to be regarded seriously,
because in their milder expressions they cause pain and various
forms of dyspepsia and indigestion, while their more serious
consequences include hemorrhage, which may be fatal, and
perforation, which is essentially so unless surgical intervention be
prompt and complete.
Symptoms.—The symptoms and discomforts which they produce
include pain, which is nearly always most pronounced
within a short time after the ingestion of food, and which may be
accompanied by local tenderness more or less constant. As the case
progresses, with the pain usually comes vomiting, by which the
former is relieved, the vomitus nearly always containing excess of
hydrochloric acid and sometimes fresh or old blood. The pain of
gastric ulcer is usually referred to the back. The indigestion and the
frequent vomiting together are sufficient to produce a well-marked
anemia, which is more pronounced when much blood is lost. Blood
may not be vomited but escape into the duodenum, and will then
give to the stools a tarry character, which should always be looked
for and identified when discovered. The greater the loss of blood in
either direction the more pronounced will be the anemia. Pain,
vomiting, and evidence of loss of blood constitute the most
distinctive features of gastric ulcer. When these are accompanied by
tenderness in the epigastrium, and by pain in the back, the diagnosis
is almost complete. In the more chronic cases there may have
already occurred contraction of the pylorus and consequent
dilatation of the stomach. Thus symptoms of the latter may be added
to those of the previous condition.[55]
[55] In doubtful cases accompanied by pain it will sometimes be of
value to try the effect of orthoform in ¹⁄₂ Gm. doses, to see if it will relieve it.
This remedy will not anesthetize nerve endings which are protected by skin
or mucous membrane. The fact, then, that it affords relief implies an
ulcerated or exposed area.
The two ever-present and alarming dangers are those of
hemorrhage and perforation. Serious hemorrhage permits the
escape by the mouth of large quantities of bright, fresh blood, with a
corresponding degree of shock or collapse, and depression.
Perforation is indicated by sudden onset of intense pain, with
collapse, rapidly spreading tenderness, with abdominal rigidity and
increasing distention. In other words the symptoms of perforation are
those of acute local peritonitis of abrupt origin.
In either of these events the paramount indication is for prompt
intervention, unless the patient is already too weak to withstand the
shock of any operation. In one case this will consist of gastro-
enterostomy, with or without a gastrotomy for the purpose of
discovering the bleeding vessel and making local hemostasis. In the
other it will consist of free incision, complete toilet of the peritoneum,
with removal of all escaped material, and local attention to the site of
the perforation, doing there whatever may be needed.
Treatment.—Should the surgeon see a case of gastric
hemorrhage due to ulcer after the apparent cessation
of the active loss of blood he may easily decide to wait for a few
days until the patient has in some degree recovered strength and
atoned for such loss. On the other hand if he see the case during its
active stage he need not hesitate to open the abdomen, withdraw
the stomach, open it sufficiently for exploration, and then attack the
source of hemorrhage, be it large or small, in such manner as he
may see fit—either with the actual cautery, with a sharp spoon, with
complete excision of the ulcerated area and union of its borders by
suture, or by merely including a bleeding vessel in a loop of suture,
addressing himself at once to the formation of an anastomosis,
preferably posterior, between the stomach and the uppermost loop of
the small intestine. This procedure, which is wise in all instances,
would be imperative in nearly all save those perhaps where an
ulcerated area could be cleanly excised and its margins neatly
sutured. Should it prove that suture of the stomach wall were
impracticable its edges might be fastened to those of the abdominal
wound, a gastrostomy thus resulting, which could be later closed by
another operation.
For perforation the surgeon might have to rely, in emergency, on a
gastro-enterostomy as a relief opening, accompanied by local gauze
tamponage; the point of perforation could not be made accessible for
suture, but one should prefer suture for all cases that permit of it. In
these cases a considerable margin should be enfolded and included
within the grasp of the suture, or else the margins should be
completely excised until healthy tissue is reached. In rare instances
it has been feasible to fit into a perforation a drainage tube, or to
pack about it a gauze strip which should conduct from the stomach
cavity directly to the abdominal wound. The question of excision of
the entire ulcerated area should rest entirely upon the possibility of
repairing the defect by sutures, and this will depend in large degree
upon the location of the ulcer and the freedom with which the
stomach can be manipulated, especially with which it can be
withdrawn into the wound.
Practically every case of perforation thus operated will demand
posterior as well as anterior drainage. Aside from the treatment of
the stomach itself the general peritoneal cavity needs the same
thoroughness of cleansing and the same care in every manipulation
that would be given in a case of well-marked peritonitis already
established.

GASTRIC FISTULAS.
This term has reference especially to external fistulous openings,
which are an exceeding rarity save as relics of injury or of operation.
They have been known to occur spontaneously by perforation of an
ulcerated and adherent stomach, such perforations occurring either
in direct line or irregularly in the direction of least resistance.
Traumatic fistulas result usually from gunshot or stab wounds, or are
due to incomplete union of an opening deliberately made. In any
event they permit of the escape of more or less of the stomach
contents. Their tendency is usually toward spontaneous repair, but
this is often so slow or so incomplete that it needs to be hastened by
stimulation of the fistulous tract with silver nitrate, the actual cautery,
curetting, or by a complete resection of the entire tissue involved,
and a neat reunion with suture.
Intra-abdominal gastric fistulas result usually from perforation of
gallstones or the escape of foreign bodies. Produced in this way they
empty usually, though not always, into some neighboring portion of
the intestinal canal.

TUMORS OF THE STOMACH.


Benign tumors are occasionally found in the stomach, and are
most often of the adenomatous type. Papillomatous growths into the
stomach have also been observed. Beneath the peritoneum, or in
the submucous tissue near the pylorus, fatty tumors have also been
seen. Myomas of mixed type have been described, and cysts have
been met in the walls of the stomach. These have rarely attained a
size larger than a hen’s egg. All of these non-malignant tumors are
of pathological rather than surgical interest. Every one of them,
however, will admit of successful surgical remedy when once
recognized, operation consisting of excision, with suitable suturing.

CANCER OF THE STOMACH.


Carcinoma is perhaps as frequently seen in the stomach as in any
part of the body, the breast possibly excepted. In about three-fifths of
the cases it involves the pyloric region, in one-tenth of them the
cardiac end, the balance occurring in the intermediate part. It is
usually of the round-cell or scirrhous variety, and is generally
supposed to be a disease of adult or advanced life. While this is
generally true there have been exceptions. It is occasionally met in
the young, and has been reported even in early childhood. True
sarcoma of the stomach is exceedingly rare. It spreads especially in
the submucous tissue and evinces a tendency to involve especially
the lesser curvature.
The duodenum evinces an extraordinary immunity from malignant
disease, even that involving the pyloric region. When the pyloric end
is involved the lesion is frequently complicated by adhesions, which
are present in considerably more than half of the cases. The lymph
nodes of the adjoining mesentery are nearly always involved,
practically always in cases which come to the surgeon for operation.
As the disease advances it spreads in several directions, and
adjoining viscera may be involved, or even those at considerable
distance, while metastases to other parts of the body are common. It
is somewhat more common in males than females. In proportion as
the pyloric ring itself becomes infiltrated and involved pyloric
obstruction is an early feature, with the inevitable gastric dilatation
and greater frequency of vomiting. Pathologists and surgeons are
learning that the most frequent cause of gastric cancer is gastric
ulcer, and recent investigations are to the effect that in at least 80
per cent. of cases there has been ulceration which has been
followed by this malignant change. This affords additional reason,
then, for regarding gastric ulcer as a surgical disease and operating
upon it early and before such transition has occurred.
Symptoms.—As repeatedly emphasized throughout this work
cancer is a disease without a pathognomonic
symptomatology. For this reason it is rarely diagnosticated in its
early stage, the symptoms which it produces being those of
indigestion or dyspepsia.
The most distinctive features met with in gastric cancer are pain,
vomiting, more or less dilatation, and presence of tumor. Pain is an
early and constant symptom, the complaint at first being of
heaviness and oppression, made worse after the ingestion of food,
and later referred to as actual pain, which may be limited or may
radiate to either side or to the back. Much will depend upon whether
the cancer develop from the site of a previous gastric ulcer or
independently.
Individual complaints are variant regarding the intensity and
reference of this pain. In large measure it is due to the formation of
adhesions, and its reference will depend much upon their location.
Vomiting is an equally constant and perhaps even more important
symptom, being met in nine-tenths of the cases. When the growth
involves the pyloric end the vomitus is copious in amount, while the
intervals between attacks of vomiting are relatively long. When the
more central areas of the stomach are affected and its capacity is
thus reduced vomiting is more frequent, usually following soon after
taking of food, and the amount of vomitus is consequently less. In
general the character of the vomited material depends upon the
length of time it has been retained, upon the possible presence of
bile or blood, the presence of small amounts of blood giving to it a
somewhat characteristic appearance, indicated by the term “coffee-
grounds.” As the ulceration proceeds the amount of blood may be
increased, and it may even come up fresh and red. The degree of
actual ulceration will be indicated by the odor and the more or less
putrefactive character of the materials ejected.
Too much reliance has been placed upon examination of the
stomach contents. The amount of hydrochloric acid present therein
depends in large measure upon the area involved. The same is true
of pepsin. The glands which produce these digestive materials are
found especially in the more central area, and when this is involved
their amounts will be much reduced, whereas as long as these are
free they are not necessarily so affected. The presence or absence,
then, of hydrochloric acid may prove most misleading. The Oppler-
Boas bacilli are perhaps of more significance, but even here the
surgeon is often deceived. I regret thus to appear to belittle the
significance of features upon which internists place so much
reliance, but I have so frequently seen their unreliability that I think it
is a sad error to wait for weeks in order to make a diagnosis by
means of material secured through a stomach tube.
McCosh believes that for diagnostic purposes the stagnation test
is of greater value than any examination of stomach contents. This
consists simply in the discovery by lavage of food within the stomach
when it should have left it. Thus an ordinary meal should pass out of
the stomach within five hours, but if after six hours undigested food
still remains there it denotes sluggishness of digestion. Food
remaining ten hours makes positive the fact of stagnation. This being
once established it should be determined whether it is from atony,
spasm, pyloric stenosis, peritoneal adhesions which kink the
opening, or cancer. In all of these except the first, surgical
intervention is necessary.
Tumor in the stomach region, in connection with symptoms
already mentioned, is corroborative. In nearly every case it can be
felt sooner or later. Too many have waited, however, for this
corroborative symptom before considering the case a surgical one,
or even one of unmistakable cancer. Anyone can make a diagnosis
when he can discover the tumor. What is needed is recognition of
the condition before it has advanced to that stage. When it escapes
detection it is usually because it is situated in the posterior stomach
wall, high up, or else because the abdomen is enormously fat. The
tumor when felt will be found firm and usually tender, sometimes
regular in outline, sometimes quite the reverse, usually movable, but
occasionally firmly attached either to the abdominal wall or to the
viscera, usually the liver. Such a tumor, changing its position with the
change in shape of the stomach produced by its inflation with
carbonic dioxide, may be regarded as almost certainly a cancer of
this organ. One rarely detects lymphatic involvement through the
abdominal wall, but in many instances it may be noted at the root of
the neck. The tumor usually rises or falls with respiration.
Occasionally it will not be discovered until the stomach has been
washed out and completely emptied.
However, further aids to diagnosis may be furnished, for instance,
by the discovery of cancer cells in the vomitus or washings, by the
presence of adventitious materials, such as lactic acid, whose
especial significance is rather that of stagnation and motor paresis.
It is of great importance, when possible, to decide as between
ulcer and actual cancer. In general the following aids to diagnosis
may be considered: Ulcer is a disease of the earlier years of life,
cancer rather of the later; in ulcer the pain is direct and boring
(extending to the back), in cancer it may be widely referred to the
shoulders; in ulcer the vomited blood is usually fresh, in cancer it
furnishes the so-called “coffee-grounds;” in ulcer there is ordinarily
no tumor present, in cancer this is a late but sure sign; the history of
a case of ulcer will often be a long one, that of a case of cancer is
rarely long, but steadily progressive; in ulcer there may be distinct
anemia, whereas in cancer it assumes rather the type of a peculiar
cachexia; and the free hydrochloric acid which is increased in ulcer
is usually diminished or absent in cancer.[56]
[56] Sahli has suggested what he calls a desmoid test for free
hydrochloric acid. A small amount of methylene blue is enclosed in a small
gutta-percha bag, and this is tied by means of a small strand of raw catgut.
This catgut will not be affected by pancreatic juices, and will only dissolve in
the stomach in case there be free hydrochloric acid present. The fact of its
solution and the liberation of the methylene blue is made evident by the
peculiar color given to the urine in a short time. If, therefore, this appears
within an hour or so after the material has been swallowed one maybe sure
there is free hydrochloric acid present in the stomach. The test is not
absolutely accurate, but will often serve as a fairly reliable one and a
substitute for the more disagreeable and ponderous method of a test meal
and lavage. In some respects it is perhaps even more reliable.

The question in cases of gastric ulcers is whether they have yet


advanced to actual malignancy. Probably no surgeon has ever
attacked a case of gastric cancer which has not been under
treatment for a time for so-called “dyspepsia or indigestion,” perhaps
with a more definite diagnosis. Too many internists have waited for
the discovery of a tumor before thinking of surgery. It is the business
and the duty of every surgeon to impress upon the profession that
the only way to treat cancer successfully is to treat it radically, and
the only way to do this is to operate early. This applies equally well
to the viscera or to the external portions of the body. Gastric cancer
is essentially a surgical disease, and could it be recognized early
and treated radically it could often be cured.
What are we to do then in the absence of early and indicative
symptoms? The following rule may be laid down as one to which
there is no exception: A well-founded suspicion of cancer of the
stomach (or of any part of the alimentary canal) justifies an
exploratory operation for its detection and recognition, which then
should be extended into an operation for its complete removal
should circumstances justify it. If this rule were followed we would
not hear of cases of this description remaining for months or years
under drug treatment, and then perhaps being finally turned over to
the surgeon for relief of pyloric obstruction at a period when strength
is so reduced that no operation should be seriously considered.
Gastric cancer is, then, at least in its earlier stages, a surgical
disease. How is it to be recognized? By exploratory incision when
there is serious doubt as to the nature of dyspepsia or indigestion
which fails to promptly improve under suitable treatment. In an early
stage even this might not be easy, especially for the inexperienced.
Nevertheless any cancer of the stomach which produces distinct
disturbances of digestion will have advanced to a degree of
infiltration and thickening which will permit of its recognition by the
touch of a practised operator. The discovery, then, of thickening in
the stomach wall will imply the presence therein of either an
ulcerated or cancerous area, which will in either event demand relief.
In such a case the stomach may be opened and the mucosa
exposed to sight and touch. Should the lesion prove to be malignant
the same rule will apply with greater force, with the sole difference
that the area should be much larger and that the surgeon should
keep clear of suspicious tissue. This may necessitate a more or less
complete removal of a considerable portion of the stomach. The
greatest care should be exercised in the discovery and removal of all
infected lymph nodes, which will be found especially along the
curvatures and within the peritoneal fold. When retroperitoneal lymph
involvement is discovered a hopeless aspect is put upon the case.
Life may be prolonged for two or three years, even under such
circumstances, and the patient is certainly entitled to whatever can
be afforded him. If the cancerous process has advanced to a point or
a degree making radical removal impossible, one may at once select
the other alternative and perform a gastro-enterostomy at a point of
election, by which relief may be afforded for at least a number of
months.
Only by exploration, then, can it be decided whether to attempt a
radical measure or a palliative procedure. It is scarcely fair to quote
statistics in this regard, especially any but the most recent, as only
lately have these cases been referred for early operation. Obviously
the less wide the removal the less reduced the patient, the more
favorable is his condition to withstand operation, and the more
favorable the aspect of his case. Thus pylorectomy before gastric
dilatation has occurred is more promising than pylorectomy when
half the stomach is involved. In proportion, then, as these cases are
submitted to early operation, statistics will improve and better results
be attained, while if physicians and surgeons can be made to
coöperate early an ever-growing number of cases will be seen and
operated at a favorable time.
The various operations practised, including gastrectomy,
pylorectomy, etc., will be discussed with the other operations upon
the stomach.
PERIGASTRITIS.
To this term attaches about the same force and significance as to
perihepatitis or perisplenitis. The expression implies the
consequences of a local peritonitis, usually of low grade, by which
adhesions are produced that may anchor the stomach in whole or in
part, in any possible direction and to any of the surrounding viscera
or part of the abdominal wall. Such adhesions are more common at
the pyloric end than elsewhere. Their causes may be intrinsic or
extrinsic, among the former ulceration and cancer being by far the
more common; among the latter gallstones, tuberculous processes,
and occasionally the remote consequences of typhoid ulceration. In
the majority of cases the adhesions thus produced are protective
and purposive, although they often constitute a serious obstacle to
surgical work. While they may be suspected in almost any of the
conditions above named, they are rarely discovered or identified until
the abdomen is opened. Nevertheless, distention of the stomach
with gas and the discovery of its irregular movements or shape
because of fixation will afford good ground for suspicion as to the
condition itself. When it can be shown that these adhesions are
producing pain or discomfort, as they often do, operation,
gastrolysis, affords the only legitimate and reasonably certain relief.
Time sometimes permits a stretching of adhesions or the possible
absorption and amelioration of symptoms, but only by surgical
intervention can anything radical or prompt be offered.

PHLEGMONOUS GASTRITIS.
Under this term is included a suppurative or necrotic inflammation
of the stomach wall, beginning probably in the submucosa, but
extending in both directions. It appears in two forms—the
circumscribed and diffuse.
Symptoms.—The symptoms of the latter are those of an intensely
acute gastritis with rapid, almost inevitably fatal
course, beginning with severe pain, quickly followed by faintness and
collapse, with early vomiting, vomited matter being first bile-stained,
then containing blood. The sensation of nausea is extreme and a
complaint of thirst constant. Frequently there are hiccough and
peculiar and uncontrollable general restlessness. Pain is, however, a
variable feature, and some cases are too rapidly necrotic to afford
much pain or tenderness. The pulse is rapid, weak, and poor, and
the temperature usually runs high. After a short time the abdomen
may be much distended, while symptoms of paralytic ileus (i. e.,
obstruction), supervene, though occasionally there is offensive
diarrhea. A well-marked case of this type comes on with fulminating
suddenness, patients later becoming apathetic and dying in stupor.
About all this there is nothing peculiarly characteristic, and similar
symptoms might be caused by mesenteric thrombus, by acute
pancreatitis, or acute gangrenous cholecystitis.
Symptoms of the more circumscribed form are similar to those just
described, but of less severity. The pain and vomiting appear
suddenly, but are less intense. If time be afforded for formation of
abscess a distinct tumor may be felt. Appetite is lost and food
regurgitated. A localized lesion favorably placed might lead to
adhesions and circumscribed collection of pus, assuming the
subphrenic or some less typical form. The pyloric end of the stomach
is more commonly involved in such a process and affords evidence
to the effect that it begins as an infection, the port of entry being
usually a gastric ulcer.
Treatment.—Treatment would be surgical if any were available,
but has never yet been applied sufficiently early to
save an acute, generalized case. On the other hand, when the lesion
has been local and has led to subsequent phlegmon, cases have
been successfully opened and drained.

OPERATIONS UPON THE STOMACH.


In every instance, when time is afforded, certain preparations
should have been made by which the stomach has been put in an
aseptic condition. Not only should it be emptied of food in the
ordinary sense, but it should have been washed out at least once,
and in most instances repeatedly, first with cleansing lavage and
then with a fluid containing a small proportion of borax, with the
intent that by a mildly alkaline solution its contained mucus may be
more thoroughly washed away. This alone, however, is not sufficient,
for quantities of septic material may be introduced by the patient
from his nose and throat. Frequent use of the toothbrush, with a
strong antiseptic powder or solution, and frequent rinsing of the
mouth with a suitable antiseptic mouth-wash, should be practised at
frequent intervals for two or three days before such an operation. If
offensive mucus be dropping from the nasopharynx this also should
be cleansed and sprayed. In other words the possibility of
contamination from the nose and mouth should be prevented as
completely as possible.[57]
[57] The first deliberate operation upon the stomach seems to have
been that by Crolius, in 1602, for removal of a knife, and a similar operation
was made eleven years later by Günther. Up to 1887, however, only thirteen
such gastrotomies had been reported. The first unsuccessful gastrotomy
was done by Sédillot in 1839; the first successful one by Jones, thirty-five
years later. While pylorectomy was suggested by Merrien in 1810, it was not
actually performed until 1879 by Péan. Gastro-enterostomy was first done
by Wölfler in 1881. The first operation for hemorrhage from gastric ulcer
was performed by Mikulicz in 1889. It will thus be seen how recent is the
whole matter of modern surgical attack upon the stomach.

Operation for Penetrating Wounds.—When the stomach has


been opened by gunshot,
stab, or other wounds it should be closed at the earliest possible
moment. The operation intended for this purpose may be simple or
difficult, and may be complicated by the fact of injuries to other
organs. A simple opening is easily closed, when exposed, by
sutures, of which there should be at least a double row, the internal
devoted entirely to the mucosa, whose edges should be brought
together and held by a continuous chromicized catgut suture, with
stitches at intervals sufficiently short to prevent the possibility of
hemorrhage, and interrupted occasionally to prevent puckering. A
second row of sutures, of fine silk or thread, is then applied, by which
the serous and muscular coats are firmly approximated, care being
taken that the needle is not allowed to perforate a vessel and thus
produce hemorrhage. The stomach walls are so thick that two layers
of sutures thus applied usually suffice. If thought advisable a third
suture may be applied after the manner of the second. A round
needle is usually preferable to a flat one with cutting edges.
Great care should be maintained to prevent escape of stomach
contents or infection of the peritoneal cavity, if this has not already
occurred. In some cases after exposing the stomach wound it may
be advisable to pass a stomach tube and wash out the stomach,
holding the wound with a compress in order that no leakage at this
point can occur. Unless there is some good reason for not doing this
it should be the method of choice. Two dangers particularly
characterize cases requiring gastrorrhaphy: the first that of assuming
that there is but one wound and failing to discover others which may
co-exist; the second that of infection by the stomach contents which
have already escaped. The first is to be avoided by careful
observation and examination; the second by a careful toilet of the
peritoneum, both before and after suturing. Drainage may be
provided according to the necessities of the case.
A gunshot wound produces more or less contusion of the tissues
in its immediate vicinity. Liberal allowances should then be made in
suturing that gangrene and subsequent perforation may not occur;
or, better still, when it can be properly done, the margins of gunshot
wounds should be smoothly excised and fresh clean surfaces thus
brought together.
Gastrotomy.—The stomach is opened for purposes of exploration
or for removal of foreign bodies, as may be needed,
and then promptly and completely closed when the opening has
permitted such diagnosis or removal, or after a diseased area in its
interior has been exposed by incision. Such may be the procedure in
certain cases of gastric ulcer, where the stomach is opened, its
entire lining examined and the sharp spoon or cautery applied, with
or without linear suture. The stomach is also opened for dilatation of
its orifices as in cases of cardiospasm or pyloric stenosis, although
the latter procedure has given way to anastomotic methods, which
are more permanent in their results.
The stomach having been exposed, usually by a sufficiently long
median incision, it is brought out and divided at a point of election,
the incision being made of sufficient length to permit introduction of
forceps or finger, or even of more or less eversion of its interior
surface in order that it may be carefully inspected. The purposes of
the opening having been achieved, it is closed as indicated above,
with at least two layers of sutures. A perfectly clean wound will
scarcely call for drainage. One which has been infected should be
protected in this way.
Gastrotomy has also been done in order to permit of the
retrograde division of strictures of the esophagus, when it has been
impossible to pass even the smallest bougie from above. In these
cases it has been occasionally possible after exposing the stomach
to introduce a whalebone bougie which, passing upward, may follow
the tortuous passage and be made to appear in the pharynx. To its
upper end may then be attached, by strong silk, the small end of
another bougie, and thus guide it downward as the first one is
withdrawn. This procedure has been improved on by Abbe, who has
thus been able to pull down from the mouth a stout piece of coarse
silk, bringing it out through the stomach opening, and then, by a
species of sawing manipulation, divide the tightest and densest part
of an esophageal stricture sufficiently to permit of the passage of
some other instrument. This having been accomplished the stomach
wound is immediately closed.
Gastrostomy.—This term implies making an opening into the
stomach by which its cavity may be directly
connected with the exterior abdominal surface, and the
communication thus established maintained indefinitely. The
procedure itself is necessary in cases of dense stricture or malignant
disease of the esophagus, or the growth of such a tumor in its
vicinity as shall occlude it, and thus cause slow starvation unless
atoned for in some manner. In one instance recently, where I
expected to do a gastrostomy, because the stomach itself had been
so destroyed by powerful caustic that not only was the esophagus
ruined as such, but the stomach decreased in size and motility, I
found the stomach too immovable to permit of this procedure, and
accordingly utilized the duodenum just beyond the pylorus, thus
making essentially a duodenostomy; the indications, however, being
the same as for gastrostomy. We have, in other words, to effect a
permanent gastric fistula, the older method being to make the most
direct possible communication between the stomach and the surface

You might also like