Professional Documents
Culture Documents
Ebookstep 584
Ebookstep 584
Ebookstep 584
https://ebookstep.com/product/liefde-natuurlijk-03-marathons-
mokkataart-1st-edition-susan-muskee/
https://ebookstep.com/product/eerst-rennen-dan-vliegen-1st-
edition-susan-muskee/
https://ebookstep.com/product/zomerzussen-01-liefde-op-het-
strand-1st-edition-jennifer-probst/
https://ebookstep.com/product/liefde-in-laslap-1st-edition-elsa-
winckler/
Niet zonder liefde Wendy Brokers
https://ebookstep.com/product/niet-zonder-liefde-wendy-brokers/
https://ebookstep.com/product/verboden-nachten-1st-edition-susan-
mallery/
https://ebookstep.com/product/fb-bailey-flanigan-04-op-de-
liefde-1st-edition-karen-kingsbury/
https://ebookstep.com/product/leuk-maar-lastig-1st-edition-susan-
mallery/
https://ebookstep.com/product/liefde-in-de-sneeuw-02-valentijn-
in-de-sneeuw-1st-edition-roz-marshall/
Scones en spotlights
OMNIBUS 2
Susan Muskee
Scones en spotlights
Liefde, natuurlijk
DEEL 1
LOFT Books
Amsterdam
Volg LOFT Books op social media:
Met een dikke, gebreide shawl om haar nek en een warme jas aan
stapte Cleo naar buiten. Geroutineerd trok ze de voordeur achter
zich dicht en meteen werd ze overvallen door een koude, gure wind
die haar heel even de adem benam. Het miezerde. O ja, herfst. Even
vergeten. Het leek wel gisteren dat ze in haar bikini lag te zonnen op
het balkon, met een glas cola met ijsklontjes in haar ene hand en
haar favoriete boek in de andere. Nu was het plotseling half oktober
en was de zomer ineens voorbij. Althans, voor haar gevoel dan.
Volgend weekend ging de klok alweer een uur achteruit en dat
betekende automatisch dat de tijd van warme, gebreide truien en
dikke jassen nu toch echt weer aanbrak. Cleo was al niet zo’n held in
‘spannende’ kledingkeuzes, maar haar wintergarderobe was
simpelweg treurig te noemen. Vijftig tinten grijs, maar dan letterlijk.
De koude wind vond een minuscule opening tussen haar shawl en
de kraag van haar jas en kroop genadeloos langs haar nek over haar
rug. Cleo trok haar jas nog iets dichter om zich heen en liep morrend
naar de fietsenberging naast haar huis. Waarom had ze Kim ook
alweer beloofd haar te helpen bij het uitzoeken van een nieuwe
fotocamera? Ze had helemaal geen verstand van dat spul, en
waarom kon Kim zo’n ding eigenlijk niet gewoon online bestellen?
Dan hadden ze vandaag lekker op de bank kunnen kruipen met een
goed boek. Toegegeven: voor haar beste vriendin deed Cleo alles en
Kim wist dat maar al te goed. Misschien dat ze me daarom ook heeft
gevraagd om mee te gaan, dacht Cleo. Kim wist dat ze het bij Abigail
en Sophie niet hoefde te proberen; die zouden haar vierkant
uitlachen als ze vroeg om ‘even’ heen en weer te gaan naar
Amsterdam. Op deze rotdag. In dit rotweer. Anderhalf uur heen,
anderhalf uur terug. Nogmaals, waarom deed ze dit ook alweer?
Bij de fietsenberging aangekomen zag Cleo dat Kim haar eigen
fiets al uit het rek had gemanoeuvreerd.
‘Hé, slome! Schiet op, man, straks missen we de trein!’ riep haar
vriendin.
‘Dat zou vervelend zijn,’ mompelde Cleo. ‘Moeten we weer
helemaal terug naar binnen. Op de bank, onder een dekentje, met
een kop koffie. En een boek. En een stuk van die mokkataart die ik
nog overheb van gisteren. Goh, vervelend. Echt vervelend.’
Kim grijnsde breed en gaf haar een stomp tegen haar schouder.
‘Zeg, aansteller, zo erg is het niet.’
Cleo snoof terwijl ze langs haar vriendin liep en de fietsenberging
binnenstapte. ‘Natuurlijk wel. De herfst is zonder enige twijfel het
vreselijkste seizoen van het jaar,’ zei ze, terwijl ze plechtig een
wijsvinger de lucht in stak. ‘Je hebt geluk dat het alleen miezert,
anders was ik überhaupt niet eens naar buiten gekomen en had je
mooi in je eentje kunnen gaan.’ Mopperend trok ze haar fiets los uit
de kluwen van twee andere fietsen, reed de roestige tweewieler
naar buiten en deed de deur achter zich dicht. ‘Al goed, al goed. Ik
ga met je mee. Op één voorwaarde: dat jij zo –’
‘Koffie regelt? Already ahead of you, my dear. Hier.’ Kim haalde een
thermosbeker achter haar rug vandaan en drukte die in Cleo’s
handen. ‘Net gezet, toen jij twijfelde tussen dat lichtgrijze en dat
donkergrijze shirt. Waarschijnlijk niet zo lekker als wanneer jij het
zou zetten, maar hé, het is de gedachte die telt. Kom op, zuurpruim.
Let’s go.’
Cleo rolde soepel langs de bar en griste er een dienblad van af. Met
een halve draai rolde ze weer de andere kant op, en ze moest in
zichzelf grinniken als ze dacht aan hoe stuntelig ze in het begin op
haar rolschaatsen was geweest.
Ze kon zich haar eerste werkdag bij The Rolling Scones, inmiddels
al ruim vier jaar geleden, nog al te goed herinneren. Ze had er
gesolliciteerd omdat ze na de havo geld nodig had om haar studie
aan het conservatorium te kunnen betalen. Cleo had uitgerekend dat
als ze een jaar lang hard zou werken, amper wat uit zou geven en
haar inkomsten bij haar spaargeld van de afgelopen jaren zou
leggen, ze in elk geval de eerste twee jaar van de opleiding door zou
moeten kunnen komen. Daarna zag ze wel weer verder. Als ze
tenminste bij het conservatorium aangenomen zou worden, want ze
wist dat er jaarlijks veel meer aanmeldingen waren dan beschikbare
plekken.
Cleo droomde al sinds haar tiende van een carrière in de muziek.
Haar vader speelde gitaar en ze zat vaak hele middagen naar hem te
luisteren. Hij had het haar een beetje geleerd, maar kwam te
overlijden voordat ze het écht goed onder de knie had. Toen haar
grootouders haar op haar elfde, vlak na haar vaders dood, een
gitaar gaven, wilde ze daar eerst niets van weten. Gitaar spelen was
iets van haar en haar vader: als hij er niet was om haar te helpen of
iets uit te leggen, had het voor haar geen zin. Toch draaide ze
uiteindelijk bij en merkte ze dat gitaar spelen er juist voor zorgde dat
ze beter om kon gaan met het verlies. Ze oefende uren achtereen en
schreef na een tijd haar allereerste liedje. Het had twee coupletten
en stelde weinig voor, maar Cleo haalde er troost uit. Liedjes
schrijven was sindsdien langzaam uitgegroeid tot haar manier om
om te gaan met verdriet, maar ook met blijdschap, liefde en geluk.
Ze had tijdens haar middelbareschooltijd zo’n dertig nummers
geschreven. Lang niet allemaal even goed, maar ze wist het zeker:
dit wilde ze voor altijd doen. Alle mogelijkheden om op school op te
treden greep ze met beide handen aan. Haar moeder had Cleo in de
vierde klas verteld dat ze haar opleiding niet kon betalen, ook al
wilde ze het echt heel graag. Dus zat er weinig anders op en ging
Cleo na haar examens eerst een jaar werken en sparen. Ze
probeerde het van de positieve kant te bekijken: zo had ze een jaar
extra de tijd om te werken aan haar nummer voor het
toelatingsexamen.
Vlak na haar eindexamen had Cleo wel vijftig sollicitatiebrieven
verstuurd, maar overal werd het uiteindelijk niets. Of het was voor
alleen de zomervakantie, of het bleek echt een rotbaantje te zijn als
ze er iemand over sprak aan de telefoon, of ze zochten iemand ‘met
meer ervaring’.
Ze had twee sollicitatiegesprekken gehad: bij de lokale bioscoop als
schoonmaakster en bij koffiecafé The Rolling Scones als serveerster.
Tijdens het gesprek in de bioscoop zat ze tegenover een verveelde
jongen die haar vertelde dat ze veertig uur per week popcorn tussen
luxe stoelen vandaan moest plukken en het tapijt moest stofzuigen.
Toen ze grappend vroeg of ze de stukjes die nog intact waren mocht
houden, keek de jongen haar aan met een onbewogen blik en zei hij
dat ze dat zelf moest weten. Binnen een kwartier stond ze weer
buiten, wetende dat ze het, als ze diep in haar hart keek, niet zou
trekken om daar een jaar lang veertig uur per week te werken. Bij
The Rolling Scones bleken ze een stuk aardiger. Cleo had aan de
eigenaren Hannah en James uitgelegd dat ze voor een jaar een
baantje zocht en zij hadden haar met open armen ontvangen. Een
beetje koffie inschenken en rondbrengen leek haar eerlijk gezegd
niet zo moeilijk, ook al was het op rolschaatsen. Totdat ze haar
rolschaatsen daadwerkelijk áántrok.
Want ja, The Rolling Scones deed zijn naam eer aan. Het concept
van het café was gebaseerd op twee dingen: het was volledig
aangekleed met een Engels thema en serveerde Engelse
specialiteiten (vandaar de scones) én de obers en serveersters reden
allemaal op rolschaatsen rond (vandaar het ‘rolling’-gedeelte). Zodra
ze voor het eerst het café binnenstapte, was Cleo verliefd geworden
op de inrichting: de donkere, hardhouten vloer en het lichtblauwe
behang, hier en daar wat schilderijen van de Britse koningin en de
rest van The Royal Family, uiteraard een paar Engelse vlaggen en
een aantal posters van The Rolling Stones, The Beatles en andere
bekende Engelse bands. Het café stond vol met stoelen met
bloemenprint, chesterfieldbanken en fauteuils met daarop geruite
kussens. Over de tafels lagen tafellopers in hetzelfde Engelse geruite
patroon als op de kussens, en om het geheel nog wat knusser te
maken stonden er overal kasten vol boeken. Maar dat rondrijden op
rolschaatsen… Daar had Cleo zich aardig in vergist.
Bij het tekenen van haar contract had ze haar eigen rolschaatsen
gekregen.
‘Neem ze maar mee, dan kun je thuis vast wat oefenen voordat je
komende week aan het werk gaat,’ had Hannah gezegd.
Cleo had een beetje moeten lachen, want zo moeilijk was
rolschaatsen toch niet? Gewoon vier wieltjes onder je schoen. Een
beetje afzetten en rollen maar. Cleo had tegen Hannah gebluft dat
ze al veel vaker op rolschaatsen had gestaan en dat ze er
waarschijnlijk alleen weer ‘even in moest komen’, maar dat het
daarna hartstikke makkelijk zou gaan. Het gehele café was immers
gelijkvloers, dus zo moeilijk kon het toch niet zijn?
Vijf uur later was Cleo minstens honderdvijftig keer op en neer door
de woonkamer van mevrouw Pietersen gerold. Het huis had een
smalle aanbouw, waardoor de woonkamer zes meter langer was dan
die van haar en haar moeder. Op de houten parketvloer rolden haar
wieltjes zo soepel dat het bijna voelde alsof ze zweefde. Mevrouw
Pietersen had haar uitgelegd hoe ze haar evenwicht moest bewaren,
hoe ze vaart kon maken en – het belangrijkste – hoe ze moest
remmen. Ze had haar geleerd om bochten te maken en Cleo kon op
een gegeven moment zelfs omdraaien terwijl ze aan het rollen was,
zodat ze een stukje achteruitrolde.
De volgende dag had Cleo niet kunnen lopen van de spierpijn,
maar het was het helemaal waard geweest. Op haar eerste werkdag
bij The Rolling Scones rolde ze tussen de tafels door alsof ze nooit
anders gedaan had.
4
‘Cleo, kun jij even checken of tafel vijf nog iets nodig heeft?’
‘Yes, ga ik doen!’
Cleo pakte haar notitieblokje uit haar schort en rolde naar de man
aan tafel vijf. Hij zag eruit alsof hij eind zestig was en zijn haargrens
zat waarschijnlijk al minstens twintig jaar niet meer in de buurt van
waar die ooit had gezeten. Het beetje haar dat hij nog op zijn hoofd
had was grijs en hij had diepe groeven in zijn voorhoofd. Hij deed
haar een beetje denken aan haar vroegere leraar Duits, en ze vroeg
zich af wat deze man als beroep had. Of had gehad, aangezien hij
hoogstwaarschijnlijk al met pensioen was.
De man zat de krant te lezen, zoals veel gasten deden op
vrijdagochtend. The Rolling Scones had een abonnement op tien
kranten en tijdschriften, van de Volkskrant en het AD tot – zoals het
een echt Brits koffiecafé betaamt – The Guardian en The Daily
Telegraph. De man was verdiept in Het Financieele Dagblad en keek
niet op toen Cleo naast zijn tafel tot stilstand kwam. Zijn grote mok
cappuccino was vrijwel leeg: er zat nog maximaal één slok in. Cleo
wees op de kop.
‘Dag meneer, de koffie smaakt, zo te zien? Zal ik u een tweede
cappuccino komen brengen?’
De man keek niet op of om.
‘Meneer?’
Zich ineens bewust van haar aanwezigheid keek de man met een
ruk op. De zalmroze krant verkreukelde hij een beetje in zijn
handen. ‘Och, meisje, je laat me schrikken,’ zei hij. De ogen van de
man verzachtten en er kroop een voorzichtig glimlachje over zijn
gezicht terwijl hij naar zijn oor wees. ‘Batterijen leeg. Ik dacht dat ik
nog wel zou merken wat er om me heen gebeurt, maar ik zit
helemaal in dit artikel over duurzame energieopwekking op een
bedrijvenpark in Duitsland. Bijzonder interessant, bijzonder
interessant. Maar jij komt vast niet vragen wat ik van de krant vind.
Jullie zijn trouwens de enigen die überhaupt nog “echte” boeken,
kranten en tijdschriften hebben. In de meeste koffiezaken in de stad
zit iedereen de hele tijd op zijn telefoontje te kijken.’
Cleo glimlachte. ‘Fijn om te horen, meneer. Ik zal uw complimenten
doorgeven aan de eigenaresse,’ zei ze, met een hoofdknik naar de
bar, waar Hannah twee lattes stond te maken. Daarna wees ze op
zijn vrijwel lege koffiekop. ‘Kan ik nog iets voor u inschenken?’
‘O, heel graag, meisje.’ De man pakte de kop op, nam de laatste
slok en zei: ‘Doe er maar nog zo één.’
Cleo knikte, nam zijn koffiekop aan en rolde terug naar de bar.
Daar aangekomen richtte ze zich tot Hannah. ‘Complimenten van de
meneer aan tafel vijf voor het feit dat we hier nog “echte” boeken,
kranten en tijdschriften hebben. En meteen de vraag of we hem nog
een grote cappuccino kunnen brengen.’
Hannah begon te stralen. ‘Dat is nou precies waar we het voor
doen. Ik breng hem die cappuccino wel. Wil jij deze lattes
uitserveren aan die twee dames daar?’
Even later zag Cleo dat Hannah naar de oudere man rolde en een
grote cappuccino voor hem neerzette, met ernaast een schoteltje
met daarop een The Rolling Scones-specialiteit: twee scones, jam en
een flinke dot clotted cream. Voordat de man iets kon zeggen gaf
Hannah hem een dikke knipoog en was ze alweer weggerold.
De rest van de dag was het ontzettend druk in het café. De herfst
leek dit jaar een soort vroege winter te zijn en het was koud en guur
buiten. Hoewel het vandaag gelukkig niet regende, bleven veel
mensen wat langer hangen na de lunch, vooral omdat ze liever
binnen zaten dan dat ze naar buiten gingen. Zelfs de oudere man
van tafel vijf was uiteindelijk nog ruim anderhalf uur blijven zitten en
had twee kranten gelezen. Cleo rolde de hele dag heen en weer met
ontelbaar veel mokken koffie, thee en warme chocolademelk met
slagroom, meestal met homemade mokkataart of scones ernaast.
De scones van James, de chef-kok, waren al sinds de opening van
het café een regelrechte hit. Ze serveerden de zoete broodjes altijd
met huisgemaakte clotted cream en jam, en James maakte altijd
grapjes dat het geheime ingrediënt dat hij toevoegde simpelweg
‘een hele hoop liefde voor Engeland’ was.
James en Hannah waren beste vrienden en hadden ooit het idee
gehad om samen een restaurant of café te openen. Hun liefdes voor
Engeland én hun favoriete band The Rolling Stones bepaalden al
snel dat het een Engels koffiecafé moest worden. Dat was nu zeven
jaar geleden. Hannah leidde de bediening, James leidde de keuken
en samen waren ze een perfect team. The Rolling Scones zat aan de
rand van het centrum en was een van de populairste koffietenten
van de stad, waar veel freelancers kwamen om te werken, studenten
kwamen om te leren en winkelend publiek een tussenstop maakte
voor een kop koffie. Ook Kim zat soms hele middagen in het café,
weggestopt in een hoekje, met haar laptop op schoot. Om foto’s te
bewerken, haar huiswerk te maken en stiekem ook om een paar
koppen van de lekkerste cappuccino van de stad te drinken. Hannah
mocht Kim graag, en zette dan ook geregeld zonder te vragen een
extra grote kop neer terwijl ze een kleine cappuccino op Kims
rekening had aangeslagen.
De sfeer in het café was altijd rustig en gemoedelijk, en door een
mix van knusse relax-hoekjes en eettafeltjes was het een plek waar
de meesten urenlang konden vertoeven. De oudere man aan tafel
vijf was niet de enige die hield van de ‘echte’ kranten en
tijdschriften, want van zowel de kranten als de boeken in de
boekenkasten werd veel gebruikgemaakt. The Rolling Scones
hanteerde het principe ‘neem een boek, geef een boek’, waarbij
iedereen zijn boeken bij de boekenkast achter mocht laten, en als je
een boek wilde hebben, stond het je vrij om het mee te nemen. Veel
bezoekers van het café benutten die mogelijkheid graag, en de
boeken in de boekenkasten rouleerden gestaag.
Kimmie, ik eet hier pizza met Hannah. Ben je er ook bij vanavond, ja toch? Neem
Fabian anders mee als hij zin heeft! X
Fabian wil mee! Zo spannend, ik heb nog nooit een date meegebracht naar de
kerstkaartborrel! AAH! Tot straks! XXX
Amper twee uur later was het café gevuld met vrienden en familie
van iedereen die ook maar enige connectie met The Rolling Scones
had.
‘Je hebt jezelf weer overtroffen, Han.’ Cleo leunde tegen de bar en
nipte aan een knalrode cocktail met een rood-witte candy cane erin.
De cocktail smaakte naar een mix van cranberrysap, limoen en een
vleugje kaneel. Voordat Hannah met James The Rolling Scones had
geopend, had ze jarenlang gewerkt in een hippe cocktailbar. In het
koffiecafé was er tussen de scones en cappuccino’s weinig ruimte
voor exclusieve en vooral excentrieke cocktails, maar tijdens de
borrel ging Hannah altijd weer even helemaal los. Ze mixte ieder jaar
een stuk of vijf speciale kerstcocktails, van een Bloody (Saint) Mary
tot de Santapolitan waar Cleo op dit moment van dronk. Hannah
serveerde alle cocktails altijd in grote, geautomatiseerde koelers,
waar iedereen gemakkelijk zijn eigen cocktail uit kon tappen. Grote
schalen vol garnituur – van limoenschijfjes tot zuurstokken –
maakten het geheel helemaal af.
‘Thanks, Clee.’ Hannah zwiepte haar lange, zwarte haar over haar
schouder en Cleo voelde zoals altijd een kleine steek van jaloezie als
ze haar eigen blonde piekhaar vergeleek met dat van Hannah. Aan
de andere kant was Cleo’s haar binnen drie minuten droog tijdens
het föhnen, en was Hannah weleens te laat geweest in het café
omdat ze haar lange, half krullende haar ongeveer een halfuur had
staan drogen. Elk nadeel had zo z’n voordeel, dacht Cleo.
‘Heb je de Raspberry Rudolph al geproefd?’ haalde Hannah haar uit
haar gedachten. ‘Is die niet te zoet? Ik vind ’m zelf wel lekker, maar
framboos is James’ lievelingsfruit en hij zegt altijd dat ik de
Raspberry Rudolph veel te zoet maak en normaal gesproken maak ik
me er geen zorgen over wat hij ergens van vindt maar, nou ja… nu…’
Hannah stond zenuwachtig om zich heen te kijken, haar ogen
zoekende naar James. Tijd om hun gesprek van vanmiddag over
James voort te zetten was er niet, want een van Hannahs vrienden
sleepte haar mee om haar voor te stellen aan zijn nieuwe vriendin.
Net voordat Cleo haar tweede cocktail in wilde schenken, zwiepte
de deur van het café open. In de deuropening verscheen een
gestalte met knalrood geverfd haar, hoge pumps met daarboven een
lange wollen winterjas en op het hoofd een zwarte baret.
Cleo stormde meteen op haar vriendin af en kneep haar bijna fijn.
‘Soof, je bent er! Ik dacht dat je je koffer in moest pakken.’
‘Moet ik ook. Heb ook nog niks gepakt. Maar je hebt gelijk: je
denkt toch niet dat ik deze legendarische borrel wil missen – jeetje,
Clee, mag ik nog wel even ademen, voordat ik bewusteloos raak en
niet meer naar New York kan?’
Cleo grinnikte en liet haar greep om haar vriendin wat verslappen.
Inmiddels was ook Abigail aangekomen, die achter de twee meiden
in de deuropening stond. ‘Zeg, is de borrel deze keer buiten op het
terras of hoe zit dat? Ga eens aan de kant, man, weet je wel hoe
koud het is?’ grapte ze.
Cleo trok Sophie het café in. Abigail liep achter hen aan, op de voet
gevolgd door Kim en Fabian, die net door een taxi waren afgezet
voor het café. Zodra Fabian The Rolling Scones binnenstapte
verstomde het geluid van de aanwezigen. Blijkbaar behoorden Cleo,
Abigail en Sophie tot de weinigen die hem niet kenden, want vanuit
een paar hoeken werd ‘dat is Fabian Marino’ gefluisterd. Fabian zelf
leek het niet te deren; hij pakte een biertje aan van Kim en keek
kalm de ruimte rond, hier en daar een knikje gevend aan de mensen
om hem heen.
Cleo werd wakker van Kim die naast haar op bed sprong. ‘Clee! Clee!
Dit móét je zien.’
‘Mmmmuh…’
‘Word nou wakker, je moet echt even kijken!’
‘Mmmuh…’
Cleo wist niet meer wanneer ze voor het laatst zo laat in bed had
gelegen. Of eigenlijk kon je het eerder vroeg noemen. Ze hadden
het bijna licht zien worden, en dat in de laatste week van oktober.
De cocktails van Hannah waren zo lekker geweest, dat ze de tel kwijt
was geraakt en niet wist hoeveel ze er uiteindelijk had gedronken.
Het waren er vast niet veel geweest, maar in elk geval genoeg om,
in combinatie met het slaaptekort, ervoor te zorgen dat Cleo er nog
niet aan toe was om op te staan. Voor haar gevoel lag ze amper tien
minuten in bed.
Cleo lag opgerold als een mummie onder de dekens. Alleen een
blond plukje haar dat boven de dekens uit kwam verraadde dat er
een mens onder lag. De dekenbobbel kwam traag even in beweging.
Cleo draaide haar hoofd een paar centimeter naar Kim, maar meer
dan dat plukje haar was alsnog niet zichtbaar. ‘Ik moet niks,’ klonk
het slaperig vanonder de deken. ‘Ga weg.’
Kim wipte op en neer op bed en was overduidelijk klaarwakker.
‘Jawel, ik denk namelijk echt dat je dit even moet zien.’
Cleo draaide zich loom om, greep met halfgesloten ogen naar Kims
telefoon en gooide het ding door de kamer. ‘Straks. Ik moet niks. Ik
moet even slapen. Jij ook, Kim. Moet jij niet tegen Fabian
aankruipen of zo? Waar is hij eigenlijk? Ga weg. Laat me slapen.’ Ze
draaide zich om en rolde zich weer in mummiemodus. Cleo voelde
dat Kim van het bed opstond en wegliep, maar een seconde later zat
ze weer naast haar.
‘Hé.’ Ze gaapte. ‘Ga nou we-heg.’
‘Ik denk echt dat je dit even wilt zien, Clee,’ begon Kim opnieuw.
Cleo kreunde en sprak inwendig haar brein toe. Des te eerder ik op
haar reageer, des te eerder is ze weer weg. O ja, en note to self:
Kim een keer midden in de nacht wakker maken als zij net één of
twee drankjes te veel heeft gedronken. ‘Wat is er zo belangrijk dat ik
er mijn welverdiende slaap voor moet opzeggen?’
‘Je hebt in amper zestien uur tijd driehonderdvijftigduizend views
op YouTube.’
Cleo veerde op. In één klap was ze klaarwakker én honderd
procent volledig nuchter. ‘Wát?’
‘Driehonderdvijftigdui–’
‘Maar… Hóé dan? Húh? Wát?’
Cleo’s hersenen begonnen te ratelen toen ze probeerde terug te
halen wat er gisteravond was gebeurd. De cocktails van Hannah, de
binnenkomst van Fabian, de eindeloze uren die ze had gedanst.
Zoals ieder jaar had James halverwege de avond de karaokeset
tevoorschijn gehaald en hadden een paar gasten fantastische
optredens gegeven. Sophie en Abigail hadden samen ‘Crazy in Love’
gezongen van Jay-Z en Beyoncé, waarbij Abigail vol overgave de
rapcoupletten van Jay-Z voor haar rekening had genomen. Onder
luid gejuich van alle aanwezigen hadden Charlie, Tomas en Huub, de
koks, een glorieus, driestemmig optreden neergezet met ‘I Will
Survive’ van Gloria Gaynor. Cleo had zo hard gelachen én gejoeld dat
de tranen over haar wangen stroomden en ze kramp in haar kaken
had.
Op een gegeven moment was vrijwel iedereen aan de beurt
geweest, behalve Cleo. Onder luid gejuich was ze het podium op
geduwd, waar ze van James een gitaar in haar handen gedrukt had
gekregen. ‘Hannah vertelde me dat je al wekenlang niet meer hebt
gespeeld,’ had James in haar oor gefluisterd. ‘Dat is zonde, Clee, en
dat weet jij ook. Je bent te goed om jezelf niet te laten horen, al is
het maar hier voor een publiek van amper zestig man.’ James had
haar een knipoog en een bemoedigend kneepje in haar arm
gegeven. Zonder ook maar een seconde langer te twijfelen had ze
de gitaar om haar schouder gehangen en was ze naar de microfoon
gelopen. ‘Lieve allemaal, ik wil deze graag opdragen aan onze lieve
vriendin Sophie, die vanaf maandag The Big Apple gaat veroveren
en over een paar jaar de nieuwe Eva Jinek zal zijn. Mark my words.’
Er was luid gejuich opgestegen en ze was begonnen te spelen op de
gitaar: een akoestische versie van ‘New York, New York’ van Frank
Sinatra. Cleo had wel gezien dat een paar mensen haar waren gaan
filmen – onder wie Sophie –, maar dat werd gedurende de avond
wel vaker gedaan. Ze had alleen niet verwacht dat Sophie ter
kennismaking met haar collega’s alvast een minivlog in elkaar had
gezet, waar ze ook het optreden van Cleo in had gestopt. Iemand op
de redactie van RTL Nieuws in New York had de video weer
verzonden naar de Nederlandse collega’s, die op hun beurt het
stukje van Cleo’s optreden vanochtend als ochtendnieuwtje op hun
socialmediakanalen hadden gedeeld. En zo bleek ineens dat er in
amper zestien uur tijd in plaats van zestig mensen meer dan
driehonderdvijftigduizend mensen haar optreden hadden gezien.
Twintig minuten later zat Cleo verdwaasd voor zich uit te staren
terwijl ze af en toe wat roerei aan haar vork prikte.
‘Je eet amper,’ constateerde Kim.
‘Mmm? O, ja, ik weet het niet. Dit is toch raar? Ineens ontploft mijn
telefoon met berichtjes van allerlei mensen. Alleen maar omdat ik
met een gitaar in mijn hand een liedje heb gezongen op een
podium. Misschien moet ik het ding maar gewoon uitzetten of zo, dit
is toch maf?’
Kim pakte Cleo’s mobiel van tafel, ontgrendelde het apparaat en
begon te scrollen door de berichten die Cleo net ook had bekeken.
Ze was overal. Facebook, Instagram, Twitter, overal waar ze
doorheenscrolde kwam ze voorbij. Ze had ineens een paar duizend
nieuwe volgers op Instagram, honderden vriendschapsverzoeken op
Facebook en het getal bij haar Twitter-meldingen was zo hoog dat
het niet meer in de rode meldingsbol paste. Er stond enkel ‘999+’.
‘Ik weet niet zo goed of ik hier heel erg blij mee moet zijn of dat ik
er eigenlijk heel erg bang van moet worden.’
‘Bang?’ Kim stak een hap roerei in haar mond en keek haar
vragend aan.
‘Ja, ineens moeten al die mensen wat van me. Ze kennen me
helemaal niet.’
‘Ik denk dat je je nu eerst vooral moet richten op je roerei, voordat
het koud wordt. Ik heb niet voor niets dit heerlijke ontbijtje voor je
gemaakt, of is dat nu al niet goed genoeg meer voor mevrouw het
aanstormende supertalent?’
Cleo wilde haar vriendin een sneer geven, maar werd voordat ze
dat kon doen onderbroken door haar mobiel, die weer begon te
trillen. Sophies naam en foto verschenen in het scherm. Ze greep
naar het toestel en zette hun vriendin op de luidspreker.
‘Soof! Ik ben zo blij dat je belt. Wat is dit allemaal? Wat gebeurt
er? Wat heb je gedaan?’
‘Ik? Wat heb ík gedaan? Ik heb niks gedaan! Ik heb alleen jou het
podium gegeven dat je zo onmogelijk erg verdient. Nu gaat iedereen
zien wat voor fantastische artiest je bent!’
‘Door één filmpje op het internet? Vast niet. En trouwens, zo
bijzonder was het niet. Ik denk dat ze me volgende week alweer
vergeten zijn.’
Sophie stootte een lachje uit. ‘Ja, of niet. Ik bel je namelijk om te
vertellen dat Sylvia, mijn stagebegeleider van RTL, me belde dat RTL is
benaderd om te achterhalen wie je bent. Ze vertelde dat ze de een
of andere hotemetoot van Endemol aan de telefoon had gehad. Zij
zijn op zoek naar talent voor een nieuw televisieprogramma. Zo’n
programma als The Voice, weet je wel? Maar dan alleen met mensen
die zichzelf kunnen begeleiden. En het liefst ook hun eigen liedjes
kunnen schrijven. Als je het tot de liveshows schopt, mag je iedere
week een cover én een eigen nummer zingen. Ik geloof dat een
aantal van die heel bekende Nederlanders die altijd in de jury zitten
bij dit soort programma’s, nu ook jureren. Dat is toch gaaf?’ jubelde
Sophie. ‘Maar voordat ik jouw telefoonnummer geef wilde ik eerst
weten of je het wat vindt. O, Clee, dit is toch waar je altijd op hebt
gewacht? Vergeet die eikels van het conservatorium, jij kunt in één
klap beroemd worden! Als je wint, krijg je een platencontract bij dat
nieuwe platenlabel, hoe heet dat ook alweer…’
‘Star Records?’
‘Ja, dat! Die ene superbekende rapper heeft daar ook een contract,
hoe heet hij nou… Nou ja, dat maakt ook niet uit. In elk geval moet
je dit doen, hoor, Clee. Echt. Ik weet zeker dat je die show gaat
winnen. Ik wéét het gewoon. En ik weet ook zeker dat Kim het
daarmee eens is. Toch, Kim?’
Kim knikte wild terwijl ze op haar eigen telefoon door de reacties
onder de Instagrampost van RTL Nieuws zat te scrollen. ‘Ja, dûh!
Kijk nou wat voor positieve reacties iedereen heeft achtergelaten,’
zei ze terwijl ze haar telefoon naar Cleo uitstak. ‘Ik zou het gewoon
doen. Wat heb je te verliezen?’
‘Doe het, doe het, doe het,’ scandeerde Sophie.
Cleo kon niets doen tegen de glimlach die op haar gezicht
ontstond. ‘Oké. Misschien moet ik het in elk geval probéren. Geef
mijn nummer maar door, Soof. Het zijn vast eerst gewoon audities,
toch?’
Another random document with
no related content on Scribd:
gastric tetany. The question of diagnosis can usually be settled by
having the patient swallow the dissolved separate parts of a Seidlitz
powder, one after the other, when the carbon dioxide released within
the stomach will cause it to balloon up and assume that shape and
position which the amount of its dilatation permits.
Gastric dilatation which does not quickly yield to lavage and
suitable medication is of itself always an indication for operation.
When accompanied by a tumor, especially if this move and change
position with the stomach, a cancerous condition may be assumed,
which, while not permitting a cure, may nevertheless be ameliorated
by a gastro-enterostomy. In the absence of actual cancerous
conditions the surgical treatment of chronic dilatation is exceedingly
satisfactory.
This surgical treatment consists in the application of one at least of
the following expedients:
1. Local relief of mechanical pyloric obstruction, as by any one
of the pyloroplastic methods;
2. Gastroplication, by which the capacity of the stomach is
materially reduced;
3. Gastro-enterostomy, by which mechanical obstruction is
atoned for by a free outlet, provided at a point where gravity
as well as peristalsis shall assist in completely emptying the
viscus.
The methods in vogue a few years ago for opening the stomach
and merely stretching the pyloric outlet have been supplanted by
other plastic operations which have proved more satisfactory
because of the greater permanency of their results.
GASTROPTOSIS.
The downward displacement of the stomach, to which the term
gastroptosis has been given, implies not only more or less actual
dilatation, but also a stretching or lengthening of the upper
attachments and peritoneal folds which should hold the stomach up
in place. When these yield and the stomach is thus permitted to
drop, more or less obstruction of the pylorus and kinking of the
duodenum are apt to occur. The condition regarded surgically is not
essentially different from that of chronic dilatation. When the
stomach is distended with carbon dioxide its normal position may be
easily recognized, while, at the same time, it is determined that it is
perhaps but little dilated.
The causes which lead to this condition, aside from those which
affect the stomach proper, include tight lacing, by which the
supporting viscera are forced downward and the stomach permitted
to fall with them. In addition to such a cause any previous disease by
which the abdominal viscera have been affected or ligaments
weakened would be of more or less effect. The condition leads
sooner or later to one of dilatation, and always merges into it. Its
symptoms are those of dilatation, only in milder degree. On account
of the dragging upon the upper supports patients frequently complain
of intense lumbago, and they nearly always become neurasthenic.
Treatment.—The ordinary routine treatment failing to give relief,
one may, in mild cases, adopt an external mechanical
treatment, consisting of a suitable abdominal bandage which should
press the viscera up from beneath, and thus relieve splanchnic
congestion and weight.
Mechanical support failing and symptoms persisting, the surgeon
is able to afford relief by gastropexy, first suggested by Duret, and
consisting of an exposure of the stomach through the middle line and
its fixation to the anterior abdominal wall. This, however, has its
theoretical disadvantages, since it might be followed by symptoms
similar to those resulting from pathological adhesions. The method
has been more or less modified, sutures being passed through the
gastrohepatic omentum and gastrophrenic ligament in such a way as
to bring them into close contact and looking to their complete union.
Thus, Beyer, of Philadelphia, has reported four cases apparently
successfully operated upon in this fashion. Bier has added four
others, all of which seem to afford much encouragement to operative
treatment of gastroptosis. Furthermore, Coffey has modified the
technique in such a way as to include a sort of suspension of the
stomach by making a hammock out of the great omentum. He did
this by stitching the omentum to the abdominal peritoneum, about
one inch above the umbilicus, with a transverse row of sutures about
one inch apart.
GASTRIC TETANY.
Gastric tetany has but relatively small interest for the surgeon,
save as it may complicate some of his results or prevent his
endeavor to secure them. The condition is usually characterized by
peculiar, disturbed sensation in the extremities, with a feeling of
coldness or numbness in the limbs, and drowsiness, vertigo, and
disproportionate weakness after exercise. Somewhat severe attacks
are sometimes precipitated by lavage, and are then begun with a
complaint of formication, followed by tetanic contraction of the
muscles of the extremities. Instead of tonic spasm the muscles may
be in more or less constant motion. The muscles of the face, neck,
and abdomen are also involved. The facial expression changes, and
patients may complain of loss of vision. During these paroxysms
they may even mutter or speak unintelligibly. Chvostek some time
ago showed how to produce these spasms, when the condition is
present, by tapping over the facial nerve just at its exit from the
cranium, and Trousseau demonstrated that during the attack the
paroxysms may be produced at will by compressing the affected
parts in such a way as to impede venous or arterial circulation
through them. Some of these spasmodic attacks are accompanied
by severe pain, while spasm is usually made less painful by gently
yet forcibly overcoming it by pressure. The condition is essentially
toxic, usually autotoxic, and yet, inasmuch as it may complicate the
best efforts of the surgeon or complicate the case upon which he
would wish to operate, it is deserving of this brief description here,
largely in order that it may not be mistaken for true tetanus or be
misinterpreted in any other way.
CARDIOSPASM.
This is a term recently suggested by Mikulicz for a peculiar
contraction of the lower end of the esophagus and the cardiac orifice
of the stomach, which is occasionally met with, and until fully
described by him was somewhat misunderstood. In consequence of
the spasmodic stricture thus produced there occurs dilatation of the
esophagus above and formation of a sac, which may be discovered
by the bougie or tube, or by a good radiogram, after having been
filled with a weak bismuth emulsion. Such sacculation had always
been previously regarded as due to esophageal diverticulum, which
it greatly simulates at first and in time practically becomes. It is due
either to primary and unexplained spasm of the muscular coat at this
level, or to a primary atony for the esophageal muscle above the
stricture. It has been ascribed also to paralysis of the circular fibers
and spasm of the cardia, due to vagus involvement and to primary
esophagitis. The view that it is of congenital origin can scarcely be
sustained.
Symptoms.—The symptoms and signs produced are not widely
different from those of a capacious diverticulum. It is
difficult, often impossible, to pass a stomach tube into the stomach, it
being diverted into the upper cavity. The patient moreover, vomits
material which is undigested and more or less putrefactive, and, at
the same time, without evidences of actual stomach disease. Such a
sac may hold even two pints, and thus it will be seen how much
material may be vomited or washed out by lavage which, at the
same time, never entered the stomach. Should it be possible to enter
the stomach the two sets of contents will be found quite different.
Treatment.—While more or less benefit and relief may be
obtained from frequent washing of the abdominal sac
thus produced the real cure will only come, as shown by Mikulicz,
from opening of the stomach and dilatation of its constricted upper
orifice.
PYLORIC STENOSIS.
Reduction in caliber of the pyloric opening, amounting in extreme
cases to absolute closure, may be met with at various ages and
following various conditions.
A congenital stenosis has been observed, although very
infrequently.[54]
[54] Fiske (Annals of Surgery, July, 1906) states that there are at
present on record 121 cases of hypertrophic stenosis of the pylorus in
infants. The three theories advanced to account for the condition as
occurring before birth presuppose either a true malformation with muscular
hypertrophy, a secondary hypertrophy due to prenatal pyloric spasm, or a
spastic condition of the pyloric region without definite gross anatomical
lesion. None of these theories satisfies the condition in any but a small
proportion of cases, although either of them doubtless is or may be correct
in certain instances; 71 of these cases have now been operated upon, of
which 33 died, gastro-enterostomy giving 57 per cent. of recoveries and
pyloroplasty 54 percent.
GASTRIC ULCER.
During the past few years the studies of internists, of pathologists,
and of surgeons have all served to show that gastric ulcer in any
form is a more common lesion than was suspected by the previous
generation. At first it nearly always comes under the care of the
internist, but too often, becoming chronic, it is too long continued
under his care until a serious, perhaps almost fatal, hemorrhage
makes operative relief more dangerous, if not impossible, or until a
chronic ulcer has degenerated into a cancer, and this is permitted to
go on until the patient pays with his life the penalty for such
inattention.
Ulcers in the gastric mucosa vary from a simple fissure (such as
may be seen in the mucosa of the lip or the anus) to extensive and
deep ulcerations, which weaken the stomach structure in spite of
protective infiltration and even adhesions, until a final perforation
may terminate the case, either by hemorrhage or septic peritonitis.
While surgical teaching has of late pointed more and more definitely
to the importance of ulcers resulting from simple erosions, or
apparently mere abrasions which have not been appreciated, most
pathologists and surgeons fail to realize that even from so trifling a
surface alarming hemorrhages may occur. Such lesions appear upon
the postmortem table to be minute and unimportant, but, occurring
during life, they have an importance of their own.
Gastric ulcers, then, should be referred to as erosions, as simple
or complicated ulcers, and as ulcerating cancers, in addition to which
there may be mentioned the rare lesions produced by tuberculosis
and syphilis. These ulcers are always to be regarded seriously,
because in their milder expressions they cause pain and various
forms of dyspepsia and indigestion, while their more serious
consequences include hemorrhage, which may be fatal, and
perforation, which is essentially so unless surgical intervention be
prompt and complete.
Symptoms.—The symptoms and discomforts which they produce
include pain, which is nearly always most pronounced
within a short time after the ingestion of food, and which may be
accompanied by local tenderness more or less constant. As the case
progresses, with the pain usually comes vomiting, by which the
former is relieved, the vomitus nearly always containing excess of
hydrochloric acid and sometimes fresh or old blood. The pain of
gastric ulcer is usually referred to the back. The indigestion and the
frequent vomiting together are sufficient to produce a well-marked
anemia, which is more pronounced when much blood is lost. Blood
may not be vomited but escape into the duodenum, and will then
give to the stools a tarry character, which should always be looked
for and identified when discovered. The greater the loss of blood in
either direction the more pronounced will be the anemia. Pain,
vomiting, and evidence of loss of blood constitute the most
distinctive features of gastric ulcer. When these are accompanied by
tenderness in the epigastrium, and by pain in the back, the diagnosis
is almost complete. In the more chronic cases there may have
already occurred contraction of the pylorus and consequent
dilatation of the stomach. Thus symptoms of the latter may be added
to those of the previous condition.[55]
[55] In doubtful cases accompanied by pain it will sometimes be of
value to try the effect of orthoform in ¹⁄₂ Gm. doses, to see if it will relieve it.
This remedy will not anesthetize nerve endings which are protected by skin
or mucous membrane. The fact, then, that it affords relief implies an
ulcerated or exposed area.
The two ever-present and alarming dangers are those of
hemorrhage and perforation. Serious hemorrhage permits the
escape by the mouth of large quantities of bright, fresh blood, with a
corresponding degree of shock or collapse, and depression.
Perforation is indicated by sudden onset of intense pain, with
collapse, rapidly spreading tenderness, with abdominal rigidity and
increasing distention. In other words the symptoms of perforation are
those of acute local peritonitis of abrupt origin.
In either of these events the paramount indication is for prompt
intervention, unless the patient is already too weak to withstand the
shock of any operation. In one case this will consist of gastro-
enterostomy, with or without a gastrotomy for the purpose of
discovering the bleeding vessel and making local hemostasis. In the
other it will consist of free incision, complete toilet of the peritoneum,
with removal of all escaped material, and local attention to the site of
the perforation, doing there whatever may be needed.
Treatment.—Should the surgeon see a case of gastric
hemorrhage due to ulcer after the apparent cessation
of the active loss of blood he may easily decide to wait for a few
days until the patient has in some degree recovered strength and
atoned for such loss. On the other hand if he see the case during its
active stage he need not hesitate to open the abdomen, withdraw
the stomach, open it sufficiently for exploration, and then attack the
source of hemorrhage, be it large or small, in such manner as he
may see fit—either with the actual cautery, with a sharp spoon, with
complete excision of the ulcerated area and union of its borders by
suture, or by merely including a bleeding vessel in a loop of suture,
addressing himself at once to the formation of an anastomosis,
preferably posterior, between the stomach and the uppermost loop of
the small intestine. This procedure, which is wise in all instances,
would be imperative in nearly all save those perhaps where an
ulcerated area could be cleanly excised and its margins neatly
sutured. Should it prove that suture of the stomach wall were
impracticable its edges might be fastened to those of the abdominal
wound, a gastrostomy thus resulting, which could be later closed by
another operation.
For perforation the surgeon might have to rely, in emergency, on a
gastro-enterostomy as a relief opening, accompanied by local gauze
tamponage; the point of perforation could not be made accessible for
suture, but one should prefer suture for all cases that permit of it. In
these cases a considerable margin should be enfolded and included
within the grasp of the suture, or else the margins should be
completely excised until healthy tissue is reached. In rare instances
it has been feasible to fit into a perforation a drainage tube, or to
pack about it a gauze strip which should conduct from the stomach
cavity directly to the abdominal wound. The question of excision of
the entire ulcerated area should rest entirely upon the possibility of
repairing the defect by sutures, and this will depend in large degree
upon the location of the ulcer and the freedom with which the
stomach can be manipulated, especially with which it can be
withdrawn into the wound.
Practically every case of perforation thus operated will demand
posterior as well as anterior drainage. Aside from the treatment of
the stomach itself the general peritoneal cavity needs the same
thoroughness of cleansing and the same care in every manipulation
that would be given in a case of well-marked peritonitis already
established.
GASTRIC FISTULAS.
This term has reference especially to external fistulous openings,
which are an exceeding rarity save as relics of injury or of operation.
They have been known to occur spontaneously by perforation of an
ulcerated and adherent stomach, such perforations occurring either
in direct line or irregularly in the direction of least resistance.
Traumatic fistulas result usually from gunshot or stab wounds, or are
due to incomplete union of an opening deliberately made. In any
event they permit of the escape of more or less of the stomach
contents. Their tendency is usually toward spontaneous repair, but
this is often so slow or so incomplete that it needs to be hastened by
stimulation of the fistulous tract with silver nitrate, the actual cautery,
curetting, or by a complete resection of the entire tissue involved,
and a neat reunion with suture.
Intra-abdominal gastric fistulas result usually from perforation of
gallstones or the escape of foreign bodies. Produced in this way they
empty usually, though not always, into some neighboring portion of
the intestinal canal.
PHLEGMONOUS GASTRITIS.
Under this term is included a suppurative or necrotic inflammation
of the stomach wall, beginning probably in the submucosa, but
extending in both directions. It appears in two forms—the
circumscribed and diffuse.
Symptoms.—The symptoms of the latter are those of an intensely
acute gastritis with rapid, almost inevitably fatal
course, beginning with severe pain, quickly followed by faintness and
collapse, with early vomiting, vomited matter being first bile-stained,
then containing blood. The sensation of nausea is extreme and a
complaint of thirst constant. Frequently there are hiccough and
peculiar and uncontrollable general restlessness. Pain is, however, a
variable feature, and some cases are too rapidly necrotic to afford
much pain or tenderness. The pulse is rapid, weak, and poor, and
the temperature usually runs high. After a short time the abdomen
may be much distended, while symptoms of paralytic ileus (i. e.,
obstruction), supervene, though occasionally there is offensive
diarrhea. A well-marked case of this type comes on with fulminating
suddenness, patients later becoming apathetic and dying in stupor.
About all this there is nothing peculiarly characteristic, and similar
symptoms might be caused by mesenteric thrombus, by acute
pancreatitis, or acute gangrenous cholecystitis.
Symptoms of the more circumscribed form are similar to those just
described, but of less severity. The pain and vomiting appear
suddenly, but are less intense. If time be afforded for formation of
abscess a distinct tumor may be felt. Appetite is lost and food
regurgitated. A localized lesion favorably placed might lead to
adhesions and circumscribed collection of pus, assuming the
subphrenic or some less typical form. The pyloric end of the stomach
is more commonly involved in such a process and affords evidence
to the effect that it begins as an infection, the port of entry being
usually a gastric ulcer.
Treatment.—Treatment would be surgical if any were available,
but has never yet been applied sufficiently early to
save an acute, generalized case. On the other hand, when the lesion
has been local and has led to subsequent phlegmon, cases have
been successfully opened and drained.