Professional Documents
Culture Documents
Gedragswetenschappen Aso3 Camille Weyne
Gedragswetenschappen Aso3 Camille Weyne
Humane Wetenschappen
GEDRAGSWETENSCHAPPEN ASO 3
Vakfiche 2021 Camille Weyne
1
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Hoofdstuk 1 25%
Interactie en communicatie
1 Begrippen en classificatie
1.1 begrippen
Communicatie (circulair proces)
Een actief proces waarbij 2 of meerdere personen informatie met
elkaar uitwisselen. Er is altijd een zender, een boodschap met
informatie en een ontvanger. Communicatie is niet beperkt tot taal
alleen, kan ook bereikt worden door gebaren, symbolen,
afbeeldingen…
Interactie (wisselwerking)
Manier waarop mensen ten opzichte van elkaar handelen, op elkaar
reageren en elkaar beïnvloeden. Er moet een duidelijke reactie op de
actie zijn. Directe interactie is in elkaars fysieke nabijheid. Indirecte
interactie is met materiële hulpmiddelen of tussenpersonen.
De 2de axioma
Perspectievenaxioma, elke communicatie bevat inhoud en
betrekkingsaspect.
Youtube filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=OBnQu9BPKZ0
2
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
De 3de axioma
Waarheidsaxioma, iedereen heeft zijn eigen waarheid.
Youtube filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=gtavU5rkWhM
De 4de axioma
Taalaxioma, mensen communiceren digitaal en analoog.
Youtube filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=2McUILLf0w0
De 5de axioma
Betrekkingsaxioma, communicatie is symmetrisch of complementair.
Youtube filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=R9IJoZOQtbg
Interpersoonlijke interactie
Communicatie die plaatsvindt tussen 2 personen. Bv face-to-face
Intragroeps interactie
Interactie tussen leden van dezelfde groep.
3
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Intergroeps interactie
Interactie tussen 2 of meerdere groepen.
Mengvorm
De interactievormen kunnen door elkaar worden gebruikt. Je kan
interactie hebben met iemand anders (interpersoonlijke interactie)
terwijl je zelf aan het nadenken bent over je standpunt
(intrapersoonlijke communicatie).
2 intrapersoonlijke interactie
2.1 intrapersoonlijke conflicten
Motivationele conflicten
Toenaderings-toenaderingsconflict
Tussen 2 dingen moeten kiezen die leuk zijn om te doen. Bv naar
vrienden gaan of thuis naar een film kijken.
Toenaderings-vermijdingsconflict
Een positieve en negatieve kant van het doel. Bv roken doet deugd en
verminderd de stress, maar het is ongezond en het stinkt.
Vermijdings-vermijdingsconflict
Twee opties die beide niet leuk zijn. Bv als ik met de auto ga is er
altijd file, als ik met de trein ga is het vies en heel druk.
Dubbel toenaderings-vermijdingsconflict
2 doelen, maar door het ene doel kan je het andere niet meer doen. Bv
met wie ga ik naar de film? Je moet de ene persoon teleurstellen
omdat je voor de andere kiest.
4
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Vermijdingsgedrag
Actief
Zoeken naar een oplossing. Bv je bent zwak voor een vak en denkt
niet te slagen, dus je neemt bijles.
Passief
Het vermijden. Bv je denkt dat je niet zal slagen, dus je stopt met
studeren.
Toenaderingsgedrag
Nastreven wat je niet hebt. Bv ik zal mij harder inzetten dan vorig
jaar, ik wil zeker slagen.
Behouden wat men heeft. Bv je had vorig jaar goeie punten voor
talen, nu lees je met plezier anderstalige boeken.
Negatieve gevolgen
Stress treedt op onder allerlei psychische en / of fysieke
verschijningsvormen, zoals gebrek aan eetlust,
concentratiestoornissen, slaapproblemen, prikkelbaarheid enz. Te
veel stress leidt immers tot prestatievermindering, doordat men niet
meer normaal kan nadenken en functioneren. Gezonde stress helpt
ons immers om alerter te zijn, om onze prestaties te verhogen.
Mensen die daarentegen absoluut geen stress voelen, kunnen
gedemotiveerd en verveeld raken en kunnen slechter presteren.
5
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Cognitieve dissonantie
Ongemakkelijk gevoel dat ontstaat als we communicatie uitingen
tegenkomen die in conflict zijn met onze gedachten, waarden,
mening, normen…
Attributie: attributiefouten
Fundamentele attributiefouten
Slagen bij anderen: we zeggen vaak dat die onstabiele, externe en niet
controleerbare factoren heeft. Bv hij heeft gewonnen door geluk. De
jury was mild…
Falen bij anderen: we zeggen dat die stabiele, interne en
controleerbare factoren heeft. Bv hij heeft verloren door weinig
inspanning te doen…
BIJ ONSZELF BEOORDELEN=OMGEKEERDE
Youtube filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=BYJkyTLfz30
6
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Self-handicapping
Jezelf bellemeren zodat je later het falen aan externe factoren kunt
wijten. Bv ik ben niet geslaagd want ik was de avond ervoor gaan
feesten met vrienden.
Self-serving bias
Succes aan de eigen talenten of capaciteiten wijten. Bv ik ben
geslaagd, want ik ben superintelligent.
Falen wijten aan anderen. Bv ik ben niet geslaagd, want de leraar had
het niet goed uitgelegd.
Defensieve attributie
Oorzaak toeschrijven zodat de gebeurtenis voor jezelf positief is en
voor andere mensen negatief. Bv iemand heeft een accident met een
auto, je zegt dat dit is door roekeloos rijgedrag, te veel te drinken…
maar je zegt over jezelf dat je dit nooit zal meemaken omdat je niet
drinkt, niet roekeloos rondrijdt…
Stereotypering
Beeld dat je hebt over een persoon, maar die je een hele groep
aanwijst zoals homo’s, boeren, Marokkanen…
3 interpersoonlijke interactie
Vormen van interpersoonlijke interactie
Ruil
Mensen gaan enkel met elkaar om als ze daar beter van
worden
Conflict
Wat de ene groep/partij wil, kan schadelijk zijn voor de andere.
Conformiteit
Neiging van mensen om het gedrag te veranderen voor een vlotte
interactie.
7
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Machtsuitoefening
Machtige personen die de andere partij beïnvloed om eigen
doelstellingen te bereiken.
Samenwerking
Beiden samenwerken aan een gemeenschappelijk doel om stabiliteit
van de groep te verhogen.
Competitie
Vorm van samenwerking die leidt tot maximale, relatieve baten voor
de betrokken partijen.
Rolconflicten
Tweestrijd tussen tegenstrijdige verwachtingen die aan verschillende
rollen gekoppeld zijn binnen 1 persoon.
Rolpatroon
Manier waarop mensen onderling communiceren. Bv ouder-kind,
leraar-leerling…
Intern en extern rolconflict
Intern: problemen eigen persoonlijke doelstellingen
Extern: 2 rolpatronen in botsing
8
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
De axenroos
Youtube filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=1jdPcrtUZBM
9
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Rolpatronen
Een mechanisme dat interactie en communicatie kan beïnvloeden is
het rolpatroon. Een rolpatroon beïnvloedt de manier waarop mensen
met elkaar communiceren. Bv een leerkracht t.o.v. een leerling, je
hanteert bepaalde normen en regels van beleefdheid.
Conformiteit
Conformiteit kan een factor zijn die voor beïnvloeding zorgt doordat
mensen zich aanpassen aan de groep. We kijken vaak naar anderen en
laten ons gedrag daardoor beïnvloeden.
Deviantie
We weten wat er van ons verwacht wordt, maar gaan hier tegenin
door juist het tegengestelde te doen.
Stereotypen-vooroordelen
Stereotypen en vooroordelen kunnen de manier waarop je
communiceert beïnvloeden. Het zijn meningen over iemand of een
groep mensen Bv alle Nederlanders zijn gierig. Het kan dan
voorkomen dat je je manier van spreken aanpast tegen die persoon.
Frustratie-angst
Frustratie of angst kan ontstaan wanneer een persoon om een of
andere reden niet kan bereiken wat hij wou bereiken en die agressie
uit naar een minderheidsgroep waaraan de schuld wordt gegeven (=
zondeboktheorie).
Etnocentrisme
Etnocentrisme betekent het beoordelen van andere cultuur naar de
normen en waarden van de eigen cultuur. Het wordt ook vaak
beschreven als het geloof in de superioriteit van de eigen cultuur. In
10
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
5 Conflicten
5.1 oorzaak en aanleiding
Vaak worden aanleiding en oorzaak als synoniemen gebruikt. Dat is
echter niet juist. De aanleiding ligt meer aan de oppervlakte en is
makkelijk te herkennen voor beide partijen. De oorzaak ligt echter
dieper verscholen onder de oppervlakte en kunnen we enkel
achterhalen als we rekening houden met het uitlokkende incident, het
onderliggende probleem en de beleving van het probleem.
→ Oorzaak: achterliggende reden
→ Aanleiding: wat de emmer deed overlopen
11
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Generatieconflict
Waarden van jongeren en ouderen die met elkaar botsen. Vb je hebt
ruzie met je ouders omdat je te veel op je gsm zit.
5.2 Escalatiefasen
Escalatieladder van Glasl
Youtube filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=Zzdx9PP5KXU
Win-win, win-lose, lose-lose
12
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
5.3 Conflicthanteringsstijlen
Het model van Thomas en kilman
Youtube filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=tlr0WIP4k4E
13
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
gaat dus om het toebrengen van fysieke letsels bij iemand anders. De
agressor kan dit als fijn of zelfs opwindend ervaren. Fysiek geweld
kan gericht zijn op de anatomie van het slachtoffer (slagen,
verbranden) of de fysiologische kant (verstikking, uitdroging,
uithongeren).
Psychisch geweld
Psychisch geweld is gericht op het veroorzaken van de tekortkoming
van ontplooiing van iemand. Dit wordt gedaan door te kleineren, uit
te lachen, naar beneden te halen, te pesten, vernederen…
Structureel geweld
Structureel geweld is het geweld dat voortvloeit uit sociale
structuren en de werking ervan. Het komt erop neer dat door allerlei
regels, voorwaarden, politieke chaos bepaalde mensen hun
basisbehoeften niet kunnen volbrengen. Vb Duizenden mensen
sterven in de VS omdat er geen wapenwet is.
Cultureel geweld
Deskundigen beschouwen de wijze
waarop een soort overheersende
levensstijl geïnstitutionaliseerd wordt,
als een vorm van geweld. Want het
bevordert onverdraagzaamheid en
minachting voor levensstijlen of
wereldvisies die niet beantwoorden aan
het dominante stereotype.
14
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
15
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Hoofdstuk 2 35%
Denken over mens en
samenleving
1 begrippen en classificatie
Persoonlijkheid
Uniek en stabiel patroon van psychologische- en gedragskenmerken
die je onderscheidt van alle anderen. Hoe een persoon zal reageren in
verschillende situaties.
Temperament
Aangeboren gedragsstijl dat het gedrag bepaalt. Bv blijf je lang
koppig, word je snel kwaad…
Identiteit
Geheel aan kenmerken en eigenschappen die samen vormgeven aan
wie je bent.
16
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Karakter
Onveranderbare, stabiele eigenschappen van een persoon.
Constitutie
Fysiek aspect van de persoonlijkheid. De lichaamsbouw en het
lichamelijke functioneren. Dikwijls denken wij een verband te zien
tussen hoe iemand eruitziet en hoe zijn persoonlijkheid is. bv
Schoonheid en intelligentie worden vaak met elkaar verbonden
17
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Empirisme
Filosofische stroming waarin gesteld wordt dat kennis uit de
ervaring voortkomt.
Empirisme geeft aanleiding naar optimisme
De opvoeding en het milieu van een individu bepalen hoe de mens
wordt. (Pedagogisch optimisme)
Maatschappelijke gevolgen
Geloof in macht van nurture op persoonlijkheid nog steeds aanwezig
vb ouders bepalen persoonlijkheid: bij faling van het kind krijgen de
ouders de schuld.
Geloof in macht van nature waarbij zijn gedrag erfelijk is, bepaald
van bij de geboorte. Vb agressie komt niet altijd door opvoeding.
2.2 persoonlijkheidstheorieën
Trekkentheorie: The big 5
Openheid, zorgvuldigheid, extraversie, meegaandheid en neuroticism
Youtube filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=oGGP8nJGBY0
18
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
19
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
20
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Afweermechanismen
Verdringing
In plaats van bewust om te gaan met iets dat we onaangenaam
vinden, doen we alsof het niet bestaat. Bv pijnlijke dingen uit het
verleden verdringen.
Projectie
Eigenschappen van onszelf ontkennen door deze toe te schrijven aan
iemand anders. Bv je hebt je vriend bedrogen, maar je zegt constant
dat hij jou bedriegt.
Sublimering
Reactie die sociaal niet wenselijk is ombuigen tot ze wel sociaal
aanvaardbaard. Bv je hebt de neiging om iemand te slaan, maar je
gaat een uurtje gaan lopen om je agressie kwijt te geraken.
Compensatie
Onbewuste manier om frustratie niet te laten doordringen en zich
bezig te houden met iets anders (intensief) bv obsessief met hobby
bezig zijn, je storten in alcohol…
Verschuiving
Boos zijn op iemand, maar het uiten op jezelf of op anderen. Bv je
hebt een slechte dag gehad door iemand, maar uit het op je vriend.
Psychoanalytische therapie
Catharis
Emotionele zuivering
Analyse van dromen
Nachtelijke visioenen zijn uitingen
van onbewuste wensen
Foutieve handelingen
21
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
22
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Gedragstherapie: aversietherapie
Bv alcoholisme, geef alcohol met een chemische stof in, de persoon
zal overgeven en krijgt zo een afschuw op alcohol.
Gedragspsychologie: operante conditionering
Thorndike en Skinner
Leerproces waarbij de respons in een bepaalde context gevolgd
wordt door bestraffing of bekrachtiging.
Thorndike
Operante of instrumentele
conditionering is een vorm van
conditionering waarbij het subject
gericht gedrag vertoont teneinde een
bepaald doel te bereiken. Thorndike
onderzocht als eerste deze vorm van
conditionering door te observeren
hoe hongerige katten de uitgang zochten in puzzelkooien die hij
ontwierp. De kooi kon uit de kooi ontsnappen door op een pedaal te
drukken bij de uitgang en dan ging de deur open waarna de kat bij
het eten terecht kon. Aanvankelijk verrichte de kat allerlei nutteloze
handelingen totdat het per toeval op de pedaal duwde waarna de deur
opensprong. Deze procedure werd door Thorndike herhaald en de
kat slaagde erin steeds sneller de puzzel op te lossen. Nu de kat de
oplossing gevonden had, liet hij ook steeds vaker de nutteloze
handelingen achterwege. Op basis van zijn experiment formuleerde
Thorndike zijn wet van het effect: ‘Responsen die voldoening
gevende gevolgen teweegbrengen zullen herhaald worden en steeds
sneller en efficiënter uitgevoerd worden, responsen die
onbevredigende responsen teweegbrengen zullen niet herhaald
worden.’
Youtube filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=fanm--WyQJo
23
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Skinner
Ook Skinner voerde experimenten uit. Skinner had een kooi
ontworpen - de Skinnerbox genoemd - die uit een hendel, een
voedselbak en een metalen rooster bestaat. Het proefdier, een rat,
krijgt een etensbrokje toegediend als hij de hendel overhaalt. De rat
zal op den duur per toeval de hendel overhalen en hij zal aanvankelijk
geen verband leggen tussen deze activiteit en het eten dat hij krijgt
opgediend. Bij de tweede, derde of vierde keer associeert de rat het
neerhalen van de handel wel met het verkrijgen van eten. Gedrag dat
gevolgd wordt door een effect in de omgeving wordt operante
respons genoemd. Bekrachting is daarbij een onmisbaar element. Het
eten is bij de rat van Skinner de positieve bekrachtiger. Zonder
bekrachting zal het gedrag allengs uitdoven: extinctie genaamd.
Youtube filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=bDWwXdYWqGk
24
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
26
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Vormen en onderdelen
Positief en negatief zelfbeeld
Negatief zelfbeeld
Hierdoor kunnen kansen kunnen verloren gaan.
Positief zelfbeeld
Kan onrealistisch worden, bv denken dat je
slimmer bent dan je echt bent.
Actueel en ideaal zelfbeeld
Actueel zelfbeeld
Zelfbeeld dat je nu hebt, veranderd naar gelang het moment, de
situatie, voorafgaande ervaringen.
Ideaal zelfbeeld
Zelfbeeld dat je graag zou willen.
Sociaal zelfbeeld
Ontstaat door interactie met betekenisvolle personen/groepen
Emotioneel zelfbeeld
Waarnemen van onze eigen gevoelens wanneer we ons in een
specifieke situatie bevinden.
Cognitief zelfbeeld
Beeld over onze eigen intelligentie
Fysiek zelfbeeld
Lichaamsbeeld, hoe we ons lichaam/uiterlijk zien.
Materieel zelfbeeld
Opvattingen over materiële aspecten en eigen situatie ivm bezit en
geld.
27
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Psychische stoornissen
Symptoom
Kenmerk/klacht, waarneembaar teken van
een ziekte.
Diagnose
Vastellen welk onderliggend patroon, stoornis of ziekte ten
grondslag ligt aan de vertoonde symptomen.
Syndroom
Ziektebeeld, verzameling van steeds tezamen voorkomende klinische
verschijnselen/symptomen.
DSM-5 doel en uitgever
Diagnostic and statistical manual of mental disorders.
Uitgever American Psychiatric Association.
De handleiding DSM-5 is het wereldwijd gehanteerde
classificatiesysteem voor psychiatrische aandoeningen.
Youtube filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=RFc1Bq0JA54
28
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Meervoudig
Meerdere identiteiten, bv bij vreemde mensen heel stil, bij vrienden
heel luid.
De vormen van identiteit
Persoonlijke identiteit of zelfbeeld
Manier waarop de mens zich definieert door persoonlijke
eigenschappen. Bv biologisch: ik ben vrouw.
Psychologisch: ik voel me vrouw.
Groepsidentiteit of sociale identiteit
Legt de focus op interactie met anderen en het belang om
tot een groep te behoren. Opgebouwd uit identiteit van
groepen waartoe iemand kan behoren zoals nationale,
culturele, geslachts, politieke op stedelijke identiteit.
Geslachtsidentiteit
Hoe we onszelf zien als “mannelijk” of “vrouwelijk”.
Culturele identiteit
Opvattingen, waarden, normen, gewoontes … die je meekrijgt door
de cultuur waarin je leeft.
3.2 geslachtsidentiteit
Geslacht
Je biologisch geslacht, man of vrouw.
Gender
De mate waarin iemand zich man of vrouw, beide of geen van beide
voelt.
29
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Genderrol
Verwachtingen in de samenleving over hoe mannen en vrouwen zich
horen te gedragen. Die verwachtingen kunnen in elke cultuur anders
zijn.
Ontstaan van geslachtsidentiteit
Volgens de psychoanalyse
Ontstaan in de fallische fase (3 tot 6 jaar).
Oepiduscomplex/elektracomplex: gedrag verstekt om zich te
bewijzen tegenover de vader of de moeder.
Volgens de sociale leertheorie
Door te observeren en te imiteren.
Factoren die het vormen van een geslachtsidentiteit beïnvloeden
Biologische factoren
Homoseksualiteit
Seksualiteit tussen mensen van hetzelfde geslacht.
Transgenderisme
Mensen die zich man en vrouw voelen. De vrijheid
nemen om (soms) als man of (soms) als vrouw door het leven te gaan.
Transseksualiteit
Fenomeen waarbij een persoon zichzelf beschouwd als iemand van
het andere geslacht. In het verkeerde lichaam geboren zijn.
Maatschappelijke factoren
Rolpatronen
Gedragspatronen waarin vrouwen en mannen worden opgevoed en
waarrond persoonlijke en maatschappelijke verwachtingen bestaan.
30
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Loonkloof
Loonverschil en ongelijkheid in loopbaankansen
tussen mannen en vrouwen in dezelfde functie.
Carrièreverschillen
Vrouwen maken minder snel carrière. Mannen durven
meer risico nemen.
3.3 groepsidentiteit
Socialisatie
Dwingend proces waarbij iemand, (on)bewust, de waarden, normen
en andere cultuurkenmerken van zijn groep aangeleerd krijgt.
Socialiserende instantie
Instellingen, organisatie, gezin, school, werk…
Conformisme
Zichzelf aanpassen aan gedrag en opvattingen die heersen in een
bepaalde groep om geaccepteerd te worden.
Deviant gedrag
Tegenovergestelde doen van wat er van je verwacht wordt.
Emancipatie
Streven naar een volwaardige plaats in de samenleving.
Socialisatie
Primaire socialisatie
Play-stadium
Rond de leeftijd van 3 jaar. Hij/zij speelt de rol van een belangrijk
persoon uit zijn omgeving (vader/moeder). De belangrijkste persoon
noemt men de significant other.
31
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Game-stadium
Rond de leeftijd van 5 jaar. Het kind kan in een spel de verschillende
rollen organiseren als 1 samenhangend geheel. Groep als geheel is de
generelized other.
Secundaire socialisatie
Bereidt het individu voor op het innemen van specifieke sociale
posities en op het vervullen van rollen die aan deze posities zijn
verbonden. Vindt plaats binnen grotere formelere
samenlevingsverbanden (organisaties). Het niet naleven van de
regels kan leiden tot ontslag.
Tertiaire socialisatie
Massamedia, geconfronteerd worden met reclame, soaps, mode-
industrie, beroemdheden (maatschappijvisie) die we misschien zullen
overnemen.
Invloed op groepsidentiteit
Globalisering
Alle mensen van de wereld met hun verschillende leefwerelden,
culturen en economieën komen dichter bij elkaar.
Individualisering
Proces waardoor mensen meer als individu in plaats van als groep in
de samenleving komen te staan.
Postmodernisme
Postmoderne filosofie. Ervan uitgaan dat de werkelijkheid objectief
kan worden benaderd en dat ze een bron van kennis is. Om de
waarheid te vinden volstaat het om kennis te vergaren. Leidt tot
optimistische visie op vooruitgang en de mens.
32
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
33
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Illegaal
Persoon die zonder rechtmatige status in een land verblijft.
Sans-papier
Vreemdeling die zonder identiteitsbewijs of documenten in een land
verblijft.
Persoon van vreemde afkomst
Persoon uit een ander land.
Acculturatievormen
Integratie
Socialisatieproces waarbij leden van een niet-dominante groep zich
mengen met de dominante groep, maar hun eigen cultuur ook
behouden.
Assimilatie
Leden van een niet-dominante groep die zich mengen met de groep
en de cultuur overnemen.
Segregatie
Leden van een niet-dominante groep die zich gedwongen mengen
met de dominante groep. Ze behouden wel hun moedertaal, geloof…
in het nabij zijn van medegesegregeerden. Vrijwillig: separatie.
Marginalisatie
Is de afwezigheid van acculturatie waarbij leden van een niet-
dominante groep zich nauwelijks mengen met de dominante groep,
maar ook niet met hun eigen groep.
34
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
35
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Onderzoek en opvang
Wordt onderzocht door Commissariaat-Generaal van de
vluchtelingen en de staatlozen (CGVS). Eerst vindt er een verhoor
plaats, de asielzoeker krijgt de kans om zijn verhaal te vertellen. Dan
onderzoeken ze dit of het werkelijk zo is om de asielzoeker toe te
laten of te weigeren.
Beslissing
Vluchtelingenstatuut
Het is een erkende vluchteling
Statuut inzake subsidiaire bescherming
Vluchtelingen die niet voldoen aan de criteria van
vluchtelingenstatuut, maar niet kunnen terugkeren naar land van
herkomst omwille van ernstig risico.
36
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Weigering
Bevel om grondgebied te verlaten.
Hervestiging
Procedure waarbij vluchtelingen worden geselecteerd en
overgebracht naar een land waar zij bescherming hebben gezocht.
37
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Gehoorzaamheid
(Vriendelijk bevel) de persoon vraagt iets maar gaat er al van uit dat
je het gaat doen.
Experimenten over psychosociale beïnvloeding
Experiment van Asch: conformisme
Doel is om te onderzoeken in welke mate druk van anderen uitoefent
op de eigen waarneming. Opbouw is 1 proefpersoon en 7 andere
personen. Conclusie 33% sluit zich aan bij wat de meerderheid denkt.
Verklaring is dat mensen bang zijn om belachelijk/vreemd gevonden
te worden.
Youtube filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=qA-gbpt7Ts8
Experiment van Milgram: gehoorzaamheid
Doel is de bereidheid om te gehoorzamen aan wat wordt ervaren als
legitiem, zelfs als dit inging tegen eigen geweten. Opbouw is 1
proefpersoon, 1 acteur (leraar, leerling). Conclusie is dat gewone
mensen bevelen gehoorzamen van een erkende machtsdrager.
Verklaring is dat men denkt dat de machtsdrager wel weet wat hij
doet.
Youtube filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=3YOox59J0Bk
Experiment van Zimbardo: gevangenis
Doel Amerikaans leger wil weten waarom er zoveel conflicten zijn
tussen soldaten en gevangenen. Opbouw 24 personen in 2 groepen.
Conclusie gedrag werd bepaald door rol die ze speelden, na 6 dagen
moest het experiment stoppen, want de gevangen leiden onder
psychisch geweld. Verklaring gevangenen hadden geen identiteit
meer en waren compleet afhankelijk van bewakers. Bewakers hadden
onvoorspelbaar gedrag.
Youtube filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=xPO6BrFTsWM
38
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Omstandereffect
Wanneer een noodsituatie zich voortdoet waarbij een aantal mensen
toekijken zonder hulp te bieden. Hoe groter de groep, hoe kleiner de
kans iemand ingrijpt.
39
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
40
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Terugtrekking
Culturele doelen zijn voor hen onbereikbaar omdat ze niet terecht
kunnen bij de organisatie/instantie.
Rebellie
Persoon denkt dat het onmogelijk is om culturele doelen op legale
manier te bereiken.
Kritiek op de theorie van Merton
Hij denkt dat mens van nature goed is, maar door sociale
omstandigheden tot criminaliteit gedwongen wordt. Houdt bijzonder
weinig rekening met witteboordencriminaliteit bij hogere klassen.
41
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
43
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
44
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
45
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Out-group
Groep waar we geen lid van (willen) zijn. We staan er vijandig en
negatief tegenover.
Maatschappelijke breuklijnen
Sociale verschillen kunnen in de samenleving aanleiding geven tot
felle strijd en soms burgeroorlog. Bv arm-rijk, godsdiensten…
Hoofdstuk 3 25%
Organisatie en wisselwerking
1 begrippen en classificatie
Gezin
Groep mensen die samenwoont, minstens 2 generaties omvat en waar
afhankelijke kinderen aanwezig zijn.
Referentiegroep
Groep die een sterke invloed uitoefent op onze gevoelens, kennis en
gedrag als vergelijkingspunt bij het vormen van waarden, attitudes
en gedragingen.
Peergroup
Een groep mensen uit de samenleving, die een vergelijkbare leeftijd,
status, belang of belangstelling hebben en gemeenschappelijke
gedragscodes. Wordt ook wel de ‘vriendengroep’ of ‘vriendenkring’
genoemd.
Beroepsgroep
Een groep mensen die dezelfde of verwante beroepen uitoefenen.
Beroepsgroepen zijn niet hetzelfde als sectoren. Zo horen een
afdelingsmanager en een salesmanager bij dezelfde beroepsgroep,
maar ze zijn niet werkzaam in dezelfde sector.
Middenveld
47
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Alle soorten netwerken van burgers die zich samen inzetten voor
iets. Middenveld is het geheel van particuliere organisaties in de
samenleving die verschillende groepen, meningen en belangen
vertegenwoordigen. Zij vervullen de brugfunctie tussen individuele
burgers en de overheid.
2 organisatie en groeperingen
2.1 Gezin
Evolutie van westerse gezinsvormen vanaf de
industriële revolutie tot nu
De landbouwsamenleving
In deze gezinseconomie stond het gezin in teken
van de productie van landbouwproducten die voor
een groot gedeelte ook zelf geconsumeerd werden.
Ieder lid van het gezin was nodig om de productie in stand te houden
en in het levensonderhoud te voorzien. Dit waren de grootfamilies
(moeder, vader, kinderen, grootouders, nonkels, tantes…)
patriarchaal gezin: man is dominant.
De industriële samenleving
Er werd een groot deel van de bevolking gelokt naar de steden om te
werken in de industrie. Bevolking was niet meer bij de
voedselvoorziening betrokken en verloor haar economische functie.
Slechts een klein aantal fabriekseigenaars waren in het bezit van de
productiemiddelen. Van gezinseconomie naar gezinslooneconomie.
Het ontstaan van een kerngezin, gezin bestaat uit ouders en
kinderen.
De postindustriële samenleving
De samenleving waartoe wij nu behoren. De tewerkstelling buiten de
productiesector stijgt en steeds meer mensen werken in de
dienstensector bv onderwijs, banken, de zorg… Wij evolueerden
naar een consumptiemaatschappij. Groot deel van de zorgtaken
48
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
49
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
2.2 referentiegroep
Functie van een referentiegroep
Een groep die een sterke invloed uitoefent op onze gevoelens, kennis
en gedrag. Het is een vergelijkingsgroep; groep die het
referentiekader vormt bij het bepalen en evalueren van het eigen
gedrag. Peergroepen zijn van groot belang voor ons.
Soorten referentiegroepen
Positieve referentiegroep
Groep waar we positief tegenover staan, waarvan we de waarden,
normen, opinies… willen overnemen.
Negatieve referentiegroep
Groep waar we negatief tegenover staan, waarvan we de waarden,
normen, opinies… willen vermijden.
Vergelijkende referentiegroep
50
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Normatieve referentiegroep
Groep die de algemene waarden of de hele manier van doen van een
persoon beïnvloedt. Normen waar we ons aan moeten houden, willen
we lid worden van deze groepen… bv leden van een jeugdbeweging
moeten verplicht een uniform dragen…
Peergroup
Groep van personen die zowat onze gelijke zijn wat
ontwikkelingsniveau betreft, onze leeftijdsgenoten dus. Een
peergroup is een vergelijkingsgroep waarin het individu als persoon
participeert zonder echt formeel lid te zijn.
2.3 beroepsgroep
Factoren die een studie- en beroepskeuze bepalen
Rationele factoren
Factoren die je objectief kan beoordelen, zoals interesses,
intelligentie, kennis… bv ik wil dierenarts worden, maar ik kan geen
wetenschappen, dus dan maar beter niet.
Emotionele factoren
Factoren waar je gevoel en omgeving bij betrokken is. Bv ik kies deze
richting niet, want ik ben bang voor een stage…
Persoonlijkheidskenmerken
Je persoonlijkheid moet passen bij wat je kiest en doet. (zie ook the
big five)
51
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Beroepsorganisaties
Externe functies
Effect op het beroep of de beoefenaars als geheel. Vb verbeteren van
het imago van het beroep door een reclamespotje
Interne functies
Functies die effect hebben op de leden van de organisatie. Bv
infosessie naar aanleiding van nieuwe wetgeving
Waardering
Verschillen in sociale waardering per beroepsgroep
Beroepen waar men lang voor moet studeren en goed mee verdiend
zijn hooggewaardeerd. Mensen met beroepen zonder studies, veel
veranderen van werk, een laag inkomen… zijn minder gewaardeerd.
Statussymbolen beroepswaardering: mooie auto, groot huis, gelukkig
gezin…
Effect van toenemende scholing op de participatie en
waardering van beroepen
De waardering van beroepen verandert door meer toegankelijkheid
tot hogescholen. Er wordt steeds meer gestimuleerd om een hoger
beroep te doen. Mensen kijken meer en meer neer op bepaalde
beroepen.
2.4 Middenveld
Verzuiling
De maatschappij wordt georganiseerd en gestructureerd op basis van
de grote levensbeschouwingen of ideologieën. Mensen voelen zich
veilig binnen hun zuil en laten hen doen en laten in grote mate
beïnvloeden door de zuil.
Ontzuiling
52
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Pluralisme
Wanneer een samenleving uit verschillende sociaal-culturele
subsystemen bestaat die vaak
uiteenlopende belangen en inzichten
hebben en waartussen een zeker
machtsevenwicht bestaat.
- Vaak gezien als garantie voor
vrijheid van het individu
- Kan ook betekenen dat het
overheidsbeleid veel aandacht
heeft voor de verschillende
minderheden in een land,
waardoor die hun eigen cultuur kunnen behouden.
Democratie
Staatsvorm waarin het volk het voor het zeggen heeft.
Invloed van het middenveld op democratie
Om kritische signalen te sturen richting onze samenleving in de hoop
om ze te versterken, wetten en regels te verbeteren en aan te zetten
tot meer samenhorigheid.
2.5 Organisaties in een snel veranderende
samenleving
Globalisering
Ook wel mondialisering genoemd, is een voortdurend proces van
wereldwijde economische, politieke en culturele integratie, met als
53
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
54
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
55
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Weber
Youtube filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=qkLnNVkb0ak
56
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Maatschappelijke breuklijnen
Socio-economisch
Betrekking op de vakbonden en de werkgevers. De werkgevers
verdedigen de economische belangen, de vakbonden de sociale. Bv
werkgevers willen hun werknemers langer laten werken, vakbonden
ijveren voor vermindering van arbeidsduur.
Levensbeschouwelijk
De strijd tussen de christelijke en socialistische zuil.
Communautair
Vroeger had deze scheiding te maken met de taalverschillen,
momenteel staan de taalverschillen minder tussen beide, het zijn nu
vooral de economische en politieke verschillen. Bv Walen-Vlamingen
Kennis
Breuk tussen hoog- en laaggeschoolden, kennis is macht.
Migratie
In België wonen heel wat culturen door elkaar. Er blijven
aanzienlijke verschillen bestaan. Bv taal, verschil qua opvoeding,
waarden en normen… deze verschillen kunnen leiden tot racisme.
58
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
59
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
60
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
4 Wisselwerking: macht
Macht
Iemand die anderen dwingt om op een
bepaalde manier zijn wil en doel te bereiken
zonder dat de andere daar niet (noodzakelijk)
mee instemmen.
Chaos scheppen
Door het scheppen van chaos proberen ze een land te ontwrichten om
de macht te verkrijgen.
Steun verwerven
Hoe meer steun er is voor je eigen ideeën, hoe meer kans dat die
worden aangenomen en hoe meer macht je krijgt.
61
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Sancties gebruiken
Door ondergeschikten dingen te beloven of te dreigen met zaken
kunnen machtshebbers hun macht behouden.
Alternatieven van de andere partij beperken
De machthebber gaat de mogelijkheden van de ondergeschikten om
aan de macht komen beperken.
Verdeel en heers
Een verdeling zaaien onder de ondergeschikten, waardoor ze niet als
een front kunnen optreden tegen de machtshebber.
Agenda bepalen
Iemand met macht kan invloed uitoefenen op wat er wel en niet
besproken wordt. Media bepaald niet wat we denken maar wel
waarover we denken m.a.w bepalen de agenda.
62
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Collectivisme
Cultureel waardenstelsel dat nadruk legt op de samenhang tussen
mensen in groepsverband. Bv samen dingen organiseren.
Voorbeelden van spanningen tussen individualisme, solidariteit
en collectivisme
We moeten voor anderen zorgen, bv mensen die niet meer werken en
leven van een pensioen en thuisverpleging.
Kan frustrerend zijn voor de werkende generatie omdat die langer
moet werken en belastingen moet betalen.
Hoofdstuk 4 10 %
Expressie
1 begrippen en classificatie
Emotie
Innerlijke beleving of gevoel dat door een bepaalde situatie of
spontaan wordt opgeroepen.
Stemming
Mentale of emotionele toestand (gemoedstoestand), gevoel dat
iemand heeft voor een bepaalde duur.
Stemmingsstoornis
Verzamelnaam voor psychische aandoeningen waarbij de
gemoedsstemming of emotie ziekelijk verstoord is of niet past in de
situatie.
Gevoelens
Gevoel in psychologische zin is een innerlijke (positieve of negatieve)
beleving van een bepaalde gebeurtenis. Een gevoel kan echter ook
‘spontaan’ optreden, zoals bij een bepaalde stemming. Men voelt zich
63
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
64
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
- 8 basisemoties zijn 4
paren van het
tegengestelde
- Andere emoties gevormd
door combinaties
- Emoties hebben nuttige
functie
- Basisemoties zijn
aangeboren
- Gezichtsuitdrukkingen
zijn universeel
65
Camille Weyne vakfiche 2021 gedragswetenschappen aso 3
Perifere theorie
Elke emotie heeft één specifiek fysiologisch reactiepatroon op basis
waarvan we de verschillende emoties kunnen onderscheiden. Iedere
emotie gaat gepaard met een typische, kenmerkende, fysiologische
reactie.
Prikkel, ‘wilde hond’ -> onmiddellijke reactie van het lichaam,
‘beginnen beven, ‘weglopen’-> emotionele beleving, ‘ik ben bang’
Cognitieve theorie
Het voelen van emoties is te wijten aan cognitieve interpretatie.
Cognitieve vaardigheden staan centraal.
Prikkel, ‘wilde hond -> cognitieve interpretatie, ‘dit is
angstaanjagend –> emotionele beleving, ‘ik ben bang’-> reactie, ‘ik
loop weg’
Hoofdstuk 5
Onderzoekscompetentie
In het youtube filmpje wordt uitgelegd hoe je een onderzoek moet
doen
Youtube filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=yY1dxNIaQUc&t=310s
In deze andere onderstaande link vind je nog eens de theorie over
onderzoekscompetentie.
Link: https://www.vanin-
methodes.be/vanin_master/file.aspx?f=5486
67