Download as odt, pdf, or txt
Download as odt, pdf, or txt
You are on page 1of 3

A Fragmented History

Dit hoofdstuk behandelt de geschiedenis van Zwitsers asbestcement en zijn impact op de wereld,
vooral in de tropische regio's van het mondiale Zuiden. Het begint met het beschrijven van de
verwoestingen veroorzaakt door stormen, waarbij asbestcementfragmenten vaak worden aangetroffen
in de puinhopen. Deze fragmenten worden teruggevoerd naar een gepatenteerde technologie
ontwikkeld door de Schmidheiny-familie in Zwitserland.
Vanaf de jaren 1940 werden de Bell asbestcementmachines gebruikt door dochterondernemingen van
Zwitserse asbest- en cementbedrijven, gefinancierd door de Holderbank-groep. Dit resulteerde in de
oprichting van vele dochterondernemingen wereldwijd, met name in Zuid-Amerika en Zuid-Afrika,
die een licentie hadden om de Hatschek-methode te gebruiken voor de productie van
asbestcementproducten. Deze producten werden vaak gebruikt in sociale huisvestingsprojecten,
gefaciliteerd door transnationale en VN-programma's.
Echter, het gebruik van asbestcement bracht gezondheidsrisico's met zich mee vanwege de
mogelijkheid tot het vrijkomen van vezels in de omgeving, wat tot ernstige ziekten kon leiden. Na een
bijna wereldwijd verbod op asbest vanaf 2004 werden in veel landen maatregelen genomen om
bestaande bronnen te labelen en soms te verwijderen.
Het hoofdstuk bespreekt ook de moeilijkheden bij het identificeren en veilig verwijderen van
asbestcement, vooral in de landen van het mondiale Zuiden, waar Holderbank-dochterondernemingen
actief waren. Het benadrukt het belang van het begrijpen van de geschiedenis van deze bedrijven en
hun impact op architectuur en volksgezondheid.
Ten slotte wordt gepleit voor een historische benadering die zich richt op de fragmenten van deze
geschiedenis, waarbij de materiële overblijfselen van asbestcement worden gekoppeld aan de
bedrijfsgeschiedenis om een vollediger beeld te krijgen. Dit biedt inzicht in de financiële,
technologische en milieu-impact van de activiteiten van Zwitserse asbestcementbedrijven in de
tropische regio's.

Piece 1: Dislocations (1941-1947)


Dit fragment belicht de rol van Zwitsers asbestcement in Zuid-Afrika tijdens de Tweede Wereldoorlog
en de daaropvolgende jaren. Tijdens de oorlog werden metalen en hout strikt gecontroleerd voor
militaire doeleinden, waardoor de vraag naar asbestcement toenam voor goedkope huisvesting. De
Holderbank-groep, via Amiantus AG, nam de productie van asbestcement in Zuid-Afrika over van het
Britse bedrijf Turner & Newall. Ze hadden al eerder investeringen gedaan in bouwmaterialen buiten
Europa, met name in Egypte.
Door investeringen in asbestvezelmijnen in Zuid-Afrika kreeg Holderbank toegang tot zeldzame
blauwe asbestvezels, wat hen een voordeel gaf ten opzichte van Britse bedrijven die de meeste mijnen
in Zuid-Afrika en Rhodesië bezaten. De oprichting van Everite Limited in 1941 werd gestimuleerd
door de Zuid-Afrikaanse staat, die Everite gebruikte om goedkope huisvesting te ondersteunen, vooral
voor zwarte werknemers. Everite's fabrieken waren zelfvoorzienende nederzettingen, waarbij aparte
voorzieningen werden gebouwd voor blanke en zwarte werknemers, wat de apartheidspolitiek
weerspiegelde die toen in Zuid-Afrika werd gevoerd.
Everite leverde dakbedekking voor veel van de gesegregeerde townships die werden gebouwd voor
zwarte werknemers als onderdeel van het apartheidssysteem. Dit alles illustreert de complexe relatie
tussen bedrijfsbelangen, overheidsbeleid en sociale ongelijkheid in Zuid-Afrika tijdens deze periode.
Piece 2: Specifications (1949-1970)
Dit fragment beschrijft een onderzoek uitgevoerd door Chas Rigby en Keep Steyn in 1949 naar de
weerstand van verschillende dakbedekkingsmaterialen tegen hagelstenen. Ze ontdekten dat lokaal
geproduceerde gegolfde asbestcementplaten gaten vertoonden bij impact, terwijl geïmporteerde
Amerikaanse asbestcementplaten van betere kwaliteit waren en niet faalden. Desondanks bleef
asbestcement een aanvaardbaar alternatief voor dakbedekking in Zuid-Afrika, zelfs na internationale
rapporten die waarschuwden voor de kwetsbaarheid van het materiaal in tropische omstandigheden.
Het fragment geeft ook inzicht in de sociale en politieke context van huisvesting in Zuid-Afrika tijdens
de apartheid. De staat speelde een cruciale rol bij het leveren van huizen aan zwarte inwoners, waarbij
asbestcement vaak werd gebruikt voor dakbedekking in deze huizen. Everite, een privébedrijf dat in
1959 publiek werd, was een belangrijke speler in de productie van asbestcement en zag sterke groei in
de markt, hoewel er nog steeds zorgen waren over de kwetsbaarheid van het materiaal.
Dit fragment werpt licht op de complexe relatie tussen technologische ontwikkelingen,
overheidsbeleid en sociale ongelijkheid tijdens een belangrijke periode in de Zuid-Afrikaanse
geschiedenis.

Piece 3: Channels (1962-1972)


Dit fragment belicht de introductie van een innovatief asbestcement dakgotenproduct genaamd 'Canal',
'Canaleta' of 'Canalit' in Latijns-Amerika en Azië in de vroege jaren 1960. Het experimentele station
van het Franse Centre Scientifique et Technique du Bâtiment testte in 1964 de breuksterkte van deze
nieuwe dakgoten in een omgeving waar cyclonen voorkomen. Ondanks dat de tests aantoonden dat de
dakgoten alleen geschikt waren voor gebieden zonder cyclonen, werden ze toch veel gebruikt in
Latijns-Amerika, Afrika en Zuidoost-Azië.
De bedrijven die de Holderbank-groep in de late jaren 1930 in deze regio's investeerde, opereerden in
een politiek dynamischere context dan Zuid-Afrika tijdens de apartheid. Max Graf, aangesteld door
Ernst Schmidheiny, leidde veel van deze dochterondernemingen en breidde hun activiteiten uit naar
verschillende landen in Latijns-Amerika en Azië. Het 'Canal'-profiel werd geïntroduceerd als een
innovatieve oplossing voor de groeiende vraag naar huisvesting in snel verstedelijkende
gemeenschappen, omdat het kon worden gebruikt zonder de noodzaak van houten of betonnen
substructuren.
Het fragment benadrukt ook de uitdagingen waarmee de dochterondernemingen werden
geconfronteerd bij het gedeeltelijk vervangen van traditionele bouwmethoden met deze nieuwe
materialen. Ondanks de inspanningen om een gestandaardiseerde benadering van huisvesting te
ontwikkelen die massaproductie mogelijk maakte, werden lokale technieken zoals keramische tegels,
riet en beton nog steeds veel gebruikt in de bouw van woningen voor de arme stedelijke bevolking.
Piece 4: Self-help (1967-2002)
Dit fragment schetst de betrokkenheid van materiaalfabrikanten bij ontwikkelingsdiscours, waarbij ze
steeds meer in interactie kwamen met instanties zoals de Verenigde Naties, waar activistische stemmen
uit het mondiale Zuiden en vakbonden zich steeds meer richtten op multinationaal kapitaal en kwesties
van volksgezondheid. Asbestcement werd kwetsbaar voor kritiek vanwege zowel de kosten voor
buitenlandse valuta van de gebruikte materialen voor landen zonder eigen vezelmijnen als vanwege
groeiend pleidooi voor volksgezondheid. De fragmentatie en verspreiding van onderzoek naar de link
tussen asbest en mesothelioom na de 'Biological Effects of Asbestos' conferentie in 1964 leidde tot
bezorgdheid bij georganiseerde arbeid en tot juridische stappen.
Het fragment beschrijft ook belangrijke momenten in de geschiedenis van milieuactivisme, zoals de
Verenigde Naties Conferentie over het Menselijk Milieu in 1972, die de nadruk legde op het verband
tussen ecologische en menselijke omgevingen. Het officiële statement van de conferentie
ondersteunde de technologische vooruitgang van geïndustrialiseerde landen, maar erkende ook de
ontwikkelingsambities van mensen in het mondiale Zuiden. Ondanks de opkomst van
monitoringmechanismen vanuit het mondiale Noorden, werden asbestcementproducten nog steeds
veel gebruikt in zelfbouwprojecten voor arme gemeenschappen, met financiering door
ontwikkelingsbanken.
Het fragment eindigt met een verschuiving in investeringen van Stephan Schmidheiny naar
houtindustrieën en de ontwikkeling van vezelcementproducten ter vervanging van asbest

Aftermath

Dit stuk biedt een blik op de nasleep van het gebruik van asbestcement in Zuidelijke landen, met
specifieke aandacht voor Zuid-Afrika. Het beschrijft de onzekerheid en risico's die gepaard gaan met
het leven in huizen met asbestdaken, vooral in townships zoals Soweto. Ondanks het verbod op
asbestcement in het begin van de jaren 2000, blijft het materiaal een groeiend risico vormen naarmate
de tijd verstrijkt vanwege de degradatie van de cementmatrix en de toenemende extreme
weersomstandigheden als gevolg van klimaatverandering.

De moeilijkheden bij het verkrijgen van toegang tot bedrijfsarchieven illustreren de inspanningen van
de betrokken bedrijven om de risicovolle vezels en de winsten die ze hebben behaald te scheiden.
Desondanks is het waarschijnlijk dat deze fragmenten nog steeds op sommige plaatsen naast elkaar
bestaan, wat suggereert dat er nog veel werk moet worden verzet om de materiële erfenis en de
bedrijfsgeschiedenis van Zwitsers asbestcement samen te brengen als we ze willen herstellen.

You might also like