Download as pdf
Download as pdf
You are on page 1of 36
Hoofdstuk 4: KWANTITATIEVE ANALYSE Mn ee 1 ATOOMMASSA, MOLECUULMASSA EN FORMULEMASSA Dit weet je al + Het atoom is het kleinste deelte dat nog alle eigenschappen van het element bezit: + Een molecule is opgebouwd uit atomen die atoombindingen aangaan. + Een zout is een verbinding tussen een metaalion en een zuurrest. + Ionen binden aan elkaar via een ionbinding, ‘+ Een atoom bestaat uit neutronen en protonen in de kern en elektronen in schillen rond de kern, + Protonen en neutronen hebben een massa van 1 unit, De massa van een elektron is vverwaarloosbaar klein (1/2000 van de massa van een proton). ‘+ Isotopen ziin atomen met hetzelfde aantal protonen en elektronen, maar een verschillend aantal neutronen, + De relatieve atoornmassa A, van een element is een gewogen gemiddelde van de relatieve massa van de in de natuur voorkomende isotopen. Wat willen we weten? + Hoe berekenen we de massa van een atoom, een molecule en een formule-eenheid van een zout? Vanaf de I&de eeuw verschuift de interesse van de alchemie naar de chemie. Tot dan was scheikunde niet echt een wetenschap: alchernisten waren vrijwel vitsluitend op zoek naar manieren om goud te produceren. Gaandeweg kwam er ook meer aandacht voor het kwantitatieve aspect. Het was al bekend dat stoffen in welbepaalde massaverhoudingen reageren, maar er was onvoldoende kennis over de samenstelling van de moleculen. 11 Atoommassa Uit wat we vorig jaar leerden, weten we dat het volstaat om het aantal protonen en neutronen van een nuclide samen te tellen om het massagetal (A) te berekenen: A =Z + N, waarbij Zhet atoomnummer is (aantal protonen) en N het aantal neutronen. Een proton heeft een massa van 1,6726231 10” kg, iets minder dan de massa van een neutron. Om het rekenen te vereenvoudigen werd de unit (u) als eenheid gedefinieerd. De unit is de eenheid oor massa op atomair of moleculair niveau: een unit is 1/12 van de massa van het isotoop °C of 16605389 - 10°” kg, Bij benadering kunnen we de unit dus gelijkstellen aan de massa van een proton of die van een neutron, °, ©° TOOMMASSA, MOLECUULMASSA ENFORMULEMASSA \) Opdracht1 bereken de massa, uitgedrukt in unit, van een magnesiumisotoop met 12 neutronen. Vaak bestaat een verzameling atomen van een element uit meerdere isotopen van dat element. Als we de atoommassa van een element willen gebruiken in kwantitatieve berekeningen, moeten we daar rekening mee houden. We gebruiken best een ‘gewogen gemiddelde’ van de massa van de atomen van dat element, rekening houdend met de frequentie van hun voorkomen in de natuur. In het PSE wordt dit gewogen gemiddelde voor elk element weergegeven. Omdat de uitgedrukte waarde relatief is ten opzichte van de massa-eenheid u, spreken we van de relatieve atoommassa A. Dat getal zie je in het PSE vermeld bij elk element. Voor magnesium bedraagt de relatieve ‘atoommassa by. 24,3. In veel gevallen kunnen we de relatieve atoommassa van een element afronden naar een geheel getal, omdat 1 isotoop bijna uitsluitend voorkomt. Maar elementen als magnesium, chloor, koper en zink hebben een A, die verder van een geheel getal ligt. Daarom zullen we de atoommassa steeds afronden tot op 1 cijfer na de komma, pe sagen 243030 Fig 41 De relatieve atoommassa van magnesium 1.2 Molecuulmassa We weten al dat moleculen zijn samengesteld uit atomen. Om de massa van een molecule te berekenen volstaat het dan ook om de atoommassaé van de samenstellende atomen op te tellen, rekening houdend met de indices in de molecuulformule. Zo bekom je de molecuulmassa Voorbeeld Wat is de massa van een molecule zwavetzuur (H,SO,)? ‘T molecule is opgebouwd uit 2 waterstofatomen, | zwavelatoom en 4 zuurstofatomen. De molecuulmassa is dus: 2-10u+1-32)u+4-160u=98)u XQ) Opdracht 2 u Bereken de massa van een molecule salpeterzuur HNO, 13 Formulemassa Bij zouten kunnen we dezelfde methade toepassen. Alleen gebruiken we nu de formule-eenheid: de steeds weerkerende eenheid uit het ionrooster. We kunnen de formulemassa definiéren als de som van de masses van de ionen in die formule-eenheid. Aangezien elektronen een verwaarloosbare massa hebben ten opzichte van de massa van protonen en neutronen, kunnen we stellen dat de formutemassa de som is van de atoommassas van de atomen in de formule-eenheid. HOOFDSTUX 4: KWANTIATIVE ANALYSE °@. ° N Opdracht 3 Bereken de massa van een formule-eenheid natriumsulfaat Na,SO, Samenvatting + Het massagetal (A) van een atoom bereken je door de som van het aantal protonen en rneutronen te maken. + De relatieve atoommassa (A) Vind je terug in het periodiek system van de elementen. Deze relatieve atoommassa is een gewogen gemiddelde van de massa’ van de voorkomende isotopen. + De massa van een molecule (molecuulmassa) of de massa van een formule-eenheid (Formulemassa) bereken je door respectievelijk de som van de atoommassa’s van de samenstellende atomen en de som van de atoommassa’s van de samenstellende ionen te berekenen. Kennis 1 Welke deeltjes van het atoom worden gebruikt bij de berekening van een relatieve atoommassa en welke massa verwaarlozen we? 2. Wat is de definitie van relatieve atoommassa? Inzicht 1 Waarom ligt A, vaak dicht bij een geheel getal? 2. De relatieve atoommassa van magnesium is 243. Welk van de drie stabiele isotopen zal het meest voorkomen: "Mg, Mg of #Mg? 3. Vergelijk de massa van de molecule zwaveltrioxide (SO,} en het sulfietion (S03). Verschilt die massa? Verklaar je antwoord. O° | ATOONINASSA, MOLECUULMASSA EN FORMULEMASSA Toepassing 1 Noteer de correcte naam van de verbindingen en bereken hun molecuul- of formulemassa. + caso, = NaNO, - + Mee + CH + FeO; + ARS: + He 2. Twee van de oxozuren die je in hoofdstuk 2 leerde kennen, hebben een massa van ongeveer 98 u. Over welke zuren gaat het? (By Nukenjertanje + Je kan de relatieve atoommassa van een element terugvinden in het periodiek system, + Je kan de massa van een molecule (molecuulmassa) of de massa van een formule-eenheid (formulemassa) berekenen aan de hand van de relatieve atoommassa’s, Dit neem je zeker mee Begrippen + relatieve atoommassa (A) + unit (uy) + formulemassa + molecuulmassa @ ‘Chemie@HOME Zoek op wat de massa van een elektron is en vergelifk die met de massa van een proton. Je zal ‘merken dat we de massa van een elektron wel degelik mogen verwaarlozen. HOOTDSTUK 4: KWANTITATVE ANALYSE °@. ° 2 DE MOL ALS EENHEID EN HET GETAL VAN AVOGADRO 21 Dit weet je al + Protonen en neutronen bepalen de massa van het atom, maar de massa van deze deeltjes is erg klein, + Elk atoom heeft een atoommassa (A). + Atomen kunnen chemisch gebonden zijn tot moleculen of ze kunnen als elektrisch geladen ionen voorkomen (in ionverbindingen) + De samenstelling van een moleculaire of een ionaire stof kan weergegeven worden in een formule. Wat willen we weten? + Welke eenheid gebruiken we voor stofhoeveelheid? = Wat Is het verband tussen deze eenheld en de massa in gram? ‘We weten intussen hoe we de massa van een molecule of een formule-eenheid kunnen berekenen, Die massa drukken we uit in unit, Maar de unit is een zo ontzettend kleine eenheid dat we op zoek moeten gaan naar een eenheid die we wel kunnen afmeten met gewone toestellen. De mol als eenheid De eerste die met een oplossing voor dit problem op de proppen kwam, was Wilhelm Ostwald. Hij bedacht in 1896 een chemische rekeneenheid: de mol. Maar Ostwald vertelde niet waarvan de mol ru eigenlik een eenheid was. Pas jaren later, toen de wetenschap het bestaan van isotopen kende, kwam men tot een definitie. De mol is de hoeveelheid materie die evenveel deeltjes (atomen, moleculen) bevat als er atomen zijn in 12 gram van de "C-isotoop. ae Hoeveel deeltjes zijn dat dan wel? Talloze experimenten leverden hetzelfde resultaat op: I mol = 6,02 10 deeltjes. Dat aantal is beter bekend als het getal van Avogadro (N,), vernoemd naar de Italiaanse fysicus Amedeo Avogadro. Als we het getal met zijn eenheid beschouwen, spreken we van de constante van Avogadro {6,02 - 10° deeltjes/mol) oN De definitie van een mol lijkt misschien vergezocht. Om ze beter te 4 7 * begriipen, beschouw je best het voordeel van die omschrijving: welke i. soort materie je ook wil afmeten, het gaat telkens om hetzelfde Des gers aantal deeltjes. Dat kunnen erg zware atomen zijn (zoals uraan), maar Sa ook erg lichte atomen (zoals waterstof). Fig. 4.2 Amadeo Avogadro (1776-1856) Vergelijk het met plastic zakjes. In het ene plastic zakje stop je 30 Kleine knikkers, in het andere stop je 30 grote knikkers, De massa van de knikkers verschilt voor beide zakjes. De mol is dus gewoon een hoeveelheid. Zoals we eieren per doziin tellen of schoenen per paar, nemen we deeltjes per mol of per 6,02 102. De mol wordt 20 een eenheid en het aantal mol (de stofhoeveelheid) duiden we aan met het symbool n. END EN HET GETAL VAN AVOGADRO SQ) Opdracht 4 CS Je kent heel wat maateenheden uit het dagelijks leven, In de tabel vind je een aantal voorbeelden. (Om hoeveel stuks gaat het? ‘paar schoenen I dozijn eieren gros ‘bak bierflesjes Triem papier 1 mol deeltjes Als we 6,02 -10® als een geheel getal schriven, ziet het er als volgt uit: 602 000 000 000 000 000 000 000 Zoals je weet, maken 6 nullen een miljoen en is 1 000 miljoen een miljard. Verder is 1000 miljard een biljoen, 1000 biljoen een biljard en 1 000 biljard een trljoen. 1000 triljoen is een triljard. Wij komen dus aan 602 triljard deeltjes. Opdat je goed zou kunnen inschatten hoe groot de hoeveelheid deeltjes in 1 mol is, maken we enkele vergelijkingen, + Als je mol papierbladen opeenstapelt, kan je 80 keer de afstand tussen de aarde en de maan overbruggen, heen en terug. + Als je7 mol donuts verdeelt over elke vierkante centimeter van het aardoppervlak, krijg je een stapel die overal meer dan 8 km hoog Is. + Als je'1 mol basketballen bezit, kan je een planeet vormen die even groot is als de aarde. + Als je mol 1 euromunten krijgt op de dag van je geboorte en je elke seconde van je lange leven T miljoen euro uitgeeft, heb je op je sterfdatum nog steeds 99,99 % van je kapitaal in bezit. Fig. 43 Een mol is een enorme hoeveetheid. ‘Onder de loep: de berekening van het getal van Avogadro Je vraagt je misschien af hoe Avogadto bij het getal 6,02- 10% is gekomen? Is hij gewoon beginnen tellen? Nee, Avogadro vond deze waarden door de dichtheid van de stof, de relatieve atoommassa van de bindende elementen en de grootte van de eenheidscel in het ionrooster te vergeliiken Met de huidige meetapparatuur kan het getal van Avogadro al tot 8 cijfers na de komma bepaald worden: de meest nauwkeurige gemeten waarde is 6,02214179 - 10”. HOOFDSTUK 4: WANTITATEVE ANALYSE °@. 22 Je kan dit vergelijken met de schatting van het aantal toeschouwers op een plein waar een evenement plaatsvindt. Alls je weet hoe groot het plein is en hoe dicht de toeschouwers bij elkaar staan, kan je bij benadering bepalen hoeveel volk aanwerig is. Gelukkig zijn de atomen in een kristal ordeliker gerangschikt dan de toeschouwers en kunnen wetenschappers daarom precieze berekeningen uitvoeren. Naargelang de bron {politie of organisator) lopen de schattingen over Het getal van Avogadro kan je vergelijken met de het aantal toeschouwers soms ver uiteen. Het schatting van het aantal toeschouwers op een —_agantal atomen per mol is echter altijd N,! plein, maar dan preciezer. De massa van een atoom zuurstof, met 8 protonen en 8 neutronen, bedraagt 16 u. Dit zuurstofatoom is dus 133 keer zwaarder dan het koolstofatoom van het ®C-isotoop: m(O) _ massa van het zuurstofatoom _ m("C) ~ massa van het koolstofatoom We vermenigvuldigen de teller en de noemer met N, N,m(O) _ massa van 1 mol zuurstofatomen _ Ny-m (8C) ~ massa van 1 mol koolstofatomen Een mol zuurstofatomen zal dan ook 138 keer zwaarder zijn dan 1 mol koolstofatomen van de °Cisotoop. Uit de definitie van de mol leerden we dat de massa van 1 mol koolstofatomen van de *C-isotoop gelifk is aan 12,0 g ‘massa van 1 mol zuurstofatomen 1208 7133 Dus is de massa van | mol zuurstofatomen 12,0 g - 133 = 16.0 g. De massa van 1 mol atomen van een element noemen we de molaire massa (symbol M). De eenheid van de molaire massa is g/mol. Merk op dat de numerieke waarde van de molaire massa dezelfde is als die van de atoommassa, maar dat de eenheid unit vervangen werd door gram/mol. Omrekeningen Als we dezelfde denkwijze gebruiken, kunnen we nu ook de molaire massa van moleculaire stoffen berekenen, door de som te nemen van de molaire massa van de opbouwende atomen van de molecule. Voorbeeld 1 ‘Wat is de molaire massa van 1 mol dibroom (Br,)? ‘mol Br, bevat 1 mol Br,-moleculen en dus 2 mol Br-atomen. De molaire massa van Br, is bijgevolg 2 - 79.9 g/mol = 1598 g/mol O° 2__DEMOLALSEENHEND EN HET GETAL VAN AVOGADRO. Voorbeeld 2 Wat is de molaire massa van HClO, {chloorzuur)? I mol HCIO, bevat: + Tmol H-atomen + I mol Cl-atomen + 3molO-atomen, M(HCIO,) =10 g/mol + 355 g/mol + 3- 16,0 g/mol = 84,5 g/mol Voor ionaire stoffen wordt met 1 mol van de stof 1 mol formule-eenheden van die stof bedoele, (Ook hier kunnen we de molaire massa berekenen door de som te nemen van de massas van de ionen uit | mol formule-eenheden, Voorbeeld 3 Wat is de molaire massa van calciumchloride (CaCl? 1 mol CaCl, betekent hier 1 mol formule-eenheden calciumchloride. | formule-eenheid bestaat uit 1 Ca®ion en 2 C-ionen, Herinner je dat de massa van elektronen verwaarloosbaar is. De totale molaire massa is dus 40] g/mol +2. 35,5 g/mol m1 g/mol. Opdracht 5 a Wat is de massa in gram van 3,00 mol zwavelzuur? b_Hoeveel moleculen zitten er in 2,00 mol salpeterzuur? ¢ Hoeveel mol is 196,0 gram fosforzuur? d_ Hoeveel moleculen zitten er in 292,0 gram waterstofchloride (HCI)? Je kan het aantal gram niet rechtstreeks omzetten in aantal deeltjes, maar je kan wel een omwegje maken via de mol. HOOFDSTUN 4: WANTITATIEVE ANALYSE °@. 2 10 Hoeveel mol ionen van elke soort zijn aanwezig in 125,0 g natriumfosfaat? TI Hoeveet kaliumatomen zijn aanwezig in 19.55 g kaliummetaal? 12 Hoeveel zuurstofatomen zijn aanwezig in 50,0 g natriumsulfiet? TB Hoeveel mol vertegenwoordigen 3,01 - 10% elektronen? Nu ken je/kan je + Jekan met voorbeelden uitleggen wat een mol materie is. ‘+ Je kan het getal van Avogadro definiéren als het aantal materiedeeltjes per mol stof. + Alsje de formule van een stof kent, kan je uit een gegeven massa de stofhoeveelheid in mol berekenen en omgekeerd Dit neem je zeker mee Begrippen + getal van Avogadro (N,) + stofhoeveelheid (n), uitgedrukt in mol + aantal deeltjes (N) ‘+ molaire massa (M), uitgedrukt in gram/mol ‘+ massa (m), uitgedrukt in gram a@ ‘Chemie@HOME . Weeg een tabletje druivensuiker, Druivensuiker is een trviale naam voor glucose (formule C,H,0,) Laten we veronderstellen dat een tabletje druivensuiker ult zuivere glucose bestaat. Bereken hoeveel moleculen je in de mond neemt als je €én tabletje snoept. ‘Op iongo.deboeck.com vind je een video die ilustreert hoe groot een mol is. °, @° 2_DEMOLALSEENHEID EN HET GETALVAN AVOGADEO. 3 STOICHIOMETRISCHE VRAAGSTUKKEN Dit weet je al + Een reactievergelijking geeft de omzetting weer van reagentia in reactieproducten. + De voorgetallen of coéfficiénten zorgen ervoor dat er van elk element evenveel atomen voor en na de pijl aanwerig zijn. + Fen verzameling van 6,02: 10% deeltjes noemen we een mol. Wat willen we weten? + Hoe lossen we een stoichiometrisch vraagstuk op? Bij het beoefenen van chemie is het belangrijk om te weten welke hoeveelheid van een bepaalde stof reageert met een hoeveelheid van een andere stof. De berekening van de verhoudingen waarin stoffen reageren, noemen we stoichiometrie (Grieks: stoicheion betekent element en metron verhouding). 3.1 De molverhouding Voorbeeld I: verbrandingsreactie van magnesium ‘Wanner magnesium verbrandt, ontstaat een wit poeder (magnesiumoxide} 2Mg +0, > 2MgO We weten dat 2 atomen magnesium en 1 molecule zuurstofgas zich verbinden tot 2 formule-eenheden magnesiumoxide. Bijgevolg kunnen we stellen dat 1 000 atomen magnesium reageren met 500 moleculen zuurstofgas om 1 000 formule-eenheden magnesiumoxide te vormen Fig. 44 Verbranding van ‘magnesium aan de lucht Als we deze redenering voortzetten, kunnen we besluiten dat 2 keer 6,02 - 10" atomen magnesium reageren met 6,02 -10® moleculen zuurstofgas en z0 2 keer 6,02 - 10® formule-eenheden magnesiumoxide vormen, Korter: 2 mol magnesium reageert met 1 mol zuurstofgas tot 2 mol magnesiumoxide De molverhouding waarin stoffen reageren wordt dus gegeven door de voorgetallen ult de reactie. En hiermee kunnen we nu berekenen hoeveel gram magnesium en zuurstofgas je nodig hebt om ‘een bepaalde hoeveelheid magnesiumoxide te produceren, We maken daarvoor gebruik van de informatie uit het periodiek systeem. ‘mol magnesium = 243 g I mol 0, = 321 mol MgO En dus: 48,6 g magnesium reageert met 32,0 g zuurstofgas tot 80,6 g magnesiumoxide. Voorbeeld 2: synthese van water Vorig schooljaar heb je een elektrolyse van water uitgevoerd: water werd met behulp van elektriciteit ontbonden in zuurstofgas en waterstofgas. De omgekeerde reactie wordt gebruikt in waterstof-zuurstof-brandstofcellen: 2H,+0,92HO HOOFDSTUK 4: KWANTTTATIEVE ANALYSE °@. ° 32 Twee moleculen waterstofgas reageren met | molecule zuurstofgas tot 2 moleculen water. Bi itbreiding is dat ook zo voor een groter aantal deeltjes: 2 mol waterstofgasmoleculen reageren met 1 mol zuurstofgasmoleculen tot 2 mol watermoleculen. En dus: 4,0 gram waterstofgas reageert met 32,0 gram zuurstofgas tot 36,0 gram water. Merk op dat je ter controle steeds de wet van behoud van massa kan toepassen: de som van de massa's van de reagentia = de som van de massas van de reactieproducten. In ons geval: 40g + 32,0 g= 36,0. Vraagstukken waarbij 1 stofhoeveelheid is gegeven Als voorbeeld berekenen we hoeveel g gebluste kalk (calciumhydroxide) reageert met 283,5 g salpeterzuur: CalOH), + 2HNO, > Ca{NO,),+2H,0 Gegeven + Vit de reactievergelijking, en meer bepaald de voorgetallen, leren we dat 1 mol calclumhydroxide reageert met 2 mol salpeterzuur, en dat daarbij 1 mol calciumnitraat en 2 mol water ontstaan. + Eris 238.5 g salpeterzuur (HNO)) Gevraagd Hoeveel gram gebluste kalk reageert met het salpeterzuur en hoeveel gram calciumnitraat en water ontstaan daarbij? Oplossing Stap 1 Schrijf onder de vergelijking de molverhouding waarin de stoffen reageren, ca{OH), + 2HNO, > CANO), + 2HO 1 mol + 2mol > Tmol + 2mol Stap 2 Schrijf de massa onder de desbetreffende formule. Ca(OH), + 2HNO, 2 CANO), + 2H, I mol + 2mol > Imol + 2mol m= 28358 Stap3 Reken de gegeven massa om naar de stofhoeveelheid in mol. caOH), + 2HNO, > alNO), + 2H,0 Imol + 2mol > Imo + 2mol 28358 n= -78358 450 mol 60-5, Omnol stap4 ‘We vinden de andere stofhoeveelheden door gebruik te maken van de molvethouding Ca(OH), + 2HNO, > GINO), + 2HO Tmol + 2mol > Tmol + 2mol 2,2mol + 4,50 mol > 2,25 mol + 4,50 mol NSE SESE °, @° 3 STOICHIOMETRISCHEVRAAGSTURGEN Stap 5 Zet ten slotte de gevonden stofhoeveelheden om in de gevraagde eenheid (hier gram) door opnieuw gebruik te maken van de molaire massa. massa Ca(OH}; massa Ca(NO),: massa H,O: m=n-M m=n-M m=n-M = 2,25 mol -741 g/mol 2.25 mol +164] g/mol +450 mol - 18,0 g/mol 678 36928 =810g Antwoord 16,7 g gebluste kalk reageert met 2835 g salpeterzuur. Daarbi wordt 3692 g calciumnitraat gevormd. ‘Opmerkingen + De berekende hoeveelheld calciurmnitraat is de maximale hoeveelheid die we kunnen bekomen, Inde praktijk zal een reactie niet altijd een rendement van 100 % hebben. Voorlopig laten we dit buiten beschouwing en berekenen we steeds de maximale hoeveelheden. + Als je een extra controle wil, kan je de wet van behoud van massa toepassen: © massas reagentia = Z massas reactieproducten. In ons voorbeeld ontstond immers ook 450 mol water of 81,0 gram water. Dat maakt in ons voorbeeld: 16677 g + 2835 g = 369,2.g + 81.0 Het resultaat aan beide zijden van het vergelijkingsteken is 450.2 g. + De stofhoeveetheid is niet altijd in gram gegeven of gevraagd. Zo kan ook het aantal deeltjes gegeven of gevraagd worden. In dergelike gevallen reken je naar mol via het getal van Avogadro. We hethalen alle stappen nogmaals in een schema. vraagstuk analyse gegeven en gevraagd reactievergelijking schrijven gegeven massa omzetten naar mol 4 molvethouding toepassen 4 ometten naar gevraagde eenheid Fig. 45 Schema voor de oplossng van een stoichiometrisch vraggstuk met 1 gegeven stofhoeveelheid HOOFDSTUK 4 KWANTTATEVE ANALYSE °@. ° = MT : | it - eH i i: at Ha : fo.doull | iT L Bil bbl bu 412 bef Heb Med + dite lhc | ~ Hihetl Cal co) NERO CA CHO), fbutnuel i tloedt duel uf obotl Hilo Publ | = | : (amc BS Opdracht 6 Los de volgende vraagstukken op. a Waterstofchloride reageert met 50,0 g natriumhydroxide. Daarbij ontstaan keukenzout en water. Hoeveel gram zuur heb je nodig en hoeveel gram zout ontstaat er? b_ Bereken hoeveel gram kaliumhydroxide kan reageren met 1575 g salpeterzuur. Bij deze rea ‘ontstaan kaliumnitraat en water. Hoeveel gram zout wordt er maximaal gevormd? c Hoeveel gram calciumfosfaat ontstaat door de reactie van 2,7 mol calciumhydroxide met voldoende fosforzuur? Bij deze reactie ontstaat naast calciumfosfaat ook water. ° ©° 3. STOICHIOMETRSCHE VRAAGSTURKEN 3.3 Vraagstukken waarbij 2 stofhoeveelheden zijn gegeven Als van 2 reagerende stoffen de stofhoeveelheid is gegeven, moeten we controleren of ze in een stoichiometrische verhouding aanwezig zijn. Als dit niet het geval is, zal slechts één van beide stoffien volledig wegreageren. De reactie stopt als deze stof is opgebruikt. Die stof noemen we het beperkende reagens (BR). Van het andere reagens zeggen we dat het in overmaat aanwezig is: er is meer dan genoeg van deze stof aanwezig. ‘Om te weten hoeveel reactieproduct gevormd wordt, passen we dezelfde werkwijze toe als. vyoorheen, maar rekenen we met de gegeven hoeveelheid van het beperkende reagens. De stof die in overmaat aanwezig is, zou geen correcte berekeningen opleveren, want die stof reageert niet volledig! Voorbeeld ‘We beschikken over 100,0 g NaOH en 100,0 g HCI. Na reactie ontstaan natriumchloride en water. Hoeveel gram zout kan maximal gevormd worden? Hoeveel gram van welke stof blijft over? Gegeven + de reagentia en reactieproducten + de hoeveelheid NaOH in gram + de hoeveelheid HCI in gram Gevraagd Hoeveel gram NaCl en H,0 wordt gevormd? Wat blijt er over? Oplossing Stap1 Schrjf onder de vergelijking de molverhouding waarin de stoffen reageren. NaOH + HCI > Nacl + HO Imol + Amol > Imo + I mol Stap2 Schrijf de gegeven massa’s onder de desbetreffende stoffen. NaOH + Hel > Nacl + HO Imol + Tmo > Tmo! + I mot 100,0g 1000 g Stap3 Reken de gegeven massa om naar aantal mol via de molaire massa, NaOH + HCL > Nacl + HO I mol + Imol > Imol + I mol 100.0 g 100,08 100.0 g:40,0 g/molen 100,0g: 36.5 g/mol =250 mol =274 mol Stap 4 Zoek uit wat het beperkende reagens is. In dit geval stopt de reactie wanneer NaOH is opgebruikt. Deze stof is het beperkende reagens HCL is in overmaat aanwezig: voor 2,50 mol NaOH is ook maar 2.50 mol HCI nodig, omdat de molverhouding 11 is (zie stap 1). HOOFDSTUK 4 KWANTTTATEVE ANALYSE °@. ° Stap 5 Via de berekende stofhoeveelheid van het beperkende reagens vinden we nu de andere stofhoeveetheden in mol, door gebruik te maken van de molverhouding. NaOH + HCL > Nacl + HO Tmol + Imol > Imol + Tmol 2,50 mol 2,50 mol 2,50 mol 2,50 mol Stap 6 Zet de gevonden stofhoeveelheden om in de gevraagde eenheid (gram), door opnieuw gebruik te maken van de molaire massa. NaOH + Hcl > Nacl + HO 2,50 mol 2,50 mol 2,50 mol 2,50 mol 250 mol-365 g/mol 2,50 mol- 585 g/mol 2,50 mol -18,0 g/mol 1000 g 13g =146g = 450g stap7 Bepaal de overmaat In ons voorbeeld is er 0,24 mol (2.74 mol - 2,50 mol) overmaat van het waterstofchloride. Ook deze hoeveelheid kan ter controle omgezet worden in gram aan de hand van de molaire massa van zoutzuur (36,5 g/mol). De overmaat van HCl is dus 0,24 mol - 36,5 g/mol = 8.8 g. We herhalen deze stappen nogmaals in een schema. vraagstuk analyse gegeven en gevraagd reactievergeliking schrijven gegeven massa omzetten naar mol 4 beperkende reagens zoeken molverhouding toepassen comazetten naar gevraagde eenheid en indien gevraagd de overmaat berekenen Fig. 46 Schema voor de oplossing van een stoichiometrisch vraggstuk met 2 gegeven stofhoeveetheden @° 3 STOICHIOMETRISCHE VRANGSTURKEN. Opdracht 7 Los de volgende vraagstukken op. Je beschikt over 1005 g kaliumhydroxide en 100.5 g perchloorzuur. Na reactie ontstaan kaliumperchloraat en water. Hoeveel gram kaliumperchloraat wordt er gevormd en hoeveel gram biijft over van de stof die in overmaat aanwezig is? b Je voegt 40,0 g zink toe aan 50,0 g waterstofchloride. Er ontstaan zinkchloride en waterstofgas. Hoeveel gram zinkchloride kan maximaal gevormd worden? Opgelet! Het reagens met de grootste massa is niet noodzakelijk in overmaat aanwerig. Dat wordt duidelik in de volgende opdracht. OOFDST 4 KWANTITATEVE ANALYSE °@. ° han ss Abe, 8% fy ol Medd, to M = 568 ny +t ABR LE D Addo. Fa Max 400,59 Ho. faa 4 eA do, eet pelea | hha | oda Pots hold wid, | 1. lketo, | Lu OM wbodprdt til ALP Mob, die | | Ayo 8 t f Litho tal ee) Male tt Th \eebey MEO ML Wan as Aull, ohmidd. Shen! = {ab 4 d faa a Us bs do, WW tal 54 sopra A 4I rp 4 4 134 a 1Sle_ri flus = axtd thick Myo [él ek & E +1426 glisct My fod MO ae Me nN re Ie care M 4h. eb stk OL WX Spy 36 fol. N ait, “Mt i tite) be LArtioh Ro hl ofl fa Af a ick Aye 9] alo AS bse? MEL chen Det ule Wil te eb tuo. 36 robust Alea duct | % i aH Z snaps HE ao |aa ats al uJ wd. tach My. ‘ut | LIS 2 Au 4 a i te a 15,54 Ardh ® trelaboscbor | | | @/L Obert 2 1 basta? lu Yr Ppp St De z sud] (al Lbhlus ule ast) Lhahbeb 31: tujat Ho Chit ated neg At haes| LI Xda] fra 2 Yo atts ‘ a q x 3 gist 5 al. = EY giot te af 4 a. ‘ g de £ 4 4 Hfto ss, Yau 3 Ch

MgjPO,), + 6H,0, Kennis ‘Wat is een overmaat? Inzicht Waarom moet je rekenen met het beperkende reagens om de stofhoeveelheid van de reactieproducten te zoeken? °, @° 3_STOXCHIOMETRISCHE VRAAGSTUKKEN, Toepassing 1 Bij sommige reacties ontstaan meer dan 2 reactieproducten, bv. omdat één van de gevormde stoffen onstabiel is en uiteenvalt in 2 andere verbindingen. Zo zullen reacties waarin koolzuur gevormd wordt steeds CO, en HO als reactieproduct hebben, naast andere stoffen, Bij de reactie van waterstofchloride met calciumcarbonaat ontstaan op die manier calciumchloride, water en koolstofdioxide, Je bezit 25,0 gram van elk reagens. Hoeveel gram van elk reactieproduct zal ontstaan? Hoeveel gram van wwelk reagens zal overblijven? Koolzwur ontbindt spontaan in koolstofdioxide en water 2 Wanner een metaal en een zuur reageren, ontstaat vaak waterstofgas. Zink reageert bv. met zwavelzuur tot zinksulfaat en waterstofgas. Hoeveel gram zink moet reageren met een overmaat awavelzuur om 6,0 g waterstofgas te bekomen? LHOOFDSTUK 4 KWANTITATEVE ANALYSE 3. Koolstofeisulfide reageert met dizuurstof tot zwaveldioxide en koolstofdioxide. Hoeveel gram uurstofgas moet je hebben om 38] g koolstofdisulfide te verbranden? # Je voegt 2500 g fosforzuur en 300,0 g magnesiumhydroxide samen, Hoeveel gram magnesiumfosfaat wordt daarbij gevormd? Welke stof bljft over? Wat is de massa die overblijft? Je kan deze berekeningen ook uitvoeren met grotere voorgetallen. Neem bijvoorbeeld volgende reactievergeliking: 2 C,H,. + 13 0, > 8 CO, + 10 H,O. Hoeveel gram zuurstofgas heb je nodig om 40,00 gram butaangas te verbranden, Hoeveel gram CO, wordt daarbij gevormd? Oe 3._STOICHOMETRSCHE VRANGSTURKEN, © Stel dat je auto op zuiver octaan rijdt en 5 600 gram octaan verbruikt BENZINE ‘over 100 kilometer. Kanji berekenen wat de CO,-uitstoot van je wagen is in g/km? De verbrandingsreactie kan als volgt geschreven worden: 2 CH, + 25 O, > 16 CO, +18 HO Roce Eco) 160 oie Op basis van CO,-uitstoot worden auto’ ingedeeld in een categorie van A tot G, s Nu ken je/kan je + Je kan eenvoudige stoichiometrische vraagstukken oplossen. Dit neem je zeker mee Begrippen + beperkende reagens (BR) + molverhouding + overmaat @ ‘Chemie@HOME Een kok weet als geen ander dat ingrediénten in de juiste verhoudingen moeten gemengd worden. Hieronder zie je de ingrediéntenlijst voor de bereiding van 10 pannenkoeken. Bereken hoeveel mol suiker (in dit geval saccharose of C,H,,O,) je hierbij gebruikt. + 200 gzelfrizende bloem + V2liter melk + 30 g fine sulker + 4eieren + scheutje maisolie + boter HOOFDSTUX 4: KWANTITTIEVE ANALYSE °@.

You might also like