(download pdf) Organizational Communication Balancing Creativity and Constraint 7th Edition Eisenberg Solutions Manual full chapter

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 24

Organizational Communication

Balancing Creativity and Constraint 7th


Edition Eisenberg Solutions Manual
Go to download the full and correct content document:
https://testbankfan.com/product/organizational-communication-balancing-creativity-an
d-constraint-7th-edition-eisenberg-solutions-manual/
More products digital (pdf, epub, mobi) instant
download maybe you interests ...

Organizational Communication Balancing Creativity and


Constraint 7th Edition Eisenberg Test Bank

https://testbankfan.com/product/organizational-communication-
balancing-creativity-and-constraint-7th-edition-eisenberg-test-
bank/

Organizational Communication Balancing Creativity and


Constraint 8th Edition Eisenberg Solutions Manual

https://testbankfan.com/product/organizational-communication-
balancing-creativity-and-constraint-8th-edition-eisenberg-
solutions-manual/

Organizational Communication Balancing Creativity and


Constraint 8th Edition Eisenberg Test Bank

https://testbankfan.com/product/organizational-communication-
balancing-creativity-and-constraint-8th-edition-eisenberg-test-
bank/

Organizational Communication Approaches and Processes


7th Edition Miller Solutions Manual

https://testbankfan.com/product/organizational-communication-
approaches-and-processes-7th-edition-miller-solutions-manual/
Organizational Communication Approaches and Processes
7th Edition Miller Test Bank

https://testbankfan.com/product/organizational-communication-
approaches-and-processes-7th-edition-miller-test-bank/

Introduction to Creativity and Innovation for Engineers


1st Edition Walesh Solutions Manual

https://testbankfan.com/product/introduction-to-creativity-and-
innovation-for-engineers-1st-edition-walesh-solutions-manual/

Organizational Theory Design and Change 7th Edition


Jones Solutions Manual

https://testbankfan.com/product/organizational-theory-design-and-
change-7th-edition-jones-solutions-manual/

Managerial Communication 7th Edition Hynes Solutions


Manual

https://testbankfan.com/product/managerial-communication-7th-
edition-hynes-solutions-manual/

Corporate Communication 7th Edition Argenti Solutions


Manual

https://testbankfan.com/product/corporate-communication-7th-
edition-argenti-solutions-manual/
Another random document with
no related content on Scribd:
"Och drakement, hou je mond," mompelde Piet binnensmonds, en
tegen Bep: "Vooruit nou!"

[a167] Beppie had de locomotief opgewonden en de machine rolde


over de rails, achtervolgd door Broertje, die de trein nasprong met
een luid: "Wou nog mee, wou nog mee!"

"Edu, kom je ook hier?" vroeg Tommy.

"Wel ja," zei Piet genadig, "we kunnen nog wel een wisselwachter
gebruiken; heb jij daar soms liefhebberij voor, Eduardus?"

Maar Eduard antwoordde dat hij geen tijd had, een brief moest
schrijven, en ging toen naar Ooms studeerkamer, waar hij 't licht
optrok.

Gek, anders vond hij de spoor altijd leuk, maar hij had er vandaag
evenmin plezier in als in iets anders; ze speelden ook precies even
prettig, of hij er bij was of niet.

Uit het laadje nam hij een velletje papier en een couvert; toen zocht
hij een penhouder op, ging aan Ooms hooge bureau zitten en begon
te schrijven.

"Lieve Vader!"

Wat een ellendige pen! Eduard stond weer op om een inktlap te


zoeken. Maar die was er niet, en daarom trok hij de pen er maar zóó
uit, waarbij hij zijn vingers natuurlijk vol inkt maakte. — Wel vond hij
een nieuwe pen, maar toen hij dat ding in de penhouder wilde steken
liet hij het in zijn haast op den grond vallen. Ongeduldig bukte hij
zich om [a168] 't op te rapen, ging er bij op zijn knieën liggen tot hij 't
eindelijk vlak bij de kachel vond — en met de pen in zijn hand bleef
hij even languit voorover op den grond liggen, zijn armen onder zijn
hoofd, en zijn oogen dicht. — Kon hij zich maar verbeelden, dat hij
hier in Vaders kamer was! Dat hij hier bij 't gezellige open haardje
lag, op 't harige kleed! Kon hij zich nu maar eens even verbeelden,
dat Vader zoo meteen binnen zou komen, en hem overeind zou
trekken, en met hem in de leunstoel zou gaan zitten, zooals die keer,
toen Vader hem vertelde dat hij naar Indië zou gaan!

Maar dat kon natuurlijk niet. Vader was weg, heel ver weg, en het
zou nog heel lang duren voordat Vader weer terug was. —

Als Vader nu eens heelemaal niet meer terugkwam? Als Vader nu


eens dood ging in dat akelige Indië? Dan zou hij Vader heelemaal
nooit meer zien; dan zouden ze nooit meer samen in die gezellige
kamers thuis zijn; nooit meer in de huiskamer, of in de slaapkamer,
of in Vaders eigen kamer, en nooit zouden ze meer samen in de
groote stoel zitten, bij Vaders schrijftafel. — En dan zou hij zeker wel
altijd hier moeten blijven, bij Oom en Tante, waar niemand zich met
hem bemoeide, en waar hij aldoor voelde, dat hij er toch eigenlijk
niet bij hoorde!

Als Vader hem hier zoo alleen zag liggen, zou Vader dan
medelijden met hem hebben, en willen, [a169] dat hij niet was
weggegaan? En opeens hoorde hij Vaders stem weer: "Wil je
probeeren Vaders moedige jongen te zijn?" — Ja, dat had hij Vader
beloofd. — Toen dacht Eduard er aan, dat Vader hem nu, op dit
oogenblik, zeker niet moedig zou vinden. Wat moest hij zeggen, als
Vader weer terug was? Dat hij 't maar heelemaal niet geprobeerd
had, om moedig te zijn? O, Vader kwam zeker terug, natuurlijk kwam
Vader terug! En nu wist hij ook opeens wat Vader zeggen zou als
Vader hem hier zag, 't was hetzelfde dat hij misschien wel honderd
keer van Vader gehoord had: "Kom Pepi, zou je nu niet eens aan het
werk gaan?"

Eduard stond op, en schoof de pen in de penhouder. Hij hield niet


van brieven schrijven, maar Vader zou 't zeker prettig vinden iets van
hem te hooren.

Toen ging hij weer aan 't bureau zitten en begon opnieuw, en ijverig
schreef hij deze keer verder, alleen zoo nu en dan even wachtend
om te bedenken, wat hij verder zetten zou.

"Lieve Vader!
Hoe is 't met u? Ik dacht dat er vanmiddag een brief
van u zou zijn, maar er was niets, en Tante Lina zei dat
't nog niet kon. Ik vond het niets leuk en wist heelemaal
niet wat ik moest gaan doen, en daarom schrijf ik nu
maar. 't Is hier soms nogal erg [a170] vervelend. Piet
en Hugo vind ik nog niets leuk. U zei dat u 't prettig zou
vinden als ik goede vrienden met ze werd en ik
probeer soms wel eens om ze aardig te vinden maar
dan zijn ze meestal juist vervelend. Hugo is een beetje
aardiger dan Piet maar hij doet zoo geleerd. Hij wil
electrische schellen maken. Oom Tom lacht er wat om.
Hij zou er over slapen. Beppie is aardig. Ik heb haar
ook van de chocola gegeven. 't Is erg lekker. Ik was
erg blij toen ik de doos vond. We hebben schaatsen
gereden op de ijsbaan. Eerst ging 't heelemaal niet
maar nu ken ik 't wel zoowat. Oom Tom zei dat 't niet
meer mocht want we kwamen te laat thuis. 't Dooide
toen ook hard. Ik wou zelf ook juist niet meer want
omdat ik me zoo haastte had ik bijna al mijn sommen
fout en Bep huilde zoo omdat ik geen spelletjes met
haar deed. Theo was er ook. We hadden veel pret
samen. Ik vind brieven schrijven een naar werk maar
doe 't toch maar omdat 't aan u is. Ik ben erg
verkouden geweest maar 't gaat nu weer een beetje
over. De briefkaarten waren heel leuk. Is het prettig op
zee? Mijn lessen worden hier nooit overhoord. Tante
Lina heeft het altijd erg druk. Oom Tom is soms
vreeselijk streng. Als Piet je overhoort vraagt hij allerlei
gekke dingen. Voor viool studeeren heb ik zoowat
heelemaal geen tijd. Ik wou dat u maar weer terug
was. U komt toch zoo gauw mogelijk, he Vader? Ik
vind vier maanden toch verschr...."

De etensbel luidde, en Eduard hield op met [a171] schrijven. 't


Papier was bijna vol, en straks zou hij wel even eindigen.
Hij stak de brief in 't couvert, stopte hem in zijn zak en veegde de
pen aan zijn kous af.

[a172]

X.
"Jullie moet je vandaag maar alleen amuseeren, jongens!" zei Oom
Tom, toen hij op een regenachtigen Zondagmorgen in Maart
beneden kwam om te ontbijten. "Mama heeft erge hoofdpijn en blijft
in bed."

"Wat saai!" zuchtte Piet, en Broertje gaf door een knorrig gebrom
zijn ontevredenheid te kennen. De kinderjuffrouw was
gisterenmiddag voor 't eten uitgegaan en zou vanavond pas laat
terugkomen; Lineke had daarom vanmorgen de kleintjes helpen
aankleeden, maar heel vlug was 't niet gegaan en er was al heel wat
afgekibbeld voor ze eindelijk allemaal beneden waren, en Broertje
was dan ook tot het besluit gekomen, dat het veel plezieriger was,
door een vertellende en grapjes makende juffrouw aangekleed te
worden, dan door een ongeduldig zusje!

"Komt Maatje vandaag heelemaal niet beneden?" vroeg Beppie.


"'k Weet niet, prul, misschien na de koffie als 't dan wat beter is,"
antwoordde de Kapitein, Bep over haar krullen strijkend, en tegen de
anderen: "Komen [a175] jullie ontbijten, en wil jij thee schenken,
Lineke?"

"Ik moet ook altijd alles doen," mopperde Lineke. 't Gezeur boven
had haar al lang uit haar humeur gebracht, maar ze begreep wel dat
er nu niet veel aan te veranderen viel.

"Wil Ma ook thee?"

"Dat denk ik wel; ik zou maar een kopje inschenken en naar boven
brengen, en dan wilde Mama je meteen iets vragen."

Langzaam begon Lineke de kopjes klaar te zetten.

Eduard, die aan Tommy de moppen van 't scheurkalenderblaadje


en een recept tegen zomersproeten had voorgelezen, eindigde met
het raadsel, dat er op stond: "Welk water is onthoofd een deugd?"
Toen zette hij zijn stoel bij de tafel, en opeens kreeg hij een inval
toen hij Linekes ongelukkig gezicht zag.

"Wil ik je eens helpen, zeg?" vroeg hij. "Geef maar hier, ik zal
suiker in de kopjes doen. Hoeveel moeten 't er zijn? Vier?"

Lineke keek hem ongeloovig aan, en Eduard begon te lachen. "Ik


kan 't heusch wel," verzekerde hij, "ik schenk thuis heel dikwijls
thee!"

En zonder zich aan het gegrinnik van Piet te storen hielp hij zijn
oudste nichtje heel voorzichtig, totdat eindelijk alle kopjes op tafel
stonden en Lineke naar boven ging.

"Jongens," vroeg Oom Tom, toen ze allemaal aan hun


boterhammen begonnen waren, "willen jullie nu niet eens iets
bedenken waarmee je samen een pret-[a176] tigen Zondag kunt
hebben? Mama vertelde me dat Hannie en Kees Beekman zouden
komen koffiedrinken, en als al dat kleine grut met elkaar speelt komt
er niets van terecht. Kunnen jullie drieën nu niet een beetje de
wijsheid bewaren, en zorgen dat ze niet al te luidruchtig worden?"

"Laten we die kinderen maar liever afzeggen," vond Hugo, "Ma zei
gisteren dat ze al om elf uur zouden komen en ik geloof dat ze tot 't
eten moesten blijven, en 'k was nu juist van plan eens flink aan mijn
telefoon te werken."

"Wel ja," voegde Piet er bij, "we kunnen best zeggen dat Ma ziek is,
dan zullen ze toch wel snappen dat we geen kindervisite kunnen
hebben. Ik had nu juist eens genoegelijk willen lezen vandaag, maar
als je met die twee van hiernaast opgescheept bent komt daar
natuurlijk niets van."

"Afzeggen kan nu niet meer," zei de Kapitein ongeduldig, "Mijnheer


en Mevrouw Beekman zouden den heelen dag uit de stad gaan, en
om nu op 't laatste nippertje met de boodschap aan te komen dat
Hannie en Kees niet hier kunnen komen is te gek. Heb je dat nu niet
eens voor Ma over dat je een beetje met die kinderen speelt? Daar
zul je toch heusch niet van bederven!"

"Ik wist toch niet dat 't niet afgezegd kon worden?" bromde Hugo,
"nee, natuurlijk zal ik er niet van bederven, 'k vind 't alleen misselijk
taai."

"Zijn die kinderen zoo vervelend?" vroeg Eduard.

[a177] "Och nee, ze zijn wel aardig," en Piet haalde zijn schouders
op. — "Had jij vanmorgen soms ook iets anders uit willen voeren?"

"Nou, 'k moet noodig eens viool studeeren, maar ik vind ...."

"'t Kan me nu verder niets schelen wat jullie vindt," besloot de


Kapitein, "je hebt gehoord wat ik gezegd heb." — Daarmee verdiepte
hij zich in het ochtendblad, en aan zijn gezicht was duidelijk te zien
dat het verstandig zou zijn niet langer tegen te pruttelen.
"Wat kijkt Hugo kwaad," merkte Tommy op, nadat Beppie verteld
had dat ze Hannie eigenlijk aardiger vond dan Kees, maar dat Kees
toch ook heel leuk was.

"Hou je gezicht!" snauwde Hugo tegen zijn broertje.

"Ma voelt zich niets prettig," vertelde Lineke; toen ze weer beneden
kwam, "en Ma vraagt of wij de ontbijtboel willen afwasschen, want
Trijntje heeft het toch al zoo druk nu de juffrouw en Keetje uit zijn."

"Wij? Wie zijn die wij?" informeerde Piet.

Lineke aarzelde. "Nou, ik dacht: jullie wilt me misschien wel


helpen!" zei ze toen. "Als ik alles alleen moet doen kom ik nooit
klaar!"

Niemand antwoordde.

"Weet je wat," bedacht Hugo eindelijk, "wasschen jullie nu met


elkaar af, dan zal ik in die tijd wat leuks bedenken om te gaan spelen
als Hannie en Kees komen, maar dan moet je me tot elf uur ook
rustig aan mijn telefoon laten werken."

[a178] "Hoe vindingrijk!" merkte de Kapitein van achter zijn courant


op, en Beppie vertelde, dat ze best kon wegzetten.

"Dat doe ik voor juf ook altijd!"

"Dat kan ik ook wel!" beweerde Tommy.

Lineke begreep wel dat er van de groote broers niet veel hulp te
verwachten was, en daarom probeerde ze 't maar eens bij haar neef.
— "Wil jij dan afdrogen, Ee?"

Eduard keek eens even schuins naar Piet. "Jawel," zei hij toen.

Piet beloofde dat hij 't gezelschap in dien tijd dan wel aangenaam
bezig zou houden, en Broer, die ook niet achter wilde blijven,
verkondigde dat hij zijn bordje wel zoo schoon af zou likken dat 't
niet meer omgewasschen hoefde te worden.

Een luid gelach volgde. —

"Viezerd!" zei Bep verontwaardigd.

Oom Tom was na 't ontbijt naar zijn studeerkamer gegaan, en ook
Hugo maakte aanstalten om te verdwijnen.

"Zeg Huug, bedenk je vooral niet iets voor de speelkamer?" riep


Lineke hem na.

"Wat vertel je, kind?" vroeg Hugo.

"Laten we maar niet op de speelkamer gaan," herhaalde Lineke, "ik


denk dat Ma liever niet zoo'n lawaai naast zich wil hebben."

[a179] "'t Is goed, hoor." En Hugo trok af.

Lineke haalde het teiltje warm water uit de keuken en duwde


Eduard de theedoeken in zijn handen. Toen begon ze ijverig te
wasschen en de kleintjes dribbelden heen en weer om alles aan te
geven.

"Welk water is onthoofd een deugd?" herhaalde Piet, die 't


scheurkalenderblaadje weer opgenomen had; "afwaschwater", zei
Eduard, en Lineke probeerde: "Rivier-ivier."

"Vaart, aart," schreeuwde Tommy.

"Wat 'n onzin!" lachte Eduard.

"Onzin? Niets geen onzin! Aart is echt een woord!"

"Hou je gemak!" kalmeerde Piet hem, "aart is toch geen deugd, he?
Nou, wat zanik je dan?" en zelf noemde hij vlug op: "Kanaal, anaal,
stroom, troom, plas, las."
"Zee, ee;" riep Lineke.

"He ja, dat 's aardig!" vond Piet, "Ee als een deugd. De deugd,
laten we zeggen, die kopjes afdroogt. — Grappig bedacht van de
scheurkalender!"

Eduard trok zijn neus op.

"Flauw!" zei hij, "'k weet al lang wat 't is!"

"Nou, wat dan?"

"Meer, eer, natuurlijk!"

"Niet waar!" riep Lineke, met de afwaschkwast zwaaiend, "eer is


geen deugd!"

"Wel waar!"

"'t Is niet!"

[a180] Eduard gooide de theedoek op tafel en pakte Lineke de


kwast af, en gillend holde Lineke om de tafel heen, doodsbenauwd
voor de natte kwast die haar steeds achtervolgde.

Hijgend smeekte ze eindelijk om genade.

"Wil ik je nou eens vertellen wat het antwoord is?" vroeg Tommy,
toen Lineke weer bij 't afwasch-teiltje stond.

"Nou?"

Tommy liep naar de scheurkalender toe, trok het bovenste blaadje


er af, en las op: "Vijver, ijver."

"Ja, dat 's nogal glad," merkte Piet op, "'k wist het al lang."

"Je jokt 't! Waarom zei je het dan niet?" Met de druipende kwast
wuifde Lineke in Piets richting.
"Nou, 'k wou jullie plezier niet bederven!" antwoordde Piet, en
tegen Tommy: "Geef hier!" Toen las hij het nieuwe raadsel op: "In
welk geval is vier maal drie elf?"

"Zeg 't nu maar ineens als je 't soms weet!" vond Eduard.

"In géén geval natuurlijk!" zei Piet, het volgende kalenderblaadje


afscheurend: "Zie je wel, 't staat er, in geen geval!" En hard lachend
kwam hij met het nieuwe raadsel aan.

"Zou je nou niet eens ophouden?" vroeg Lineke eindelijk, toen


Tommy en Piet samen een veertiental blaadjes afgescheurd hadden.
"Pa zal woedend zijn als hij 't ziet!"

[a181] "Dat 's niks," zei Piet, "geef me de gom maar eens." En heel
netjes plakte hij de blaadjes achtereenvolgens aan het bovenste
puntje weer vast. De twintigste Maart ontbrak, want die had Bep
gebruikt om een steek van te vouwen voor een van haar kleine
poppetjes.

Piet sloeg hem heel leuk over. — "Pa zal wel denken: dat is een
vreemdsoortig schrikkeljaar," merkte hij op. — En Tommy, die met
aandacht naar de opplakkerij stond te kijken, een likje gom op zijn
neus gevend: "Dat 's voor jou, omdat je me zoo mooi hebt helpen
afscheuren!"

't Sloeg elf uur toen Hannie en Kees de kamer binnenstapten. —


Een blond meisje van tien jaar in een witte jurk en een jongen van
negen in een donker fluweelen pakje.

De ontbijtboel was juist opgeruimd, en haastig gooiden de jongens


het kleed over de tafel.

"Wat zijn jullie mooi!" zei Lineke, en ze keek naar haar eigen wollen
jurk, waarop de waterspatten duidelijk zichtbaar waren.
"We komen ook op visite!" antwoordde Hannie. "We hadden eerst
al om halfelf willen komen, maar Moeke zei dat 't niet beleefd was
om zoo vroeg te gaan, en 'k moest de groeten aan je Ma doen."

"Ma is ziek," verkondigde Tommy, Hannie strak aanstarend.

[a182] "O," zei Hannie, en Kees vroeg: "Wat zullen we gaan


spelen?"

"Verstoppertje door 't heele huis," stelde Piet voor, "aftellen wie
hem is."

"Welnee, dat maakt immers veel te veel leven voor Ma!" en Lineke
keek hem verontwaardigd aan.

"Laten we dan aan Huug vragen wat voor leuks hij bedacht heeft,"
vond Eduard, "wil ik hem eens gaan halen?" Bep vertelde dat ze
meeging om eens te kijken hoe het met Maatje ging, en samen
liepen ze de kamer uit.

Na lang zoeken en roepen vond hij Hugo op zolder. "Ze zijn er!"
hijgde Eduard, "heb je wat bedacht?"

Hugo hield even op met timmeren. "Zeker, laat ze maar boven


komen!"

"Waar, hier?"

"Ja natuurlijk!"

Eduard verdween om de anderen te waarschuwen.

Met veel lawaai stormden ze de trappen op, en lachend en elkaar


duwend kwamen ze op de zolder, waar Kees en Tommy dadelijk op
de ringen afvlogen en ieder aan een ring bleven hangen.

"Nou, wat had je nou?" vroeg Piet.


"Wel," zei Hugo langzaam, "ik dacht dat het wel leuk zou zijn om
comedie te spelen. 'k Heb aan Ma gevraagd of we de koffer met
verkleedgoed mochten gebruiken, en nu ben ik bezig hier in 't
[a183] midden een gordijn op te hangen." En tegen Hannie en
Eduard: "Ken jullie charades?"

Eduard had 't wel eens meer gedaan, maar Hannie nooit, en Piet
zou 't uitleggen terwijl Hugo met Linekes hulp 't gordijn verder
ophing.

Kees moest ook komen luisteren, maar hij had niet veel zin en
bleef lustig aan de ringen zwieren. "Is 't niet prachtig?" riep hij,
verrukt over de mooie toeren die hij uitvoerde, waar Tommy met
bewondering naar stond te kijken.

"Nou!" zei Piet, terwijl hij Broer, die groote kans liep een schop te
krijgen, een eindje achteruit trok, "een aap is er maar een beestje bij,
maar kom nou even hier, dan kun je 't ook hooren!" En hij legde uit:
"Je bent in twee partijen en één partij bedenkt een samengesteld
woord en in ieder tooneel moet een deel van 't woord voorkomen en
in 't laatste het geheel. De andere partij moet raden en verder zul je
't wel zien."

En daarna werden de twee partijen gekozen, en Piet en Eduard


bleven met Hannie en Tom aan de eene kant van 't gordijn, terwijl
aan de andere kant het verdere vijftal aan 't bedenken ging.

Hugo's partij zou 't eerst vertoonen, en "taalboek" kozen ze, na


heel wat gefluister. 't Eerste tooneel was een troepje
"vreemdelingen," allereigenaardigst uitgedost, waarbij alleen de
costuums de toeschouwers zoo aan 't lachen maakten dat ze van
"de vreemde taal" niet veel verstonden. 't Eindigde met een
[a184] "Good bye" van Hugo. — In 't tweede tooneel speelde
Linekes boek de hoofdrol, en Lineke zelf stelde een weerspannige
dochter voor; ze vond die rol niet bepaald benijdenswaardig, want de
hardhandige "Papa" spaarde haar ooren niet. — Toen deelde Hugo
mede, dat het derde tooneel een school voorstelde, en het kijkende
viertal kreeg een in lange groen-zijden sleepjapon gekleede
schooljuffrouw te zien, die straffen uitdeelde aan een troepje
ongelooflijk brutale kinderen. "Kees Beekman" werd eindelijk in de
hoek geduwd, omdat hij zijn "taalboek" vergeten had.

"Laten we nu eens wat anders gaan doen," vond Piet, toen allebei
de partijen een paar keer aan de beurt waren geweest en 't hem
begon te vervelen.

"Ja," vond Hannie, "laten we nu eens echt comedie-spelen, er zijn


zulke leuke costuums, en dan met programma's!"

"Maar dan hebben we geen publiek!" bedacht Eduard.

"Welja!" riep Lineke opgewonden, "dan vragen we Pa om te kijken,


en misschien is Ma vanmiddag ook wel wat beter, en Trijntje, en
Kreek als hij er is!"

"Een uitgelezen publiek!" spotte Hugo; "maar in ieder geval spelen


we toch nooit allemaal tegelijk, en dan kunnen de anderen
meekijken."

"Mogen wij ook meedoen?" vroeg Bep onvoorzichtig, want Hugo


had al een paar keer gedreigd haar en Broertje naar beneden te
zullen sturen als ze hun mond niet hielden. "Zoo lang jullie niet lastig
zijn wel!" beloofde hij.

[a185] En toen bedachten ze dat ze nu ook een beter tooneel


moesten hebben en de groote jongens haalden 't kamerschut van
beneden. 't Gordijn kon prachtig als scherm dienst doen.

"Wat moeten we nu opvoeren?" vroeg Lineke, en Hannie, die de


inhoud van de koffer nog eens onderzocht had, riep: "O, ik weet iets
vreeselijk leuks, we moeten 'De schoone slaapster in 't bosch' doen,
er zijn zulke prachtige prinsen- en prinsessecostuums bij, en dan
nemen we het tooneel waar ze allemaal in slaap vallen, we hebben 't
vroeger eens opgevoerd, en dan zingen we achter de schermen, en
...."
"Achter h e t scherm," viel Piet in de rede.

"Nou, achter het scherm dan."

"Nou, en verder?" —

"Nou, verder niks," besloot Hannie nuchter.

Ze lachten allemaal, en toen hoorden ze beneden de bel luiden om


te komen koffiedrinken.

De Kapitein zat ze al op te wachten, en met opgewonden kreten


werd hij begroet.

"Meneer, we hebben zoo'n pret!"

"Zoo, jongen, dat doet me plezier!"

"Pa, we hebben charades gedaan!"

"En we hebben alles geraden!"

"En nu gaan we echt comediespelen!"

"Komt u ook kijken, Oom?"

"We doen 'de schoone ....'" maar een hand werd plotseling op
Beppie's mond gelegd. "St, niet zeggen, 't blijft een verrassing!"

[a186] Piet beloofde dat hij programma's zou maken met zijn
drukpersje, en Hugo wilde strooken papier op 't kamerschut prikken,
waarop stond wat 't tooneel voorstelde.

"En nu weet ik nog wat leuks!" riep Kees.

"Wat dan?"

"Dat zal ik straks wel zeggen!"


"Oom, mag ik uw sabel hebben?"

"Mijn sabel? Waarvoor?"

"Ook voor vanmiddag!"

Oom Tom trok een bedenkelijk gezicht. "Daar moet ik eerst nog
eens over peinzen, hoor! Zoo'n gevaarlijk moordwerktuig!"

De koffietafel duurde niet heel lang vandaag, want ze wilden


allemaal graag weer zoo gauw mogelijk naar boven gaan. Lineke,
die aan het spreekwoord van de slapende honden, die je nooit
wakker moest maken, dacht, vroeg maar niet of er nog
afgewasschen moest worden.

Boven begonnen ze weer druk te beweren, telkens door elkaar


pratend. "We moeten 'Asschepoetster' ook doen!" "Ja, en
'Sneeuwwitje!'"

"Allemaal tooneelen en voorstellingen uit bekende sprookjes!"

"Ik wil Klein Duimpje zijn!"

Piet trok Hugo op zij.

"Moeten we nu allemaal van die sloome sprookjes doen?" vroeg


hij.

Hugo haalde zijn schouders op. "Och, laten we dat nou maar goed
vinden!" zei hij, "dit kennen [a188] ze tenminste allemaal, en ze
vinden 't leuk!" En tegen Lineke en Hannie, die er over kibbelden wie
Sneeuwwitje moest zijn: "Zeuren jullie nu niet, en laten we nu eerst
de costuums voor de schoone slaapster passen. Lineke is natuurlijk
de schoone slaapster, want Hannie moet zingen. Ik zal 't gordijn
open en dicht schuiven, en moet de rest hof houding zijn?"

"Ja, één koning, en dan verder pages en zoo."


En het gegrabbel in de koffer begon weer, tot ze allemaal in een
passend costuum gestoken waren. En toen moest er een troon
gemaakt worden, en voor de prinses werd een stoel gehaald. En
Hannie zong achter het scherm, nadat koning, prinses en hof
houding zich in schilderachtige houding hadden neergevleid, van de
"doodstilte, die voortaan in het slot zou heerschen."

"Slot!" grinnikte Piet, en toen begon hij hard te snurken. Alle


edellieden schudden opeens van het lachen.

"Laten we nu Sneeuwwitje spelen!" riep Kees, toen 't lied uit was,
"dan kunnen de dwergen capes omdoen en de puntmutsen
opzetten, en wij hebben thuis nog een echt dwergenpakje!"

"Heb je dan een sleutel?" vroeg Eduard.

"Nee, maar dat geeft niet, we kunnen over het plat klimmen!"

Eduard weifelde. "Is dat niet gevaarlijk?"

"Gevaarlijk? Welnee, er is niks aan! Toe, ga nou gauw mee, zij


willen toch eerst Asschepoetster [a189] doen en dan kunnen wij 't in
die tijd halen." En Eduard meetrekkend liep hij de trap af.

"Zouden we die mooie pakjes niet eerst uitdoen?"

"Maar niet doen," vond Kees, "we moeten ze straks toch weer
aantrekken."

Op de meisjeskamer schoven ze 't raam op, en in een wip stond


Kees op 't glibberige plat. Eduard klom hem achterna. 't Viel hem
niet mee; tusschen de twee schuinafloopende platten was een
ruimte van zoowat een halve meter, waar Kees overheen moest, en
eigenlijk vond Eduard 't een griezelige tocht.

"Je moet me een hand geven," zei Kees, en voorzichtig liep hij
langs de muur over 't plat, terwijl Eduard zich met zijn andere hand
aan de vensterbank vasthield. Bij 't raam van zijn eigen kamer deed
Kees vergeefsche moeite om 't op te schuiven. "Je moet me komen
helpen!" riep hij.

"Wacht dan even!" riep Eduard terug. Hij had bedacht dat 't zeker
minder gevaarlijk zou zijn als ze wat meer houvast hadden, en van
beneden haalde hij Linekes springtouw, dat hij stevig aan een van de
bedden vastbond. Toen, met 't eind van het touw in zijn hand liep hij
naar Kees toe, en samen schoven ze 't raam in de hoogte.

't Viel Eduard ineens op hoe gek ze daar met hun tweeën stonden,
in hun riddercostuums op 't natte plat in de regen, en toen Kees naar
binnen geklommen was ging Eduard op de vensterbank zitten,
telkens met zijn laarzen tegen den muur schoppend. [a190] Wat zou
Vader lachen als Vader hem hier zag zitten! Of zou Vader 't
gevaarlijk vinden? Och, welnee, wat was hij toch flauw, en hij had
Vader immers beloofd moedig te zullen zijn! Maar dit was zeker niet
de moed die Vader bedoelde, en hij had Vader óok beloofd
voorzichtig te zijn; voorzichtig was 't heelemaal niet! En als die
jongen van negen jaar nu een ongeluk kreeg was 't zijn schuld, want
hij was al twaalf, en hij had verstandiger moeten zijn!

"'k Heb 't hoor!" riep Kees vanuit de kamer, en hij hield het rolletje
in de hoogte.

"Maak dan maar gauw voort!" en Eduard haastte zich zóó, dat hij,
toen Kees weer op 't andere plat stond en hij 't rolletje naar hem toe
wilde ballen, te ver gooide, en 't heele dwergenpak kwam in den tuin
terecht.

"Laat maar," zei Eduard, "'k zal 't straks wel even halen!" en zich
vasthoudend aan het touw liep ook hij weer terug. — Hij was blij toen
ze allebei weer in de kamer stonden.

Voor de tweede maal holde hij de trappen af en zocht in den tuin de


verschillende kleedingstukken bij elkaar, want 't rolletje was natuurlijk
uit elkaar gevallen. En gauw plukte hij een paar primula's en wat
grasjes, om Bep in haar handje te geven als ze straks voor
Roodkapje speelde.
"Waar zitten jullie toch?" vroeg Lineke ongeduldig, toen ze eindelijk
weer boven kwamen, "we wachten al een uur op jullie!" En Broertje
vertelde, [a191] dat hij Klein Duimpje was geweest, en dat hij Pa's
groote kaplaarzen had mogen aanhebben.

"Maar dit is allemaal groote repetitie," zei Hugo, "nu Sneeuwwitje


en Roodkapje nog, en dan gaan we Pa en zoo roepen."

"Vijf tableaux is ook eigenlijk genoeg," vond Piet. Van 't


sabeltooneel hadden ze moeten afzien, want Bep wilde niets van
Blauwbaard weten, en tot Roodkapje was ze alleen maar te
bewegen geweest als de wolf er niet bij te pas kwam.

Piet hoefde verder niet meer mee te spelen, en terwijl Hugo de


anderen commandeerde en vertelde waar ze allemaal zitten
moesten, schreef hij de programma's vast en zocht beneden een
doosje Bengaalsche lucifers op. — 't Drukpersje was nergens te
vinden geweest. — Eindelijk riepen ze van de zolder dat alles klaar
was, en Piet ging 't publiek halen. — Alleen de Kapitein kwam mee
naar boven; Tante Lina was wel opgestaan, maar had nog niet veel
lust om de heele vertooning bij te wonen, en beloofde, straks
misschien nog even te komen. —Trijntje beweerde dat ze niet van
haar eten af kon, en Kreek was er niet.

"Kinderen, wat is 't hier koud!" zei Oom Tom toen hij op zolder
stond. Hugo zette een stoel voor hem neer en gaf hem een
programma. "Wacht u nu maar even, zoo meteen zult u 't wel warm
krijgen!" zei hij, en zijn hoofd om het gordijn stekend: "Ben je klaar,
Piet?"

[a192] "Wacht even!" fluisterde Piet, die juist de koningsmantel


omgegooid had, en de kroon opzette: "Nou, vooruit maar!"

En met een plechtige beweging schoof Hugo 't gordijn open.

De Kapitein had even moeite niet hardop te lachen, maar toen 't
zingen begon keek hij weer ernstig, en heel aandachtig luisterde hij
tot 't lied uit was.
"'t Is heel mooi!" verklaarde hij, en de kleinste slapende page werd
opeens wakker en vertelde dat er nog meer kwam.

Achter 't dichtgetrokken gordijn volgde een druk gefluister en


geschuifel om 't Asschepoetster tableau voor te bereiden, en Oom
Tom kreeg gezelschap, want deze keer waren er maar drie spelers,
Asschepoetster, de Prins en de Fee, die door Bep, Tom en Hanny
voorgesteld werden.

Alles liep best van stapel, en directeur Hugo kon tevreden zijn. Piet
streek zijn Bengaalsche lucifers af, en na ieder tableau kwam een
luid applaus; juist had Hugo voor de laatste voorstelling 't gordijn
opengeschoven toen ze een zachten stap op de trap hoorden. 't Was
Tante Lina, die naar boven kwam. "Hallo!" riep Piet, en even holden
ze allemaal door elkaar om plaats te maken.

't Kleine Roodkapje, dat voor 't kamerscherm stond, wachtte tot ze
allemaal weer zaten. Toen, na een "toe maar!" van Hugo, begon ze
te vertellen; duidelijk klonk het hooge stemmetje over de zolder.

[a193] "Ik ga naar Grootmoeder toe, om haar te brengen wat ik hier


in mijn mandje heb.

You might also like