Professional Documents
Culture Documents
(download pdf) Microelectronic Circuits Analysis And Design 2nd Edition Rashid Solutions Manual full chapter
(download pdf) Microelectronic Circuits Analysis And Design 2nd Edition Rashid Solutions Manual full chapter
https://testbankfan.com/product/microelectronic-circuits-
analysis-and-design-3rd-edition-rashid-solutions-manual/
https://testbankfan.com/product/microelectronic-circuits-
international-6th-edition-sadra-solutions-manual/
https://testbankfan.com/product/power-electronics-circuits-
devices-and-applications-4th-edition-rashid-solutions-manual/
https://testbankfan.com/product/cmos-digital-integrated-circuits-
analysis-and-design-4th-edition-kang-solutions-manual/
Microelectronic Circuit Design 5th Edition Jaeger
Solutions Manual
https://testbankfan.com/product/microelectronic-circuit-
design-5th-edition-jaeger-solutions-manual/
https://testbankfan.com/product/microelectronic-circuit-
design-4th-edition-jaeger-solutions-manual/
https://testbankfan.com/product/sampling-design-and-analysis-
advanced-series-2nd-edition-lohr-solutions-manual/
https://testbankfan.com/product/design-with-operational-
amplifiers-and-analog-integrated-circuits-4th-edition-sergio-
franco-solutions-manual/
https://testbankfan.com/product/systems-analysis-and-design-10th-
edition-shelly-solutions-manual/
Another random document with
no related content on Scribd:
Hem gaat, zonder dat Hij ophoudt de Eeuwige te zijn, die
werkzaamheid uit, welke door den mensch als rechtvaardiging uit
het geloof ontvangen en genoten wordt. De toepassing is evengoed
als de verwerving des heils van oogenblik tot oogenblik eene
werkzaamheid Gods, van den Vader, den Zoon en den H. Geest.
Ook in de rechtvaardigmaking uit het geloof zijn alle drie personen
betrokken. Het is de Vader, die door den Zoon en in den Geest den
zondaar rechtvaardigt, Rom. 8:33, 34, 1 Cor. 6:11. Paulus denkt er
niet aan, om hier scheiding te maken en de rechtvaardigmaking door
den Vader in de eeuwigheid, die van den Zoon in de opstanding, en
die van den H. Geest in het bewustzijn van den mensch te
verleggen. Maar gelijk zij alle drie saamwerkten in de verwerving,
zoo werken zij ook saam in de toepassing der zaligheid. In gene
werd de schuld en straf weggenomen en het leven verworven; in
deze wordt de mensch door God ook van zijne zijde en subjectief in
die verhouding geplaatst, waarin hij objectief reeds stond in Christus
als zijn borg en middelaar. Gelijk de wedergeboorte in subjectieven
zin van de smet der zonde bevrijdt, zoo neemt de rechtvaardiging de
schuld der zonde weg. Beide zijn even noodzakelijk, even reëel,
evenzeer gegrond in de offerande van Christus, maar ook in de
toepassing van eene zelfde hooge beteekenis.
Deze rechtvaardigmaking gaat daarom niet buiten den mensch
om maar geschiedt uit en door het geloof. De Schrift denkt daarbij
ongetwijfeld meestentijds aan het geloof als actus. Maar natuurlijk is
daardoor het geloof als habitus niet uitgesloten; wedergeboren
kinderkens en volwassen geloovigen hebben en houden in dezen
habitus fidei de vrijspraak Gods, de getuigenis des H. Geestes, dat
zij kinderen Gods zijn, ook al getuigt hun geest niet altijd mede. Maar
verder stelt de Schrift deze rechtvaardigmaking uit het geloof scherp
en streng tegen die uit de werken over. Deze tegenstelling wil echter
niet zeggen, dat het geloof geen werk is en geen beginsel van goede
werken. Zij dwingt ons niet, om zoolang te zoeken totdat wij in de
innerlijke natuur des geloofs iets vinden, dat geen werk, geen daad
maar enkel passiviteit is, De tegenstelling, die de Schrift en
inzonderheid Paulus maakt, is deze, dat de rechtvaardigmaking niet
tot stand komt door de werken der wet, d. i. niet in zulke werken haar
grond, haar causa meritoria heeft. Immers heeft God in Christus
eene andere, betere δικαιοσυνη gegeven, dan die zondige werken
kunnen bieden; en die δικαιοσυνη dat is Christus, is de eenige en
genoegzame grond onzer rechtvaardigmaking. In de tegenstelling
οὐκ ἐξ ἐργων ἀλλ’ εκ πιστεως heeft de praepositie ἐκ dus beide
malen eene verschillende beteekenis. In het eerste lid geeft zij te
kennen, dat werken der wet niet de δικαιοσυνη kunnen zijn, op grond
waarvan God ons vrijspreken kan; maar in het tweede lid duidt zij
aan, niet dat het geloof zelf wel die gerechtigheid kan zijn, maar dat
het die gerechtigheid, welke noodig is om gerechtvaardigd te
worden, juist niet bij den mensch in zijne werken, maar buiten hem in
Christus zoekt. De tegenstelling luidt dus zuiver aldus: niet de eigen
gerechtigheid der werken, maar de gerechtigheid Gods in Christus.
Ofschoon deze gerechtigheid nu volkomen door Christus verworven
is en in Hem gereedligt, ofschoon zij in de vocatio interna en dus in
logischen zin vóór de wedergeboorte en het geloof toegerekend en
geschonken wordt, zij wordt toch van ’s menschen zijde eerst
aanvaard in het geloof (habitus of actus fidei) en wordt dan eerst de
grond, waarop hij zelf persoonlijk door God, in bovengenoemden zin
gerechtvaardigd wordt. Het geloof is daarom geen causa materialis
of formalis, het is zelfs geen conditio of instrumentum (causa
instrumentalis) van de rechtvaardigmaking; want het staat tot deze
niet als bijv. het oog tot het zien of het oor tot het hooren; het is geen
voorwaarde, waarop en geen instrument, waardoor wij de
rechtvaardigmaking ontvangen, maar het is de daad van het
aannemen van Christus zelf en wel van Christus, gelijk Hij zich
inwendig door den Geest en uitwendig door het Woord aan ons
geeft, en dus de vaste, zekere bewustheid dat Hij mijn Heer is en ik
zijn eigendom ben. Het geloof is geen instrument, waarmede de
mensch Christus aanneemt, maar veel meer een middel des H.
Geestes, waardoor Hij den mensch Christus aannemen en zijn geest
met zichzelven getuigen doet, dat hij een kind Gods is, Calvijn, Inst.
III 11, 5. Heid. Cat. vr. 61. Ned. Gel. art. 22. Witsius, Misc. S. II 792.
797 sq. Trigland, Antapol. p. 515. Mastricht, VI 6, 28. Owen, De
rechtv. uit het geloof c. 3. Moor IV 695. M. Vitringa III 295. Jon.
Edwards bij Dorner II 752. Daarom staat het geloof niet in elk opzicht
tegen alle werk over. Het staat tegen de werken der wet over in
dubbelen zin, n.l. daarin dat zij noch de causa materialis noch de
causa instrumentalis der rechtvaardiging kunnen zijn. Het staat ook
tegen de werken des geloofs (justitia infusa, obedientia, caritas)
over, zoodra deze ook maar eenigermate beschouwd worden als
grond der rechtvaardiging, als geheel of ten deele die gerechtigheid
vormende, op grond waarvan God ons rechtvaardigt; want dat is
Christus en Christus alleen; het geloof is zelf geen grond der
rechtvaardiging en dus ook niet de goede werken, die er uit
voortkomen. Maar het geloof staat niet tegen de werken des geloofs
over, inzoover deze, als vruchten des geloofs, door den H. Geest als
middel gebezigd worden, om den geloovige van de oprechtheid zijns
geloofs, en alzoo van zijne zaligheid te verzekeren, Heid. Cat. vr. 86.
In dezen zin is het geloof zelf een werk, Joh. 6:29, het beste werk en
beginsel aller goede werken, het eenige werk, waardoor God ons
hier op aarde van onze schuld bevrijden en van onze gerechtigheid
in Christus verzekeren kan. Daarom zeiden de Gereformeerden dan
ook, dat het wel is fides sola, quae justificat, fides tamen, quae
justificat non est sola, Calvijn, C. R. 7, 477. Inst. III 11, 20, en
spraken zij na de justificatio peccatoris ook nog van eene justificatio
justi. In dezen zin zijn ook Paulus en Jacobus niet met elkander in
tegenspraak. Wel is het niet juist, te zeggen, dat Paulus alleen van
de justificatio peccatoris en Jacobus van de justificatio justi spreekt.
Maar beiden ontkennen, dat de grond der rechtvaardigmaking ligt in
de werken der wet, en beiden erkennen, dat het geloof, het levend
geloof, het geloof, dat goede werken insluit en voortbrengt, het
middel is, waardoor de H. Geest ons van onze gerechtigheid in
Christus verzekert. Daarbij is er alleen dit verschil, dat Paulus strijd
voert tegen doode werken en Jacobus ijvert tegen een dood geloof.
Het geloof, dat rechtvaardigt, is de door den H. Geest in ons hart
gewerkte zekerheid van onze gerechtigheid in Christus. En daarom,
niet hoe lijdelijker, maar hoe levendiger en hoe krachtiger het is, des
te meer rechtvaardigt het ons. Het geloof werkt mede met de werken
en wordt volmaakt uit de werken, Jak. 2:22. Cf. over Jacobus en
Paulus: Calvijn, Inst. III 17, 11 sq. Comm. op Jac. 2. Turretinus, de
concordia Pauli et Jacobi, de satisf. 384 sq. Trigland, Antapol. c. 21.
Witsius, Oec. foed. III 8, 21-26. M. Vitringa III 317. James Buchanan,
The doctrine of justification, Edinb. 1867 p. 491. Usteri, Stud. u. Krit.
1889, 2tes Heft. Schwarz ib. 1891, 4tes Heft. Böhmer, Neue kirchl.
Zeits. 1898 S. 251-256.