Professional Documents
Culture Documents
Ontsteking 1
Ontsteking 1
Ontsteking 1
Ontsteking 1
voor onderhoudsmecaniciens
GTI Beveren
Afdeling autotechnieken
Europalaan 1,
9120 Beveren
1. Bougies.
1.De bougie.
1.1. Doel.
Het samengedrukt gasmengsel ontsteken door middel van een vonk.
De bougie krijgt hiervoor de nodige hoogspanning op het juiste moment van
het ontstekingssysteem.
1.2. Samenstelling
1 - Bougiemoertje.
2 - Keramische isolator tegen
vonkoverslag.
3 - Gasdichte pakking.
4 - Stalen huls voorzien van
schroefdraad en zeskant.
5 - Pakkingring.
6 - Centrale elektrode.
7 - Isolatorneus.
8 - Elektrodenafstand.
9 - Massaelektrode.
1.3. Soorten.
1.5. Warmtegraad.
Normaal uitzicht.
Motor, ontsteking en mengsel zijn in orde.
De bougie heeft de juiste warmtegraad. Dit
bougiegezicht wordt ook als koffie met melk
beschreven.
Gebroken isolatorneus.
Oorzaak: mechanische schade door een
onjuiste behandeling; te groot
aanhaalkoppel
Gevolgen: vonkuitval, ongecontroleerde
vonkweg, slechte ontbranding van het
mengsel.
NORMALE ONTSTEKING.
Deze vindt plaats wanneer een vonk van voldoende sterkte op het juiste
ogenblik tussen de elektroden overspringt.
VONKOVERSLAG.
Vuil of vocht kan overspringen van de vonk langs de buitenzijde van de
isolator veroorzaken.
KORTGESLOTEN BOUGIE.
De elektrodenafstand kan overbrugd zijn door verbrandingsresten waardoor
de bobijnspanning verloren gaat zonder dat er een vonk gevormd wordt.
VERVUILDE BOUGIE.
Sterk vervuilde isolator waardoor de hoogspanning naar de huls wordt afgeleid
en er soms geen ontsteking is.
GESCHEURDE ISOLATOR.
De vonk kan overspringen tussen isolator en huls.
TE GROTE OF TE KLEINE ELEKTRODENAFSTAND.
Geeft een onregelmatige vonk.
1.8. Bougiecontrole.
Deze bestaat uit:
• Beoordeling van het bougiegezicht.
• Bepalen van de levensduur aan de staat van de elektroden.
• Afstellen van de elektrodenafstand.
• Reinigen van de isolatorvoet met zandstraler.
• Isolatortest onder druk op bougietester.
MONTAGE:
- Controleer steeds of de te plaatsen bougie de correcte warmtegraad,
schroefdraad en schroefdraadlengte heeft.
- Plaats de bougie in de bougiesleutel en draai deze met de hand
(eventueel met verlengstuk) in de cilinderkop. Pas wanneer de bougie niet
verder met de hand in de cilinderkop gedraaid kan worden en voldoende
schroefdraad heeft, mag deze met een momentsleutel aangedraaid
worden;
- Gebruik steeds het correcte moment om de bougie aan te draaien! Dit kan
veel problemen voorkomen!
- Plaats de bougiekabels in de correcte volgorde terug.
1.10. Herhalingsvragen.
1. Wat is het doel van een ontstekingsbougie.
2. Wat versta je onder de zelfreinigingstemperatuur?
3. Wat kan je afleiden als het bougiegezicht is verontreinigd met roet?
4. Wat versta je onder een warme ontstekingsbougie?
5. Geef de belangrijkste aandachtspunten voor de demontage van een
bougie.
2.5. Gloeitijd.
De voorgloeitijd en de oplichttijd van het controlelampje worden door de
stuureenheid bepaald. Momenteel is het gloeien alleen noodzakelijk bij lage
motortemperaturen (+/- 10°C). Eigenlijk gaat het om een nagloeisysteem voor
rechtstreeks ingespoten motoren. Als gevolg van de milieunormen kan men
het nagloeien tot 3 minuten aanhouden om zo de verbranding beter te laten
verlopen. Behalve wanneer het motortoerental meer dan 2500 omw/min
bedraagt of wanneer de motortemperatuur meer dan 20°C bedraagt. Het
oplichten van het controlelampje komt niet meer overeen met de werkelijke
gloeitijd. De gloeibougies zullen langer gloeien dan de oplichttijd van het
controlelampje.
2.6. Gloeikring.
Sinds 2006 verplicht de euronorm voor gloeisystemen een
eigendiagnosefunctie met identificering van de gloeibougies.
2.8. Demontage.
Het demonteren van een gloeibougie is niet altijd vanzelfsprekend. Zeker met
direct ingespoten motoren, waarbij de diameter van de gloeibougie steeds
kleiner wordt door plaatsgebrek. Ook het gebruik van verschillende materialen
is hierbij een probleem. De gloeibougie corrodeert vast in de cilinderkop na
verloop van tijd.