Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 5

Overzicht Gesprekstechnieken (Lang & Van der Molen)

INFORMATIE VERZAMELEN
Vragen stellen Vragen zijn verzoeken om informatie te geven. Open en gesloten vragen verschillen in de
mate waarin je de ander ruimte geeft om te antwoorden.
Voorbeeld:
 Gesprekspartner: Ik ervaar de laatste tijd veel stress op mijn werk.
 Gespreksleider: Waardoor ervaar je stress? Of: Kun je daar meer over vertellen?
Hoe lang ervaar je al stress? Wat doet dat met jou? Hoe uit zich dat bij jou?
Functies:
 Aanmoedigende functie: ander stimuleren om meer informatie te geven
(aansluiten bij referentiekader van de ander)
 Informatie vergarende functie: gericht verzamelen van informatie (vanuit je eigen
referentiekader als gespreksleider)
 Controlerende functie: nagaan of je de ander begrepen hebt
Concretiseren De ander zo nauwkeurig en precies mogelijk zijn verhaal laten vertellen of iets laten
verhelderen.
Voorbeelden:
 Kun je een voorbeeld geven? (en daarna doorvragen)
 Wat bedoel je precies?
Functies:
 Aanmoedigende functie: de ander stimuleren om meer gedetailleerde informatie
te geven
 Verhelderende functie: de ander stimuleren om nader te specificeren/
concretiseren waar het om gaat

LUISTEREN
Parafrase Het kort in eigen woorden weergeven van de belangrijkste inhoudelijk informatie die de
ander gezegd heeft. Parafraseren is dus niet hetzelfde als papagaaien.
Voorbeeld:
 Gesprekspartner: Maar kun jij me niet zeggen wat ik moet doen? Kun jij me niet
een paar suggesties geven? Ik wil alles wel doen, maar ik weet gewoon niet
welke weg ik in moet gaan. Wat denk jij?
 Gespreksleider: Je vraagt je af welke richting je nu het beste kunt opgaan.
Functies:
 Aandacht gevende functie: laten merken dat je luistert
 Verhelderende functie: kern weergeven van wat gezegd is
 Controlerende functie: nagaan of je ander begrepen hebt
Gevoels- Het kort in eigen woorden weergeven van de gevoelens die in de woorden of
reflectie lichaamshouding van de ander doorklinken of tot uiting worden gebracht (in
overeenstemming met de aard en intensiteit van de geuite emotie).
Voorbeeld:
 Gesprekspartner: Ik houd van schrijven, misschien is dat wel mijn grootste
ambitie, gedichten schrijven. Maar ik heb het nu al een tijdje niet gedaan.
 Gespreksleider: Het komt op mij over alsof je gedichten schrijven mist.
Functies:
 Aandacht gevende functie: laten merken dat je luistert en de gevoelens van de
ander accepteert
 Verhelderende functie: kernachtig weergeven wat de ander voelt of ervaren
heeft
 Controlerende functie: nagaan of je ander begrepen hebt
Samenvatting Grote hoeveelheden informatie overzichtelijk en begrijpelijk verwoorden (zowel de
inhoud als ook de beleving).
Functies:
 Structurerende functie: op hoofdpunten ordenen gesprek
 Aanmoedigende functie: ander stimuleren over bepaald hoofdpunt meer
informatie te geven
 Controlerende functie: nagaan of je ander begrepen hebt.

REGULEREN
Openen Aan het begin van het gesprek duidelijkheid scheppen over de gesprekssituatie door
wederzijdse verwachtingen te bespreken. De volgende elementen dienen volgens Lang en
Van der Molen aan de orde te komen:
 de tijdsduur van het gesprek
 de werkwijze van de gespreksleider
 de onderwerpen die besproken moeten worden en de volgorde waarin (als er
meerdere gespreksonderwerpen zijn)
 gelegenheid tot vragen
 de openingsvraag waarmee de opening afgesloten wordt en het gesprek zelf
wordt geopend
Functies:
1. Voorlichtende functie: gesprekspartner voorlichten over wat hij kan verwachten
2. Verhelderende functie: verwachtingen gesprekspartner helder krijgen, ingaan op
vragen, onduidelijkheden wegnemen
3. Structurerende functie: gespreksfasen en -doelen verhelderen
4. Sturende functie: bewaken (ethische) gesprekskaders
5. Contracterende functie: mandaat, duur, frequentie, kosten
6. Relationele functie: vertrouwen kweken
Afsluiten Aan het einde van een gesprek terugblikken op wat er besproken is. De volgende
elementen dienen volgens Lang en Van der Molen aan de orde te komen:
 Afrondig aankondigen
 Samenvatting geven van wat er is besproken
 Gelegenheid geven tot vragen/opmerkingen/aanvullingen
 Optioneel: afspraken maken voor het volgende gesprek, bijvoorbeeld over
gespreksonderwerpen en voorbereiding
 Optioneel: metagesprek over hoe gesprekspartner het gesprek ervaren heeft.
Functies:
1. Sturende functie: het bewaken van gesprekskaders
2. Structurerende functie: het op hoofdpunten ordenen van het gesprek
3. Evaluatieve functie: nagaan hoe de gesprekspartner het gesprek heeft ervaren
4. Relationele functie: het onderling vertrouwen versterken (bijvoorbeeld door het
evalueren van het gesprek/de relatie)
Doelen stellen Zorgen voor haalbare doelen en deze effectief bewaken en nastreven (met behulp van
Terugkoppelen doelterugkoppelingsvragen). Maak onderscheid tussen proces- en productdoelen.
naar doelen Voorbeeld:
 Gesprekspartner: Ik vind het lastig om iets aan mijn collega’s te vragen. Zij
hebben het ook druk allemaal. Hoe zou ik dit dan kunnen aanpakken?
 Gespreksleider: Ik merk dat je graag naar een oplossing wilt toewerken. Het doel
van dit gesprek is om eerst een goed beeld te krijgen van de situatie waar je
tegenaan loopt. Zou je me daarom een voorbeeld kunnen geven waarin je het
lastig vond om iets aan een collega te vragen?
Functies:
 Structurerende functie: bevorderen orde en duidelijkheid
 Sturende functie: bevorderen dat doelen bereikt worden
Hardop Gedachten – voor zover nuttig in het gesprek – op een voor de ander duidelijke wijze
denken verwoorden. Je blijft in het gesprek, het is dus geen metagesprek.
Voorbeelden:
 Ik vraag me af hoe we dit gesprek het beste kunnen vervolgen.
 Je hebt twee situaties beschreven die je dwars zitten op je werk. We hebben nog
tijd om één situatie te verhelderen. Welke is dan voor jou het meest relevant?
Functies:
 Relationele functie: samenwerking vergemakkelijken
 Angst reducerende functie: wegnemen ongemak bij gesprekspartner
 Voorbeeld functie: gesprekspartner stimuleren gedachten te delen
 Doorbrekende functie: voorkomen impasse gespreksleider
Situatie Onduidelijkheden of misverstanden in gesprek of in relatie tussen gespreksleider en
verduidelijken gesprekspartner ter sprake brengen (metagesprek) in zeven stappen:
1. Parafrase of gevoelsreflectie
2. Metacommunicatie over het ‘misverstand’
3. Wat ik niet wil en waarom
4. Wat ik wel wil en waarom
5. Opvangen reactie met parafrase en gevoelsreflectie
6. Afspraak maken over ‘herstelde’ aanpak
7. Terug naar wat aan de orde was in gesprek
Bijvoorbeeld bij het niet nakomen van afspraken, ethische kwesties.
Functies:
 Expliciterende functie: impliciete zaken bespreekbaar maken
 Corrigerende functie: wegnemen misverstanden
 Contracterende functie: afstemmen verwachtingen werkwijze
NUANCEREN
Nuancerende Begrip tonen voor de gevoelens van de ander én verdergaand inzicht tonen in wat er in
empathie de ander omgaat.
Voorbeeld:
 Gesprekspartner heeft moeite om de eigen ontevredenheid over de
samenwerking met een collega te bespreken. De gespreksleider benoemt dat
de gesprekspartner weet wat hij wil, maar aarzelt omdat hij niet weet hoe hij
dit moet aanpakken (lage self-efficacy).
Functies:
1. Verbanden leggende functie: problemen met elkaar in verband brengen
2. Duidende functie: onuitgesproken gedachten en gevoelens van de
gesprekspartner onder woorden brengen
3. Structurerende functie: hoofdzaken op rij zetten (met bijbehorende
ervaringen, gevoelens, gedrag en inzichten = nuancerende samenvatting)
Confronteren Een reactie geven op een opvatting van de gesprekspartner over zichzelf/de wereld die
ingrijpend verschilt met die van de gesprekspartner. Bij confrontatie gaat het vaak om
het benoemen van tegenstrijdigheden in het verhaal van de ander, bijvoorbeeld
tegenstrijdigheden tussen wat de ander verbaal zegt en non-verbaal uitstraalt, wat de
ander zich voorneemt en daadwerkelijk doet, tussen gedrag tijdens het gesprek en
buiten het gesprek.
Voorbeeld:
 Gesprekspartner ervaart regelmatig conflicten in werk en privé en klaagt dat
anderen haar niet begrijpen. Gespreksleider benoemt dat ze niet praat over
haar eigen aandeel in deze conflicten.
Functies:
1. Doorbrekende functie: de gesprekspartner uit een impasse halen
2. Inzichtgevende functie: de gesprekspartner bewust maken van
tegenstrijdigheden (verbaal en non-verbaal geuite gevoelens; goede
voornemens en de realisatie van die voornemens; gedrag tijdens het gesprek
en er buiten; verantwoordelijkheden)
3. Ontmaskerende functie: de gesprekspartner stimuleren om realistischer naar
het eigen gedrag te kijken, zowel zwakheden als ook sterke kanten
Positief Een positieve betekenis geven aan precies datgene, dat door de ander als negatief
heretiketteren wordt ervaren op twee manieren:
 Wanneer een gesprekspartner een probleem als negatief ervaart, een nieuwe,
positieve betekenis geven aan ditzelfde probleem
 Wanneer een gesprekspartner een negatief motief geeft voor het eigen
gedrag, voor ditzelfde gedrag een positief motief aandragen
Voorbeelden:
 De traagheid van de gesprekspartner in verband brengen met goed nadenken.
 De volle agenda van de gesprekspartner is het gevolg van zijn/haar brede
interesse.
Functies:
1. Corrigerende functie: het wijzigen van het negatieve zelfbeeld van de
gesprekspartner
2. Anticiperende functie: door nuancering kan er (later) ook anders over de
aanpak van het probleem gedacht worden
3. Compenserende functie: de gespreksleider kan de gesprekspartner bewust
maken van de invloed van bestaande sociale normen over gewenst gedrag,
waardoor de invloed zal afnemen en de gesprekspartner ruimte voelt om over
eigen normen na te denken
Eigen Iets van je eigen betekenisvolle ervaringen delen met een ander en daarmee laten zien
voorbeeld wat er in je omgaat of vroeger is omgegaan.
Voorbeeld:
 Bij een gesprekspartner met stressklachten kan een gespreksleider delen hoe
hij zelf met hulp van anderen van zijn eigen stressklachten is afgekomen.
Functies:
 Normaliserende functie: aan de gesprekspartner laten merken dat hij niet iets
vreemds beleeft, maar dat het herkenbaar is (deze wederkerigheid kan weer
een positief effect hebben op de wederzijdse relatie)
 Duidende functie: de gesprekspartner helpen om iets onder woorden te
brengen wat hij zelf niet kan of durft te verwoorden
 Voorbeeld functie: door als gespreksleider over jezelf te vertellen, doe je voor
hoe iemand zich open kan stellen en stimuleer je de gesprekspartner om zich
ook meer persoonlijk te uiten
Directheid Openlijk met de ander bespreken wat er zich in het hier-en-nu van het wederzijds
contact afspeelt. Directheid heeft betrekking op de persoonlijke verhouding tussen jou
en de ander.
Voorbeeld:
 Gesprekspartner heeft moeite met prioriteiten stellen in het leven. Tijdens het
gesprek valt op dat de gesprekspartner het ook moeilijk vindt om te kiezen
wat ze belangrijk vindt om te bespreken. Ze is ontwijkend op vragen als ‘wat
zou je nu als eerste willen bespreken?’. De gespreksleider kan via directheid
deze parallel tussen haar moeite met prioriteiten stellen en haar moeite om te
beslissen wat ze (als eerste) wil bespreken, bespreekbaar maken.
Functies:
1. Inzichtgevende functie: het bespreekbaar maken van het gedrag van de
gesprekspartner in de gespreksrelatie, het effect daarvan op de gespreksleider
en de mogelijke parallel met het alledaagse leven van de gesprekspartner
2. Evaluatieve functie: het bespreekbaar maken van (onprettige) gevoelens die
de gespreksleider ervaart over de voortgang van het gesprek met als doel de
voortgang van het gesprek te bevorderen
3. Openende functie: de gesprekspartner stimuleren om gevoelens over de
relatie te uiten

NON-VERBAAL
Non-verbaal Kleine acties waarmee je aan de ander laat merken dat je zijn verhaal volgt zonder
gedrag invloed te willen uitoefenen op zijn verhaal.
Verbaal volgen Functies:
Stiltes  Aandacht gevende functie: ander laten merken dat je naar zijn verhaal luistert
 Aanmoedigende functie: ander stimuleren het eigen verhaal op de eigen manier
te vertellen

You might also like