Full Download PDF of Test Bank For Essentials of Strategic Management The Quest For Competitive Advantage 6th Edition All Chapter

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 24

Test Bank For Essentials Of Strategic

Management The Quest For


Competitive Advantage 6th Edition
Go to download the full and correct content document:
https://testbankmall.com/product/test-bank-for-essentials-of-strategic-management-th
e-quest-for-competitive-advantage-6th-edition/
More products digital (pdf, epub, mobi) instant
download maybe you interests ...

Solution Manual for Essentials of Strategic Management


The Quest for Competitive Advantage 6th by Gamble

https://testbankmall.com/product/solution-manual-for-essentials-
of-strategic-management-the-quest-for-competitive-advantage-6th-
by-gamble/

Test Bank for Essentials of Strategic Management: The


Quest for Competitive Advantage, 7th Edition, John
Gamble Margaret Peteraf

https://testbankmall.com/product/test-bank-for-essentials-of-
strategic-management-the-quest-for-competitive-advantage-7th-
edition-john-gamble-margaret-peteraf/

Strategic Management and Competitive Advantage 5th


Edition Barney Test Bank

https://testbankmall.com/product/strategic-management-and-
competitive-advantage-5th-edition-barney-test-bank/

Test Bank for Strategic Management and Competitive


Advantage, 4th Edition: Barney

https://testbankmall.com/product/test-bank-for-strategic-
management-and-competitive-advantage-4th-edition-barney/
Test Bank for Strategic Management and Competitive
Advantage, 3rd Edition: Jay Barney

https://testbankmall.com/product/test-bank-for-strategic-
management-and-competitive-advantage-3rd-edition-jay-barney/

Test Bank for Strategic Management and Competitive


Advantage: Concepts and Cases, 6th Edition, Jay B.
Barney

https://testbankmall.com/product/test-bank-for-strategic-
management-and-competitive-advantage-concepts-and-cases-6th-
edition-jay-b-barney/

Crafting and Executing Strategy The Quest for


Competitive Advantage Concepts 21st Edition Thompson
Solutions Manual

https://testbankmall.com/product/crafting-and-executing-strategy-
the-quest-for-competitive-advantage-concepts-21st-edition-
thompson-solutions-manual/

Strategic Management A Competitive Advantage Approach


Concepts 16th Edition David Test Bank

https://testbankmall.com/product/strategic-management-a-
competitive-advantage-approach-concepts-16th-edition-david-test-
bank/

Test Bank for Crafting and Executing Strategy The Quest


for Competitive Advantage Concepts and Cases, 18th
Edition : Thompson Do

https://testbankmall.com/product/test-bank-for-crafting-and-
executing-strategy-the-quest-for-competitive-advantage-concepts-
and-cases-18th-edition-thompson-do/
Another random document with
no related content on Scribd:
gevechten om het bezit der vrouwen bij de Indianen van —, II 302;
begrippen der Indianen van — omtrent vrouwelijke schoonheid, II 319, 323.

A m e r i k a , N o o r d —, veelwijverij van het paard in de Westelijke Staten van —,


446.

A m e r i k a , Z u i d —, Karakter van de inboorlingen van —, 331;


bevolking van sommige deelen van —, 338;
steenhoopen in—, 345;
uitgestorven fossiel paard in —, 360;
woestijnvogels in —, II 204;
gering seksueel verschil van de inboorlingen van —, II 318;
veelvuldigheid van kindermoord bij de inboorlingen van —, II 357.

A m e r i k a a n s c h e t a l e n , dikwijls zeer kunstig en samengesteld, 142.

A m e r i k a n e n , oorspronkelijke, verre geographische verspreiding van de —,


332;
verschil tusschen negers en —, 367;
afkeer der — van haar op het gelaat, II 340.

Ammophila, bovenkaken van —, 532.

Ammotragus tragelaphus, behaarde voorpooten van —, II 273, 276.

A m p h i b i e ë n , 288, II 21;
hun verwantschap met de ganoïde visschen, 280;
stemorganen der —, II 325.

Amphioxus, 281.

Amphipoda, seksueele rijpheid der mannetjes van de — op onvolwassen leeftijd, II


202.

A m u l e t t e n , door vrouwen gedragen, II 336.

Anas, 171.

Anas acuta, gevederte van het mannetje van —, II 80.

Anas boschas, gevederte van het mannetje van —, II 80.

Anas histrionica, II 202.


Anastomus oscitans, seksen en jongen van —, II 204;
witte bruilofsveêren van—, II 213.

Anatidae, stemmen der —, II 57.

Anax junius, verschil in de seksen van —, 549.

A n d a m a n e i l a n d e r s , gevoelig voor verandering van klimaat, 356.

A n d e r s o n (Dr.), over den staart van Macacus brunneus, 92;


over Bufo sikimmensis, II 23.

Andraena fulva, 552.

A n g e l - S a k s e r s , waarde van den baard bij de —, II 341.

Annelida, 516.

Annulosa, 516.

Anobium tesselatum, geluiden voortgebracht door —, 569.

Anolis cristatellus, kam van het mannetje van —, II 29, 30;


strijdlustigheid van het mannetje van —, II 29;
keelzak van —, II 30.

Anser canadensis, II 112.

Anser cygnoïdes, II 110;


knobbels aan de basis van den snavel van —, II 124.

Anser hyperboreus, witheid van —, II 213.

Antennae, voorzien van haarkussens bij de mannetjes van Penthe, 533.

Anthidium manicatum, grootte der mannetjes van —, 537.

Anthocharis cardamines, 577, 581;


seksueel kleurverschil bij —, 596.

Anthocharis genutia, 581.

Anthocharis sara, 582.


Anthophora acervorum, grootte der mannetjes bij —, 537.

Anthophora retusa, verschil der seksen bij —, 552.

Anthus, ruiing bij —, II 79.

Anthropidae, 272.

A n t i g u a , de opmerkingen van Dr. Nicholson betreffende de gele koorts in —,


365.

Antilocapra americana, horens van —, 466; II 230.

Antilope bezoarctica, gehoornde wijfjes bij —, II 231, 234;


seksueel kleurverschil bij —, II 279;
horens van —, II 234.

Antilope Dorcas en Euchore, II 230.

Antilope Euchore, horens van —, II 236.

A n t i l o p e , Koedoe —, II 240, 288. [404]

Antilope montana, rudimenten van hoektanden bij de jonge mannetjes van —, II


242.

A n t i l o p e met gevorkte horens, horens van de —, 466.

Antilope nigra, sing-sing, caama en gorgon, seksueel kleurverschil bij —, II 279.

Antilope oreas, horens van —, 466,

Antilope saiga, veelwijverij van —, 466.

Antilope strepsiceros, horens van —, 466.

Antilope subgutturosa, gemis van traanzakken of suborbitaal groeven bij —, II 271.

A n t i l o p e n , veelwijverij der —, 446;


horens der —, 456, II 231;
hoektanden van de mannetjes van sommige —, II 242;
gebruik der horens bij de —, II 236;
haarkammen op den rug der —, II 273;
veranderen des winters van kleed bij twee soorten van —, II 288;
bijzondere kenteekenen van de —, II 288.

Anura, II 22.

Apatania muliebris, mannetje onbekend, 494.

Apathus, verschil der seksen bij —, 552.

Apatura Iris, 577.

Apature, 612.

A p e n , vatbaarheid der — voor de zelfde ziekten als de mensch, 13;


herkenning van vrouwen door mannelijke —, 14;
wraak genomen door —, 116;
moederlijke liefde der —, 117;
variabiliteit van het vermogen der oplettendheid bij —, 118;
het gebruik van steenen en stokken door —,131;
nabootsend vermogen der —, 137;
signaalkreten der —, 138;
schildwachten door — uitgezet, 184;
verscheidenheid van de geestvermogens der —, 54;
onderlinge hulp der —, 183;
handen der —, 81, 82;
het breken van harde vruchten met steenen door de —, 81;
de eerste staartsegmenten der — geheel in het lichaam omsloten, 91;
menschelijke kenmerken van —, 268;
trapsgewijze overgangen der soorten bij —, 340;
maaksel en ontwikkeling hunner hersenen in verband met die van den mensch,
389;
baarden der —, II 275;
tot versiering dienende kenmerken der —, II 295;
overeenkomst der seksueele verschillen der — met die van den mensch, II 314;
verschillende trappen van verschil bij de seksen der —, II 318;
uitdrukking der aandoeningen door de —, II 328;
de — over het algemeen eenwijvig, II 355;
veelwijvige gewoonten van sommige —, II 355;
naakte plekken der —, II 369;
seksueele teeltkeus bij de —, II 306;
pronken met hun achterkwartier, II 307;
bewijs van redeneerend vermogen bij Amerikaansche —, 126;
richting van het haar op de armen van sommige Amerikaansche—, 270.

A p e n , anthropomorphe, 274;
verschil tusschen de jonge en volwassene —, 15;
het bouwen van platte nesten door de —, 132;
Gratiolet over de rangschikking der —, 343;
over den half-rechtopgaanden gang van sommige —, 84;
gemis van tepelvormige uitsteeksels bij de —, 84;
invloed van de ontwikkeling der kauwspieren op den schedelvorm der —, 85;
de wijfjes der — niet voorzien van lange hondstanden, 96;
aandrift tot nabootsing bij de —, 239;
hondstanden der mannetjes van de —, II 227;
de wijfjes van sommige — minder behaard aan de ondervlakte van het lichaam,
II 370.

A p e n d e r n i e u w e w e r e l d , zie Platyrrhinae.

A p e n d e r o u d e w e r e l d , zie Catarrhinae.

A p e n , langarmige —, hun wijze van beweging, 84.

Apis mellifica, grootte der mannetjes bij —, 537.

A p o l l o , Grieksche standbeelden van —, II 341. [405]

Aprosmictus scapulatus, II 166.

Aquila chrysaëtos, II 101.

A r a b i s c h e vrouwen, zorgvuldig en bijzonder gekapt, II 343.

A r a b i e r e n , versiering der wangen en slapen met insnijdingen bij de —, II 332.

Arachnida, 525.

A r a k h a n , kunstmiddelen der bewoners van — om een glad voorhoofd te


krijgen, II 342.

Arboricola, jongen van —, II 181.

Archaeopteryx, 280.
Arctiidae, kleur van de —, 583.

Ardea asha, rufescens en caerulea, verandering van kleur van —, II 215, 216.

Ardea caerulea, broeden op onvolwassen leeftijd van —, II 202.

Ardea gularis, verandering van gevederte bij —, II 216.

Ardea herodias, liefde-vertooningen van de mannetjes van —, II 63.

Ardea Ludoviciana, leeftijd waarop zij haar volkomen gevederte verkrijgt, II 201;
voortdurend groeien van kuif en gevederte bij de mannetjes van —, II 203.

Ardea nycticorax, geluid van —, II 49.

Ardeola, jongen van —, II 181.

Ardetta, verandering van het gevederte bij —, II 170.

A r e n d , een jonge Cercopithecus door den troep uit de klauwen van een —
gered, 185.

A r e n d e n , gouden —, nieuwe gezellen gevonden door —, II 101.

A r e n d , witkoppige —, broedt in onvolwassen gevederte, II 196.

A r g e n t e u i l , beenderen uit een dolmen te—, 29.

A r g u s - f a z a n t , II 69, 93;
pronken met het gevederte door de mannetjes van den —, II 89;
— voor het wijfje pronkende, II 86;
oogvlekken bij den —, II 128, 135;
trapsgewijze overgang der eenvoudige vlekken in oogvlekken bij den —, II 136;
pronken van den —, II 87;
ocelli van den —, II 142.

A r g y l l , Hertog van —, het fatsoeneeren van werktuigen uitsluitend aan den


mensch eigen, 131;
over den strijd tusschen goed en kwaad in den mensch, 213;
over de lichamelijke zwakheid van den mensch, 97;
over de eerste beschaving van den mensch, 257;
over het gevederte van het mannetje van den Argus-fazant, II 87;
over Urosticte benjamini, II 145;
over vogelnesten, II 160;
verscheidenheid een doel in de natuur, II 214.

Argynis aglaia, kleur van de ondervlakte der vleugels bij —, 584.

Aricoris epetus, seksueel verschil der vleugels bij —, 534.

A r i s t o c r a t i e , meerdere schoonheid bij de —, II 350.

A r m e n en handen, het vrij gebruik van — hangt indirect samen met


vermindering in grootte der hondstanden, 85.

A r m e n , evenredigheid der — bij soldaten en zeelieden, 60;


richting van het haar op de —, 270.

A r m p o o t i g e n , zie Brachiopoda.

Arthrozoa, 516.

A s c e n s i o n , gekleurde korst op de rotsen van —, 515.

Ascidiae, 513;
prachtige kleuren van sommige —, 512;
verwantschap van de — met de slakprik, 280;
gelijkenis van de larven der — op de maskers van kikvorschen, 281.

Asinus, Aziatische en Afrikaansche soorten van —, II 294.

Asinus taeniopus, II 294.

A t a v i s m e , 65;
misschien de oorzaak van sommige slechte neigingen, 250.

Ateles Beëlzebuth, ooren van —, 22.

Ateles, invloed van brandewijn op een —, 14;


gemis van den duim bij —, 82.

Ateles marginatus, kleur van de haarkraag om het gelaat bij het mannetje van —,
II 296.

Ateuchus, sjirpend geluid van —,569.


Ateuchus cicatricosus, haar op het hoofd van —, 563.

Athalia, verhouding der seksen bij—, 493. [406]

A u d o u i n , V . , over een parasitisch vliesvleugelig insekt waarvan het mannetje


de geboortecel nooit verlaat, 451;
over een hond die katten nabootste, 121.

A u d u b o n , J . J . , over de strijdlustigheid van mannelijke vogels, II 41, 47;


over Tetrao cupido, II 48;
over Ardea nycticorax, II 49;
over Sturnella ludoviciana, II 48;
over de stemorganen van Tetrao cupido, II 53;
over het slaan met de vleugels van het mannetje van Tetrao umbellus, II 58;
over geluiden door een nachtzwaluw voortgebracht, II 59;
over Ardea herodias, en Cathartes jota, II 63, 65;
over de verandering van kleur van sommige vinken in de lente, II 81;
over Agelaius phoeniceus, Cathartes aura en Anser Canadensis, II 111;
over den kalkoen, II 114, 110;
over de afwijking bij het mannetje van den scharlakenrooden tanager, II 121;
over de gewoonten van Pyranga aestiva, II 160;
over locale verschillen in de nesten van sommige vogelsoorten, II 164;
over de gewoonten der spechten, II 167;
over Bombycilla carolinensis, II 171;
over jonge wijfjes van Tanagra aestiva, die de kenmerken van mannetjes
verkrijgen, II 171;
over het onvolwassen gevederte der lijsters, II 177;
over het onvolwassen gevederte der vogels, II 178 v.v.;
over vogels die met onvolwassen gevederte broeien, II 201;
over den groei van de kuif en de vederen bij het mannetje van Ardea
Ludoviciana, II 201;
over de verandering van kleur bij sommige soorten van Ardea, II 215;
over de spiegelvlek van Mergus cucullatus, 468;
over de muskusrat, II 286;
over trekganzen, 189.

A u d u b o n en Bachman, over de gevechten der eekhoorns, II 225;


over den Canadaschen lynx, II 251.

A u e r h a a n , zie A u e r h o e n .
A u e r h o e n , verhouding der seksen bij het —, 484;
strijdlustigheid van het mannetje, II 43;
paring van het —, II 47, 48;
herfstbijeenkomsten van het —, II 52;
het roepen van het —, II 57;
duur van de vrijage van het —, II 97;
gedrag van het wijfje, II 116;
gevaarlijkheid van de zwarte kleur voor het wijfje, II 149;
seksueel kleurverschil bij het —, II 211;
karmozijnen vel boven de oogen bij het mannetje, II 212.

A u g h e y (Prof.), over ratelslangen, II 29.

A u s t e n , N. L., over Anolis cristatellus, II 29, 30.

A u s t r a l i ë , bastaarden door de inboorlingen van — gedood, 334;


luizen der inboorlingen van —, 334;
— is niet het oorspronkelijk vaderland van ’t menschelijk geslacht, 276;
veelvuldigheid van kindermoord in —, II 358.

A u s t r a l i ë , Zuid —, verscheidenheid van schedelvorm bij de inboorlingen van


—, 52.

A u s t r a l i ë r s , kleur van de pasgeboren kinderen der —, II 314;


verschil in schedelvorm bij de seksen der —, II 314;
verschil in lengte tusschen de seksen der —, II 316;
vrouwen de oorzaak van oorlog onder de —, II 318.

A u s t r a l i s c h e m u s k u s e e n d , zie Biziura lobata.

A x i s -hert, seksueel verschil in kleur bij het —, II 280.

A y m a r a ’s, metingen van de —, 62;


geene grijze haren bij de —, II 317;
baardeloosheid van het gelaat bij de —, II 317;
lange haren bij de —, II 339.

A z a r a , over de verhouding tusschen mannen en vrouwen onder de Guarani’s,


478;
over Palamedea cornuta, II 45;
over de baarden der Guarani’s, II 317;
over den strijd om vrouwen bij de Guana’s, II 318;
over kindermoord, II 336, 357;
over het uittrekken der wenkbrauwen en oogharen bij de Indianen van
Paraguay, II 340;
veelmannerij [407]onder de Guana’s, II 359;
de ongehuwde staat bij de wilden van Zuid-Amerika onbekend, II 360;
vrijheid tot echtscheiding bij de Charrua’s, II 365.

B.

B a a r d , ontwikkeling van den — bij den mensch, II 313;


overeenkomst van den — bij menschen en vierhandige zoogdieren, II 314;
verschillen in de ontwikkeling van den — bij verschillende menschenrassen, II
316;
hoogschatting van den — bij gebaarde volken, II 341;
waarschijnlijke oorsprong van den —, II 371.

B a a r d e n , bij apen, 270;


bij zoogdieren, II 273.

B a a r m o e d e r , atavisme in de —, 66;
meer of min verdeelde — bij den mensch, 67;
dubbele — bij de vroegere voorouders van den mensch, 283.

B a a r s , schitterende kleuren van het mannetje gedurende den paartijd, II 12.

B a b b a g e , C., groot aantal vrouwelijke onwettige geboorten, 479.

B a c h m a n , Dr., over de vruchtbaarheid bij de Mulatten, 335.

B a c o , over den nijd, 198.

B a e r , K. E. von, over de embryonale ontwikkeling, 15;


over de ontwikkeling van verwante dieren, 397.

B a g e h o t , W., over de sociale deugden onder de oorspronkelijke menschen,


203;
over de waarde der gehoorzaamheid, 240;
over des menschen vooruitgang, 244;
over het instandblijven van wilde stammen in klassieke tijden, 350.
B a i l l y , E. M., over hertengevechten, II 238;
over de wijze van strijden van den Italiaanschen buffel, II 236.

B a i n , A., over het gevoel van plicht, 181;


over den grondslag van het medegevoel, 190;
over het haken naar lof enz., 194;
over het denkbeeld van schoonheid, II 345.

B a i r d , W., over het verschil in kleur tusschen de mannetjes en wijfjes van


sommige ingewandswormen, 511.

B a k e , C. C., over de kaak van la Naulette, 70.

B a k e r , de heer, opmerking omtrent de verhouding der seksen bij jonge fazanten,


484.

B a k e r , Sir S., over de voorkeur die Arabieren geven aan wanluidende muziek, II
63;
over het seksueel kleurverschil bij een antilope, II 279;
over den afkeer van den olifant en neushoorn van witte en grijze paarden, II
284;
over het zich misvormen van negers, II 32, 285;
over de insnijdingen in wangen en slapen in Arabische landen, II 332;
over het kapsel der Noord-Afrikanen, II 333;
over het doorboren van de onderlip door de vrouwen van Latoeka, II 334;
over het onderscheid in kapsel bij de stammen van Centraal-Afrika, II 335;
over het kapsel der Arabische vrouwen, II 344.

B a k k e b a a r d e n , bij apen, 270.

B a l z e n van den korhaan, II 43, 97.

B a n y a i , kleur van de —, II 338.

B a n t a m h o e n d e r s , Sebright, 439, 471.

B a n t e n g - r u n d , horens van het —, II 232;


seksueel kleurverschil bij het —, II 280.

B a r m s i j s j e , verhouding der seksen bij het —, 484.

B a r r , de heer, over seksueele voorkeur bij honden, II 255.


B a r r i n g t o n , Daines, over de taal der vogels, 136;
over het klokken van de hen, II 49;
over het doel van het zingen der vogels, II 50;
over het zingen van vrouwelijke vogels, II 51;
over vogels die het gezang van andere vogels overnemen, II 52;
over het weinig zingen van vrouwelijke vogels, II 157.

B a r t e l s , over overtallige tepels, 65.

B a r t l e t t , A. D., over den tragopan, 448;


over de ontwikkeling der sporen bij Crossoptilon auritum, 468;
over den strijd der mannetjes van Plectropterus gambensis, II 45;
over [408]den kanoetstrandlooper, II 78;
over het pronken van mannelijke vogels, II 82;
over het pronken met het gevederte door den mannelijken Polyplectron, II 86;
over de gewoonten van Lophophorus, II 116;
over de kleur van den snavel van den Buceros bicornis, II 124;
over het broeden van het mannetje van den casuaris, II 193;
over den Kaapschen buffel, II 236;
over het gebruik van de horens door de antilopen, II 237;
over de gevechten der mannelijke breedsnuitige varkens, II 250;
over Ammotragus tragelaphus, II 273;
over de kleuren van het gelaat der apen, II 297;
over naakte plekken op het lichaam der apen, II 369;
over het pronken van den Argus-fazant, II 87.

B a r t r a m , over de vrijage van den mannelijken alligator, II 26.

B a s k i s c h e t a a l , zeer kunstig, 142.

B a s t a a r d n a c h t e g a a l , II 187;
jongen van den —, II 197.

B a s t a a r d v o g e l s , voortbrenging van —, II 109.

B a t e , C. S., over de groote bedrijvigheid der mannelijke schaaldieren, 450;


over de verhouding der seksen bij de krabben, 495;
over de knijpers der schaaldieren, 518;
over de betrekkelijke grootte der seksen bij de schaaldieren, 520;
over de kleuren der schaaldieren, 523.
B a t e s , H. W., over de verscheidenheid in den vorm van het hoofd bij de Indianen
van het Amazonengebied, 55;
over de verhouding der seksen bij de vlinders van het Amazonengebied, 488;
over seksueele verschillen in de vleugels der dagvlinders, 534;
over den veldkrekel, 541;
over Pyrodes pulcherrimus, 555;
over de horens van de Bladsprietige Kevers, 557;
over de kleuren van Epicalia, 577;
over de kleuren der tropische dagvlinders, 580;
over de veranderlijkheid van Papilio Sesostris en Childrenae, 590;
over mannelijke en vrouwelijke dagvlinders die zich op verschillende plaatsen
ophouden, 590;
over nabootsing (mimickry), 597;
over de rups van een sphinx, 600;
over de stemorganen van den regenschermvogel, II 56;
over den toecan, II 212;
over Brachyurus calvus, II 296.

B a t o k a ’s, het uittrekken der twee bovenste snijtanden door de —, II 333.

Batrachia, zie Anura.

B a t r a c h i ë r s , II 22;
vurigheid der mannetjes van —, 450.

B a v i a a n , gebruikt een mat om zich voor de zonnehitte te beschutten, 132;


blijk van geheugen bij een —, 122;
een — door zijn makkers beschermd, 87;
woede bij een — opgewekt door lezen, 118;
verstand bij een —, 117.

B a v i a a n , Choak-kama — van de Kaap, manen van de mannetjes, II 251;


Hamadryas —, manen van het mannetje, II 251.

B a v i a n e n , invloed van sterke dranken op —, 13;


ooren der —, 22;
blijk van moederlijke genegenheid bij de —, 117;
steenen door — als wapenen gebruikt, 130, 131;
onderlinge hulp bij de —, 185;
stilte der — op rooftochten, 188;
verscheidenheid der geestvermogens bij de —, 54;
gebruik der handen bij de —, 81;
gewoonten der—, 81;
veranderlijkheid van den staart bij de—, 91;
vermoedelijke veelwijverij der —,445;
veelwijverij en gezellige levenswijze der —, II 356.

B e a v a n , Luitnt., over de ontwikkeling der horens bij Cervus Eldi, 466.

B e c h s t e i n , over vrouwelijke vogels die de beste zangers onder de mannetjes


uitkiezen, II 50;
over ijverzucht onder de zangvogels, II 50;
over het zingen van wijfjesvogels, II 51;
over vogels die het zingen van andere vogels overnemen, II 52;
over het paren van de kanarie en het sijsje, II 111;
over een subvariëteit van de Monck-duif, II 126;
over hennen met sporen, II 156. [409]

B e d d o e , Dr., over de oorzaken van het verschil in lichaamsgrootte, 59.

B e d r i j v e n , nadeelige invloed van sommige — op de lichaamsgrootte, 59;


invloed der — op de evenredigheid van de lichaamsdeelen, 58.

B e e n , kunstmatige wijziging van de kuit van het —, II 333.

B e e n d e r e n , toeneming der — in lengte en dikte bij vermeerdering van gewicht,


60.

B e e n e n , verschil in de lengte der —, 52;


lengte der — bij soldaten en matrozen, 60.

B e e n e n werktuigen, vernuft bij het vervaardigen van —, 80.

B e e l d h o u w k u n s t , uitdrukken van het ideaal van schoonheid door de —, II


341.

B e e n k a m , bij mannelijke apen en Australiërs, II 314.

B e e r r u p s v l i n d e r s , zie Arctiidae.

B e f l i j s t e r , kleuren en nestbouw van de —, II 163.

B e g i n s e l van het grootste geluk, 207.


B e h a a r d h e i d , verschil in — der seksen bij den mensch, II 315;
verschil in — bij de verschillende menschenrassen, II 316.

B e k k e n , wijziging van het — toen de mensch rechtopgaande werd, 84;


verschillen in het — bij de seksen van den mensch, II 313.

B e l c h e r , Sir E., over de Sandwich-eilanders, 356.

B e l g i ë , oude bewoners van —, 348.

B e l l , P., over de verhouding der seksen bij de mollen, 483;


over de watersalamanders, II 21;
over het kwaken van den kikvorsch, II 25;
over het verschil in de kleur der seksen bij Zootoca vivipara, II 33;
over de gevechten der mollen II 225.

B e l l , Sir C., over de spieren die gemoedsaandoeningen uitdrukken, 10;


over „bromspieren”, 70;
over de hand, 83.

B e l o o p der vleugeladeren, verschil van het — bij de beide seksen van sommige
Dagvlinders en Hymenoptera, 534.

B e l t , over het voordeel dat de mensch van zijn onbehaardheid trekt, 90;
over „mimickry” bij de Leptaliden, 599;
over het nut van het lichten van den glimworm, 535;
over de vrijage van Florisuga mellivora, II 146;
over een kikvorsch uit Nicaragua, II 23.

B e n n e t , A. W., over de gewoonten van Dromaeus irroratus, II 194.

B e n n e t , Dr., over paradijsvogels, II 84;


over mandarijneenden, II 104.

Bernicla antarctica, kleur van —, II 213.

B e r g s t a m m e n van Engelsch-Indië, gevoelig voor verandering van klimaat,


356.

B e r o e r t e n , bij Cebus Azarae, 13.


B e r o u w , 242;
gemis van — bij de wilden, 242;
aard en kracht van —, 199.

B e s c h a v i n g , uitwerkselen der — op de natuurlijke teeltkeus, 248;


invloed der — op den wedstrijd der natiën, 350.

B e s c h e r m e n d e aard der minder opzichtige kleuren van vrouwelijke


Lepidoptera, 591, 592, 599.

B e s c h e r m e n d e gelijkenis bij visschen, II 15.

B e s c h e r m e n d e kleuren bij Dagvlinders, 580;


bij visschen, II 15;
bij hagedissen, II 33;
bij vogels, II 187, 209;
bij zoogdieren, II 286, 288.

B e s t e l e n , het — van vreemdelingen voor eervol gehouden, 204.

B e t t o n i , E., over plaatselijke verschillen in de nesten van Italiaansche vogels, II


164.

B e v e r , instinkt en verstand van den —, 115;


stem van den —, II 268;
bevergeil of castoreum van den —, II 270.

B e v e r s , gevechten der mannelijke —, II 225.

B e v r u c h t i n g , invloed van het tijdstip der — op de sekse, 497.

B e v r u c h t i n g , verschijnselen van
[410]—bij planten, 451;
—van laag georganiseerde dieren, 452.

B e z o a r - G e i t , zie Capra aegagrus.

B h o t e a ’s, kleur van den baard bij de —, II 315.

Bhringa, gewijzigde vederen bij —, II 80.

Bibio, seksueel verschil in het geslacht —, 538.


B i c h a t , over de schoonheid, II 345.

B i c k e s , over de verhouding tusschen het aantal mannelijke en vrouwelijke


geboorten in Europa, 477.

B i g g e t j e s , Guineesche, de gevolgen van operaties erfelijk bij —, II 372.

Bimana, 268.

Birgus latro, gewoonten van —, 523.

B i r k b e c k , de heer, over het vinden van nieuwe gezellen door den gouden
arend, II 101.

B i r m a n e n , kleur van den baard bij de —, II 315.

B i s c h o f f , overeenkomst tusschen de hersenen van den mensch en den Orang


oetan, 12;
afbeelding van het embryo van een hond, 16;
over de hersenwindingen van den menschelijken foetus, 17;
over het verschil tusschen de schedels van den mensch en de vierhandige
zoogdieren, 268;
over de hersenen van den mensch en de apen, 390.

B i s h o p , J., over de stemorganen der kikvorschen, II 25;


over de stemorganen der kraaiachtige vogels, II 52;
over de luchtpijp (trachea) van den grooten zaagbek (Merganser), II 57.

B i s h o p , A., over de kindersterfte op de Sandwich-eilanden, 355.

B i s o n , Amerikaanschen, manen van den mannelijken —, II 251.

Biziura lobata, muskusgeur van den mannelijken —, II 37.

B l a a s v o g e l s , kleuren en nestbouw van de —, II 163.

B l a c k l o c k (Dr.), over de eerste taal, II 330.

B l a c k w a l l , J., over het spreken van den ekster, 141;


over het verlaten der jongen door de zwaluwen, 192;
over de groote bedrijvigheid der mannelijke spinnen, 450; over de verhouding
der seksen bij de spinnen, 494;
over seksueele kleurverschillen bij de spinnen, 525;
over mannetjes-spinnen, 525.

B l a d s p r i e t i g e K e v e r s , horenachtige uitsteeksels op den kop en het


borststuk der —, 557, 559;
anologie der — met Herkauwende Dieren, 559;
invloed der seksueele teeltkeus bij —, 563.

B l a d e r e n , tinten der afvallende —, 513.

B l a d k e v e r s , zie Chrysomelidae.

B l a d v l i n d e r , zie Kallima.

B l a d w e s p , strijdlustigheid van een —, 551.

B l a d w e s p e n , verhouding der seksen bij de —, 493.

B l a i n e , over de genegenheid bij de honden, II 254.

B l a i r , Dr., over den betrekkelijken aanleg van Europeanen voor gele koorts, 364.

B l a k i s t o n , Kapt., over de Amerikaansche snip, II 60;


over de dansen van Tetrao phasianellus, II 65.

B l a s i u s , Dr., over de soorten van Europeesche vogels, 119.

B l a u w b o r s t j e , roodkelig, seksueele verschillen bij het —, II 185.

B l e n k i r o n , de heer, over seksueele voorkeur bij paarden, II 255.

Bledius taurus, horenachtige uitsteeksels van den mannelijken —, 561.

Blethisa multipunctata, sjirpen van —, 565.

B l i n d e d a r m , 28;
groot bij de voorouders van den mensch, 282.

B l o c h , over de verhouding der seksen bij de visschen, 485.

B l o e d , slagaderlijk, roode kleur van het —, 513.

B l o e d i n g , neiging tot overmatige —, 469.


B l o e d f a z a n t , aantal sporen bij den —, II 43.

B l o e d v e r w a n t s c h a p , namen voor de graden van—, II 353. [411]

B l u m e n b a c h , over den Mensch, 55;


over de groote schedelholten bij de inboorlingen van Amerika, 62;
over de plaats van den mensch, 268;
over het aantal menschenrassen, 339.

B l y t h , E., opmerkingen omtrent Indische kraaien, 186;


over de inrichting van de hand bij de soorten van Hylobates, 82;
over het onderscheiden der sekse van jonge goudvinken door het uittrekken van
borstveêren, II 201;
over de vurigheid der mannetjes bij de Gallicrex cristata, II 39;
over de aanwezigheid van sporen bij den vrouwelijken Euplocamus
erythrophthalmus, II 44;
over de vurigheid van de amadavat, II 47;
over den lepelaar, II 57;
over het ruien van Anthus, II 79;
over het ruien van trapganzen en plevierachtige vogels en Gallus bankiva, II 80;
over den Indischen wespendief, II 121;
over het seksueel verschil in kleur en oogen bij neushorenvogels, II 123;
over Oriolus melanocephalus, II 170;
over Palaeornis javanicus, II 171;
over het geslacht Ardetta, II 171;
over Falco peregrinus, II 171;
over jonge wijfjes die mannelijke kenmerken krijgen, II 171;
over het onvolwassen gevederte der vogels, II 177;
over elkander vertegenwoordigende soorten van vogels, II 181;
over de jongen van den Turnix, II 192;
over afwijkende jongen van Lanius rufus en Columbus glacialis, II 199;
over de seksen en jongen der musschen, II 200;
over tweevormige reigersoorten, II 202;
over wielewalen die met onvolwassen gevederte broeden, II 202;
over de seksen en jongen bij Buphus en Anastomus, II 204;
over de jongen van den zwartkop en de zwarte lijster, II 206;
over de jongen van den roodborst-tapuit, II 206;
over het witte gevederte van Anastomus, II 213;
over de horens van de Antilope bezoartica, II 231;
over de horens van runderen, II 232;
over de wijze van vechten bij Ovis cycloceros, II 236;
over de stem van de gibbons, II 268;
over den haarkam van den wilden bok, II 273;
over de kleuren van Portax picta, II 279;
over de kleuren van de Antilope bezoartica, II 279;
over de ontwikkeling van de horens bij de Koedoe- en Eland-antilopen, 466;
over de kleur van het Axis-hert, II 280;
over seksueel kleurverschil bij Hylobates hoolock, II 281;
over het zwijnshert, II 292;
over het door ouderdom grijs worden van den baard en de bakkebaarden bij een
aap, II 315.

B l y t h , over de horens van gesneden mannetjes van Antilope bezoartica, II 234.

B o a r d m a n , over het verband tusschen de kleur van vogels en hun vrijage, II


115.

B o e m e r a n g , 259.

B o g e n , gebruik van —, 345.

B o i t a r d en Corbié, over het overplanten van seksueele bijzonderheden bij


duiven, 461;
over den afkeer dien sommige vrouwelijke duiven tegen zekere mannetjes
openbaren, II 114.

B o k , horens van den —, II 235;


geur van den —, II 270;
haarkam van den wilden —, II 273;
manen, halskwab enz., van den Berbura —, II 275;
seksueel kleurverschil bij den Kemas —, II 280.

B o k t o r r e n , zie Longicornia.

B o l d , de Heer, over het zingen van een onvruchtbare bastaard-kanarie, II 50.

B o m b e t , over de veranderlijkheid van den maatstaf van schoonheid in Europa,


II 363.

Bombus, verschil der seksen bij —, 552.

You might also like