Professional Documents
Culture Documents
Biologie Cursus
Biologie Cursus
Biologie Cursus
1
Inleiding
Onder genoverdracht verstaan we het inbouwen van stukjes DNA in het eigen
genoom of in het genoom van een ander organisme.
2
Even opfrissen: Opbouw van bacteriën
3
B Overdracht tussen bacteriën onderling
Een vector is een DNA-molecule die optreedt als transportmiddel voor het te
introduceren DNA.
Een plasmide en het DNA van een virus voldoet aan die voorwaarde: het zijn
DNA-moleculen die ingebouwd kunnen worden in het genoom van een ander
organisme en ze bevatten uiteraard DNA.
→ De agrobacterie (Agrobacterium)
4
levenscyclus van de agrobacterie
Deel van het plasmide: het T-gebied, wordt overgedragen aan plantencel
en ingebouwd in het chromosomaal DNA ervan.
*wegens kankerveroorzakend; Ti-plasmide genoemd (Tumor inducerend)
5
D Virussen als vector
Lytische fase:
Virus dwingt gastheer om hem te laten vermenigvuldigen met de
dood van de bacterie als eindresultaat.
6
Lysogene fase:
Soms wordt het DNA mee ingebouwd in het chromosoom van de
gastheer = profaag. →bij elke celdeling wordt dit dan ook mee
gekopieerd alsof het een deel was van het eigen DNA.
Vele mitosedelingen later kan het DNA weer vrijkomen uit het
chromosoom en opnieuw de lytische weg bewandelen
7
D2 Restrictie- enzymen als tegenaanval
8
2 Kunstmatige genoverdracht
In natuurlijke situaties vertaalt de ontvangende cel het vreemde gen naar mRNA
en eiwitten.
9
B toepassingen van genetische manipulatie
GGO’s; toepassingen
Zalm “Flavr savr”
Tomaat “Uraniumvangers”
Maïs “Zware metalen
Sinaasappel zonder vangers”
pitten Vaccin Hep B door
Planten bestand tegen gistcellen
herbiciden Biodegradeerdbare
Insulineproductie door polyesters (plastics)
bacteriën en gisten voor inwendig gebruik
EPO productie door “6 schijfjes tomaat” MD
transgene
zoogdiercellen
Geneeskunde
Milieu
Plantenteelt
Veelteelt
Voeding
...
10
3 Gentherapie: Gentransplantatie bij de mens.
Toenemende kennis; vele ziekten tgv “defect” in een gen. Vaak slechts 1 gen
“defect”
Werking?
Eens ingebracht ( vaak met doelgerichte vectoren*) moet het gen ingebouwd
worden in het DNA van de lichaamscellen.
Als dit lukt kan het gen ook worden afgelezen en tot expressie gebracht worden
11
Genezend effect:
3 mogelijkheden:
2° therapeutisch gen
corrigeert het defecte
gen→ontbrekend eiwit
gevormd
3° Therapeutisch gen
blokkeert de vertaling van het
defecte gen→ziekmakend eiwit
wordt niet langer gevormd.
Efficiëntie?
12
Kankeronderzoek→+/- 30% van de genen is defect!
Gentherapie en kankerbestrijding:
mogelijke pistes
Injecteer in de “Locale chemo” gen;
tumorcellen:
Gen zorgt voor specifieke
eiwit/enzym productie A in
Corrigerend gen om deling kankercellen
normaal te laten verlopen
A+B = RIP
Gen dat aanmaak nieuwe
bloedbanen in het gezwel A + B = uitsluitend in kankercellen
verhindert (vb: verhinder de mogelijk
beschikbaarheid van vetzuren
(2015))
4 Biotechnologische technieken
Doel: Snel en specifiek een gewenst fragment van het DNA isoleren en
vermenigvuldigen.
13
Werkwijze PCR:
Een PCR cyclus bestaat uit 3 stappen en wordt 20 tot 30 keer herhaald vooraleer
men voldoende DNA bezit om te onderzoeken.
Het resultaat van deze cyclus is een verdubbeling van de aanwezige DNA-
helixen.
14
Toepassingen waarbij PCR noodzakelijk is:
Pre-implantatie diagnostiek
zaadcel
eicel
+
reageerbuis
bevruchting afwijking
gevonden gericht
onderzoek
Aan DNA:
geen PCR!
KIND afwijking
gevonden
implanteren in de
baarmoeder
15
B RESTRICTIEFRAGMENT – LENGTEPOLYMORFISME
Gelektroforese:
In een gel bevinden zich kleine uitsparingen waarin het mengsel van fragmenten
wordt aangebracht. Over deze gel wordt nu een elektrisch veld aangelegd, met
de negatieve pool ter hoogte van de uitsparingen. De negatief geladen
fosfaatgroepen van de DNA fragmenten worden aangetrokken door de positieve
pool aan de andere zijde van de gel. Kleine fragmenten ondervinden onderweg
minder weerstand en zullen dus snel en ver migreren in de gel. Hoe langer de
fragmenten, des te groter de weerstand. Deze fragmenten zullen dus niet zo ver
migreren.
Positieve pool
Fragmenten in
uitsparingen
Negatieve pool
16
C DNA – SEQUENTIEBEPALING
Benodigdheden:
1° Voldoende DNA waarvan we de code wensen te kennen (ev. bekomen
na PCR)
2° DNA polymerase
3° primers
4° "gewone" nucleotiden A T C en G
5° Stopnucleotiden A* T* C* en G* (niet te verwarren met
stopcodons tijdens de eiwitsynthese!)
-->Stopnucleotiden zijn nucleotiden die lichtjes gewijzigd zijn. Als gevolg
hiervan zal er aan dit nucleotide geen nieuw nucleotide kunnen gekoppeld
worden door DNA polymerase. Met als gevolg dat de keten niet verder
kan afgewerkt/verdubbeld worden.
Werkwijze
We voeren met het bestaande DNA opnieuw de PCR techniek uit. We doen
dit in 4 verschillende proefbuisjes. In elk van de buisjes worden alle
benodigdheden toegevoegd + 1 van de 4 stopnucleotiden.
Tijdens het verloop van de PCR techniek zullen de
stopnucleotiden in elk van de buisjes ad random
ingebouwd worden. Soms helemaal vooraan al, in
andere gevallen pas op het einde van de keten.
Hierdoor ontstaan er nu veel DNA ketens die niet
volledig werden afgewerkt.
Als we na afloop van de PCR de nieuwe ketens
laten denatureren, ontstaan er in elk van de vier
proefbuisjes dus zeer veel enkelstreng fragmenten
met een verschillende lengte, maar met allemaal
een stopnucleotide A*, T*, C* of G* (afhankelijk
van de proefbuis) als eindnucleotide.
17
Als we deze fragmenten onderwerpen aan gel elektroforese, dan kunnen
we al deze verschillende fragmenten van elkaar scheiden en ontstaat er
een bandenpatroon. Een sequencer kan daarna de verschillende
fragmenten van elkaar onderscheiden tot op het niveau van de
afzonderlijke nucleotiden. Door de info van de 4 verschillende buisjes te
combineren kennen we nu de juiste volgorde van de nucleotiden.
18
E KLONEREN ( KLONEN) (zie ook bijlage)
*Progressief-geïntegreerd klonen:
19
F XENOTRANSPLANTATIE
Zou alternatief kunnen zijn voor donororganen van mens, maar; 3 risico’s:
1° Afstoting
→proberen te voorkomen
door donordier genetisch te
modificeren. (→varkens)
2° Functieverlies
3° kans op infectie
→opkweek in steriele
omstandigheden
noodzakelijk om overdracht van virussen, bacteriën of schimmels via het orgaan
te voorkomen.
→Endogene retrovirussen: Verstoppen zich in het DNA, zijn onschadelijk voor het
varken maar zouden een patiënt kunnen infecteren. Vrees voor ontstaan van een
nieuwe besmettelijke ziekte.
__________________________
20
Bijlage
2019 06 04
Hartinfarcten komen overal ter wereld - helaas - enorm vaak voor.
Bovendien kunnen dokters er weinig aan doen dat het bij veel
patiënten niet bij één aanval blijft. Maar daar komt binnenkort
waarschijnlijk verandering in. Britse onderzoekers werken
namelijk aan stamcelpleisters die het hart helpen herstellen van
een infarct.
Elk jaar krijgen ongeveer 15.000 Belgen een hartaanval. In bijna de helft
van de gevallen loopt dat fataal af en bovendien is het een terugkerende
aandoening. Dat wil zeggen dat patiënten die een infarct overleven, best
veel kans maken op nog een hartaanval. Onderzoekers die samenwerken
met de Britse Hartstichting (British Heart Foundation) zijn op zoek naar
een oplossing daarvoor. En ze zijn op de goede weg.
Hoe komt het nu dat een hartinfarct vaak niet eenmalig is? Wel, tijdens
een aanval krijgt een hart de voedingsstoffen en zuurstof niet meer die
het nodig heeft om te kunnen blijven kloppen. Dat zorgt ervoor dat de
spieren in het hart afsterven, waardoor het orgaan fel verzwakt. En een
verzwakt hart kan aan de basis liggen van hartfalen.
Het is dus belangrijk dat een hart sneller en beter kan herstellen na een
infarct om er nog een te voorkomen. De stamcelpleisters die de
wetenschappers aan het ontwikkelen zijn, moeten daarbij helpen. Ze
ondersteunen de verzwakte hartspieren, helpen het orgaan om efficiënter
te pompen en lossen chemische stoffen die de hartcellen helpen
herstellen.
Veelbelovende testen
De pleisters zijn niet groter dan een duim, maar kunnen tot wel vijftig
miljoen stamcellen bevatten. Die cellen zijn geprogrammeerd om te
transformeren in echt werkende hartspieren als de pleister in het hart is
ingeplant. De testen op dieren waren een succes: na drie dagen begonnen
de pleisters mee te kloppen met het hart en na een maand begonnen ze
natuurlijk hartweefsel te imiteren. Anders gezegd hielpen de pleisters echt
om de hartfunctie na een hartaanval te verbeteren.
21