Professional Documents
Culture Documents
Rubric AH
Rubric AH
Instructie: Markeer voor elk onderdeel welke beoordeling van toepassing is (beginnend, in ontwikkeling, gevorderd of uitmuntend).
Gewicht Criteria Uitmuntend Gevorderd In ontwikkeling Beginnend
1. Kritisch denken
8 Kritische vragen stellen De student stelt zelfstandig inhoudelijke en De student stelt zelfstandig kritische vragen. De student stelt kritische vragen wanneer De student stelt geen of geen kritische
methodologische kritische vragen. dit wordt verwacht. vragen.
8 Wetenschappelijke discussies De student neemt actief deel aan discussies en De student neemt actief deel aan discussies. De student neemt bij aanmoediging deel De student neemt geen deel aan
beargumenteert eigen standpunten. aan discussies. discussies.
2a. Samenwerken (te beoordelen door docent)
10 Taakverdeling De student verdeelt de taken evenwichtig en De student verdeelt de taken evenwichtig of De student heeft aansporing nodig om de De student heeft de taken niet verdeeld
bewaakt de taakverdeling gedurende het proces. bewaakt de taakverdeling gedurende het taken te verdelen en te bewaken. en bewaakt de taakverdeling niet.
proces.
10 Communicatie De student communiceert constructief en met De student communiceert constructief en De student communiceert niet De student communiceert niet.
respect, en draagt bij aan het gezamenlijke begrip. met respect. constructief of niet met respect.
2b. Samenwerken (te beoordelen door medestudenten)
1 Taakverdeling De student verdeelt de taken evenwichtig en De student verdeelt de taken evenwichtig of De student heeft aansporing nodig om De student heeft de taken niet verdeeld
bewaakt de taakverdeling gedurende het proces. bewaakt de taakverdeling gedurende het taken te verdelen en te bewaken. en bewaakt de taakverdeling niet.
proces.
1 Participatie De student voert alle taken volgens de De student voert alle taken volgens de De student voert taken uit binnen de De student voert geen taken uit binnen
taakverdeling uit en draagt proactief bij aan een taakverdeling uit. groep, maar niet volgens de de groep.
continue verbetering van de gezamenlijke taak. taakverdeling.
1 Communicatie De student communiceert constructief en met De student communiceert constructief en De student communiceert niet De student communiceert niet.
respect en draagt bij aan het gezamenlijke begrip. met respect. constructief of niet met respect.
1 Flexibiliteit De student voorziet tijdig wanneer nieuwe De student draagt bij aan het bijstellen van De student heeft moeite met het De student draagt niet bij aan het
uitdagingen zich voordoen en draagt proactief bij de werkwijze of taakverdeling binnen het bijstellen van bestaande werkwijzen of bijstellen van werkwijzen of
aan het bijstellen van de werkwijze of team wanneer uitdagingen zich voordoen. taakverdelingen wanneer nieuwe taakverdelingen wanneer nieuwe
taakverdeling binnen het team. uitdagingen zich voordoen. uitdagingen zich voordoen.
3. Organiseren
13 Voorbereiding De student is steevast grondig voorbereid. De student is vrijwel altijd grondig De student is soms en/of oppervlakkig De student is onvoorbereid.
voorbereid. voorbereid.
12 Punctualiteit De student is altijd op tijd en houdt zich altijd aan De student is vrijwel altijd op tijd en houdt De student is soms op tijd en/of houdt De student is zelden of nooit op tijd
inleverdata. zich vrijwel altijd aan inleverdata. zich soms aan inleverdata. en/of houdt zich niet aan inleverdata.
4. Leervaardigheden
10 Feedback geven De student geeft diepgaande constructieve De student geeft constructieve feedback. De student heeft aansporing nodig om De student geeft geen feedback.
feedback die gericht is op het verder helpen van feedback te geven en/of geeft geen
de ander. constructieve feedback.
10 Feedback ontvangen De student zet ontvangen feedback in. De student zet ontvangen feedback De student staat open voor het De student staat niet open voor het
gedeeltelijk in. ontvangen van feedback. ontvangen van feedback.
7 Reflectie op eigen handelen De student geeft aan wat er wel of niet effectief De student geeft aan wat er wel of niet De student geeft aan wat sterke en/of De student evalueert de eigen manier
was in de eigen manier van handelen en legt uit effectief was in de eigen manier van zwakke punten zijn van de eigen manier van handelen niet.
waarom dat zo was. De student komt met handelen. De student legt uit waarom dat zo van handelen.
concrete en realistische verbeterpunten. was of komt met concrete en realistische
verbeterpunten.
- Wat vond je het lastigst en waarom? Hoe - Ik vind het het lastigst om kritische vragen te stellen, omdat ik niet gauw uit mezelf op goede academische vragen kom. Dit ga ik
wil je dit gaan verbeteren? verbeteren door actief te luisteren naar de vragen die mijn medestudenten stellen.
In te vullen door docent
- Beschrijf een tip voor de student
- Beschrijf een top voor de student
Cijfer =
Voor elk onderdeel kunnen 1 (beginnend), 4 (in ontwikkeling), 7 (gevorderd) of 10 (uitmuntend) punten behaald worden. De punten worden vermenigvuldigd met de weegfactor uit de eerste kolom. In totaal kunnen er 100(0) punten behaald
worden; het cijfer is het aantal punten gedeeld door 10(0).