2HV Over taal moeilijke woorden

Opdracht 1
1 wellicht = misschien
2 consequentie (de) = het resultaat, gevolg
3 circa = ongeveer
4 omvang (de) = de grootte
5 incidenteel = heel soms
6 intentie (de) = de bedoeling
7 stabiel = stevig, niet veranderlijk
8 bij voorbaat = van tevoren
9 beschikken over = gebruik kunnen maken van
10 realiseren = maken of uitvoeren volgens plan
11 sorteren = uitzoeken wat bij elkaar hoort
12 vervaardigen = maken
13 vanwaar = hoezo, waarom
14 na verloop van tijd = na een bepaalde tijd
15 specifiek = in het bijzonder

Opdracht 2
1 alternatief (het) = een andere mogelijkheid
2 capaciteit (de) = vermogen, kracht
3 domineren = overheersen
4 ecoloog (de) = wetenschapper die het evenwicht in de natuur bestudeert
5 eieren voor je geld kiezen = met wat minder genoegen nemen
6 fundering (de) = draagconstructie van een gebouw
7 strategisch = volgens een vooropgezet plan
8 tactisch = iets op een bepaalde manier doen om een doel te bereiken
9 uiteenzetten = nauwkeurig uitleggen
10 verontrustend = zorgwekkend, onrustig makend