h2 Chemische Reacties

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 9

lOMoARcPSD|38381105

H2 Chemische Reacties

scheikunde (Veluws College Walterbosch)

Scannen om te openen op Studeersnel

Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit


Gedownload door Femke L. (129353@edu.rsgrijks.nl)
lOMoARcPSD|38381105

H2 CHEMISCHE REACTIES

2.1 Moleculen en atomen

Faseovergangen kun je verklaren aan de hand van het deeltjesmodel. Bij een faseovergang
verandert alleen de manier waarop moleculen bewegen en hoe dicht ze op elkaar zitten, de
molecuulsoorten zelf veranderen niet. Dit is anders bij een chemische reactie.

Bij een chemische reactie verdwijnen de beginstoffen en ontstaan er nieuwe stoffen.


Dit betekent dat moleculen van de beginstoffen verdwijnen en er nieuwe moleculen, van de
reactieproducten, worden gevormd. Dit kun je niet met het deeltjesmodel van moleculen
alleen verklaren. We zullen dus een aangepast deeltjesmodel moeten gebruiken om een
chemische reactie op microniveau inzichtelijk te maken.

Je weet dat moleculen zijn opgebouwd uit atomen

Een zuivere stof bestaat uit één soort


deeltjes, weergegeven door een bolletje
van één kleur. Bijvoorbeeld het molecuul
water, H2O. In het aangepaste
deeltjesmodel zie je dat zo’n bolletje uit
nog kleinere deeltjes bestaat, namelijk
atomen. Atomen zijn de bouwstenen van
moleculen.

Er zijn 118 verschillende atoomsoorten


(elementen) en daarmee kun je miljarden
verschillende stoffen maken.

Atoomsymbool = Weergave van een


atoomsoort in één of twee letters, altijd
beginnend met een hoofdletter (en soms een
2e kleine letter).

Element = Een atoomsoort en een stof waarvan


de moleculen bestaan uit atomen van één
atoomsoort.
Het begrip element heeft dus twee
betekenissen

Gedownload door Femke L. (129353@edu.rsgrijks.nl)


lOMoARcPSD|38381105

Je kunt het verschil uitleggen tussen elementen en verbindingen.

De meeste stoffen bestaan uit meer dan één


atoomsoort (element). Deze stoffen kunnen
ontstaan uit reacties tussen verschillende
elementen.

Verbindingen = Stoffen die meerdere


atoomsoorten bevatten

Atoombindingen = De atomen in een molecuul


zijn met atoombindingen met elkaar verbonden.
Atoombindingen worden alleen verbroken als
een chemische reactie plaatsvindt.

Je kunt moleculen weergeven in molecuulformules.

Molecuulformule = Een formule die


aangeeft welke atoomsoorten aanwezig
zijn en hoe vaak deze atoomsoorten
voorkomen in het molecuul.

Index = Het cijfer dat rechts onder het


symbool in de molecuulformule staat en
aangeeft hoeveel atomen van de betreffende atoomsoort in het molecuul voorkomen.

Stoffen die bestaan uit 2 dezelfde atomen: De meeste


elementen bestaan
uit één-atomige
deeltjes. Dit geldt
bv voor alle
metalen. De
formule van het
element is dan
gelijk aan die van
de atoomsoort. Er
zijn zeven
elementen waarvan
de moleculen uit
twee atomen
bestaan.

Gedownload door Femke L. (129353@edu.rsgrijks.nl)


lOMoARcPSD|38381105

Je kunt de systematische naamgeving van moleculen toepassen.


Systemische naam = Wetenschappelijke, door regels opgestelde naam van een stof die
overal gebruikt wordt.

Voor moleculaire stoffen waarvan de moleculen uit twee atoomsoorten bestaan, kun je de
naam zelf opstellen.
- De eerste atoomsoort benoem je zoals je dat gewend bent. Bij het molecuul CO2 is de
eerste atoomsoort een C-atoom. Die noem je ‘koolstof’.

- De tweede atoomsoort krijgt een vervoeging. In het molecuul


CO2 benoem je het tweede molecuul als ‘oxide’.

- Het aantal atomen per soort geef


je aan door een Grieks telwoord
voor de naam van de atoomsoort te zetten. Uitzondering
op deze regel is het voorvoegsel mono-. Dat wordt bij het
eerste atoom van een verbinding vaak weggelaten. De
volledige naam van CO2 is dus koolstofdioxide.

Vaak heeft een stof naast de systematische naam ook nog een alledaagse, triviale naam.
H2O heet eigenlijk diwaterstofmono-oxide, maar je noemt het water.
H2O2, diwaterstofdioxide, heet in het dagelijks leven waterstofperoxide.

Je kunt het verschil tussen een scheidingsmethode, een faseovergang en een chemische
reactie op microniveau beschrijven.

Scheidingsmethode Verschillende soorten moleculen van een stof worden van elkaar
gescheiden (bv filteren), de moleculen zelf veranderen niet.
Faseovergang alleen de manier waarop moleculen bewegen en hoe dicht ze op
elkaar zitten verandert, de molecuulsoorten zelf veranderen niet.
Chemische reactie moleculen van de beginstoffen verdwijnen en er worden nieuwe
moleculen, van de reactieproducten, gevormd

Gedownload door Femke L. (129353@edu.rsgrijks.nl)


lOMoARcPSD|38381105

2.2 Reactievergelijkingen

Je kunt de faseaanduiding van stoffen gebruiken.


Tijdens een chemische reactie vallen de
moleculen van de beginstoffen uit elkaar
doordat er atoombindingen worden
verbroken. Hierbij gaan op de
stofeigenschappen van deze beginstoffen
verloren.
Tijdens de reactie worden uit de restanten
nieuwe moleculen gevormd, de reactieproducten.
Er gaan daarbij geen atomen verloren: er is sprake van atoombalans.
De reactieproducten hebben op macroniveau andere stofeigenschappen dan de
beginstoffen.

Atoombalans = Het aantal atomen links en rechts van de reactiepijl is hetzelfde in een
reactievergelijking.

Achter de molecuulformule kun je de fase van een stof tussen


haakjes weergeven (afkorting). Als de fase achter een formule
staat, weet je dat het gaat over de stof in plaats van het
element.
De afkortingen zijn afgeleid van de Engelse woorden solid, liquid
en gas. De faseaanduiding ‘aq’ is afgeleid van aqua (water), de
stof is dan opgelost in water.

De notatie O2(l) heeft dus als betekenis: vloeibaar zuurstof.

Je kunt uit een beschrijving van een chemische reactie een reactievergelijking opstellen

Reactievergelijking = De weergave van een chemische reactie, waarbij in formuletaal wordt


weergegeven welke stoffen in welke verhouding aan de reactie deelnemen.

De beginstoffen staan voor de reactiepijl, de reactieproducten staan na de pijl.


De aantallen moleculen voor en na de pijl zijn zo, dat er geen atomen verloren gaan of
bijkomen. De reactie ‘klopt’. Er is sprake van atoombalans.

In een reactievergelijking wordt in formuletaal weergegeven welke stoffen aan de reactie


deelnemen: N2 + 3 H2 → 2 NH3
Dit geeft aan dat één stikstofmolecuul (N2) met drie waterstofmoleculen (3 H2) reageert om
zo twee moleculen ammoniak (2 NH3) te vormen.

De getallen 2 en 3 geven de kleinste verhouding aan waarin de moleculen reageren. Deze


getallen noem je coëfficiënten. = De verhouding waarin de moleculen reageren.
Een coëfficiënt zet je in de reactievergelijking voor de molecuulformule.
Coëfficiënt 1 wordt hierbij altijd weggelaten.

Gedownload door Femke L. (129353@edu.rsgrijks.nl)


lOMoARcPSD|38381105

Reactieschema = De weergave van een chemische reactie, uitgedrukt in woorden.

Stap Uitleg
1. Van beschrijving Beginstoffen, reactanten, schrijven met faseaanduiding en eventueel
naar gescheiden door plustekens.
reactieschema Gevormde stoffen, reactieproducten, na de reactiepijl schrijven met
faseaanduiding, eventueel gescheiden door plustekens.

Water (l) -> waterstof (g) + zuurstof (g)


2. Van
reactieschema
naar formules

3. Reactievergelijking Door coëfficiënten voor de molecuulformules toe te voegen, zodat de


kloppend maken aantallen van alle atoomsoorten aan beide kanten van de pijl gelijk zijn.
Begin daarbij met de atoomsoort die aan beide kanten van de pijl in één
deeltje voorkomt. Eindig, indien mogelijk, met de atoomsoort die aan één van
beide kanten als element voorkomt. In deze stap mag je coëfficiënten
gebruiken die uit gebroken getallen bestaan.

Om het aantal zuurstofatomen


links en rechts kloppend te
maken, moet je na de pijl een
half zuurstofmolecuul hebben.
Dit geef je aan door coëfficiënt
½ voor de molecuulformule van zuurstof, O2(g) te zetten

4. Reactievergelijking Een reactievergelijking mag alleen coëfficiënten bevatten die uit gehele
vereenvoudigen getallen bestaan, en deze moeten ook zo klein mogelijk zijn.
Als stap 3 uitkomt op gebroken getallen, vermenigvuldig dan alle coëfficiënten
zodat er gehele getallen ontstaan.
Als stap 3 uitkomt op coëfficiënten die je door hetzelfde getal kunt delen,
zodat je op de kleinst mogelijke gehele getallen uitkomt, voer dit dan uit.

De reactievergelijking uit stap 3 is kloppend, maar nog niet correct: het aantal
atomen van elke soort is voor en na de pijl gelijk. Aan beide kanten staan nu
een zuurstofatoom en twee waterstofatomen. De reactievergelijking is pas
correct als de coëfficiënten in de kleinste verhouding, met gehele getallen zijn
genoteerd: H2O(l) → H2(g) + ½O2(g)

De gebroken coëfficiënt uit deze reactievergelijking kun je met een factor


twee wegwerken tot:
2 H2O(l) → 2 H2(g) + O2(g)

Vergeet hierbij niet dat je de onzichtbare coëfficiënten (1) dus ook moet
vermenigvuldigen met een factor twee.

5. Controleer je - Zijn de molecuulformules goed?


antwoord - Heb je links en rechts van de pijl evenveel atomen van elke soort?
- Heb je de goede fasen aangegeven?
- Is de kleinst mogelijke verhouding met hele getallen weergegeven?

Gedownload door Femke L. (129353@edu.rsgrijks.nl)


lOMoARcPSD|38381105

2.3 Ontleding en chemische synthese


Je kunt uitleggen wat het belang is van chemische synthese.
Omdat je daardoor bewust stoffen (reactieproducten) kunt maken die je ergens anders voor nodig
hebt. Bv ammoniak maken voor schoonmaakmiddel of de werkzame stof van aspirine.

Je kunt uitleggen wat een ontledingsreactie is.


Een ontledingsreactie = een chemische reactie waarbij één (ontleedbare) stof wordt omgezet in
meerdere andere stoffen.

Door stoffen steeds zo ver mogelijk te ontleden, krijg je uiteindelijk stoffen die niet meer ontleedbaar
zijn. Op macroniveau is van tevoren niet te zien of je te maken hebt met een ontleedbare stof.

Je kunt verbindingen en elementen in verband brengen met ontleedbare en niet-ontleedbare


stoffen.

Op microniveau is wél vooraf te zien of je te maken hebt


met een ontleedbare stof.
Stoffen waarvan de deeltjes zijn opgebouwd uit één
atoomsoort, worden elementen genoemd. Stoffen
waarbij dat niet zo is, heten verbindingen. Een
verbinding bevat dus meerdere atoomsoorten. Dat geeft
de mogelijkheid de stof te ontleden.
Een verbinding wordt daarom ook wel een ontleedbare stof genoemd.
Een element wordt daarentegen een niet-ontleedbare stof genoemd.

Je kunt het verschil tussen fotolyse, thermolyse en elektrolyse uitleggen.


Voor een ontledingsreactie is – bijna altijd – energie nodig. De benodigde energie voor een
ontledingsreactie komt in drie vormen voor: warmte, licht en elektrische energie.

Afhankelijk van de toegevoegde energiesoort krijgt de ontledingsreactie een andere naam:


• thermolyse (onder invloed van warmte);
De minimale temperatuur waarbij een stof ontleedt, noem je de ontledingstemperatuur.

• fotolyse (onder invloed van licht);


Om ontleding door licht tegen te gaan, moet je lichtgevoelige stoffen in het donker bewaren

• elektrolyse (onder invloed van elektrische energie).


Tijdens de elektrolyse gaat de elektrische stroom door de stroomkring heen. De te
elektrolyseren stof moet dus wel elektrische stroom kunnen geleiden. Vaak wordt de stof
daarom eerst gesmolten of opgelost in water.

Gedownload door Femke L. (129353@edu.rsgrijks.nl)


lOMoARcPSD|38381105

2.4 Verbrandingsreacties

categorie chemische reacties:


- ontledingsreacties
- synthesereacties
- verbrandingsreacties

Je kunt uitleggen wat een verbrandingsreactie is.

Verbrandingsreactie = Een chemische reactie tusse§n een brandstof en zuurstof. De vrijgekomen


warmte houdt stand totdat alle brandstof op is.

Voor het starten van een verbrandingsreactie moet aan drie voorwaarden worden voldaan:
1. Er moet voldoende brandstof zijn.
2. Er moet voldoende zuurstof zijn.
3. De temperatuur moet voldoende hoog (boven de ontbrandingstemperatuur) zijn.

Je kunt het verschil uitleggen tussen volledige en onvolledige verbranding en kent de gevaren van
onvolledige verbranding.

Bij elke chemische reactie verdwijnen de beginstoffen en worden er nieuwe reactieproducten


gevormd, dus ook bij verbrandingsreacties. De reactieproducten (verbrandingsproducten) bij een
verbrandingsreactie worden oxides genoemd en zijn te voorspellen op basis van de atoomsoorten in
de brandstof.

Een oxide is een ontleedbare stof (verbinding)


waarvan de moleculen zijn opgebouwd uit
zuurstofatomen en één andere atoomsoort.
Als de brandstof maar uit één atoomsoort bestaat,
ontstaat er ook maar één oxide. Bestaat de brandstof
uit twee of meer atoomsoorten, dan ontstaan er
meestal ook twee of meer oxides.

Volledige verbranding kan alleen plaatsvinden als er voldoende zuurstof aanwezig is.
Als er te weinig zuurstof aanwezig is, vindt een onvolledige verbranding plaats. Bij een onvolledige
verbranding ontstaan ook koolstof (roet) en koolstofmono-oxide, CO(g). Koolstofmono-oxide is een
reukloos, kleurloos, brandbaar en zeer giftig gas.

Verbranding van koolstof verbranding van methaangas

Gedownload door Femke L. (129353@edu.rsgrijks.nl)


lOMoARcPSD|38381105

Je kunt uitleggen hoe je de aanwezigheid van waterstof, zuurstof, koolstofdioxide en water kunt
aantonen.
De meeste verbrandingsproducten zie en ruik
je niet, maar je kunt ze soms wel aantonen.
Het aantonen van een stof doe je
met aantoningsreacties, waarbij je
gebruikmaakt van een reagens.
Een reagens is een stof waarmee je de
aanwezigheid van een andere stof via een
zichtbare reactie kunt aantonen

Zuurstof aantonen: door bij het vrijkomende gas een gloeiende houtspaander te houden. In
zuivere zuurstof gaan verbrandingsreacties veel feller en sneller dan in lucht

Waterstof aantonen door het op te vangen in een omgekeerde reageerbuis. Als je bij de opening
van die reageerbuis een brandende lucifer houdt, hoor je een zacht blafgeluid of een fluittoon.

Onvolledige verbranding aantonen : Aan de kleur van de vlam kun je zien of een brandstof volledig
of onvolledig verbrandt. Als de vlam geel is, treedt er een onvolledige verbranding op. Er is dan te
weinig zuurstof aanwezig voor een volledige verbranding. De gele vlam duidt op de vorming van
koolstof. Dit kun je aantonen door een koud voorwerp in de gele vlam te steken. Het voorwerp wordt
dan zwart door roetaanslag.

Je kent de drie voorwaarden voor verbranding en brengt deze in verband met blusmethoden.
- Brandstof ; gaskraan dichtdraaien
- Zuurstof: deksel op de pan
- Koolzuurblussers (temp daling) en schuimblussers (olie brand)

Gedownload door Femke L. (129353@edu.rsgrijks.nl)

You might also like