Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 24

Pro JPA 2 2nd Edition Keith Mike

Visit to download the full and correct content document:


https://textbookfull.com/product/pro-jpa-2-2nd-edition-keith-mike/
More products digital (pdf, epub, mobi) instant
download maybe you interests ...

Pro JPA 2 in Java EE 8: An In-Depth Guide to Java


Persistence APIs - Third Edition Mike Keith

https://textbookfull.com/product/pro-jpa-2-in-java-ee-8-an-in-
depth-guide-to-java-persistence-apis-third-edition-mike-keith/

Pro Vue.js 2 1st Edition Adam Freeman

https://textbookfull.com/product/pro-vue-js-2-1st-edition-adam-
freeman/

Cross Cultural Psychology 2nd Edition Kenneth Dwight


Keith

https://textbookfull.com/product/cross-cultural-psychology-2nd-
edition-kenneth-dwight-keith/

HTML5 in easy steps 2nd Edition Mike Mcgrath

https://textbookfull.com/product/html5-in-easy-steps-2nd-edition-
mike-mcgrath/
Hockey Plays and Strategies 2nd Edition Mike Johnston

https://textbookfull.com/product/hockey-plays-and-strategies-2nd-
edition-mike-johnston/

Pro Spring Security: Securing Spring Framework 5 and


Boot 2-based Java Applications 2nd Edition Carlo
Scarioni

https://textbookfull.com/product/pro-spring-security-securing-
spring-framework-5-and-boot-2-based-java-applications-2nd-
edition-carlo-scarioni/

Smart Cards Tokens Security and Applications 2nd


Edition Keith Mayes

https://textbookfull.com/product/smart-cards-tokens-security-and-
applications-2nd-edition-keith-mayes/

Everyday Cryptography Fundamental Principles and


Applications 2nd Edition Keith Martin

https://textbookfull.com/product/everyday-cryptography-
fundamental-principles-and-applications-2nd-edition-keith-martin/

Pro SQL Server Internals 2nd Edition Dmitri


Korotkevitch

https://textbookfull.com/product/pro-sql-server-internals-2nd-
edition-dmitri-korotkevitch/
Another random document with
no related content on Scribd:
VERHAAL
VAN HET GEBEURDE
VÓÓR EN BIJ HET
PLANTEN VAN DEN EERSTEN
VRYHEIDSBOOM
TE
AMSTELDAM.

Heuchelijker dag heeft Amsteldam, en met het zelve reeds bijna geheel
Nederland nooit gezien, dan die van den 18 Januarij deezes Jaars,
(1795,) want op dien dag werd de hand geslagen aan de herstelling van
’s Lands Vrijheid:

Op dien dag sidderde gevloekte Dwinglandij,


En riep het beste Volk, triumph wij zijn weêr vrij!

Van tijd tot tijd hadden de Amstelaars, (om ons bij deezen alleen te
bepaalen,) hunne hoop op het eindelijke herstel der rechten van den
mensch en van den burger gevoed, [2]met den wonderbaaren voorspoed
der Fransche wapenen, welken zo zichtbaar door het Opperwezen
gezegend werden; die hoop werd brandender, toen men vernam, dat zij,
(Neêrlands Verlossers!) hunnen voet reeds op den bodem der republiek
gezet hadden; echter verflaauwde dezelve ook weder niet weinig door het
besef dat de dappere redders nog breede rivieren hadden overtetrekken,
aleer zij tot in ’t harte des lands konden doordringen, om door hunne
verschijning onze onderdrukkers den Vorstlijken Scepter uit de hand te
doen vallen; maar God betoonde allerzichtbaarst onze verlossing te
willen; Hij sprak, en zie daar de gezegde rivieren met zwaar ijs bevloerd;
dit zeker was niet alleen een werk van den Almagtigen, maar een bevel,
om doortedringen; ’t zelve geschiedde, en de Provincie Utrecht gaf zig
weldra aan de Franschen over.

Zo dra de tijding daarvan aan den Amstel gekomen was, zag men de
vreugde op het gelaat der Vrijheidszoonen dartelen; zij verzekerden zig
van hunne verlossing; doch begrepen tevens dat zij ook nu zelven de
handen aan ’t werk moesten slaan, te meer daar de Franschen zulks
reeds van hun gevorderd hadden.

Die verdienstelijke gezelschappen, welken in spijt van allen


dwingelandschen tegenstand, zig onderling hadden bezig gehouden, met
plannen tot eene revolutie te formeeren, of met de beste schikkingen bij
eene voorvallende revolutie te beraamen; deeze gezelschappen
oordeelden het nu tijd te zijn om het voorneemen ter uitvoer te brengen;
zij vergaderden in het logement het wapen van Embden, op den nieuwen
dijk, en zonden, van den geest des volks, over ’t algemeen overtuigd, van
daar (des middags ten 2 uuren,) eene Commissie aan den President-
Burgemeester Straalman, met verzoek van de weldenkende
Ingezetenen wapens te willen doen geeven, dat men anders voor de
geduchtste gevolgen niet konde instaan, want dat het volk over ’t
algemeen niet zoude wachten met de hun schandelijk ontroofde rechten
van mensch en burger krachtdaadig wederteëisschen; dat hij Straalman
verzekerd konde weezen, dat de revolutie op het uitbarsten stond; deeze
begeerde eerst zijne amtgenooten te spreeken, en beloofde derhalven
tegen 4 uuren rapport; maar ten half 5 uuren kwam reeds een Fransch
Officier in de [3]stad, met eene sommatie; des verzochten deeze de
commissie voornoemd, tegen half 9 uuren.——Intusschen was de
toegevloeide menigte volks naar ’t Wapen van Embden onbegrijpelijk
talrijk, en de vreugde die men er bedreef, met zingen, dansen, en
elkander geluk te wenschen met de vrijheid, onvoorbeeldig: terwijl dit
voorviel kwam de burger Krayenhoff als Adjudant van den Generaal
Daendels, in de stad, met eene Commissie aan Burgemeesteren en aan
den Commandant Golofkin, tevens tijding brengende van de hulp die de
burgerij van de Franschen stonden te genieten, zo zij zig zelven wilden
vrij maaken; zo dra dit bekend geworden was, weêrgalmde de lucht van
Vrijheid! Vrijheid! lang leeve de Franschen! lang leeve de Republiek! de
vergaderde menigte in het Wapen van Embden werd nu nog veel talrijker,
het gejuich veel luidruchtiger, en het dansen zo algemeen, dat geheel het
gebouw daverde: den gantschen nacht bragt men aldaar en elders, ja
zelfs op de straaten, met gejuich en vrolijkheid door; de ruiterij nam hun
patrouilles waar; doch, (dit was hun door den Commandant Golofkin
reeds bevolen,) deed niemand leed, en werd ook van niemand leed
gedaan; zelfs waren er verscheidene patrouilles die mede riepen: lang
leeve de Franschen! lang leeve de Republiek! en ook Vivat de Vrijheid!
het was of ’t nationaal lint over de stad regende, en ieder versierde er zig
mede.

Tegen 12 uure des avonds werd van de waag afgelezen dat Golofkin
den volgenden morgen van zijn amt ontzet was, en de burger
Krayenhoff hem alsdan daarin stond optevolgen.

Met de aankomst van den dag, verhief de algemeene vrolijkheid zig op


nieuw, en men zag voor het stadhuis weldra dien Vrijheidsboom planten,
van welken wij onze Landgenooten eene juiste afbeelding mededeelen,
en die ten eeuwigsten dage bij de Nederlanders eenige voorkeur zal
verdienen boven alle anderen (hoeveel prachtiger ook) die daarna gezet
zijn, of nog gezet mogen worden: onbegrijpelijk was de vreugde die bij en
na dit planten bedreeven werd; weldra was de boom in een gladde mast
veranderd; want ieder scheurde er een takjen af, (ja men klom ten dien
einde tot in den top toe,) [4]om er zig mede te vercieren, als met een
onwaardeerbaar teken van Vrijheid; het dansen rondsom den boom was
onophoudelijk, en met de streelendste blijken van égaliteit, alle deeze
vreugdebetooningen duurden bijna drie dagen lang, en werden door het
diepst van den nacht naauwlijks afgebroken.
Voords werd de oude regeering afgezet, en Volksrepresentanten
verkozen: de gevangene Heeren (wegens het bekende request tegen de
Inundatie) werden uit hunne gevangenis gehaald; vervolgends ook de
onderdrukte en gevangene burgers Verlem, Harger en anderen; allen
werden zij met koetsen naar ’t Stadhuis gereden, (na een tour rondsom
den Vrijheidsboom gedaan te hebben,) vergezeld van duizende juichende
medeburgers.

Deeze regels, waarde Landgenooten! oordeelen wij u bij de


nevenstaande afbeelding te moeten aanbieden.

Dat in de tuin van Nederland,


nog lang die boomen groeijen,
Dan zal de zinkende Amstelstad
weêr als voorheenen bloejen,
Verlost van ’t schaadlijk ongediert,
dat leeft van ’t sap der bloemen;
Dan zal nog ’t laatste nageslacht
den moed der Franschen roemen.

[1]
[Inhoud]
’t dorp Ouderkerk aan den Amstel
’t Vermaaklyk OUDERKERK, in ’s Lands historieblaên,
Gedacht; werd wel als schoon geprezen;
Maar nu ’t den Pruis heeft wederstaan,
Zal de eernaam voortaan dapper weezen:
Werd eertyds van dit dorp gemeld,
Nu wordt er wonder van verteld.
HET
DORP
OUDERKERK
AAN DEN AMSTEL.

Dit Dorp behoort in den breeden rang dier Nederlandsche dorpen van
welken men kan zeggen dat zij zeer aangenaam gelegen zijn:
Ouderkerk ligt in Amstelland, anderhalf uur van Amsteldam, ten oosten
van den breeden rivier de Amstel, welke de tuinen of erven der huizen
van achteren bespoelt: de environs van het dorp zijn zeer grasrijk en
vermaaklijk, met veelvuldige wateren doorsneden: die environs moeten
weleer echter nog veel aangenaamer geweest zijn, naamlijk
boschachtiger, want tusschen dit dorp en Abcoude, zijn meermaals,
eenige voeten onder den grond, veele boomen gevonden; men weet
hoe winden en vloeden het eertijds houtrijk Nederland van veele zijner
bosschen beroofd heeft—de grond is in geheel den omtrek van
Ouderkerk veenachtig en moerassig—te recht noemt de zoetvloejende
Willink hetzelve, ’t luchtig dorp

Daar de Amstelstroom, al even prat,


Gevoerd op een kristallen wagen,
Zo glorierijk door heenen snelt,
En doet de zilvren baartjens vloejen
Om met een zacht en deun geweld,
Zijn groene boorden te besproejen;
Zijn boorden door geen mensch gewraakt.…

[2]

NAAMSOORSPRONG.
Het geen wegens dit artijkel aangetekend wordt, is gelijk ten deezen
opzichte meermaals het geval is, met twijfelingen doorweeven: in
vroegere dagen droeg het den naam van Ouder-amstel, om dat het
onder Ouder-amstel behoort, men wil dat het den naam van Ouderkerk,
in de plaats van dien van Ouder-amstel zoude verkregen hebben, bij
gelegenheid van het stichten van een Nieuwer kerk in Amstelland, het
geen zekerlijk aanneemelijk is, schoon men verschille in de bepaaling
welke die Nieuwer kerk moge geweest zijn; sommigen houden er de
tegenwoordige Oude kerk te Amsteldam voor, om dat deeze weleer den
naam van de Kerk in Nieuweramstel, of Niër-Kerk gedragen heeft; ’t
geen anderen ongerijmd voorkomt, het voor aanneemelijker houdende
dat er de Kerk te Amstelveen door verstaan zoude kunnen worden, om
de benaaming van Nieuwer-amstel, welke dat ambacht draagt: weder
anderen meenen dat men voor die Nieuwe Kerk te houden hebben die
van Nieuwerkerk, sedert lang in de Haarlemmer-meir verdronken—hoe
het zij, uit het een en ander is de naamsoorsprong des dorps nagenoeg
te gissen; althans nagenoeg voor zo verre ons oogmerk gaat; dit alleen
moeten wij er nog bijvoegen, dat dit dorp gemeenlijk Ouderkerk aan den
Amstel genoemd wordt, ter onderscheidinge van een ander dorp
Ouderkerk, dat aan den Yssel ligt.

S T I C H T I N G en G R O O T T E .

Wegens de stichting van Ouderkerk kan niets gezegd worden, alzo het
waarschijnelijk, met veele andere Nederlandsche dorpen eenen
toevalligen oorsprong zal hebben, die meesttijds gezocht moet worden
in de ligging, welke aanleiding gegeven zal hebben dat sommige lieden
zig op zulk eenen grond met er woon hebben nedergezet.

Wat de grootte betreft; het ambacht van Ouderkerk, bestaat [3]in vijf
voornaame polders, zamen groot bijna 3505 morgen lands, waarvan
voor Ouderkerk met Waardhuizen, en Duivendrecht, van ouds niet
hooger zijn geteld, dan op 1542 morgen, 380 roeden; zijnde sedert 30
morgen en 400 roeden daaraf vergraaven voor de bedijking van de
Diemermeir.

In de oude lijst der verpondingen van 1632, stonden voor Ouderkerk,


162 huizen, en in die van 1732, reeds 249 huizen en 4 molens: men
rekent dat er onder Ouderkerk omtrent 750 ingezetenen zijn, zo
mannen, vrouwen als kinderen en dienstboden, zijnde in deeze telling
twee kinderen, onder de agt jaaren, voor één persoon gesteld.

’T WAPEN.

Dit is even als dat van Amstelveen, met dit onderscheid dat voor
Ouderkerk op den ondersten balk twee kruisen staan, daar Amstelveen
op dien balk slechts één kruis heeft.

KERKLIJKE en GODSDIENSTIGE GEBOUWEN.

Weleer had dit dorp een ruime en luchtige Kerk, met een groot choor,
waarvan het dak verre boven dat der Kerk uitrees: de toren was
vierkant, en pronkte tot in den jaare 1674 met een hoogen spitsen kap,
die op den eersten Augustus van dat jaar, tot op het muurwerk des
gebouws nedergeslagen werd: de spits werd naderhand weder
opgebouwd, echter niet zo hoog, hoewel zij zig nog vrij verre vertoonde;
doch het gebouw geheel bouwvallig geworden zijnde, werd in den jaare
1774 afgebroken, en op dezelfde plaats eene geheel nieuwe en nette
Kerk gesticht: zijnde den eersten steen daarvan gelegd door den Heer
Balthazar Nolthenius, Zoon van den Heere Mr. Jeronimus
Nolthenius, toen Secretaris van Ouder-amstel: deeze Kerk heeft van
binnen niets bijzonders, hoewel zij van buiten eene zeer aangenaame
vertooning maakt. [4]

Ten tijde dat de Roomsche Godsdienst in deeze landen de heerschende


was, was de Kerk van dit plaatsjen toegewijd aan den Paus en
Martelaar Urbanus, wordende de Pastorij door de Hollandsche
Graaven begeven; het inkomen van den Priester bestond uit 39
rhijnlandsche guldens van zekere landvruchten, als mede uit de
voordbrengzelen van 6 morgen lands onder Abkoude, en evenveel
anderen onder het ambacht Ouderkerk.

Toen de Hervormde Godsdienst de heerschende was, werden de


Kerken van Amstelveen en Ouderkerk door een zelfden Predikant
bediend; doch omtrent den jaare 1595, viel desaangaande eenige
verandering voor, zodanig dat Ouderkerk zig in het kerklijke met Diemen
vereenigde, wordende deezen beide gemeenten bediend door den
Leeraar Lucas Ambrosius; naderhand Predikant te Amsteldam: toen
beide plaatsen in getal van inwooners merkelijk toegenomen waren,
ontving ieder eenen eigen Leeraar; gelijk ieder gemeente ook nog door
éénen Leeraar bediend wordt: beiden staan onder de Classis van
Amsteldam.

Een Weeshuis is op dit Dorp niet; de weezen en geallimenteerden


worden onder de ingezetenen besteed.

De Roomschen, die onder Ouderkerk zeer talrijk zijn, hebben er twee


Kerkhuizen.

WERELDLIJKE GEBOUWEN.

Onder dit artijkel kan alleen het Rechthuis gebragt worden, zijnde voor
een dorp-gebouw, vrij ongemeen; vóòr hetzelve staat, 1656,
waarschijnlijk het jaar van deszelfs bouwing: in een der muuren zitten
drie kogels door de Pruissen daarin geschoten.

REGEERING.

Deeze bestaat, wat het crimineele betreft, uit den Bailluw, en in het civile
uit Schout, zeven Schepenen en een Secretaris: vier Buurmeesters
hebben, met Schout en Schepenen, ’t bewind over de gemeene zaaken
van ’t ambacht.
De Ambachtsheer kan onder dit artijkel niet ongenoemd blijven, en des
kunnen wij ter deezer gelegenheid ook voegelijk aantekenen dat de stad
Amsteldam deeze Ambachtsheerlijkheid in [5]den jaare 1731 aangekocht
heeft voor eene somma van 25.100 guldens: de sterfheer is gemeenlijk
een der Burgemeesteren van Amsteldam, zijnde thans de Wel Ed.
Achtb. Heer Mr. Nicolaas Faas; de Ambachtsheer oefent echter het
gezach niet uit zig zelven, maar alle zaaken, raakende het ambacht,
worden hem aangediend, en door het collegie van Burgemeesteren
afgedaan, gelijk zulks ook omtrent alle andere heerlijkheden, de stad
toebehoorende, plaats heeft: weleer was de Bailluw zelf Ambachtsheer,
en de goedkeuring of afkeuring van een’ Predikant stond aan hem
alleen, zijnde dit amt tot den jaare 1715, door de oudste geslachten van
Holland bekleed.

VOORRECHTEN.

Hier onder behooren de twee bruggen die op het dorp gevonden


worden; eene van dezelven ligt over den Amstel, naamlijk aan de
noordzijde bij het Rechthuis, en de andere over het water de Bullewijk
genaamd, aan de zuidoostlijke zijde van het dorp: aan beide die
bruggen moeten de doorvaarende schepen, en de daarovergaande
menschen, beesten en rijtuigen, tol betaalen, zijnde het zelve een
inkomen voor de stad als bezitster van de Ambachtsheerlijkheid: in den
jaare 1745, werd het bruggeld verpacht voor ƒ 3000 guldens;
Amsteldam is natuurlijker wijze ook verpligt daarvoor de beide bruggen
te onderhouden, niet alleen, maar ook de straat die aan derzelver
vleugels ligt.

BEZIGHEDEN.

De aangenaame ligging van dit dorp verschaft hetzelve veel


levendigheid, door de menigte wandelaars welken zig ter uitspanninge
derwaards begeeven, maar nog meer door de onnoemelijk veele
rijtuigen welken als onophoudelijk afgaan en aankomen: deeze
levendigheid wordt niet weinig bevorderd door de veele kostbaare en
aangenaame tuinen, welken langs den breeden Amstel gelegen zijn, en
meest toebehoren aan voornaame Amsteldamsche Kooplieden, welken
aldaar de handelzorgen vergeetende, de duffe comptoirlucht voor den
frisschen adem der [6]Natuur verwisselende, ook dikwijls Ouderkerk
gaan bezoeken; al ’t welk het dorp geen gering voordeel aanbrengt;
voeg hierbij het Portugeesche Jooden Kerkhof, ten oosten van de Kerk,
aan de Bullewijk gelegen, ter oorzaake dat op hetzelve menigvuldige
begraavingen geschieden: maar ook wordt Ouderkerk niet weinig
verlevendigd en bevoordeeld door de gestadig doorvaarende schuiten
van Amsteldam, naar Utrecht, den Haag, Delft, Rotterdam, Gouda, als
mede verder nabijgelegene plaatsjens en terug; als mede door de
turfschepen en ponten, die van alom de turf uit de veenen naar
Amsteldam en elders heenvoerende, veelal den Amstel afkomen; wij
zwijgen van eene menigte rijtuigen welken, om verder optetrekken, dit
dorp passeeren: de som bovengemeld, waarvoor de tol te Ouderkerk
verpacht wordt, bewijst genoeg dat het dorp op verre na niet onder de
stille dorpjens geteld moet worden.

Er worden voords die handwerken en neeringen uitgeoefend en gedaan,


welken voor het burgerlijke leven onontbeerelijk zijn; veelen
opgezetenen geneeren er zig ook met den veeteelt, en de turffabriek.

GESCHIEDENISSEN.

Hoe weinig betekenend dit dorpjen, met betrekking tot het Land in ’t
algemeen, of tot het nabij gelegen trotsch Amsteldam in ’t bijzonder,
schijne te zijn, wordt het echter in de Vaderlandsche Historie dikwijls
genoemd, en in het belangrijke fak, dat met onzen tijd begint, bekleedt
het voorzeker eene hoofdplaats.

Hoe geheel Amstelland om zeker bedrijf van Gysbrecht van Amstel,


door de Kennemers onder water gezet en verwoest werd, zullen wij
breedvoerig moeten verhandelen als wij over Amsteldam in het
bijzonder zullen spreeken, hier zij het derhalven genoeg aantetekenen
dat Ouderkerk in dien vreeslijken nood mede niet weinig heeft moeten
lijden, ’t geen ligtlijk te begrijpen is wanneer men nagaat dat alle de
landerijen van geheel Amstelland, in eene openbaare zee veranderd
werden: dit gebeurde [7]omtrent den jaare 1204: eene vergoeding voor
dien grouwzaamen nood was eene stille landlijke rust van ongeveer
anderhalf honderd jaaren, want eerst in den jaare 1567 verschijnt
Ouderkerk weder op het Nederlandsche Staatstooneel, naamlijk ten
tijde van Hendrik van Brederode, die door het aanbieden van het
bekende smeekschrift aan de Hertoginne van Parma, bij de
Spaanschen verdacht geworden, en reeds uit zijne Heerlijkheid Viaanen
verdreven zijnde, zig met eenige bende in of nabij dit dorp nedersloeg,
en zig aldaar bleef oponthouden, tot hij naar elders den wijk nam: zes
jaaren laater, wierpen de Spanjaarden eene schans op rondsom het
Kerkhof en de Kerk van Ouderkerk, ter gelegenheid van de belegering
van Haarlem: dit kleine dorpjen is verder (in 1577) het middel in de hand
der Algemeene Staaten geweest om Amsteldam, toen de eenigste stad
die nog Spaansch gezind was, aan de zijde van Oranje, of wel aan
hunne zijde te brengen; want zij lagen in het dorp veel krijgsvolk, ter
handhavinge van hunne bevelen om aldaar zwaare convoijen en
licenten te vorderen, van alle de goederen welken uit Amsteldam
gevoerd en derwaards gebragt werden; de stad reeds toen eenen
wakkeren handel drijvende, vond zig daardoor ook zodanig bezwaard,
dat zij, om zig van dit jok te ontheffen, besloot den Algemeenen Staaten
te vergenoegen, en de zijde der Spanjaarden te verlaaten.

Sedert dien tijd bleef dit dorp wederom in rust tot op den 30 Julij des
jaars 1650, toen het ten getuige verstrekte van eene daad die eenigen
gaarne uit ’s Lands geschiedenissen gewischt zagen; dezelve is echter
te dikwijls geboekt om ooit door de vergetenheid ingezwolgen te kunnen
worden.

Willem de Tweede, Prins van Oranje, zig door de regeering van


Amsteldam beledigd achtende, wegens den geweigerden toegang in
den vollen raad, zowel als wegens andere Vaderlandlieve gedraagingen
van dien kant, besloot de stad bij [8]verrassching te overrompelen,
welken gevaarlijke aanslag echter, door eene gunstige bestuuring van
de Voorzienigheid, verijdeld werd, door het verdwaalen des krijgsvolks,
wegens de donkerheid van den nacht, en eenen zwaaren stortregen:
Graave Willem van Nassau, Stadhouder van Friesland, was het
geheim bevel van deezen aanslag opgedraagen; gelijk deezen dan ook
met zijne bende te Ouderkerk zijn hoofdquartier verkoos; wordende ten
volgenden dage door eenig krijgsvolk, uit Nijmegen, Utrecht, Arnhem,
Zutphen, Zwol en Doesburg versterkt, doch het dorp geraakte dien
overlast weldra kwijt, doordien de Prins en de Regeering van
Amsteldam tot een minnelijk verdrag kwamen, waaraan de waare
Patriotsche Heeren Bicker echter de aanzienlijke waardigheden,
welken zij in de stad bekleedden opofferden.

Van dien tijd af vinden wij wegens de geschiedenis van Ouderkerk niets
bijzonders gemeld, tot op onzen tijd toe; maar nu heeft het zig eenen
eeuwigen naam verworven, door de manlijke verdediging der Patriotten
aldaar, tegen de als in de wapenrustinge geborene Pruissen, die op den
7 September des jaars 1787, „in ons land vielen, om der Prinsesse van
Oranje voldoening te bezorgen, wegens voorvallen”, kunnen wij met
zeker geacht schrijver onder onze tijdgenooten zeggen, „welke hier de
plaats niet is om dezelve te onderzoeken”; wij blijven, met hem, „alleen
staan bij de dapperheid der patriotten, die bij Ouderkerk zo duidelijk
gebleken is, dat wanneer alle de posten tegen de Pruissen op eene
zodanige wijze verdedigd waren geworden, de geëischte voldoening
van dat hof, waarlijk zo spoedig nog niet zoude gevolgd zijn.”

Ofschoon wij in onze beschrijving van Amstelveen reeds, dat dorp


betreffende, een genoegzaam breed verslag van deeze
allergewichtigste omstandigheid gegeven hebben, kunnen wij echter
niet nalaaten, bij deeze gelegenheid het volgende nog te voegen;
zamen kan het dienen om een recht duidelijk [9]denkbeeld van de
aangelegenheid ter dier plaatse en tijde te kunnen vormen.——Dus
vinden wij het bedoelde geboekt, „Na de Pruissische troupen dan op de
grenzen van Gelderland en Holland de steden Gorcum, Nieuwpoort,
Schoonhoven, en anderen, na weinig tegenstands, ingenomen hadden,
rukten zij verder na beneden, om alle de posten te overmeesteren, en
vervolgends Amsteldam, en andere steden, de zijde der Patriotten
toegedaan, te bedwingen: eenige posten werden gemaklijk, anderen
niet zonder groote moeite veroverd, en voor sommigen stieten de
Pruissen, meer dan ééns, door den moed der Vaderlandsche burgerij,
het hoofd; de Hertog ziende dat niet alles zo gemaklijk gaan zoude, en
ook door berichten vernomen hebbende, dat er zeer veele posten sterk
verdedigd zouden worden besloot tot eenen algemeenen aanval.”

„Bij het geven van het wachtwoord, op den 30 September, des


gemelden jaars, beval hij dat alle Generaals en Commandanten, des
avonds ten zes uuren zig bij hem zouden moeten vervoegen; dit
geschiedde, en zijne Hoogheid deelde alstoen aan zijne Officieren de
bevelen uit, op welke eene wijze de aanvallen den volgenden morgen,
den eersten October, ten 5 uure eenen aanvang zoude moeten
neemen.”

„Zodra de seinschoot,” waarvan wij onder Amstelveen gesproken


hebben „gegeven was, geraakte alles in werking; alomme werden de
patriotsche posten aangevallen, die gedeeltelijk genomen, en
gedeeltelijk met de grootste dapperheid verdedigd werden; kunnende
wij niet nalaaten hier nog bij te voegen, dat waar de verdedigers
moesten bukken, zulks meer toeteschrijven was aan bedekt verraad, of
onkunde hunner bevelhebberen, welken geen orde onder hun volk
hielden, dan aan het volk zelf; dat dit waarheid is blijkt onder anderen uit
den aanval op Ouderkerk.”

Om ons thans bij dit dorp afzonderlijk te bepaalen, zullen wij hier den
stand der Pruissischen troupen, bestemd om Ouderkerk te attaqueeren,
opgeeven. [10]

„De Ritmeester Van Kleist, stond met een detachement ligte infanterij
in de kleine Duivendrechtsche polder.”

„De Ritmeester Zuizow met zijne ligte infanterij, en de Capitein Tschok


met eene compagnie Grenadiers van het regiment van Budberg
stonden op den weg van Abcoude, naar Ouderkerk, bij zig hebbende
een stuk geschut van zes, één van drie pond, en een houwitzer,
benevens de lijfcompagnie curassiers tot hunne ondersteuning.”

„In de Ouderkerker polder moest de Major Ledebur met zijn compagnie


en twee stukken zesponders geposteerd staan, doch deezen kon op
den bepaalden tijd daar niet tegenwoordig zijn, doordien hij over
Mijdrecht en Baamburg had moeten marcheeren.”

„Aan den kant van den Uithoorn stonden 30 Jaagers en twee


Compagniën van Budberg, onder bevel van den Capitein Kokerits,
zonder grof geschut, benevens een esquadron paardenvolk van den
Major Kram.”

„Deeze troupen nu hadden bevel om Ouderkerk te overmeesteren welk


plaatsjen tot zijne verdediging vier onderscheidene batterijen had, die
aan het dorp lagen, en die het den Pruissen meer daar ééns te heet
maakten; men zag daar dat zij deinzen en vallen konden.”

Dat de Patriotten dapper geschoten hebben, hebben de Pruissen zelven


getuigd, daar zij zeiden: „De Patriotten vervolgden ons met hunne
kanonnen onophoudelijk te beschieten; na veele vergeefsche
onderneemingen, en na dat de hooibergen in brand gestoken waren,
werden onze Jaagers door het geschut en door de vijandlijke
scherpschutters, genoodzaakt zig te retireren.”

„De gemelde vier batterijen die zo wèl bestuurd werden, waren op


deeze wijze gelegen: eene lag er bij de hooge brug, bij de
droogmaakerij, welke brug afgebroken was, terwijl deeze batterij met
een twaalfponder en twee zesponders [11]verdedigd werd; recht tegen
over dezelve lag eene andere bij den zogenaamden krommen hoek,
gemonteerd met twee drieponders, een derde lag op den weg na den
Voetangel, op dezelve waren twee zesponders geplaatst; en op de
boerderij voor welke deeze batterij op den weg lag, had men achter het
huis voor het molenvliet eenen drieponder geplaatst: eene vierde batterij
was opgeworpen, op het zwarte weggetjen, en met twee stukken van
zes ponden bewapend.”

„Zo wel het dorp als deeze batterij waren bezet door Amsteldamsche
burgers, door eenigen uit de Geldersche brigade, door Friesche
Auxiliairen en Jaagers, door een gedeelte van het corps van den
beruchten Salm;” wiens gloriezon door een schandelijke en eeuwige
eclips niet verdonkerd, maar geheel onzichtbaar geworden is! „en
voords door eenige Kanonniers en Artileristen, uit Amsteldam en uit de
Auxiliairen: het bevel over deeze zo gewigtige voorpost van Amsteldam
was opgedraagen aan den Wel Ed. Manhaften Heer F. H. de Wilde,
toenmaals Capitein der Burgerij van Amsteldam, en de Vaderlandsche
bende aanvoerende, onder den tijtel van Lieutenant Colonel.”

„De natte en doorweekte grond van Ouderkerk, als ook de menigte


grachten en slooten, verhinderden dat men uit den Duivendrechtschen
polder iet van belang kon verrichten: de bruggen waren veelal
afgebroken, aan veele toegangen doorsnijdingen gemaakt, eenige
anderen waren met geschut bezet, zo dat de Pruissen alhier eene
hevige verdediging te gemoet zagen, en de uitslag deed zien dat zij hier
niet mis gerekend hadden, want deeze voorpost van Amsteldam werd
met veel dapperheid en beleid door de Patriotten verdedigd.”

„Met het seinschoot namen ook hier de onderscheidene aanvallen


eenen aanvang, en de bezettelingen die terstond toonden dat zij deeze
vijandlijkheden te gemoet zagen, gaven den Pruissen een zeer
gevoeligen morgengroet terug.” [12]

„De Colonel Kokeritz, kon van den kant van den Uithoorn niets
verrichten; waarom een Capitein, wiens naam niet gemeld wordt, uit
overdrevenen ijver, met eenige manschappen uit dit detachement
voordrukte om te recognosceeren, wordende hij door een
cardoezenkogel doodgeschoten.”

„In de Ouderkerker polder, alwaar de compagnie van den Capitein


Ledebur stond, en hoewel alleen geschikt tot eenen valschen aanval,
verdedigde deeze zig echter met zo veel manmoedigheid, uit het klein
geweer, dat deeze compagnie eenen wezenlijken lof verdiende.”

„Op den weg van Abcoude naar Ouderkerk, alwaar de Capitein


Tschock, de Ritmeester Zuizow, en de Luitenant der Artillerij Jacobi
met hunne onderhoorige Manschappen, en drie stukken geschut
stonden, werd van beiden de zijden een allerlevendigst en hevigst vuur
gegeven: aan de zijde der Pruissen werden alle houwitsers, granaten en
kogels gebruikt, zonder echter de bezetting veel nadeels toetebrengen,
en de vijand was genoodzaakt meerder ammunitie te doen aanvoeren,
hoewel hij door de smalte van den weg geene stukken geschut meer
konde plaatsen: na dat het gevecht eenen geruimen tijd geduurd had,
en bijna geheel op ’t laatst, rukte aan de zijde van den
Duivendrechtschen polder, op den weg naar de Bullewijk eenige
manschappen met een stuk geschut aan; deeze manschappen, waren
op bevel van den Capitein Tschock met schuiten overgevaaren, en
plaatsen hun stuk geschut recht tegen over eene batterij der bezetting,
om dezelve te dwingen; doch de verdedigers deeden eenen zo hevigen
uitval, dat de vijand terstond de vlugt nam, en het stuk geschut bijna in
handen van de bezettelingen gevallen was.”

„Gemelde Capitein rukte daarop onverschrokken naar de batterij, en bij


aldien de manschappen, die aan de overzijde van den Amstel post
hielden, hem behoorelijk hadden kunnen ondersteunen, ware het niet
onmogelijk geweest, denzelven te veroveren; [13]doch dit ondoenlijk
zijnde, en de Patriotten als leeuwen vechtende voor hunne zaak, was hij
genoodzaakt te wijken, met achterlaating van eenige dooden en
gekwetsten, de Major Diebits, hoewel meer geschikt tot een aanval
tegen Duivendrecht, dit ziende, deed alle mogelijke moeite om uit den
Ouderkerker polder, hem ter hulpe te komen, en vuurde met zo veele
hevigheid en onverschrokkenheid, als wilde hij eenen etna bestormen,
doch het mogt hem almede niet gelukken den moed der Vaderlanderen
te bedwingen, en de batterij inteneemen.”
„Ondertusschen duurden deeze gevechten wederzijds van des morgens
5 tot 8 uuren, waarna de Pruissische troupen genoodzaakt waren van
voor Ouderkerk de wijk te neemen, doch omtrent ten elf uuren, kwamen
de gevlugte manschappen van Amstelveen 1 te Ouderkerk aan, waarop
men,” (nog den moed niet verloren geevende, in tegendeel, met eene
waare krijgsmans beraadenheid,) „eene batterij tegen den weg, langs
welken zij gekomen waren, deed opwerpen; voords ging men met alle
magt de batterij versterken tegen eenen nieuwen aanval; welk werk tot
één uure op den middag werd voordgezet; doch toen kwam er bevel uit
Amsteldam dat het volk van Van Salm, naar de Kalfjeslaan moest
trekken, alwaar mede eene batterij was opgeworpen, zijnde toen de
wegen, welken van Amstelveen op den Amstel uitkwamen, bezet.”

„Daarna vertrok ook de Geldersche brigade, en toen ook moest de


Lieutenant Colonel De Wilde, hoewel de Pruissen geweeken waren
voor zijn beleid en het gedrag der Patriotten, tot zijn grievendst
leedwezen aan de Amsteldamsche burgers en de overige manschappen
bevel geeven om mede optebreeken; dit geschiedde, hoewel
onvergenoegd, echter met veel bedaardheid, zo dat alle de ammunitie
tot de minste kleinigheid toe, mede naar Amsteldam gevoerd werd,
waarmede zij omtrent ten vier uure in den middag, in de stad
aankwamen, gelijk ook alle de manschappen der andere ontruimde
voorposten, welken van het overgaan van Amstelveen, en het verlaaten
van Ouderkerk, in tijds bericht bekomen hadden;” zij weeken, [14]ja maar
zij weeken als helden, als Batavieren nog niet ontaart van den
voorvaderlijken moed: niet te onrecht zongen wij elders die helden dus
toe:

Ja gij zwichtet——met uw zwichten,


Zwichtte ook ’t magtig Amsteldam;
Amsteldam, waaruit u voorraad,
Voorraad en versterking kwam:

Ja gij zwichtet, niet uit lafheid!


Lafheid! des waart ge onbekwaam;

You might also like