Word Enlist

TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST TURKS
TAALCOMPLEET A2
woordenlijst
Turks Türkçe
Thema 1 Verhuizen
1.1 Nieuwe buren
al zaten, bile
bevallen, beviel(en), zijn bevallen doğurmak
de buren komşular
geboren doğan
de hamer, de hamers çekiç
de jongste en küçük (çocuk)
lenen, leende(n), hebben geleend ödünç almak
ontmoeten, ontmoette(n), hebben
ontmoet buluşmak
de oudste en yaşlı
pas az önce
succes Bol şans!
voor het eerst ilk kez
worden, werd(en), zijn geworden olmak
zwanger hamile
1.2 Zinnen maken

de hoofdzin, hoofdzinnen * ana cümle
de rest * Kalan
het werkwoord * fiil
1.3 Dit is mijn familie.

presenteren * sunmak
1.4 Huiswerk maken

het huiswerk * ödev yapmak
oefenen * uygulamak
tegelijk * aynı zamanda
1.5 Hoe gaat het?
blij, blije mutlu
delen, deelde(n), hebben gedeeld paylaşmak

fantastisch, fantastische fantastik
gefeliciteerd tebrikler
* Dit woord hoef je niet te leren. Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekmemektedir.
1
geluk hebben, had(den) geluk, hebben
geluk gehad şanslı olmak

Hoe ziet … eruit? (eruitzien, zag(en) eruit,
hebben eruitgezien) Nasıl görünüyor?
de huur kira
licht, lichte açık (renk); ışık
de meter (m), de meters metre
modern, moderne modern
ruim, ruime geniş
verhuizen, verhuisde(n), zijn verhuisd taşınmak
vierkant, vierkante kare
de wijk, de wijken mahalle
1.6 Er is een tuin. Er zijn drie kamers.

het enkelvoud * tekil
het meervoud * çoğul
1.7 En, maar, want, dus, of

de hoofdzin * ana cümle
1.8 Marktplaats
de advertentie, de advertenties reklam
bieden, bood, boden, hebben geboden teklif vermek
breed, brede geniş
de centimeter (cm), de centimeters santimetre
hout, houten tahta
het kleed, de kleden halı
laag, lage alçak
opsturen, stuurde(n) op, hebben
opgestuurd göndermek
rond, ronde yuvarlak
de spiegel, de spiegels ayna
tweedehands, tweedehandse ikinci el
verkopen, verkocht(en), hebben verkocht satmak
wol, wollen yün
zwaar, zware ağır
2
1.9 De grote kast, de kleine spiegel
bijvoeglijk naamwoord, bijvoeglijke
het naamwoorden * sıfat
het materiaal, de materialen * malzeme
de vorm * şekil
1.10 Op het station

de automaat, de automaten makine
het bericht, de berichten mesaj
duidelijk, duidelijke açık
ergens bir yer
gelijk hebben, had(den) gelijk, hebben
gelijk gehad haklı olmak
handig, handige kullanışlı
hartelijk, hartelijke sıcak bir şekilde
Het spijt me. Üzgünüm.
de hulp yardım
het lawaai gürültü
normaal, normale genellikle
op tijd zamanla
technisch, technische teknik
de vertraging gecikme
1.11 Ik begrijp, hij begrijpt, wij begrijpen

het hele werkwoord * mastar
de ik-vorm * ilk-şahıs (ör. ben gidiyorum)
de klinker, de klinkers * ünlü harf
de lange klank * uzun ünlü
de medeklinker, de medeklinkers * ünsüz harf
regelmatige werkwoord, de regelmatige
het werkwoorden * kurallı fiil
1.12 Geld op je OV-chipkaart zetten

drukken op, drukte(n) op, hebben gedrukt
op basmak
houden voor, hield(en) voor, hebben
gehouden voor önüne tutmak
de kaart, de kaarten kart
de knop, de knoppen düğme, tuş
de manier, de manieren yol, şekil
minimaal, minimale en az
3
opladen, laadde(n) op, hebben opgeladen şarj etmek
de pincode, de pincodes pin kodu

de pinpas, de pinpassen banka kartı
het scherm, de schermen ekran
stoppen in, stopte(n) in, hebben gestopt
in sokmak
ten slotte son olarak
veilig, veilige güvenli
vervolgens akabinde
1.14 Contact met de buren

boos, boze kızgın
de gast, de gasten misafir
het gesprek, de gesprekken konuşma, sohbet
hard, harde sert, yüksek sesli
last hebben van, had(den) last van,
hebben last gehad van den muzdarip, rahatsız olmak
de leeftijd, de leeftijden yaş
moe yorgun
overmorgen öbür gün
passen op, paste(n) op, hebben gepast op göz kulak olmak
stil, stille sessiz
de uitnodiging, de uitnodigingen davetiye
de verjaardag, de verjaardagen doğum günü
vieren, vierde(n), hebben gevierd kutlamak
zachter (zacht, zachte) yumuşak
1.15 Klein, kleiner – groot, groter

vergelijken * karşılaştırmak
de vergelijking * karşılaştırma
onregelmatig * düzensiz
het verschil * fark
4
Thema 2 Nederland
2.1 Feesten en gewoontes
het cadeau, de cadeaus hediye
de chocola Çikolata
hetzelfde Aynısı
hoeven niet, hoefde(n) niet, hebben niet
gehoeven zorunda olmamak
de kerk, de kerken kilise
Kerst Noel
de koning, de koningen kral
meeste (veel) çoğu
Pasen Paskalya
Sinterklaas Sinterklaas (Hollanda bayramı)
de sneeuw kar
het verschil, de verschillen fark
vroeg, vroege erken
de wereld dünya
de winter kış
2.2 Groot, groter, grootst

2.3 Tips bij het lezen

het examen * sınav
de folder * el broşürü
het kopje, de kopjes * başlık
de krant * gazete
het onderwerp * konu
raden * tahmin etmek
het stappenplan * yol haritası; plan
het verhaal * hikaye
2.4 Uit eten

de drank, de dranken içecek
de friet Patates kızartması
de geit, de geiten keçi
half, halve yarım
de ham jambon
5
het idee, de ideeën fikir
de menukaart, de menukaarten menü

de ober, de obers garson
de pasta makarna
de rekening, de rekeningen hesap
de salade, de salades salata
smaken, smaakte(n), hebben gesmaakt tatmak
studeren, studeerde(n), hebben gestudeerd okumak; bir ödeve çalışmak
vroeger eskiden
2.5 Ik heb gewerkt. – Wij hebben gewoond.

aan het eind * sonunda
de ik-vorm * birinci tekil şahıs (ben)
onthouden * hatırlamak
de tegenwoordige tijd * şimdiki zaman
het voltooid deelwoord * geçmiş zaman sıfat fiili
de voltooide tijd * tamamlanmış zaman
de vorm * şekil
2.6 Het nieuws

de boer, de boeren çiftçi
de brand, de branden yangın
de brandweer İtfaiye
door nedeniyle
gebeuren, gebeurde(n), zijn gebeurd gerçekleşmek
gemiddeld, gemiddelde ortalama
gevaarlijk, gevaarlijke tehlikeli
gisteren dün
de lente ilkbahar
het nieuws haberler
het ongeluk, de ongelukken kaza
het procent (%), de procenten yüzde
het vuur ateş
de ziekte, de ziektes hastalık
2.7 Ik bel morgen. – Morgen bel ik.

de hoofdzin, de hoofdzinnen * ana cümle
6
2.8 Het weer
bewolkt, bewolkte bulutlu
heet, hete sıcak
de herfst sonbahar
lijken, leek, leken, hebben geleken görünmek; gibi olmak
nat, natte ıslak
opnieuw yine
prachtig, prachtige güzel
regenen, regende, heeft geregend yağmur yağmak
de rest, de resten diğer, kalan
schijnen, scheen, schenen, hebben geschenen parlamak
de temperatuur, de temperaturen sıcaklık
waaien, waaide, heeft gewaaid esmek
zelfs bile
de zomer yaz
de zon güneş
2.9 Pannenkoeken bakken

bakken, bakte(n), hebben gebakken pişirmek
beide her ikisi de
doorgaan, ging(en) door, zijn doorgegaan devam etmek
gooien, gooide(n), hebben gegooid atmak
de jam marmelat
de kom, de kommen kase
leggen, legde(n), hebben gelegd sermek, koymak
de lucht hava
het meel un
omdraaien, draaide(n) om, hebben/zijn
omgedraaid döndermek
de pannenkoek, de pannenkoeken krep
het recept, de recepten tarif
roeren, roerde(n), hebben geroerd karıştırmak
vangen, ving(en), hebben gevangen yakalamak
zo bu şekilde
2.10 Doe de deur maar open.

de gebiedende wijs * emir kipi
de instructie, de instructies * talimat
7
de vorm * şekil
2.11 Een uitnodiging

bedanken, bedankte(n), hebben bedankt teşekkür etmek
beste sevgili
bijzonder, bijzondere olağanüstü, özel
feest geven, gaf, gaven een feest, hebben een
een feest gegeven parti vermek
het kaartje, de kaartjes kartpostal
de kus, de kussen öpücük
liefs sevgilerimle
lief, lieve sevgili
ontvangen, ontving(en), hebben ontvangen teslim almak
de reden, de redenen sebep
reserveren, reserveerde(n), hebben
gereserveerd rezerve etmek
sparen (voor), spaarde(n), hebben gespaard biriktirmek
uitnodigen, uitnodigde(n), hebben
uitgenodigd davet etmek
verrassen, verraste(n), hebben verrast sürpriz yapmak
de zaal, de zalen (büyük) oda/salon
2.12 Een kaartje sturen

afscheid nemen, nam(en) afscheid, hebben
afscheid genomen veda etmek
de baan, de banen meslek
de begrafenis, de begrafenissen cenaze
de geboorte, de geboortes doğum
gecondoleerd başsağlığı dilerim
het gewicht ağırlık
het huwelijk, de huwelijken evlilik
jarig zijn, was, waren jarig, zijn jarig geweest doğum günü olmak
de lengte uzunluk
noemen, noemde(n), hebben genoemd adlandırmak
overlijden, overleed, overleden, zijn
overleden vefat etmek
het stadhuis, de stadhuizen belediye binası
sterkte bol şans
verdrietig, verdrietige üzgün
8
wensen, wenste(n), hebben gewenst dilemek
2.13 Zussen, zonen, kinderen

de klinker * ünlü harf
de korte klank * kısa ünlü
de lange klank * uzun ünlü
de lettergreep, de lettergrepen * Hece
de medeklinker * ünsüz harf
2.14 Heb je een leuke vakantie gehad?

bekend, bekende tanıdık
de berg, de bergen dağ
beschermen, beschermde(n), hebben
beschermd korumak
bouwen, bouwde(n), hebben gebouwd inşa etmek
breken, brak(en), zijn gebroken kırmak
de dijk, de dijken hendek
echt gerçekten
heerlijk, heerlijke keyifli
interessant, interessante ilginç
knap, knappe zeki
namelijk yani
de ramp, de rampen afet
toen sonra
de top, de toppen üst
2.15 Jij hebt gegeten. – Wij zijn gegaan.

de voltooide tijd * tamamlanmış geçmiş zaman
9
Thema 3 Kinderen
3.1 Familie in het buitenland

de basisschool, de basisscholen ilkokul
binnenkort yakında
het buitenland yurt dışı
het contact iletişim
mailen, mailde(n), hebben gemaild postalamak
missen, miste(n), hebben gemist özlemek
niemand kimse
omdat çünkü
proberen, probeerde(n), hebben geprobeerd denemek
slim, slimme zeki
de taal, de talen dil
vorig, vorige önceki
wennen, wende(n), zijn gewend alışmak
zorgen voor, zorgde(n) voor, hebben gezorgd
voor bakımını üstlenmek
3.2 Omdat en als

de bijzin * bent
de volgorde * düzenleme
3.3 Rapport bespreken

bang, bange korkmuş, korkmak
bespreken, besprak(en), hebben besproken tartışmak, konu edinmek
de geschiedenis tarih
het cijfer, de cijfers not
Ik maak me zorgen over… ...hakkında endişeliyim
het lokaal, de lokalen sınıf
de middelbare school, de middelbare scholen ortaokul, lise
niets hiçbir şey
de periode, de periodes dönem
het rapport, de rapporten okul raporu
de situatie, de situaties durum
slecht, slechte kötü
het vak, de vakken okul ders konusu
10
volgens göre
vriendelijk, vriendelijke cana yakın
3.4 … om brood te kopen.

het hele werkwoord * tüm fiil
waarvoor * ne için
3.5 Een uitnodiging van het consultatiebureau

geachte saygıdeğer
de gezondheid sağlık
groeien, groeide(n), zijn gegroeid büyümek
huilen, huilde(n), hebben gehuild ağlamak
de lijst, de lijsten liste
meten, mat(en), hebben gemeten ölçmek
het onderzoek, de onderzoeken araştırma
de ontwikkeling, de ontwikkelingen gelişme
de prik, de prikken enjeksiyon
de reactie, de reacties tepki
van tevoren öncesinde
verzetten, verzette(n), hebben verzet direnmek
wegen, woog, wogen, hebben gewogen tartmak
3.6 Ik maak schoon. De docent legt uit.

scheidbare werkwoord, de scheidbare
het werkwoorden * ayrılabilir fiil
3.7 Berichten voor docenten

breken, brak(en), hebben gebroken kırmak
geopereerd zijn/worden ameliyat olmak
het hart, de harten kalp
het hoofdstuk, de hoofdstukken bölüm
lesgeven, gaf les, gaven les, hebben
öğretmek, ders vermek
lesgegeven
melden, meldde(n), hebben gemeld bilgi vermek, bilgilendirmek
het merk, de merken marka
misselijk, misselijke midesi bulanmak
opnemen, nam(en) op, hebben opgenomen (telefona) cevap vermek
regelen, regelde(n), hebben geregeld ayarlamak
11
terugbellen, belde(n) terug, hebben
teruggebeld geri aramak

verliezen, verloor, verloren, hebben verloren kaybetmek
verwachten, verwachtte(n), hebben verwacht beklemek
weggaan, ging(en) weg, zijn weggegaan uzaklaşmak
zodat o şekilde, için
3.8 Hij zegt dat… – Hij vraagt of…

3.9 Een uitje organiseren

afspreken, sprak(en) af, hebben afgesproken üzerinde anlaşmaya varmak
bedenken, bedacht(en), hebben bedacht hakkında düşünmek
de groep, de groepen grup
ses çıkarmak, (mecazi anlamda)
kulağına gelmek (ör. kulağıma
klinken, klonk(en), hebben geklonken çok güzel geliyor)
de leerling, de leerlingen öğrenci
de mening, de meningen görüş
de oorlog, de oorlogen savaş
organiseren, organiseerde(n), hebben
georganiseerd organize etmek
het plan, de plannen plan
saai, saaie sıkıcı
het thema, de thema's tema, kitap mevzusu
het uitje, de uitjes gezi
varen, voer(en), hebben gevaren yelkenliyle gitmek
het voorstel, de voorstellen teklif
3.10 Woorden met ng en nk

de klank * ses
3.11 Nieuwsbrief
het bos, de bossen orman
de cultuur, de culturen kültür
genieten, genoot, genoten, hebben genoten eğlenmek
in plaats van yerine
de juf, de juffen kadın öğretmen
de meester, de meesters erkek öğretmen
het personeel personel
12
de reis, de reizen yolculuk
het resultaat, de resultaten sonuç
het spelletje, de spelletjes oyun
veranderen, veranderde(n), zijn / hebben
veranderd değişmek, değiştirmek
voorbereiden, bereidde(n) voor, hebben
voorbereid hazırlamak
voorbij bitmiş
de website, de websites Web Sitesi
3.12 Foto – foto's, baby – baby's

de afkorting * kısaltma
de klinker, de klinkers * ünlü harf
3.13 Tips bij het schrijven

afmaken, maak af * tamamlamak
controleren * kontrol etmek
eindigen * bitirmek
het examen * sınav
de persoon * kişi
het stappenplan * yol haritası
de voorletter, de voorletters * baş harfi
de vorm * şekil
3.14 Het kinderdagverblijf

de aandacht dikkat
de activiteit, de activiteiten etkinlik
allerlei Her türlü
het deel, de delen parça
de luier, de luiers bebek bezi
maximaal, maximale maksimum
ontdekken, ontdekte(n), hebben ontdekt keşfetmek
de overheid, de overheden yönetim
persoonlijk, persoonlijke kişisel
regelmatig, regelmatige düzenli olarak
de rust dinlenme
speciaal, speciale özel
13
vast, vaste sabit
de zorg bakım
Thema 4 Winkels
4.1 Mijn werkdag
aantrekken, trok(ken) aan, hebben
aangetrokken giymek
aanwijzen, wees aan, wezen aan, hebben
aangewezen göstermek
de baas, de bazen patron
beantwoorden, beantwoordde(n), hebben
beantwoord cevap vermek
het beroep, de beroepen meslek
beschrijven, beschreef, beschreven, hebben
beschreven tanımlamak
de klant, de klanten müşteri
nergens hiçbir yerde
oplossen, loste(n) op, hebben opgelost çözmek
opstaan, stond(en) op, zijn opgestaan yataktan kalkmak
uitzoeken, zocht(en) uit, hebben uitgezocht seçmek
de vergadering, de vergaderingen toplantı
wakker uyanık
de werkdag, de werkdagen iş günü
4.2 Morgen moet ik werken. – Daarom moet ik vroeg opstaan.

4.3 Ik zoek een boek.

direct hemen
geweldig, geweldige harika
de moeite çaba
niks hiçbir şey
het niveau, de niveaus seviye
de opleiding, de opleidingen eğitim
de schrijver, de schrijvers yazar
de stem, de stemmen ses
de studie, de studies eğitim, bölüm
het systeem, de systemen sistem
de veiligheid güvenlik
14
verkeerd, verkeerde yanlış
zeker kesinlikle
azmetmek (gelecek zaman için
zullen, zou(den) bestellen kullanılır)
4.4 Hij, het, ze

4.5 Tips bij het luisteren

de betekenis * anlam
het examen * sınav
de ondertiteling * altyazı
het onderwerp * konu
het stappenplan * yol haritası
4.6 Online bestellen

het bakje, de bakjes kase
de borstel, de borstels fırça
het doekje, de doekjes (ıslak) bez
de fles, de flessen şişe
knippen, knipte(n), hebben geknipt kesmek
de nagel, de nagels tırnak
perfect, perfecte mükemmel
plassen, plaste(n), hebben geplast işemek
het product, de producten ürün
de schaar, de scharen makas
scherp, scherpe keskin
stevig, stevige sağlam
voelen, voelde(n), hebben gevoeld hissetmek
voeren, voerde(n), hebben gevoerd beslemek
zacht, zachte yumuşak
4.7 Ik heb een klacht.

aanbieden, bood aan, boden aan, hebben
aangeboden teklif etmek
anderhalf, anderhalve bir buçuk
anders aksi takdirde
beloven, beloofde(n), hebben beloofd söz vermek
de bestelling, de bestellingen sipariş
(nog) eens yine
15
het excuus, de excuses özür
gauw yakında
geleden önce
de klacht, de klachten şikayet
de korting, de kortingen indirim
leveren, leverde(n), hebben geleverd teslim etmek
onmiddellijk derhal
reageren (op), reageerde(n), hebben
gereageerd tepki vermek
tevreden (over) memnun
4.8 Uitleg over de kassa

aanmelden, meldde(n) zich aan, hebben zich
zich aangemeld giriş yapmak
afmelden, meldde(n) zich af, hebben zich
zich afgemeld oturumu kapatmak
bezig zijn, was bezig, waren bezig, zijn bezig
geweest meşgul olmak
duwen, duwde(n), hebben geduwd basmak, itmek
het einde son
juist, juiste doğru
de kluis, de kluizen güvenli
de la, de la's çekmece
leeg, lege boş
sluiten, sloot, sloten, hebben gesloten kapatmak
tellen, telde(n), hebben geteld saymak
de uitleg açıklama
vallen, viel(en), zijn gevallen düşmek
vanzelf kendi kendine
vol, volle dolu
4.10 Tim helpt mij. – Hij koopt een boek voor mij.
mij ben
jou sen (gayrı resmi)
u sizi, size, sizin (saygı ifade eder)
hem onu, ona, onun (erkek)
haar onu, ona, onun (dişil)
ons bizi, bize, bizim
jullie sizi, size, sizin (çoğul)
hen onları, onlara, onların
16
4.11 Het werkoverleg
durven, durfde(n), hebben gedurfd cesaret etmek
Ik ben het er (niet) mee eens. Ben aynı fikirde değilim
klagen, klaagde(n), hebben geklaagd şikayet
het onderwerp, de onderwerpen konu
de oplossing, de oplossingen çözüm
overdag gündüz
het overleg toplantı, görüşme
de partner, de partners iş ortağı
raar, rare tuhaf
de ruzie, de ruzies tartışma
het salaris, de salarissen maaş
schreeuwen, schreeuwde(n), hebben
geschreeuwd bağırmak
verdergaan, ging(en) verder, zijn
verdergegaan devam etmek
voorstellen, stelde(n) voor, hebben
voorgesteld önermek
4.12 Het ontbijt is klaar. – Olga zet het op tafel.

Thema 5 Opleidingen
5.1 Scholen in Nederland
het advies, de adviezen öneri
de advocaat, de advocaten avukat
het hbo (hoger beroepsonderwijs) mesleki eğitim (yüksek düzey)
de leraar, de leraren öğretmen
het mbo (middelbaar beroepsonderwijs)
mesleki eğitim (orta düzey)
omgaan met, ging(en) om met, zijn omgegaan
etkileşim, geçinmek
met
de piloot, de piloten pilot
de praktijk alıştırma
rekenen, rekende(n), hebben gerekend matematik
de schilder, de schilders boyacı
de theorie, de theorieën teori
de timmerman, de timmermannen marangoz
de universiteit, de universiteiten üniversite
17
de verpleegkundige, de verpleegkundigen hemşire
5.2 Het informatiebord

het begin başlangıç
bestaan, bestond(en), hebben bestaan var olmak
de bibliotheek, de bibliotheken kütüphane
de discussie, de discussies tartışma
eigen kendi
het examen, de examens sınav
de hal, de hallen salon
het hek, de hekken çit
mogelijk mümkün
oefenen, oefende(n), hebben geoefend egzersiz yapmak, alıştırma
de politiek politika
prettig, prettige hoş
proeven, proefde(n), hebben geproefd tatmak
het programma, de programma’s program
het rooster, de roosters zaman çizelgesi
5.3 Een opleiding doen

het apparaat, de apparaten cihaz
het bedrijf, de bedrijven şirket
controleren, controleerde(n), hebben
kontrol etmek
gecontroleerd
de folder, de folders broşür
de kans, de kansen şans, ihtimal
maken, maakte(n), hebben gemaakt yapmak
sociaal, sociale sosyal
stage lopen, liep(en) stage, hebben stage
staj yapmak
gelopen
strijken, streek, streken, hebben gestreken ütülemek
de techniek teknik
tegelijk aynı zamanda
de verwarming, de verwarmingen ısıtıcı, kalorifer
verzorgen, verzorgde(n), hebben verzorgd bakımını yüklenmek
de wasmachine, de wasmachines çamaşır makinesi
zeer çok
18
5.4 Kapper, tuinman en schilder
het diploma, de diploma’s diploma
het gevoel, de gevoelens his
de kapper, de kappers kuaför
het materiaal, de materialen malzeme
de plant, de planten bitki
schilderen, schilderde(n), hebben geschilderd boyamak
slagen, slaagde(n), zijn geslaagd başarılı olmak
spannend, spannende heyecan verici
de student, de studenten öğrenci
de toekomst gelecek
het verhaal, de verhalen hikâye
verliefd (op) âşık
verven, verfde(n), hebben geverfd boyamak
de vrijheid, de vrijheden özgürlük
zakken, zakte(n), zijn gezakt başarısız olmak
5.5 Ik leerde – wij gingen

het
werkwoorden * kurallı fiil
de verleden tijd * geçmiş zaman
de vorm * şekil
5.6 Vroeger en nu
dood, dode ölü
de fabriek, de fabrieken fabrika
gewoon, gewone normal
de hoek, de hoeken köşe
de machine, de machines makine
het onderwijs eğitim
de regering, de regeringen hükümet
slaan, sloeg(en), hebben geslagen vurmak
de stok, de stokken sopa
19
de straf, de straffen ceza
streng, strenge katı

vasthouden, hield(en) vast, hebben
tutmak
vastgehouden
verdienen, verdiende(n), hebben verdiend para kazanmak
de wet, de wetten hukuk
5.7 Stage lopen

aankleden, kleedde(n) aan, hebben
giyinmek
aangekleed
afgelopen zijn, was, waren afgelopen, zijn
afgelopen tamamlamak
benieuwd zijn naar, was, waren benieuwd
bir şeye meraklı olmak
naar, zijn benieuwd geweest naar
de bewoner, de bewoners (bir yerin) sakin(i)
Dat klopt. bu doğru
de deken, de dekens battaniye, yorgan
de dienst, de diensten görevde
de ervaring, de ervaringen deneyim
het kussen, de kussens yastık
kwaad, kwade öfkeli
langs yanından
lastig, lastige belalı; zor
opruimen, ruimde(n) op, hebben opgeruimd temizlemek; toplamak
serieus, serieuze ciddi
stelen, stal(en), hebben gestolen hırsızlık yapmak
5.8 Een toets maken

af bitti
afmaken, maakte(n) af, hebben afgemaakt bitirmek
de bedoeling, de bedoelingen maksat
extra ekstra
het geluid, de geluiden ses
haast hebben, had(den) haast, hebben haast
acelesi olmak
gehad
hopen, hoopte(n), hebben gehoopt umut etmek
lukken, lukte, lukten, zijn gelukt başarmak
nakijken, keek, keken na, hebben nagekeken kontrol etmek
20
omhoog yukarı

een paar birkaç
de toets, de toetsen test, imtihan, sınav
het totaal, de totalen toplam
vanmiddag bu gün öğleden sonra
5.9 Dat moet. Dat mag. Dat hoeft niet.

het werkwoord, de werkwoorden * fiil
5.10 Tips bij het spreken

de klank, de klanken * ses
5.11 Het huiswerk

alweer tekrar
bijten, beet, beten, hebben gebeten ısırmak
het centrum, de centrums merkez
hard, harde sert
het huiswerk ev ödevi
de krant, de kranten gazete
ontzettend çok
op dit moment şu anda
steeds tekrar tekrar, sürekli
het tijdschrift, de tijdschriften dergi
toevallig, toevallige kazara, tesadüfen
uitrusten, rustte(n) uit, hebben/zijn uitgerust dinlenmek
vanochtend bu sabah
verkouden üşütmek
zich voelen, voelde(n) zich, hebben zich gevoeld hissetmek
5.12 Mag ik je pen lenen? Zullen we gaan?

21
5.13 Het weekend
de alcohol alkol
besluiten, besloot, besloten, hebben besloten karar vermek
de finale final
Ik ben het zat. (het zat zijn, was, waren het
bıktım
zat)
de kunst sanat
de rivier, de rivieren nehir
het schilderij, de schilderijen tablo
sterk, sterke güçlü
het terras, de terrassen teras
uitgaan, ging(en) uit, zijn uitgegaan dışarı çıkmak
verliezen, verloor, verloren, hebben verloren kaybetmek, mağlup olmak
vreselijk korkunç, çok kötü
winkelen, winkelde(n), hebben gewinkeld alışveriş yapmak
winnen, won(nen), hebben gewonnen kazanmak
5.14 Ik kook morgen. – Ik ga koken.

de vorm, de vormen * şekil
Thema 6 Werk zoeken

6.1 Op zoek naar werk
bewaren, bewaarde(n), hebben bewaard depolamak, saklamak
het contract, de contracten sözleşme
de functie, de functies iş
interesse hebben (in), had(den) interesse,
ilgi duymak
hebben interesse gehad
de kennis, de kennissen tanıdık
het nadeel, de nadelen dezavantaj
de persoon, de personen kişi
de sollicitatiebrief, de sollicitatiebrieven başvuru mektubu
solliciteren, solliciteerde(n), hebben
işe başvurmak
gesolliciteerd
22
tijdelijk, tijdelijke geçici

de vacature, de vacatures açık iş pozisyonu
het voordeel, de voordelen avantaj
de werkgever, de werkgevers işveren
de werknemer, de werknemers çalışan
6.2 Ik begrijp – jullie gaan

onregelmatige werkwoord, de onregelmatige
het
werkwoorden * düzensiz fiil
het
6.3 Meerkeuzevragen beantwoorden

de meerkeuzevraag, de meerkeuzevragen * çoktan seçmeli soru
6.4 Vacatures
de bar, de bars bar
beschikbaar, beschikbare mevcut
het cv, de cv's öz geçmiş
erg, erge çok
hard werken, werkte(n) hard, hebben hard
çok çalışmak
gewerkt
het kantoor, de kantoren ofis
de kennis bilgi
de kwaliteit kalite
plus artı
het rijbewijs, de rijbewijzen sürücü ehliyeti
samenwerken, werkte(n) samen, hebben
iş birliği yapmak
samengewerkt
de schoonmaker, de schoonmakers temizlikçi
tanken, tankte(n), hebben getankt araca yakıt almak
vlug hızlı
23
6.5 Luisteren naar – zorgen voor
het voorzetsel, de voorzetsels * edat
6.6 Informatie vragen over een vacature

de afdeling, de afdelingen departman
de belasting, de belastingen vergi
het lid, de leden üye
parttime yarı zamanlı
het pensioen emekli maaşı
de post posta
de postbezorger, de postbezorgers postacı
de rekening, de rekeningen fatura
stuk bozuk
de vereniging, de verenigingen birlik
de vergoeding, de vergoedingen tazminat
zelfstandig, zelfstandige bağımsız
zoals örneğin
zorgen voor, zorgde(n) voor, hebben gezorgd birinin bakımını üstlenmek, bir
voor şeyi sağlamak
6.7 Ik heb opgeruimd - zij hebben samengewerkt

het
werkwoorden * ayrılabilir fiil
het voorzetsel * edat
de voltooide tijd * tamamlanmış geçmiş zaman
het voltooid deelwoord * geçmiş zaman sıfat fiili
6.8 Formulier uitzendbureau

de band, de banden lastik
het gebouw, de gebouwen bina
de klus, de klussen angarya
de monteur, de monteurs tamirci
24
de olie yağ

het onderhoud bakım
de oppas, de oppassen bebek bakıcısı
de rem, de remmen fren
repareren, repareerde(n), hebben
onarmak
gerepareerd
de scooter, de scooters küçük motosiklet
de start başlangıç
de taak, de taken görev
het vervoer taşımacılık
volledig, volledige bütün
de vrachtwagen, de vrachtwagens kamyon
6.9 Herhaling: zinnen maken (1)

6.10 Het sollicitatiegesprek

creatief, creatieve yaratıcı
Dat geeft niet. önemli değil
eerlijk, eerlijke doğru, dürüst
fulltime tam zamanlı
geloven, geloofde(n), hebben geloofd inanmak
het hotel, de hotels otel
de kok, de koks aşçı
de stress gerilim
vers, verse taze
volgen, volgde(n), hebben gevolgd katılmak, takip etmek
vooral özellikle
wat voor ne tür
de werktijden çalışma saatleri
de zaak, de zaken şirket
6.12 Ik heb bedoeld – hij heeft ontdekt

het
25
Thema 7 Werken
7.1 De rondleiding
aan de linkerkant solda
aan de rechterkant sağda
afwassen, waste(n) af, hebben afgewassen bulaşık yıkamak
het bureau, de bureaus masa
de directeur, de directeuren yönetici
de ingang, de ingangen giriş
de koelkast, de koelkasten buzdolabı
de kraan, de kranen musluk
de map, de mappen klasör
de plank, de planken raf
de pot, de potten saksı
storen, stoorde(n), hebben gestoord rahatsız etmek
het toilet, de toiletten tuvalet
vuil, vuile kirli
7.2 Door de gang, langs de vergaderzaal

door üzerinden, -den/-dan doğru
tegen karşı
7.3 Let op de tijd.

verdelen * bölmek
7.4 Wat moet ik doen?

aan de beurt zijn, was, waren aan de beurt,
sıranın sende olması
zijn aan de beurt geweest
binnenkomen, kwam(en) binnen, zijn
içeri girmek
binnengekomen
de handtekening, de handtekeningen imza
in de rij staan, stond(en) in de rij, hebben in
kuyrukta beklemek
de rij gestaan
laten, liet(en), hebben gelaten izin vermek, bırakmak
netjes düzenli
opletten, lette(n) op, hebben opgelet dikkat etmek
26
opzoeken, zocht(en) op, hebben opgezocht bir şeyi aramak

plastic plastik
printen, printte(n), hebben geprint yazdırmak
recht, rechte düz
het respect saygı
de vlek, de vlekken leke
waarvoor ne için
7.5 Let op! Gevaar!

blussen, bluste(n), hebben geblust söndürmek
het gevaar, de gevaren tehlike
glad, gladde kaygan
de helm, de helmen kask
de ladder, de ladders merdiven
meemaken, maakte(n) mee, hebben
deneyimlemek
meegemaakt
parkeren, parkeerde(n), hebben geparkeerd park etmek
roken, rookte(n), hebben gerookt sigara içmek
de rook duman
de slang, de slangen hortum
de uitgang, de uitgangen çıkış
verboden (te) yasak
de vloer, de vloeren zemin
waarschuwen, waarschuwde(n), hebben
uyarmak
gewaarschuwd
7.6 Herhaling: Je moet – je mag – je kunt

7.7 Ziek melden en vrij vragen

aanvragen, vroeg(en) aan, hebben
bir şey için başvurmak
aangevraagd
aanwezig, aanwezige mevcut
afwezig, afwezige mevcut değil / yok
bereiken, bereikte(n), hebben bereikt iletişim kurmak
geheim, geheime sır
het loon, de lonen maaş
27
nadenken (over), dacht(en) na, hebben
hakkında düşünmek
nagedacht
officieel, officiële resmi
overleggen, overlegde(n), hebben overlegd tartışmak
schriftelijk, schriftelijke yazılı
verplicht, verplichte zorunlu
ziek melden, meldde(n) zich ziek, hebben zich
zich hastalık izni almak
ziekgemeld
7.8 Herhaling: Zinnen maken (2)

de bijzin * yan cümle, bent
7.9 Het einde van de werkdag

dweilen, dweilde(n), hebben gedweild paspas yapmak
een heleboel çok
openen, opende(n), hebben geopend açmak
de reclame, de reclames reklam
ruiken, rook, roken, hebben geroken koklamak
de sigaret, de sigaretten sigara
het snoep şeker
stofzuigen, stofzuigde(n), hebben gestofzuigd elektrik süpürgesiyle temizlemek
het stuk, de stukken bir parça

de tandenborstel, de tandenborstels diş fırçası
de tandpasta, de tandpasta’s diş macunu
uitpakken, pakte(n) uit, hebben uitgepakt paketi açmak
het verslag, de verslagen rapor
vreemd, vreemde tuhaf
de zeep sabun
7.10 Herhaling: praten over vroeger

onregelmatige werkwoord, de onregelmatige
het
werkwoorden * düzensiz fiil
het
het
werkwoorden ayrılabilir fiil
28
7.11 Een nieuwe collega
de balie, de balies tezgâh
blond, blonde sarışın
dun, dunne sıska, ince
het geduld sabır
de gegevens (kişisel) veri
grappig, grappige eğlenceli
herinneren, herinnerde(n) zich, hebben zich
zich hatırlamak
herinnerd
lelijk, lelijke çirkin
de liefde aşk
negatief, negatieve negatif
de operatie, de operaties ameliyat
positief, positieve positif
de spijkerbroek, de spijkerbroeken kot pantolon
vrolijk, vrolijke neşeli
7.12 Herhaling: klein – kleine, groot – grote

bijvoeglijk naamwoord, de bijvoeglijk
het
naamwoorden * sıfat
7.13 De lunchpauze
gaan over, ging(en) over, zijn gegaan over hakkında olmak
gehandicapt, gehandicapte engelli
gek, gekke çılgın, deli
gewend zijn, was, waren gewend, zijn gewend
alışık olmak
geweest
de gitaar, de gitaren gitar
honger hebben, had(den) honger, hebben
aç olmak
honger gehad
knoeien, knoeide(n), hebben geknoeid birine bulaşmak; pisletmek
het leven, de levens ömür; hayat
de maaltijd, de maaltijden öğün
rijk, rijke zengin
de smaak, de smaken tat
de ster, de sterren yıldız
de uitkering, de uitkeringen maaş
werkloos, werkloze işsiz
zoet, zoete tatlı
29
7.14 Soms of vaak?
af en toe bazen
jaarlijks yıllık
maandelijks aylık
wekelijks haftalık
7.15 Herhaling: groot, groter, grootst

de vergelijking, de vergelijkingen * karşılaştırma
Thema 8 De gemeente
8.1 De website van de gemeente
het afval çöp
binnen içinde
de eigenaar, de eigenaren sahip
enz. (enzovoort) vesaire
de gemeente, de gemeentes belediye
los, losse gevşek
het paspoort, de paspoorten pasaport
de poep kaka
scheiden, scheidde(n), zijn gescheiden boşanmak
simpel, simpele basit
stinken, stonk(en), hebben gestonken kötü kokmak
de stoep, de stoepen kaldırım
de toestemming, de toestemmingen izin
de volwassene, de volwassenen yetişkin
de woning, de woningen ev, konum
8.2 Ik voel me niet goed. – Jij meldt je ziek.

8.3 Op het gemeentehuis

de bank, de banken banka
de batterij, de batterijen pil
de boom, de bomen ağaç
de brug, de bruggen köprü
de grap, de grappen şaka
de grond yer
de kopie, de kopieën kopya
merken, merkte(n), hebben gemerkt fark etmek
om de hoek yakında
de pasfoto, de pasfoto’s pasaport resmi
30
het plein, de pleinen meydan

de richting, de richtingen yön
stom, stomme aptalca
trots (op) gururlu
8.4 Herhaling: praten over de toekomst

8.5 Problemen in je huis

het beestje, de beestjes küçük hayvan
eergisteren önceki gün
het gas gaz
de keuze, de keuzes seçim
langskomen, kwam(en) langs, zijn
ziyaret etmek
langsgekomen
lekken, lekte(n), hebben gelekt sızdırmak
het plakband yapışkan bant
plotseling aniden
de ruit, de ruiten pencere camı
de schuld, de schulden borç
de steen, de stenen taş
de storing, de storingen kesinti
de storm, de stormen fırtına
de stroom elektrik akımı
de tak, de takken dal
8.6 Herhaling: Zinnen maken (3)

de bijzin * bent
de hoofdzin * ana cümle
8.7 Bij de politie

de (politie)agent, de (politie)agenten polis memuru
het bloed kan
de dief, de dieven hırsız
gewond yaralı
herkennen, herkende(n), hebben herkend tanımak
"bundan daha fazla değil"
anlamında kullanılır. Örneğin
niet/geen … meer
"daha fazla yağmur
beklenmiyor".
de paraplu, de paraplu’s şemsiye
31
de politie polis
de portemonnee, de portemonnees cüzdan

de rits, de ritsen fermuar
trekken aan, trok(ken) aan, hebben getrokken
çekmek
aan
vechten, vocht(en), hebben gevochten kavga etmek
zeer ağrılı
zitten in, zat(en) in, hebben gezeten in bir yerde bulunmak
8.8 Een leuke tas – een leuk tijdschrift

bijvoeglijk naamwoord, de bijvoeglijk
het
naamwoorden * sıfat
8.9 Nieuws uit Eindhoven

de aarde dünya, yerüzü
de bioscoop, de bioscopen sinema
de boete, de boetes ceza
draaien, draaide(n), hebben/zijn gedraaid dönmek
de haven, de havens liman
klimmen, klom(men), hebben/zijn
tırmanmak
geklommen
de maan ay
de paal, de palen direk
redden, redde(n), hebben gered kurtarmak
schrikken, schrok(ken), zijn geschrokken korkmak
de speeltuin, de speeltuinen oyun sahası, oyuncak parkı
springen, sprong(en), hebben/zijn gesprongen zıplamak
het touw, de touwen ip
verzamelen, verzamelde(n), hebben
toplamak
verzameld
de wind, de winden rüzgâr
8.10 Herhaling: Vragen maken

het vraagwoord * soru edatı
8.11 Afval
het blik, de blikken teneke kutu
de bodem, de bodems dip
de brievenbus, de brievenbussen posta kutusu
het deksel, de deksels kapak
het gordijn, de gordijnen perde
de handdoek, de handdoeken havlu
32
de koffer, de koffers bavul

de matras, de matrassen döşek
de mode moda
plakken, plakte(n), hebben geplakt yapıştırmak
de schaal, de schalen kâse
het speelgoed oyuncak
de verf boya
vriezen, vroor, vroren, hebben gevroren dondurmak
de vuilnisbak, de vuilnisbakken çöp kutusu
8.12 Het inburgeringsexamen

de koptelefoon * kulaklık
de microfoon * mikrofon
opnemen * kaydetmek
33

Word Enlist

Uploaded by

Document Information

Copyright

Available Formats

Share this document

Share or Embed Document

Sharing Options

Did you find this document useful?

Is this content inappropriate?

Copyright:

Available Formats

Word Enlist

Uploaded by

Copyright:

Available Formats

TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST TURKS

1.2 Zinnen maken

1.3 Dit is mijn familie.

1.4 Huiswerk maken

delen, deelde(n), hebben gedeeld paylaşmak

geluk gehad şanslı olmak

1.6 Er is een tuin. Er zijn drie kamers.

1.7 En, maar, want, dus, of

1.10 Op het station

1.11 Ik begrijp, hij begrijpt, wij begrijpen

1.12 Geld op je OV-chipkaart zetten

de pincode, de pincodes pin kodu

1.14 Contact met de buren

1.15 Klein, kleiner – groot, groter

2.2 Groot, groter, grootst

2.3 Tips bij het lezen

2.4 Uit eten

de menukaart, de menukaarten menü

2.5 Ik heb gewerkt. – Wij hebben gewoond.

2.6 Het nieuws

2.7 Ik bel morgen. – Morgen bel ik.

2.9 Pannenkoeken bakken

2.10 Doe de deur maar open.

het werkwoord * fiil

2.11 Een uitnodiging

2.12 Een kaartje sturen

2.13 Zussen, zonen, kinderen

2.14 Heb je een leuke vakantie gehad?

2.15 Jij hebt gegeten. – Wij zijn gegaan.

3.1 Familie in het buitenland

3.2 Omdat en als

3.3 Rapport bespreken

3.4 … om brood te kopen.

3.5 Een uitnodiging van het consultatiebureau

3.6 Ik maak schoon. De docent legt uit.

3.7 Berichten voor docenten

teruggebeld geri aramak

3.8 Hij zegt dat… – Hij vraagt of…

3.9 Een uitje organiseren

3.10 Woorden met ng en nk

3.12 Foto – foto's, baby – baby's

3.13 Tips bij het schrijven

3.14 Het kinderdagverblijf

4.2 Morgen moet ik werken. – Daarom moet ik vroeg opstaan.

4.3 Ik zoek een boek.

4.4 Hij, het, ze

4.5 Tips bij het luisteren

4.6 Online bestellen

4.7 Ik heb een klacht.

4.8 Uitleg over de kassa

4.12 Het ontbijt is klaar. – Olga zet het op tafel.

5.2 Het informatiebord

5.3 Een opleiding doen

5.5 Ik leerde – wij gingen

streng, strenge katı

5.7 Stage lopen

5.8 Een toets maken

TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST TURKS

5.9 Dat moet. Dat mag. Dat hoeft niet.

5.10 Tips bij het spreken

5.11 Het huiswerk

5.12 Mag ik je pen lenen? Zullen we gaan?

besluiten, besloot, besloten, hebben besloten karar vermek

5.14 Ik kook morgen. – Ik ga koken.