Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 24

The Siren of Sussex 1st Edition Mimi

Matthews
Visit to download the full and correct content document:
https://ebookmeta.com/product/the-siren-of-sussex-1st-edition-mimi-matthews/
More products digital (pdf, epub, mobi) instant
download maybe you interests ...

The Lost Letter 1st Edition Mimi Matthews

https://ebookmeta.com/product/the-lost-letter-1st-edition-mimi-
matthews/

The Lily of Ludgate Hill 1st Edition Mimi Matthews

https://ebookmeta.com/product/the-lily-of-ludgate-hill-1st-
edition-mimi-matthews/

A Modest Independence 1st Edition Mimi Matthews

https://ebookmeta.com/product/a-modest-independence-1st-edition-
mimi-matthews/

The Language of Crisis Metaphors Frames and Discourses


1st Edition Mimi Huang

https://ebookmeta.com/product/the-language-of-crisis-metaphors-
frames-and-discourses-1st-edition-mimi-huang/
Call of the Siren Obsidian Cove Supernatural Academy 1
1st Edition Jarica James

https://ebookmeta.com/product/call-of-the-siren-obsidian-cove-
supernatural-academy-1-1st-edition-jarica-james/

Siren Song 1st Edition J E Cluney

https://ebookmeta.com/product/siren-song-1st-edition-j-e-cluney/

Siren Wishes 1st Edition Rachelle Stevensen Stevensen


Rachelle

https://ebookmeta.com/product/siren-wishes-1st-edition-rachelle-
stevensen-stevensen-rachelle/

Records of the Courts of Sussex County, Delaware,


Volume 2: 1677-171 Craig W. Horle (Editor)

https://ebookmeta.com/product/records-of-the-courts-of-sussex-
county-delaware-volume-2-1677-171-craig-w-horle-editor/

Records of the Courts of Sussex County, Delaware,


Volume 1: 1677-1689 Craig W. Horle (Editor)

https://ebookmeta.com/product/records-of-the-courts-of-sussex-
county-delaware-volume-1-1677-1689-craig-w-horle-editor/
Another random document with
no related content on Scribd:
A s s y r i ë r s , afbeeldingen van — op Egyptische monumenten, 372.

A t a v i s m e , 38;
— berust meestal op stilstand in de ontwikkeling, 38.

A t e r g o , verklaring van de uitdrukking —, II 348.

Ateuches sacer, het onveranderd blijven van — onbewijsbaar, 371.

A t h e n e r s , gouden Cicaden op het hoofd der —, 572.

A u e r h a a n , zie Tetrao urogallus.

„A u e r o c h s ”, II 257.

A u s t r a l i ë r s , 381;
schedelinhoud der —, 107;
afstamming der —, II 337.

A u s t r a l i s c h e r a s , 379, 380.

A u s t r a l o ï d e schedels in Europa gevonden, 338.

Autamoebae, 319.

A u t o c h t o n e n , de Atheners droegen gouden Cicaden in het haar om te


bewijzen, dat zij — waren, 572.

A u t o g e n i e , 314.

A v e s , 313.

A x o l o t l , 312.

A z i ë , Midden-, Wisents in —, II 257.

A z t e k e n , huisdieren der —, 265.

B.

B a a r d k o e k o e k e n , zie Bucconidae.

B a a r d v o g e l s , zie Capitonidae.
B a a r s , het voorkomen van hermaphrodiete voorwerpen bij de —, 309.

B a b b a g e , D., over de getalsverhouding der seksen bij wettige en onwettige


geboorten, 505.

B a e h r , E. von, over Haeckel’s biogenetische hoofdwet, 297.

B a k e r m a t , oorspronkelijke — van het menschelijk geslacht, 293.

Balanoglossus, kieuwspleten bij —, 301.

B a l f o u r , over segmentaalorganen bij haaien, 299, 300;


over Tunicata, 301.

Balistes, II 35;
vetula, ontstaan van het geluid van —, II 35;
aculeatus, II 35.

B a l l e n , vasa aberrantia van de—, 34.

B a l t i s c h e s t a m , 382.

B a l t i m o r e v o g e l , nestbouw van den —, II 174. [496]

B a n d b u n s i n g s , zie Rhabitogale.

B a r a b r a , 379.

B a r i n g , moeilijke — der blanke vrouwen, veroorzaakt door de vorderingen der


obstetrie, 100.

B a r t e l s , Max, over overtallige zogklieren, 104.

B a s k e n , 379, 381.

B a s - r e l i e f s met afbeeldingen van rassen in Egypte, 371.

B a s t a a r d e n tusschen blanken en van Diemenslanders en Nieuw-Hollanders,


376;
tusschen de menschensoorten, 380.

B a t e s o n , over Balanoglossus, 301.


Bathybius, 314;
geen levend wezen, 315.

Batrachii, niet voorkomende op Oceanische eilanden, 42.

Batrachus grunniens, II 35.

B a u m h a u e r , Mr. M. M. van, over de verhouding der seksen in Nederland, 505.

„B e a g l e ”, reis om de wereld van Ch. Darwin met het schip —, 149.

B e c k , Dr., over de geschiedenis van het ijzer, 373.

B é d o r , over het verbieden van het huwelijk aan mannen met vrouwelijke
borsten, 50.

B e e l d e n d e k u n s t e n , aanleg voor —, 232.

B e e r , 42.

B e g r i p van goed en kwaad, ontwikkeld uit de behoeften der maatschappij, 218.

B e h a a r d h e i d , verschil in — bij verschillende menschenrassen, 43.

B e i e r e n , verhouding der geboorten in —, 504.

B e l s a n t i , over lagere menschenrassen, 46.

B e k , hoornachtigen, de ontwikkeling van een — sleept de verdwijning der tanden


met zich, 42.

B e l g i ë , verhouding der geboorten in —, 504.

B e n i - H a s s a n , muurschildering in de grotten van —, 371.

B é r a n e c k , over het parietaalorgaan der reptielen, 35.

B e r b e r s , 379;
de Guanches met de — verwant, 44.

B e r g e n , Dr. T. M. ten, over den oorsprong der taal, 158.

B e s c h a v i n g , Mexicaansche, uit geen vreemde bron afgeleid, 261;


vroegste middelpunten van—, 405.
„B e t c h e a u x R o c h e s ”, schedels gevonden in het hol —, 50.

B e v e r , graven van een hol door den Europeeschen —, 149.

B e v o l k i n g , onderscheid tusschen wettelijke, feitelijke en werkelijke —, 506.

B e v r u c h t i n g der bloemlooze planten en kranswieren, 501.

B i a l o w i c z a , kudde Wisents in het woud van —, II 257.

B i b a n - e l - M o l o e k , vallei —, II 348.

B i c k e s , Kapt., over het betrekkelijke aantal der seksen bij wettige en onwettige
geboorten, 504;
over de geboorten in verschillende landen van Europa, 504.

B i k k e r s , J., over het spreken van doofstommen, 159.

B i l f i n g e r s , familie der —, 105.

Bimana, 289.

Bipinnaria, 307.

B i r m a , behaarde familie van —, 43.

B i s o n , Amerikaansche —, II 257.

B i s o n , Europeesche —, II 257;
beenderen van den —, 46.

Bison Europaeus, 46.

Bixia orellana, 100.

Biziura lobata, geur van —, 609.

B l a a s o p , 574.

B l a s i u s en Keyzerling, hun indeeling der Roestvogels (Insessores), II 88.

Blastaeada, 315, 319.

B l a u w b o k , II 259.
B l e e k b o k , II 259.

B l o e d , slagaderlijk, schoone kleur van het —, 529.

B l o e m d r a g e n d e gewassen, 501.

B l o e m l o o z e gewassen, 501.

B o c c a r d o , Prof. G., over de oorzaken die de getalsverhouding der seksen bij


den mensch bepalen, 503;
over de verhouding der mannelijke en vrouwelijke geboorten in
[497]verschillende landen van Europa, 505;
over de geboorten in Frankrijk, 504.

B o e m e r a n g , Australische —, 260.

B o h e m e , verhouding der seksen bij wettige en onwettige geboorten in —, 505.

B o i t a r d , over een aap die zijn oppasser verwondde, 40.

B o k k e n , melkgevende —, 50.

B o l e y n , Anna, overtallige tepels bij —, 104;


overtallige vingers van —, 105.

Bombycidae, stemtoestel der —, 609.

B o n , le, over verschillen in den omvang van den schedel, 108.

B o n p l a n d , Humboldt en —, over een man die zijn kind zoogde, 50.

B o n w i c k , over bastaarden op Van Diemensland, 376.

B o o m k r u i p e r s , II 174.

B o r r e b y , schedel van —, 388.

B o r n e o , bewoond door Lemuriden, 294;


geluidgevende visschen op —, II 36.

B o r n e o en Java, sabelsprinkhaan van — met groot muziekinstrument, 573.

B o r s t e l w o r m e n , 528.
B o r s t k l i e r e n , invloed van de ontwikkeling der — van den man op de
geslachtsdeelen, 42.

B o s c h - m o e r a s s e n van Suriname, II 34.

Bos bonasus, II 256.

Bos primigenius, II 256.

Bos priscus, II 256.

Bos Urus, II 256.

B o s j e s m a n n e n , 410;
steatopygie bij de vrouwen der —, 378.

B o u c h e r d e P e r t h e s , hij vestigt de aandacht op voortbrengselen van


menschelijke nijverheid, die tot een geologisch tijdperk, ouder dan het
tegenwoordige, opklimmen, 36;
hij vindt een menschelijke onderkaak in een gestratificeerde diluviale laag, 36.

B o u i l l e r , over de ziel der dieren, 220.

B o u r g e o i s , Abt, bewerkte vuursteenen gevonden door den — in het Calcaire


de la Beauce, 416.

B o u r g e o i s , Abt — en den heer Vibraye, nasporingen van den — omtrent den


tertiairen mensch, 295.

B o u w v a l l e n van Yucatan en Chiapas, de seksen verschillend gekleurd op de


—, II 377.

Box boops, 310;


— salpa, 310.

B r a b a n t , Noord-, zie N o o r d - B r a b a n t .

B r a c h y c e p h a a l , het Maleische ras en andere Aziatische stammen — en


evenzoo de orang, 294.

B r a n d e n b u r g , verhouding der mannelijke en vrouwelijke geboorte in —, 504;


verhouding der seksen bij wettige en onwettige geboorten in —, 505.
B r e e d s n u i t i g varken, Afrikaansch —, II 259.

B r e h m , Dr. A. E., over een Blunder-baviaan, 216;


over Cairina moschata, II 92;
over het gebruik dat de steenbok van zijn horens maakt, II 258;
over de afstamming van den Italiaanschen buffel, II 259;
over de betrekkelijke grootte der seksen bij den zeebeer, II 259;
over stinkdieren, II 302 v.v.;
over het geschreeuw van Hylobates agilis en de overige gibbons, II 347.

B r e s l a u , praeparaat op het museum te —, 377.

B r e s t e r , Dr. A., over een doofstommen Engelschen knaap, 160.

B r e w s t e r , Sir D., over de verhouding der seksen bij wettige en onwettige


geboorten, 505.

B r i t t a n j e , Groot-, wilde runderen in —, II 257.

B r i t t a n n i ë r s , 382.

B r o c a , Prof. P., over de onderkaak van la Naulette, 47;


over de scheenbeenderen uit de grot van Eyzies, 49;
over de ellepijpen uit de grot van Eyzies, 49;
over de grootte van den schedel, 109;
over Nieuw-Hollandsche mulatten; 376.

B r o m t o e s t e l l e n der Diptera, 574. [498]

B r o n c h i , zie L o n g p i j p e n .

B r o n s t i j d , 43, 373;
waarom zoo genoemd, 43.

B r o w n , over een Spanjaard met zes vingers, 105.

Bruta, orde der —, 290.

Bucconidae, II 174.

B u c h a n a n W h i t e , over geluidgevende vlinders 608.


B ü c h n e r (Dr. L.), over Darwin’s godsdienstige denkbeelden, 9;
over den fossielen mensch, 44;
over mieren, 289;
over het geestelijk proces bij het hoogere dier, 220;
over de geestvermogens der dieren, 220.

Bucerotidae, II 95, 174.

B u f f e l , Indische —, II 259.

B u f f e l , Italiaansche —, zijn Afstamming, II 259.

B u i d e l d i e r e n , 318, 320, 420.

B u i d e l r a t t e n , 318, 320.

„B u l l - F r o g ”, II 36.

B u n s i n g , het fretje een albino van den gewonen —, II 147.

B u r d a c h , over vrouwelijke borsten, 50.

B u s k , de heer, onderzoekingen van — omtrent scheenbeenderen uit de grotten


van Gibraltar, 49.

B i j e n , taal der —, 160;


dooden of verjagen der mannelijke — in het najaar, 215.

B i j e n v r e t e r s , zie Meropidae.

C.

C a d z o w w o u d , park in het —, II 258.

C a e s a r , over den Wisent en den Urus, II 256.

Cairina moschata, II 94.

C a l c a i r e d e l a B e a u c e , bewerkte vuursteenen gevonden in het —, 294.

C a l a v e r a s c o u n t y , schedel gevonden in —, 295.

C a l i f o r n i ë , oude sporen van den mensch in —, 37;


tertiaire menschenbeenderen in —, 295;
fossiele menschenschedel in — gevonden, 372;
steenen wapenen in —, 373.

C a m b r i s c h e periode, 319.

Cameleon vulgaris, 35.

C a n a r i s c h e eilanden, oorspronkelijke bewoners der —, 44.

C a n n s t a d t , mensch van —, 420;


ras van —, 318, 411.

C a p e l l e , Dr. H. van, over de grenslijn tusschen het Aziatische en het


Australische geologische gewest, 376.

Capitonidae, II 174.

Capra aegagrus, II 259.

Caprimulgidae, II 95.

C a r b o n n i e r , over vischnesten, II 34.

C a r l e t (Prof. G.), over het stemorgaan der cicaden, 572.

C a r n a c , Menhirs bij —, 385.

Carnivora, orde der —, 289.

C a r p e n t i e r - M é r i c o u r t , over een man die een kind zoogde, 50.

C a r t e s i u s , zijn theorie omtrent de geestvermogens der dieren, 217.

Cartilagines Wrisbergianae bij de negers, 383.

C a s t r a t i e , invloed der — op de ontwikkeling der horens, II 258.

C a t a p h r a c t i e , II 35.

Catarrhinae, kenmerken der —, 290.

Catoblepas Gnu, II 253.

Cavia Cobaya, II 362.


C a z a l i s d e F o u d o u c e , over tertiaire bewerkte vuursteenen, 422.

Cebidae, 290, 291.

C e b r a s s a , over de sterfteverhouding der Joden en Europeanen in Algerië, 502.

C e l e b e s , bewoond door Lemuriden, 294.

C e n t r a a l - A m e r i k a , hiëroglyphen van —, 409.

Centropus, II 174.

Centropristis hepatus, 310.

Cephalochorda, 302.

Cephalodiscus, 302.

C e p h a l o p o d e n , klasse der —, 528;


seksueele kenmerken bij de —, 529.

Cephalopus mergens, II 253.

Certhiadae, II 95.

Certhiola, II 174.

Cervus alces, II 249. [499]

Cetacea, 290.

Chaetophora, 528.

C h a m a n t , beenderen uit de dolmen van —, 49.

C h a m b e r l a i n , R. H., over de Japansche Aino’s, 377.

C h a m p n e y s , over overtallige zogklieren, 104.

Characeae, 501.

Characiniden, II 35.

Charaxes jasius, muskusgeur van —, 609.


C h a r t l y , park van —, wilde runderen in het —, II 250.

Chasmorhynchus, II 95.

Chauliodus, 35.

C h a u v i n , Mej. de, brengt embryo’s van Salamandra atra buiten het


moederlichaam tot volkomen ontwikkeling, 312.

C h e l l e s , periode van —, 423;


ras van —, 318.

Chelonia, geluid van —, 608.

C h e v r e u i l , over een steenperiode in China, 262.

C h i a p a s , verschillende kleur der seksen op de bouwvallen van —, II 377.

C h i l l i n g h a m c a s t l e , wilde runderen in het park van —, II 251.

C h i m p a n z e e , 318, 320;
afbeelding der hersenen van den — door Schroeder van der Kolk en Vrolik, 39;
woonplaats van den —, 41, 294;
— den mensch hoe langer hoe meer ongelijk naarmate hij meer tot den
volwassen toestand nadert, 45;
gemiddelde schedelinhoud van den —, 108.

C h i n a , steenperiode in —, 262;
oudheid der geschiedenis van —, 406.

C h i n e e s , het schoonheidsgevoel van een — wijkt van het onze af, 611.

C h i n e e s c h e vrouwen, misvormde voeten der —, II 335.

C h i n e e s c h e en Engelsche taal, bewijzen voor de moeilijkheid van een eerste


algemeene taal, 167.

C h i n e e z e n , 381;
gemiddelde schedelinhoud der —, 107.

Chironectus pictus, II 34.

Chlamydera maculata, lusthoven der —, 160.


C h o a k - k a m a , 40.

C h o r d a d o r s a l i s , 149.

Chordata, 301.

Chrysotis festiva, invloed van het voedsel op de kleuren van, II 93.

C h u d r i n s k y , over ingewanden van menschen, 384.

C i c a d e n , gezang der —, 571;


Grieksche sage over het ontstaan der —, 571;
stemorganen der —, 572.

Cicindela campestris, geur van —, 610.

Cicindela hybrida, geur van —, 610.

C i r c a s s i ë r s , 379.

C i v e t k a t , zie Viverra civetta.

Clamatores, II 95.

C l a r k , Hamlet, over de Saüba van Rio de Janeiro, 289.

Climacteris, II 174.

C l o a c a , 42;
voorkomen van een — bij een vrouw, 106.

Cobitis fossilis, II 35.

Cobitis taenia, II 35.

Coelenterata, een onderrijk, geen klasse, 528.

C o e l e n t e r a t e n , voorouders der gewervelde dieren, 300.

C o e l o m z a k k e n , vergelijkbaar met de darmuitstulpingen der Nemertinen, 300.

C o e n o l i t h i s c h e tijdvak, 320.

C o h e n Jr., M. M., over bruiloftsgebruiken in Drenthe, II 376.


C o l l e d e l V e n t o , sporen van den tertiairen mensch te —, 295.

Colisa, nest van —, II 34.

Colobus, 318.

Colopteridae, II 95.

C o m p e n s a t i e van groei, 42.

Conger, 309.

C o n s c r i p t i e , invloed der — op een menschenras, 100.

C o n t i n e n t a l e eilanden, waardoor zij zich kenmerken, 42.

C o p e , Prof., over Anaptomorphus homunculus, 296.

C o p e p o d e n , orde der—, 528.

Coraciadae, II 95.

C o r o n e l , Dr. S., over het verschil [500]der levens-verhoudingen tusschen Joden


en Christenen, 503.

Corpora Wolffiana, 34.

Corpus callosum, ontbreekt soms in de hersenen van den mensch, 106;


gemis van — bij de Lyencephala, 289.

C o r p u s c u l a t a c t u s der apen, 41.

C o r r e l a t i e , wat men onder — verstaat, 37;


— van homotype deelen, 37;
— tusschen haar, huid en oogen bij den mensch, 38;
— tusschen de lengte van het hoofd en die der ledematen, 38;
verband tusschen — en sympathetische aandoeningen, 312.

Corvidae, II 95.

Corvina dentex, II 35.

Corvina ocellata, II 35.


Corvina ronchus, II 35.

Cotingidae, II 88.

Cottus scorpius, II 35;


knorrend geluid bij —, II 35.

Coturnix, II 215.

Craniota, 313.

C r e t i n s , 320.

C r o - M a g n o n , schedel van —, 388.

C r o m l e c h , 385.

Crossopterygii, 317.

C r u s t a c e e ë n , de Raderdieren met de — vereenigd, 528.

Cryptogamae, 501.

Ctenophora, 528.

C u n n i n g h a m , over de ruggegraat bij menschen en apen, II 106;


over geluidgevende vlinders, 608.

Cursores, 501.

C u v i e r , zijn meening omtrent het maaksel der hersenen van de apen, 39.

C y c l o s t o m e n , 314, 316.

Cygnus nigricollis, II 224.

Cynocephalus Mormon, 150.

Cynocephalus leucophaeus, 150.

Cynocephalus porcarius, verwondt zijn oppasser, 40.

Cyprinoidei, II 35.
Cyprinus barbus, II 35.

Cyprinus phoxinus, 513.

Cyprinus tinca, II 35.

Cypselidae, 95.

C z e c h e n , 382.

D.

Dactylopterus, II 35;
— volitans, II 35;
— orientalis, II 35.

D a g h e s t a n e r s , 379.

„D a l - r i p a ”, 510.

D a n s e n bij de mannetjes van verschillende dieren, 529.

D a r e s t e , C., zijn proeven tot kunstmatige vorming van anomalieën en


monstruositeiten, II 396.

D a r m k a n a a l , 42.

D a r m u i t s t u l p i n g bij Balanoglossus, 301.

D a r m l a r v e , 316.

D a r r e n , verkeerdelijk hommels genoemd, 217.

D a r w i n , Ch., over de „Afstamming van den Mensch”, 1;


over het spiritisme, 235;
over de eenheid van het menschelijk geslacht, 404;
zijn verklaring van de kunstmatige misvorming der voeten bij de Chineesche
vrouwen, II 348;
bouwstoffen tot de zegepraal der leer van — door tegenstanders geleverd, 574.

D a r w i n , F., over de „Afstamming van den Mensch”, 2.

Deilephila elpenor, lengte der wrijfplaat enz. bij —, 608.


D e k h a n - v o l k e n , 379.

D e l a u n a y , Abt, nasporingen van den — omtrent den tertiairen mensch, 295.

D e l a u n a y , Dr., statistische beschouwingen over schedels, 109.

D e l a w a r e - v a l l e i , steenen werktuigen uit de —, 408.

D e m o g e r o n t e n bij Cicaden vergeleken, 571.

D e n d r i t e n , 44.

D e n e m a r k e n , verhouding der mannelijke en vrouwelijke geboorten in —, 504.

D e n i k e r , J., over steatopygie van vrouwen, 378.

D e n i s e , vulkaan van —, fossiele menschenbeenderen in de lava van den —,


295. [501]

D e n i s e , mensch van —, 420.

D e s c a r t e s , over de pijnappelklier, 34.

D e s m a n s , zie Myogale.

D e s n o y e r s , insnijdingen op fossiele beenderen gevonden door —, 295.

D e v o n i s c h e periode, 319.

D i a s t e m a tusschen de tanden bij sommige menschenrassen, 109.

Dicotyledones, 218.

Dicotyledones Polypetalae, 218.

Didelphyus, 320.

Didus, 501.

D i e m e n s l a n d , Van, bastaarden op —, 376.

D i e n s t p l i c h t i g h e i d , invloed der — op een menschenras, 100.

D i e r e n , vorschachtige —, zie Batrachii.


D i e r l i j k e voorouders van den mensch, 318.

D i e r t y p e n , elders verdwenen — in de zuidspitsen der vastelanden, 419.

D i g g e r - I n d i a a n , 372.

D i k h u i d i g e D i e r e n , zie Pachydermata.

D i l u v i a l e D i e r e n , afbeeldingen van — door tijdgenooten vervaardigd, 36.

D i l u v i a l e tijdvak, 372.

D i l u v i u m , 320;
vuursteenen wapenen gevonden in het —, 36;
bewijzen van het bestaan van den mensch gedurende het —, 36, 294;
gedurende het — leefde de mensch reeds tegelijk met uitgestorven diersoorten,
37.

D i n o t h e r i u m , beenderen van — in de sables de l’Orléanais, 295.

Dinornis giganteus, beenderen van —, 262.

Diodon, II 35.

Dionychopus niveus Mén., 609.

Dipneusta, 313, 317, 319.

Diptera, stemorganen der — door seksueele teeltkeus ontstaan, 574;


geluiden van —, 570.

Dircenna, 570.

Discomedusae, 528.

Discoplacentalia, 318;
gezamenlijke voorouders van de —, 318.

D o h r n , Dr., over de afstamming der gewervelde dieren, 299.

D o l m e n , 385;
werktuigen in de — gevonden, 385;
— door de Khasia’s gebouwd, 386.
D o l m e n s , van Chamant en Maintenon, beenderen uit de —, 49;
volk der —, woonplaatsen van het —, 386.

D e k s i e ’s, II 34.

D o l i c h o c e p h a a l , alle volken van Afrika en evenzoo de chimpanzee en de


gorilla —, 294.

D o n g o l a , bewoners van —, 379.

D o n g o l e e z e n , 607, II 381.

D ö n i t z , over het stemorgaan van Dionychopus niveus Mén., 609.

D o o d s h o o f d - u i l , piepend geluid van den —, 607.

D o o d s h o o f d - v l i n d e r , stem van den —, 607.

D o o f s t o m m e n , 320;
overerving opgemerkt bij de spreekorganen van —, 159.

D o o r s c h i j n e n d h e i d der wangen, door seksueele teeltkeus verkregen, 529.

D o r a n , over overtallige zogklieren, 104.

Doras, II 25;
— maculatus, II 35.

D o r n , Dr. E., over „Wolfskinder”, 221.

D o w l e r , over den ouderdom van een menschenschedel, 372.

D r a v i d a - r a s , 379, 380.

D r a v i d a ’s, 381;
wijken niet terug voor de blanken, 387.

D r e n t h e , overmaat der mannelijke geboorten in —, 508;


getalsverhouding der levenloos geborenen in —, 508;
der wettig en onwettig geboren jongens en meisjes in —, 509;
getalsverhouding der seksen in —, 506;
der mannelijke en vrouwelijke geboorten in —, 508;
oorkonden van Keizer Otto den Groote omtrent de jacht in —, II 257;
bruiloftsgebruiken in —, II 376.

D r i l , 150.

D r o o m e n , een bron van godsdienstige denkbeelden, 163.

Dryopithecus, 416. [502]

Dryopithecus Fontani, niet nader met den mensch verwant dan de thans levende
anthropomorphen, 296.

D u f o s s é , over de geluiden van visschen, II 36.

D u i f , een verstandige —, II 147.

D u i k e r , II 259.

D u i m , der apen, 231.

D u i t s c h e wetten en jachtberichten, oude — over den Wisent en den Urus, II


257.

D u i t s c h e r s , 382;
gemiddelde schedelinhoud der —, 107.

D u p o n t , Edouard, over de onderkaak van la Naulette, 47.

D ü r e r , Albrecht, schilderij van —, 372.

D w e r g s t a m m e n , lange haren bij —, 43.

E.

Echidna, 318.

Echinodermata, een onderrijk, geen klasse, 528.

Edentata, 290, 420, II 259.

E d w a r d s , Milne, over de placenta der Lemuriden, 292.

E e l t p l e k k e n der apen, 291.


E e n d , Muskus —, II 94.

E e n d e n , wilde, II 34.

E e n h o e v i g e Dieren, 290.

E e k h o o r n t j e , aschgrauw —, zie Sciurus cinereus;


zwart—, zie Sciurus niger.

E g u i s h e i m , schedel van —, 44, 388.

E g y p t e , klimaat van — onveranderd gebleven, 389;


schedels uit —, 108.

E g y p t e n a r e n , oude, 379;
oude —, rastype der — van Philae af tot Ghizeh toe op alle monumenten de
zelfde, 371;
of de seksen bij de oude — al dan niet verschillend gekleurd waren? II 377;
uit het Noorden gekomen —, 413.

E g y p t i s c h e Koningsgraven, II 348.

E g y p t i s c h e monumenten, menschenrassen afgebeeld op —, 372;


de seksen op de — verschillend gekleurd, II 377.

E g y p t i s c h e rijk, oudheid van het —, 400.

E i , het gekliefde —, 315.

E i g e n s c h a p p e n die niet op materiëelen grondslag rusten, 219.

E i l a n d e n , Canarische —, oorspronkelijke bewoners der —, 44.

E i l a n d e n , oceanische en continentale —, 42.

E i l a n d e n , koraal-, 42.

E i n d p l a t e n , verbreede — bij het wijfje van Argonauta, 529.

E i s i g , over de afstamming der gewervelde dieren, 299.

E l a n d , zie Cerves alces.

Eleotragus arundinaceus, II 259.

You might also like