Hoofdstuk 17: Diagnostiek Vanuit Een Ontwikkelingsneuropsychologische Benadering

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 44

Hoofdstuk 17

Diagnostiek vanuit een


ontwikkelingsneuropsychologische benadering

A. Bouma e71 C.E. Kó'nig

INLEIDING van de aard en de plaats van de hersenaan-


doening? Wat is de invloed van de leeftijd
r--; • Wat zijn de overwegingen om een neuropsy- , waarop hersendysfuncties ontstaan? Is er iets
\! chologisch onderzoek bij kinderen aan te mis met de hersenen als een kind op school
vragen? Wat is. het doel van de neuropsycho- voortdurend moeilijkheden heeft om ziCh te
logische diagnostiek en wat beoogt men met concentreren en stil te zitten? Of Wat is er
zo'n onderzoek te bereiken? Kenmerkend aan de hand als een kind problemen heeft
voor de neuropsychologische testbenadering om het lezen en schrijven onder de ,knie te
is dat het functioneren van het kind (cogni- krijgen. terwijl er nauwelijIcs problemen .zijn
tief, e'motioneel en gedragsmatig) geanaly- met andere schoolse vaardigheden zoals teke-
seerd en geïnterpreteerd wordt in termen van nen?' Wat is er bekend over het functioneren
het functioneren van de zich ontwikkelende van 'de hersenen bij landeren met psychiatri-
hersenen. Het theoretisch kader verschilt in sche aandoeningen, zoals autisme en schizo-
dit opzicht duidelijk van een algemeen kli- frenie?
nisch psychologisch onderzoek. Uit allerlei Als men gedragsstoomissen wil bestuderen
onderzoek is naar voren gekomen dat stoor- vanuit stoornissen in de ontwikkeling van de
nissen in de (ontwikkeling van de) hersenen hersenen. is kennis over de wijze waarin de
tot uiting komen in het gedrag van het kind. hersenen zich bij kinderen ontwildcelen on-
Problemen kunnen optreden in de taaI, het misbaar. We zullen eerst een kort overzicht
lezen, schrijven, rekenen, de waarneming, het geven. Vervolgens gaan we in op de kwets-
geheugen, d"e aandacht, de planning en con- baarheid van de hersenen bij kinderen. Hier-
trole van het gedrag. Emotionele en gedrags- bij willen we laten zien hoe stoornissen in de
problemen komen ook veelvuldig voor bij zich ontwildcelende hersenen zich op vele
hersenstoornissen. In de neuropsychologische manieren in het gedrag kunnen uiten. Aan
diagnostiek worden problemen in het gedrag . de hand hiervan wordt een overzicht gegeven
van het kind specifiek belicht vanuit ontwik- van een aantal sp~cifieke kenmerken van de
kelingsmodellen over hersenen-gedragsrela- neuropsychologie van het kind die bij de
ties. Op basis hiervan wordt nagegaan wat diagnostiek een belangrijke rol spelen.
voor implicaties deze bevindingen hebben Tot slot gaan we in op een aantal belangrij-
voor de behandeling van het kind. ke facetten van de neuropsychologische diag-
Welke kinderen komen , in aanmerking voor nostiek wat zi,in de doelstellingen, wanneer
een neuropsychologisch onderzoek? Gaat het verwijst men een kind door voor een neuro-
hier alleen om kinderen bij wie hersendys- psychologisch onderzoek (indicatiestelling),
functies vastgesteld zijn? Wat is de invloed hoe zet je een neuropsychologisch onderzoek

(
(
514 HOOFDSTUK 17

op en hoe interpreteer je de onderzoeksgege- de hersenen zullen hebben, er ontstaan ze-


vens? Tevens wordt aandacht besteed aan de nuwuitlopers '(axonen, dendrieten) en er
relatie tussen diagnostiek en behandeling. ontwikkelen zich synapsen (plaats waar de
signalen van de ene naar de andere neuron
overgedragen worden;
2 ONTWIKKELING VAN DE HERSENEN IN - myelinisatie: de vorming van myeline om
RELATIE TOT HET GEDRAG de axonen heen, een soort isolatiemateriaal
waardoor de informatiedracht tûssen de
Hoe ontwikkelen de hersenen zich vóór de neuronen sneller en efficiënter verloopt.
geboorte? Welke hersenstructuren zijn in aan- Neurogenese en migratie vU;den vóór de
leg aanwezig? Na de geboorte doet het kind geboorte plaats (tot ongeveer zes maanden
allerlei nieuwe ervaringen op. Hoe wordt na de conceptie) en worden primair gene-
deze informatie in de hersenen opgeslagèn? tisch gestuurd. In deze periode wordt globaal
Hoe beïnvloeden hersenen en gedrag elkaar de structuur van het zenuwstelsel. gevormd. r '
tijdens , de ontwikkeling van een kind? In De twee andere processen (differentiatie en
deze paragraaf Willen we allereerst een glqbale ~ieiI;;isati~) '-start~n-p;enataal, maar onder-
schets geven van de ontwikkeling van de her- "vinden de sterkste ontwikkelingen na de ge-
senen in de periode vóór de g~boorte (prena- b.o~ Dit,impliceert d;rtna de geboorte de
taal) en na de geboorte (postnataal). Hierna ontwikkeling van de hersenen vooral gevoelig
laten we aan de hand van het triune brain is voor en afhankelijk is van omgevingssti-
zien hoe de ontwikkeling van de hersenstruc- mulatie en leerprocesseri. Iil de
tuur samenhangt met de cognitieve en emoti- '
onele ontwikkeling bij het kind. ~~1t ~. =~
waardoor
2.1 Pre- en postnatale ontwikkeling van de l,ystèèrfi
' van
hersenen neurr:z~ , ontstaat die ellcaar onder-
ling weer beïnvloeden. In het gedrag uit zich
De ontwildceling van de hersenen is een ui- dit in de snelheid en de efficiëntie waarmee
termate complex proces, waarbij een groot in toenemende mate complexe informatie
aantal mechanismen een rol speelt (Anderson verwerkt kan worden. Ook in deze periode
e.a. 2001; 'A,ylward 1997; Johnson 1996; gaat het om een ontwikkelingsproces waarin
1997). We willen hier enkele daarvan noe- weer verschillende fasen te onderscheiden tf
men. De ontwikkeling van het zenuwstel be- zijn.
gint ongeveer drie weken na de conceptie en
bestaat uit een aantal fasen die elkaar ook 2.2 De hiërarchische organisatie van de
ten dele in de tijd overlappen: . hersenen: het triune brain
- neurogenese: de ontwikkeling van neuro-
nen (zenuwcellen), een proces dat plaats- Een belangrijk kenmerk van het zenuwstelsel
vindt in een zogenaamde 'neurale buis'; is de hiërarchische organisatie binnen en tus-
- migratie: neuronen verplaatsen zich en sen de verschiIIende neurale netwerken. Zeer
moeten hun uiteindelijke bestemming vin- vereenvoudigd onderscheidt Maclean (1970)
den binnen de structuur van het zenuwstel- in de hersenen drie niveaus: het triune brai1à
sel; (zie · ook tabel 17.1 en figuur 17.1; Vat;!. der
- differentiatie: neuronen specialiseren zich Vlugt 1979). Het eerste niveau, het pr~to7·ep.f
en passen zich aan aan de functie die ze in tilian brain~ draagt zorg voor basale lev.~n,~
(

DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWIKI<ELINGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 515 '

functies, zoals ademhaling, de slaap-waa~cy- 2.3 Hiërarchische structuur van de


dus, grove lichil.'mlsbewegiiigeni aandac'hf en neocortex
ärö\kiC ~ Het tweede niveau, het pale~'m~m-
malian brain, reguleert e~pt!()nele en geheu- Kenmerkend voor de neocortex i's dat de ont-
genprocessen, en op .~et derq~ niveau, de ~e- wikkeling van deze hersengebieden zeer ge-
;'llo'-l '·j.. I cl
oconex" ,ym, en d b cogmtleve
,I:: ,ewuste " pro- voelig is voor omgevings- en Ieerprocessen
~ . "

cessen ' plaatS' zoals taak 'lezen, rekenen en (Anderson e.a. 2001; Bouma 2001; Eliot
p;obI'errle'n op'röstei'i~"'m""9~~ä1-'emotîonele 1999; Johnson 1996; 1997; l,l-osenzweig 1999).
aanp~s~ing'. Hoe h9g~r, h.~tn!v~a,u, des te gJJO- Binnen de , peocortex zijn weer verschillende
ter de tnteracti~' m~~ , de omgeving en des te :, hiër~rc:hls,ct g~oT~~iseerde her~~nstructuren'
c0Ir!:.p'1~,e~:, ~!rt ,~~~~."f:~' ,vi~ de co~icale ti val,i elkaar ~e onderscheide~ (zie figuur 17.2;
hetsenstrpctilren gemedleerd wordt. TIjdens Kolb & Whlshaw 1996; Luna 1973; 1980).
de ontwikkeling van het zenuwstelsel worden '
-de hers~.tmA:w.,~,.~, lag,~::,:niveau eerder i : 2.3.1 Het posterieure deel van de neocortex
gev,orm,d dan. dj~ va~L-J1oge~ nî~.ëau."be func- Het 'f!=hterste (posterieure) deel van de neÇl-
ties van de lagere hersenstructuren worden cortex is van belang voor de waarneming, t
als het ware ingebed in die .van de hogere verwerking en op~lC\g: van infonnatil De
hersenstructuren waardoor gedragsfuncti~s op waärnëmi~g' i~ voor elk van de zintuigen
meer gedifferentieerde wijze plaats kunnen (zien, gehoor, tast) hiërarchisch opgebouwd.
vinden. De basis wordt gevormd door de primaire

Corpus Callosum

"

,e{(

Hypofyse
Middenhersenen
Pons
y- '\_
"

Medulla~"
"
Ruggemerg - \ -

Figuur 17.1 Mediane doorsnede door de hersenen


Naar Kandel & Schwartz 1985
/ .)

516 HOOFDSTUK 17

Tabel 17,1 De hiërarchische structuur van het triune braln

Niveaus Belangrij'kste structUren Belangrijkste functies

1 Proloreptilian brain Bovenste deel ruggenmerg; delen van Vitale levenslunctles (ademhaling,
de midden- en tussenhersenen bloeddruk, slaap-waakcyclus,
(hypothalamus, lormatio retlcularis, temperatuurregeling, voedingsgedrag)
basale ganglia, cerebellum) Motorische functies (houdingsregulatIe,
lichaamsreflexen, lopen, evenwicht,
grove lichaamsbewegingen)
Arousal en aandacht
2 Paleomammalian Limbisch systeem (amygdala, Integreren van 'Inlerne' en 'externe'
brain hippocampus, corpus mamIlIare, processen (lichaamsfuncties versus
septum, lornlx, gyrus clngull) omgevingsinvloeden)
Emotionele en geheugenprocessen
3 Neomammalian Neocortex (occipitale gebieden, Interactie met de omgeving via zintuigel'1
brain temporale gebieden, pari,tale gebieden, en motoriek (reuk, smaak, tast, zien,
frontale gebieden) " horen, motoriek) "
Elewuste cognitieve (mentale)
processen (taal, lezen, rekenen,
visueel-ruimtelijke functIes, geheugen,
probleeemoplossen, denken)
Sociaal-emotionele aanpassing

projectiegebiede11, dat wil zeggen, gebieden wordt; tast: de plaats waar het huidoppervlak
waarbij zenuwcellen hee~ specifiek reageren geprikkeld wordt).
op eigenschappen van de zintuigen (gehoor: De primaire gebieden worden omgeven
toonhoogte en" intensiteit; visueel: de plaats àoor secundaire associatiegebieden, die zorg
-waar het netvlies van het oog geprikkeld dragen voor de verdere verwerking en beteke-
Sulcus Centrali5
,
,,I
,
Precentrale gebied Postcentrale
, gebied
~
,
Pramolorisch gebied ';. ~'
" ~~~~~---- Parilitals gebied
,,'-
...
~;-.~~
( ,U
Frontale gebied - - -

Gebied van Broca

,
,, ,
I ,
Gebied van Wemicke \ Cerebellum
\
Temporale gebied

Figuur 17.2 Lateraal aanzicht van de neocortex (de getatlen geven de gebiedsaanduiding van Brodmann weer)
DIAGNOSTIEK VANUIT I!EN ONTWJKKELJNGSNEUROPSYCHOLOGISCHI! BI!NADERII~G 517

nisverlening van de zintuiglijke informatie. een kopje vast te pakken.


Bijvoorbeeld, bij de auditieve waarneming De posterieure gebieden spelen bovendien
kunnen spraakklanken van elkaar onderschei- een belangrijke rol bij het langetermijngeheu-
den worden zodat woorden betekenis kunnen gen, ,waarin nieuwe. informatie voor langere
hijgen, bij de visuele waarneming gaat het tijd vastgehouden kan worden. Het gaat om
om herkenning van gezichten, voorwerpen en het onthouden van tijd- en plaatsgebonden
letters en bij de tast om de herkenning van informatie: waar je gisteren bent geweest, wat
wat men voelt. De zintuiglijke informatie je hebt gedaan, wie je ontmoet hebt en wat
wordt in verschillende gebieden van de herse- er' toen tegen je gezegd is. Het mediale deel
nen verwerkt: auditieve informatie in de tem- van het temporale gebied speelt bij dit aspect
porale gebieden, visuele informatie in de oc- van het geheugen een essentiële rol.'
cipitotemporale gebieden en informatie, via Daarnaast is het temporale gebied betrok-
de tast in de postcentrale hersengebieden, ken bij de emotionele verwerking van infor-
De tertiqir~ 'ass9iiahegebiedéii' iijn gel~g1n matie; Als een baby zijn moeder ziet lachen,
tussen c1ë' cfii~ genoemde zintuigrnodaliteiten roept dit bij het kind een gevoel'van veilig-
en vormen de pariëtale gebieden. Deze gebie- heid, vertrouwdheid en blijdschap op. Voor
den zorgen voor multimodale integratie beide functies (geheugen, emoties) bestaat er
waardoor informa~e ook op abstract niveau een sterke interactie tussen de temporale ge-
verwerkt kan worden. De betekenis van sti- bieden en verschillende gebieden van het lim-
muli komt dan los te staan van de directe bische systeem, waaronder de hippocampus
zintuiglijke informatie" zodat een kipd bij- voor het geheugen en de amygdala voor de
voorbeeld in staat is om de betekenis van emo_tionele verwerking van informatie.
woorden te leren en te begrijpen. Het kind
kan in een boekje waarin dieren staan afge- 2.3.2 Ha:·ant~eure ... . .,1.. . 1l deel van
~t:..t · /'
dr: neocarteië
J " ';~;
. "... . t
6

beeld ingaan op vragen als: 'Waar is de Ook de voorst~ (anterieure)~ï .1~ } t.J I " .1
,I"
delen
. , . "!t.~
van de ne-
beer?', 'Wijs de apen eens aan' en: 'Welke an- ocortex ziJn hiërarchisch georganiseerd:
dere dieren kom je tegen in een dierentuin?' - de p:~w.fÎrf: mCltonsche PFojectiegebieden ~
De pariëtale gebieden zijn betrokken bij de in de precentrale gebieden;
ruimtelijke organisatie van stimuli, zoals zich - de ,~~,~~dai.:.~ ~?;~?.ciatieg~bied~n vat)::, h~,
in de ruimte kunnen oriënteren, afstand kun- motorische systeem in de premotorische
nen schatten en links van rechts kunnen on- gebieden;
.f
derscheiden. Deze gebieden zorgen ervoor ~ de ter\:iaire gegieden in: dl; prefrnntale ge!'
dat informatie voor korte tijd vastgehouden biedén.~' ' .. ' " . ~
en voor verdere verwerking doorgestuurd kan In de tertiaire gebieden vindt de planning
worden naar andere gebieden (ook wel het van gedrag plaats, waarna in de secundáire
onmiddellijke of kortetermijngeheugen ge- gebieden de motorische programma's wordenJ
noemd). Verder zijn de pariëtale gebieden be- voorbereid en al~ motorische impulsen via ,çie
langrijk voor de interactie met de motoriek: prima!r~

m~torisclie
. .~ • .l;l,,·
.,gebiede'n naar de spieren
t . J ~ ••• "
,4 .. I .,.
de waarneming heeft een (bij)sturende in- doorgestuurd worden.
vloed op de nauwkeurigheid waarmee moto- Het prefrontale gebied staat hiërarchisch
rische handelingen uitgevoerd worden (l'isia71 boven alle andere gebieden van de hersenen
far actia71). Men ziet dat bijvoorbeeld wan- en speelt als zodanig een essentiële rol bij de
neer een kind een kopje op de tafel wil pak- algehele organisatie van het gedrag: plannen,
ken: tijdens het grijpen wordt de stand van reguleren en controleren van eigen actiVitei-
hand en vingers aangepast om het oortje van ten (zowel cognitief als emotioneel-motiva-
/ --
518 HOOFDSTUK 17

tioneel). Er wordt wel gesproken over de exe- zijn 'grgei§P.)lf!~' in te bespeuren, waarbij be-
.fJ '~f.l&'J!)rW ijl
cutieve functies van de prefrontale gebieden. paalde nersenengebieden in een korte periode
Verschillende componenten zijn hierin te on- een snelle groei doormaken. In zo'n periode
derscheiden·j zoals: zijn die gebieden eJ..1:ra gevoelig voor specifie-
- motivatie en initiatief nemen om doelen te ke omgevingsstimulatie ('kritieke perioden').
ontwikkelen en uit te voeren; if Corresponderenq met de 'groeispurts' van
.,... informatie die hiervoor nodig is actief .~~ de hersenen zijn ook in de cognitieve ont-
het geheugen vasthouden en· benutten wikkeling bepaalde kritieke perioden van
('werkgeheug~')i snelle' ontwikkeling te onderscheiden. De ont-
- bèhuttèn van feedback, activiteiten ·cGti'fro~ wikkeling van de prefrontale gebieden, die af-
leréif ·eii'z'crilódig bî)sti.i'rèïl"èirlnl'rg~{e'là.é ':· hankelijk is van de ontwikkeling van andere
doelen te bereiken. gebieden, duurt het langst en gaat door tot
Op de exerutieve functies wordt vooral een na de adolescentie (ongeveer 21 jaar). Binnen
b~roe~, g;4.a~ ·~.,~i:~~~.,o.~~r,~ery.~7.. ~~t~a~e!;,;:.. bep,aaIde hers~structuren zijn ook ~eer ver·
die om eep o,p10ssmg vras.~ mat wanneer schillende groe1spurts te ondersche1den .....~.il
bekende, roiJtiriematigé' irciIvfieTten uitge- . zijn. ~r . ~i)r~?rb'~~14, Y90r de prefrcm~~.e ge~
voerd moeten worden., Er zijn .aanwijzingen b~e.~~~:;1~~j~.~~9~i~~r: qe eer.s~~ &::~;~sP.urt
dat de prefrontale gebIeden al 10 het eerste ~D.P"~~J.,~}~~,fRi~ ~egu;tt; eeÏl tweedS öp. lQ~ :
,i . levensjaar betrokken zijn bij allerlei activitei- jarigè Tè'cftijK- eri'een derde in de vroegeado.-
ten, met name als het gaat om het aanleren Iescf;ntie.
van nieuwe vaarclighed·en. Stoornissen in de
executieve functies uiten zich in verlies van 2.4 Lateralisatie van de hersenfuncties
initiatief, slechte planning en slecht organisa-
tievermogen, moeilijkheden om strategieën te Op het gebied van de primaire functies
ontwikkelen en toe te passen in probleemsi- (waarneming en motoriek) geldt dat de ver-
tuaties, cognitieve inflexibiliteit en persevera- bindingsbanen tussen linker en rechter hemi-
ties, rigide gedrag, eigen fouten niet kunnen sfeer en de IinJser- en rechterkant van de li-
waarnemen en corrigeren, verlies van zelfcon- chaamsfuncties overwegend gekruist, contra-
trole en impulsief gedrag, verslechterde res- lateraal verlopen: alle informatie die aan de
ponsinhibitie en sociaal-emotione1e ~anpas­ rechterkant van het lichaam wordt waargeno-
singsproblemen. De frontale gebieden be- men en uitgevoerd - het rechter visuele veld,
schikken over sterk ontwikkelde neurale net· het rechteroor, de rechter lichaamshelft -
werken met sterke interacties met de posteri- wordt rechtstreeks geprojecteerd op de linker
eure gebieden, het limbische systeem en de hemisfeer; alle informatie die aan de linker-
lagere, subcorticale gebieden van de hersenen. kant van het lichaam wordt waargenomen en
uitgevoerd, wordt rechtstreeks geprojecteerd
2.3.3 De ontrvikkeling van de neocoïtex op de rechter hemisfeer. Alleen voor het ge-
De ontwikkeling van de neocortex (anterieur hoor geldt dat de auditieve informatie de
en posterieur) is geen globaal proces: dë pult cortex ook via ongekrui.ste, ipsilaterale banen
maire hersengebieden ontwikkelen zich êer. bereih, zij het dat deze banen veel minder
der dan de secundaire associatiegebiedeq en sterk ontwikkeld zijn (zie figuur 17,3), Op
de tertiaire associatiegebiede-ll. De gebieden dit niveau wordt geen verschil in functie tus-
die zich als laatste ontwikkelen zijn de pre- sen beide hemisferen gevonden. Lateralisatie
frontale gebieden. De onrnriklceling van de - venchil in functie tussen de linker en de
hersenen is geen geleidelijk proces, maar er rechter hemisfeer - komt pas naar voren
(

DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWIKI<IlLINGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 519

Visuele veld

Ruimtelijke
constructie
Eenvoudig
taalbegrip
Rekenen Nonverbale
ideatie

Figuur 17.3 Schematische weergave van de gekruiste zenuwbBnen naar de hersenen

wanneer informatie op hoger niveau verv.rerk-t hoe je een lepel gebruiltt'. De linker hemisfeer
wordt, in de secundaire en tertiaire associa- is Dok beter toegerust Dm fijnmotorische
tiegebieden (Bouma 1990; Springer & handelingen uit te voeren die vereist zijn
Deutsch 1998). voor het spreken en het schrijven. Kenmer-
De linker hemisfeer speelt vooral een be- kend voor de linker hemisfeer is dat taken
langrijke rol bij de taal (luisteren, spreken) sequentieel en in de goede volgorde verwerkt
en bij andere functies waar de taal een essen- en uitgevoerd worden.
tiële rol speelt, zoals lézen, schrijven, rekenen De rechter hemisfeer is meer betrokken bij
en het verbale geheugen. De linker hemisfeer allerlei niet-talige processen, zoals herkenning
is bij alle niveaus van de taalfuncties betrok- van een gezicht of een complexe afbeelding,
ken, dat wil zeggen, op het niveau van het uitvoeren van visueel-ruimtelijke taken,
spraakklanken (fonemen), woorden en zin- luisteren naar muziek, kennis hebben van het
nen. Bovendien speelt zij een belangrijke rol eigen lichaam en de oriëntatie daarvan in de
bij het overdragen van informatie via geba- ruimte, aandacht besteden aan en reageren
ren, zoals in de opdracht: 'Doe eens voor op informatie die zich' links en rechts van
520 HOOFDSTUK 17

het lichaam zelf of zich in de nabije ruimte richt een groot aantal ond~rzoeken zich op
van het lichaam aanbiedt. De rechter hemi- de valentie van emoties: de linker hemisfeer
sfeer is beter in staat om nieuwe informatie zou betrokken zijn bij positieve emotionele
te verwerken en nieuwe oplossingen te zoe- gevoelens (bijvoorbeeld lachen, zich gelukkig
ken in probleemr.ituaties. terwijl de linker he- voelen) en de rechter hemisfeer bij negatieve
misfeer meer betrokken is bij de verwerking emotionele gevoelens (bijvoorbeeld walging.
van informatie die als een bekende code in angst). In andere onderzoeken wordt de late-
het geheugen is opgeslagen. De rechter hemi- ralisatie van emoties gerelateerd aan basale
sfeer is beter toegerust voor de niet-verbale emotionele reacties als vechten (fight) en
aspecten van de taal en de communicatie. vluchten (jlight) , Bij vechtreacties gaat het
zoals de prosodie (intonatie, nadruk en om gedrag waarbij toenadering tot anderen
ritme) van de spraak. het begrip en gebrUik gezocht wordt (approach bchaviour). bijvoor-
van woorden in nieuwe situaties, gevoel voor beeld boosheid en woede; bij vluchtreacties
humor of de clou van een verhaal kunnen gaat het om gedrag waarin' men zich van an-
begrijpen. In de ' communicatie speelt de deren afwendt (withdrawal behaviour), bij-
rechter hemisfeer. een belangrijke rol bij de voorbeeld angst en depressie. In de opvatting
ontwild<eling van sociaal-emotioneel gedrag van Davidson (1993; 2000) zijn de frontale
na de geboorte: herkenning van emoties bij gebieden primair betrokken bij deze emotio-
anderen, begrijpen hoe anderen zich emotio- nele . reacties: de linker frontale gebieden bij
neel voelen en hierop adequaat kunnen rea- toenaderingsgedrag en de rechter frontale ge-
geren (via de stem, gezichtsuitdrukkingen, bieden bij terugtrekgedrag.
gebaren en lichaal')'1shouding) . De rechter he- Recentelijk is veel aandacht besteed aan het
misfeer voelt als het ware beter aan hoe men feit dat wij Ons vaak niet bewust zijn van
zich in een bepaalde sociaal-emotionele con- onze emotionele reacties. LeDoux (1996) on-
text moet gedragen. Ook de autonome, licha- derscheidt twee parallel lopende emotionele
melijke componenten van emoties die tot routes. Bij de ene route wordt de informatie
uiting komen in 'psychofysiologische reacties snel, maar impliciet en onbewust, verwerkt.
zoals hartslag, bloeddruk en huidweerstand Emotionele, maar ook lichamelijke reacties
worden door de rechter hemisfeer gemedi- worden daarbij primair subcorticaal via de
eerd. Deze intern gereguleerde lichamelijke amygdala gereguleerd. Bij de andere route
reacties geven belangrijke feedback bij het ne- wordt de informatie trager, maar eJ..-pIiciet en ~'

men van allerlei beslissingen. Positieve cues bewust, verwerkt Emotionele reacties worden L
motiveren het gedrag om iets te doen, nega- hier primair corticaal verwerkt en geregu-
tieve cues vormen een waarschuwing om iets leerd, waarbij de frontale gebieden een be-
niet te doen. Damasio (1995: 1999) spreekt , langrijke rol spelen. In het lateralisatieonder-
van somatic markers; een functie die door het zoek zijn aanwijzingen gevonden dat de rech-
ventromediale deel van de prefrontale gebie- ter hemisfeer meer betrokken zou zijn bij de
den gemedieerd wordt. onbewuste. automatische verwerking van
De laatste jaren heeft het onderzoek naar emotionele informatie. terwijl de linker he-
de lateralisatie van emoties een hoge vlucht misfeer meer betrokken zou zijn bij de be-
genomen. Niet iedereen echter deelt de op- wuste verwerking en controle van emotionele
vatting dat de rechter hemisfeer een domi- reacties (Morris e,a. 1998).
nante rol spe.elt bij alle aspecten van emoties.
In veel onderzoek worden emoties vanuit Duidelijk is dat de linker en de rechter hemi-
verschillende invalshoeken bestudeerd. Zo sfeer op verschillende' manieren betrokken

"... '
I
DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWIKICELINGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 521

zijn bij de verwerking van emotionele infor- de zich ontwikkelende hersenfuncties. Aan de
matie. Echter, behalve de links-rechtsdimensie hand van representatieve voorbeelden wiUen
spelen nog twee andere dimensies van het wij vanuit ontwikkelingsperspectief (pre- en
brein een belangrijke rol in de wijze waarop postnatale invloeden) laten zien op welke
emotionele reacties opgeroepen worden, na- wijze stoornissen in de hersenen zich in het
melijk de as boven-onder, die betrekking gedrag kunnen uiten. Tevens besteden we
heeft op de corticale en subcorticale hersen- aandacht aan specifieke ontwikkelingsstoor-
gebieden, en de as voor-achter, die betrekking nissen en (neuro)psychiatrische ziektebeelden.
heeft op de ant~rieure en posterieure hersen- Voor meer informatie over dit ontwilckdings-
gebieden: Hoe de verschillende neurale her- perspectief en over de effècten van hersendys-
senprocessen of netwerken precies petrokken functies bij kinderen zij verwezen naar An-
zijn bij de verschillende deelprocessen van derson e.a. (2001), Ansink & Aldenkamp
emoties, is een belangrijke vraag voor toe- (1993), Baron e.a. (1995), Bradshaw (2001),
komstig onderzoek. Harris (1998), Kalverboer (1996), Kalverboer
Tot slot, de: ~et'J. eIf; ' .rechter hem~sfeet. & Gramsbergen (2001), Rapin & Segalowitz
we~e,g,,~et ,~ifa$àrikeIijlç van 'elkaar. rDterac- ,,~992), Rourke (1985; 1995), Rourke e.a.
tie", t,~~el1~,:(i~,.linJa<r eR rechtèr, ht!InÎsfeer, (1983; 1986), Segalowitz & Rapin (1992),
~~~~1~~'t~:,~:~~êri5hj,a~gthafiéI1 russen Spreen e.a. (1995), Tager-Flusberg (1999),
d~ l?,.eig.~ h~misreren' (zie figuur 17.3). De be- Temple (1997) en Yeates e.a. (2000).
langrijlcste '. verbindingsbanen lopen Via lfet
C0l:p,I,lS , ,cal1oSum~ Dit zorgt ervoor dat iiIfor- 3,1 Genetische en prenatale stoornissen
matie van de linleer naar de rechter hemisfeer
doorgestuurd wordt en vice versa, en het kan Hersenen zijn kwetsbaar. Al tijdens de zwan-
ooIe informatie 'inhiberen' waardoor spedali-' gerschap kunnen er afwijkingen in de struc-
satie van de hemisferen mogelijk wordt. Als tuur van het zenuwstelsel ontstaan, waardoor
het corpus callosum bij de geboorte niet bepaalde hersen structuren zich niet, onvolle-
goed aangelegd is, uit zich dit bij kinderen dig of afwijkend ontwildcel en. Een hersenaf-
bijvoorbeeld in coördinatiestoornissen tussen wijking die zich in een vroege fase van de
de linIeer, en rechterhand; De globale struc- ontwikkeling in een bepaalde hersenstructuur
tuur van het corpus callosum wordt vóór de voordoet, heeft belangrijke gevolgen voor de
geboorte aangelegd (dit proces vindt in de ontwikkeling van andere hersenstructuren.
zevende tot de twintigste week plaats). Na de Hoe eerder de hersenafwijking ontstaat, des
geboorte ontwikkelt het corpus callosum zich te ernstiger de invloed op de ontwikkeling
verder onder invloed van leerervaringen tot van andere hersengebieden, De meest kwets-
ongeveer het tiende levensjaar. bare gebieden zijn de prefrontale hersengebie-
den. Immers, dit zijn de gebieden die zich bij
kinderen als laatste ontwikkelen. Overname
3' KWETSBAARHEID VAN DE HERSENEN van functies door andere gebieden vindt in
VANUIT oNTwnCKELINGSPERSPECTIEP de prenataJ.e periode niet plaats. Na de ge-
boorte worden stoornissen bij het kind zicht-
In de klinische pralctijk komt de ontwikke- baar in de vornl van lichamelijke afwijkingen,
lings(neuro)psycholoog allerlei p'roblemen te- cognitieve en emotionele stoornissen. Som-
gen waarbij het van uitermate groot belang is mige stoornissen kunnen zich al op zeer
na te gaan in hoeverre de ontwikkeling van jonge leeftijd uiten (bijvoorbeeld motorische
het kind beperkt wordt door stoornissen in stoornissen), andere stoornissen blijken pas
(

522 HOOFDSTUK 17

op latere leeftijd (bijvoorbeeld dyslexie). vertraging in de groei op (onder andere laag


Als stoornissen zich vóór (prenat~al) of geboortegewicht) en vanaf de geboorte heb- '
rondom (perinataal) de geboorte voordoen, ben zij bepaalde karal.1:eristielce gezichtsken-
sp.reekt men van aangeboren ontwikkelings- merken. Veel van deze kinderen worden ge-
stoornissen. Een deel van deze afvvijJcingen kenmerkt door ~andachtsstoornissen, impul- .
wordt genetisch bepaald. Een van de meest sief en hyperactief gedrag, ·taal- eri sptaakpre-
voorkomende genetische aandoeningen is bij- blemen, leer- en geheugenproblemen, visue-
voorbeeld het syndroom van Down. Gaat het spatiale stoornissen, rekenstoornissen, stoor-
bij het syndroom van Down om meer alge- nissen in de motoriek, stoornissen om nieu-
mene mentale retardatie, ' andere genetische we problemen op te lossen en sociaal-emoti-
aandoeningen kunnen zich echter ook heel onele aanpassingsproblemen. Cognitieve en
specifiek in het gedrag uiten. Het Turner-syn- gedragsproblemen . kOll,len bij deze kinderen
droom komt .bijvoorbeeld speciaal bij meisjes sterker naar voren als ze ouder worden. Vaak
voor en uit ziCh primair in stoornissen op wordt verondersteld dat deze problemen toe-
niet-verbale, visueel-ruimtelijke taken, terwijl. geschreven kunnen worden aan de slechte so-
het Klinefel.ter-syndroom· speciaal bij jongens ciale leefomgeving waarin het kind opgroeit.
voorkomt. en iich primair uit in stoornissen . Uiteraard speelt deze een belangrijke rol,
op het gebied van de taal. Bij het Thrner-syn- maar het is niet de hoofdoorzaak. Problema-
droom ontbreekt er een X-chromosoom, ' tiséh gedrag wordt ook aangetroffen bij kin-
waardoor functies van de rechter hersenhelft deren die in een stabiel, gezond gezin opge-
zijn aangedaan, bij het Klinefelter-syndroom voed worden. De aard en de ernst van .de
is er een extra X-chromosoom, waardoor stoornissen hangen af van de hoeveelheid al-
functies van de linker hersenhelft zijn aange- cohol en het tijdStip waarop de moeder tij-
daan. -Opvallend bij deze genetische aandoe- dens de zwangersc~ap alcohol gebruikt heeft.
ningen is dat zij vaaIc gepaard gaan met li- De karakteristieke gezichtskenmerken wij-
chamelijke afwijkingen. zen bijvoorbeeld op een verstoorde ontwikke-.
Naast genetische aandoeningen zijn er ook !ing tijdens het eerste .trim ester van de zwan-
andere oor..aJcen van aangeboren ontwikke- gerschap. Tijdens deze periode treden 'onder
lingsstoornissen. Zo kUnnen hersendysfunc- andere structurele misvormingen van de cere-
ties .vóór of rondom de geboorte veroorzaalct brale cortex, bet corpus callosum, het cere-
worden door infecties, toxische invloeden, bellum en de basale ganglia op. Het tweede
voedingsstoornissen, vaatstoornissen of trimester is een zeer gevoelige periode voor
-, -.
ademhalingsproblemen. De gezondheid vari de lichamelijke groei en de verdere ontwikke-
L
de moeder tijdens de zwangerschap kan dus ling van de hersenen. Het derde trimester is
invloed hebben op de ontwikkeling van het met name een periode waarin de organisatie
zenuwstelsel. Dit is bijvoorbeeld duidelijk van de hersenen op hoger niveau de snelste
aangetoond bij overmatig alcoholgebruik van . groei çioormaalct. In deze ·fase blijkt een ach-
de moeder tijdens de zwangerschap. Alcoho- . . terstand in de hersengroei sterk afhankelijk te
lisme kan de ontwikkeling van de hersenen zi.jn van de hoeveelheid alcohol waaraan de
van een ongeboren kind zodanig· beïnvloeden foetus is blootgesteld. Het PAS uit zich dus
dat er na de geboorte blijvende lichamelijke, op verschillende manieren: afwijkingen in de
cognitieve en gedragsstoornissen optreden: structuur van de hersenen, typische gezichts-
het fetaI alcohol syndrome (PAS, zie bijvoor- kenmerken, vertraagde groei en cognitieve en
beeld Harris 1998; Rourke 1995). Opvallend gedragsproblemen. Niet bij alle kinderen
is het uiterlijk van deze kinderen: er treedt 'worden al ' deze kenmerken gevonden. Bij

I
r '
)
DlAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWJKKELINGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 523

sommige kinderen ontbreken bijvoorbeeld de zich in het linker temporale gebied, dll;n wor-
opvallende gezichtskenmerken. In deze geval- den taalstoornissen gekenmerkt door vermin-
len spreekt men liever van alcohol-related derd taalbegrip en het niet goed kunnen on-
birth defects (ARBO) of alcohol-related neuro- derscheiden van spraakklanken (afasie van
deveIopmentai dis orders (ARNO'). De diagnose Wernicke). Bevindt de laesie zich in het lin-
van deze kinderen is vooral problematisch als ker frontale gebied (afasie van Broca), dan
de uiterlijke kenmerken bij deze kinderen hebben patiënten vooral problemen met de
ontbreken en het kind stoornissen in het ge- taal expressie en het uitspreken van de juiste
drag vertoont die ook bij andere ontwikke- spraakldanken. Bij kinderen met vroeg ver-
lingsstoornissen voorkomen. Zo kan het worven hersenletsel (vlak vóór de geboorte
voorkomen dat kinderen met aandachtsstoor- tot 6 maanden na de geboorte) wordt na het
nissen en hyperactief gedrag ten onrechte ge- vijfde levensjaar zelden afasie aangetroffen.
diagnosticeerd worden als kinderen met Opmerkelijk is wel dat deze kinderen meer
AOHO (attention deficitlhyperactillity disor- moeilijkheden hebben om taal te Ieren. Wor-
ders). den in de periode vanaf 10 maanden tot 5
jaar de expressieve taalfuncties onderzocht,
3.2 Postnatale stoornissen dan blijken kinderen met. linker temporale
laesies, . en niet -zoals verwacht- kinderen
Als de stoornissen in de hersenen tijdens of met linker frontale laesies, relatief de meeste
na de geboorte ontstaan, spreekt men tegen- problemen hebben met de taal expressie. Dit
woordig van niet-aangeboren hersenletseL We resultaat is beter te begrijpen vanuit ontwik-
kunnen hierbij denken aan hersentumoren, kelingsperspectief. AI vanaf de geboorte is het
vaatstoomissen, infectieziekten en trauma- linker temporale.. gebied beter toegerust om
tisch hersen.letseI. De term 'verworven' (ac- spraakldanken van elkaar te onderscheiden,
quired) stoornissen wordt steeds minder ge- een functie die van essentieel belang is om
bruik-t, aangezien verworven stoornissen zich woorden goed te Ieren uitspreken en om uit-
ook reeds vóór de geboory:e voordoen - denk spraal< van die woorden via het gehoor weer
aan de voorbeelden in § 3.1. Vragen bij kin- bij te stellen. De frontale gebieden worden
deren met niet-aangeboren hersenletsel zijn: pas in een latere fase van de ontwikkeling bij
'Wat zijn de directe gevolgen van de hersen- de spraakfuncties betrokken. Anders gezegd,
dysfuncties?', 'Wat zijn de' te verwachten lan- vanuit het linker temporale gebied worden in
getermijneffecten voor het kind?' en 'Welke de ontwikkelingsfase waarin het kind leert
middelen en behandelmethoden dienen toe- praten connecties met de frontale gebieden
gepast te worden om ervoor te zorgen dat gevormd zodat de e>..-preSsieve tá.alfuncties
het kind zich zo goed mogelijk kan ontwik- zich verder kunnen ontwild<elen. Het linker
kelen?' temporale gebied speelt dus voor de ontwik-
Vaal< gaat men ervan uit dat de plaats van keling van de spraak bij kinderen een veel
een hersenletsel bij kinderen eenzelfde in- belangrijker rol dan altijd gedacht is.
vloed heeft op het gedrag als bij volwassenen. Wat . de aard van de laesie betreft, zijn er
Toch dit blijkt niet het geval te zijn. Dit kan eveneens verschillen tussen kinderen en vol-
goed geïllustreerd worden aan de hand van wassenen. Zo komen focale hersenletsels,
taalstoornissen (Bates 1999). , Afasie is een zoals hersentumoren en vaatstoornissen, veel
veel voorkomend probleem bij volwassen pa- minder voor bij kinderen dan bij volwasse-
tiënten die een hersenletsel in de linker he- nen. Bovendien blijken de hersengebieden die
misfeer hebben gekregen. Bevindt de laesie bijvoorbeeld bij complicaties rondom de ge-
·.

524 HOOFDSTUK 17

boorte gevoelig zijn voor vaatstoornissen en lage zelfwaardering van het kind. Hoe het
weer te verschillen van de hersengebieden die kind reageert, wordt uiteraard ook bepaald
bij volwassenen en ouderen gevoelig zijn door reacties van anderen in de directe leef~
voor vaatstpornissen. BIj kinderen komen omgeving van het kind (gezin, school,
vaker gegeneraliseerde stoornissen voor zoals vriendjes) (Ruijssenaar & Ghesquière ~999;
traumatisch her~enletsel, hydrocephalus, cere- Vandenneulen e.a. 1997; Y1vesaker 1998).
brale infecties en metabolische stoornissen. De effecten van hersenletsel worden dus
Als gevolg hiervan komt men specifieke niet alleen bepaald door de aard, de plaats en
stoornissen op het gebied van bijvoorbeeld de ernst van het hersenletsel zelf, maar ook
de afasie, agnosie en apraxie bij kinderen niet door de leeftijd en ontwikkelingsfase waarin
vaak tegen. Algemene stoornissen op het ge- het kind het letsel oploopt, de duur van de
bied van attentie, geheugen, psychomotori- periode waarin het kind na het letsel wordt
sche va~digheden en executieve .functies onderzocht (langetermijneffecten) en de psy~
worden daarentegen veel vaker bij kinderen chosociale context waarin· het kind opgroëit
aangetroffen. (hierover later meer).
Met name bij gegeneraliseerde hersenlaesies
zoals traumatisch hersenletsel is de kans 3.3 Specifieke ontwikkelingsstoornissen
groot dat problemen van blijvende aard zijn
en tijdens de ontwikkeling van het kind zelfs Wa.t is er beleend over de hersenfuncties bij
kunnen toenemen, vooral als het ongeval specifieke ontwikkelingsstoornissen, zoals
ernstig is en zich op jongere leeftijd voordoet leerstoornissen in lezen, releenen en schrijven,
(Vandenneulen e.a. 1997). Bij een trauma- communicatiestoornissen en stoornissen in
tisch hersenletsel kunnen zowel focale als dif- de motorische vaardigheden? Deze stoornis~
fuse laesies optreden. Bij de focale laesies sen worden meestal pas na de geboorte ge-
gaat het vaak om beschadiging van de fronta- constateerd: in de eerste levensjaren bij ba-
le en temporale hersengebieden, bij diffuse by's, in de kinderleeftijd of in de ado.1escen~
laesies om verscheuring van vezdverbindin- tie. In de lcinderpsychopathologie wordt con~
gen in met name de witte stof (waaronder fo.nn de criteria van de DSM~rv aangegeven
het corpus callosum). Een traumatisch her- dat er bij deze stoornissen mogelijk sprake is
senletsel uit zich op vele manieren: aan- van een neurologische aandoening. Echter, in
dachtsstoornissen, leer- en geheugenstoomis- de anamnese zijn meestal geen aanwijzingen
sen, stoornissen in de executieve functies en voor een neurologisch ziekteproces aanwezig,
gedragsproblemen zoals slechte impulscontro- zoals epilepsie, hersenvliesontsteking, of tra u~
le, hyperactief gedrag, agressief gedrag, gebrek matÎsch hersenletsel.
aan motivatie, slaapstoornissen en psychoso~ Kan de neuropsychologie hier een bijdrage
ciale aanpassingsproblemen. Al deze factoren aan leveren? En zo ja, wellce? Laten we dit
maken het voor een kind moeilijk om nieu- nader toelichten aan de hand van een ont-
we, complexere vaardigheden te leren die bij wikkelingsstoornis die relatief veel voorkomt:
zijn leeftijd passen. Naarmate het kind ouder leesstoornissen, oftewel dyslexie. (Baldeer
wordt, worden er immers hogere eisen aan 1986; 1990; Van den Bos e.a. 1994; Bouma
hem gesteld en raalet hij steeds verder achter~ e.a. 2000; 2002; Demb e.a. 1998; Farmer &
op. Bij veel van deze kinderen worden in toe- Klein 1995; Van der Leij 1998; Licht e.a.
nemende mate gedragsproblemen gevonden 1998; Martin 1995). Bij ongeveer 5 tot 100/0
die bovendien vaak nog versterkt worden van de kinderen komt dyslexie voor. Opval ~
door secundaire reacties zoals angst, depressie lend is dat dyslexie drie- tot viermaal zo
DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTwlKICELINGSNEVROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 525

vaak voorkomt bij jongens als bij meisjes. wikkelt zich door leerprocessen, maar het le-
Genetische factoren dragen in belangrijke zen verloopt ook op volwassen leeftijd bij
mate bij aan de ontwikkeling van een dys- dyslexie trageri er treedt geen automatisering
lexie: kinderen van· dyslectische ouders heb- op en er worden relatief meer .1eesfciuten ge-
ben ongeveer 40 tot 50% kans om ook dys- maakt. Fonologische stoornis is een belangrij-
lexie te ontwikkelen. ke, m"aar niet de enige oorzaak van dyslexie.
Op verschillende manieren is aangetoond Dyslexie kan ook een gevolg zijn van visuele
dat het functioneren van de hersenen bij dys- stoornissen waardoor kinderen tijdens het le-
lectici niet optimaal verloopt. Een belangrijk zen meer moeilijkheden hebben met de con-
uitgangspunt is dat het lezen een complex ·trole van hun oogbewegingen. Er zijn aanwij-
proces is waarbij 'verschillende deelvaardighe- zingen dat bij deze kindereI} dat deel van het
den vereist zijn . . Zo is een belangrijke voor~ visuele systeem gestoord is dat betrokken is
waarde dat het kind over normale basisvaar- bij de waarneming van beweging en de ti-
digheden moet beschikken om in de taal ming van het leesproces. Daarnaast kunnen
spraal~anken zoals de b, d en t van elkaar dyslectische kinderen specifieke problemen
te onderscheiden (fonologische aspecten van hebben om de betekenis van de visuele infor-
de taal). Stoornissen op dit gebied kunnen al matie te begrijpen en te koppelen aan de au-
vanaf de geboorte met elektrofysiologische ditieve informatie zodat het kind het gelezene
onderzoeksmethoden (EBG/ElI.P) aangetoond ook kan verwoorden (zoals bij hardop lezen).
worden. Opvallend is dat kinderen bij wie Opvallend is hoeveel hersengebieden er bij
deze stoornissen op zeer jonge leeftijd (in het het lezen betrokken zijn. Met behulp van
eerste levensjaar) gevonden. zijn op het oog beeldvormende meettechnieken, zoals elektro-
geen problemen lijken te hebben om de taal- fysiologisch onderzoek (EEG/ERP), MEG (mag-
te leren (taalbegrip, spreken) maar pas op la- neto-encefalografie), PET (positronemissieto-
tere leeftijd duidelijk zichtbare problemen mografie) en (f)MRI (ft.mctional magnetic re-
krijgen, namelijk wanneer ze op school ieren sonance imagi71g) kunnen veranderingen in
lezen. de structuur en functie van de hersenen
Tóch blijken dyslectische' kinderen vaak zichtbaar gemaakt worden (Papanicolaou
subtiele taalproblemen te hebben, vooral 1998; Posner & Raiche 1994i Thatcber e.a.
wanneer er een beroep wordt gedaan op de 1996). Uit onderzoek blijkt dat verschillende
fonologische analyse van taal en spraak. Aan structuren van de hersenen bij dyslectische
het kind wordt bijvoorbeeld auditief een kinderen afwijkingen yertonen, waaronder de
nonsenswoord zoals 'glift' aangeboden en het temporale gebieden, het corpus callosum, de
wordt gevraagd aan te geven uit welke klan- thalamus en de frontale gebieden. Een aantal
ken zo'n woord is opgebouwd. Een ander onderzoeken laat zien dat bij dyslectici het
voorbeeld: het kind wordt gevraagd om een planum temporale van de linker hemisfeer
woord uit te· spreken en daarbij een bepaalde even groot is als dat van de rechter hemi-
lclank weg te laten: hoe spreek je het woord sfeer, terwijl bij normale kinderen het plan-
'splem' uit zonder de 's'? Een belangrijke be- urn temporale van de linker hemisfeer in het
vinding is dat leesproblemen ernstiger zijn algemeen groter is (dit gebied staat bekend
naarmate de fonologische vaardigheden om als het gebied van Wernicke en speelt een es-
de klanken van een woord te analyseren sentiële rol bij de perceptie van spraalck.lan-
slechter ontwikkeld zijn. Zo'n verband is zelfs ken). Wordt tijdens het lezen de activiteit
gevonden bij volwassenen die veel leeserva- van de hersenen onderzocht, dan blijkt het
ring opgedaan hadden. Het leesproces ont- patroon van activatie van de verschillende
( _/

526 HOOFDSTUK 17

hersengebieden van dyslectici anders te zijn daal-emotionele aanpassing. Men spreekt in


dan bij normale kinderen. Zo is gevonden dit geval over de comorbiditeit van dyslexie.
dat bij dyslectici de activa tie van sommige In deze paragraaf hebben we ons geconcen-
hersengebieden (temporopariëtale gebieden; treerd op dysleJcie. 'Bij andere specifieke ont-
,occipitotemporale gebieden)' verlaagd was, wikkelingsstoornissen doen zich soortgelijke
maar dat andere hersengebieden (frontale ge- problemen voor. Bij specifieke ontwikkelings-
bieden, inclusief het gebied van Broca; pos- stoornissen gaat het om complexe leerproces-
terieure gebieden van de rechter hemisfeer) sen die bestaan uit verschillende deelvaardig-
juist sterker geactiveerd waren. Elk van deze heden waarin verschillende hersengebieden
'gebieden speelt een belangrijke rol bij , het geactiveerd worden:. Hoe de problemen zich
leesproces. De temporopariëtale gebieden bij het kind uiten, hangt af van de ontwikke-
(ook wel dorsale route van het visuele sys- lingfase van het kind, van individuele ver-
teem genoemd) spelen een rol bij de visuo- schillen tussen kinderen (subtypen) en van
spatiale analyse van de woorden. De occipito- de invloed van andere mogelijke stoornissen
temporale gebieden (ook wel de ventrale rou- (comorbiditeit) .
te van het , visuele systeem genoemd) spelen
een rol bij de linguïstische verWerking van de 3.4 Neuropsychiatrische stoornissen
visuele informatie en woordherkenning. Het
gebied van Broca wordt gebruilct bij het cor- Recentelijk is in de kinderpsychiatrie de aan-
rect uitspreken van de spraakklanken. Verder dacht groeiende voor onderzoek naar moge-
zijn er aanwijzingen dat de samenwerking lijke neurologische oorzaken van gedrags-
tussen versc~illende hersengebieden bij dys- stoornissen (ook wel 'neurppsychiatrie' ge-
lectici niet optimaal verloopt. Kortom, dys- noemd). Hierbij kan men denken aan de per-
lexie is niet op te vatten als een enkelvoudig vasieve ontwikkelingsstoornissen (zoals au-
syndroom. Veel eerder gaat het om een com- tisme en het syndroom van Asperger), schi-
plex proces, waarin verschillende deelvaardig- zofrenie, ADHD, syndroom van Gilles de la
heden elk op hun eigen specifieke wijze _het Tourette en depressie. Wanneer het onder-
leesproces beïnvloeden. Ook verschillen dys- zoek zich richt op de neuropsychologische
lectici onderling in de mate waarin elk van aspecten van deze ziektebeelden, wordt ge-
deze deelvaardigheden zich heeft ontwikkeld, sproken van pediatrie neuropsyeholog)'.
hetgeen ertoe heeft geleid dat er subtypen Ter illustratie willen we de rol van de
van dysleJcie zijn te onderscheiden (Balcker neuropsychologie bij autisme nader toelich-
1990; Martin 1995). DysleJcie is een dyna- ten (zie bijvoorbeeld Bauman· 1999; Bradshaw
misch proces: de wijze waarop de leesproble- 2001; Harris 1998). Autisme is een ontwikl<:.e-
men zich uiten is afhankelijk van de ontwik- lingsstoornis die zic~ vóór het derde levens-
kelingsfase waarin het kind-zich bevindt. jaar uit en primair gekenmerkt wordt door:
Men spreekt over dysleJcie in termen van - stoornissen in het affectieve contact;
een specifieke ontwilckelingsstoornis. Dit be- - stoornissen in de verbale en non-verbale
tekent echter niet dat lezen de enige stoornis communicatie en het verbeeldingsvermo-
is bij deze kinderen, maar het is wel de meest gen;
opvallende stoornis. Bij dyslexie kunnen zich - een beperkt repertoire van gedrag, interes-
ook, maar dan in veel geringere mate, andere_ ses en activiteiten.
ontwikkelingsstoornissen voordoen in ver- Autistische kinderen missen de mogelijkhe-
schillende combinaties, bijvoorbeeld op het den om emotionele interacties aan te gaan en
gebied van de taal, aandacht, motoriek of so- begrijpen niet hoe anderen zich voelen. De
(,
DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTW[KKELINGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 527

taal ontwikkelt zich niet of zeer vertraagd, is netwerk van verbindingen tussen de neuro-
stereotiep of er is sprake van een geliee~ eigen nen zich niet goed ontwikkeld heeft. Stoor-
taalgebruik. Non-verbale communicatie via nissen in deze gebieden zijn er vermoedelijk
gebaren, mimiek en lichaamstaal wordt niet de oorzaak van dat kinderen na de geboorte
begrepen. Ze kunnen zich niet inleven in de grote problemen hebben om informatie uit
gevoelens en gedachten van anderen en heb- de omgeving te verwerken, met name soci-
ben een gebrekkig sociaal inzicht en aanpas- aal-emotionele informatie. Immers, vanuit
singsvern1ogen. De communicatie wordt in ontwikkelingsoogpunt ligt het in de verwach-
feite gekenmerkt door eenrichtingsverkeer, ting dat er ook stoornissen zullen optreden
stereotiep en inflexibel gedrag (ook in hun in de interactie tussen het limbische systeem
bewegingen), specifieke interesses, vaste ge- en n'eocorticale gebieden zoals de temporale
woontes en rituelen. en frontale gebieden. Autistische kinderen
Autisme komt minder vaak voor dan bij- hebben problemen om informatie vanuit

,Cf voorbeeld dyslexie (5 tot 10 op de .10.000 meerdere bronnen tegelijkertijd te verwerken


personen). De stoornis komt veel vaker voor en richten zich daarom selectief op details.
bij jongens dan bij meisjes (4: 1). Evenals bij Bij de waarneming van een gezicht bijvoor-
de specifieke ontwikkelinssstoornissen is er beeld missen ze de emotionele gezichtsex-
bij autisme sprake van grote individuele ver- pressie, nemen ze het gezicht niet in zijn ge-
schillen en ziet men bij autisme vaak 001< an- heel waar en letten ze - mogelijk als compen-
dere comörbide stoornissen zoals syndroom satie van ' deze tekorten - op specifieke ken-
van Gilles de la Tourette, dwanghimdelingen, merken van het gezicht (ogen, mond en der-
ADHD, schizofrenie en affectieve stoornissen. gelijl5:e). Deze problemen in de waarneming
Vermoed wordt dat er bij autisme sprake is zijn mogelijk toe te schrijven aan stoornissen
, van een erfelijke, genetisch bepaalde stoornis in de interactie tussen de amygdala en de oc-
waarbij meerdere gevoelige of kwetsbare ge- cipitotemporale gebieden (Schulz e.a. 2000).
nen betrokken zijn. Doordat de frontale gebieden zich ook niet
Sommige onderzoeken hebben structurele goed kunnen ontwikkelen, worden bij autisti-
afwijkingen in de hersenen van autistische sche kinderen niet alleen stoornissen in de
kinderen gevonden die er op wijzen dat er executieve functies aangetroffen, maar ook
tijdens de zwangerschap stoornissen in de stoornissen in het vermogen om zich in de
migratie van de neuronen naar de cortex op- gedachten en gevoelens van anderen te ver-
getreden zijn. Er zijn vooral afwijkingen ge- plaatsen (theory of min/i).
vonden in het limbische systeem (waaronder Daarnaast wordt bij autisme een aantal
de amygdala en de hippocampus). de cortica- stoornissen gevonden in de motori~lc. zoals
Ie gebieden die een sterke interactie met het problemen bij het plannen van bewegingen.
limbische systeem hebben (de temporale en stoornissen in de efficiëntie waarmee bewe-
frontale gebieden) en het cerebellum. Er zijn gingen uitgevoerd worden. motorische coör-
echter ook' afwijkingen gevonden in andere dinatiestoornissen. traagheid van bewegingen.
hersengebieden. waaronder de basale ganglia. stereotypieën, tics en dergelijke. Al deze
In het limbische systeem zag men bijvoor- stoornissen zouden wijzen op stoornissen in
beeld dat er sprake was van een te groot aan- de basale ganglia en de connecties van deze
tal neuronen die dicht op elkaar gepakt wa- gebieden met de frontale gebieden (frOl1tO-
ren, De neuronen waren bovendien kleiner striatal s)'stem).
en er was sprake van een minder vertakt Bij autisme komt een scala van stoornissen
dendrietensysteem, hetgeen erop wijst dat het in het gedrag voor waarbij verondersteld
,- -
(
528 HOOFDSTUK 17

wordt dat er, naast afwijkingen in de hersen- chologie van het kind zich zowel in theore-
structuren zelf, ook stoornissen optreden in tisch als in prahisch opzicht steeds meer is
het activatiepatroon van de verschillende her- gaan profileren als een vakgebied met haar
sengebieden en de wijze waarop deze gebie- eigen kennis en expertise.
den elkaar beïnvloeden. Men spreekt in dit Wat is er dan· zo specifiek voor de neuro-
geval van stoornissen in 'neurale circuits' of psychologie van het kind en waarin verschilt
stoornissen in neuronal connectivity. Ook bij dit dan van de neuropsychologie van de vol-
andere neuropsychiatrische stoornissen wordt wassene? Het meest kenmerkende is dat de
steeds meer onderzoek gedaan naar stoornis- problemen van het kind benaderd worden te-
sen die zich richten op communicatie- en in- gen de achtergrond van een ontwikkelings-
teractiestoornissen tussen en binnen bepaalde . proces. Anders dan bij volwassenen hebben
neurale ~ircuits. Daarbij let m'en ook steeds we immers bij kinderen te maleen te maken
meer op neurotransmitters, de chemische met een zenuwstelsel dat in ontwikkeling is
stoffen die een essentiële rol spelen bij de. (pre- e~ postnataal), waarbij men bovendien
prikkdoverdracht van de ene miar de andere rekening moet houden met de ontwikkelings-
zenuwcel. Bij neuropsychiatrische ziektebeel- . fase (cognitief, sociaal-emotioneel) waarin
den wordt sterk de nadruk gelegd op stoor- het kind zich bevindt en de psychosociale
nissen in de frontaal-subcorticale circuits . context waarin het kind opgroeit . (omge-
(Bradshaw 2001; Lichter & Cummings 200I). vings- en leerprocessen). Bij kinderen hebben
Vanuit de ontwilckelingsneuropsychologie we te maken met een dynamische; complexe
worden cognitieve en emotionele stoornissen interactie tussen ontwildcelingsprocessen die
gerelateerd aan stoornissen in de ontwilcke- zich op drie verschillende dimensies afspelen:
ling van d~ze circuits. Doordat de hersen- hersenen,_ gedrag en omgeving (Anderson e.a.
structuur bij deze kinderen niet goed aange- 2001). Een belangrijke vraag is steeds: wat
legd is, ervaart het kind specifielee beperkin- voor invloed heeft hersenletsel op het gedrag
gen om nieuwe vaardigheden te leren en ade- in de verschillende leeftijdsfasen en wat is de
q uaat op de eisen van de omgeving in te spe- verwachting voor de toekomst (herstelproces-
len. Dit kan ertoe leiden dat kinderen op an- sen)? We zullen een aantal specifieke kenmer-
dere wijze informatie verwerlcen en hUD te- ken vanuit deze drie invalshoeken nader toe-
korten proberen te compenseren. lichten.

4.1 Het perspectief van de hersenen:


.. . .-
4 SPECIFlEKE KENMERKEN VAN DE plasticiteit .,. kwetsbaarheid
... . . f!I1.
ONTWIKICELlNGSNEUROPSYCIiOLOGIE
In de loop der jaren zijn er verschillende
De theorievorming over de relaties tussen ideeën ontstaan over de effecten van hersen-
hersenen en gedrag en over de consequenties stoornissen bij kinderen in vergelijking met
hiervan voor de diagnostiek van het kind is volwassenen (Anderson e.a. 2001; Bouma
voor een groot deel gebaseerd op en ontleend 2001; Broman & Fletcher 1999). Aan de ene
aan onderzoek bij volwassen patiënten met kant is er optimisme over het vermogen van
verworven hersenletsel.. Toch heeft, zoals we de hersenen om zich na hersenIetsel aan te
hierboven al hebben Iat"en zien, kennis vanuit passen en te reorganiseren (de 'plasticiteit:
de volwassen neuropsychologie maar beperk- van de hersenen). De gedachte .hierachter is
te waarde voor de neuropsychologie van het dat:
k.ind. Dit heeft ertoe geleid dat de neuropsy- 1 de'verschiJIende hersengebieden zich bij de
DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWJKI<ELINGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 529

gebÇlorte nog niet voor bepaalde functies!' 4.1 .1 Invloed van leeftijd: pre- en postnatale
gesped~lfSeej.d hebben;!' ontwikkelingsfase
2 de fu~cties van het aangedane hersengebied.. De plasticiteit van de hersenen lijkt vooral
Î.q1_deze fase van ontwikkermg dóot' andere . een rol te spelen bij niet-aangeboren herse-
(~óg?rinif:,~t. ges'p'~ialisee~de) hersengebieden Ii- l1aandoeningen, dat wiJ zeggen, wanneer her-
•. ,· I1t~.$l"1t. · i. " ,. ' . \, _. " .-.. .
ovetgènómeI1 kaÏ'inêÎiwórden, sendysfuncties in de postnatale periode ont-
H?~:jong,;r het kind, des tè groter ~ kans i staan. In de prenatale periode zijn de herse-
op· fièrstel. Het grotere herstelvermogen bij nen uiterst kwetsbaar. Zolang de basale struc-
jongere kinderen staat ook wel bekend als tuur van de hersenen nog in ontwikkeling is,
het Kennard-principe (Kennard 1936; 1940: . hebben hersèndysfuncties een blijvende in-
zie ook Lenneberg 1967). Reorganisatie van vloed op de ontwikkeling van cognitieve en
de hersenen kan zowel intrahemisferisch, bin- emotionele functies na de geboorte. Over-
nen een hemisfeer, als interhemisferisch, ·tus- name van functies door andere gebieden in
sen de beide hemisferen, plaatsvinden. De be- de hersenen-vindt in deze fase van de ont-
vindingen over de plasticiteit van de hersenen wikkeling niet plaats. Dit impliceert dat het
zijn vooral gebaseerd op onderzoek bij kinde- kind beperkingen ondervindt om zich cogni-
ren bij wie op zeer jonge leeftijd (in het ~er- . tief en/of sociaal-emotioneel ten volle te ont-
ste levensjaar) unilaterale laesies vastgesteld plooien. De problemen van het kind uiten
waren. Het gaat hierbij Om kinderen die ge- zich doordat bepaalde functies zich vertraagd
boren zijn met een hemiplegie of bij wie een dan wel afwijkend ontWikkelen. Als voqrbeeld
van de hersenhelften operatief verwijderd hiervan kunnen de specifieke ontwikkelings-
werd vanwege een ernstige, niet te behande- stoornissen en. neuropsychiatrische ziektebeel-
len epilepsie {hemisfeerectomie). Opvallend den genoemd worden (zie hierboven).
is dat bij kinderen met linkerhemisfeerlaesies
geen afasie optreedt. Taalfuncties kunnen dus 4.1.2 [rpird~'cl"'V~71 leeftijd: wowing i71to deficit ti
in een vroege fase van ontwikkeling overge- Stoorniss~n bij kinderel)t hoeven zich niet di-
nomen worden door andere hersengebieden. rectv1a het ·ge4f'ag- te uiten maar kunnen pas
Teuber (1962) formuleerde dit als volgt: 'rf op latere leeftijd zichtb~ar worde.IJ., . d~t, wg
you are gomg to have brain damage, have it zeggen:" wa'Imeer .cognitîeve én ·soda1e-em·oti~
early'. . . onele functies zich op een bepaalde leeftijd
Aan de andere kànt vraagt men zich of: zouden moeten· ontwikkelen maar waarbij de
zijn de hersenen op jonge leeftijd echter wel hersenstructuren om die ontwikkeling te on-
1 zo plastisch? De plasticiteitstheorie wordt dersteunen niet· toereikend blijken te zijn. w.t
weersproken door aanwijzingen dat de herse- verschijnsel noemt men growing into· defi.,r:it
nen in een vroege fase van ontwikkeling juist (Rourke e.a. 1983}.
kwetsbaarder zijn en dat de kans op herstel Specifieke ontwikkelin,&sstoornissen en neu-
kleiner is naarmate hersendysfuncties op jon- ro'pSychîatrlsche"·1~féjtf~ëèi'àel"'· ;l~~~né~ ., oolt
gere leeftijd ontstaan. Wellce factoren bepalen hier als voorbeeld genoemd worden. Immers,
'l'
in welke mate de hersenen in staat zijn om hersendysfuncties in de prenatale periode
na stoornissen te herstellen, zich aan te pas- uiten zich na de geboorte. Maar ook bij lae-
sen of te reorganiseren? We zullen op een sies in de postnatale periode kunnen proble-
aantal belangrijke factoren ingaan (Anderson men in het gedrag pas op latere leeftijd aan
e.a. 2001). de dag treden. Wanneer bijvoorbeeld de pre-
frontale hersengebieden op jonge leeftijd zijn
aangetast, lijlct het kind zich aanvankelijk
(
530 HOOFDSTUK 17

goed te ontwikkelen, dat wil zeggen zolang 4.1.4 Reorganisatie VCln hersenfuncties en het
het kind een ~uidelijk, overzichtelijke struc- crowding effect
tuur aangeboden wordt waarin het zijn' acti- In een aantal studies is gevonden dat- de re~
viteiten kan uitvoeren. De problemen ont- or~~~~~ti~ >:~ :~{Unçtie; ook 'kosten' met zich
staan op latere leef!:ijd, wanneer er hogere ei- meebrengt (Anderson e.a. 2001). We hebben
sen gesteld worden en het ki~d zelf keuzes gezien dat bij vroeg verworven laesies in de
moet maken in situaties die nieuw zijn en linker hemisfeer de taal overgenomen kan
om een nieuwe oplossing vragen. Om het ef- worden door de rechter hemisfeer. Toch blij-
fect van hersenletsel bij kinderen goed in te ken de taalfuncties zich. bij deze kinderen
kunnen schatten, is in feite longitudinaal on- weliswaar relatief goed, maar niet optimaal te
derzoek noodzakelijk. ontwikkelen. Zo blijken deze kinderen meer
moeite te hebben met de grammaticale struc-
4.1.3 Invloed' van gevoelige perioden tijdens tuur' van de taal: Bovendien treedt er een ver-
de postnatale ontwikkeling schijnsel op dat bekendstaat als het crowdi11g
Een opvallend kenmerk van de ontwikkeling effect, dat wil zeggen, de overname van de (
van het zenuwstelsel is dat er in een vroege taalfuncties door. de rechter hemisfeer gaat
fase van de ontwildceling veel meer zenuwcel- ten koste van de andere functies die door' de
len en ~aptische verbindingen geprodu- recht~r hemisfeer gemedieerd worden, zoals
~eerd worden dan strikt nodig is. Deze over- de visueel-ruimtelijke functies. De rechter he-
productie wordt in een latere fase van de misfeer heeft dus een beperkte capaciteit om
ontwikkeling gevolgd door selectief verlies. alle co gnitieve ' functi~ optimaal te ontwikke-
De overproductie van synápsen wordt opge~ len
vat als een proces waarbij specifieke gebieden
van de hersenen in 'een beperkte tijdsperiode 4.1.5 Invloed van de aard.. plaats, grootte en
maximaal gevoelig zijn om op specifieke in- ernst van de laesie
formatie van de omgeving te reageren (Eliot Men zou kunnen verwachten dat kleine lae-
1999; Tohnson 1996; 1997). Opvallend 'aan de sies een betere prognose hebben dan grotere
ontwikkeling van de hersenen naar een 'vol- laesies. Toch blijkt de relatie tussen grootte
wassen' structuur is dat die niet via geleidelij- van het letsel en' herstel niet zo eenduidig
ke groei plaatsvindt, maar staps- en sprongs- (Anderson e.a. 2001). Er is veel eerder sprake
gewijs verloopt (Fisher & Rose 1996). In de van ~en bimodaal effect: zowel l<1eitl~ als heel
ontwikkeling van de taal zijn zulke groei- i.ot~ Jaesies l<unnen tot inter hemisferische . - r-
spurts aan te wijzen (Kuhl e.a. 1992). Bij- reörganisl1tiádei~en;.,:De prognose is minder ( I
voorbeeld in het eerste half jaar kunnen ba- gunstig wanneer er sprake is van middelgrote
by's vrijwel alle taalldanken "an elkaar onder- of bilaterale laesies. Verondersteld wordt dat
scheiden die in verschillende talen voorko- bij middelgrot~ l~esies in bijvoorbeeld de lin-
men. Daarna worden ze gevoeliger voor de kq hemisf~etde dysfurlctiol,lele hemisfeer bé-
taalklanken die ze in hun eigen omgeving ge- trokken 'blijft bij de verdere ' ontwikkeling van
hoord hebben en minder gevoelig voor speci- de taalfuncties en dat in zo'n geval de taal-
fieke taalklanken van andere talen. Het kind functies niet door de rechter hemisfeer over-
wordt het meest belemmerd in zijn ontwik- genomen worden. Bij heel grote laesies is f' de
keling als een hersengebied tijdens zo'n kri- kans groter dat de taalfuncties door de rech-
tieke ontwik1<elingsfase aangetast wordt. ter hemisfeer overgenomen worden (zie hier-
boven) .
De ernst van de hersenaandoening speelt
DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWIKKELINGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 531

een duidelijke rol bij gegeneraliseerde hersen- 4.2 Het perspectief van het gedrag
laesies, zoals, bij kinderen met een trauma-
tisch hersenletseJ en infecties van het zenuw- Om het effect van hersendysfuncties bij kin-
stelsel. Hoe ernstiger de aandoening, des te deren goed in te schatten, is het van groot
ernstiger de stoornissen in het gedrag. Zo belang om het ontwilckelingsyerloop op het
hebben Jaffe c.s. (1995) in een longitudinaal gedrag (cognitief en sociaal-emotioneel) in
onderzoek bij, kinderen met een traumatisch kaart te brengen. Voert een kind op jonge
hersenIetsel het effect onderzocht van de leeftijd een bepaalde taak op dezelfde manier
ernst van de aandoening (mild, matig, ern- uit als op oudere leeftijd? Welke veranderin-
stig) op het cognitief functioneren in ver- gen in hersen activiteit treden er op als het
schillende fasen na het ongeval (in de begin- kind op verschillende leeftijden een taak uit-
fase en na één en drie jaar). In de beginfase voert? Zijn de problemen' die een kind op
vertoonden kinderen met een ernstig trauma- jonge leeftijd ervaart dezelfde als op oudere
tisch h~rsenletsel op cognitieve taken de leeftijd?
slechtste prestatie en kinderen met milde De ontwikkelingsfase waarin een kind zich
aandoeningen de beste (vrijwel normale) bevindt, bepaalt in sterke mate welke hersen-
prestatie. Verbetering bij de kinderen met een gebieden geactiveerd worden om een be-
matig en ernstig hersentrauma trad vooral op paalde taak uit te voeren. Dit is onder andere
in het eerste jaar, maar hun prestatie bleef met behulp van elektrofysiologisch onderzoek
beneden het niveau van de kinderen met een aangetoond bij- kinderen die bekende en on-
milde aandoening. In het algemeen blijkt de bekende woorden kregen aangeboden (Mills
prognose_ voor jongere kinderen slechter te e.a. ~994). Al 200 ms na het aanbieden van
zijn dan voor oudere kinderen. Jonge kinde- de stimWi zijn verschillen tussen bekende en
ren lopen een groter risico dat bij het ouder onbekende woorden zichtbaar in het EI!G.
worden het niveau van functioneren minder Zijn de kinderen 13 tot 17 maanden oud,
snel toeneemt en dat ze dus ten opzichte van dan worden deze verschillen zowel in het
hun leeftijdgenootjes steeds meer achteropra- achterste (temporale en pariëtaJe) als in het
ken. Een van de redenen is dat hersenletsel voorste (frontale) deel van beide hemisferen
de verdere ontwikkeling van de hersenen ver- waargenomen, zij het dat het verschil in acti-
stoort en het kind dus steeds meer moeite viteit in de rechter hemisfeer iets groter is
heeft om de nieuwe cognitieve vaardigheden dan in de linker. Zijn de kinderen 20 maan-
te leren die bij zijn leeftijd passen. Er is bij den oud, dari blijken de verschillen tussen
deze kinderen dan geen sprake van achteruit- bekende en onbekende woorden zich te be-
gang van hun cognitieve vaardigheden, maar perken tot de achterste gebieden van de lin-
ze leren minder snel, waardoor ze ten op- ker hemisfeer (temporaal, pariëtaal). In de
zichte van wat er van hen verwacht wordt beginfase van het leerproces worden dus
(leeftijdsgerelateerde normscores) relatief meer gebieden van de hersenen ge,activeerd
steeds slechter gaan functioneren. Een andere dan in een latere fase van het leerproces.
reden is dat vooral kinderen die op jonge Dit onderzoek laat echter niet zien of de
leeftijd een ernstig traumatisch hersenletsel jongere groep de taaie anders uitvoert dan de
hebben gekregen een grotere kans hebben op oudere groep. Toch kan men verwachten dat
complicaties, zoals epilepsie" of dat de cere- leeftijd invloed heeft op de wijze waarop be-
brale atrofie in de loop van de tijd toeneemt. paalde taken door kinderen uitgevoerd wor-
den. Op geheugentaken bijvoorbeeld is de
prestatie van oudere kinderen beter dan die

(:1
r-- .
( I

532 HOOFDSTUK 17

van jongere kinderen. Bij oudere kinderen - door te beoordelen of woorden in de con-
gaat het niet alleen om een toename van de text passen of door woorden in een andere
geheugencapaciteit, maar hun geheugenpres- context te plaatsen, waardoor ze humoris-
tatie is ook beter doordat ze informatie snel- tisch overkomen. .
ler en efficiënter Ieunnen verwerken, minder Vermoed wordt dat problemen met juist
snel afgeleid zijn en in toenemende mate in deze aspecten van de taal verhinderen dat
staat zijn om strategieën toe te passen om de kinderen in deze ontwikk~lingsfase de beteke-
informatie te onthouden. Naarmate kinderen nis van woorden snel oppakken. Dat de rech-
ouder worden, wordt de geheugenprestatie ter hemisfeer in deze fase zo'n belangrijke rol
rneer beïnvloed door factoren als snelheid bij het begrip van de taal speelt, wordt on-
van informatieverwerking en executieve func- dersteund door onderzoek waaruit blijkt dat
ties (Anderson e.a: 2001). de rechter hemisfeer zich juist in deze pe-
Kortom, co~nitieve functies ontwikkelen riode sneller ontwikkelt dan de linker hemi-
zich en de wijze waarop bepaalde taken uit- sfeer. Dit voorbeeld laat zien dat problemen
gevoerd worden, verandert tijdens de ontwik- met betrekking tot het begrip Van de taal in
keling van het kind. Ook bij hersenlaesies ee~1 vroege fase zich anders manifesteren dan
zien we dat de aard van de problemen in de in een latere fase.
loop van de tijd kan verschuiven doordat het Wat voor invloed hebben hersenlaesies op
kip.d nieuwe va~rdigheden leert en er andere de ontwikkeling van het inteUigentieniveau?
eisen aan het ldnd gesteld worden. Ter illu- Wat zijn de langetermijneffecten? De leeftijd
stratie het volgende voorbeeld (Bates 1999). waarop hers enlets el ontstaat, blijkt ook hier
Als men kinderen met vroeg (in het eerste een belangrijke invloed op de ontwikkeling
half jaar) verworven hersenletsel op 5-jarige van het intelligentieniveau te hebben (An-
leeftijd onderzoekt, zal men nauwelijks pro- derson e.a. 2001). Dit is onderzocht bij kin-
blemen in de taalfuncties yinden. Toch bete- deren met unilaterale laesies. Als het letsel
kent dit niet dat de taalontwikkeling pro- vóór het eerste levensjaar ontstaan is, blijkt
bleemloos verlopen is. Wat het begrip van de dit bij linkerhemisfeerlaesies te leiden tot een
taal betreft, blijkt dat kinderen met rechter- algemene achteruitgang van het intelligentie-
hemisfeerlaesies in een vroege fase van de niveau (verbaal IQ en performaal IQ). Bij
taalverwerving (10-17 maanden na de ge- rechterhemisfeerlaesies wordt óf een algeme-
boorte) in het begrijpen van woorden een ne achteruitgang van het intelligentieniveau
grotere achterstand hebben dan kinderen met (verbaal en performaal) gevonden óf alleen
linkerhemisfeerlaesies. Zoals gezegd speelt de een achteruitgang van het performaal IQ.
rechter hemisfeer een belangrijke rol bij het Ontstaat het letsel ná het eerste levensjaar,
begrip en gebruik van woorden die in de dan lijken de effecten minder ernstig: bij lin-
conte:>..'t passen en zorg dragen voor een kerhemisfeerlaesies wordt geen achteruitgang
goede communicatie. Als kinderen woorden in het intelligentieniveau (verbaal en perfor-
leren, leren ze de betekenis van een woord maal) geconstateerd, bij rechterhemisfeerlae-
op verschillende manieren te begrijpen: sies blijkt alleen het performaal IQ aangetast
- door een verband te leggen tussen datgene te zijn. Voor de ontwikkeling van hogere cog-
wat je hoort, ziet en voelt; nitieve functies zijn de hersenen dus minder
- door de wijze waarop en de intonatie waar- plastisch en derhalve kwetsbaarder op jongere
mee woorden .worden uitgesproken, en de leeftijd. Als we de ontv,rikkeling van het intel-
emotionele gevoelens die in de spraak tot ligentieniveau vergelijken met de ontwikke-
uiting komen (blij, boos, verdrietig); ling van de taalfuncties, dan zien we dat bij

- r ·
L
«(

DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWIKKl!LINGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 533

kinderen met vroeg verworven hersenletsel in kind reageert, is bovendien afhankelijk van
de linker hemisfeer de taal zich relatief goed reacties van anderen, zoals de ouders, klasge-
ontwikkelt, maar dat dit tegelijkertijd ten noten en vriendjes.
koste gaat van de ontwikkeling van hogere
cognitieve functies. Reorganisatie van de her- 4.3 Het perspectief van de omgeving
senen om de taalfuncties te mediëren (over-
name van de taal door de rechter hemisfeer) Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de directe
gaat dus ten koste van de ontwikkeling van leefomgeving waarin het kind opgroeit in-
andere functies. vloed heeft op de wijze waarop kinderen met
Ook op het· gebied van sociaal-emotionele hersendysfuncties zich ontwilclcelen (Anders-
stdornissen bij kinderen met hersendysfunc- on e.a. 2001). In een aantal onderzoeken is
ties zien we dat de aard en de ernst van de gevonden dat de prognose voor kinderen
problemen verschuiven naarmate het kind slechter is als de kinderen uit een lager soci-
ouder wordt. Bij kinderen met hersenletseJ aal milieu komen, de moeder minder hoog
komen psychiatrische stoornissen veel valeer opgeleid is, er sprake is van een probleemge-
voor dan bij kinderen met bijvoorbeeld alleen zin of als zich binnen het gezin - door welke
fysieke problemen. Hoe ernstiger de hersen- oorzaak ook - situaties voordoen die tot
aand~ening, des te groter de kans op psychi- stress leiden. Kinderen met hersendysfuncties
atrische problematiek (Anderson e.a. 2001). ervaren enerzijds door hun beperkingen meer
Veel voorkomende emotionele en gedragspro- problemen om zich te ontwikkelen, ander-
blemen zijn onder andere impulsiviteit, zijds heeft dit ook invloed op hun directe
agressie, gebrek aan inzicht. emotionele reac- leefomgeving, die hierop reageert. Van de
ties niet kunnen begrijpen en zich emotioneel ouders wordt veel gevraagd. Een groot pro-
niet kunnen uiten. Deze problemen komen bleem voor ouders is dat anderen (familie,
het vaalcst voor bij kinderen met laesies in de vrienden, leerkrachten) hun problemen ·vaak
rechter hemisfeer en in de frontale gebieden. onderschatten en dat ze niet goed begrepen
Bovendien ziet men vaak dat de gedragspro- worden. Fysieke handicaps zijn makkelijker te
blemen toenemen als de kinderen ouder wor- begrijpen dan de niet-zichtbare cognitieve en
den. Kinderen zijn niet in staat om socaal- sociaal-emotionele gevolgen van hersendys-
emotionele vaardigheden te ontwilclcelen die functies. Vooral gedrags- en persoonlijkheids-
passen bij hun leeftijd. Daardoor wordt bij problemen bij kinderen zijn voor buiten-
het ouder worden de discrepantie tussen hun staanders moeilijker in te schatten· en te ac-
gedrag en wat van hen verwacht wordt steeds cepteren dan cogmtJeve (leer )problemen.
groter. Andere problemen die bij kinderen Kinderen ontwikkelen zich en zowel het lànd
met hersenletsel veel voorkomen zijn angst als de ouders moeten zich steeds opnieuw
en depressie. Deze problemen blijken echter aanpassen aan de veranderde situatie die
niet specifiek gekoppeld te zijn aan de plaats daardoor ontstaat. In veel gezinnen is sociale
van de laesie; veeleer kan men ze opvatten isolatie het gevolg. Doordat de relatie tussen
als een psychologische reactie op de gevolgen ouders van kinderen met hersendysfuncties
van het hersenletsel. zoals opname in het zie- continu onder druk staat, is er een verhoogd
kenhuis, behandelingen, het feit dat het na risico op echtscheiding. De psychosociale
het ongeval veranderd is, een bepaalde tijd omgeving waarin een kind opgroeit speelt op
niet naar school gegaan is, onzeker is en den duur een steeds belangrijker rol bij hóe
moet leren om zich met zijn beperkingen aan een kind zich uiteindelijk ontwikkelt.
de nieuwe situatie aan te passen. Hoe het
534 HOOFDSTUK 17

5 NEUROPSYCHOLOGISCHE DIAGNOSTIEK ontwikkeld hebben. Op basis hiervan kan he.t


neuropsychologisch onderzoek worden toege-
Met behulp van neuropsychologische diag- spitst op de problemen van het kind.
nostiek wordt onderzocht in hoeverre leer- In deze paragraaf komt het neuropsycho-
en gedragsproblemen van het kind te verkla- logisch onderzoek. nader aan de orde. Aller-
ren zijn vanuit de kennis die er is over de ge-eerst gaan we in op de doelstellingen van de
volgen van stoornissen in de zich ontwikke- neuropsychologische diagnostiek en op de
lende hersenen op het gedrag. In de neuro- mogelijke indicaties. Vervolgens beschrijven
psychologische diagnostiek zal men hierbij we de algemene uitgangspunten van een
ook rekening moeten houden met de invloed neuropsychologisch onderzoek, wellce tests
van de psychosociale leefomgeving van het gebruikt kunnen worden en hoe de testgege-
kind. vens geïnterpreteerd kunnen worden. Voor
Zoals elke andere vorm van individuele meer informatie over de neuropsychologische - r
diagnostiek bestaat dit diagnostisch proces diagnostiek verwijzen wij naar Anderson e.a. l
uit meerdere fasen: 2001, Baron e.a. (1995), Bouma e.a. (1997;
- het verhelderen van de vra.agstelling, zodat 1998), Fennell (1994), Harris (1998), Van
duidelijk wordt wat het doel is van het Leeuwen Be König (2000), Lezak (1995), Rey-
neuropsychologisch onderzoek; nolds & Fletcher-Janzen (1997), Rourlce e.a.
- het inwinnen van informatie over het kind; (l983j 1986), Snyder & Nussbaurn (1998) en
- het opzetten van het neuropsychologisch Sp reen & Strauss (1998).
onderzoek;
- de interpretatie van de onderzoeksgegevens; 5.1 Doelstelling van de
- het ~nderzoeksverslag en de bespreking van neuropsychologische diagnostiek
de onderzoeksresultaten met direct betrok-
kenen. De neuropsychologische vraagstellingen varië-
Bij het inwinnen van informatie staan ver- ren sterk en zijn afhankelijk van de aard van
schillende informatiebronnen ter beschikking, de populatie die men onderzoekt en van de
zoals medische· dossiers (bijvoorbeeld van de setting. Op de kinderneurologische afdeling
huisarts, lcinderneuroloog, kinderpsychiater), van een ziekenhuis worden andere vragen
psychologische rapporten, schoolgegevens en aan een neuropsycholoog gesteld dan in een
informatie van leerkrachten en ouders via ge- revalidatiekliniek, een kinderpsychiatrische
dragsvragenlijsten en interviews (zie hiervoor kliniek of een setting voor kinderen met ern-
ook de hoofdstukken 4 en 9). Informatie stige leerstoornissen. Ondanks deze verschil-
wordt ingewonnen over: len kunnen globaal de volgende doelstellin-
- de huidige problemen van het kind; gen van het neuropsychologisch onderzoek
- de medische ziektegeschiedenis (pre- peri bij kinderen gespecificeerd worden.
en postnataal);
- problemen met betrekking tot de ~'sieke, 5.1.1 Ev.aluatie' van de aard en de ernst van
cognitieve, emotionele en psychosociale de cognitieve, emotionele en gedragsproblemen
ontwikkeling van het kind (thuis, op Door middel van een neuropsychologische
school, met vriendjes); functieanalyse van de onderzoeksgegevens
- problemen in de gezinssituatie. wordt een zo nauwkeurig mogelijke beschrij-
Belangrijk is dat men hierdoor inzicht krijgt ving gegeven van de aard en de ernst van de
in de huidige problemen van het kind en de problemen (de zwakke kanten van het kind).
wijze waarop de problemen zich mogelijk Tevens is het van belang om een zo goed

-
4

DIAGl~OSTlEK VANUIT EEN ONTWIKKELINGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 535

mog~lij~e; beschrijving te geven van de intacte russen of neuropsychiatrische aandoeningen,


functfe~~( de sterke kanten van het kind)': Op is het van groot belang na te gaan in hoe-
deze wijze wordt een profiel van het kind ge- verre er stoornissen zijn in de neuropsycho-
schetst waardoor men inzicht krijgt in wat logische vaardigheidsstructruur van het kind.
een kind kan en wat het niet kan. In de eva- Daarnaast kan het voorkomen dat bij aan-
luatie dient men tevens aandacht te besteden vang van het onderzoek nog geen neurologi-
aan de relatie die de onderzoeksresultaten sche diagnose gesteld is en dat het neuropsy-
hebben met de problemen van het kind in chologisch onderzoek verwijzing naar een
het dagelijkse leven. neuroloog (meestal via de huisarts) noodza-
kelijk maakt.
5.1.2 . Bij4ra,g~ ,p.an de pathogenese en d!lf'
ncurolo$ische di~gnose ft . • 5.1.3 ProgltOSe en bijdrage aan ,.~et
Ee1,l ~t;larigiij!<{Vraag îs hoe de neuropsycho! behandeling.splan rr .
logïs~~'; afa~os'e ~'zich verhgudt tot de neu- Hierbij gaat het er om te beschrijven welke
· Cf rofogïscf{'e' -diagnose. Uiteraard is de neuro- problemen men bij het kind op korte of lan-
loog in eerste instantie verantwoordelijk voor ge termijn kan verwachten, bijvoorbeeld wel-
die laatste. De vraag naar de aard en uitg~­ ke moeilijkheden het kind op school zal krij-
breidheid van het letsel kan immers het beste gen of welke problemen het kind in het da-
neurologisch onderzocht worden, al dan niet gelijkse leven kan verwachten (thuis, in de
aangevuld door beeldvormende technieken omgang met vriendjes en dergelijke). Daar-
(EEG/ERP, CT-, (f)MRI- of PET-onderzoek). In naast kan het neuropsychologisch onderzoek
het algemeen geldt, dat de aard en de uitge- een belangrijke bijdrage leveren aan de wijze
breidheid van een hersenletsel bij kinderen waarop de problemen die het kind onder-
beter te identificeren zijn wanneer het om vindt het beste behandeld kunnen worden.
een acuut hersenletsel gaat dan wanneer het Hierbij dient men zich te realiseren dat een
gaat om een genetisch bepaalde of chronische prognose niet eenvoudig is, en vaal< moeilij-
hersenaandoening die op jonge leeftijd (pre- ker dan bij volwassenen. Immers, het kind
of postnataal) ontstaan is. In het laatste geval bevindt zich in een fase van· ontwikkeling
is een uitspraak over de aard en de lokalisatie (cognitief, emotioneel en gedragsmatig),
uitermate moeilijk. Immers, vele factoren be- waarbij de ontwikkeling van de hersenen
palen hoe de hersenen zich na letsel aanpas- mede beïnvloed wordt door de leerervaringen
sen en reorganiseren. en de leefomgeving waarin het kind opgroeit.
De ne~()p's'y'~h~10.gische diagn?se kan:. ,de
neJH:~Jowig~i%!!-~~(~l~' "pevestigep; ptoblerna- 5.1.4 Evaluatie van de manier waarop . ~el1
tiseren -of 11rtáncêren. Soms is de ernst van kind zich":ontwikkelt en bijdragen"aan de
een hersenaandoening met neuropsycho- eva/ua;;" van een behandeling '. ".'; .... .ti
logisch onderzoek beter vast te stellen dan Herhaald onderzoek is belangrijk bij kinderen,
met neurologisch onderzoek. Zo kan neuro- aangezien gedragsfuncties en de daaraan ten
psychologisch onderzoek de neurologische grondslag liggende hersenfuncties aan veran-
diagnose completeren door aan te tonen wel- deringen onderhevig zijn en de aard van de
ke hersenfuncties op afstand door het ziekte- problemen zich in de Joop van de tijd kan
proces of trauma zijn aangetast. Ook als een wijzigen. Tevens kan het neuropsychologisch
neurologische stoornis moeilijk vàst te stellen onderzoek een bijdrage leveren aan de evalua-
is, zoals bij kinderen met een chronische her- tie van de behandeling van het kind, bijvoor-
senaandoen ing, specifieke ontwikkelingsstoor- beeld, operaties, medicatie, psychologische in-

~(
)
_./

536 HOOFDSTUK 17

terventiemethoden en remedial teaching. of zuurstofgebrek van de pasgeborene,


onvoldoende bloedtoevoer (ischemie),
5.1.5 Voorlichting, informatie en inzicht geelzucht en hoge koorts vlak na de ge-
geven boorte).
Belangrijk is dat direct betrokkenen (aanvra- • bepaalde erfelijke ziekten in de familie,
ger(s), ouders, leerkrachten, behandelaars) zoals bepaalde vormen van leerstoornis-
goed geïnformeerd worden over de resultaten sen of chorea van Huntington.
van het neuropsychologisch onderzoek en - Wanneer er sprake is van ernstige aangebo-
derhalve ook een goed inzicht krijgen in de ren of verworven neurologische aandoenin-
aard van de problemen die het kind in het gen, zoals hydrocephalus, spina bifida,
dagelijks leven ervaart. agenese van het corpus callosum, epil~psie,
hersentumoren, vaatstoomissen, een zware
5.2 Indicaties voor neuropsychologisch hersenschudding met contusiehaarden, her-
onderzoek sen(vlies)ontsteking en intoxicaties.
'... Wanneer er sprake is van somatische ziek-
Wanneer verwijst men een kind door voor ten die invloed kunnen hebben op het
een neuropsychologisch onderzoek? In het al- - functioneren van het centrale zenuwstelsel,
gemeen kan men stellen dat men zo'n onder- wals aids, long- en hartafwijkingen; nierin-
zoek aanvraagt wanneer er aanwijzingen zijn sufficiëntie, auto-immuunziekten en stof-
dat leer- en gedragsstoornissen toege.!!chreven wisselingsziekten.
kunnen worden aan stoornissen in het func- - Wanneer er sprake is van specifieke ont-
tioneren van de hersenen. Indicaties voor wiJdcelingssto_ornissert zoals een taalstoor-
neuropsychologisch onderzoek kunnen uit nis, een leesstoornis, een rekenstoomis, een
verschillende bronnen verkregen worden, schrijfstoornis of een algemene leerstoornis,
zoals medisch of neurologisch onderzoek, ADHD, motorische sto~rnissenj non-verbale
schoolgegevens (schoolprestaties, gedragsob- leerstoornissen en sociaal-emotionele stoor-
servaties) en informatie van de ouders. Voor nissen.
de indicatiestelling is een zorgvuldige anam- - Wanneer er sprake is van psychiatrische
nese van het kind van groot belang (Spreen stoornissen, zoals autisme, syndroom van
& Strauss .1998). Op basis daarvan is een Asperger, schizofrenie, syndroom van Gilles
neuropsychologisch -onderzoek gel'ndiceerd in de_la Tourette, obsessief-compulsieve stoor-
de volgende gevallen. nissen.
- Wanneer er in de anamnese problemen - Wanneer er sprake is van een disharmo-
naar voren komen die de verdenking op- nisch intelligentieprofiel en/of disharmoni-
roepen van stoornissen in het centrale ze- sche factor-IQ's.
nuwstelsel, zoals: - Wanneer er sprake is van een plotselinge
• prenatale- problemen (bloedingen tijdens achteruitgang in cognitief functioneren.
de zwangerschap, hoge bloeddruk en - Wanneer er sprake is van gedragsproble-
hartproblemen, het gebruik van toxische men die moeilijk te verklaren zijn in ter-
stoffen zoals alcohol, drugs en medicatie, men van psychosociale factoren.
een ernstige infectieziekte zoals rode- - Wanneer er een behandeling gestart gaat
hond, toxoplasmose en syfilis, ondervoe- worden die geëvalueerd zou kunnen wor-
ding en een te laag geboortegewicht); den met behulp van een neuropsycho-
• perinatale complicaties (te vroege of .~e logisch onderzoek (specifieke trainingen,
late geboorte, ademhalingsmoeilijkheden medicatie).
DIAGNOSTJEI( VANUIT EEN ONTWIKKELJNGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 537

5.3 Algemene uitgangspunten voor het ker- en rechterhand). Dit geldt ook voor de
opzetten van een neuropsychologisch motorische functies. Bovendien is het in
onderzoek neuropsychologisch onderzoek essentieel om
aandacht te besteden aan zowel eenvoudige
Eén van de belangrijkste eisen die aan de op- als complexe taken. Met complexe taken
zet van een neuropsychologisch ond~rzoek wordt vooral de integratieve functie van de
gesteld kunnen worden is dat de onderzochte verschillende hersenstructuren onderzocht.
gedragsfuncties belicht worden vanuit theo- Uiteraard wordt bij de keuze van de tests re-
rieën over de wijze waarop gedragsfuncties kening gehouden met de ontwikkelingsfase
zich ontWikkelen in relatie tot de zich ont- waarin het kind zich bevindt.
wikkelende hersenfuncties. Tevens zullen de Er is een aantal keuzemogelijkheden. met
onderzoeksgegevens voldoende inzicht moe- betrekking tot de wijze waarop gedragsfunc-
ten verschaffen in de problemelJ die het kind ties onderzocht en geïnterpreteerd kunnen
in het dagelijkse leven ervaart. Op grond van wElrden. Zo kan men een keuze maken tussen
deze overwegingen worden in het neuropsy- kwantitatief en kwalitatief testonderzoelc. Of
chologisch onderzoek verschillende gedrags- men kan kiezen voor een standaardtestbatte-
functies onderzocht: rij of een flexibele testbatterij, aangepast aan
- schoolse vaardigheden (lezen, schrijven, re- de specifieke problemen van het kind. We
kenen); zullen elk van deze punten nader toelichten.
- executieve functies (probleemoplossen, con-
ceptueel denken, abstractievermogen); 5.3.1 Psychometrische, kWQ11titatl(!1le
- verbale functies (receptief, expressief, het benadering
fonologisch, semantisch en syntactisch ni- In de diagnostiek wordt in de meeste geval-
veau van de taal); len gekozen voor een psychometrische bena-
- perceptuele functies (auditief, visueel, tac- dering, waarbij tests kwantitatief en gestan-
tiel); daardiseerd afgenomen, gescoord en geïnter-
- (psycho) motorische functies; preteerd worden. Steeds wordt de J;core van
- visueel-constructieve functies; het kind zelf vergeleken met een normscore.
- geheugenfuncties (korte- en langetermijn- Als voorbeeld van een puur psychometrische
geheugen, verbaal en non-verbaal geheu- benadering kan de Halstead-Reitan Testbatte-
gen); rij genoemd worden, die oorspronkelijk ont-
- oriëntatie; wikkeld is door Halstead en later aangepast
- aandacht en concentratie; en gewijzigd door Reitan (Reitan & Davison
- snelheid van informatieverwerking; 1974). De voordelen van een dergelijke psy-
- emotie en motivatie. chometrische benadering zijn evident: bij elk
Bij de keuze van de tests is het belangrijk dat kind kan het niveau van functioneren vastge-
de functies van de verschillende hersengebie- steld en vergeleken worden met de verwachte
den (linker en rechter hemisfeer; anterior en normscore. Ook kunnen de scores op de ver-
posterior; corticaal en $ubcorticaal) even- schillende tests met elkaar vergeleken worden,
wich tig in de testbatterij zijn vertegenwoor- zodat men meer inzicht krijgt in wat de ster-
digd. Bij het onderzoek van de perceptuele ke en de zwakke punten van een kind zijn.
functies is het van belang rekening te houden Het gebruik van een psychometrische testbe-
met de waarneming aan zowel de linker- als nadering heeft bovendien het voordeel dat hij
de rechterkant van h~t lichaam (Iinker- en geschikt is voor researchdoeleinden. De test-
rechteroor; linker en rechter visuele veld; lin- prestaties van verschillende groepen kinderen

--
538 HOOFDSTUK 17

met specifieke problemen kunnen kwantita- opgezet kan worden. Een groot nadeel van
tief met elkaar vergeleken worden. Ook kan deze methode is dat het gedrag op geen en-
het ontwikkelingsverloop van een kind goed kele wijze kwantitatief gemeten. wordt. Zo
in kaart worden gebracht " door het kind weet men dus ook niet in hoeverre een kind
meerdere keren te onderzoeken. achter is op een l;>epaalde gedragsfunctie.
Een nadeel van de psychometrische bena-
dering is dat een bepaalde testuitslag geen in- 5.3.3 Psychometrische en procesgerichte
zicht geeft in de wijze waarop een kind tot benadering gecombineerd
een bepaald resultaat komt. In de klinische praktijk wordt een psychome-
trische benadering vaak gecombineerd met
5.3.2 Procesgerichte, kwalitatieve benadering een procesgerichte benadering. Dat wil zeg-
Kenmerkend voor een kwalitatieve benade- gen, met behulp van psychometrische tests
ring is dat de nadruk ligt op de vraag hoe wordt het niveau van functioneren van het r'"
een bepaalde taak wordt uitgevoerd. Observa- kind vastgesteld, terwijl tegelijkertijd naar de ,
tie van het kind tijdens het uitvoeren van een kwalitatieve aspecten van de testprestatie ge-
(
taak ~peelt bij deze testbenadering een be- keken wordt Tijdens het uitvoeren van de
langrijke rol. Bij het uitvoeren van een test taak wordt het land zorgvuldig geobserveerd.
spelen meerdere factoren een rol. Een slechte
prestatie op een test geeft niet automatisch 5.~.4 Standaard testbatterij of fleXibele
inzicht in de specifieke problemen die het testprocedure
kind heeft. Luna (1980) heeft een kwalita- Behalve dat men kan kiezen tussen een
tieve onderzoeksbenadering ontwikkeld die in kwantitatieve en kwalitatieve testbenadering,
feite gebaseerd is op de gedragsneurologie: kan men ook kiezen voor een standaard test-
met behulp van korte opdrachten wordt ge- batterij, waarbij iedereen dezelfde tests op de-
tracht neuropsychologische 'symptomen' uit zelfde wijze krijgt aangeboden, en een flexi-
te lokken, die 'hypothesetoetsend' verder ge- bele testprocedure, waarbij de taken aange-
verifieerd worden met behulp van specifie- past worden aan de specifieke problemen.
kere taken (zie ook Christensen 1979). Het Een standaard batterij heeft het voordeel
soort fouten die het kind op bepaalde taleen dat de prestaties van verschillende groepen
maakt, wordt geïnterpreteerd in termen van kinderen op verschillende tests met elkaar
een stoornis in een specifiek verwerkingsge- vergeleken kunnen worden (profielanalyse) .
bied van de hersenen. Bijvoorbeeld, als een Wanneer gekozen wordt voor een psychome- - ~"
I
kind visuele afbeeldingen wel kan herkennen trische testbatterij waarin de meest represen- "--"

maar niet kan benoemen, wordt gedacht aan tatieve cognitieve en gedragsfuncties worden
stoornissen in de occipitotemporale gebieden onderzocht, kan men een goede inschatting
van de linleer hemisfeer, maar als ben oe- maken van de sterke en zwalcke kanten van
mingsstoornissen zich ook via de tast voor- het kind. Een nadeel van een standaard test-
doen en in de spontane spraak (en dus in batterij is dat het afnemen arbeidsintensief en
feite niet-modaliteitsspecifielc is), wordt ge- relatief duur is.
dacht aan stoornissen van het pariëtale ge- Een flexibele testbatterij spitst zich toe op
bied van de linker hemisfeer. de problemen waarvoor een kind is aange-
De voordelen van Luria's onderzoeksme- meld. Een voordeel is dat de afname minder
thode zijn duidelijk: inzicht in de aard van arbeidsintensief is en dus ook efficiënter. Een
de problemen en van daaruit ook aanwijzin- nadeel is echter dat het onderzoek 'gebiased'
gen voor de wijze waarop een functietraining wordt door de vraagstelling en er een grotere

/ "
(

DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWJlCKELINGSNEUROPSYCHOLOGJSCHE BENADERING 539

kans is dat men iets over het hoofd ziet en testprestaties te kunnen differentiëren tussen
men onvoldoende de sterke en zwakke kan- personen met hersenletsel en personen zon-
ten van het kind in kan schatten. der hersenletsel. Een aantal voor de neuro-
In de praktijk wordt vaak gekozen voor psychologie belangrijke functies, zoals het ge-
een gecombineerde, trapsgewijze onderzoeks- heugen, ontbrak echter in deze testbatterij
procedure. Wanneer uit de anamnese blijkt (Bouma e.a. 1998). Later heeft een aantal on-
dat er indicaties zijn voor neuropsychologisch derzoekers de HRNB uitgebreid en aangepast
onderzoek, vindt verder onderzoek plaats in aan recente ontwikkelingen binnen de neuro-
twee fasen. In de eerste fase krijgt het kind psychologie (Heaton e.a. 1991; Rourke e.a.
een standaardbatterij voorgelegd waarvan de 1983j 1986).
tests zodanig gekozen zijn dat zij representa-
tief verdeeld zijn' over de verschillende ge- Luria-Nebraska Neuropsychological Battery-
dragsfuncties. Op grond van de resultaten kinderversie
·Cf van dit standaardonderzoek worden de sterke
kanten (relatief intacte functies) en zwakke
LNNB-Cj Golden 1997.
Deze batterij is opgezet om de neuropsy-
kanten (stoornissen in gedragsfuncties) nader chologische vaardigheden van kinderen tus-
geanalyseerd en worden cr werkhypothesen sen de 8 en 12 jaar in kaart te brengen. De
opgesteld over de specifieke moeilijkheden naam van de testbatterij suggereert dat het
van het kind. In de tweede fasc worden deze om een operationalisatie gaat van de theorie
hypothesen nader geverifieerd IDet behulp van Luria, doch dit is niet het geval. Golden
van tests en taken die zijn aangepast aan de tracht het niveau van functioneren van de
problemen van het kind. Deze taken moeten verschillende gedragsfuncties te onderzoeken
zodanig gekozen zijn dat zij conclusies toela- (motoriek, ritme, tactiele en visuele perceptie,
ten over de behandeling en begeleiding van verbale vaardigheden, geheugen, lezen, reke-
het kind .. nen, spellen en intelligentie) maar gaat daar-
bij voorbij aan de essentie van Luria's theo-
5.4 Neuropsychologische tests rie, die het kwalitatieve aspect centraal stelt.

5.4.1 Neuropsychologische testbatterijen Neuropsychological assessment of cJ:uldren


,Hieronder zullen we een aantal representa- NEPSY; Korlanan e.a. 1997.
tieve testbatterijen bespreken die veelvuldig De' NEPSY is een veelbelovende nieuwe,
J. :'.' • • ._0;\.1

bij kinderen gebruikt worden. neu~op~c~olog~sche testbatterij voor kinde:F


ren in de leeftijd van 3 tot 12 jaar. Zij is ge~"
Halstead-Reitan testbatterij baseerd op de theo,rie, vaI? Luria. ~De batterij
HRNB; Reitan 1979, Reitan & Wolfson 1993; is verdeeld in vjjf ontwikkelingsdomeinen:
Jarvis & Barth 1994,. taal, sensomotoriek, visueel-ruimtel.i~, geheu-
Deze batterij is oorspronkelijk ontvákkeld gen eri i~r~n; '·a~d~~ht e~ ~e6iû~~~' v~~dig~
door Halstead en later aangepast door Rei- heden. Elk domein bestaat uit enkele subtests
tan. Er is een versie voor jonge kinderen (5 die dit domein zo goed mogelijk represente-
tot 8 jaar) en voor oudere kinderen (9 tot IS ren. De subtests zijn gestandaardiseerd en
jaar) (Reitan & Wolfson 1992 a, b). De HRNB kunnen omgezet worden in een standaard-
is van grote invloed geweest op de ontwikke- score of een percentielscore,
ling van de neuropsychologische diagnostiek.
De oorspronkelijke testbatterij was er vooral
op gericht om met behulp van kwantitatieve

l
540 HOOFDSTUK 17

FePsy ·'" vendrecht is de PI-batterij voor neuropsycho-


Moerland e.a. 1986. logisch onderzoek bij kinderen (VINaI<) ont-
De FePsy (th/! iron psyche) is een compu- . wikkeld, die zo veel mogelijk is toegesneden
tergestuurde (neuro)psychologische testbatte- op de populatie kinderen die daar is opgeno-
rij, oorspronkelijk ontwikkeld binnen een in- men. Het gaat om . kinderen met een (laag)-
stituut voor epilepsiebestrijding. Ze bevat een gemidde"lde intelligentie, waarbij sprake is
aantal taken voor het meten van cognitieve van psychische problematiek. Er is in de
(neuropsychologische) vaardigheden, zoals meeste gevallen sprake van een combinatie
reactietijdtaken, gerichte en verdeelde aan- van leer- en gedragsproblematiek met al dan
dacht, vigilantie, visueel geheugen, visueel niet ernstige structurele cognitieve tekorten.
.halfveld, fijne hand!TI0toriek en executieve De batterij bestaat uit een standaardproce-
vaardigheden. De FePsy kan vanaf 7 jaar dure waarin de volgende gedragsfuncties wor-
worden afgenomen. den onderzocht: intelligentie, schoolse vaar-

Amsterdamse Neuropsychologische Taleen


digheden, executieve functies. verbale func-
ties, perceptuele functies, constructieve func-
G-'
I!
ANTJ De Sonneville 1999. tïes, motorische functies. geheugenfuncties,
De ANT is een computergestuurde testbat- aandacht en oriëntatie. Gekozen is voor een
terij voor visuefe . en auditieve informatiever- geïntegreerde testbenadering, waarbij zowel
werking, executieve functies, visueel-motori- aandacht besteed wordt aan de psychometri-
sche coördinatie, gezichtsherkenning, en mat- sche eigenschappen ven een test (kwantita-
ching- en identificatie van geIaatse)..'Pressie tieve benadering) als aan de wijze waarop het.
(emoties). Er zijn ook maten voor de volge- testgedrag tot stand komt (kwalitatieve bena-
houden, gerichte en verdeelde aandacht, at- dering). Bij de keuze en selectie van de test
tentioneIe flexibiliteit en impulsiviteit. Veel was zowel de beschikbaarheid van betrouw-
van de taakparadigma's zijn gebaseerd op on- bare normgegevens als de mogelijkheid . voor
der andere de aandachtstheorie van Schnei- observatie een belangrijk criterium. Er bestaat
der en Shiffrin (1977). Momenteel bestaat de een versie voor kinderen van 4 tot 8 jaar en
ANT uit 32 taken voor onderzoek van kleu- een versie voor kinderen van 9 tot 14 jaar.
ters vanaf 4 jaar, kinderen, jeugdigen, volwas- Veel van de gebruikte subtests in deze batterij
senen en ouderen. Stimulusmateriaal en taak- worden beschreven in de bijlage. Op dit mo-
zwaarte zijn aan de leeftijd aangepast door ment wordt er ook geëxperimenteerd met
gebruik te mal<en van bijvoorbeeld abstracte een verkorte standaardversie van de PINOK
en concrete plaatjes, spatiale patronen en let- die in één ochtend kan worden afgenomen
ters. ResuJtaten van onderzoek met de ANT en met een versie voor kinderen met een
hebben op gevarieerde wijze gegevens opgele- moeilijk lerend intelligentieniveau.
verd waarmee de validiteit van de ANT als
meetinstrument van aandacht en informatie- 5.4.2 Neuropsychologische tests per
verwerking wordt ondersteund (onder andere functiegebied
De Sonneville e.a. 1994, Swaab-BarneveId e.a. In tabel 17.2 worden veel gebruikte neuro-
1998). Zie de bijlage voor de beschrijving psychologische tests per functiegebied be-
van drie veelgebruikte subtests uit de ANT . schreven. Het onderzoek naar intelligentie en
schoolse vaardigheden (lezen, schrijven, reke-
PINOK nen), die ook altijd onderdeel vormen van
Vieijra e.a. 1994. een neuropsychologisch onderzoek, wordt be-
Binnen het Paedologisch Instituut te Dui- handeld in de hoofdstukken 12 en 13 en is
DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWIKKELINGSNEVROPSYCHOLOGJSCHE RIlNADERING 541

Tabel 17.2 Naar functiegebied geordende neuropsychologische tests

Functie Deelfuncties Testmateriaal

Executieve Cognitieve flexibiliteit Wisconsin Card SortingTest


functie Conceptformatie Progressieve Figuren
Planning Trall MaktngTest
StrategIehantering Stroop Kleur Woord Test
Werkgeheugen Tower of London
(Respons)inhibltle Fluency
Feedback en zelfcorrectIe Dells-Kaplan Executlve Function System
Verbale functie Taalbegrip Taaltest voor Kinderen (TvK)
Actief taalgebruik Taaltoets Allochtone kinderen (TAK)
Morfologie Reynell Developmental Language Scale
Syntaxis TokenTest
Semantiek Actieve Woordenschaltest voor vier tot
zevenjarIgen en leerlingen In het SO (AW)
Spraak en articulatie
Perceptuele functie Drie waarnemingskanalen Auditieve Discriminatie (TvK)
(auditief, visueel en tactieL)
Imperceptle Auditieve Closure (TvK)
Dlscrlmlnfitië Motor-free Visual Perception Test (MVPT -rl
Closure TacUle Form Perception
Figuur-achtergrondwaarneming Tactual PerformanceTest
Synthese VingerlokalIsatie
Constructieve functie Integratie van verschillende functies zoals Vlsual Motor Integration Test (VMI)
perceptuele, motorische en executieve
functies
Bender Gestal! Test
Rey Complexe FigurenTest
Menstekening
Motorische functie Lateralisatie Laterale voorkeur
Fijne- en grove motoriek Links-rechts oriëntatie
Fijnmotorische snelheid FingerTapping
(eenvoudig en complex)
Motorische coördinatie en planning Pundue Pegboard
Ruimtelijk handelen/oog-handcoördinatie; Test voor Algemene Bewegings-Coördinatie
(ABC)
Praxie
Geheugen Algemene geheugen batterijen Rivermead Behavioral MemoryTest
kinderversie
Test ol Memory a nd Learning (TOMAL)
Wide Range Assessment ol Memory and
Learning
Geheugentaken voor specifieke domeinen:
• verbaal
• visueel
• geheugenstructuren CIjferreeksen
• zintuiglijk geheugen Corsl's blokken
Kortetermijngeheugen Gebaren kopiëren (K-ABC)
Langetermijngeheugen:
• procedureel Benton Visual Retention Test-Revised
• episodisch Target Test
• semantisch Vijftien-woordentest
542 HOOFDSTUK 17

Tabe117.2 Vervolg

Aard van de geheugentaak


• recognitie ReyVisual DesignTest
• recall Benton Visual RetentionTest-Revised
• sequentieel geheugen
Aandacht Arousal, alertheid en oriëntatie Amsterdamsè Neuropsychologische Taken
(ANT)
Selectieve of gerichte aandacht Bourdon-Vos·
Verdeelde aandacht
Volgehouden aandacht
Emotie Herkenning van emotie bij anderen Amsterdamse Neuropsychologische Taken
(ANT)
EmotIegewaarwording Breed psychologisch en/of psychiatrisch
onderzoek (Incl. oordeel door direct-
betrokkenen (ouders, leerkrachten)
Controle en regulatie van emoties
Expressie van emoties

Voor onderzoek naar cte Intelligentie, schoolse vaardigheden, taal, motoriek en emoties wordt verwezen naar de
diverse hoofdstuklten In dit boek.

hier niet opgenomen. De verschillende het dagelijkse leven voordoen. Vooral bij
neuropsychologische tests worden kort be- stoornissen in de executieve functies doet dit
schreven in de bijlage. probleem zich voor. Vandaar dat voor een
goede interpretatie van de testgegevens ook
5.5 Interpretatie van de informatie over het kind in andere situaties
on derzoelcsgegevens betrokken wordt. In deze paragraaf zullen we
vooral ingaan op de wijze waarop neuropsy-
Een belangrijke taak van de neuropsycholoog chologische testgegevens kunnen worden ge-
is de informatie van verschillende bronnen te ïnterpreteercL
integreren, te komen tot een profiel van goed
en zwal, ontwikkelde vaardigheden en deze te 5.5.1 Interpretatie van de neuropsychologische
interpreteren vanuit een model over herse- testgegevens
nen-gedragsrelaties. Tevens is belangrijk dat Bij het analyseren van de neuropsycho-
de neuropsycholoog nagaat in hoeverre zo'n logische testgegevens kunnen verschillende
profiel gerelateerd is aan de problemen die interpretatiemethoden gebruikt worden (Bou-
het kind in het dagelijkse leven ondervindt. ma e.a_ 1998; Lezak 1995; Reitan & Davison
Dit is niet eenvoudig. Het kenmerkende van 1974). Hoewel sommige testbenaderingen
een- neuropsychologisch testonderzoelc is dat zich primair op de ene dan wel de andere in-
kinderen in een gestructureerde situatie on- terpretatiemethode richten, wordt in de prak-
derzocht en geobserveerd worden. Dit bevor- tijk meestal een combinatie van methoden
dert de standaardisatie van het onderzoek gehanteerd.
maar kan tegelijkertijd ook een beperking
zijn, aangezien het heel goed mogeIi)l< is dat Prestatieniveau
kinderen in een gestructureerde situatie nog Dit is een kwantitatieve methode waarbij per
relatief goed functioneren, maar niet in onge- test het niveau van functioneren vastgesteld
structureerde situaties zoals die zich vooral in wordt. De testscore van een kind beoordeelt
((
DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWIKKELJNGSNEUROPSYCHOLOGISCHE IJENADERING 543

men aan de hand van genormeerde gegevens interpretatie van een test heeft een hypothe-
van groepen kinderen die zo veel mog~lijk setoetsend karakter, immers, het verifiëren
gematched zijn met het onderzochte kind van een alternatieve verIdaring of 'werkhypo-
qua leeftijd, sekse en schoolopleiding. Ook these' onderzoekt men expliciet door het af-
kan men deze methode gebruiken om na te nemen van andere tests.
gaan of er sprake is van een disharmonisch
testprofiel (zie hieronder, bij patroonanalyse). Profielanalyse
Een ogenschijnlijk andere benadering is die Ook dit is een kwantitatieve methode waarbij
van de cut-off score, dat wil zeggen, dat op men de prestatie van verschillende tests ten
basis van empirisch onderzoek een score be- opzichte van elkaar vergelijkt. Men analyseert
paald wordt die optimaal onderscheid maakt het patroon van relatief goede en relatief
tussen kinderen met en zonder een stoornis. slechte prestaties en gaat na of dit patroon
Behaalt het lcind een score beneden de cut- neuropsychologisch geïnterpreteerd lean wor-
off score, dan is- dat indicatief voor een den. Om de prestatie op de verschillende
stoornis, eeD score daarboven sluit een stoor- tests met elkaar te kunnen vergelijken. moe-
nis uit. Bij het gebruik van deze cut-off sco- ten de scores worden omgezet in vergelijk-
res dient men er rekening mee te houden op bare standaardscores. bijvoorbeeld T-scores
wellee gro'epen kinderen het nonneringson- (gemiddelde 50, standaarddeviatie 10). Op
derzoek gebaseerd is om deze cut-off scores deze wijze kan men het patroon van scores
te bepalen. vergelijken met het profiel van kinderen die
Bij de meeste psychometrische tests wordt eenzelfde neurologische aandoening hebben.
alleen gemeten hoe goed kinderen een taak Zo zullen laDderen met stoornissen in het
. uitvoeren (prestatienivau). Als het kind slecht rechter pariëtale gebied relatief laag scoren
presteert op een bepaalde test, dan betekent op taken als tekenen. blokpatronen naleggen
dit niet automatisch dat de cognitieve functie en het onthouden van de juiste oriëntatie
die de test beoogt te meten gestoord is. Een van een figuur, m.aar relatief goede scoren op
lage tests co re kan even goed betekenen dat taken als het benoemen van objecten. het uit-
de prestatie beïnvloed wordt door niet-be- voeren van auditief-verbale tal-:en en het ont-
doelde factoren, dat wil zeggen factoren die houden van reeksen woorden. Bij stoornissen
niet tot de meetpretentie van de test behoren in het linker pariëtale gebied kan preçies het
maar wel de testprestatie beïnvloeden. Traag- omgekeerde patroon gevonden worden.
heid en aandachts- en concentratiestoomis- Tegelijkertijd gaat men na of er overeenkom-
sen zijn veelvoorkomende klachten van lan- sten en verschillen zijn tussen taken waar rela-
deren met traumatisch hersenletseL Deze tief slecht (of juist goed) gepresteerd wordt.
stoornissen kunnen van invloed zijn op tal Men kan de prestaties bijvoorbeeld analyseren
van tests (bijvoorbeeld geheugentaken) zon- in termen van de aard van de taale (verbaal,
der dat de functie waar de test een beroep non-verbaal), modaliteit van aanbieding (au-
op doet zelf gestoord is. Wil men een slechte ditief, visueel, tactiel), output (verbale respons.
testscore interpreteren in termen van de cog- aanwijzen, (grafo)motorisch enzovoort), de
nitieve functie die de test beoogt te meten, mate waarin de taak een beroep doet op cogni-
dan zal men alternatieve verklaringen moeten tieve functies als aandacht, perceptie, geheugen
uitsluiten. Alvorens een alternatieve verkla- (kortetennijngeheugen. langetermijngeheu-
ring te accepteren zal men deze echter met gen), taal. planning en cognitieve flexibiliteit,
behulp van andere tests of taken moeten ve- de mate waarin patiënten inzicht hebben in
rifiëren. De hier geschetste werkwijze voor de hun eigen stoornissen enzovoort. .
544 HOOFDSTUK 17

Bij de interpretatie van de tests is consis- dominant is voor taalfuncties en de verbin-


tentie van het testpatroon van belang. Als dingsbanen tussen de linker hemisfeer en het
een bepaalde functie gestoord is, wordt ver- rechteroor sterker zijn dan die tussen de lin-
wacht dat alle taken die een beroep op deze ker hemisfeer en het lIDkeroor.
functie doen gestoord' zijn; als een bepaalde Bij visueel halfveldonderzoek worden sti-
functie intact is, wordt verwacht dat de pres- muli in het linker en/of rechter visuele veld
tatie op andere taken die op deze functie een aangeboden. In het algemeen vindt men, voor
beroep doen niet negatief beïnvloed wordt. verbale taleen, zoals het identificeren van
Bij , de interpretatie zal men er ook rekening woorden, een dominantie van het rechter vi-
mee moeten houden dat slechte testscores suele veld en voo'r non-verbale, visueel-ruim-
ook door andere factoren dan hersenletsel telijke taken, zoals het herkennen van com-
verklaard kun'nen worden, bijvoorbeeld ver- plexe vormen of gezichten, een dominantie
moeidheid, aileidbaarheid, slechte motivatie, van het linker visuele veld (B'ouma 1990).
depressie, angst, psychiatrische stoornissen,
het gebruik van drugs, alcohol en specifieke
Op het gebied van de tactiele waarneming
, moeten stimuli met de linker- of rechterhand
L-
situationele factoren. (of vinger) herkend ,of geïdentificeerd wor-
den. Het gaat , hierbij bijvoorbeeld om het
Links~rechtsvergeli jking herkenn~n van objecten of getallen die op de
Dit is een kwantitatieve methode waarbij vingertoppen geschreven worden. Ook bij
men van één persoon de verschill~ in pres- motorische' taken ,gaat het primair om een
tatie vergelijkt tussen de linker- en de rech- vergelijking van taken die met de linker of
terkant van het lichaam. Het gaat hierbij zo- rechterhand uitgevoerd worden. Bij aS)W1ITIe-
wel om de perceptuele functies (auditief, vi- trietal<en wordt zowel gekeken naar het pres-
sueel, tactiel) als om de motorische. tatieniveau van beide handen als 'naar de
Bij het onderzoek naar de sensorische per- richting en de grootte van de asymmetrie.
ceptie kijkt men naar de functies van de pri-
maire projectiegebieden. Een stoornis aan de Sign-benadering
linkerkant van het lichaam (linkeroor, linker Dit is een kwalitatieve methode waarbij het
visuele veld, linkerhand) wordt opgevat als signaleren van specifieke stoornissen indi ca-
een indicatie van een stoornis in de rechter tief is voor stoornissen in de hersenen. Voor-
hemisfeer en vice versa (Bouma 1990). Ook beelden van dergelijke signs zijn: parafasie, ~.

voor het onderzoek naar complexere infor- perseveraties, confabulaties en neglect. Hoe-
matieverwerking gebruikt men specifieke late- wel signs een duidelijke aanwijzing vormen -'
ralisatietechnieken. Op het gebied van de au- voor hersenletsel, dient men zich hierbij te
ditieve waarneming wordt de dichotische realiseren dat deze signs lang niet bij alle pa-
luistermethode gebruikt (Bouma e.a. 1998). tiënten met hersenletsel voorkomen.
Bij deze methode worden verschillende audi-
tieve stimuli tegelijkertijd aan linker- en rech- Procesanalyse
teroor aangeboden. Zo hoort de proefPer- Ook dit is een kwalitatieve analyse van de
soon in het linkeroor bijvoorbeeld 'twee' en testgegevens, . waarbij via gedragsobservaties
tegelijkertijd in het rechteroor 'acht~ waarna en de analyse van fouten nagegaan wordt hoe
de paren zes-tien en drie-één volgen. Bij per- het kind een bepaalde taak uitvoert. Deze
sonen zonder hersenletsel is in het algemeen methode kan ook toegepast worden bij psy-
de waarneming via het rechteroor beter dan chometrisch testonderzoek. Ook het observe-
via het linkeroor, omdat de linker hemisfeer ren van specifieke neurologische signs kan

/ '

L.
.(

DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWIKKELlNGSNEUROPSYCHOLOGl.SCHE BENADERING 545

beschouwd worden als een onderdeel van tenissen te benoemen en de logische samen-
procesanalyse. hang ertussen in een verhaal te vertellen.
De kwalitatieve aspecten van het testgedrag In neuropsychologisch onderzoek bij men-
komen op twee manieren aan de orde. Aller- sen met hersenletsel is gebleken dat zo'n taak
eerst wordt via .een taakanalyse per test nage- onder andere slecht gaat bij personen met:
gaan welke factoren een rol kunnen spelen - visuele waarnemingsstoornissen (occipitale
bij het tot stand komen van de prestatie op en aangrenzende gebieden: occipitotempo-
die test. Hierbij wordt onderscheid gemaakt raal en occipitopariëtaal);
tussen hoofdfactoren, dat wil zeggen, factoren - taalstoomissen (linker hemisfeer);
die de test beoogt te meten en factoren die - plannings- en evaluatiestoornissen (frontale
niet tot de meetpretentie van de test behoren gebieden);
maar wel van invloed zijn op de testprestatie. - emotionele stoornissen.
Dit wordt gedaan aan de hand van: Er zijn aanwijzingen dat juist personen met
- neuropsych0.l0gisch onderzoek bij klinisch rechterbemisfeerletsel moeite hebben met de
gedefinieerde groepen; organisatie en integratie van visueel complexe
- neuropsychologische functieanalyse volgens informatie. Zij kunnen wel details verwoor-
Luria; den, maar slechts met moeite onderscheiden
- validiteitsonclerzoek; wat belangrijk is en wat niet. Ook hebben ze
- klinisch oordeel. moeite met het maken van de juiste gevolg-
Indien er van een bepaalde test geen neuro- trekkingen en met het vinden van de clou
psychologisch onderzoek bekend is, zoals bij- van het verhaal. Verder kunnen ze problemen
voorbeeld bij de intelligentietest RAKJT het hebben met de communicatieve aspecten van
geval is, dan wordt de neuropsychologische de informatie: emotionele situaties of de hu-
analyse van factoren afgeleid van soortgelijke mor van een verhaal wordt niet begrepen.
tests. Deze taakanalyse, die niet gevrijwaard De analyse van de taak ziet er als volgt uit.
is van subjectiviteit, is bedoeld om meer in- 1 Hoofdfactore11: spontane spraak; (verbaal)
zicht te krijgen in de vraag waarom een kind logisch redeneren; oorzaak-gevolgrelaties.
het op een bepaalde taak slecht doet. 2 Factore7l die mede van invloed zijn: seriële
Een tweede manier om de kwalitatieve as- organisatie; vaardigheid onderscheid te ma-
pecten van het gedrag te traceren is via ge- ken tussen hoofd- en bijzaken; impulscon-
dragsobservatie. Op wel1ce aspecten de proef- trole en responsinhibitiej zelfcorrectie;
,.'-- leider moet letten, wordt mede bepaald aan werkgeheugen; actieve woordenschat; visu-
de hand van factoren waarvan men denkt dat eel-ruimtelijke waarneming; visuele scan-
zij de testprestatie kunnen beïnvloeden. Vlij ning; sociaal-emotioneel begrip en inzicht;
geven een voorbeeld. Van de subtest Vertel- attentie en concentratie.
plaat uit de RAKIT is bekend dat deze bij Bij de interpretatie van de test dient men ui-
oudere kinderen een beroep doet op een 'ver- teraard ook rekening te houden met algeme-
bale vlotheidsfactor' (Bleichrodt e..a. 1984): ne (stoor)factoren die de tf;stprestatie kunnen
de proefleider biedt het land een gekleurde beïnvloeden. zoals motivatie, vermoeidheid,
plaat aan en vraagt het zo veel mogelijk te angst. medicatie en dergelijke.
vertellen over wat er op de plaat stail:t en ge-
beurt. De test onderzoelct of het kind in staat
is de verschillende onderdelen van de afbeel-
ding waar te nemen en te integreren, en te-
vens of het in staat is de objecten en gebeur-
- (

546 HOOFDSTUK 17

6 VAN NEUROPSYCHOLOGISCHE 6.1 Aanpassen van de omgeving


DIAGNOSTIEK NAAR BEHANDELING
Bij het aanpassen van de omgeving probeert
Welke rol kan de neuropsycholoog spelen bij men niet de cognitieve vaardigheden of het
het opstellen en . uitvoeren van een behandel- gedrag van het kind te veranderen, maar gaat
plan? Vaak maakt een neuropsycholoog deel men op zoek naar hulpmiddelen of metho-
uit van een behandelteam en speelt hij/zij den die de gevolgen van stoornissen verlich-
een belangrijke rol in het communiceren van ten, zodat het makkelijker is voor het kind
de resultaten van het neuropsychologisch on- om met bepaalde situaties om te gaan. Door
derzoek. Zowel ouders als behandelaren moe- de ouders wordt dit vaak al onbewust op
ten een nauwkeurig beeld krijgen van de aard vele manieren in de thuissituatie toegepast.
van het neuropsychologisch functieprofiel en Op school vergt dit vaak veel begrip en extra
de wijze waarop deze van invloed is op het tijd van de leerkracht
dagelijks leven van het ldnd. Voor ouders be- Men kan bijvoorbeeld de fysielce omgeving
tekent dit vaak een aanzienlijke opluchting. van het kind aanpassen (het schrijfgerei aan-
Nu hebben ze 'a ntwoord op hun vragen. Ze passen bij kinderen met dyspraxie of het in-
beginnen een verband te ~en tussen gebeur- 'troduceren van een agenda en checklijsten bij
tenissen uit het dagelijks leven en de specifie- kinderen met geheugenproblemen), de sociale
ke tekorten van het kind. omgeving aanpassen (bijvoorbeeld minder
Voor de behandelaren (leerkracht, ergothe- kinderen in de klas, of de combinatie van
rapeut, psychotherapeut) kan het vaak duide- kinderen in de klas aanpassen) of eventueel
lijkheid geven in hoeverre het gedrag waar zij de instructies aanpassen (korte instructies,
_ tegenaan lopen in de ldas of therapiesituatie instructies visueel maken, feedback van tevo-
te maken heeft met eventuele neuropsycho- ren geven of achteraf, kan het kind zichzelf
logische functietekorten. Een kind met een al instrueren?). Men kan de eisen van de
zwaklce aandachtsfunctie kan in de lc1assensi- schoolsituatie aanpassen door bijvoorbeeld
tuatie snel afgeleid zijn, moeite hebben met een dyslectisch kind meer tijd te geven bij
het volgen van opdrachten en uitvoeren van een schriftelijk examen, of door het examen
instructies, moeite met beginnen en eindigen mondeling af te nemen.
van werkjes, impulsief gedrag vertonen. Zon- In dit verband is het ook belangrijk dat de
der de kennis van het neuropsychologisch behandelomgeving wordt aangepast. Zo die-
onderzoek kunnen de leerkrachten het gedrag nen de therapeutische aanpak en stijl aange-
interpreteren als luiheid, en slechte motiva.tie past te worden aan het neuropsychologische
en er ook zodanig op reageren. De neuropsy- vaardigheidsprofiel van het kind. Bij een kind
choloog kan ook een bijdrage leveren aan de met een taalontwikkelingsstoornis zal een
opzet en evaluatie van onderwijs en gedrags- verbaal georiënteerde therapie minder aan-
programma's door de kennis uit het neuro- slaan en zal men meer succes boeken als er
psychologisch onderzoek te combineren met gebruik wordt gemaakt van een andere thera-
de kennis op onderwijskundig en/of gedrags- pievorm zoals creatieve therapie of bewe-
therapeutisch terrein. gingstherapie. Bij een kind met zwakke exe-
Het neuropsychologisch vaardigheidsprofiel cutieve vaardigheden is het beter als de. ho.e-
kan een behandeling op verschillende gebie- veelheid keuzes tot een minimum wordt be-
den ondersteunen en verrijken (Bouma 2001; perk.1: en de therapie bijvoorbeeld zeer ge-
König 200 1; Luria 1963; Mateer e.a. 1996; structureerd en voorspelbaar is. Een spelthe-
Rourke e.a. 1983) . rapie is dan niet de beste keuze. Uit het

,.,. ..
7
( -
....
DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWIKKELINGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERTNG 547 .

neuropsychologisch profiel. kan naar voren kinderen met leesproblemen bij wie de tast-
komen dat taken te moeilijk of juist te mak- zin wordt gebruikt als steun om het leespro-
kelijk zijn. In sommige situaties is het dan ces te bevorderen.
nodig om taken te verlichten zodat nieuwe In de behandeling is het van groot belang
vaardigheden geleerd kunnen worden, terwijl om zorg te dragen voor de juiste omgevings-
in andere situaties het nodig is om taken te stimulatie zodat het kind leerervaringen lean
verrijken waardoor het kind weer geprikkeld opdoen die afgestemd zijn op de neuropsy-
wordt en er nieuwe leerkansen ontstaan. Bij chologische functiestoornissen van het kind
taakverrijking . introduceert men extra of en de ontwikkelingsfase waarin het kind zich
nieuwe· taken, of men geeft het kind wat bevindt. Stimulatie en compensatie zijn prin-
meer verantwoordelijkheid of men vermin- cipes die in de behandeling veelvuldig wor-
dert de externe sturing (van bijvoorbeeld de den toegepast, maar toch weten we nauwe-
leerkracht) waardoor het kind meer de ruim- lijks wellce processen zich in de hersenen af-
te krijgt om zelf zijn of haar gedrag te regu- spelen. Nieuwe lijnen van onderzoek zijn zich
leren en te sturen (zelfsturing). aan het ontwikkelen om meer inzicht te krij-
gen in de processen die zich bij de behande-
6.2 Het vergroten van vaardigheden ling van specifieke vaardigheidstekorten op
hersenniveau afspelen (Bouma 2001; Robert-
Men kan vaardigheden enerzijds vergroten son & Murre 1999; Stuss & Robinson 1999).
door' stimulatie en directe training van het Daarnaast is het noodzakelijk dat bij de be-
vaardigheidstekort. Als uit het neuropsycho- handeling aandacht besteed wordt aan de
logische profiel blijlct dat het kind lees- en- wijze waarop het kind en zijn directe omge-
schrijfmoeilijkheden heeft die toegeschreven ving {thuis, school, vriendjes) op de neuro-
kunnen worden aan een stoornis in de audi- psychologische functiestoornissen reageren.
tieve waarneming van spraakklanken, dan zal Vaak blijkt dat kinderen met hersendysfunc-
de training juist hierop worden gericht. An- ties een negatiever zelfbeeld hebben dan hun
derzijds kan men ter ondersteuning of ter leeftijdgenoten (Kurtz & Borkowski 1987;
compensatie van de specifieke vaardigheidste- Schunk & Rice 1987). Zij ondervinden vaak
korten de te leren vaardigheden makkelijker ~'5ieke beperkingen, hebben leerproblemen,
maken door het benutten van de sterke kan- zwakke sociale vaardigheden, een zwakke
ten van het kind,. Ondersteuning wil zeggen zelfregulatie en gedragsproblemen, en doen

Cf dat het kind leert om bij taken die een be- daardoor veel faalervaringen op. Deze kinde-
roep doen op de deficiënte vaardigheid stra- ren schrijven hun falen toe aan factoren waar
tegisch gebruik te maleen van de relatief sterk ze een beperkte controle over hebben, zoals
ontwikkelde kanten. Kinderen met visueel- externe factoren of een gebrekkige aanleg.
ruimtelijke stoornissen wordt in dit kader ge- Kinderen met een eÀ'terne locus of control
leerd gebruik te maken van verhale medië- vertonen meestal betere leerprestaties in een
ring. Kinderen met ordeningsproblemen en strak gestructureerd leerklimaat met regelma-
stoornissen in de tijdsoriëntatie kunnen wor- at en herhaling, veel feedback en de moge-
den geholpen door voor hen een dagpro- lijkheid om positieve leerervaringen op te
gramma te \risualiseren, bijvoorbeeld met een doen. Vaak hebben deze kinderen ook ~en
fotoserie van dagelijkse activiteiten. In het ge- gebrekkige motivatie. In het leerproces is het
val van compensatie wordt gezocht naar daarom belangrijk dat de kinderen betrokken
hulpmiddelen die de gevolgen van stoornis- worden bij de kernaspecten van het leren.
sen verlichten. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij Deze betrokkenheid kan verkregen worden
548 HOOFDSTUK 17

door het kind te helpen met het identificeren mers niet dat het dyslexie of ADHD heeft of
van zijn sterke en zwakke punten. Hierdoor emotionele tekorten vertoont, zoals bij niet-
kan het een beter zicht krijgen op werkdoe- verbale leerstoornissen het geval is). Opmer-
len met betreklcing tot leertaken zowel bin- kingen als: 'Hij groeit er wel overheen' of: 'Je
nen als buiten school. Daarnaast moeten maal<t je veel te veel zorgen, het valt toch wel
deze kinderen betrokken worden bij het kie- mee' zijn voor ouders heel herkenbaar. Het
zen en bewaken van hun leerdoelen. Dit be- kost de ouders bovendien veel tijd en moeite
tekent dat er geregeld besprekingen zijn om de juiste hulp en financiering te vinden
. waarbij de leerprestaties worden geëvalueerd voor het kind. Het is moeilijk om de juiste
en zo nodig worden bijgesteld. Tot slot moe- paden te bewandelen in het doolhof van de
ten het I~smaterjaal en de instructie gevari- hulpverlening; ondersteuning hierbij wordt
eerd en aantreld<eIijk voor het kind zijn zodat vaal< als heel 'prettig ervaren. Tenslotte kun-
de interesse en motivatie aanwezig blijven. nen ouders in het dagelijks leven vaak niet
Bij de behandeling en revalidatie van kin- 'gewoon' ouder zijn voor het kind, maar
deren met neuropsychologische functiestoor- moeten ze over veel extra vaardigheden be-
nissen speelt ook het gerin een belangrijke schikken om het eventuele probleemgedrag
rol. Het valt de ouders vaak zwaar om te in het gezin in juiste banen te leiden. Door
zorgen voor een kind met speciale behoeften. ouders bekend te maken inet gedragsmodifi-
Ondersteuning van het gezin in de vorm van catietechnieken kan vaak veel probleemgedrag
gezinsgesprekken of ouderbegeleiding maakt worden verholpen.
dan ook vaal< deel uit van het behandelaan- Lange tijd is de primaire klinische rol van
bod, waarbij c!e neuropsycholoog een belang- de neuropsycholoog het diagnosticeren en
rijke rol kan spelen. Verschillende thema's ko- beschrijven van gedragsfuncties geweest, die
men aan bod, zoals het verwerkingsproces, samenhingen met een hersenbeschadiging of
de toekomstverwachtingen en de wijze waar- hersenletsel. In de afgelopen jaren is echter
op men het beste met de problemen van het de vraag naar relevante en deskunclige behan-
kind om kan gaan. Een belangrijke stap hier- deladviezen vanuit neuropsychologisch on-
bij is een heldere uitleg van het neuropsycho- derzoek sterk toegenomen - (Brouwer e.a.
logische vaardigheidsprofiel Wat zijn de goed 2002; König e.a. 1996; 1998; Van der M~ulen
en zwal< ontwikkelde vaardigheden en wat e.a. 1997; Reynolds & Fletcher-Janzen 1997;
voor invloed zal dit hebben op het dagelijks Ylvesal<er e.a. 1998). In deze paragraaf is be-
functioneren? In veel gevallen loopt het gezin schreven welke rol de neuropsycholoog kan
aan tegen onbegrip, aangezien de speciale be- spelen als onderdeel van een behandelteam
hoeften van het kind voor de buitenwereld en als behandelaar zelf.
niet duidelijk zijn (je ziet aan een kind im-

r ..
(

DIAGNOSTIEK VANUIT EEN Q(.rrWIKK1!LlNGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 549

BIJLAGE KORTE OMSCHRIJVING VAN DE den beschreven in hoofdstuk 9. Voor verdere


NEUROPSYCHOLOGISCHE TESTS beschrijving van de hier genoemde tests (the-
oretische achtergronden, afname, scoring.
In deze bijlage zijn alleen neuropsycho- normen en interpr~tatje) zij verwezen naar
logische tests opgenomen. De verschillende Lezak 1995; Rourke e.a. 1983; Spreen &
intelligentietests worden in hoofdstuk 12 be- Strauss 1998; Bouma e.a. 1998. Zie ook
schreven, de schoolse taken in hoofdstuk13 hoofdstuk 16 voor de diagnostiek van het
en de taaltests i.n hoofdstuk 15. De verschil- motorisch functioneren.
lende vragenlijsten, waaronder de CBCL, wor-

Naam Leeflljdsberelk Bronnen Inhoud


(Jaar)

Wisconsin Card Vanaf S Jaar tot Grant & Berg 1948; Het kind krijgt de opdracht kaartjes met
SortingTest volwassen Heaton1981; eenvoudige afbeeldingen te sorteren _
leeftijd Heaton e.a.1993; volgens verschillende principes (kleur,
Chelune & Bear19BS vorm en aantal). Aan de hand van feedback
van de proefleider, die zegt of een kaartje
al of niet goed gesorteerd is, moet het kind
leren welk principe gehanteerd wordt. Als
het kind tien keer volgens een bepaald
principe goed gesorteerd heeft. wijzigt de
proefleider het sorteerprincipe zonder dit
van levoren te zeggen. Er beslaan normen
voor het aantal behaalde categorieën en
het aantal gemeakte perseveraties. Er zijn
verschillende versies, scorlngssytemen en
normen ontwikkeld van de WeST.

Progressieve 5;0 Um 8;11 Reltan & Wolfson 1993 Op een vel is een aantal samengestelde
Figuren figuren gedrul<t. Deze figuren moeten door
een potloodlijn met ell~aar verbonden
worden. In elk figuur zit een kleiner figuur.
bijvoorbeeld in een cirkel zit een klein
vierkantje. Dit kleine figuurtje geeft aan dat
de lijn doorgetrokken moet worden nasr de
volgende grote figuur van dezelfde vorm.
Dus in dit voorbeeld dient het l\ind een lijn
te trekken vanaf de grote cirkel naa r het
grote vierllant.ln de volgende grote figuur
geeft hel figuurtje daarbinnen weer aan
naar welke andere grote figuur de lijn
doorgetrokken moet worden
550 HOOFDSTUK 17

Naam Leefl/jdsbereik Bronnen Inhoud


(jaar)

Trall MakingTest 7-13 Reltan & Wolfson 1993 Deze test bestaat uit twee onderdelen : A
en B..Belde onderdelen bestaan uit een vel
waarop een aantal cirkels gedrukt zijn. BIJ
Trall Making A staan In de cirkels
(opeenvolgende) getallen en InTraIl
Making B staan er behalve getallen tevens
(opeenvolgende) letters van het alfabet. De
cirkels moeten zo snel mogelijk In een
bepaalde volgorde met een potloodlljn
verbonden worden. De volgorde wordt In
deel A aangegeven door de getallen nIm
26 en In deel B door getallen steeds met
de letters afte wisselen (1-A-2-B-3-C
enzovoort). De tijd en het aantal gemaakte
fouten worden genoteerd.

Stroop Kleur >8 Hammes 1971 De test bestaat uit drie kaarten. Kaart I
Woord Test bestaat uit 10 rijen met namen van de
Illeuren rood, groen, geel en blauw (zwart
gedrukt). Kaart 11 bestaan ult10 rijen met
rechthoekjes In deze kleuren en kaart 111
bestaat uit 10 rijen met kleurnamen in kleur
gedrukt, terwijl de drukkleur verschilt van
de kleurnamen. Het gaat om de tijd dat een
proefpersoon doet over het lezen van de
derde kaart. De test meet selectieve
aandacht en cognitieve flexibiliteit.

Tower of London 7-13 Shallice 1982; De taak bestaat uit een houten plaatje met
Krikorlan et al. 1994; daarop drie rechtopstaande staafjes in
Anderson e.a. 1996; verschillende lengtes. yerder wordt er
Culbertson & Zillmer gebruik gemaakt van drie houten ballen in
2000 drie verschillende kleuren. De ballen
kunnen op de staafjes worden gezet. Op
het kortste staafje past één bal, op het
middelste twee, op het langste drie. De
ballen worden in een bepaalde
uitgangspositie gezet en het kind wordt
gevraagd om vanuit die uitgangspositie
(
verschillende doel posities na te maken. De
moeilijkheidsgraad van de taak loopt op.
De eerste doeipositIes vereisen drie
stappen om ze na te maken. Om de laatste
na te maken zijn er vijf stappen nodig. In
totaal moet het kind twaalf opgeven doen.
Voor elke opgave staan maximaal drie
pogingen. Zaak is dat het kind van tevoren
bedenkt hoe de opstelling nagemaakt meet
worden.
DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWTKKELTNGSNEUROPSYCHOLOGrSCHE BENADERING 551

Naam LeeftIjdsbereik Bronnen Inhoud


(jaar)

Delis-Keplan 8-89 Dellis e.a. 2002 De D-KEFS bestaat uit een aantal tests die
Executive een beroep doen op verschillende
FunctIon System aspecten van de executieve functies, zoals
flexibiliteit In het denken, problemen
oplossen, verbale en non-verbale fluency,
deductief redeneren, verbale inhibitie en
impulsiviteit. De testbatterij bestaat uit 9
subtests, waarbij het voor een deel gaet
om nieuwe versies van bekende teken
(Cerd SortingTest, Treil MaklngTest, Verbal
FluencyTest, Design FluencyTest, Color-
Word InterferenceTest,TowerTest), terwijl
er daarnaest ook nieuwe taken zijn
ontwikkeld (20 Questions Test, Word

f Context Test en Prove rb Test). Er bestaat


nog geen Nederlandse vertaling van deze
test.

Motor-free 4;0 tlm 11;6 Colarusso & Hammlll De MVPT -R bestaet uit 40 multlple-cholce
Vlsual 1996 Items, waarbij een motorische component
Perception Test vermeden wordt. De test meet
verschillende visueel perceptuele
vaardigheden:
Visuele discriminatie: uit vier figuren moet
de figuurgezocht worden die hetzelfde is
als de voorbeeldfiguur.
Figuur-achtergrond: Uit vier figuren moet de
figuur gezocht worden die hetzelfde is als
de voorbeeldfiguur. De figuur is nu echter
verborgen In een complexere figuur.
Vormconslantie: Uit vier figuren moet de
voorbeeldfiguur gekozen worden, de figuur
is nu echter groter, kleiner, donkerder ol
gekanteld.
Visueel geheugen: Het betreft een
recognItieteak. Er moet vijf seconden naar
,-- een voorbeeldfiguur worden gekeken.
/" Vervolgens wordt de bladzijde omgeslagen
en dient uit vier figuren de voorbeeldfiuur
te worden gekozen.
Visuele closure: Uit vier onvolledige figuren
dient de figuur gekozen te worden die,
indien afgemaakt, hetzelfde is als de
voorbeeldfiguur.
Visuele exclusie: Uit vier figuren moet de
figuur gezocht worden die verschilt van de
drie andere figuren .

Tactile Form >8 . Senton & e.a. 1994 Het kind moet op de tast een aantal
Perception Test schuurpapieren figuren voelen en deze
matchen met overeenkomstige getekende
figuren op een kaart.
552 HOOFDSTUK 17'

Naam Leeffijdsbereik Bronnen Inhoud


(jaar)

Tactual > 5;0 Reltan & Wolfson 1993 Blokken van verschillende vorm moeten zo
Perlormance snel mogelijk in daarmee overeenkomende
Test gaten In 'een opstaande plank geplaatst
worden, terwijl het kind geblinddoekt is.
Eerst voert het kind de taak uit met de
voorkeurshend, daarna met de niet-
voorkeurshand en tenslotte met beide
handen. Hierna wordt de plank weggehaald
en wordt het kind gevraagd om de vormen
uit het hoofd na te tekenen, en wel In de
Juiste positie ten opzichte van elkaar.
Vinger- >5 Senton 9.a.1994 De vingers van het kind worden aangeraakt
lokalIsatIe zonder dat het kind dit kan z.ien. Het kind
moet aangeven welke vinger aangeraakt Is
door hem te benoemen, door de overeen-
komstige vinger op een getekende hand
aan te wijzen of door het getal te noemen
waarmee de getekende vinger Is aangeduid,
Visual Motor 3;Ot/m 17;11 Beery 1997 Het kind moet een aantal geometrische
IniegrationTest flguren natekenen. De figuren worden hoe
langer hoe compleKer.
Bender Gestalt > 10 Bender 1946; De Ben der bestaat uit negen kaarten met
Test Lacks 199B getekende figuren of configuraties. Het kind
moet deze figuren natekenen. De test wordt
onder andere gebruikt voor de screening
op hersenorganicitelt.
Rey Complexe Rey 1941; Het kind dient een compleKe figuur na te
FigurenTest Osterieth 1944; tekenen en na 10 minuten moet deze figuur
Waber & Holmes 19B5; uit het [loofd nagetekend worden. Er
Anderson e.a. 1996; bestaan verschillende procedures om de
Meyers & Meyers 1995 test af te nemen en te scoren (Bouma e.a.
199B; Spreen & Strauss 199B)
Menstekening 4-B Baarda 197B UKKI. Het kind moet ean tekening van een
mens (man of vrouw) maken. Hierbij gaat
het om volledigheid en nauwkeurigheid. Zo
veel mogelijk Iichaamskenmerllen moeten
aanwezig zijn en in de juiste hoeveelheden
(dus geen 5 handen).
Laterale 4;Dt/m 13;11 Van Strlen & Bouma Dit is een vragenlijst waarin navraag
Voorkeur 1992; gedaan wordt naar de hand-, voet-, oor-
Van Strien 1992 en oogvoorkeur van het kind bij bepaalde
handelingen. Het kind doet voor hoe het
een bepaalde handeling uitvoert en geeft
daarbij aan of het een voorlleur heeft voor
de linker of rechter zijde van het lichaam
heeft (RR = sterke voorkeur voor rechts, R
= matige voorkeur voor rechts, geen =
=
geen voorkeur voor links of rechts, L
=
matige voorkeur voor links, LL sterke
voorkeur voor /inlIs ).
dESA. 46.& 'A ,;g. M
(( =
';4 &* I ~ ,. ,. ... ' " ... ~-' ~;:"J'~"'" ,--. ... "'I ..• ..... ~

DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWIT<KELINGSNEUROPSYCHOLOGISCHE BENADERING 553

Naam Leeftiidsbereik Bronnen Inhoud


(iaar) .

Links- > 4 ;0 Benton e.a. 1994 Het kind krijgt een aantal opdrachten om
rechtsoriëntatie lichaamsdelen (links dan wel rechts) bij
zichzelf of biJ de proefleider, die tegenover
het kind zit, aan te wiJzen, aan te raken ot
te laten zien met de rechter of de linker
hand.

FingerTapping >6 Reltan & Wolfson 1993 Het kind dient zo snel mogelijk achter
. elkaar op een hendeltje te drukken, zowel
met de voorkeurs- als met de niet-
voorkeurshand.

Purdue >5 TlNin 196B; Gardner& Het kind dient binnen een bepaalde tijd zo
Pegboard Broman 1979 veel mogelijk metalen pennetjes In een riJ
gaatjes op een plank te plaatsen. Eerst het
ene rijtje met de rechterhand , dan het
andere rijtje met de linkerhand en tenslotte
belde rijtjes met belde handen,

Rlvermead 5 tot 11 Wilson e.a. 1991 Het doel van de RBMT Is het
Behavioural diagnosticeren van geheugenproblemen in
MemoryTest for het dagelijks Jeven. Het is een
Children screeningsinstrument dat in een kort
tijdsbestek verschillende aspecten van het
geheugen onderzoel5t (visueel versus
auditief geheugen, korte- versus
langetermijngeheugen en recall versus
recognitie) De Items hebben betrekking op
of het zich herinneren dat men een
alledaagse geheugentaak moet uitvoeren
of op het vasthouden van informatie die
nodig Is voor het adequaat dagelijks
functioneren. De RBMT bevat acht
onderdelen.
1 Onthouden van een naam biJ een loto
2 Een verborgen voorwerp terugvragen
.,- 3 Onthouden van een afspraak
4 Onmiddellijke en uitg!!slelde herkenning
van lijntekeningen
5 Onmiddellijke en uitgestelde reproductie
van een verhaaltje
6 Onmiddellijke en uitgestelde herkenning
van gezichten
7 Onmiddellijke en uiigestelde herinnering
van een route en het onthouden van een
boodschap
B Oriëntatie van tijd en plaats

(
-
554 HOOFDSTUK 17

Naam Leeftijdsbereik Bronnen Inhoud


(Jaar)

Test of Memory 5-19 Reynolds & Bigier 1994 DeTOMAL brengtop een uitgebreide
and Learnlng manier de geheugen- en leervaardigheden .
van kinderen en adolescenten in kaart.
Deze test is nog niet in het Nederlands
vertaald. DeTOMAL heeft een verbale
geheugenschaal, een non-verbale
geheugenschaal, een schaal voor het
langetermijngeheugen en een algemene
geheugenindex. De test bevat ook subtests
voor het leervermogen, de aandacht en
concentratie, het sequentiele geheugen en
het associatieve geheugen.
Wide Range 5-17 Sheslow & Adams 1990 De WRAML brengt op een ultgebrel de
Assessment of manier de geheugen- en leervaardigheden
Memoryand van kinderen en adolescenten In kaart.
Learning Deze test Is nog niet In het Nederlands
vertaald. De WRAML bestaat uit drie
visuele, drie verbale en drie leertaken en
heeft een verbale geheugenschaal, een
visuele geheugenschaal en een
leerschaal. De negen subtests samen
vormen een algemene geheugenindex.
Corsi's Blokken Milner1971 De testleider tikt op een bord met negen
TappingTest blokjes, een aantal blokjes aan die
vervolgens door de proefpersoon in
dezelfde volgorde moeten worden nagetikt.
Benton Vlsual >8 Benton 1974; Het natekenen van tien geometrische
Retention Test- Sivan 1992 figuren. Er bestaan drie wijzen van afname.
Revised
Afname A: de geometrische figuren worden
10 seconden getoond en gevolgd door
onmiddellijke reproductie uit het geheugen.
Afname B: de geometrische figuren worden
5 seconden getoond en gevolgd door
onmiddellijke reproductie uit het geheugen. ~.

Afname C: puur natellenen


1
Er bestaat ook een multiple-choice vor m.
die het voordeel heeft dat de factor
motorische reproductie wegvalt.
Target Test 5-8; l' Reilan & Wolfson 1993 BIJ deze test krijgt het kind de opdracht om
met een potioodJljn een aantal stippen te
verbinden volgens hetzelfde patroon als de
stippen door de proefleider op een groot
bord zijn aangetikt.
Vijftien- 6-12 Van den Burg & Kingma Vijftien woorden worden voorgelezen
woordentest 1999 (mondeling of via een cassettebandje)
waarna het kind deze woorden zo veel
mogelijk moet proberen te reproduceren.
Dit gebeurt viff keer. Na circa vijHie n
minuten volgt een uitgestelde recall.
Eventueel kan ook een recognitietest
afgenomen worden.

-
(

DIAGNOSTIEK VANUIT EEN ONTWIKKELlNGSNEUROJ>SYCHOLOGlSCHE BENADERING 555

Naam Leeflijdsbereik Bronnen Inhoud


(jaar)

Rey's Visual 9-12 Aey 1964; Het kind krijgt vijfmaal dezelfde serie van
Design Tests Spreen & Strauss 1991 15 kaartjes te zien'en moet na iedere
aanbieding zo veel mogelijk figuren
tekenen de hij nog weet op het
Instructleformulier.ln hel tweede gedeelte
moet het kind de 15 figuren herkennen uit
een kaart met 30 figuren.

Amsterdamse De Sonnevilie 1999, Bevat drie veelgebruikte subtests.


Neuro- zie ook § 5.4.1
psychologische
Taken (ANT)
Simpele reactietijdtaak (Baseline Speed).
Op deze taak moet het kind op een knop
drukken als het fixatIekruisje op de monitor
vervangen wordt door een signaal (blokje).
Het postresponsie-interval heeft een
variabele lengte om te voorkomen dat op
de komst van stimuli kan worden
geanticipeerd. Deze taak Is bedoeld om
basis snelheid en variabiliteit van reageren
te meten.
Voigehouden-aandachtstaak (SA-DOrS). In
deze taak krijgt het kind 600 stimuli
aangeboden. bestaande uit drie, .vier of vijf
stippen. De plaats van de stippen op het
scherm en de volgorde van stimulustype
zijn gerandomiseerd. met dien verstande
dat per serie van twaalf stimuli evenveel
(==4) patronen van elk type worden
aangeboden. BIJ een patroon met vier
stippen moet op de ja- knop en bij een
patroon met drie of vijf stippen moet op de
nee-knop worden gedrukt. Mei deze taak
kunnen tempo. fluctuatie in tempo en
accuratesse van de taakuitvoering worden
bepaald.
Gezichtsherlcenning (FR). De taak bestaat
uit vier delen van elk 40 trials . Efk deef
heeft dezelfde opbouw. Elke trial bestaat uit
de presentatie van een probe: een plaatje
van een gezicht (met een neutrale
uitdrukking) gevolgd door een signaal met
4 plaatjes mei gezichten. De opdracht is
om op de ja-knop te druI<ken als het probe-
plaatje daar bij zit (target trial) en op de
nee-knop als dat niet het geval is
(nontarget trial).

-
E

556 HOOFDSTUK 17

Naam Leeftijdsbereik Bronnen Inhoud


(jaar)

TheTeslof 6-16 IvlanJy e.a. 199B DeTEA-Ch testbatterij bestaat uit 9


Everyday subtests die een beroep doen op
Attention for verschil/ende aspecten van de aandacht:
Chlldren selectieve aandacht, volgehouden
aandacht, verdeelde aandacht, het
switchen van de aandacht en inhibitie van
verbale en motorische responsen. Er zijn
zowel visuele als auditieve taken. Van elke
test ziJn parallelversies ·ontwlkkeld. Er
bestaat geen Nederlandse vertaling van
deze test.

Bourdon-Vos 6-17 Vos 1966 Deze test bestaat uit een formulier met
Test vIJftig regels van groepjes stippen, die elk
zijn samenge!öteld uit drie, vier en vijf
willekeurig bij elkaar gegroepeerde
stippen. Het kind moet regel voor regel de
groepjes met vier stippen doorstrepen.
Hierbij wordt gelet op snelheid en
nauwkeurigheid.

You might also like