Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 25

Changing the Game Sustainable Market

Transformation Strategies to
Understand and Tackle the Big and
Complex Sustainability Challenges of
Our Generation 1st Edition Lucas
Simons
Visit to download the full and correct content document:
https://textbookfull.com/product/changing-the-game-sustainable-market-transformatio
n-strategies-to-understand-and-tackle-the-big-and-complex-sustainability-challenges-
of-our-generation-1st-edition-lucas-simons/
More products digital (pdf, epub, mobi) instant
download maybe you interests ...

Changing the Game Sustainable Market Transformation


Strategies to Understand and Tackle the Big and Complex
Sustainability Challenges of Our Generation 1st Edition
Simons
https://textbookfull.com/product/changing-the-game-sustainable-
market-transformation-strategies-to-understand-and-tackle-the-
big-and-complex-sustainability-challenges-of-our-generation-1st-
edition-simons/

The Changing Face of Warfare in the 21st Century 1st


Edition Gregory Simons Iulian Chifu

https://textbookfull.com/product/the-changing-face-of-warfare-in-
the-21st-century-1st-edition-gregory-simons-iulian-chifu/

American Graffiti : George Lucas, the New Hollywood and


the Baby Boom Generation 1st Edition Krämer

https://textbookfull.com/product/american-graffiti-george-lucas-
the-new-hollywood-and-the-baby-boom-generation-1st-edition-
kramer/

What Market, What Society, What Union?: The Treaty of


Amsterdam and the European Thought of Francisco Lucas
Pires Martinho Lucas Pires

https://textbookfull.com/product/what-market-what-society-what-
union-the-treaty-of-amsterdam-and-the-european-thought-of-
francisco-lucas-pires-martinho-lucas-pires/
Sustainable Development in Changing Complex Earth
Systems Attila Kerényi

https://textbookfull.com/product/sustainable-development-in-
changing-complex-earth-systems-attila-kerenyi/

Taming the Big Green Elephant Setting in Motion the


Transformation Towards Sustainability Ariel Macaspac
Hernández

https://textbookfull.com/product/taming-the-big-green-elephant-
setting-in-motion-the-transformation-towards-sustainability-
ariel-macaspac-hernandez/

Nanotechnology and the Generation of Sustainable


Hydrogen Sarah Farrukh

https://textbookfull.com/product/nanotechnology-and-the-
generation-of-sustainable-hydrogen-sarah-farrukh/

Sentiment in the Forex Market Indicators and Strategies


To Profit from Crowd Behavior and Market Extremes 1st
Edition Saettele

https://textbookfull.com/product/sentiment-in-the-forex-market-
indicators-and-strategies-to-profit-from-crowd-behavior-and-
market-extremes-1st-edition-saettele/

The Handbook for Market Research for Life Sciences


Companies Finding the Answers You Need to Understand
Your Market 1st Edition Denault

https://textbookfull.com/product/the-handbook-for-market-
research-for-life-sciences-companies-finding-the-answers-you-
need-to-understand-your-market-1st-edition-denault/
Another random document with
no related content on Scribd:
over Cyllo Leda, II 127;
over de „mimickry” bij vlinders, 598.

Tringa, seksen van —, II 203.

Tringa canutus, II 78.

Triphaena, kleur der soorten van —, 583.

T r i s t r a m , H. B., over ongezonde streken in Noord-Amerika, 364;


over de gewoonten van den vink in Palestina, 485;
over de vogels van de Sahara, II 164;
over de dieren die de Sahara bewonen, II 209.

Triton cristatus, II 21.

Triton Palmipes, II 21.

Triton punctatus, II 21.

Troglodytes vulgaris, II 187.

T r o g o n s , kleuren en nestbouw der —, II 163, 165.

T r o s k i e u w i g e v i s s c h e n , zie Lophobranchii.

Trox sabulosus, gesjirp van —, 566.

T u i m e l a a r , Almond—, verandering in het gevederte bij den —, 470.

T u l l o c h , Majoor, over het vrijblijven der negers van sommige koortsen, 363.

Turdus polyglottus, jongen van —, II 206.

Turdus merula, II 163;


jongen van —, II 206.

Turdus migratorius, II 176.

Turdus musicus, II 163.

Turdus torquatus, II 163.


T u r n e r , Prof. W., over spierbundels die tot het stelsel van den panniculus
kunnen worden gebracht, 19;
over de aanwezigheid van het foramen supra-condyloïdeum in het
opperarmbeen van den mensch, 29;
over spieren die aan het koekoeksbeen gehecht zijn, 30;
over het filum terminale bij den mensch, 30;
over afwijkingen in het spierstelsel, 53;
over abnormale toestanden van de menschelijke baarmoeder, 67;
over de ontwikkeling der melkafscheidende klieren, 285;
over het uitbroeien van eieren in den bek van mannelijke visschen, 286;
over de fissura perpendicularis [480]externa van Gratiolet, 391;
over de hersenen van den chimpanzee, 391.

Turnix, seksen van sommige soorten van —, II 190, 196.

T u t t l e , H., over het aantal menschenrassen, 339.

T w e e h a n d i g e n , zie Bimana.

T w e e l i n g e n , de aanleg om — voort te brengen erfelijk, 75.

T w e e v l e u g e l i g e Insekten, zie Diptera.

T i j d p e r k e n , ontwikkeling en duur van ziekten, volgens — die van de


schijngestalten der maan afhankelijk zijn, 14, 288.

T i j g e r , kleur en strepen van den —, II 290.

T i j g e r s , ontvolking van districten door —, 76.

T y l o r , E. B., over de kreten en gebaren enz. van den mensch om gevoelens uit
te drukken, 135;
over den oorsprong van het geloof aan geestelijke krachten, 146;
over den vroegeren wilden staat van beschaafde volken, 257;
over den oorsprong van de telkunst, 258;
over de overeenkomst der geestvermogens bij verschillende menschenrassen,
344;
over bloedschande bij wilden, 201.

T y p e , de — van den stamvorm waaruit een organisme zich ontwikkelde blijft


behouden, 287.
Typhaeus, sjirporganen van —, 564;
sjirpen van —, 566.

U.

U i l e n , zie Noctuïdae.

U i t d r u k k i n g , overeenkomst van — bij menschen en apen, 269.

U i t s t e r v e n , oorzaken van het — van rassen, 350.

U i t w a s s e n op den kop van vogels, 467, II 69.

Umbrina, geluiden van —, II 20.

Upupa epops, geluiden van het mannetje van —, II 59.

Uraniidae, kleur der —, 583.

Uria lacrimans, II 122.

Uria troile, over een verscheidenheid van —, II 122.

Urodela, II 21.

Urosticte benjamini, seksueele verschillen bij —, II 144.

V.

V a c c i n a t i e , zie K o e p o k i n e n t i n g .

V a d e r l a n d , oorspronkelijk — van den mensch, 276.

V a d s i g h e i d van den mensch bij gemakkelijke levensvoorwaarden, 257.

V a l l e n , vermeden door dieren, 128;


gebruik van —, 79.

V a n c o u v e r ’s eiland, de heer Sproat over de wilden van —, 350;


uittrekken der haren op het gelaat door inboorlingen van —, II 340.

Vanellus cristatus, knobbel op den vleugelschouder van den mannelijken —, II 45.


Vanessae, 577;
gelijkenis der ondervlakte van — op de schors der boomen, 580.

V a r i a b i l i t e i t , oorzaken der —, 54;


de — bij den mensch overeenkomstig met die van lagere dieren, 54;
— der menschenrassen, 339;
— grooter bij mannen dan bij vrouwen, 454;
tijdperk der betrekking tusschen de — en de natuurlijke teeltkeus, 474;
— der vogels, II 119;
— der secundaire seksueele kenmerken bij den mensch, II 316.

V a r i a t i e , door correlatie, 73;


wetten van —, 56;
— bij den mensch, 264;
analoge —, 272;
analoge — in het gevederte der vogels, II 69.

V a r k e n , Afrikaansch breedsnuitig —, II 249.

V a r k e n s , oorsprong van de verbeterde — rassen, 343;


getalsverhouding der seksen bij de —, 482;
strepen der jongen van de —, II 176, 291;
seksueele voorkeur door — getoond, II 255.

V a u r é a l , menschenbeenderen van—, 29.

V e d d a h s , eenwijvig, II 357. [481]

V e d e r e n , geluid voortgebracht door gewijzigde —, II 59 vv., 157;


verlengde — bij mannelijke vogels, II 69;
raketvormige —, II 70;
de vlag der — niet aanwezig of draadachtig bij sommige vogels, II 69;
afwerpen van de randen der —, II 80.

V e e l m a n n e r i j , zie P o l y a n d r i e .

V e e l w i j v e r i j , zie P o l y g a m i e .

V e i t c h , de heer, over den afkeer der Japansche dames van bakkebaarden, II


340.

V e l d k r e k e l , zie Gryllus campestris.


V e l d s l a v e n , verschil van — en huisslaven, 367.

V e l d s p r i n k h a n e n , gesjirp der —, 545.

V e n k e l v l i n d e r , 581.

V e n u s E r y c i n a , priesteressen van —, II 351.

V e r a n d e r i n g , zie V a r i a t i e .

V e r a n d e r l i j k h e i d , zie V a r i a b i l i t e i t .

V e r b e e l d i n g s k r a c h t , bestaan van — bij de dieren, 122.

V e r b u i g i n g , oorsprong van de —, 142.

V e r d e d i g i n g s m i d d e l e n der zoogdieren, II 247.

V e r e e n i g i n g , nut voor de — van het bewaard blijven van wijzigingen door


natuurlijke teeltkeus, 96.

V e r e e n i g d e S t a t e n , aanwas der bevolking in de —, 74;


invloed der natuurlijke teeltkeus op den vooruitgang der —, 255;
verandering der Europeanen in de — ondergaan, 367.

V e r g i f t , het vermijden van — door de dieren, 128;


verband tusschen de kleur der huid en het beveiligd zijn voor de werking van —,
363.

V e r g i f t i g e vruchten en kruiden door de dieren vermeden, 113.

V e r g e l i j k i n g van de ontwikkeling van soorten en talen, 141.

V e r h o u d i n g e n , verschil in de — bij verschillende rassen, 331.

V e r h u i z e n , 249.

V e r h u i z i n g e n van den mensch, invloed van de —, 78.

V e r k o u d h e i d , vatbaarheid van Cebus Azarae voor —, 13.

V e r m i n k i n g e n , erfelijkheid van —, II 372.

V e r m e s , 516,
V e r m o g e n s , verschil der geest— bij de individu’s van de zelfde soort, 112;
verscheidenheid der geest— bij het zelfde menschenras, 54;
erfelijkheid der geest—, 54;
verscheidenheid van geest— bij de dieren van de zelfde soort, 54;
sociale —, 240;
geest— der vogels, II 113.

V e r r a a d , door de wilden niet jegens makkers gepleegd, 196.

V e r r e a u x , M., over het lokken van talrijke mannetjes door het wijfje van een
Australische Bombyx, 491.

V e r s c h e i d e n h e i d , doel en oogmerk in de natuur, II 215.

V e r s c h e i d e n h e d e n , gemis van — tusschen twee soorten een bewijs, dat


het twee afzonderlijke soorten zijn, 329.

V e r s c h e u r e n d e D i e r e n , zie Carnivora.

V e r s c h i l l e n , betrekkelijke — tusschen verschillende soorten van vogels van


de zelfde sekse, II 183.

V e r s i e r i n g , bij vogels, II 68;


gelijke overplanting van tot — dienende kenmerken op beide seksen bij
zoogdieren, II 286;
tot — dienende kenmerken van apen, II 295.

V e r s i e r s e l e n , ver verbreide —, 345;


smaak der wilden voor —, II 332;
van mannelijke vogels, II 48.

V e r s p r e i d i n g van den mensch over eene groote uitgestrektheid, 79;


geographische — een bewijs van soortelijk verschil bij den mensch, 332.

V e r s t a n d , de heer H. Spencer over de eerste schemeringen van het —, 114;


invloed van het — op de natuurlijke teeltkeus bij beschaafde volken, 248.

V e r s t a n d e l i j k e vermogens, invloed der — op de natuurlijke teeltkeus bij den


mensch, 237;
[482]waarschijnlijke volmaking der — door de natuurlijke teeltkeus, 239.

V e r t e g e n w o o r d i g e n d e , elkander — soorten, II 181.


V e r v o e g i n g , oorsprong der —, 142.

V e r w o n d e r i n g , het gevoelen van — door dieren, 119.

V e r z i e n d h e i d , erfelijk, 61.

Vesicula prostatica, homoloog met de baarmoeder, 31.

Vibrissae, vertegenwoordigd door lange haren aan de wenkbrauwen, 26.

Vidua, II 172.

Vidula axillaris, 448.

V i e r h a n d i g e Zoogdieren, zie Quadrumana.

V i l l e r m é , M., over den invloed van den overvloed op de lichaamsgrootte, 58.

V i n g e r s , gedeeltelijk samengegroeide — bij soorten van Hylobates, 82.

V i n g e r s , overtallige, bij den mensch, 66;


meer voorkomende bij mannen dan bij vrouwen, 453;
overerving der overtallige —, 463;
vroege ontwikkeling der overtallige —, 469.

V i n k , verhouding der seksen bij den —, 484;


raketvormige vederen in den staart van den —, II 70;
vrijage van den —, II 91.

V i n k e n , II 50;
nieuwe gezellen door — gevonden, II 101;
verandering van kleur van de — in de lente, II 184.

V i n s o n , Aug., over het mannetje van Epeira nigra, 526;


over Nephila, 527.

V i r e y , over het aantal menschenrassen, 339.

V i s s c h e n , overeenkomst van de nieren der — met de corpora Wolffiana van


het menschelijk embryo, 17;
het uitbroeden der eieren in den bek door mannelijke —, 286;
organen tot opneming der eieren bij de —, 435;
verhouding der seksen bij de —, 485;
vurigheid der mannelijke —, 450;
betrekkelijke grootte der seksen bij de —, II 5;
zoetwater — der keerkringslanden, II 16;
beschermende gelijkenis van —, 15;
nestbouw van —, II 15;
kuitschieten der —, II 17;
geluiden door — voortgebracht, II 20;
voortdurende groei der —, II 203.

V i s s c h e n , hermaphroditisme bij de —, 285.

V i s s c h e n , vrijage bij de —, II 13.

V i s s c h e n , troskieuwige —, zie Lophobranchii.

V l a a m s c h e g a a i e n , het vinden van nieuwe gezellen door —, II 100;


het herkennen van personen door —, II 105;
zie M e e r k o l .

V l a c o v i c h , Prof., over den musculus ischio-pubicus, 70.

V l a g , draadachtige — van de vederen bij sommige vogels, II 70.

V l e d e r m u i z e n , seksueele kleurverschillen bij de —, 277.

V l e e s c h l a p p e n , hinderlijk voor de mannelijke vogels bij het vechten, II 94.

V l e e t , tanden van de —, II 5.

V l e k k e n , in geheele groepen van vogels bewaard gebleven, II 126;


verdwijning der — bij volwassen zoogdieren, II 292.

V l e u g e l s , verschil in de — bij de beide seksen der vlinders en Hymenoptera,


534;
het pronken met de — bij de vrijage der vogels, II 91.

V l e u g e l s p o r e n , II 45, 156.

V l i e g e n d H e r t , grootte van het mannelijke —, 536;


wapens van het mannelijke —, 562;
getalsverhouding der seksen van het —, 492.

V l i e g e n v a n g e r , kleuren en nestbouw van den —, II 163.


V l i e s v l e u g e l i g , parasitisch — insekt met een zittend mannetje, 451.

V l i e s v l e u g e l i g e I n s e k t e n , zie Hymenoptera.

V l i n d e r s , geur van — tot de mannetjes beperkt, 576;


schoone kleuren van —, 612;
seksueele teeltkeus der —, 612. [483]

V l o o k r e e f t , 522.

V l o t t e n , gebruik van —, 79, 346.

V o c a l e muziek der vogels, II 49.

V o c h t i g h e i d van het klimaat, invloed van de — op de kleur der huid, 59, 363.

V o e d s e l , invloed van het — op de lichaamsgrootte, 59;


waarschijnlijke invloed van overvloedig — op het paren van vogels van de zelfde
soort, II 111.

V o e t , bij de vroegere voorouders van den mensch de — een grijporgaan, 282;


grijpvermogen van den — bij sommige wilden, 83.

V o e t e n der insekten, zie Tarsi.

V o e t e n , wijziging der — bij den mensch, 82;


grootere dikte der huid aan de zolen der —, 61.

V o g e l b e k d i e r , zie Ornithorhynchus.

V o g e l s , navolging van het geluid van sommige — door andere, 120;


het droomen van —, 143;
taal der —, 136;
schoonheidsgevoel bij de —, 143;
lust der — tot broeden, 189;
broeden van mannelijke —, 286;
verband tusschen — en Reptielen, 288;
seksueel verschil in den snavel van sommige —, 436;
trek—, aankomst der mannetjes vóór de wijfjes, 440;
waarschijnlijk verband tusschen veelwijverij en sterk uitgedrukte seksueele
verschillen bij de —, 447;
vurigheid der mannelijke — bij het vervolgen der wijfjes, 450;
verhouding der seksen bij de — in den natuurstaat, 483;
secundaire seksueele kenmerken bij de —, II 37;
verschil in grootte bij de seksen der —, II 39;
gevechten der mannetjes in tegenwoordigheid der wijfjes, II 47;
vertooning der mannetjes om de wijfjes te bekoren, II 48;
groote oplettendheid der — op het gezang van andere —, II 50;
aannemen van het gezang der pleegvaders, II 52;
fraai gevederde — zelden goede zangers, II 51;
liefde-vertooningen en dansen der —, II 63;
kleur der —, II 77 v.v.;
ruiing der —, II 63 v.v.;
ongepaarde —, II 99;
gezang der mannetjes van de — buiten den gewonen tijd, II 49;
onderlinge genegenheid der —, II 104;
in gevangen staat herkennen personen, II 105;
voortbrenging van bastaard —, II 109;
Europeesche —, aantal soorten, II 119;
trapsgewijze overgang van secundaire seksueele kenmerken bij de —, II 129;
donker gekleurde —, die verborgen nesten bouwen, II 161;
jonge wijfjes met kenmerken eigen aan mannetjes, II 169;
broeden der — met onvolwassen gevederte, II 201;
ruien der —, II 201;
witte veêren veel aangetroffen bij water—, II 213;
gebruik der stem door de — om hun hof te maken, II 324;
naakte huid aan den kop en den nek bij —, II 369;
kleurverschillen bij —, 455;
uitwassen op den kop van —, 467;
invloed van het klimaat op de kleuren van —, II 120.

V o g e l s , hoenderachtige, zie Gallinaceae.

V o g t , Carl, over den oorsprong der soorten, 7;


over den oorsprong van den mensch, 9;
over de plica semilunaris bij den mensch, 24;
over de aandrift tot nabootsing van microcephale idioten, 137;
over microcephale idioten, 64;
over schedels uit holen van Brazilië, 332;
over de ontwikkeling der menschenrassen, 342;
over den schedelvorm van vrouwen, II 314;
over de Aino’s en de negers, II 316;
over het verschil tusschen de seksen met betrekking tot de schedelholte,
toenemende met de ontwikkeling van het ras, II 323;
over de schuinheid van het oog bij de Chineezen en Japaneezen, II 337.

V o l h a r d i n g , een kenmerk van den mensch, II 321.

V o n B a e r , definitie van vooruitgang in de organische reeks, 287.

V o o r h o o f d s b e e n , het blijven van den naad in het —, 68. [484]

V o o r k e u r , van vrouwelijke vogels voor bijzondere mannetjes, II 109, 117;


— door zoogdieren aan den dag gelegd bij het paren, II 252.

V o o r o u d e r s , vroege — van den mensch, 69.

V o o r t p l a n t i n g , zie R e p r o d u c t i e .

V o o r t p l a n t i n g s s t e l s e l , rudimentaire deelen van het —, 31;


bijkomende deelen van het —, 283;
het — uiterst gevoelig voor verandering in de levensvoorwaarden, 357.

V o o r t r e f f e l i j k h e i d van den mensch, 79.

V o o r u i t g a n g of hoogere ontwikkeling in de organische reeks, definitie van Von


Baer, 287.

V o o r u i t g a n g , niet de normale regel der menschelijke maatschappij, 244;


oorzaken van den —, 253.

V o r e n , schitterende kleuren van het mannetje van den — in den rijtijd, II 12.

V o r s c h e n , zie Batrachii.

V o s s e n , voorzichtigheid der jonge — in streken waar veel gejaagd wordt, 128;


zwarte —, II 284.

V r e e s a c h t i g h e i d , zeer verschillend bij individu’s van de zelfde soort, 116.

V r o u w e l i j k e B o s j e s m a n , buitensporige opsiering van een —, II 336.

V r o u w e l i j k e B o s j e s m a n n e n , hersenen der —, 331;


huwelijken der —, II 366.
V r o u w e l i j k e vogels, verschillen bij —, II 183.

V r o u w e n , onderscheiden van — door mannelijke apen, 14;


sporen van het met geweld rooven der —, 258;
overmaat in aantal van —, 479;
gevolgen van de teeltkeus der — volgens een verschillenden maatstaf van
schoonheid, II 349;
het rooven van —, II 354, 358;
vroege verloving en slavernij der —, II 359;
keus der — om haar schoonheid, 363;
vrijheid van de — in haar keuze bij wilde stammen, II 364.

V r u c h t e n , afkeer der dieren van vergiftige —, 113.

V r i j a g e , grootere vurigheid der mannetjes in de —, 450;


— der visschen, II 2;
— der vogels, II 48, 97.

V u l p i a n , Prof., over de overeenkomst in de hersenen van den mensch en de


hoogere apen, 12.

V u u r , gebruik van het —, 79, 259, 346.

V u u r l a n d , huwelijken op —, II 365.

V u u r l a n d e r s , 244, 257;
geestvermogens der —, 111;
godsdienstig gevoel bij de —, 147;
scherpte van gezicht der —, 61;
behendigheid der — in het werpen van steenen, 80;
gehardheid der — tegen hun ellendig klimaat, 97, 349;
verschil van grootte bij de —, 59;
levenswijze der —, 367;
overeenkomst der — in karaktertrekken met de Europeanen, 344;
afkeer der — van een behaard gelaat, II 340;
bewondering der — voor Europeesche vrouwen, II 342.

V u u r s t e e n , moeilijkheid om uit een stuk — een werktuig te hakken, 80.

V u u r s t e e n e n werktuigen, 259.

V u u r t a n a g r a , II 160.
V i j a n d s c h a p , moeilijk verdwijnen van —, 198.

W.

W a a r n e m i n g s v e r m o g e n der vogels, II 105.

W a g n e r , Prof., over de aanwezigheid van een open ruimte tusschen de tanden


van een Kafferschedel, 70;
over de longpijpen van een zwarten ooievaar, II 57.

W a i t z , Prof., over het aantal menschenrassen, 339;


over de kleur der Australische kinderen, II 314;
over de baardeloosheid der negers, II 316;
over de zucht van den mensch naar versiering, II 331;
over de vatbaarheid der negers voor tropische koortsen na verblijf in [485]een
koud klimaat, 364;
over de denkbeelden der negers aangaande vrouwelijke schoonheid, II 338;
over de denkbeelden der Javanen en Cochin-Chineezen aangaande
schoonheid, II 339.

W a k e , G. Staniland, over promiscuïteit, 355.

W a l c k e n a e r en Gervais, over de Myriapoda, 528.

W a l d e y e r , M., over het hermaphroditisme van het embryo bij de Gewervelde


dieren, 283.

W a l k e r , F., over seksueele verschillen bij de Tweevleugelige Insekten, 538.

W a l l a c e , Dr. A., over het grijpvermogen der voeten van mannelijke


nachtvlinders, 437;
over het opkweeken van den Ailanthus-zijdeworm, 490;
over het kweeken van Lepidoptera, 490;
verhouding der seksen bij Bombyx cynthia, H. Yama-Maju en B. Pernyi,
opgekweekt door —, 492;
over het paren van Bombyx cynthia, 588;
over de bevruchting van nachtvlinders, 594.

W a l l a c e , A. R., over den oorsprong van den mensch, 9;


over het nabootsend vermogen van den mensch, 115;
over het gebruik van werktuigen door den orang, 131;
over de verschillende waardeering der waarheidsliefde bij verschillende
stammen, 209;
over de grenzen der natuurlijke teeltkeus bij den mensch, 79, 238;
over het berouw bij de wilden, 242;
over den invloed der natuurlijke teeltkeus op beschaafde volken, 245;
over het nut van het convergeeren der haren op den elleboog van den orang,
271;
over het contrast in de kenmerken van Maleiers en Papoea’s, 331;
over de scheidingslijn tusschen de Papoea’s en Maleiers, 333;
over de Paradijsvogels, 448, II 70, 84, 98, 183;
over de seksen van Ornithoptera Croesus, 488;
over beschermende gelijkenissen, 512;
over de betrekkelijke grootte der seksen bij insekten, 536;
over Elaphomyia, 538;
over de strijdlustigheid van Leptorhynchus angustatus, 561;
over de geluiden van Euchirus longimanus, 567;
over de kleuren van Diadema, 577;
over Kallima, 501;
over de beschermende kleur van nachtvlinders, 582;
over de bescherming der vlinders door schitterende kleuren, 583;
over variabiliteit der Papilionidae, 590;
over mannelijke en vrouwelijke vlinders die verschillende plaatsen bewonen,
591;
over de bescherming der vrouwelijke vlinders door doffe kleuren, 591, 593;
over nabootsing bij kapellen, 599;
over de schitterende kleuren van rupsen, 601;
over levendig gekleurde visschen die riffen bewonen, II 15;
over de koraalslang, II 28;
over Paradisea apoda, II 70;
over het pronken van mannelijke Paradijsvogels, II 84;
over bijeenkomsten van Paradijsvogels, II 98;
over de onstandvastigheid der oogvlekken bij Hipparchia Janira, II 127;
over seksueel beperkte overerving, II 149;
over de seksueele kleuring der vogels, II 160, 186, 188, 190, 195;
over de betrekking tusschen de kleuren en den nestbouw der vogels, II 160,
163;
over de kleur der Snatervogels, II 169;
over de wijfjes van Paradisea apoda en papuana, II 183;
over het broeien van den kasuaris, II 193;
over beschermende kleuren bij vogels, II 209;
over het hertzwijn, II 249;
over de strepen van den tijger, II 290;
over de baarden der Papoea’s, II 317;
over het haar van de Papoea’s, II 333;
over de verdeeling van het haar over het menschelijk lichaam, II 368.

W a l l i s , Noord-, getalsverhouding der mannelijke en vrouwelijke geboorten in —,


476.

W a l r u s , ontwikkeling van de membrana nictitans bij den —, 24;


tanden van den —, II 227, 235;
gebruik van de tanden door den —, II 242.

W a l s h , B. D., over de verhouding [486]der seksen bij Papilio Turnus, 488;


over de Cynipidae en Cecidomyidae, 493;
over de kaken van Ammophila, 532;
over Coridalis cornutus, 532;
over de grijporganen van mannelijke insekten, 532;
over de sprieten van Penthe, 533;
over de staartaanhangsels der Waternimfen, 533;
over Platyphyllum concavum, 545;
over de seksen der Haften, 549;
over het verschil in kleur bij de seksen van Spectrum femoratum, 548;
over de seksen der Waternimfen, 549;
over het verschil der seksen bij de Sluipwespen, 552;
over de seksen van Orsodacna atra, 556;
over de verandering der horens van den mannelijken Phanaeus carnifex, 557;
over de kleur van de soorten van Anthocharis, 582.

W a l t h e r , Alex., over de grootte der handen van hoerenkinderen, 61.

W a l v i s s c h e n , onbehaardheid der —, 89;


betrekkelijke grootte der seksen bij de —, II 245.

W a n t s e n , 539.

W a p e n e n , door apen gebruikt, 130;


gebruik van —, 130;
aanvallende — der mannetjes, 438;
— der zoogdieren, II 227.
W a p i t i - h e r t , gevechten van het —, II 226;
sporen van horens bij het wijfje van het —, II 230;
een man aangevallen door een —, II 239;
haarkam van het mannetje, II 273;
seksueel verschil in kleur bij het —, II 280.

W a r i n g t o n , R., over de gewoonten der stekelbaarsjes, II 2, 18;


over de schitterende kleuren van den mannelijk en stekelbaars gedurende den
rijtijd, II 12.

W a r m t e , invloed der —, 59.

W a s h u i d , (naakte huid aan den kop) over de schitterende kleuren der — bij
vogels, II 212.

W a t e r h o e n t j e , II 39.

W a t e r h o u s e , C. O., over blinde kevers, 555;


over het kleurverschil bij de seksen van kevers, 556.

W a t e r h o u s e , G. R., over de stem van Hylobates agilis, II 326.

W a t e r n i m f e n , aanhangsels aan den staart der mannelijke —, 533;


betrekkelijke grootte der seksen, 536;
verschil der seksen, 550;
gebrek aan strijdlustigheid bij de mannetjes, 550.

W a t e r s a l a m a n d e r , II 21.

W a t e r s n i p , kleur van de —, II 211.

W a t e r s p r e e u w , herfstzang van den —, II 51;


kleuren en nestbouw van den —, II 163.

W a t e r t o n , C., over het paren van een Canadagans met een rotgans, II 109;
over vechtende hazen, II 225;
over den Klokvogel, II 76.

W a t e r v l o o i e n , zie Cypridina.

W a t e r v o g e l s , veelvuldigheid van wit gevederte bij —, II 213.

W a t e r v r e e s , van de lagere dieren op den mensch overgaande, 13.


W e a l e , J. Mansel, over een Zuid-Afrikaansche rups, 601.

W e b b , Dr., over de kiezen van verstand, 27.

W e d g w o o d , Hensleigh, over den oorsprong der spraak, 137.

W e d u w e n en weduwnaars, sterfte van —, 252.

W e d u w v o g e l , veelwijvig, 448;
bruiloftskleed van den —, II 80;
het verloochenen van den mannelijken — door het wijfje, II 115.

W e e g l u i z e n , zie W a n t s e n .

W e e k d i e r e n , zie Mollusca.

W e e k d i e r e n , armpootige, zie Brachiopoda.

W e e k d i e r e n , buikpootige, zie Gasteropoda.

W e e k d i e r e n , koppootige, zie Cephalopoda.

W e e k d i e r e n , naaktkieuwige, zie Nudibranchia.

W e e k d i e r e n , plaatkieuwige, zie Lamellibranchiata.

W e e k w o r m e n , 511.

W e e l d e , betrekkelijk onschadelijk, 248.

W e i r , J. Jenner, over den nachtegaal en den zwartkop, 440;


over [487]de betrekkelijke seksueele rijpheid van mannelijke vogels, 441;
over vrouwelijke duiven die een ziekelijken gezel verlaten, 442;
over drie spreeuwen die in het zelfde nest leven, 448;
over de verhouding der seksen bij Machetes pugnax en andere vogels, 484;
over de kleur van Triphaena, 583;
over het wegwerpen van sommige rupsen door vogels, 601;
over seksueele verschillen in den bek van den distelvink, II 38;
over het fluiten van een goudvink, 50;
over zangvogels, II 50;
over de strijdlustigheid van vogels met rijk gevederte, II 90;
over de vrijage der vogels, II 91;
over het vinden van nieuwe gezellen door Falco peregrinus en torenvalken, II
100;
over den goudvink en den spreeuw, II 101;
over spreeuwen en papegaaien, 102;
over de oorzaak van het ongepaard blijven der vogels, II 104;
over de aandacht der vogels voor kleuren, II 106;
over bastaardvogels, II 109;
over het kiezen van een groenling door een kanarie, II 111;
over een geval van ijverzucht bij vrouwelijke goudvinken, II 116;
over de volwassenheid van den goudlakenschen fazant, II 201.

W e i r , Harrison, over de getalsverhouding der seksen bij varkens en konijnen,


482;
over de seksen van jonge duiven, 483;
over het gezang der jonge vogels, II 50;
over duiven, II 104;
over den afkeer der blauwe duiven van anders gekleurde verscheidenheden, II
113;
over het verlaten der vrouwelijke duiven van hun gezellen, II 114.

W e i s b a c h , Dr., meting der menschen van verschillende rassen, 331;


de variabiliteit bij mannen grooter dan bij vrouwen, 453;
over de betrekkelijke verhoudingen van het lichaam der seksen van
verschillende menschenrassen, II 316.

W e l c k e r , de heer, over Brachycephalie en Dolichocephalie, 88;


over seksueele verschillen in den schedel van den mensch, II 313.
W e l l u s t , het instinkt van —, 197.

W e l l s , Dr., over het vrijblijven der gekleurde rassen van de werking van
sommige vergiften, 363.

W e l w i l l e n d e gevoelens, door vogels getoond, II 105.

W e n k b r a u w b o g e n bij den mensch, II 312, 314.

W e n k b r a u w e n , in de hoogte brengen der —, 19;


ontwikkeling van lange haren in de —, 26;
uittrekken der — in deelen van Zuid-Amerika en Afrika, II 333;
uittrekken der — door de Indianen van Paraguay, II 340.

W e r e l d , Nieuwe, apen der —, zie Platyrrhinae.

W e r k t u i g e n , door apen gebruikt, 130;


het fatsoeneeren van — alleen den mensch eigen, 131.

W e r k t u i g e n , vuursteenen —, 259;
gebruik door apen, 130;
uitvinding van —, 79.

W e s p e n d i e f , Indischen gekuifden, afwijking van de kuif bij den —, II 121.

W e s t f a l e n , grootere verhouding der vrouwelijke onwettige kinderen in —, 478.

W e s t r i n g , over het gesjirp van Reduvius personatus, 539;


over de sjirporganen van Coleoptera, 567;
over geluiden van Cychrus, 567;
over het gesjirp van de mannetjes van Theridion, 527;
over het gesjirp van kevers, 565;
over het gesjirp van Omaloplia brunnea, 566.

W e s t r o p , H. M., over de algemeenheid van sommige vormen van versiering,


345;
over de geestvermogens van een beer, 125.
W e s t w o o d , J. O., over de klassificatie van de Hymenoptera, 267;
over de Culicidae en Tabanidae, 435;
over een vliesvleugelig parasitisch insekt waarvan het mannetje de geboortecel
nooit verlaat, 451;
over de verhouding der geslachten bij Lucanus cervus en Siagonium, 493;
over het gemis [488]van ocelli bij de Mutillen, 531;
over de kaken van Ammophila, 532;
over de copulatie van insekten van verschillende soorten, 532;
over het mannetje van Crabro cribrarius, 533;
over de strijdlustigheid van mannelijke Tipulae, 438;
over het gesjirp van Pirates stridulus, 539;
over de Cicaden, 540;
over de sjirporganen van de krekels, 542;
over Pneumora, 546;
over Ephippiger vitium, 544, 546;
over de strijdlustigheid der Mantis-soorten, 548;
over Platyblemnus, 549;
over verschil in de seksen van Agrionidae, 549;
over de strijdlustigheid der mannetjes van een soort van Bladwesp, 551;
over de strijdlustigheid van het mannelijke vliegende hert, 563;
over Bledius taurus en Siagonium, 561;
over Bladsprietige Kevers, 561;
over de kleur van Lithosia, 584.

W e t t i g e , verhouding der seksen bij — en onwettige kinderen, 477.

W e v e r v o g e l , II 52.

W e v e r v o g e l s , ratelend geluid der — met de vleugels, II 58;


bijeenkomsten van —, II 97.

W h a t e l y , Aartsbisschop, de spraak niet den mensch alleen eigen, 134;


over de eerste beschaving van den mensch, 257.

W h e w e l l , Prof., over moederlijke liefde, 117.

W h i t e , Gilbert, over de verhouding der seksen bij den patrijs, 464;


over den huiskrekel, 541;
over het doel van het gezang der vogels, II 50;
over het vinden van nieuwe gezellen door kerkuilen, II 101;
over vluchten mannelijke patrijzen in de lente, II 102.

You might also like