Schrijven (in de krant)

1. U krijgt een wijkkrant. Iedereen in de buurt mag in die krant schrijven. U schrijft
over de afval op straat. Schrij minimal drie zinnen. Schrijf in de hele zinnen.

Antwoord op de vragen:

Wat is de situatie met het ophalen van de afval in uw straat?

Hoeveel keer per maand halen ze de afval op?

Bent u tevreden met de procedure van het afval ophalen?

2. U krijgt een wijkkrant. Iedereen in de buurt mag in die krant schrijven. U schrijft
over de hondenpoep op straat. Schrij minimal drie zinnen. Schrijf in de hele
zinnen.

Antwoord op de vragen:

Wat is het probleem met de hondenpoep?

Hebt u de buren die hun huisdieren op straat laten wandelen?

Welke oplossing kunt u hebben om het probleem van de hondenpoep te

regelen?

3. U krijgt een wijkkrant. Iedereen in de buurt mag in die krant schrijven. U

schrijft over het bouwen van het benzinestation op straat. Schrijf minimaal drie
zinnen. Schrijf in de hele zinnen.

Antwoord op de vragen:

Bent u het eens met het bouwen van het benzinestation?

Is het goed voor het milieu in uw buurt?

Wat gaat er veranderen in uw leven als dit station wordt gebouwd?

4. U krijgt een wijkkrant. Iedereen in de buurt mag in die krant schrijven. U

schrijft over het Sinterklaasfeest op straat. Schrijf minimaal drie zinnen. Schrijf in
de hele zinnen.

Antwoord op de vragen:
Op welke dag viert u Sinterklaas?

Welke activiteiten gaat uw op het feestje doen?

Wie speelt een rol Sinterklaas in uw buurt?

5. U krijgt een wijkkrant. Iedereen in de buurt mag in die krant schrijven. U schrijft
over de fietsen op straat. Schrij minimal drie zinnen. Schrijf in de hele zinnen.

Antwoord op de vragen: het beeld

6. U krijgt een wijkkrant. Iedereen in de buurt mag in die krant schrijven. U schrijft
over de diefstal in uw straat. Schrij minimal drie zinnen. Schrijf in de hele zinnen.

Antwoord op de vragen:

Wat was er gestolen in uw buurt?

Hoe vaak was er iets gestolen?

Hoe kunt u dit voorkomen?

7. U krijgt een wijkkrant. Iedereen in de buurt mag in die krant schrijven. U

schrijft over de huisdieren op straat. Schrij minimal drie zinnen. Schrijf in de hele
zinnen.

Antwoord op de vragen:

Lopen de huisdieren van uw buren in uw tuin?

Zijn er veel huisdiren in uw buurt?

Hebt u een huisdier, en wie zorgt voor uw huisdier?