Professional Documents
Culture Documents
Dơnload Schooling Readers Reading Common Schools in Nineteenth Century American Fiction 1st Edition Allison Speicher Full Chapter
Dơnload Schooling Readers Reading Common Schools in Nineteenth Century American Fiction 1st Edition Allison Speicher Full Chapter
Dơnload Schooling Readers Reading Common Schools in Nineteenth Century American Fiction 1st Edition Allison Speicher Full Chapter
https://ebookmeta.com/product/the-edinburgh-history-of-reading-
common-readers-jonathan-rose/
https://ebookmeta.com/product/sensational-deviance-disability-in-
nineteenth-century-sensation-fiction-1st-edition-heidi-logan/
https://ebookmeta.com/product/extinct-medical-schools-of-
nineteenth-century-philadelphia-harold-j-abrahams/
https://ebookmeta.com/product/energy-ecocriticism-and-nineteenth-
century-fiction-novel-ecologies-1st-edition-barri-j-gold/
Darwin s Plots Evolutionary Narrative in Darwin George
Eliot and Nineteenth Century Fiction 3rd Edition
Gillian Beer
https://ebookmeta.com/product/darwin-s-plots-evolutionary-
narrative-in-darwin-george-eliot-and-nineteenth-century-
fiction-3rd-edition-gillian-beer/
https://ebookmeta.com/product/an-american-biblical-orientalism-
the-construction-of-jews-christians-and-muslims-in-nineteenth-
century-american-evangelical-piety-1st-edition-grafton/
https://ebookmeta.com/product/the-soul-of-pleasure-sentiment-and-
sensation-in-nineteenth-century-american-mass-entertainment-1st-
edition-david-monod/
https://ebookmeta.com/product/civic-wars-democracy-and-public-
life-in-the-american-city-during-the-nineteenth-century-mary-p-
ryan/
Bij dit gezegde keek Dirk den spreker vorschend in het stroeve
gelaat, en vraagde, zonderling beklemd: „Is er zoo’n haast bij?”
Nadenkend keek hij de twee jonge menschen aan, die daar zoo
vroolijk voor hem zaten, en een vochtige schemering ging over zijne
oogen heen. In het volgende oogenblik echter schenen die oogen
weer zoo hard als de harde kogel [192]in den loop van zijn geweer, en
hij zeide: „Dirk! Ik roep u op tot den strijd voor vrijheid en recht!”
Maar als een bliksemstraal uit den zonnigen hemel, zoo trof dit
bericht den jongen Boer. Hij had zich nauwelijks nedergezet aan zijn
eigen haard, hij had nauwelijks den zoeten geur des vredes
ingeademd, en midden in die liefelijke, zoo vurig begeerde rust
kwam plotseling het stormgelui der oorlogsklok!
Er lag een snijdende bitterheid in den toon, waarop hij dit zeide.
„En waarom zullen wij dan vechten voor een verloren zaak?”
vraagde de jonge Boer verwonderd.
„Het heeft zijn nut, er het geweer voor te laden, en ’t kan zijn nut
hebben, er voor te—sterven.
„’t Zal een protest zijn tegen het schandelijk onrecht, dat ons wordt
aangedaan.”
Zijn stem beefde, toen hij dit zeide; ze beefde van ingehouden toorn.
„Zie,” zeide hij, „het bloed der Boeren heeft nog meer kracht dan een
kogel, en dat bloed zal tot God roepen om wraak over onze vijanden,
die ons wreed verdrukken.”
„Ja,” antwoordde zij, „dat is hard. Het zou met ons huwelijk slecht
staan, als ik mijn man gaarne zag scheiden. Maar,” liet zij er op
volgen, terwijl haar heldere blik vast op den leeuwenjager rustte,
„Barend Jansen zou zich over zijn dochter schamen, als zij tot haar
man zeide: „Blijf!””
„Barend Jansen zal zich nooit over zijn dochter te schamen hebben,”
antwoordde de leeuwenjager met een warmen toon in zijn stem.
„Toen ik haar met den bijl in de hand den ingang van het lager tegen
de woedende Zoeloe’s heb zien verdedigen, heb ik respect voor
haar gekregen.”
De volgende dag is een drukke dag. Dirk bestelt zijn huis en regelt
alles. Zijn vrouw zal zoo goed het gaat zijn plaats vervullen, en op de
raad en de hulp van haren schoonvader kan zij rekenen. De meest
vertrouwde kafferknecht wordt binnengeroepen, en hij zal een extra
belooning ontvangen, als hij een oog in ’t zeil houdt.
Inmiddels bakt Anna beschuit, droogt zij vleesch, vult zij het leeren
zakje met gemalen koffie, en zorgt ze voor tabak. Dit is de proviand
voor haar man op reis. Soms verduistert haar helder oog, terwijl ze
dit alles en nog zoo [194]veel meer gereed maakt, maar zij houdt zich
taai, want zij weet, dat zij is de vrouw van een Afrikaanschen Boer.
Hij begeeft zich naar den stal, naar Hannibal. Hij strijkt het edele dier
het kophaar uit de oogen en klopt het op den slanken hals.
Inmiddels heeft Anna het ontbijt gereed gemaakt, en samen gaan zij
aan de eenvoudige tafel zitten. Ach, het is een droevig ontbijt; Dirk
kan het brood niet door de keel krijgen.
Zij staren elkander in de oogen, lang en innig, die man en die vrouw.
Zij lezen in elkanders oogen, en ach, daar is niets in geschreven dan
droefheid en liefde. Zij neemt zijn hoofd tusschen hare handen, kust
hem de tranen uit de oogen en zegt: „De Heere beware uwen
uitgang en uwen ingang!”
De oudste kaffer leidt het paard voor de huisdeur. Het ruikt de
frissche morgenlucht, en hinnikt vroolijk zijn jongen baas tegemoet.
Daar blikt hij nog eenmaal om, heft zich in den stijgbeugel op, en
zwaait tot een laatst vaarwel driemaal met het geweer boven zijn
hoofd, zoodat de blanke loop schittert in de eerste stralen der
morgenzon.
Maar den jongen Boer wordt het nu ruimer om het hart. Hij is nu op
het oorlogspad, en hij zal strijden voor vrijheid en recht!
Hij jaagt al sneller en sneller—het zuiden in.… naar Natal.… tot voor
de mond van het Engelsche kanon.…
[Inhoud]
HOOFDSTUK XXX.
Anna voelde zich thans zeer eenzaam. Nu eerst voelde zij de sterkte
van den band, die haar aan Dirk Kloppers bond.
Hoe menigmaal ging zij tegen het vallen van den avond op den
hoogsten heuvel in den omtrek, om te zien, of haar man nog niet
terugkwam! Zij wist, dat het dwaasheid was, zulks te doen, doch zij
had een weemoedig genot in die dwaasheid.
Ach, zij had hem lief—er is immers ook geen inniger, hechter,
teederder band te denken dan tusschen man en vrouw! Elken
morgen en elken avond smeekte zij op neergebogen knieën voor dat
zoo dierbaar leven, dat thans door de bommen der Engelsche
kanonnen werd bedreigd. Met haar gebeden wilde zij haar man
dekken als met een schild, en hare liefde wilde zich om hem heen
legeren als een slagorde met banieren!
De tijd brak aan, dat zij een dochterke in haar armen hield. Het was
een allerliefst, mollig wichtje; het had de blauwe, schitterende oogen
van haren vader. Zij noemde het Mieke, naar zijn zuster, die in het
gevecht tegen de Zoeloe’s was bezweken, en soms ging er een
groote, heerlijke blijdschap door haar ziel, als zij dacht aan het
oogenblik, dat Dirk behouden terug zou komen, en dit lieve kindeke
aan zijn hart zou drukken.
Heden morgen had hij het vreeselijk bericht gehoord van een hem
bekend, rondreizend man, die pas uit Natal was gekomen. Die man
had het van een Boer, die zelf het gevecht tegen de Engelschen had
medegemaakt.
Dirk was met andere Boeren reeds tot de batterij der Engelschen
doorgedrongen; hij had de hand reeds gelegd op den zwaren,
ijzeren loop van het kanon, toen hij door den sabelhouw van een
Engelsch officier doodelijk werd getroffen.
Als een held was hij gevallen—voor vrijheid en recht!
Anna was, toen zij haren schoonvader zag aankomen, door bange
voorgevoelens gekweld, hem tegemoet gegaan.
Geen kreet, zelfs geen zucht kwam over hare lippen, toen Gert
Kloppers haar voorzichtig het treurige nieuws mededeelde. Slechts
beefden hare lippen, en de laatste bloeddrup week uit haar gelaat.
Zij greep den stam van een jongen appelboom, die verleden jaar
door Dirk was gepoot, om niet om te vallen.
Als in een droom liep zij, dagen lang. Maar eindelijk kwam zij tot de
werkelijkheid terug, en de diepe wateren der smart gingen over hare
ziel. Doch in de diepe wateren liggen de kostbare parels, en de
kostbaarste parel werd Anna’s deel.
Zij leerde zich zelve kennen, en zij leerde de roede kussen, die haar
sloeg. Van wege hare vele tranen kon zij [197]den Heiland niet zien,
maar zij voèlde de hand van den liefderijken Herder, die het verloren
schaap zocht, en zij hoòrde Zijne stem: „Komt herwaarts tot Mij
allen, die vermoeid en belast zijt, en ik zal u ruste geven!”
„En heden zou Dirk jarig zijn geweest,” zeide Moeder Kloppers een
keer.
„Ja,” zeide Anna, „heden. Verleden jaar hebben wij dien verjaardag
nog samen gevierd; wij waren pas eenige weken getrouwd. Het
verschil is groot tusschen vrouw en weduwe.”
De voorste sloeg met de vlakke hand op den slanken hals van zijn
zwarten hengst, en zeide op vroolijken toon: „Vooruit, Hannibal! Naar
huis!”
Sneller, al sneller joegen zij door Natal, het land der duizend
heuvelen, het noorden in.… naar de Transvaal.… tot voor Anna’s
woning.… [198]
[Inhoud]
HOOFDSTUK XXXI.
De Engelsche wolf was uit zijn legerplaats opgerezen, want hij had
weer honger gekregen. Natal was een te welkome buit.
Wat? Zij zouden Natal afstaan? Het schoone, liefelijke Natal, het
land der duizend heuvelen? Het land, dat zij twéé keeren hadden
gekocht, den eersten keer met aan de bedingen te voldoen, die
koning Dingaan had gesteld, den twééden keer met hun bloed? En
durfde de Engelsche regeering nu nog de woorden:
„rechtvaardigdheid” en „billijkheid” op de lippen te nemen, waar zij
bezig was, met een goed gehuicheld komediespel het schandelijkste
onrecht te begaan?
Aan zoo’n tocht, met een trein van wagens en kanonnen, waren
groote moeilijkheden verbonden, doch majoor Smith kwam alle
zwarigheden te boven, en was in zeven weken tijds tot de Natalbaai
doorgedrongen.
„Laat die domme boeren maar begaan,” zeide hij. „Wij krijgen de
ossen terug, en de Boeren toe.”
In het holle van den nacht brak de majoor met zijn manschappen en
twee kanonnen op, om het Boerenlager bij verrassing te nemen, en
om zóó—met éénen slag—aan de zoogenaamde muiterij een einde
te maken.
Majoor Smith had het wel bij het rechte eind gehad, dat de
verrassing volkomen zou zijn, doch zij was niet aan den kant der
Boeren.
„Maar dan word jij met al je soldaten dood geschoten,” liet Pretorius
zeggen.
Smith lachte, toen hij dit hoorde, maar de mondvoorraad begon toch
allengs te slinken.