Professional Documents
Culture Documents
Kwaliteit en Zakelijke Etiquette
Kwaliteit en Zakelijke Etiquette
Kwaliteit en Zakelijke Etiquette
Respect. Altijd.
Ons doel is simpel, wij willen graag dat u zich in verschillende (zakelijke)
situaties zelfverzekerd en vol vertrouwen staande kunt houden, met respect
voor uzelf en voor anderen. Respect komt op verschillende manieren tot
uiting. Het kan zitten de manier waarop u een vergadering voorbereidt, de
manier waarop u uw gasten ontvangt, de manier waarop u zich kleedt. Of de
toonzetting waarop u uw relaties, maar ook uw personeel aanspreekt.
Omgangsvormen kennen veel facetten, zowel op communicatief als
sociaal vlak.
Kwaliteit
BETEKENIS & DEFINITIE
De kwaliteit van iets is de mate waarin datgene goed is of aan bepaalde
normen voldoet. Een ander woord voor kwaliteit is deugdelijkheid.
Pas dan is er sprake van een kwaliteitsproduct. Sommige instituten geven ook
certificaten uit als een product aan de eisen voldoet. Zo bestaat er het HKZ-
keurmerk, het Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector Keurmerk. Dit
is een kwaliteitskeurmerk voor zorg- en welzijnsinstellingen.
Kwaliteit is een onderscheidend kenmerk of een standaard. In het eerste geval is dit het
geheel van eigenschappen van een object, in het tweede specifiekere is het een positief
onderscheidend kenmerk, zoals in kwaliteitskrant, waterkwaliteit en sociale kwaliteit. Het woord
is ontleend aan het Latijnse qualitas.
Hebt u het product of de dienst al gekocht? Dan hebt u niets aan het keurmerk. U dacht dan
onterecht dat het product of dienst een keurmerk had. Dit is misleidend. U kunt de koop dan
ongedaan maken en uw geld terugvragen:
Een echt keurmerk heeft altijd een eigenaar. Dit is de persoon of organisatie achter het
keurmerk. Vindt u geen keurmerkeigenaar? Of belooft het keurmerk helemaal niets? Dan is het
een nepkeurmerk. U kunt een nepkeurmerk bij ons melden:
Accreditatie
Het bedrijf dat een keurmerk controleert, kan 'geaccrediteerd' zijn door de Raad van
Accreditatie (RvA). Dit betekent dat deze controleur is goedgekeurd door de overheid. U weet
dan zeker dat de controleur onafhankelijk en deskundig is. U kunt op de website van het
keurmerk opzoeken wie de controles uitvoert. Of vraag dit na bij het keurmerk.
Een keurmerk zonder geaccrediteerde controle is niet per se slechter. De accreditatie kan ook
te duur zijn voor een keurmerkeigenaar.
Accreditatie
BETEKENIS & DEFINITIE
Accreditatie is een garantie dat een product of dienst voldoet aan bepaalde
eisen. Een accreditatie wordt door een onafhankelijke partij uitgegeven.
Het woord accreditatie komt van het Latijnse 'ad credere', wat te geloven betekent.
Het geeft dus aan dat een product of dienst geloofwaardig is. Als iets
geaccrediteerd is, is het niveau en de geloofwaardigheid van datgene dus
vastgelegd. Naast bedrijven kunnen bijvoorbeeld ook journalisten kunnen
geaccrediteerd zijn, dit geeft aan dat hun betrouwbaarheid is nagegaan en dan zij
aan de gestelde eisen voldoen. Een accreditatie is eigenlijk een soort van
certificaat, dat aangeeft dat het product aan alle normen en wettelijke eisen
voldoet.
Misschien kent u het begrip 'keurmerk' en kunt u zelfs uit uw hoofd een aantal
keurmerken benoemen. De termen certificaat en keurmerk worden vaak door elkaar
gebruikt. Toch is er een verschil. Een certificaat is een schriftelijk bewijs (dus een
document) waarin de kwaliteit van een product of dienst wordt beschreven. Aan
dit certificaat kan een keurmerk gekoppeld zijn. Een keurmerk is het recht om een
bepaald logo te mogen voeren (soms tegen betaling). Bij producten staat het
logo van een keurmerk vaak afgedrukt op het etiket.
Onze klanten
Onze klanten zijn conformiteitverklarende organisaties:
• laboratoria
• inspectie-instellingen
• certificatie-instellingen
• verificatie-instellingen
In de lijst met geaccrediteerde organisaties vindt u een overzicht van al onze klanten.
Werkterrein
Bij de beoordeling van conformiteitbeoordelende organisaties onderscheiden we
verschillende disciplines:
• kalibratie
• Laboratoriumactiviteiten zoals testen, medische diagnostiek, ringonderzoek, productie van
referentiematerialen
• inspectie
• certificatie (product, managementsysteem, persoon)
• verificatie
De manier waarop een conformiteitbeoordeling wordt uitgevoerd verschilt dus flink. Het
kan bijvoorbeeld gaan om het testen van een monster in een laboratorium, het doormeten
van kritieke onderdelen van een complexe installatie, het doorlichten van een organisatie en
haar productieprocessen of het examineren van een persoon. Bovendien zijn de
onderwerpen heel divers. Accreditatie reikt van DNA-onderzoek tot websites, van
scharreleieren tot loopbaanadviseurs, van liften tot asbestcontroles enzovoort. En ons
werkterrein breidt zich voortdurend uit.
Wat is accreditatie?
Accrediteren betekent letterlijk: vertrouwen geven. We willen er
blindelings op kunnen vertrouwen dat de kwaliteit van producten en
diensten in orde is. Dat bloeduitslagen correct zijn, dat vlees niet te veel
bacteriën bevat, dat roltrappen veilig zijn, dat elektrotechnici deskundig
handelen … Dat kan alleen als certificaten en rapporten waarmaken wat
ze beloven.
Keten van vertrouwen
Het werk van de RvA is erop gericht om dit vertrouwen te ondersteunen. Dat gebeurt via
deskundig, onpartijdig en onafhankelijk toezicht:
• In nationale of internationale normen zoals onder meer ISO, IEC, NEN, ASME en OIML;
• In wet- en regelgeving, zoals de Europese richtlijnen voor productveiligheid, nationale
warenwetbesluiten voor inspectie in de gebruiksfase van machines, liften en
drukapparatuur, de
regeling bodemkwaliteit etc.;
• In conformiteitsbeoordelingsschema’s waarin de eisen aan het object van
conformiteitsbeoordeling zijn vastgelegd, evenals de eisen aan de
conformiteitsbeoordelende
instantie en de wijze waarop zij de activiteiten uitvoert (het: ‘wat, hoe en wie van de
conformiteitsbeoordeling’). Een schema kan zijn opgesteld door een
conformiteitbeoordelende
instantie (CBI) zelf , of door een externe schemabeheerder. Een externe schemabeheerder
voert
zelf geen conformiteitsbeoordeling uit, zij brengt belanghebbende partijen bij elkaar voor
bij het
opstellen en onderhouden van de inhoud van het schema. Dergelijke schema’s zijn vooral
bedoeld
om op een geharmoniseerde wijze te voldoen aan de behoeften van de Nederlandse
samenleving e
en soms ook daarbuiten. De versies van schema’s van een externe schemabeheerder die een
positieve evaluatie door de RvA hebben ondergaan, zijn opgenomen in de lijst met
schema’s
waarvoor de RvA accreditatie kan verlenen (BR010-lijst);
Accreditatie zorgt ervoor dat ons vertrouwen in producten en diensten gerechtvaardigd is.
Dat is buitengewoon belangrijk, zeker als het gaat om producten en diensten die een risico
vormen op het gebied van veiligheid, volksgezondheid en milieu. Zoals drukvaten,
pleziervaartuigen, asbestlocaties, bodemmonsters en bouwproducten. Niet voor niets is op
een aantal van deze gebieden wettelijk geregeld dat deze controles van producten en
diensten door geaccrediteerde organisaties worden uitgevoerd. Maar ook op andere
terreinen kiezen organisaties er steeds vaker voor om hun controlewerkzaamheden onder
accreditatie te verrichten. Bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid en
arbeidsomstandigheden. Daarmee neemt de reikwijdte van ons werk voortdurend toe. De
werkgebieden waarbinnen de RvA accreditatie kan verlenen, zijn vastgelegd in RvA-
BR010 ‘Beleidsregel werkterreinen RvA’.
Hieronder zullen we op termijn de merken tonen die onder accreditatie worden gebruikt. De
merken zullen worden onderverdeeld in vier categorieën, productcertificatie,
managementsysteemcertificatie, persoonscertificatie en inspectie.
Hebt u een merk dat in aanmerking komt voor deze pagina? Stuur ons dan een bericht met
het merk en een link naar de webpagina waarop de betekenis van het merk wordt verklaard.
Beeldmerken van externe schemabeheerders
Ook willen wij een overzicht gaan bieden van beeldmerken van externe schemabeheerders
die onder RvA accreditatie worden uitgegeven. Externe schemabeheerders voeren zelf geen
conformiteitsbeoordelingen uit. Deze beoordelingen worden uitgevoerd door één of
meerdere conformiteitsbeoordelende instanties (CBI) die een overeenkomst hebben
afgesloten met de externe schemabeheerder voor het gebruik van het betreffende schema.
De externe schemabeheerder stelt daarbij als voorwaarde voor het gebruik van het schema
dat de CBI geaccrediteerd moet zijn voor het betreffende schema. Hieronder vindt u een
aantal voorbeelden:
Een kwaliteitsaudit is een audit die vaak gericht is op het kwaliteitsmanagementsysteem van een
organisatie.
Achter de woorden van deze ene zin gaat een wereld schuil.
DEFINITIES:
Kwaliteit
De kwaliteit van iets is de mate waarin datgene goed is of aan bepaalde normen
voldoet. Een ander woord voor kwaliteit is deugdelijkheid.
Certificatie
Accreditatie
Accreditatie is een garantie dat een product of dienst voldoet aan bepaalde eisen. Een
accreditatie wordt door een onafhankelijke partij uitgegeven.
Keurmerk
Een keurmerk is het recht om een bepaald logo te mogen voeren (soms tegen
betaling). Bij producten staat het logo van een keurmerk vaak afgedrukt op het etiket.
Certificaat
Een certificaat is een schriftelijk bewijs (dus een document) waarin de kwaliteit van
een product of dienst wordt beschreven. Aan dit certificaat kan een keurmerk
gekoppeld zijn.
Kwaliteitsaudit
Kwaliteitseisen zorginstellingen
Alle zorginstellingen moeten zorg leveren die voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen. Ze
moeten bijvoorbeeld het zorgplan met cliënten bespreken, medezeggenschap regelen en
een klachtenregeling hebben. Dit staat in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet
langdurige zorg (Wlz).
WTZi toelating
Zorginstellingen hebben een toelating nodig. Dit staat in de Wet toelating zorginstellingen
(WTZi). Met een WTZi-toelating mogen zij zorg aanbieden die wordt vergoed via de
zorgverzekering of Wlz.
Bij de aanvraag voor de WTZi-toelating wordt getoetst of de instelling aan bepaalde eisen
voldoet. Een van de belangrijkste eisen is de bereikbaarheid van spoedzorg. Ook
transparantie is belangrijk. Hoe zit het bestuur in elkaar en hoe wordt de instelling
dagelijks geleid? De eisen staan in het Uitvoeringsbesluit WTZi en de Beleidsregels WTZi.
Kwaliteitskeurmerk zorginstelling
Een zorginstelling kan een keurmerk voor kwaliteit hebben. Zo’n keurmerk geeft aan wat
kwaliteit inhoudt en hoe de kwaliteit wordt gemeten. Er zijn verschillende
kwaliteitskeurmerken voor zorginstellingen.
• Kwaliteitseisen zorginstellingen.
Om de kwaliteit van de zorg te verbeteren, controleren de IGJ en NZa ook gezamenlijk. Zij
kijken beiden vanuit een andere invalshoek naar het bestuur van zorginstellingen. Beiden
hebben zij de ervaring dat goede zorg en een goed bestuur van de zorginstelling samen
gaan. Om beter toezicht te kunnen houden, willen de IGJ en NZa ook vaker informatie
uitwisselen. Waarop zij letten bij het toezicht houden, staat in het kader ‘Toezicht op goed
bestuur’. Dit is een uitwerking van het beleidskader ‘Goede zorg vraagt om goed bestuur’.
Zorgbestuurders en anderen (bijvoorbeeld raden van toezicht of cliëntenraden) kunnen
met het kader ook zien wat er van hen wordt verwacht.
Concurrentie in de zorg
De ACM ziet erop toe dat bedrijven de concurrentie niet beperken. Bedrijven overtreden
de Mededingingswet door kartelafspraken te maken of hun economische machtspositie te
misbruiken. Het is ook niet toegestaan om zonder toestemming van de ACM te fuseren of
een ander bedrijf over te nemen.
Inspectiegegevens openbaar
De IGJ zal tot 2021 stapsgewijs steeds meer inspectiegegevens van ziekenhuizen en
zorginstellingen openbaar maken. Zo kunnen mensen beter zien welke instellingen niet
aan de eisen van de wet voldoen.
Jaarlijks brengt de Inspectie van het Onderwijs de Staat van het Onderwijs uit. We
brengen dan feiten en cijfers bijeen, tonen meerjarige ontwikkelingen en resultaten en
signaleren verbanden en oorzaken.
Kwaliteit basisonderwijs
Goed basisonderwijs begint met goede leerkrachten. Daarom stimuleert
de Rijksoverheid de kwaliteit van leraren en schoolleiders. Bijvoorbeeld
met geld voor scholing en professionalisering.
Stimuleren kwaliteit
Voor goed onderwijs is het nodig dat leraren en schoolleiders hun
kennis op peil houden. De Rijksoverheid draagt daar op verschillende
manieren aan bij. Bijvoorbeeld met:
Alle scholen in het primair onderwijs moeten ten minste 1 keer per 4
jaar een schoolplan maken. Daarin staat hoe zij willen werken aan de
onderwijskwaliteit op hun basisschool. De medezeggenschapsraad van
de school moet akkoord gaan met het schoolplan. Alle schoolbesturen
moeten het schoolplan van hun basisscholen inleveren bij de inspectie.
Scholen bepalen zelf de opzet van hun schoolplan. Het ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de inspectie hebben
een handreiking voor scholen over het schoolplan gemaakt. Hierin lezen
scholen waar ze op moeten letten bij het schrijven van hun schoolplan.
Eens in de 4 jaar worden de kaders in hun geheel herzien. Dit is voor het
laatst gebeurd op 1 augustus 2021. Lees hierover meer op de
pagina Onderzoekskader 2021: wat is er veranderd.
Onderzoekskaders voor het toezicht op niet-bekostigd onderwijs in po en vo (B3-scholen)
• verbetering of verandering van opleidingen zodat die beter aansluiten bij de behoefte van
het bedrijfsleven;
• professionalisering van de onderwijsteams;
• ontwikkeling van onderwijsaanbod voor leven lang ontwikkelen.
Daarbij werken de mbo’s samen met belangrijke partijen, zoals bedrijven, gemeenten en
andere scholen. Hierdoor komt er meer ruimte voor regionale initiatieven in het mbo.
• Elke mbo-instelling maakt zelf afspraken met de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW). Deze afspraken worden vastgelegd in de kwaliteitsagenda van de
mbo-instelling.
• De kwaliteitsagenda is gebaseerd op het meerjarig strategisch plan van de mbo-instelling.
De agenda moet ambitieuze en duidelijke doelen bevatten die de instelling binnen 4 jaar
kan halen. De instellingen ontvangen 75% van het budget om te investeren als de
kwaliteitsagenda is goedgekeurd. 25% van het budget is afhankelijk van het resultaat. De
scholen ontvangen het geld als zij de doelen voldoende hebben behaald. Een
onafhankelijke commissie beoordeelt dit.
• 2/3 van het investeringsbudget mogen de instellingen inzetten voor zelf gekozen doelen.
1/3 van het investeringsbudget moeten zij besteden aan 3 thema’s (speerpunten):
o jongeren in een kwetsbare positie;
o gelijke kansen in het onderwijs;
o onderwijs dat voorbereidt op de arbeidsmarkt van de toekomst.
1. Openheid en integriteit Het bestuur is open en integer, zowel binnen de eigen organisatie als
naar andere overheidsorganisaties. Het bestuur geeft duidelijke informatie over procedures en
besluiten.
2. Participatie Het bestuur weet wat er leeft in de samenleving. Het bestuur luistert naar vragen
en ideeën van burgers bij onderwerpen die hen aangaan. Het bestuur legt verantwoording af aan
burgers over wat er met hun ideeën is gedaan.
3. Behoorlijke contacten met burgers Het bestuur zorgt ervoor dat de organisatie altijd te bereiken
is via meerdere kanalen: de telefoon, internet en balie. Het bestuur maakt duidelijk wat de burger
mag verwachten.
4. Doelgerichtheid en doelmatigheid Het bestuur maakt de doelen van de organisatie bekend. Het
bestuur neemt beslissingen die nodig zijn om deze doelen te behalen.
5. Legitimiteit Het bestuur neemt alleen beslissingen en maatregelen waartoe het bevoegd is. Het
bestuur leeft de daarbij geldende wet- en regelgeving na. Het bestuur kan alle beslissingen altijd
rechtvaardigen.
6. Lerend en zelfcorrigerend vermogen Het bestuur leert van fouten en andere ervaringen om de
prestaties te verbeteren. Het bestuur kijkt en leert van de manier van werken bij andere
overheidsorganisaties. Het bestuur laat zich controleren.
7. Verantwoording Het bestuur legt aan de omgeving verantwoording af over het beleid.
Integriteit overheid
Integriteit kan het vertrouwen in de overheid maken of breken. Het is
dus belangrijk dat ambtenaren, bestuurders en
volksvertegenwoordigers integer zijn. Er zijn regels en gedragscodes
ontwikkeld om die integriteit zoveel mogelijk te borgen. Maar minstens
zo belangrijk is dat integriteit een soort grondhouding moet zijn, een
mentaliteit.
De eed of belofte
Ambtenaren, bestuurders en volksvertegenwoordigers moeten zich aan
gedragsregels houden. Een ambtenaar die de eed of belofte aflegt,
zweert of belooft dat hij deze regels nakomt.
Registratie integriteit
Alle gemeenten, provincies en ministeries registreren schendingen van
integriteit. Hiervoor is de ‘Registratie integriteitschendingen openbaar
bestuur en politie’ opgesteld.
HANDLEIDING
Procedurehandboek
Procedurehandboek secretariaat
handleiding of als hulpmiddel bij het inwerken van een nieuwe collega.
Met behulp van het volgende stappenplan kunt u zelf een procedurehandboek
maken.
Stappenplan procedurehandboek
afdeling.
• Naslagwerk/handleiding.
procedurehandboek? Bijvoorbeeld:
Stap 3: Inventariseren
bijvoorbeeld zijn:
• Werkwijzen.
• Belangrijke telefoonnummers.
gebruiken:
1.2
Procedurehandboek
Stap 4: Omschrijving
teiten:
• Tekst.
• Stroomdiagrammen.
”Urgente zaken zijn zelden belangrijk en belangrijke zaken zelden urgent”, zei
ontstaat dan:
Afb. 1. Prioriteitenmatrix.
In het eerste kwadrant zet u de dingen die zowel belangrijk als dringend zijn.
In het tweede kwadrant zet u dingen die wel belangrijk maar niet dringend zijn.
In het derde kwadrant zet u de dingen die onbelangrijk maar wel dringend zijn.
In het vierde kwadrant zet u de dingen die onbelangrijk en niet dringend zijn.
Stap 5: Vormgeving
Bijvoorbeeld:
• Een voorblad.
• Versie-informatie.
• Een inhoudsopgave.
• De inhoud.
Belangrijk 1 2
Onbelangrijk 3 4
Procedurehandboek
1.3
PROCEDUREHANDBOEK - 22019.FM
Versie-informatie Op het voorblad of op een aparte pagina (na het voorblad) neemt u de versie-
• Hoofdstuktitels.
• Paginanummering.
Overzicht wijzigingen
Kwaliteit verwijst naar de mate waarin iets voldoet aan vastgestelde normen,
specificaties, eisen of verwachtingen, ongeacht of het een product, dienst, proces of
prestatie betreft. Het geeft aan hoe goed iets in staat is om te voldoen aan de
behoeften en verwachtingen van de gebruiker of klant.
Omgangsvormen in organisaties
Parate-kennisvragen
1 Wat wordt verstaan onder de missie van een
organisatie? Ze geeft
aan waarvoor de mensen uit de organisatie staan, wat
hun identiteit en hun
waarden zijn.
2 Wat wordt verstaan onder de visie van een
organisatie? is een algemene voorstelling van de
toekomst van een organisatie. Ze
geeft aan waar de mensen uit de organisatie voor
gaan, wat hun toekomst-
droom is.
6 Wat is communicatie? is
een samenvatting van richtlijnen en gedragingen
binnen de organisatie
7 Wat is etiquette? Etiquette is het geheel(conjunto)
van cultuurgebonden beleefdheidsregels (reglas de
cortesía) en omgangs-vormen. De kern van etiquette
is eigenlijk rekening houden met de gevoelens van
anderen en met de gebruiken in een samenleving, in
alle situaties waarin mensen met elkaar omgaan
8 Wat is een faux pas?
Het overtreden van een etiquetteregel (Romper una
regla de etiqueta) wordt een ”faux pas” genoemd. De
term is afkomstig uit het Frans en betekent letterlijk
”misstap”. Een duidelijk voorbeeld van een faux pas is
zonder af te zeggen of geldige reden niet op een
afspraak verschijnen.
9 Geef een aantal voorbeelden van interne contacten.
• de directie
• leidinggevende(n)
• directe collega’s
• functionele collega’s
10. Wat wordt verstaan onder collegialiteit? Relacion
entre colegas. Collegialiteit is de relatie tussen
collega’s. Collegialiteit wil zeggen dat u uw
collega’s helpt en ondersteunt daar waar dat nodig is.
q Geef een aantal voorbeelden van externe
belanghebbenden van een organisatie.
klanten
• leveranciers
• banken
• vakbonden
• aandeelhouders
• concurrenten
• overheden (belastingdienst, gemeente, provincie et
cetera)
• milieuorganisaties
• omwonenden
Parate-kennisvragen
1 Welke vier leesdoelen kent u?
• Amuseren.
• Informeren.
• Beïnvloeden: activeren of overtuigen.
• Instrueren
2 Welke zes leesstrategieën kent u?
• Scannend lezen Een detail uit de tekst halen
Oriënterend lezen Weten waar de tekst over gaat
• Globaal lezen Weten wat er in de tekst staat
zonder de tekst
helemaal te lezen
• Intensief lezen Precies weten wat er in de tekst
staat
• Studerend lezen Precies weten wat er in de tekst
staat om de
belangrijkste punten te onthouden
• Kritisch lezen De kwaliteit van een tekst
beoordelen
3 Welke vier schrijfdoelen kent u?
1. Informeren • informatie verstrekken
• instrueren
2. Activeren • aansporen om iets te doen
• aansporen om iets te laten
3. Overtuigen • overhalen tot een standpunt
4. Emotioneren • op zijn gevoel spelen
5. Amuseren • vermaken
4 Wat houdt het CCC-model in? is een goed
hulpmiddel om uw tekst nog eens grondig tegen het
licht te houden
Etiquette
Hoofdstuk 1
Omgangsvormen in organisaties
Omgangsvormen
vormen zijn dus geen strikte regels. Per afzonderlijke situatie moet u een
inschatting maken van de juiste omgangsvormen. Dit geldt zowel privé als
zakelijk.
vormen:
• De missie.
• De visie.
• De organisatiecultuur.
• De organisatie ethiek.
• Gedragscode.
Missie 1 De missie is datgene wat de organisatie ”naar buiten” wil uitdragen. Ze geeft
aan waarvoor de mensen uit de organisatie staan, wat hun identiteit en hun
waarden zijn.
Visie 2 De visie is een algemene voorstelling van de toekomst van een organisatie. Ze
geeft aan waar de mensen uit de organisatie voor gaan, wat hun toekomst-
droom is. Omdat een visie over zaken gaat die in een verre toekomst eventueel
Organisatie-ethiek 4 Ethiek houdt zich bezig met wat goed en kwaad is. In het dagelijkse leven
nemen mensen allerlei beslissingen. De vraag naar de goede keuze blijkt soms
Communicatie
Communicatie is de overdracht van informatie tussen mensen, dieren of
ontvanger genoemd.
• mondelinge communicatie
• schriftelijke communicatie
• digitale communicatie
• media
• non-verbale communicatie.
Mondelinge communicatie
Mondelinge communicatie kan in een gesprek van persoon tot persoon of via
overgedragen.
Schriftelijke communicatie
Digitale communicatie
Media
van communicatie.
Non-verbale communicatie
Etiquette
• kennismaken
• begroeten en converseren
• kleding
• hoffelijkheid en behulpzaamheid
Faux pas 8 Het overtreden van een etiquetteregel wordt een ”faux pas” genoemd. De term
voorbeeld van een faux pas is zonder af te zeggen of geldige reden niet op een
afspraak verschijnen.
Vooral bij het bezoek aan een andere cultuur kan men snel de fout in gaan. Wat
in de ene cultuur gepast is, kan in de andere cultuur aanstoot aan worden
de ogen aan te kijken. In sommige landen vindt men het echter ongepast
relaties).
Interne contacten
• de directie
• leidinggevende(n)
• directe collega’s
• functionele collega’s.
Directie
Leidinggevende(n)
keling en werkmotivatie.
Directe collega’s
Functionele collega’s
te maken hebt. U hebt dus een functionele relatie met deze collega’s.
de afdeling inkoop.
Collegialiteit
collega’s helpt en ondersteunt daar waar dat nodig is. Collegialiteit betekent
een positieve (werk)sfeer ontstaat. Onder het woord collegialiteit verstaat men
dus het respect dat collega’s voor elkaar opbrengen. Iedere collega doet zijn
best om met de capaciteiten waarover hij beschikt het doel te bereiken waar ook
de andere collega’s (op hun eigen manier en met hun eigen capaciteiten)
naartoe werken.
Externe contacten
• klanten
• leveranciers
• banken
• vakbonden
• aandeelhouders
• concurrenten
• milieuorganisaties
• omwonenden.
In de praktijk
Professionaliteit en beroepshouding
Tijdens uw werk wordt er van u verwacht dat u zich professioneel gedraagt. Dit
collega’s.
Beroepshouding w Een onderdeel van professionaliteit is de manier waarop u zich gedraagt op de
bepaald door een aantal waarden en regels die bij uw beroep passen, aan de
onder andere uit uw gedrag. De basis van een beroepshouding bestaat uit
Dit laatste houdt in dat u een evenwicht vindt tussen uw eigen gevoelens en de
vertegenwoordigt.
Zo past u uw kleding aan aan de eisen van uw beroep. U zorgt er daarbij voor
dat u passende kleding draagt. Verder zorgt u voor een goede persoonlijke
hygiëne, dus schone handen, schone nagels, schone kleding, schone haren et
Een ander onderdeel van uw beroepshouding is dat u zich houdt aan de regels
grenzen.
Kennismaken
De volgende regels gelden niet alleen als u zichzelf aan iemand voorstelt, ook
• neemt een vrouw het initiatief ten opzichte van een man.
Degene die het initiatief neemt, steekt als eerste zijn hand uit en noemt zijn
naam. Wanneer u iemand een hand geeft, is uw lichaam naar deze persoon
Tutoyeren
Tutoyeren is iemand aanspreken met ”je” of ”jij” in plaats van ”u”.
Een zakenrelatie of klant spreekt u altijd aan met ”u”. Ook wanneer iemand bij
het voorstellen zijn voornaam noemt, hoeft dit niet automatisch te betekenen
Luisteren
Luisteren is een essentieel onderdeel van samenwerken. Luisteren lijkt vanzelf-
sprekend, maar luisteren is meer dan alleen horen. Luisteren is het oppikken
iemand de ruimte geeft zijn verhaal te doen en dat u vragen stelt en feedback
geeft.
Actief luisteren Wanneer u actief luistert, gaat u na of u de boodschap van de spreker hebt
begrepen. Het doel van actief luisteren is om wederzijds het contact te verbe-
teren.
Het luisterproces
• horen
• begrijpen
• evalueren
• reageren.
Horen
Horen is het opvangen van geluid met uw oren.
Horen en begrijpen
U vangt dus niet alleen de geluiden op, maar u luistert ook naar het bericht.
conclusies over het bericht en de zender (de spreker). U vormt zich een beeld
Het kan handig zijn het gesprek daarbij in uw eigen woorden samen te vatten.
Daardoor checkt u of u de boodschap goed hebt begrepen. Is dat niet het geval,
Manieren om te luisteren
• oriënterend luisteren
• globaal luisteren
• intensief luisteren.
Oriënterend luisteren
Bij oriënterend luisteren wilt u weten waar het over gaat. U volgt daarbij de
Globaal luisteren
Bij globaal luisteren wilt u weten wat belangrijk is. U let daarbij vooral op de
U hebt het vast weleens meegemaakt: iemand die niet naar u luistert, misschien
zelfs dwars door uw verhaal heen praat. Het is onmogelijk iemand te dwingen
boodschap wilt overbrengen, kan een slechte luisteraar erg lastig zijn.
Omgekeerd is het misschien ook weleens voorgekomen dat u niet goed hebt
geluisterd. Bij het luisteren zijn er een aantal valkuilen waardoor luisteren in
• vooroordelen
• het niet eens zijn met de spreker en daardoor niet meer luisteren
• afleiding.
Hieronder een aantal tips die u kunnen helpen bij het actief luisteren:
• Maak aantekeningen.
• Wees nieuwsgierig.
Spreken
Omgangsvormen en spreken zijn niet van elkaar te scheiden. Door het spreken
kunt u laten zien dat u goede omgangsvormen hebt. Ook bij het spreken hebt
af op het publiek.
Afb. 1. Aanspreekvormen.
Er zijn veel soorten gesprekken, zowel zakelijk als privé. Denk aan een sollici-
gesprek met een vriendin. Wat voor soort gesprek u ook voert, er zijn een
Bij zakelijk spreken dient u zich verder uiteraard ook te houden aan de regels
van de organisatie.
Stem- en taalgebruik
spreken:
• Spreek rustig.
• Las adempauzes in.
• Heldere klanken zijn beter verstaanbaar dan doffe klanken. Zorg bij het
• Spreek accentloos.
• Vermijd stopwoorden.
eigenlijk, eh).
plaats van woorden met een negatieve associatie (klacht, fout, probleem et
cetera).
Veel zakelijke communicatie vindt plaats via de telefoon. Een telefoon is een
reactie.
Inkomende telefoongesprekken
echter eigen regels voor het beantwoorden van de telefoon (een telefoonpro-
tocol).
• Begin pas met spreken als u de hoorn van de telefoon aan uw oor hebt.
uw eigen naam.
• Luister actief.
• Wanneer de gewenste collega niet aanwezig is, bied de beller dan een alter-
• Wanneer u de beller doorverbindt, vertel hem dan met wie u hem gaat
doorverbinden.
• Wanneer een gesprek naar u wordt doorverbonden door een collega, kunt
u de beller niet nog eens doorverbinden naar een andere (derde) collega. U
• Wanneer u de beller in de wacht plaatst, geef daar dan een reden voor en
• Wanneer u tijdens het gesprek afspraken hebt gemaakt, noem dan concrete
• Sluit het gesprek af met een groet en noem daarbij de naam van de beller.
• Wanneer u iemand hebt beloofd terug te bellen, doe dat dan ook.
Zorg dat u altijd een lijst met de belangrijkste telefoonnummers bij de hand
hebt.
Uitgaande telefoongesprekken
Veel van de regels die gelden voor inkomende telefoongesprekken, gelden ook
algemene regels.
• Weet naar wie u moet vragen: juiste naam, juiste functie, juiste telefoon-
nummer.
verstaanbaar bent.
• Wanneer de juiste persoon niet aanwezig is, laat u een duidelijke boodschap
• Bedank voor de moeite, aandacht, het doorgeven van het bericht et cetera.
Hulpmiddelen
Telefoonscript
schematische weergave van het verloop van een gesprek, waarin u uw eigen
beller.
Vooral bij gesprekken met een commercieel doel is het handig om een
telefoonscript te gebruiken.
Vraagstelling
Bijvoorbeeld:
”Als ik het goed begrijp?”
Wachtstand
Vraag of de beller het goed vindt dat u hem of haar in de wacht zet.
”Mijnheer of mevrouw [naam van de klant], dank u wel voor het wachten.”
Samenvatten
Proefafsluiting
Afsluiting
”Dan wens ik u een prettige dag, mijnheer of mevrouw [naam van de klant].
Telefoonalfabet
5 Een telefoonalfabet is een spelalfabet dat wordt gebruikt om, bijvoorbeeld via
In veel organisaties is er bij binnenkomst een receptie of een balie. Een recep-
Bij de ontvangst van een bezoeker komt het vooral aan op (klant)vriende-
zijn.
Omgangsvormen
• Luister goed.
• Luister geduldig.
• Vertel de bezoeker wat u voor hem of haar doet om hem of haar van dienst
te zijn.
• Bied een bezoeker die lang moet wachten koffie of thee aan.
Lezen
Zowel in uw privéleven als in uw werk zult u van alles lezen: van tijdschriften
kennis van iets. Een tekst bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen en
die samen een logisch geheel vormen. Langere teksten bestaan meestal uit
alinea’s. Een alinea is een stukje tekst dat bestaat uit een aantal zinnen over
hetzelfde onderwerp. Met elke nieuwe alinea begint een nieuw onderwerp. U
Leesdoelen 1 U leest een tekst altijd met een bepaald doel voor ogen, dit noemen we het
leesdoel.
Leesdoelen zijn:
• Amuseren.
• Informeren.
• Instrueren.
Afb. 1. Leesdoelen.
Leesstrategie 2 Afhankelijk van het leesdoel kunt u verschillende strategieën gebruiken bij het
lezen van een tekst. Wanneer u het hoofdstuk van deze module leest, leest u dat
op een andere manier dan wanneer u bijvoorbeeld een artikel op het internet
leest of wanneer u een recept in een kookboek leest. U kunt een tekst dus
Leesdoel U wordt:
Amuseren • vermaakt
Informeren • geïnformeerd
Instrueren • geïnstrueerd
Schrijven
Van boodschappenbriefje tot sollicitatiebrief, van een e-mail naar een goede
ontvanger.
Ontvanger De ontvanger is degene die de boodschap ontvangt, en dus leest. Als de nadruk
doelgroep.
Doel Wat wilt u met de communicatie bereiken? Dat is het doel van de communi-
beeld over een gemaakte afspraak. Andere doelen zijn: activeren, overtuigen,
catie:
heeft gevraagd.
alinea’s.
lezer aanspreekt met ”u” en vervolgens op ”jij” overgaat, maakt dat een
rommelige en onprofessionele indruk
mede).
• Formuleer positief.
CCC- model
tekst nog eens grondig tegen het licht te houden. Volgens het CCC-model is
een tekst goed is als hij aan de volgende drie eisen voldoet:
• Corresponderen: een schrijver wil iets zeggen, een lezer wil iets weten. Die
u de lezer eerst met ”u” aanspreekt en later met ”je” is dat niet consistent.
• tekstsoort
• inhoud
• opbouw
• stijl
• presentatie.
Schriftelijke contacten
Er zijn vele vormen van zakelijke schriftelijke communicatie, bijvoorbeeld:
• brief
• verzoek om informatie
• afspraakbevestiging
• uitnodiging
• convocatie.
Brief
Briefopbouw
• inleiding
• kern
• slot.
De eerste alinea van een brief is de inleiding. In de inleiding geeft u een situa-
inleiding nooit met het woord ”ik”, dat maakt namelijk een onbeleefde indruk.
De laatste alinea vormt het slot van de brief. U gebruikt het slot als afronding,
gegevens die nodig zijn. U sluit het verzoek om informatie af met een passende
Afspraakbevestiging
Wanneer u een afspraak hebt gemaakt, is het wel zo netjes dat u deze afspraak
ook bevestigt. Door het versturen van een afspraakbevestiging voorkomt u ook
afspraak
mensen kunt uitnodigen. Bijvoorbeeld een open dag, een vergadering, een
teamuitje. Maar ook een rouwkaart is een vorm van een uitnodiging.
Convocatie
6 Een speciale vorm van een uitnodiging is een convocatie. Dat is een uitno-
Communicatie verplaatst zich steeds meer van papier naar digitaal, bijvoor-
beeld e-mail. Een e-mail komt overeen met een gewone brief. U dient bij het
opstellen van een e-mail dus ook rekening te houden met de algemene regels
voor schriftelijke communicatie die eerder in dit hoofdstuk aan de orde zijn
gekomen.
zogenaamde ”nettiquette”.
internet.
CC
CC is een afkorting van carbon copy. Wanneer u iemand een CC stuurt, krijgt
de ontvanger een kopie van het e-mailbericht (en eventuele bijlagen) en is zijn
BCC is een afkorting van blind carbon copy. Wanneer u iemand een BCC
stuurt, krijgt de ontvanger een kopie van het e-mailbericht (en eventuele
Hierna vindt u een aantal algemene regels die u kunt hanteren bij het schrijven
• Een e-mail komt zoals gezegd overeen met een brief. U moet in een e-mail
verder voor dat de tekst er ook uitziet als een brief. Begin met een inleiding
witregels plaatst.
• Verstuur nooit een e-mail zonder het onderwerp in te vullen. Kies voor een
duidelijk onderwerp. Uit het onderwerp moet direct af te leiden zijn waar
bestaan. Hierdoor blijft het bericht goed leesbaar op het beeldscherm van de
ontvanger.
• Verstuur de e-mail altijd als gewone (platte) tekst, niet als HTML.
ontvanger.
• Wanneer een e-mail naar meer personen verstuurd wordt, vul dan de
Protocol e-mail- en
internetgebruik
geen sprake zijn van structurele controle van het internet- en e-mailgebruik
In grotere organisaties zijn gedragscodes veelal deel van de corporate governance, die het
beheer van de wijze van besturen en de toezicht op organisaties behelst. In het midden- en
kleinbedrijf worden dergelijke voorschriften veelal door brancheorganisaties ontwikkeld. Bij
politiek gevoelige onderwerpen kan er ook vanuit een
centrale overheidsinstantie een commissie in het leven geroepen worden om zo'n code op te
stellen.
De beroepscode gaat veelal gepaard met een bijbehorende beroepsprofiel. Dit profiel bevat
een plaatsbepaling van het beroep, beschrijft taken en competenties en het werkveld van het
betreffende beroepsuitoefening.
Normen en waarden zijn de omgangsvormen en principes volgens welke men publiekelijk en in
sociaal verband handelt. Vaak worden de termen in de politiek en de media als één enkel
containerbegrip aangeduid, of onterecht als synoniemen door elkaar gebruikt. De samenstelling
betreft de waarden – de voorkeur die een groep of samenleving heeft met betrekking tot
doeleinden of gedragspatronen – die worden vertaald in concrete normen met concrete
gedragsregels, én de voorschriften. Daarmee sturen normen mede het sociaal handelen, meer
specifiek het waarderationeel handelen.
Normen
Normen komt van het Latijnse woord norma hetgeen winkelhaak, richtsnoer, maatstaf of regel
kan betekenen. Normen zijn concrete richtlijnen voor het handelen; ze regelen het dagelijks
sociale verkeer. Het zijn algemeen aanvaarde gedragsregels. Normen vormen de verbinding tussen
de algemene waarden (zoals vrijheid, rechtvaardigheid) en concrete gedragingen; het zijn
opvattingen over hoe men zich wel of niet zou moeten gedragen in concrete omstandigheden.
Sommige normen komen in bijna alle samenlevingen voor, zoals "je doodt niet" en "je steelt niet".
Volksgebruiken zijn zwakkere normen, met een geringe dwang en een mindere mate van
bestraffing. Zulke gebruiken sturen het dagelijkse handelen, zoals: welke kledij te dragen voor
welke gelegenheid, wat waar hoe te eten, de duur van het oogcontact. Ze zijn vrij tijdsgevoelig,
onderhevig aan modes. Indien een gebruik wordt overtreden vormt dit geen maatschappelijk
probleem, zolang de dagelijkse interactie daardoor niet grondig wordt verstoord. Afwijking wordt
slechts bestraft door informele middelen zoals ridiculisering of gelach.
Normen kunnen positief zijn (geboden) of negatief (verboden). Ze kunnen daarnaast een
verschillende reikwijdte hebben: ze kunnen gelden voor iedereen in een bepaalde maatschappij,
slechts in bepaalde sociale groepen gangbaar zijn of vrij te kiezen. Verschillen inzake precisie
betekent dat normen niet noodzakelijk exacte gedragsvoorschriften zijn, maar gewoon grenzen
kunnen stellen aan mogelijke gedragingen. Vaak gaat het over ongeschreven regels. Zo bestaat er
geen handleiding die zegt hoe je je in de lift moet gedragen, maar de meeste mensen gedragen
zich toch hetzelfde. Ze kijken vooruit, raken elkaar niet aan, praten of lachen niet, lezen de
nummers van de verdieping. Ook hebben wij geen geschreven regels die aangeven hoe groot de
fysieke afstand (proxemics) moet zijn tussen mensen wanneer zij in gesprek zijn of hoelang je een
gesprekspartner in de ogen kunt kijken zonder dat deze het vervelend vindt. Toch deinzen we
terug als een vreemde binnen onze 'persoonlijke afstand' komt en vermijden we het van andere
mensen te lang te fixeren. Zo zijn er duizenden sociale spelregels die ons gedrag sturen. Hoe meer
overeenstemming er is over een norm, hoe dwingender deze lijkt te zijn.
Normen zijn sterk afhankelijk van iemands religieuze, culturele, sociale en maatschappelijke
achtergrond. Iedere cultuur heeft haar eigen normen en waarden. Wat binnen de ene context als
volstrekt verwerpelijk wordt beschouwd, kan in een andere context betekenisloos zijn of zelfs
positief gewaardeerd worden. Het kan dus voorkomen dat twee verschillende groepen een en
hetzelfde feit totaal tegenovergesteld waarderen. Dit kan leiden tot heftige, emotionele
conflicten.
Waarden
Waarden zijn idealen en motieven die in een samenleving of groep als nastrevenswaardig worden
beschouwd. Waarden zijn opvattingen over wat wenselijk is. Er bestaan twee soorten waarden:
• Instrumentele waarde: een betekenis die door concrete personen of groepen feitelijk
wordt verleend aan personen, zaken of gebeurtenissen. Waarden zijn veelal collectief,
maar kunnen ook zeer persoonlijk worden beleefd. Het sociaalwetenschappelijke
mentality-onderzoek is een waarden- en leefstijlonderzoek dat uitgaat van een
onderverdeling van de maatschappij in traditionele waarden (Behouden), moderne
waarden (Bezitten, Verwennen) en postmoderne waarden (Ontplooien, Beleven).[1]
• Intrinsieke waarde: waarden die nagestreefd behoren te worden vanuit de gedachte dat
het goede gedaan behoort te worden. Ethische waarden blijven hun betekenis en
geldigheid behouden, ook als ze feitelijk niet gedragen worden door mensen en groepen.
Voorbeelden van ethische waarden zijn gerechtigheid, liefde, vrijheid en gelijkheid. Het
zijn de motieven en idealen waarop de concrete normen zijn gebaseerd. Het zijn ook de
grootheden die met de normen bereikt willen worden. Zo zijn er normen en regels om
deze waarden te bereiken.
Het betreft deels wettelijke eisen, deels eisen van bedrijven tegenover werknemers of klanten,
of van scholen tegenover leerlingen, e.d. Daarnaast zijn er regels waarvan overtreding wordt
afgekeurd of vreemd gevonden, maar die niet tot een sanctie of weigering leidt.
7. Kleding
Werkkleding
Werkkleding is kleding die nodig is voor het werk en dat normaal gesproken niet geschikt is om
in de vrije tijd te dragen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om bedrijfskleding (nodig voor
herkenning, eenheid) en veiligheidskleding (vereist voor veiligheid, gezondheid). De medewerker
zal gehouden zijn deze kleding te gebruiken in overeenstemming met de voorschriften die de
werkgever in redelijkheid opstelt. Voor alle duidelijkheid kan deze verplichting in de
arbeidsovereenkomst opgenomen worden. De werkgever zal voor deze kleding moeten zorgen,
tenzij het arbeidscontract anders bepaalt of tenzij het in de bedrijfstak gebruikelijk is dat de
medewerker zelf voor deze kleding zorgt (4.1.10.4.).
Relevante onderwerpen die mogelijk in een regeling van kledingvoorschriften opgenomen
kunnen worden zijn; tekenen van ontvangst van de kleding en regeling bij vertrek; wanneer
wordt de kleding vervangen; wie draagt de kosten voor onderhoud (reinigen); onder welke
omstandigheden komen de kosten voor tussentijdse vervanging voor rekening van de
medewerker; voorschriften over het dragen van de kleding waarbij rekening wordt gehouden
met zwangere medewerkers; kunnen medewerkers extra kleding reserveren op eigen kosten en
op welke voorwaarden koopt de onderneming deze kleding terug bij vertrek; etc. Laten de
kledingsvoorschriften geen ruimte voor het dragen van kledingstukken met een algemene
godsdienstige grondslag, dan is er snel sprake van een verboden onderscheid op grond van
godsdienst (2.6.1.).
Het verstrekken van werkkleding is niet belast met loonbelasting en premies als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
• De werknemer de kleding niet meer naar huis neemt, of
• De kleding niet geschikt is voor privé gebruik, of
• De kleding (wel geschikt is voor privé gebruik, maar) voorzien is van het logo of de naam
van de werkgever, welke groter is afgebeeld dan 70 vierkante centimeter (bijv. 7 bij 10
cm).
Gepaste kleding
Gepaste kleding is eerder gewenst dan nodig en is wel geschikt om in de vrije tijd te gebruiken.
De werkgever kan op grond van zijn gezagsverhouding aanwijzingen geven aan de medewerker
voor de goede orde in de onderneming. Dat wil zeggen dat hij van de medewerker kan
verlangen dat deze er op het werk netjes uit ziet. Wat dit met zich meebrengt verschilt per
functie en bedrijf. Zo kan de werkgever mogelijk een net pak verlangen van een manager, een
receptionist en een verkoper. Er moet wel eenheid zijn in de eisen die aan bepaalde
medewerkers gesteld worden. Voor uitvoerende medewerkers, die niet met klanten te maken
hebben kan het onredelijk zijn om nette kleding te verlangen. Zij worden dan onnodig op (hoge)
kosten gejaagd.
In de arbeidsovereenkomst kan voor alle duidelijkheid overeengekomen worden dat de
medewerker verplicht is zich aan bepaalde kledingvoorschriften te houden. In beginsel worden
kledingvoorschriften niet als een reglement beschouwd in arbeidsrechtelijke zin, hoewel
bepaalde een “kledingsreglement” kennen (1.6.).
Vergoedingen
Worden er aan medewerkers vergoedingen gegeven voor de aanschaf van kleding, dan dient
deze op gelijke grondslag plaats te vinden voor vrouwen en mannen, opdat er geen onbehoorlijk
onderscheid tussen hen wordt gemaakt (2.6.).
Andere eisen aan het uiterlijk
Naast kleding kunnen er andere uiterlijke eisen gesteld worden, zoals het wel of niet toestaan
van het dragen van bepaalde sierraden, voorschriften voor haardracht, etc. Ook dit valt in
beginsel onder de aanwijzingsbevoegdheid van de werkgever. Er zullen werkgevers zijn die het
voor mannen willen verbieden om oorbellen (en make-up) te dragen. Dit is volgens de
commissie gelijke behandeling strijdig met de verplichting om mannen en vrouwen gelijk te
behandelen. Kledingvoorschriften en andere uiterlijke eisen worden gezien als
arbeidsvoorwaarden zoals bedoelt in de Algemene Wet Gelijke behandeling (art 5 AWGB). Het
gaat om een vorm van direct onderscheid dat niet objectief is te rechtvaardigen (2.6.).
Representatief gekleed
Een professionele uitstraling wordt ook wel een representatief uiterlijk genoemd. Hier
wordt over het algemeen onder verstaan: schone kleding, verzorgd haar en nagels, en
persoonlijke hygiëne. De kleding moet geschikt zijn voor de functie en de
werkomgeving, en een positieve indruk achterlaten op klanten, collega's en andere
belanghebbenden.
Genderdiscriminatie
Het voorschrijven van een stropdas voor mannen en hoge hakken voor vrouwen kan
in strijd zijn met de wetgeving of gelijke behandelingbeginselen. Vorig jaar verloor
Rituals Cosmetics een zaak omdat het alleen vrouwelijke medewerkers verplichtte
make-up te dragen op de werkvloer. Bij kledingvoorschriften die verschillend zijn
voor mannen en vrouwen, is sprake van onderscheid in de zin van art. 7:646 BW.
Moeten vrouwen dus hoge hakken en jurken dragen en mannen niet, dan geldt dit als
genderdiscriminatie.
Hoofddoek
Werkgevers mogen zichtbare tekenen van politieke, filosofische en religieuze
overtuigingen verbieden omdat zij een ‘neutrale uitstraling’ willen nastreven. Maar zij
moeten wel bewijzen dat het dragen van bijvoorbeeld een hoofddoek ook echt
schadelijk is voor hun onderneming, zo oordeelde het Hof van Justitie van de EU. En
werkgevers moeten in dat geval álle religieuze uitingen verbieden, niet alleen die van
één geloof.
Hittegolf
Hoe luchtig gekleed mag je naar je werk in een hittegolf? Keiharde regels zijn er niet,
het mkb wordt aangeraden om hierover zelf afspraken te maken met het personeel.
Hoewel werkgevers zich vaak begripvol opstellen, worden korte broeken niet altijd op
prijs gesteld. Slippers blijven controversieel; een werkgever kan ze verbieden om
redenen van veiligheid (uitglijden), hygiëne of professionele uitstraling. De
regels verschillen sterk per werkgever, dus check de huisregels voordat je in Ibiza-stijl
naar je werk gaat.
Piercings en tatoeages
Een ov-controleur van de Rotterdamse stadsvervoerder RET moest onder werktijd
zijn tatoeages verbergen. Hij ging in beroep en kreeg gelijk van het gerechtshof.
Werkgevers mogen volgens het instructierecht ordervoorschriften uitschrijven
waaraan werknemers zich moet houden. Daaronder valt ook hoe werknemers zich
moeten kleden en wat ze moeten uitstralen. Maar het is een breed begrip en kan
worden getoetst aan andere wet- en regelgeving, zoals je grondrechten en goed
werkgeverschap. In het geval van de RET-controleur oordeelde het gerechtshof dat er
sprake was van strijdigheid met goed werkgeverschap én inbreuk op zijn persoonlijke
levenssfeer.
Vrouwen
Het geheim van de goedgeklede vrouw is dat zij de heersende mode aanpast aan haar eigen persoonlijkheid.
Ze zal zichzelf nooit wegcijferen ten koste van de voorbijgaande modegrillen (Amy Groskamp-ten Have).
Casual
Casual, ook wel informal genoemd, houdt in dat men comfortabele vrijetijdskleding draagt. Meer comfort dan
presentatie. Deze manier van kleden beslaat talloze kledingstukken. Voor vrouwen kan dit een broek of een
rok zijn, bovenkleding naar keuze. Casual kan modieus zijn en hoeft beslist niet slordig te tonen. Eigenlijk is
casual als dresscode moeilijk, omdat men anders gekleed zal gaan op een feest in een chic hotel dan in een
discotheek.
Smart casual
Dit wordt ook wel semi-formal genoemd. Een vrouw gaat netjes gekleed in een modieuze outfit. Ze draagt een
rok, een modieuze linnen broek, een colbertje of een mantelpakje.
Tenue de ville
Letterlijk betekent dit: stadskleding. Het is kleding voor overdag. Dames gaan gekleed in een mantelpakje of
een jurk tot over de knieën. Een panty is verplicht.
Cocktail attire
Vrouwen moeten gekleed gaan in een korte (cocktail)jurk. Elke kleur is mogelijk. De jurk moet vergezeld gaan
van sieraden, hoge hakken en bijpassende tassen of tasjes.
Smart casual
De outfit is modieus en elegant. Een klassiek donker pak is altijd goed. Het kan ook een mooi overhemd zijn
met een bijpassende broek.
Tenue de ville
Dit wordt vaak gedragen bij recepties en ontvangsten. Mannen dragen een kostuum, liefst driedelig met gilet.
De sokken moeten passen bij het pak, dat liefst blauw, grijs of zwart dient te zijn. De stropdas moet passen bij
het geheel en eigenlijk horen er zwarte schoenen bij. Tegenwoordig ziet men ook steeds meer variaties van
bruine schoenen.
Cocktail attire
Mannen gaan gekleed in een strak zwart of donkerblauw kostuum met een wit overhemd. De stropdas is
optioneel.
Accessoires kunnen zijn: een hoge hoed, een witte sjaal, een wit pochet en zwarte lakschoenen. De schoenen
mogen ook zwarte veterschoenen zijn, van een goed merk, want dat is des gentlemans.
New York Chique
Ook van mannen wordt verwacht dat men zich trendy en duur kleedt en dat zowel gedurende de dag als de
avond dezelfde kleding wordt gedragen. Kleding die is voorbereid op alles.
pluriforme samenleving
Geef een positief en een negatief gevolg van een pluriforme samenleving.
• Culturele verrijking.
• Maatschappelijke spanningen.
Cultuur
Cultuur of beschaving is het geheel aan gewoonten en (gedrags)regels dat bij een
volk of stam hoort Cultuur omvat de gewoonten en gebruiken waarover een volk in het
land zelf beschikt of die een volk meeneemt uit het land van herkomst. Hieronder vallen
onder andere het geheel van normen en waarden, de voeding, eetgewoonten, kleding,
godsdienst en muziek en dan
Welke vier soorten bindingen die mensen met elkaar aangaan, werden in de film
genoemd?
In communicatie kan 'ruis' ontstaan. Dit kan interne ruis zijn, bijvoorbeeld wanneer u
tijdens een gesprek afdwaalt met uw gedachten en niet meer goed 'hoort' wat de
ander zegt. Maar het kan ook externe ruis zijn, bijvoorbeeld een vliegtuig dat overvliegt
of een schreeuwend kind
Mondeling communiceren
Op de werkvloer heeft iedereen elkaar altijd wel iets te vertellen: over
de laatste vakantie, het verloop van de teambijeenkomst of de inhoud
van een productpresentatie. Om gespreksstof zitten we dus niet
verlegen, maar vaak weten we niet hóe we iets moeten vertellen.
Gelukkig is mondeling communiceren te leren. Kies eerst het passende
gespreksmodel en durf dan eens te luisteren in plaats van te spreken.
Daarmee kom je een heel eind.
Gespreksmodellen
Het achterhalen van motieven, vaardigheden, wensen of ergernissen.
Op de werkvloer bestaat voor ieder doel een gespreksmodel. Niet
alleen voor het achterhalen van informatie, maar ook voor het
verspreiden ervan; soms moet je eerst iets presenteren voor je in
gesprek kunt gaan. Wie de modellen goed kent, kan alles boven tafel
krijgen. Zowel als gespreksleider als wanneer je als gesprekspartner
deelneemt.
Gespreksvaardigheden
A n d e r e v o o r b ee l de n
Sollicitatiegesprek
Je beheerst uiteraard alle gesprekstechnieken in het
sollicitatiegesprek zelf en past deze toe. Daarnaast bereid je je voor op
vragen die je kunt verwachten over je vermogen tot mondelinge
communicatie. Voorbeelden van competentiegerichte vragen over je
mondelinge taalvaardigheid tijdens het sollicitatiegesprek:
• Geef eens een voorbeeld van een situatie waarin je je taalgebruik hebt
aangepast aan je toehoorders of gesprekspartner. Was je opzet
geslaagd? Hoe heb je dat gemerkt?
• Heb je wel eens feedback gekregen op je mondelinge taalvaardigheden?
Op welke onderdelen? Wat heb je met de feedback gedaan?
COMPETENTIE: MONDELINGE COMMUNICATIE
Competentiegebied: Communicatie
Communicatie omvat de competenties die betrekking hebben op gedrag
dat is gericht op onderlinge interactie en communicatie, persoonlijk
optreden en sociale vaardigheden.
Definitie
Het duidelijk, vloeiend, correct en to the point mondeling communiceren
op een manier die de aandacht vasthoudt.
Samenhang
Een lage score op mondelinge communicatie kan samengaan met een lage
score durf, sociabiliteit, mondelinge
presentatie, luisteren, omgevingsbewustzijn of sensitiviteit.
Normindicatie: Gedrag
Positief: Is makkelijk te volgen. Doseert informatie goed: weidt niet
onnodig uit maar gebruikt wel voldoende woorden. Brengt duidelijk en
puntig over waar het om gaat.
Negatief: Is niet ter zake, breedsprakig, cryptisch, onduidelijk, gebruikt
slecht Nederlands, gebruikt te weinig woorden etc. Is dus over het
algemeen niet te volgen of verliest de aandacht na korte tijd.
Normindicatie: Persoonlijkheid
Positief: Is nieuwsgierig naar wat anderen beweegt en speelt daar alert op
in.
Negatief: Blijft rustig het eigen vertrouwde perspectief bewaken.
GEDRAGSVOORBEELDEN
Schriftelijke communicatie
Het schrijven van een goede tekst is een lastige klus. Het is daarom
belangrijk dat je er veel aandacht aan besteedt. Een goede structuur
verhoogt de leesbaarheid en tevens de overtuigingskracht van je tekst.
Wat wil jij met je tekst? Verslag doen van een vergadering of van een
uitvoerig onderzoek, iemand overtuigen, een afspraak bevestigen? Elk
communicatiedoel vraagt om zijn eigen tekstmodel:
• Betoog
• Brief
• E-mail
• Notulen
• Bedankbrief
• Motivatiebrief
• Ontslagbrief
• Persbericht
• Projectplan / Plan van Aanpak
• Rapport
• Uitnodiging
Andere voorbeelden
Accountmanager bij een internationale organisatie: Ik doe veel moeite
om een goede relatie met mijn klanten te verwezenlijken. Zo pas ik mijn
schrijfstijl aan de gebruiken in een land aan. Als ik een brief schrijf naar
een Engelse klant gebruik ik veel korte zinnen en ben ik direct in mijn
taalgebruik. Schrijf ik een brief naar een Franse of Duitse klant, dan
gebruik ik veel lange volzinnen.
E-mailergernissen
Zo’n mail in het weekend heeft altijd veel impact. Zelfs als daar een
goede bedoeling achter zit als ‘ik wilde je niet bellen in je weekend’. Je
kunt de mail weer ‘ongelezen’ maken, maar dat betekent natuurlijk
niet dat je hem niet gezien hebt.
Daardoor wordt het onduidelijk wie acties gaat nemen. Het kan dat de
verzender niet weet bij wie hij of zij precies moet zijn voor een
bepaalde actie, maar dan zou het handig zijn dat eerst uit te zoeken.
Dat vergroot ook weer de kans op snelle actie of een antwoord.
E-mails waarbij de cc gebruikt wordt om
onduidelijke of puur politieke redenen
Slordige e-maildiscussies
Andere slordigheden
Soms helpt het om e-mails die af zijn niet meteen te verzenden. Dit
kan bijvoorbeeld door offline te werken of een e-mailregel te maken
die alle e-mails die verzonden worden een paar minuten in Postvak
Uit laat staan. Het komt nogal eens voor dat je toch de toon wil
matigen, de cc-regel wil weghalen of je plots realiseert dat je een
bijlage vergeten was.
Er zijn teams en afdelingen die minder aan e-mail doen maar andere
samenwerkingstools gebruiken. Managers die e-mail in hun team
alleen gebruiken voor externe communicatie. Ook zijn er e-mailloze
vrijdagen en mailservers die ’s avonds en ’s nachts geen e-mails
versturen. IT-afdelingen kunnen zelfs pop ups laten zien als e-mails
lang zijn en aan veel ontvangers gericht zijn (Deze e-mail kost Y
personen X tijd om te lezen. Is deze e-mail echt nodig?). Dit zijn
zinnige denkoefeningen, maar ook een beetje end-of-pipe. De
vervuiling wordt bij de schoorsteen enigszins gefilterd in plaats van
een gestructureerde aanpak eerder in het proces.
Het wordt lastig om iedereen van wie je een e-mail krijgt jouw
regels op te leggen. Elke e-mail beantwoorden via een auto-reply
met jouw communicatiebeginselen kan wat vermoeiend zijn. Maar in
projectteams, afdelingen, organisaties kun je makkelijk afspraken
maken over hoe je e-mail effectief gebruikt en waar je andere
middelen voor gebruikt. Bij de start van projecten met in- en externe
teamleden moet je vaak bepalen welke middelen je allemaal gebruikt
om samen te werken.
Afspraken maken
Begin eens met deze vragen voor het maken van afspraken:
Etiquette bewaken?
Het woord ‘etiquette’ suggereert dat het regels zijn die de omgang
vergemakkelijken en waar iedereen zich graag aan zal houden. Met e-
mailregels is het best een opgave om iedereen uit eigen beweging bij
elke e-mail tot meer gewetensvol gedrag te verleiden. Sterker nog, als
in teams e-mailergernissen besproken worden, moet tenminste een
deel van die onhandige e-mails gemaakt zijn door een deel van de
aanwezigen.
Soms is het nodig om andere kanalen te hebben, zodat niet alles via
de e-mail hoeft. Dus door als team een dagstart te doen, voorkom je
al e-mails en ad hoc-vragen. Door documenten te delen of een
groepschat of takenmanager te hebben die samenwerken toestaat,
wordt het ook makkelijker e-mail niet meer voor alles te moeten
gebruiken.
En zoals met alle goede voornemens en verbeterideeën zal herhaalde
aandacht en aanpassen van de etiquette nodig zijn om te zorgen dat
gedrag gewoontes worden.
ZAKELIJK SCHRIJVEN
Het schrijven van een zakelijke tekst gaat niet iedereen gemakkelijk af. In
deze cursus helpen we je op weg. Je leert hoe je de schrijfopdracht
verheldert, hoe je de tekst opbouwt en hoe je bij het schrijven zelf te werk
gaat. Tenslotte leer je hoe je de tekst aan je opdrachtgever 'verkoopt'.
Inleiding
Lang niet iedereen heeft plezier in schrijven. Deze cursus is bedoeld voor al
diegenen die met enige regelmaat een zakelijke tekst moeten schrijven en
het gevoel hebben dat het handiger, efficiënter of leuker kan. Misschien
herken je jezelf in de volgende profielen:
Meer informatie, meer informatie. Deze schrijvers zijn een stuk minder
zeker van hun zaak. Zij redeneren: als je maar veel informatie hebt, weet je
zeker dat het goed komt.
De voorbereiding
Een goede voorbereiding is het halve werk. Lees hier hoe je door je goed
voor te bereiden heel veel tijd bespaart.
Een ansichtkaart
Het schrijven van een zakelijke tekst is in zekere zin een project. We hebben
het dan niet over een kort briefje of een memo over de storing in de
koffieautomaat. Nee, we hebben het over schrijfopdrachten die tenminste
een paar dagen werk opleveren. Dergelijke klussen kun je het
best projectmatig aanpakken.
Thema
Een zakelijke tekst gaat altijd ergens over. We noemen dat het thema. Bij
een schrijfopdracht krijg je altijd een thema mee. Zo kun je de opdracht
krijgen om een beleidsnota te schrijven over het invoeren van nieuwe
bedrijfskleding.
Zorg dat je het thema zo ver mogelijk inperkt. Gaat het hier over de
bedrijfskleding voor alle medewerkers of hebben we het alleen over de
medewerkers van een bepaalde afdeling? Gaat het om het verkennen van
mogelijkheden of is de beslissing voor nieuwe kleding al genomen? Wilt u de
nadruk op het invoeren van de nieuwe kleding of ligt de nadruk op het
beheer van de kleding?
Doelgroep, meelezers
Voor wie schrijf je? Wat weet je opdrachtgever van de doelgroep? Als je voor
het hoofd van de afdeling P&O een nota schrijft over bedrijfskleding voor de
Raad van Bestuur, schrijf je anders dan wanneer je voor de medewerkers
zelf schrijft. En zijn er ook meelezers, mensen voor wie de tekst weliswaar
niet bedoeld is maar die op de achtergrond toch erg belangrijk zijn. Een
ondernemingsraad bijvoorbeeld. Moet je daar rekening mee houden?
Wat moet de tekst doen? Teksten hebben een doel. Een beleidsnota kan
allerlei aspecten van een onderwerp op een rij zetten zodat de lezer zich een
overzicht kan vormen van de mogelijkheden. Een beleidsnota kan ook
bedoeld zijn om de lezer te helpen bij het maken van een keuze. Een
beleidsnota kan bedoeld zijn om het beleidsproces te bespoedigen of te
vertragen. Vraag je opdrachtgever wat de bedoeling is van de tekst. Vraag in
dit verband ook waar zij aan denkt: een memo van vier kantjes of een
doorwrocht stuk van veertig kantjes. Je zult de eerste niet zijn die met een
heel andere tekst aan komt zetten dan waar de opdrachtgever op rekende.
Boodschap
Medium
Het maakt nogal wat uit of je een artikel schrijft voor het personeelsblad of
een nota voor de directie. Of een stukje over de afdeling voor het intranet of
een flyer die wordt uitgereikt tijdens een popconcert. Wat wil je
opdrachtgever?
Deadline
Wanneer moet het klaar zijn? En wat moet er dan precies klaar zijn? Zorg
dat er duidelijkheid is over dat soort onnozelheden. Zeker bij drukwerk zit er
nogal wat tijd tussen het opleveren van de definitieve tekst en het
gereedkomen van het drukwerk.
Je hoeft het niet allemaal zelf te doen. Maar met wie werk je exact? Zorg dat
je medewerkers dat niet van jou horen maar van hun baas. Dat werkt wel zo
prettig. Zeker als het om een forse klus gaat.
Het komt nog wel eens voor dat bij je presentatie van de tekst, je
opdrachtgever een of meer gasten heeft uitgenodigd. De secretaris van de
stichting waar je subsidie aanvraagt bijvoorbeeld. Of degene die het Intranet
bij jou op de zaak bestiert. Of de hoofdredacteur van het personeelsblad. Op
zich is dat prima maar het was handiger geweest als je hen eerder had
gesproken.
Zet de resultaten van dit gesprek op een rijtje en mail het je opdrachtgever:
'Geachte heer Jansen, bijgaand vindt u een kort verslag van onze bespreking
van vanmiddag. Wilt u voor alle zekerheid nog even checken of we elkaar
goed begrepen hebben?' Zo voorkom je misverstanden achteraf. En wie weet
heeft je opdrachtgever nog last van voortschrijdend inzicht.
Structuurschema maken
Wie een tekst schrijft doet er dus goed aan eerst de belangrijkste vragen
over dat thema op een rij te zetten. Vervolgens beantwoord je die vragen
heel kort. Vaak kun je bij die korte antwoorden nieuwe vragen koppelen.
Afhankelijk van het soort tekst dat je schrijft, zul je andere soorten
vragen stellen.
De ervaring leert dat hoe meer je van een onderwerp weet, hoe langer het
duurt om een goede, begrijpelijke tekst te maken. Doe dus af en toe een
stapje terug. Wil mijn lezer dit allemaal wel weten? Met deze tekst wil ik
realiseren dat mijn lezer tot een afgewogen oordeel kan komen. Heeft hij
daartoe al deze informatie nodig? Lezers zijn ongeduldig. Ga niet met je
kennis pronken. Wees to the point.
Tekststructuren
Tekstwetenschappers ontwikkelden een aantal vaste structuren voor
de meest voorkomende tekstsoorten. In het buitengewoon handige
handboek Leren communiceren (M. Steehouder e.a.) vind je een uitvoerige
uitleg van deze aanpak. Het komt erop neer dat de meeste zakelijke teksten
een vaste structuur hebben. We onderscheiden:
• Probleemstructuur
• Maatregelstructuur
• Evaluatiestructuur
• Handelingsstructuur
• Ontwerpstructuur
• Onderzoeksstructuur
Hoe zorg je ervoor dat je lezer aan de tekst begint en doorleest. Een aantal
tips:
• Schrijf persoonlijk
• Vermijd de lijdende vorm
• Vermijd de passieve naamwoordstijl
• Schrijf beeldend
• Varieer de zinsbouw en de zinslengte
• Schrijf beknopt
• Leuk je tekst op
Een tekst wint veel aan duidelijkheid door een heldere en overzichtelijke
structuur. Je doet dat door:
Als je van te voren weet wat je boodschap is, kun je gemakkelijk duidelijker
schrijven. Je helpt je lezer door ieder hoofdstuk te beginnen met een
samenvatting van hooguit enkele zinnen. Wat gaat de lezer hier lezen? Zo'n
samenvatting geeft de lezer houvast.
1. Een schrijver wil iets zeggen, een lezer wil iets weten; die twee
elementen moeten corresponderen.
2. Eenmaal gemaakte keuzes moet je volhouden in je tekst.
Renkema noemt dat consistent. Als je de lezer eerst met 'u'
aanspreekt en later met 'je' is dat niet consistent.
3. Je tekst moet kloppen: inhoudelijk maar ook tekstueel. Dat is
de eis van correctheid.
Deze drie eisen kun je op vijf aspecten van je tekst loslaten. Je krijgt dan
een mooie checklist waarmee je de tekst nog eens langs kunt lopen.
Het begint al met de intake. Als het goed is heb je gesproken met je
opdrachtgever. Je hebt hem de kans gegeven over alle aspecten van de
tekst zijn mening te geven. Dat is de eerste stap in het coproduceren. De
tweede stap zet je door dat gesprek op papier te zetten en je opdrachtgever
te vragen of je hem goed hebt begrepen. Een derde stap zet je door een
aantal halfproducten met hem door te spreken.
Het structuurschema bijvoorbeeld: 'Kijk, ik had gedacht de tekst zo op te
zetten. Wat vind je ervan?'
Ik schiet er wel op
Hoe je het ook presenteert, zorg dat je bij je opdrachtgever aan tafel komt
voordat je de tekst definitief oplevert.
Zelfs als je deze cursus helemaal las, kan het zijn dat de moed je in de
schoenen zinkt bij een schrijfopdracht. Soms is het dan slimmer om er een
professional bij te halen. Er zijn veel goede tekstschrijvers die graag een
deel van de klus overnemen. Jij zorgt voor de inhoud, de schrijver doet de
rest. Zorg voor een goede briefing. Je kunt natuurlijk ook de checklist in
deze cursus gebruiken. Veel succes!
Aanbevolen boeken
Aanbevolen websites
Hoe word je tekstschrijver van beroep?
Wanneer je binnen je huidige functie al teksten hebt geschreven of voor
opdrachtgevers hebt gewerkt, is de kans om succesvol aan de slag te
komen als tekstschrijver groter. Omdat er geen speciale opleidingen zijn
voor tekstschrijvers, is het belangrijk dat je zelf werkt aan een brede
algemene ontwikkeling. Oefenen is dus belangrijk!
Tekstmodellen hanteren
Wat wil jij met je tekst? Verslag doen van een vergadering of van een
uitvoerig onderzoek, iemand overtuigen, een afspraak bevestigen? Elk
communicatiedoel vraagt om zijn eigen tekstmodel. Een mailtje bouw je
anders op dan een officiële brief die misschien ooit als bewijs in een
rechtszaak wordt gebruikt. Maak het jezelf makkelijk en volg deze
richtlijnen.
CHRIFTELIJKE COMMUNICATIECOMPETENTIELIJST
COMPETENTIE: SCHRIFTELIJKE COMMUNICATIE
Competentiegebied: Communicatie
Communicatie omvat de competenties die betrekking hebben op gedrag dat is gericht
op onderlinge interactie en communicatie, persoonlijk optreden en sociale
vaardigheden.
Definitie
Het duidelijk, vloeiend, correct en to the point schriftelijk communiceren op een
manier die de aandacht vasthoudt.
Samenhang
Er is geen directe samenhang met andere competenties.
Normindicatie: Gedrag
Positief: Is gemakkelijk te volgen. Doseert informatie goed: weidt niet onnodig uit
maar gebruikt wel voldoende woorden. Brengt duidelijk en puntig over waar het om
gaat.
Negatief: Is niet ter zake, breedsprakig, cryptisch, onduidelijk, gebruikt slecht
Nederlands, gebruikt te weinig woorden, etc. Is dus over het algemeen niet te volgen
of verliest de aandacht na korte tijd.
Normindicatie: Persoonlijkheid
Positief: Werkt graag gedisciplineerd op zichzelf.
Negatief: Werkt graag met anderen in een losse structuur.
v