Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 57

Deutsch als Zweitsprache DaZ 3 1st

Edition Anja Wachendorf Peter


Wachendorf
Visit to download the full and correct content document:
https://ebookstep.com/product/deutsch-als-zweitsprache-daz-3-1st-edition-anja-wach
endorf-peter-wachendorf/
More products digital (pdf, epub, mobi) instant
download maybe you interests ...

Deutsch als Zweitsprache DaZ 5 1st Edition Anja


Wachendorf Peter Wachendorf

https://ebookstep.com/product/deutsch-als-zweitsprache-daz-5-1st-
edition-anja-wachendorf-peter-wachendorf/

Deutsch als Zweitsprache DaZ 1 1st Edition Anja


Wachendorf Peter Wachendorf

https://ebookstep.com/product/deutsch-als-zweitsprache-daz-1-1st-
edition-anja-wachendorf-peter-wachendorf/

Deutsch als Zweitsprache DaZ 2 1st Edition Anja


Wachendorf Peter Wachendorf

https://ebookstep.com/product/deutsch-als-zweitsprache-daz-2-1st-
edition-anja-wachendorf-peter-wachendorf/

Handbuch Deutsch als Fremd und Zweitsprache Kontexte


Themen Methoden German Edition Claus Altmayer

https://ebookstep.com/product/handbuch-deutsch-als-fremd-und-
zweitsprache-kontexte-themen-methoden-german-edition-claus-
altmayer/
Deutsch als Zweitsprache fördern Studie zur mündlichen
Erzählfähigkeit von Grundschulkindern 1st Edition
Raphaela Schätz (Auth.)

https://ebookstep.com/product/deutsch-als-zweitsprache-fordern-
studie-zur-mundlichen-erzahlfahigkeit-von-grundschulkindern-1st-
edition-raphaela-schatz-auth/

Deutsch als Fremdsprache Dudenredaktion

https://ebookstep.com/product/deutsch-als-fremdsprache-
dudenredaktion/

Social Media als Instrument der Kundenkommunikation


Anja Corduan

https://ebookstep.com/product/social-media-als-instrument-der-
kundenkommunikation-anja-corduan/

Der konservative Impuls Wandel als Verlusterfahrung


Peter Waldmann

https://ebookstep.com/product/der-konservative-impuls-wandel-als-
verlusterfahrung-peter-waldmann/

Wortschatzübungen für Fortgeschrittene UNI SICHER 3 B2


C1 C2 1st Edition Anja Mathes

https://ebookstep.com/product/wortschatzubungen-fur-
fortgeschrittene-uni-sicher-3-b2-c1-c2-1st-edition-anja-mathes/
Another random document with
no related content on Scribd:
hebben om den dijk met steenen te beleggen; de Staaten
permitteerden zulks; dan toen zij vroegen om de beheering, schouw,
enz. is zulks, als strijdende met de privilegien, afgewezen; derhalven
hebben zij desaangaande geen gewettigd gezach, oefenen het tegen
rechte, en houden hetzelve tegen Diemen staande, waarschijnelijk wel
weetende dat die plaats, (want Muiden stoort zig aan den geheelen
dijk niet meer,) geen gelds genoeg heeft om dat proces voltehouden,
niettegenstaande het van tijd tot tijd zijn hoofd opricht, en zijn recht
defendeert.” [XI]

1 De Ambachten van Waveren, Botshol, en Ruigewilnissen worden door sommigen


onder Amstelland begrepen, om dat zij met hetzelve een zelfde Bailluw hebben,
(en waarom wij dezelven ook in dit Deel van ons werk hebben getrokken,) doch er
zijn voorbeelden dat de gezegde Ambachten een’ afzonderlijken Bailluw gehad
hebben; „ook,” zegt een onzer geëerde begunstigers, „wordt in den aanstellings-brief
van den Bailluw, van dezelven, als byzondere districten gewag gemaakt.” ↑

[Inhoud]
BEKNOPTE BESCHRIJVING
VA N
GOOILAND
IN ’T ALGEMEEN.

Van deeze aangenaame oord onzes Lands, is de

LIGGING.

Grenzende ten Noordoosten aan de Zuiderzee, ten oosten aan de


Provincie van Utrecht: „alwaar,” leezen wij, „de landscheiding van dien
kant begint aan den mond van de Eem, en Westwaards voordgaat tot
een zekeren paal, de Leeuwenpaal genaamd, en van daar langs de
Heerlijkheden van de Eemnessen, Baren en Zoest, waarvan het door
eene gegravene greppel, de Gooiengraft genoemd, wordt
afgescheiden van het sticht van Utrecht, rajende deeze graft weinig
minder dan in eene rechte lijn, van den Leeuwenpaal, af, op de St.
Maartens, of Doms toren van Utrecht, en verder door eene gegravene
landscheiding, en verscheidene paalen, waarop aan den eenen kant
het Hollandsche, en aan de andere het Stichtsche wapen staat, tot
aan den hoek bij de Drie steenen, aan Maartensdijk, alwaar dezelve
een’ hoek maakt, en westwaards voordloopt: hier grenst Gooiland
insgelijks ten zuiden aan de Provincie van Utrecht, tegen een gedeelte
van Maartensdijk, [XII]Agttienhoven, Westbroek, en een gedeelte van
Tienhoven, tot aan het Rechtsgebied van de Loosdrechten, langs
welke het ten westen grenst tot aan Kortehoef, onder het sticht, en
langs de ’s Gravenlandsche of Gooische vaart en Kortehoef,
benevens het Stichts Ankeveen, tot onder den Ankeveenschen polder
onder Holland, daar Gooiland door den Looidijk bepaald wordt, en
westwaards heen strekkende, den Ankeveenschen polder onder
Weesper-kerspel ten zuiden heeft; dat, nevens den rechtsban van
Muiden heenengaande, het Bailluwschap van Gooiland ten westen
van Muiderberg aan de Zuiderzee bepaalt.”—In de laatste
overeenkomst (wegens de Grensscheiding,) tusschen Holland en
Utrecht, wordt de landscheiding ten zuiden begreepen te gaan
rechtstreeks tot aan de Vecht, zo dat de Loosdrechten, Mynden,
Hollandsch loenen, en Loenderveen in deezen ook onder Gooiland
begreepen worden, echter worden zij niet door den Bailluw van
Gooiland beheerscht.

De grond van dit vrij uitgebreide land is hoog, zandig en overal niet
even vruchtbaar, doch in onze volgende beschrijvingen van de
bijzondere deelen van Gooiland zal overvloedig blijken, wat noeste
arbeid, in het bereiden van eenen onvruchtbaaren, tot eenen
vruchtbaaren grond vermag; in die bijzondere beschrijvingen spreeken
wij ook voldoende over de aangenaame verscheidenheid van
gezichten, die Gooiland oplevert.

Onder de heuvelen die er gevonden worden, zijn de voornaamsten:

De Kooltjens of Tafelberg, waarop een ronde tafel van blaauwe steen


geplaatst is, in welken 60 naamen van steden, dorpen, gehuchten,
sloten en heerehuizen, ieder volgends den streek alwaar men ze
zoeken moet, (ten dienste van den reiziger,) zijn ingehouwen, en van
welken ook het meeste gedeelte, bij helder weêr, kan gezien worden.

De Seisjensberg.

De Leeuwenberg. [XIII]

Het Trompenbergjen; zie van dit onze Beschrijving van Hilversum.

Behalven de Gooische bosschen waarvan in onze meergemelde


stukswijze beschrijving gesproken is, vondt men weleer op deezen
grond het Gooierbosch; doch hetzelve is geheel verdweenen,
alhoewel de landstreek daaromtrent nog den naam daarvan draagt.

Van den aart der lieden welken deeze aangenaame landstreek


bewoonen, hebben wij in onze beschrijving van Hilversum bladz. 2.
reeds gesproken.

Wegens de

NAAMSOORSPRONG

Zie men onze beschrijving van Naarden.

De Oudheid van Gooiland blijkt uit het geen van deszelfs


Naamsoorsprong, ter zo even aangewezene plaatse, gezegd is: het
geen wij aldaar wegens de Abtdisse Goedela gemeld hebben, moet
gebragt worden tot omtrent den jaare 1280; doch anderen willen dat
Gooiland reeds omtrent den jaare 970, door Keizer Otto den
Grooten, aan Wichman, Graave van Zutphen zou afgestaan
weezen, in gevolge waarvan dit land dan nu al ruim 800 jaaren bekend
geweest is.

GROOTTE.

Deeze bepaalt men, op meer dan 6700 morgen lands, Rhijnlandsche


maat, waarvan 4579 morgen voor de heigronden worden gerekend.

Wegens de Meenten of Gemeene weiden, onder de gezegde


heigronden gevonden wordende, zo wel als wegens de Erfgoejers
daarop betrekking hebbende, zie onze beschrijving van Laren,
Hilversum, enz.

Het bewoonde gedeelte van den gezegden uitgebreiden grond van


Gooiland bevat [XIV]
Naarden, Huizen, Blarikum, Laren, Hilversum, ’s Graaveland,
Bussem, Muiderberg.

Het

WAPEN

Van Gooiland is dat van de stad Naarden.

Algemeene Gebouwen van geheel het Land, zijn hier niet


voorhanden, waarom wij van ons art. wegens die Gebouwen kunnen
zwijgen.

En wat betreft ons art. Regeering, men zie met betrekking tot de
Gemeene weiden onze voorgemelde beschrijving van ’s Graaveland,
voords ons art. Regeering in de bijzondere beschrijvingen van ieder
deel van Gooiland——er is ook een Houtvester over deezen oord in ’t
algemeen.

VOORRECHTEN en VERPLICHTINGEN.

Onder dit artijkel zouden wij moeten brengen het geen wij ter boven
genoemde plaatsen van de Erfgoojers gezegd hebben, doch hetzelve
aldaar naar vereisch opgegeven hebbende, kunnen wij er hier van
zwijgen.

Uit kracht van bedingen bij één der overdragten waaraan Gooiland
onderworpen geweest is, gemaakt, liggen de Gooilanders onder de
verpligting van eene Koptiende; daarin bestaande dat alle land het
welk ééns bezaaid is geweest, den Houtvester moet geeven zeker
getal van koppen of maaten, naar den inhoud der tiendeboeken,
waarover binnen de twaalf nachten van kersmis in ieder dorp zitdag
wordt gehouden; en moet ieder zijn aandeel aldaar komen betaalen, in
graan zelf, of in geld: tot het stellen van den prijs worden
Burgemeesters van Naarden jaarlijks verzocht, en genieten daarvoor
zes Guldens: die binnen de twaalf nachten voornoemd niet betaalt,
verbeurt dubbeld, (dit noemt men sluiën;) die drie jaaren lang sluit,
diens land vervalt geheel aan den Tienden Heer, of Houtvester. [XV]

De overdragt des Lands door Goedela aan Grave Floris den


Vijfden, (zie hier voor,) geschiedde voor een rente van 25 ponden
wettig Utrechts geld, jaarlijks, ten eeuwigen dage op St. Maartensdag,
te betaalen aan de Abtdisse in den tijd: en deeze rente moet mede
nog huiden ten dagen uit de gewezene Graaflijkheids Domeinen
betaald worden.

GESCHIEDENISSEN.

Gooiland is in vroegere eeuwen meermaals van den eenen bezitter


aan den anderen overgegaan, bij wegschenking, of tegen eenen
bepaalden prijs, bij wijze van verkoop, over welke verwisseling van
eigenaar het land dikwijls aan verregaande twisten en verdeeldheden
is blootgesteld geweest.

Andere verschillen zijn ook alhier menigvuldig voorgevallen om de


landscheiding, naamlijk met het Sticht van Utrecht, van welken
omtrent den jaare 1719 nog een voorbeeld geweest is, want in dien
tijd is de nieuwe landscheiding, waarvan wij hier voor spraaken,
bepaald.

[Inhoud]
INHOUD.

Amsteldam. 1.
Ouderkerk. 2.
Buurten onder Ouderkerk.
Amstelveen. 3.
Buurten onder Amstelveen.
Amstelveen in brand. 4.
—— —— herbouwd. 5.
Diemen, en buurten daaronder. 6.
Diemer- of Watergraftsmeir.
Waverveen. 7.
Waveren, Botshol en Ruigewilnisse.
Muiden. 8.
Naarden. 9.
Huizen. 10.
Blaricum. 11.
Laaren. 12.
Hilversum. 13.
’s Graveland. 14.
Bussem. 15.
Muiderberg. 16.
Weesp. 17.
Weesperkerspel.
Bijlemer.
Bijlemermeir.
Gaasp.
’t Gein.
Overvecht.
Uitermeir.
Uitermeirsche Schans.
Overmeirsche Schans.
Oud-Loosdrecht. 18.
Nieuw-Loosdrecht. 19.
Mijnden.

N.B. De plaatsen waar nommers bij staan, hebben Gereformeerde


Kerken, en zijn in ons werk afgebeeld: voords zijn allen die in een strik
besloten zijn, op een zelfd blad beschreven. [1]
[Inhoud]
De stad Amsteldam.
Europa’s wonderstad, aan ’t breede Scheeprijk IJ,
Schatkamer van geheel de zeven Nederlanden,
Der kunsten kweekschool, en Vorstin der Zeevaardij,
Die de armen steeds bedeelt met nooit gesloten handen:
Europa’s wonderstad, is ’t roemrijk Amsteldam,
Dat uit een Visschersbuurt zijn eerst beginsel nam.
DE
S TA D
AMSTELDAM.

Niet zonder huivering slaan wij de hand aan eene beschrijving, die, om
volledig genaamd te mogen worden, eenige zwaare boekdeelen kan
beslaan, daar wij om aan den aart van ons werk te voldoen, slechts
weinige bladzijden daartoe durven voor ons neemen; wij zullen
derhalven alles slechts kunnen aanstippen, en evenwel behoort dat
aanstippen op zodanig eene wijze te geschieden, dat de reiziger
daaraan genoeg hebbe, om Amsteldam, met de behoorelijke
voorloopige kennis van hetzelve, te gaan bezoeken—wij hebben hier
derhalven de toegeevendheid van onze kundige leezers noodig, en
ofschoon de hoop op dezelve ons niet tot zo verre kunne bemoedigen,
dat wij onze huivering daardoor zouden gevoelen verdwijnen, streelt
ons echter de gezegde hoop genoeg, om rustig te beginnen:

LIGGING.

Deeze is in Amstelland, en kan bepaalder gezegd worden te zijn, drie


uuren gaans beoosten Haarlem, agt uuren ten noordoosten van
Leiden, en even zo veele uuren ten noordwesten van Utrecht, op een
laagen, weeken, moerassigen veengrond, die echter onderscheidene
beddingen heeft: sommigen willen dat de lucht er ongezond is, echter
zijn er naar evenredigheid geen meer zieken, of sterven er geen meer
menschen dan in eenige andere stad van Nederland: men heeft er
zekerlijk gebrek aan zoet water, (ofschoon ’t er weleer, vóór het
verwijden der zeegaten, geweest zij,) doch het wordt er ten dienste der
brouwers, en der verdere ingezetenen, bij overvloed van Weesp
ingevoerd, door middel van groote waterschuiten; ook zijn alle de
huizen van regenbakken voorzien, en zijn er bovendien sedert eenige
weinige jaaren, van stads wege, op de markten en [2]opene pleinen
groote bakken aangelegd, die bestendig vol zoet water gehouden
worden, met welk aanleggen, men nog werkelijk voordgaat, zo dat
voortaan, het gebrek aan drinkbaar water, (een gebrek dat ter deezer
stede bij koude winters al vrij nijpende plag te weezen,) niet meer te
duchten is.

Aan de noordzijde wordt de stad bespoeld door het beroemde IJ: de


breede rivier de Amstel loopt midden door de stad, en deelt dezelve in
twee deelen, de oude en nieuwe zijde genaamd: voords is de stad
alomme doorsneden met aanzienlijke, minder breede, en ook veele
zeer smalle graften, waarin ten bedwang van het veele water,
verscheidene schutsluizen liggen; er zijn ook veele zwaare
buitensluizen, waardoor het land, rondsom de stad, onder water gezet
kan worden: over het geheel draagt Amstelland met alle recht den
eernaam van wereldberoemde Koopstad: C. Huijgens, heeft van haar
wel mogen zeggen,

Hoe komt gij, gulden veen! aan Hemels overdaad?


Pakhuis van Oost en West! heel water en heel straat!
Tweemaal Venetie, waar’s ’t eind van uwe wallen?
Zeg meer: zeg, vreemdeling! zeg liever niet met allen:
Roem Romen, prijs Parijs, kraai Cairo’s heerlijkheid,
Die dieplijkst van mij zwijgt, heeft allerbest gezeid.

Aan alle zijden, uitgenomen aan den IJ-kant, is de stad omgeven met
eene breede watergracht, hechten en hoogen muur, en verdere wallen,
in welken zes-en-twintig wèl geregelde en bemuurde bolwerken gelegd
zijn: rondsom de stad liggen ook een goed aantal batterijen, van fraai
geschut voorzien: in den gezegden muur zijn vijf groote en drie kleine
poorten: de eerstgemelden zijn de Haarlemmer poort, de Leidsche, de
Utrechtsche, de Weesper en de Muiderpoort; de kleinen, die alleenlijk
openingen in den muur genaamd mogen worden, zijn het
Zaagpoortjen, het Raam- en het Weterings-poortjen.
NAAMSOORPRONG.

Al vroeg, men wil in 1200, werd een dam gelegd, in de rivier de Amstel,
(ter plaatse, of nabij de plaats, die nog de dam genoemd wordt,) ter
weeringe van het water; deeze kreeg den naam van Amsteldam, dat is,
dam van, of, in den Amstel, en dien zelfden naam heeft de stad, van
tijd tot tijd rondsom dien dam gebouwd, behouden; sommigen spelden
Amsterdam, naar [3]een ouder taalgebruik, toen men de meening van
dam van, of, in den Amstel, uitdrukte, door het woord Amstelredam,
waarvoor men thans zou kunnen zeggen Amstelerdam.

S T I C H T I N G en G R O O T T E .

Veel wordt er getwist over den tijd waarin men zoude kunnen zeggen
dat Amsteldam haar begin genomen heeft, ons bestek verbiedt, ons
daarmede optehouden: tusschen 1177 en 1200, had het beruchte
geslacht van Van Amstel, nabij den dam bovengemeld, een slot, en
men mag vaststellen dat omtrent dien tijd eenige visschers zig
rondsom hetzelve hebben nedergezet, alzo zij aldaar goede
gelegenheid voor hunne kostwinning vonden; de bloei deezer
kostwinning heeft die lieden van tijd tot tijd, na het uitstaan van zwaare
rampen, in binnenlandsche kooplieden doen veranderen; hunne
welvaart heeft anderen herwaards gelokt, en op die wijze is
Amsteldam, uit die kleine beginselen, tot zulke eene verbazende
koopstad geworden: onder ons art. Geschiedenissen, zullen wij
bepaalder van haare aanmerkelijke vergrooting spreeken: in haar
geheel bevat zij meer dan 892 morgen 568 roeden.

Het getal der huizen in Amsteldam en haare Voorsteden, (die mede


zeer aanzienlijk zijn,) werd in den jaare 1740 begroot op 26,317;
waarbij sedert nog een aanzienlijk aantal gevoegd zijn (voornaamlijk op
het Weesperveld,) gelijk er thans nog van tijd tot tijd anderen
aangebouwd worden—men schat het getal der ingezetenen op ten
minsten 241,000, waaronder van allerleien Godsdienst gevonden
worden, gelijks straks onder ons artijkel Kerklijke en Godsdienstige
gebouwen zal blijken.

WAPEN.

Weleer was dit een koggeschip; boven de oudste afbeeldingen van


hetzelve, ziet men ’t wapen van Holland; boven de laateren dat van
Henegouwen, wordende hetzelve gehouden door een’ Henegouwer,
den Graaf of een Wapenkoning verbeeldende; thans is het wapen der
stad een zwarte paal, belegd met drie zilverene kruisen op een rood
veld; zijnde hetzelve gekroond met eene keizerlijke kroon, in gevolge
een’ gunstbrief van Maximiliaan, gegeven in den jaare 1488. [4]

K E R K L IJ K E en W E R E L D L IJ K E
GEBOUWEN.

Deezen zijn in de daad zeer menigvuldig, en allen bezienswaardig: de


eerste die ons hier voorkomt is de Oude Kerk der Gereformeerde
Gemeente, zijnde een zeer oud en deftig gebouw; ’t is onzeker door
wie en wanneer dezelve gesticht zoude weezen; waarschijnelijk is zij
de eerste Kerspelkerk van Amsteldam geweest; zeker is het dat zij
reeds in 1372 aanwezig was: zij is van ouds voor een proefstuk van
bouwkunde gehouden; ’t is een deftig kruisgebouw, beslaande in de
lengte met den aanzienlijken toren 300, en zonder den toren
binnenswerks 249 voeten; zij rust op 42 groote pijlaaren: behalven
eenige fraai geschilderde glazen, pronkt zij van binnen met de
Grafsteden van den Veldmaarschalk Paul Wirtz: binnen het ruime
choor, staat een marmeren gedenktafreel, ter eere van den Schout bij
nacht Willem van der Zaan; een dergelijk gedenkteken is er opgericht
voor den Admiraal Jacob van Heemskerk; een ander voor den
beroemden Zeeheld Cornelis Janszoon, bijgenaamd het Haantjen;
en deezen worden nog overtroffen door de uitmuntende grafsteden van
de Vice-Admiraalen Abraham van der Hulst en Isaak Zweerts: een
Capelletjen hier nabij staande, nog een overschot van den Roomschen
tijd, is door Cornelis de Graaf, Burgemeester van Amsteldam, tot
eene cierlijke grafstede verbouwd, zijnde de ingang door een fraaje
koperen deur gesloten: verder zijn in deeze kerk twee orgels, waarvan
echter slechts één, naamlijk het groote, gebruikt wordt: de predikstoel
is bezienswaardig, gelijk mede de overige gestoelten, enz.: het ruim
wordt onder den avondgodsdienst, door vijf groote en twaalf kleinere
kaarskroonen verlicht.

Van buiten heeft het gebouw niets aanmerkelijks dan de toren, waarop
een doorluchtig houten spits staat, zijnde hetzelve kunstig in- en uit-
gebogen: hij is in 1565, na agt jaaren arbeids, voltooid geworden: zijne
geheele hoogte bedraagt een tal van 240 voeten: er hangt een kunstig
uurwerk en klokkespel in: voor weinige jaaren toonde men aan deezen
toren, wat de kunst vermag; hij werd naamlijk voor een goed gedeelte
onderschraagd, om het onderste te vernieuwen.

De Nieuwe Kerk, mede dezelfde gemeente toebehoorende, [5]was


weleer aan de H. Maria en Catharina toegewijd; men stelt haare
stichting omtrent den jaare 1408 of 1414, door zekeren Willem
Eggaert, Heer van Purmerende, of door anderen met hem: op den 23
April des jaars 1421, des korten tijd na haare stichting, brandde zij, met
een groot gedeelte der stad, geheel af: in 1645, geraakte zij andermaal
in brand, en zo geweldig, dat slechts den buitenromp bleef staan: is
1648 was zij reeds weder genoegzaam bekwaam om er den kerkdienst
in waarteneemen: uit het midden van haar dak rijst een klein torentjen;
reden waarom men bij haare laatste opbouwing bedacht was om er
een aanzienlijken toren naast aan te plaatsen; doch daarmede tot
zekere hoogte gekomen zijnde, liet men het werk steeken; sommigen
willen om eene ontdekte zakking, anderen om dat men nu eerst
begreep dat die toren den spreekenden luister van het belenden
staande stadhuis zoude verminderen; tot nog voor weinige jaaren is
het onderstuk van dien toren blijven staan, en was bekend onder den
naam van Onvolmaakte toren; het stond op boogen, waaronder men
kon doorgaan, ook naar een der ingangen van de kerk; doch sedert is
het gezegde stuk weggenomen.

Deeze Gereformeerde Nieuwe Kerk is een overheerelijk kruisgebouw,


lang 315, en breed 210 voeten, rustende op 52 hardsteenen zuilen:
sommige haarer glazen zijn fraai beschilderd; en zij wordt des avonds
verlicht door 5 groote en 12 kleine koperen kaarskroonen: er is een
groot en kunstig orgel in, rustende op bonte marmeren Corinthische
colommen; de deuren die er voor zijn, zijn prachtig beschilderd:
behalven het groote is er ook nog een klein orgel, dat zeer helder van
geluid is: de predikstoel is een ongemeen meesterstuk der
beeldhouwkunde; zo is ook het koperen afschutsel van het ruime
choor, en dat op eenen marmeren voetstuk rust, overheerelijk fraai, en
der beschouwinge waardig: ten einde van het choor ziet men de
ongemeen prachtige graftombe van den beroemden Zeeheld De
Ruiter: aan één der zijden van het ruim der kerk, achter den
predikstoel, is de overheerelijke grafstede van Jan van Galen: de Zee-
capitein David Zweers, heeft in deeze kerk mede eene grafplaats:
Joost van den Vondel, de Prins der Nederlandsche Dichteren ligt
ook alhier begraven, uitwijzens eene urna, voor eenige [6]jaaren, ter
eere zijner nagedachtenisse, in een nis, in één der pijlaaren daartoe
uitgehouwen, geplaatst.

De Zuider Kerk behoort onder de Amsteldamsche kerken van laateren


datum; zij werd in 1611 volbouwd, schoon aan den toren nog wel drie
jaaren langer gearbeid is: het middendak, dat hoog boven de zijdaken
uitsteekt, wordt gedragen door tien zwaare pijlaaren van blaauwen
steen: dat er geen choor bij is, verstrekt onder anderen ten bewijze dat
zij den Roomschen tijd niet geheugt: de toren, die zeer cierlijk is, is 237
voeten hoog; in denzelven is een fraai uurwerk en klokkenslag; voords
wordt het ruim onder den avonddienst door verscheidene
kaarskroonen verlicht, het geen mede in alle de andere kerken plaats
heeft, waarom zulks hier ééns vooral gezegd blijft: de Zuider kerk heeft
voords van binnen niets aanmerkelijks, even weinig als de Wester
kerk, zijnde anders ééne der fraaiste kerken van Amsteldam: in den
jaare 1620 werd de bouw van deeze begonnen, (er stond vóór dien tijd
slechts een loos, waarin de Godsdienst verricht werd;) in 1631 was zij
voltooid; de toren echter eerst in 1638; deeze is ongemeen fraai, en
overtreft in hoogte alle de torens der stad; van den grond tot aan het
kruis toe bereikt bij bijna 300 voeten; van boven pronkt hij met den
keizerlijken kroon van ’t Amsteldamsche wapen: er is ook een fraai,
uur- en speel-werk in; de groote slagklok die de heele uuren slaat,
weegt meer dan 15.000 ℔.

De Kerk is binnenswerks 168 voeten lang en 97 voeten breed; in 1687


werd er een fraai orgel in gemaakt: voords is het geheele gebouw een
kunststuk van Architectuur, ofschoon er van binnen niets aanmerkelijks
in te zien zij.

De Noorder Kerk is een gebouw van den jaare 1620; zij is een fraaje
kruiskerk; van binnen heeft zij vier gevels, die ieder van onderen 92
voeten breed zijn: zij pronkt met een aartig torentjen, ter hoogte van 54
voeten, zijnde ook voorzien van een slag-uurwerk: van binnen wordt
haaren omtrek gesteld op 70 passen: het kruisgewelf rust op vier
geweldig zwaare colommen; zij heeft verder niets bijzonders; ook is er
geen orgel in.

De Oude zijds Capel, eertijds St. Olofs capel genaamd, wordt van
sommigen voor de oudste kerk der stad gehouden; ja eenigen brengen
haar reeds tot het midden der elfde eeuw: in 1646 is zij merkelijk
vergroot: van binnen heeft zij almede niets bijzonders, [7]van buiten
pronkt zij met een net torentjen, waarin een uurwerk is: boven een der
ingangen ziet men een menschen geraamte, doodshoofden en
beenderen, uit welken eenige korenairen wassen: daar onder leest
men in de Latijnsche taale, de woorden: hoop des anderen levens.

De Nieuwe zijds Capel die mede van zeer oude datum is, droeg weleer
de naam van Heilige stede, 1 naar zeker mirakel aldaar omtrent het
midden van de veertiende eeuw gebeurd, blijvende er alstoen (zegt
men,) een gewijden ouwel midden in de vlamme ongeschend; thans is
deeze capel geen onaartig kerkjen, zijnde vercierd met een fraai orgel,
dat in 1636 vernieuwd werd; er staat een klein spits torentjen op,
waarin een slaand uurwerk: op bepaalde kerktijden wordt hier ook in de
Hoogduitsche taale gepredikt.

De Gasthuis Kerk, is een gedeelte van het oude Nonneklooster, Ter


Leliën, ’t welk onder eene menigte andere kloosters hier ter stede
weleer stond: het ruim bestaat uit een langen smallen elboog, ter
wederzijde van gallerijen voorzien.

De Ooster Kerk, en Eilands Kerk, waren omtrent den jaare 1660


slechts houtene loozen; de eerstgemelde stond toen bij het gewezene
willige rasphuis, en werd reeds in 1671 ingewijd; doch de andere is
eene loos gebleven tot in 1736: ’t zijn beide kleine maar zeer geschikte
gebouwen; op ieder staat een aartig torentjen met een slag-uurwerk;
doch zij hebben verders niets aanmerkelijks: er zijn ook geene orgels
in.

Eindelijk is er nog de Amstel Kerk, dat een hecht vierkant hout gebouw
is, omtrent den jaare 1670 voltooid: het is honderd voeten lang, en
even zo breed: het dak rust van binnen op 16 houtene stijlen: de grond
is met geele klinkers belegd, zo dat er niet in begraven wordt, gelijk in
de andere kerken geschiedt.

De Fransche of Waalsche gemeenten hebben ter deezer stede twee


kerken, den naam dragende van Oude, en Nieuwe Waale Kerk: de
eerste was voorheen de kerk van ’t Pauline klooster, en werd [8]in 1409
gesticht; in 1661 werd zij merkelijk vergroot en verbeterd: zij heeft niets
ongemeens, maar er is een goed orgel in—De Nieuwe Waale Kerk, is
slechts van hout opgeslagen; zij was weleer een stads schermschool;
doch werd in 1686, bij gelegenheid van de overkomst veeler Fransche
vlugtelingen, tot eene kerk verbouwd—Donderdags avonds houden de
Waalen in de Wester Kerk gebed.
De Engelsche Presbijteriaanen, hebben hunne kerk op het Begynenhof
in de Kalverstraat—weleer hadden de zogenaamde Brouwnisten nog
eene kerk in de Barndesteeg, die naderhand ook tot de Episcopaalen
gebruikt werd, doch sedert eenigen tijd is deeze gemeente bijna geheel
verdweenen.

De Roomschen hebben zo binnen de stad als even buiten de poorten,


een groot getal kerkhuizen; behalven dat eenige voornaame leken nog
Capellen in hunne eigene huizen hebben: sedert weinige jaaren heeft
deeze gemeente verlof verkregen om buiten de Raampoort, een
eigenlijke kerk te bouwen, dat een zeer net, en allezins aan het
oogmerk voldoend gebouw is—In de Roomsche tijden had dezelfde
gemeente hier ter stede, behalven de kerken die thans door die
Gereformeerden gebruikt worden, nog verscheidene anderen, allen
welken tot andere einden geschikt zijn geworden; op den hoek van de
Vrouwensteeg stond er een die in huizen veranderd is: wat verder op
den Nieuwendijk was de St. Jacobs Capel, die mede in huizen
veranderd is, behalven het torentjen, dat tot voor nog maar weinige
jaaren boven de daken uitstak en door Kerkmeesteren van de Nieuwe
Kerk moest onderhouden worden, om dat de goederen van de
gemelde Capelle aan die kerk gemaakt zijn: sedert is het gezegde
torentjen afgebroken.

De Lutherschen hebben tot op onzen tijd hier ter stede slechts twee
kerken gehad, de Oude, en de Nieuwe; beiden zijn zeer ruime
gebouwen, kunnende, vooral wegens de gaanderijen die er boven
elkander in gemaakt zijn, veel volks bevatten.—De Nieuwe is een
zwaar cirkelrond gebouw, waarvan de kap gedekt is met koperene
plaaten, door Karel den Elfden, Koning van Zweeden, aan deeze
kerk geschonken: in iedere deezer kerken is een fraai orgel, en beiden,
vooral de Nieuwe, zijn bezienswaardig—Na dat deeze Gemeente
onlangs door een duisteren twist eene scheuring ondergaan heeft, en
verdeeld is geworden in die van het Oude-, en die van het Nieuwe-
licht, of wel is [9]het eerstgemelde gedeelde bekend, bij den naam van

You might also like