Professional Documents
Culture Documents
COMET Voor Negatief Zelfbeeld
COMET Voor Negatief Zelfbeeld
COMET
voor negatief
zelfbeeld ate
riaa
l digitaal be
sch
m i
kb
nd
aa
oek is aanvulle
r. G
a
hiervoor n
extras.springer.com
it b
aa
ij d
rd
B ew
ebs
ite:
COMET voor negatief zelfbeeld
Website
In de oorspronkelijke uitgave van CO0ETvoornegatiefzelfbeeld,
was een cd-rom toegevoegd met aanvullend digitaal materiaal. Vanaf deze editie is echter
al dit aanvullende materiaal vindbaar op: http://extras.springer.com
Vul op deze website in het zoekveld Search ISBN het ISBN van het boek in:
978-90-313-9055-7
Let op: het is belangrijk om precies deze schrijfwijze aan te houden, dus met tussenstreepjes.
Overal waar in deze uitgave verwezen wordt naar de cd-rom, wordt bovenstaande website
extras.springer.com bedoeld.
Dit boek, COMET voor negatief zelfbeeld, is onderdeel van de reeks Proto-
collen voor de GGZ.
Bij deze titel is tevens een werkboek voor de cliënt te bestellen: Ver-
beter uw zelfbeeld in 7 stappen.
Bestellen
De boeken zijn te bestellen via de boekhandel of rechtstreeks via de
webwinkel van uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum: www.bsl.nl.
Redactie
Prof. dr. Claudi Bockting, klinisch psycholoog, psychotherapeut en
gedragstherapeut, adjunct hoogleraar Klinische psychologie, Rijks-
universiteit Groningen
Drs. Willemijn Scholten, psychotherapeut en gedragstherapeut;
zij verricht onderzoek bij de afdeling psychiatrie VUmc en GGZin-
Geest, Amsterdam
Dr. Mascha ten Doesschate, psychiater Universitair Medisch Cen-
trum Groningen, afdeling Psychiatrie
Prof. dr. Chijs van Nieuwenhuizen, psycholoog en psychotherapeut,
bijzonder hoogleraar Forensische geestelijke gezondheidszorg,
Universiteit van Tilburg/GGzE
COMET voor negatief zelfbeeld
Competitive Memory Training bij lage
zelfwaardering en negatief zelfbeeld
Kees Korrelboom
Houten 2011
© 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,
opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in
enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopie-
en of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelij-
ke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van
artikel 16b Auteurswet j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd
bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient
men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stich-
ting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
(een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compila-
tiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouw-
bare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aan-
vaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave
voorkomen.
www.bsl.nl
Inhoud
Voorwoord 9
1 Introductie 13
1.1 Inleiding 13
1.2 COMET: de achtergronden 14
1.3 COMET: algemene kenmerken en inpassing 15
1.4 COMET: de effectiviteit 16
Literatuur 103
Formulieren 109
Enkele jaren geleden zond de RVU een televisieserie uit onder de titel
‘Kijken in de ziel’. Coen Verbraak was de maker en regisseur. In een
aantal afleveringen sprak hij met enkele bekende psychiaters over
hun vak en hun persoon. Ik zag een paar uitzendingen en kocht ook
het boek (Verbraak, 2009) dat naar aanleiding van de tv-programma’s
verscheen. Terwijl zich onder de ‘psychiaters’ slechts één psycholoog
bevond, ging de serie vooral over de psychotherapeutische aspecten
van de psychiatrie en niet of nauwelijks over de medisch-biologische.
Psychiaters zouden de ‘speleologen van de menselijke geest’ zijn. Ik
vond het boeiende uitzendingen en ook het boek las ik met plezier.
In vrijwel geen enkel interview herkende ik echter iets van het vak dat
ik al meer dan 25 jaar uitoefen en dat ik al die tijd al ‘psychotherapie’
noem. De collega’s spraken over ‘ontmoetingen’, ‘dichterbij komen’,
‘blootleggen’, ‘er doorheen gaan’, ‘inzichten’ en ‘regressie’. ‘Mijn’
psychotherapie gaat veel meer over ‘oefenen’, ‘stappenplannen’, ‘evi-
dentie’, ‘aandacht-bias’, ‘effectmetingen’ en ‘informatieverwerking’.
Enige tijd daarna zond de NCRV de ook onder psychotherapeuten po-
pulaire televisieserie ‘In therapie’ uit. Acteurs zetten een zelfstandig
gevestigd psychotherapeut neer en een aantal patiënten die gedurende
hun behandeling in de spreekkamer werden gevolgd. Ook van deze
serie zag ik enkele afleveringen en ook deze wisten mijn belangstelling
behoorlijk vast te houden. Goede acteerprestaties en mooi gemaakte
afleveringen. Maar opnieuw: de psychotherapie die erin werd gepre-
senteerd had weinig of niets te maken met de behandelingen die ik
dagelijks uitvoer. Evenals bij ‘Kijken in de ziel’ werd wat zich afspeelde
tussen therapeut en patiënt ogenschijnlijk belangrijker gevonden dan
de vraag wat de patiënt moest doen (behalve goede gesprekken voeren
met de therapeut) om van zijn of haar klachten af te komen en of dat
ook nog een beetje lukte. Sterker: zelfs de klachten van de patiënten,
laat staan hun diagnose, werden (althans voor de onregelmatige kijker
die ik was) niet duidelijk.
10 COMET voor negatief zelfbeeld
tocol echter ook heel goed individueel worden toegepast. COMET kan
immers worden beschouwd als individuele training in een groep, zoals
later ook zal worden toegelicht. De demonstraties op de bijgevoegde
dvd tonen dan ook de toepassing van COMET in een individuele
context.
Kees Korrelboom
1 Introductie
1.1 Inleiding
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_1, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
14 COMET voor negatief zelfbeeld
2.1 Inleiding
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_2, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
20 COMET voor negatief zelfbeeld
‘De ervaring leert nu eenmaal dat wie zijn thuiswerk doet, meer kans op
succes heeft. Dus we raden iedereen van harte aan dat thuiswerk zo veel
mogelijk en zo goed mogelijk uit te voeren.’
‘Ernst, jij had laatst een vergelijkbaar probleem als Agnes met die bijko-
mende negatieve gedachten tijdens het oproepen van je succeservaringen.
Kun jij haar uitleggen hoe jij dat toen hebt aangepakt?’
‘Dames en heren, adviezen aan elkaar en dus ook aan Agnes worden zeer
op prijs gesteld, maar we moeten niet vergeten dat het hier om het zelf-
beeld gaat. En over je zelf-beeld ga je zelf. Agnes dus ook. Dat neemt
natuurlijk niet weg dat ik hoop dat Agnes sommige suggesties van de
anderen goed kan gebruiken.’
Het past binnen deze ‘individuele training in een groep’ ook om cliën-
ten die bijvoorbeeld een zitting hebben gemist in een extra individueel
gesprek buiten de groep om weer even ‘bij te spijkeren’. Toch moet
hierdoor de groepscohesie niet te veel geweld worden aangedaan. Met
betrekking tot het missen van zittingen worden doorgaans de volgen-
de vuistregels gehanteerd, die al tijdens het indicatiegesprek worden
meegedeeld:
‘Ik ga ervan uit dat als je meedoet, je ook meedoet. Dat betekent voor
mij dat je er iedere keer bent en er ook op tijd bent. Mocht je echter toch
een keer moeten missen, dan is dat jammer maar geen ramp, zolang je
de oefeningen die je hebt gemist maar zo snel mogelijk inhaalt. Maar,
als je twee keer mist, wordt het wel te veel. Je hebt dan al snel een kwart
van de sessies of meer gemist. Wij gaan ervan uit dat je het dan niet meer
goed kunt oppikken. Bij twee keer missen stopt dus altijd de COMET-be-
handeling. Het maakt daarbij niet uit wat de reden was van je verzuim:
een ziek kind, een zware verkoudheid, een overleden dierbare, verslapen,
een kater van de vorige avond, of plotselinge zin in een dagje strand …
de redenen voor afwezigheid zullen best belangrijk genoeg voor je zijn
geweest, maar voor verdere deelname aan COMET doen ze er niet toe. Dit
is overigens geen straf. Twee keer missen is gewoon te veel om voldoende
baat bij de training te kunnen hebben en het is ook al snel te storend voor
de andere cliënten. Bij een volgende COMET-training ben je weer van
harte welkom. Omdat we willen dat wie meedoet ook echt meedoet, zul-
len we bij zo’n heraanmelding natuurlijk wél even stilstaan bij de rede-
nen waarom je de vorige keer bent afgehaakt.’
werkt in de groepssessies. Door de beperkte tijd kan dan ook niet altijd
iedereen individueel aan de beurt komen. De persoonlijke ervaringen
van cliënten die in de groep wel aan het woord zijn geweest (tijdens de
discussies, de oefeningen of het bespreken van het thuiswerk), worden
dan ook zo veel mogelijk gebruikt als voorbeeld voor de rest van de
groep:
Bij herhaling wordt benadrukt dat het bespreken in de groep niet het
hoogste doel is van COMET en ook geregeld niet haalbaar is.
‘Dames en heren, het is bijna tijd. Dat betekent dat niet iedereen aan
de beurt is geweest om zijn of haar positieve ervaringen te beschrijven.
Dat zal waarschijnlijk vaker gebeuren. Het is jammer, maar beslist geen
ramp. COMET is individuele training in groepsverband. Het gaat er
niet zozeer om wat we hier met elkaar bespreken, het is veel belangrijker
wat ieder voor zich in de groep en vooral straks thuis, bij de uitvoering
van het thuiswerk gaat doen. De groep is er eigenlijk alleen om iedereen
duidelijk te maken wat hij of zij moet doen en om te helpen conclusies
te trekken uit de ervaringen die je tijdens en naar aanleiding van de oe-
feningen hebt opgedaan. Is het op dit moment voor iedereen voldoende
duidelijk hoe je de komende week met dat beschrijven van positieve erva-
ringen aan de slag moet? Zo niet, vraag het alsjeblieft. Nu is daar nog
even gelegenheid voor.’
3 Presessie: indicatiestelling
(individueel)
3.1 Inleiding
Vooral wanneer COMET bij een andere behandelaar wordt gevolgd dan
de eigen hoofdbehandelaar en dus gedeeltelijk losstaat van de aldaar
lopende therapie, is er een apart indicatiegesprek. Dat gesprek is re-
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_3, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
26 COMET voor negatief zelfbeeld
x Cliënt kan minimaal één positieve eigenschap plus één voorbeeld daarvan noemen
Mogelijke contra-indicaties
x Negatieve zelfbeeld wordt in hoge mate bepaald door actuele ‘traumatisering’
Zeer korte schets van werkwijze, inclusief informatie over data en tijdstippen
‘Wat vindt u verkeerd aan uzelf ? Wat deugt er naar uw mening niet?’
Of:
‘Wat u vertelt lijkt mij erg vervelend en pijnlijk, maar het zegt eigenlijk
meer over die andere mensen dan over uzelf. Waaróm geven ze niet om u
en waaróm mag u er niet bij horen? Zegt dat iets over wie u bent? En is
dat dan iets negatiefs? En ten slotte, het belangrijkste in dit verband, als
de reden ligt in een negatieve beoordeling over wie u bent, bent u het in
dat geval eens met dat negatieve oordeel?’
‘Een positief zelfbeeld wil niet zeggen dat succesvolle cliënten de rest van
hun leven met de borst vooruit rondlopen om iedereen te laten weten hoe
geweldig ze zijn. Dat is arrogantie of blaaskakerij, maar niet wat wij
onder een positief zelfbeeld verstaan.’
3 Presessie: indicatiestelling (individueel) 29
Een disfunctioneel negatief zelfbeeld gaat echter een stuk verder dan
gezonde zelfkritiek. Cliënten met een disfunctioneel lage zelfwaarde-
ring beoordelen zichzelf te negatief. Een fout maken betekent dan:
‘Zie je wel wat een stommeling ik ben. Ik kan ook helemaal niks.’
‘O, wat stom, ik heb een fout gemaakt. Wat kan ik ervan leren en kan ik
er nog iets aan herstellen?’
Het gaat hier om de vraag of de cliënt vindt dat hij, net zoals mijnheer
1 zou moeten doen, zijn gedrag moet veranderen (stoppen met de
hele dag bier drinken en aardiger zijn voor vrouw en kinderen) om
zodoende positiever over zichzelf te kunnen gaan denken, of dat hij
meent beter het programma van mijnheer 2 te kunnen volgen: vooral
leren om minder overdreven kritisch tegenover zichzelf te staan en
om meer oog te krijgen voor de goede dingen, die hij ook vaak genoeg
doet. COMET voor lage zelfwaardering heeft betrekking op het tweede
programma en niet op het eerste.
Bij verschillende vormen van negatieve zelfwaardering moet de weg
van gedragsverandering niet te snel worden uitgesloten als mogelijk
zinvolle therapeutische strategie. Luiheid, onattentheid, egoïsme en
gulzigheid zijn slechts enkele voorbeelden waarbij beslist ook, of zelfs
vooral of uitsluitend, moet worden gedacht aan gedragsverandering,
en niet (alleen) aan herwaardering middels COMET. Voorbeelden van
methodes waarbij de cliënt leert om zich positiever te gaan gedragen,
zodat de zelfwaardering kan toenemen, vindt men onder andere bij
Tarrier (2001) en (met behulp van het positieve dagboek) bij Korrel-
boom en Ten Broeke (2004).
3 Presessie: indicatiestelling (individueel) 31
‘Ik denk altijd wel dat ik dom ben, maar eigenlijk klopt dat niet. Ik heb
de havo zonder doublures afgemaakt en ik kan mijn kinderen die het
atheneum volgen doorgaans goed helpen met hun huiswerk.’
32 COMET voor negatief zelfbeeld
Of:
‘Ik zeg altijd wel dat ik saai ben, maar mijn vakanties zijn toch een stuk
avontuurlijker dan die van de meeste andere mensen die ik ken.’
‘Ik ben bang dat ik inderdaad niet erg slim ben, maar ik heb wel een
goed gevoel voor humor.’
Of:
‘Ik ben weliswaar behoorlijk saai, maar je kunt wel altijd op mij
rekenen.’
Therapeut: ‘Wanneer ik je tien euro zou lenen, krijg ik die dan van je
terug?’
Cliënt: ‘Ja, natuurlijk krijg je die terug.’
Therapeut: ‘Is dat een goede of een slechte eigenschap: geleend geld
terugbetalen?’
Cliënt: ‘Ja, hèhè, goed natuurlijk. Maar dat is niks bijzonders. Terugbe-
talen van geleend geld is normaal.’
Therapeut: ‘Vind je saai zijn dan niet normaal?’
Cliënt: ‘?????’
Therapeut: ‘Ja, ik vind het een beetje raar om al je goede kenmerken
“normaal” en “niks bijzonders” te vinden, terwijl je al je negatieve
kanten juist heel zwaar laat wegen in je zelfbeoordeling. Zou je zelf,
bijvoorbeeld, liever op vakantie gaan met een saai maar betrouwbaar
iemand of met iemand met wie je altijd wel wat beleeft, maar die je voor
geen cent kunt vertrouwen? In deze training is het van tweeën één: als je
positieve eigenschappen normaal zijn, moeten we ook niet zeuren over die
3 Presessie: indicatiestelling (individueel) 33
paar negatieve aspecten, maar als die negatieve aspecten belangrijk zijn,
dan moeten we ook waardering hebben voor de positieve kanten. Anders
wordt het niks.’
Cliënt: ‘Als je het zo zegt, heb je eigenlijk wel gelijk. Het probleem is al-
leen dat ik het niet zo voel, dat je gelijk hebt.’
Therapeut: ‘Dat is niet erg. Deze training gaat er juist om dat je leert
voelen wat je met je gezond verstand eigenlijk al weet.’
Wanneer het de cliënt, ook met enige hulp van de therapeut, niet lukt
om minimaal één voor hem zelf (althans op verstandelijk niveau)
enigszins geloofwaardige positieve persoonlijke eigenschap te noe-
men die in tegenspraak is met zijn negatieve zelfbeeld, is COMET nog
niet de aangewezen interventie. In dat geval kan beter eerst worden
getracht met behulp van reguliere cognitieve interventies, zoals de
socratische dialoog, op verstandelijk niveau meer ruimte te creëren
voor positieve zelfopvattingen (Ten Broeke, Van der Heiden, Meijer &
Hamelink, 2008). Wanneer die bewijzen eenmaal zijn verzameld, kan
in een volgend stadium zo nodig alsnog worden geprobeerd deze ar-
gumenten meer ‘gevoelsmatige lading’ en dus een hogere geloofwaar-
digheid mee te geven met behulp van COMET.
Een ander aspect dat uitmaakt of COMET (in groepsverband) een ge-
schikte interventie is voor de cliënt, betreft de vraag of iemand in een
groep kan meekomen. Naast een vanzelfsprekende voorwaarde zoals
het voldoende beheersen van de (gesproken en, vanwege het werkboek
voor de cliënt, liefst ook geschreven) Nederlandse taal, gaat het vooral
om het durven meedoen met de oefeningen en besprekingen. De
groepstraining duurt maar kort (8 bijeenkomsten in ons voorbeeld),
heeft een sterke focus (zelfwaardering) en situaties kunnen bovendien
soms nogal pijnlijk en ook schaamtevol zijn. Ook maakt de groep
uitvoerig gebruik van oefeningen die niet iedereen even gemakkelijk
uitvoert ten overstaan van anderen.
Om hierover een beslissing te kunnen nemen, schetst de therapeut in
vogelvlucht de procedures en werkwijze van de groep: dat het om een
groep gaat die op vooraf vastgelegde tijdstippen bij elkaar komt en
waarin dus ook onbekende anderen kennis kunnen nemen van allerlei
persoonlijke eigenaardigheden van de cliënt en dat er oefeningen moe-
ten worden gedaan in en buiten de groep.
COMET is pas geïndiceerd wanneer deze aspecten voor de cliënt geen
onoverkomelijke hindernissen lijken te zijn.
34 COMET voor negatief zelfbeeld
4.1 Inleiding
Depression Inventory)
Kennismaking
Opgeven thuiswerk:
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 3
ken (Registratieformulier 2)
In plaats van een positieve eigenschap wordt een prettig gevoel genoemd
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
36 COMET voor negatief zelfbeeld
Voor zover dat nog niet na afloop van het indicatiegesprek is gebeurd,
worden de werkboeken voor de cliënt uitgedeeld en worden er vragen-
lijsten ingevuld1.
zelfbeeld is. Hoewel aard en inhoud van het negatieve zelfbeeld geen
onderwerpen zijn die uitgebreid worden besproken tijdens COMET, is
dat negatieve zelfbeeld wel het vertrekpunt van de interventie. Om die
reden wordt iedereen gevraagd nog eens kort aan te geven wat zijn of
haar negatieve zelfbeeld inhoudt. De therapeut waakt er daarbij voor
dat noch door de cliënt zelf, noch door de andere cliënten te uitvoerig
bij dit negatieve zelfbeeld wordt stilgestaan. Het wordt meegenomen
in het onderlinge kennismakingsrondje, dat ook weer kort en zakelijk
wordt gehouden:
Omdat niet iedereen het even gemakkelijk vindt om in een nog onbe-
kende groep te vertellen wat er met zichzelf aan de hand is, vraagt de
keuze met wie er in een dergelijk rondje moet worden begonnen om
enige strategische overwegingen. Zo leert de ervaring dat in gemengde
groepen (mannen en vrouwen door elkaar heen) lage zelfwaardering
voor specifieke uiterlijke of andere min of meer seksespecifieke ken-
merken (te grote of te kleine borsten of penis, kaalheid of ongewenste
beharing, uitgezaktheid, slechte moeder zijn, slechte minnaar zijn
enzovoort) dikwijls wat extra gevoelig ligt. Over het algemeen kan het
kennismakingsrondje dus beter worden begonnen met iemand met
een ander soort zelfbeeldproblematiek. Het is ook een overweging
om te beginnen met iemand van wie de therapeut al met enige zeker-
heid kan vermoeden dat deze zich in een groep relatief gemakkelijk
uitspreekt. Wanneer cliënten ondanks deze strategische maatregelen
toch problemen blijven houden om hun zelfbeeldproblematiek tijdens
de kennismaking meteen naar voren te brengen, resten de behande-
laar twee opties. Wanneer de inschatting is dat de cliënt even over de
drempel moet worden geholpen, kan de therapeut voorstellen een
handje te helpen:
‘Ik geloof dat je het een beetje lastig vindt om zomaar aan een groep
wildvreemden te vertellen wat er allemaal niet aan je deugt. Zal ik je een
38 COMET voor negatief zelfbeeld
‘Als voortdurend is benadrukt dat je oudere zus zo slim is, kan het na-
tuurlijk gemakkelijk gebeuren dat je gaat denken dat je zelf kennelijk
dus dom bent. Dat idee heb je meegenomen en daar ben je naar gaan
leven. Het is nu natuurlijk de vraag of die boodschap van vroeger ook
4 Sessie 1, stap 1 t/m 3 39
klopt. Is het niet zo dat je zus heel slim is en dat je zelf ook behoorlijk
slim bent, ook al is het dan misschien iets minder dan je zus? Of mis-
schien is het wel zo dat jouw kracht niet zozeer op het gebied van slim-
heid ligt, maar veel meer op dat van vriendschap, trouw en oprechtheid.
Misschien zijn dat wel de dingen die je tot een waardevol mens maken.’
‘Ik geef nu een herhaling van de uitgangspunten van deze training, die
ik al eerder tijdens het indicatiegesprek kort met jullie heb besproken. Die
uitgangspunten zijn belangrijk omdat ze de rode lijn in deze behandeling
vormen. Iedereen heeft een bepaald (al dan niet uitgesproken) oordeel over
de kwaliteiten en eigenschappen van de mensen met wie je te maken hebt.
Je vindt iemand grappig, interessant, irritant, betrouwbaar, egoïstisch,
aantrekkelijk, of wat dan ook. De wijze waarop je iemand beoordeelt, is
bepalend voor de wijze waarop je met zo iemand wilt omgaan. Zoek je
hem op, of houd je juist afstand. Probeer je met hem samen te werken, of
ga je hem liever uit de weg? Net zoals wij anderen beoordelen, beoordelen
40 COMET voor negatief zelfbeeld
wij ook onszelf. Van zulke zelfbeoordelingen zijn we ons dikwijls minder
bewust dan van de oordelen die we over anderen hebben, maar ze zijn
zeker net zo belangrijk. Als wij onszelf als onaantrekkelijk beschouwen,
zullen we andere dingen doen en laten dan wanneer we tevreden zijn over
ons uiterlijk. Wie denkt dat hij slim is, stelt zich in discussies doorgaans
anders op, dan iemand die zichzelf dom vindt. Niet alleen hangt ons
doen en laten in belangrijke mate af van hoe we onszelf waarderen, ook
ons gevoel wordt dikwijls door zulke zelfopvattingen bepaald.’
maar ‘goed over zichzelf ’ moet gaan voelen. Mocht daarover verwar-
ring dreigen te ontstaan, dan kan de therapeut als volgt reageren:
‘Mensen met een positief zelfbeeld denken echt niet de hele dag: “wat ben
ik toch geweldig; hoeveel beter zou de wereld er aan toe zijn, wanneer
iedereen net zo geweldig was als ik.” Zo’n houding zou ik liever “opgebla-
zen arrogantie” noemen dan een “positief zelfbeeld”. Het grappige is juist
dat mensen met een positief zelfbeeld maar heel weinig bewust nadenken
over hun eigenwaarde. Ze dragen die eigenwaarde gewoon met zich mee
en ervaren het als iets dat bij hen hoort en dat min of meer vanzelfspre-
kend is. Het zit als het ware in hen gebakken. Pas wanneer zich bepaalde
dilemma’s voordoen, staan ze er bewust bij stil. “Een vriend heeft mijn
hulp nodig en ik wil naar de finale van het WK voetbal kijken. Wat
doe ik? Kan ik mijzelf nog recht in de spiegel aankijken als ik voor de tv
kies?” En nadat zo iemand de keuze heeft gemaakt, evalueert hij die in
het licht van zijn zelfwaardering. “Dat was geen goede keuze. Ik schaam
mij dat ik mijn vriend niet heb geholpen. Volgende keer doe ik dat heel
anders.” Mensen met een normaal positief zelfbeeld beoordelen hun ge-
dragingen pas bewust wanneer zich daarbij vragen opkomen. Mensen
met een negatief zelfbeeld daarentegen zijn vrijwel voortdurend bewust
met zichzelf en hun gevoel van eigenwaarde bezig. In negatieve zin dan
wel te verstaan: “Dit gaat mij vast niet lukken.” “Ze zal mij wel stom
vinden.” “Kon ik maar eens een keer iets leuks vertellen.” “Ik kan ook echt
helemaal niks.” Wie een positief, of liever: reëel zelfbeeld heeft, houdt zich
veel minder met dit soort vragen en kwesties bezig.’
De cliënt moet ook niet gaan denken dat negatieve zelfwaardering per
definitie slecht is:
‘Laten we blij zijn dat mensen het vermogen hebben meegekregen om kri-
tisch naar zichzelf te kijken en dat zij vanuit die kritische kijk lessen kun-
nen trekken omtrent hun doen en laten. De wereld zou er een stuk slechter
aan toe zijn wanneer iedereen maar alles goed zou vinden wat hij doet.
COMET gaat dus niet over het wegnemen van kritische zelfreflectie, maar
over het terugdringen van bovenmatig negatieve zelfwaardering.’
De cliënt moet er juist toe worden gebracht (dat is althans wat COMET
probeert te doen) om zichzelf als persoon recht te doen:
42 COMET voor negatief zelfbeeld
‘Het is dus terecht en gezond om te denken “ik heb een fout gemaakt”,
wanneer je een fout hebt gemaakt. Het is echter niet terecht en bovendien
ongezond wanneer je denkt “ik ben een waardeloos mens die nergens
voor deugt”, wanneer je een keer een fout hebt gemaakt. Daarmee ben je
oneerlijk tegenover jezelf en doe je jezelf onrecht aan. Deze training helpt
om je zelfwaardering meer in evenwicht te brengen. Je wordt geholpen om
oog te blijven houden voor wat niet goed is en, in jullie geval vooral, om
meer oog te krijgen voor de dingen aan jullie die wel goed zijn. Op die
manier wordt het zelfbeeld reëler.’
‘Hoewel jullie met je gezond verstand meestal wel weten dat je ook een
aantal positieve eigenschappen en kenmerken hebt, heeft de gerichtheid
op negatieve kanten toch vrijwel altijd de overhand.’
‘Weten waarin je niet zo goed bent, maar ook weten waar je sterke kan-
ten wel liggen.’
‘Jullie moeten leren voelen wat jullie eigenlijk al weten, namelijk dat
jullie slimmer, boeiender, leuker, beter, waardevoller et cetera zijn dan
jullie je meestal voelen. Om die reden gaat een groot deel van COMET
over die positieve kenmerken. We gaan jullie vragen welke die positieve
eigenschappen zijn, en we vragen jullie om er dingen over op te schrijven.
We gaan jullie ook helpen om die positieve eigenschappen en kenmerken
emotioneel sterker te beleven. We maken daartoe gebruik van imaginatie,
oftewel het voorstellingsvermogen, van houding en gelaatsuitdrukking,
van zelfspraak, dingen dus die je in jezelf tegen jezelf over jezelf zegt, en
we gebruiken ten slotte ook muziek. Door een tijdlang op zo’n manier
met je positieve eigenschappen bezig te zijn, gaan ze meer voor je leven en
krijgen ze meer belang. Het is uiteindelijk de bedoeling dat zij zo veel ‘ge-
voelsmatig gewicht’ krijgen dat ze in allerlei omstandigheden waar dat
op zijn plaats is, eerder in je hoofd schieten dan de negatieve kenmerken
die het bij jullie nu meestal winnen. Deze training wil ervoor zorgen dat
jullie positieve zelfgevoel sterker wordt en het vaker gaat winnen van jul-
lie negatieve zelfwaardering.’
‘Dus laten we eens kijken. Jullie hebben zojuist allemaal verteld wat je zo
negatief vindt aan jezelf. Toch weten jullie allemaal ook ergens wel dat
dit negatieve oordeel niet helemaal terecht is. Dat heb je tijdens het indi-
catiegesprek aan mij verteld en dat is ook de reden dat jullie nu allemaal
aan COMET meedoen: leren voelen wat je eigenlijk al weet, namelijk
dat het niet zo negatief met je is gesteld als je meestal denkt. Wie wil iets
vertellen over de tegenargumenten, je persoonlijke eigenschappen en erva-
ringen die in tegenspraak zijn met dat negatieve zelfbeeld?’
In deze eerste zitting gaat het vooral om het benoemen van die positie-
ve eigenschappen en kenmerken. De meer gedetailleerde uitwerking
komt in de volgende, tweede sessie. In deze stap kunnen met name
twee dingen lastig zijn. Om te beginnen kan de cliënt soms geen goede
eigenschappen opsommen. Bij dit probleem is al stilgestaan in 3.3.
Dezelfde oplossingen kunnen hier helpen: de therapeut kan algemeen
gewaardeerde goede eigenschappen (eerlijkheid, betrouwbaarheid,
doorzettingsvermogen, humor, enzovoort) naar voren brengen en aan-
sluitend vragen of de cliënt vindt dat hij zulke eigenschappen heeft.
Wat in deze fase extra helpt, is dat de tegenvoorbeelden als het goed
is al tijdens het indicatiegesprek zijn besproken en door de therapeut
zijn opgeschreven op het indicatieformulier:
‘Tijdens het indicatiegesprek zei je dat je jezelf een eerlijk en oprecht mens
vindt. Geldt dat nog steeds?’
‘Oké, je vindt jezelf dus dom. Wat is het tegenovergestelde van een dom-
merik? Een slimmerik of een intelligent iemand. Welke slimme en intel-
ligente kanten heb jij die in tegenspraak zijn met de gedachte dat je een
dommerik bent?’
‘Mooi dat je je zo lekker kunt voelen onder die boom met dat boek, maar
ik vraag mij af wat dat over jou zegt. Wat zijn dat voor mensen die lek-
ker in de schaduw van een boom een boek kunnen lezen? Is dat op een of
andere manier in tegenspraak met jezelf saai en sullig vinden? ... Nee?
Dan stel ik voor dat we naar iets anders gaan zoeken. Welke eigenschap,
welke karaktertrek is in tegenspraak met het idee dat je een saaie sukkel
bent? Wanneer waren die ‘niet-sukkelige’ eigenschappen aan de orde?
Wanneer had je een sterke ‘niet-saai’-ervaring, het gevoel dat je boeiend
en adequaat kunt zijn?
46 COMET voor negatief zelfbeeld
Vaak worden dit soort momenten ook weer gebruikt om aan de groep
te illustreren waar het in COMET zoal om gaat:
‘Zien jullie wat ik bedoel? Er is een verschil tussen je lekker voelen en te-
vreden zijn over wie je bent en wat je kunt. Dat eerste is heel belangrijk,
maar hier in COMET gaat het om het tweede: hoe kom je meer in contact
met je positieve eigenschappen die in tegenspraak zijn met je negatieve
zelfwaardering.’
De cliënten nemen het werkboek door van het begin t/m stap 3 (verder
lezen mag natuurlijk ook).
Daarnaast moeten zij op Registratieformulier 1 hun negatieve zelfbeeld
omschrijven, terwijl zij met behulp van Registratieformulier 2 hun po-
sitieve eigenschappen en kenmerken noteren die in tegenspraak zijn
met hun lage zelfwaardering (zie bijlagen achterin dit boek).
‘De training zou een succes zijn wanneer je op een gegeven moment een
blunder maakt, vervolgens in de spiegel kijkt en tegen jezelf zegt “wat heb
ik dat stom aangepakt” en vervolgens zoiets denkt als “dat neemt niet
weg dat ik in feite best oké ben”.’
Bij het identificeren van het negatieve zelfbeeld kan zich nog een niet
eerder genoemde complicatie voordoen. Soms noemt de cliënt een
hele reeks negatieve oordelen op. Hij is saai, lelijk, dom, oneerlijk,
laf, onbenullig, slap, trouweloos en waardeloos in het algemeen. Het
is echter het handigst om de problematiek enigszins te focussen.
Daarom kan het beste worden gevraagd van welke negatieve kanten de
48 COMET voor negatief zelfbeeld
cliënt het meeste last heeft. Of men kan trachten de verschillende ne-
gatieve oordelen onder één noemer te brengen: niet de moeite waard
zijn, of waardeloos zijn. In een dergelijke situatie is het eenvoudiger
om incompatibele positieve tegenvoorbeelden te noemen (4.5) die
tegelijk de zaak enigszins overzichtelijk houden. Er wordt dus naar
gestreefd om het negatieve zelfbeeld hetzij globaal te houden (‘niet de
moeite waard zijn’, bijvoorbeeld) hetzij te beperken tot een specifiek
negatief kenmerk (of dom, of saai, of lelijk … niet alles tegelijk):
5.1 Inleiding
Opgeven thuiswerk
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 4
In plaats van een positieve eigenschap wordt een prettig gevoel benoemd
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_5, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
50 COMET voor negatief zelfbeeld
‘Mooi; trouw zeg je. Trouw is een positieve eigenschap van je. Geef eens
een voorbeeld. Wanneer speelde dat heel duidelijk, die trouw van je?’
‘Ho ho, niet zo snel. Ik wil het voor me kunnen zien. Dus je vriend zat
in de problemen. Hoe heette die vriend? Wat voor problemen had hij? En
hoe hielp je hem nu precies? Wat deed je? Waaruit bleek die trouw van
je?’
Er wordt met name stilgestaan bij het moment waarop duidelijk werd
hoe goed de cliënt destijds eigenlijk bezig is geweest en hoe zijn trouw
zich manifesteerde:
5 Sessie 2, stap 4: illustreren met concrete tegenvoorbeelden 51
‘Wat was nu het moment dat je het sterkst besefte dat je een goede en
trouwe vriend bent? Beschrijf dat moment eens.’
‘En als je nu bij die situatie stilstaat, waar jij als een trouwe vriend
Maarten met zijn problemen bijstaat, wat zegt dat dan over je idee dat je
een waardeloos iemand bent?’
En:
‘Dus als je je nu maar wat vaker en beter zou realiseren dat je een hele
trouwe vriend bent, dan zou dat idee van je dat je zo’n waardeloze vent
bent veel minder op de voorgrond staan? Dat wordt dus het werkpunt
voor de komende sessies: meer oog krijgen voor je trouw.’
Naast het lezen van stap 4 in het werkboek voor de cliënt krijgen de
cliënten ‘korte verhaaltjes schrijven’ als thuiswerk voor de volgende
sessie mee. De cliënten moeten de komende periode iedere dag gedu-
rende 20-30 minuten schrijven over ervaringen die zij meer of minder
recent hebben gehad met hun positieve eigenschappen. Zo raken
52 COMET voor negatief zelfbeeld
‘Stel dat ik de groep in tweeën deel en deze helft (de therapeut wijst
met zijn arm een deel van de groep aan) even wegstuur. Dat doe ik
natuurlijk niet echt, maar stel je even voor dat jullie het volgende niet
horen. Ik richt mij tot de achterblijvers en vertel het volgende: “De Hunts-
manspin is een spin waarbij het vrouwtje lief is voor het mannetje en
ook goed voor de kleine Huntsmanspinnetjes zorgt.” Dat is het. Nu halen
we de andere groep weer zogenaamd binnen en ik stuur de eerste groep
virtueel weg. Jullie zijn er nu dus even niet (therapeut maakt weer een
gebaar met zijn arm, nu naar de andere helft van de groep). Ik
vertel jullie het volgende: “Weet iemand wat een Huntsmanspin is? Nee?
Ik zal het je zeggen. De Huntsmanspin is een hele grote spin, wel zo groot
als mijn hand, die leeft in Australië. Misschien ook nog wel in andere
landen, maar in ieder geval in Australië. Dat weet ik, want ik heb ze
daar met eigen ogen gezien. Gigantische beesten. Althans, voor spinnen.
Nu weten sommigen van jullie misschien wat er meestal gebeurt wanneer
een mannetjesspin en een vrouwtjesspin samen de liefde bedrijven. Pre-
cies, na de daad draait het vrouwtje, dat meestal een stuk groter is dan
het mannetje, zich om en bijt het arme mannetje dood. Spinnenliefde.
Maar, en nu komt het grappige, bij die gigantische afschrikwekkende
Huntsmanspinnen gaat het anders. Daar komt het mannetje rustig
aangelopen, kijkt het vrouwtje eens lief in de ogen en wanneer ze hem
dan bemoedigend toelacht, klimt het mannetje op het vrouwtje, doet zijn
mannetjesding en komt er rustig weer vanaf. Daarna kruipen mannetje
en vrouwtje nog eens liefdevol tegen elkaar aan, omhelzen elkaar nog
eens flink, waarna het mannetje rustig weer in het oerwoud verdwijnt.
Het vrouwtje legt na verloop van tijd haar eitjes en nog weer later komen
daar allemaal kleine Huntsmanspinnetjes uitgekropen. De liefde is dan
nog niet afgelopen, want het vrouwtje blijft die kleine spinnetjes nog een
poosje verzorgen en vertroetelen, door voedsel te delen en te waken voor
gevaren.” Tot zover. We halen de andere groep weer binnen (armgebaar)
en ik stel jullie de volgende vraag. De hamvraag. Stel dat ik over een half
jaar iemand van de eerste groep toevallig op straat tegenkom en even
later iemand van de tweede groep. En ik stel beiden afzonderlijk de vraag
5 Sessie 2, stap 4: illustreren met concrete tegenvoorbeelden 53
Al dan niet na enige discussie (eventueel ook over de vraag of het ver-
haal helemaal klopt, waarbij de therapeut kan verwijzen naar Lindsey,
1998) komt naar voren dat de tweede groep (die van het uitgebreide
verhaal) zich waarschijnlijk het best zal kunnen herinneren wat er ook
alweer aan de hand was met die Huntsmanspinnen.
‘Dat klopt ook met wat we weten uit allerlei onderzoeken naar de wer-
king van het geheugen. Naarmate een verhaal meer gedetailleerd is,
naarmate het tot meer gevoelsmatige belevingen leidt, of die nu positief
of negatief geladen zijn, is de kans groter dat het op zo’n manier in het
geheugen wordt opgeslagen, dat het ook gemakkelijk weer kan worden
opgehaald uit dat geheugen. Nu hoeven jullie wat mij betreft natuurlijk
niet allerlei informatie over de Huntsmanspin vooraan in je geheugen te
hebben liggen, maar wel informatie over je eigen persoonlijke positieve
eigenschappen. Als je dus de komende week iedere dag ervaringen met
positieve persoonlijke kenmerken gaat opschrijven, maak er dan geen
rijtje van: “ik ben eerlijk en je kunt soms met mij lachen.” Niet doen. Dat
lijkt te veel op “de Huntsmanspin is een spin waarbij het vrouwtje lief is
voor het mannetje en ook goed voor de kleintjes zorgt”. Dat ben je zo weer
vergeten. Nee, beschrijf dus op welk moment die eerlijkheid naar voren
kwam en hoe dat dan precies in zijn werk ging. Zoiets als met dat omhel-
zen van die Huntsmanspinnen dus.’
Ook bij stap 4 kan zich een aantal complicaties voordoen. De belang-
rijkste daarvan is wellicht dat het meedelen van en vertellen over de
positieve kenmerken (emotioneel) erg vlak blijft. Omdat direct na deze
fase van COMET stap 5 volgt, waarin het verhogen van de emotionele
saillantie het centrale punt is, zal de therapeut zo mogelijk nu al trach-
ten de emotionele betrokkenheid van de cliënt die over een positieve
ervaring vertelt enigszins te verhogen:
‘Je vertelt het alsof het niks bijzonders is, maar je hebt toch maar mooi
even je vriend uit de ellende geholpen. Toch? Daar mag je toch trots op
zijn? Ik ga proberen je te helpen een beetje van die trots te voelen. Niet
omdat ik een doorgedraaide positivo ben, maar omdat dat een belangrijk
onderdeel is van deze COMET-training: ervaren dat je ook positieve ei-
genschappen hebt. Je moet niet alleen met je gezond verstand weten dat
je over die positieve eigenschappen beschikt, je moet ook proberen deze
gevoelsmatig te ervaren. Vertel nog eens over dat moment dat die vriend
tegen je zei: “Dat is ook echt iets voor jou, om niet naar huis te gaan en
mij hier een beetje te laten staan klooien, maar om te blijven en me te
helpen zoeken naar mijn creditcard. Ook al ben je doodmoe en ook al wil
je dolgraag naar huis. Hartstikke bedankt.” Als je die situatie nu weer
naar boven haalt, wat voel je dan? Je hebt je vriend uit de moeilijkheden
gehaald. Hij is je dankbaar. Hij vindt dat je een uitzonderlijk trouwe
vriend bent. Iemand die nog weet wat vriendschap hoort te betekenen.
Dat is toch niet zomaar iets?’
‘Ik hoop dat je begrijpt dat ik niet probeer je een bepaald gevoel aan te
smeren. Als je het niet zo voelt, dan voel je het niet zo, en dan moeten we
het daar, in ieder geval voor dit moment, bij laten. Maar we weten dat
cliënten met een lage zelfwaardering de neiging hebben om veel gevoel te
ervaren bij negatieve eigenschappen en de gevoelens over positieve eigen-
schappen weg te poetsen. Kijk, en op zo’n moment schiet ik mijn thera-
peutische positivorol. En dat betekent in dit geval dat ik je expliciet vraag
5 Sessie 2, stap 4: illustreren met concrete tegenvoorbeelden 55
om na te gaan of dat helpen van die vriend inderdaad moet worden be-
schouwd als een soort vanzelfsprekendheid, iets wat niks voorstelt, waar
emotionele beleving verder geen plaats heeft, of dat je daar best trots op
en blij om mag zijn.’
Een andere complicatie kan zijn dat de cliënt geen duidelijke voor-
beelden van positieve eigenschappen kan noemen. Op een aantal mo-
gelijke reacties daarop is hierboven al enkele keren ingegaan (zie ook
3.3 en 4.5), maar in hardnekkige gevallen kan de therapeut een extra
‘zoekopdracht’ als thuiswerk meegeven. De cliënt moet aan familie
en bekenden gaan vragen wanneer en hoe bepaalde dingen hebben
plaatsgevonden waarin zijn positieve eigenschappen een rol speelden.
Of hij kan fotoalbums en dagboeken doorkijken om op die manier op
ideeën te komen.
Een bijzondere variant van de laatstgenoemde complicatie doet zich
voor wanneer de cliënt wel positieve voorbeelden weet te noemen,
maar er meteen bij zegt dat die voorbeelden als het ware ‘vergiftigd’
zijn met gebeurtenissen die daarna plaatsvonden. Het vriendje bij wie
men zich ooit zo sterk en zelfverzekerd voelde, ging er later met de
beste vriendin vandoor. De oma die zo veel vertrouwen en gevoel van
eigenwaarde gaf, is inmiddels wel overleden. De therapeut zal trachten
de goede dingen uit dergelijke voorbeelden te scheiden van de nega-
tieve aspecten:
‘Stel dat je een fantastische vakantie hebt gehad en dat die weer is afgelo-
pen en je weer naar huis moet. Kun je dan zeggen dat die vakantie slecht
is geweest? Stel dat je een prachtig en waardevol leven hebt gehad en dan
ga je dood. Is je leven dan zinloos geweest? Stel dat je een gelukkig en
geslaagd huwelijk hebt gehad en dan gaat ze dood. Is het huwelijk dan
mislukt? Met andere woorden: in hoeverre tellen de goede dingen die je
destijds met je vriendje hebt meegemaakt niet mee, omdat hij je daarna
heeft bedrogen? Kortom, al het goede heeft ook slechte kanten. Is het
mogelijk je voor deze training te concentreren op die goede punten en de
slechte tijden erbuiten te laten?’
6.1 Inleiding
x Focussen op details
Opgeven thuiswerk
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 5b
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_6, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
58 COMET voor negatief zelfbeeld
Imaginatie ondersteunt weliswaar een positief gevoel, maar niet zozeer een positief zelf-
beeld
‘Zo, jij bent goed bezig geweest! Maar ik ga je toch even onderbreken. Wil
je alsjeblieft meteen naar het voorbeeld gaan dat op jou zelf de meeste in-
druk heeft gemaakt? Het voorbeeld waarvan je dus vindt dat daarin het
best jouw positieve eigenschap naar voren komt.’
Bij het bespreken van dat thuiswerk let de therapeut scherp op tekenen
van (positieve) beleving bij de cliënt. Hij vraagt er ook expliciet naar:
6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 59
‘Wat voelde je toen je dit zo opschreef ? Ik ben met name benieuwd naar je
gevoel toen je schreef over de reactie van je vriendin toen je haar vertelde
over je avonturen in Namibië.’
‘Valt iemand iets op aan Agnes wanneer ze vertelt over deze succeserva-
ring die ze thuis heeft opgeschreven?’
‘Ik weet natuurlijk niet hoe jij er zelf tegenover staat, maar ik moet de
neiging tot applaus eerlijk gezegd enigszins bedwingen. Wat je vertelt
lijkt mij namelijk een prachtig voorbeeld van avontuurlijk zijn. Het te-
genovergestelde dus van saaiheid. Of zie ik dat verkeerd?’
‘Agnes, als je nu een foto zou maken van wat voor jouw positieve zelf-
waardering het belangrijkste moment was in dat gesprek, wat zouden we
dan te zien krijgen?’
‘Hoe kijkt je vriendin op die foto? En hoe sta jij erbij?’
Wanneer bij het bespreken van het thuiswerk blijkt dat een of meer cli-
enten geen of onvoldoende tegenvoorbeelden hebben beschreven, of
60 COMET voor negatief zelfbeeld
‘We komen aan een belangrijke volgende stap in de training. Degenen die
het werkboek voor de cliënt hebben doorgenomen weten natuurlijk al dat
we de komende zittingen de emotionele lading, of saillantie, van de po-
sitieve betekenissen gaan proberen te versterken. Daartoe gaan we straks
beginnen met gebruik te maken van het voorstellingsvermogen. Ik heb
daar straks wel een beetje hulp bij nodig van een van jullie. Ernst, mis-
schien wil jij straks … Nou ja, dat zien we straks wel.’
‘Ja, dan heb ik nu dus echt iemand nodig die mij wil helpen om de oe-
fening te demonstreren die iedereen straks moet doen. Wie zou willen …
(therapeut kijkt de groep rond) … ja, Ernst, jij wilt inderdaad even
…?’
Over het algemeen zal Ernst zich nu aanbieden als vrijwilliger. Het is
de bedoeling dat Ernst de oefening (in dit geval de imaginatie) samen
met de therapeut gaat demonstreren, terwijl de rest van de groep toe-
kijkt en zich intussen voorbereidt op zijn of haar eigen oefening die
daarna zal plaatsvinden. Ernst fungeert als voorbeeld:
‘Laat iedereen nu goed opletten hoe Ernst het doet en intussen steeds na-
denken over de vraag hoe hij of zij deze oefening straks zelf gaat toepas-
sen met zijn of haar eigen positieve situatie.’
‘Ik doe of ik Ernst ben en ik probeer die situatie zo goed mogelijk voor me
te zien en die zo goed mogelijk te ervaren alsof ik het nu weer meemaak.
Ik ga verder. Ik zie mijn vriend Maarten voor me, die zijn auto aan de
kant heeft gezet. Hij blijkt zijn creditcard niet te kunnen vinden en zonder
creditcard komt hij dat parkeerterrein niet af. Wat nu? Ik ben moe en wil
naar huis. Maar ja, Maarten is mijn vriend en hij heeft een probleem. Ik
stap uit en help hem zoeken. Het duurt even, maar na een tijdje vinden
we de kaart. Hij was uit zijn auto gevallen op de plek waar hij net nog
geparkeerd stond. Nu komt het moment. Maarten slaat mij op mijn
schouder en kijkt mij aan: “Hartstikke bedankt dat je mij hebt geholpen.
Echt iets voor jou om als vriend te blijven en te helpen.” Als hij dat zegt,
voel ik ook zelf wat het betekent. Ik ben inderdaad een trouwe vriend. Ik
weet wat vriendschap betekent. En nu herhaal ik die hele situatie nog een
paar keer. Het parkeerterrein … de behoefte om nu snel naar huis te gaan
… de geparkeerde auto van Maarten … de creditcard. Ik ben een trouwe
vriend, en ik weet wat echte vriendschap is.’
Nadat deze demonstratie een halve minuut heeft geduurd, doet de the-
rapeut zijn ogen weer open en kijkt Ernst aan:
‘Ik weet niet of het de anderen ook opviel, maar ik zag dat je op een be-
paald moment een beetje begon te glimlachen. Dat is vaak een teken dat
het gevoel er enigszins is. Was dat bij jou ook het geval?’
‘Jullie zien, het lukte bij Ernst een beetje, maar het ging niet meteen heel
erg goed. Het kostte hem moeite om het positieve gevoel wat langer vast
te houden. Dat is geen probleem. Ik ben al blij als het zo’n eerste keer een
beetje lukt. Want als het vijf seconden lukt, waarom zou het dan niet ook
tien seconden kunnen duren. Of twintig, of een minuut, of tien minuten.
Jullie begrijpen wat ik bedoel: ieder succesje is een succesje op weg naar
een volgend succes.’
‘Wie van jullie heeft nog vragen aan Ernst om daarna zijn eigen oefening
te kunnen doen?’
‘Probeer wel te focussen op het moment waarop je het meest tevreden was
over jezelf. Dat was volgens mij meer achteraf het geval, toen je al weer
thuis was, dan op het moment waarop het voorval zich voordeed. Dus
besteed vooral aandacht aan het moment dat je weer thuis bent en je je
realiseert wat je die avond eigenlijk voor elkaar hebt gekregen. Het mooie
van imaginatie is immers dat het zich niets aantrekt van de natuurwet-
ten. Je kunt in je fantasie in de tijd reizen en je kunt binnen een fractie
van een seconde van Honselersdijk naar Australië vliegen en weer terug.’
Wanneer iedereen een situatie heeft gekozen (heel vaak zijn dat situ-
aties die voor de thuiswerkopdracht ‘verhaaltjes schrijven’ en in de
bespreking daarvan aan het begin van sessie 3 al enigszins zijn uitge-
werkt) gaat de hele groep imagineren. Anders dan in het individuele
geval bij Ernst blijft de therapeut nu globaal in zijn aanwijzingen:
‘Maar blijf wel ontspannen zitten. Niets hoeft meteen te lukken, het is
maar een eerste oefening. Probeer dat strand te zien, Josien, dat je daar
loopt met je moeder en je dat gesprek met haar hebt over haar aftakeling
en wat er verder met haar moet gebeuren. En de anderen blijven intussen
bij hun eigen situatie.’
6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 65
Ook nu duurt de feitelijke imaginatie niet langer dan één tot twee
minuten:
‘De komende weken gaan jullie je vooral bezig houden met het sterker
maken van herinneringen aan, of kennis over, of bewustwording van,
66 COMET voor negatief zelfbeeld
‘Denken anderen in de groep ook dat woorden meer emotie oproepen dan
beelden? Opvallend. De meeste mensen vinden het omgekeerde: beelden
6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 67
Vervolgens kan een van de procedures worden gevolgd die in 6.3 zijn
beschreven.
‘Stel dat ik de hele dag door tegen mijzelf zeg: “wat ben ik toch een onge-
looflijke sukkel.” Of ik zeg tegen mijzelf: “ik ben eigenlijk best oké.” Denk
je dat het uitmaakt? Waarom denk je dat? Heb je daar ervaring mee?
Hebben anderen daar ervaringen mee?’
Bij de oefening zojuist met jou, Ernst, maakte ik er eigenlijk zelf al van:
“ik ben een trouwe vriend; ik weet wat echte vriendschap is.” Is dat ei-
genlijk wel de beste en krachtigste omschrijving die er voor jouw positieve
eigenschap in deze valt te bedenken? Of weet je een betere?’
‘Agnes, welk woord of welke zin ga jij bij je voorgestelde situatie tegen
jezelf zeggen om het positieve gevoel nog verder te versterken?’
‘Hoe meer tijd je besteedt aan het thuiswerk, des te groter is de kans op
succes. Wij adviseren om uit te gaan van minimaal een half uur per
dag. Meer is, denken wij, nog beter. Nu is het een beetje lastig en volgens
ons ook niet zo goed, om een half uur achter elkaar die imaginatie en
zelfspraak te doen. Wij raden dan ook aan om het over de dag te versprei-
den. Je gaat zitten (of staan, natuurlijk, of liggen), doet je ogen dicht
6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 69
‘Als het niet lukt, dan lukt het niet. Tenminste: nu even niet. Als je het
gevoel of zelfs de beelden niet te pakken krijgt, probeer je het rustig nog
eens opnieuw. En nog een keer. Totdat de vijf minuten voorbij zijn.
Daarna ga je wat anders doen, of het nu gelukt is of niet. En na een
poosje probeer je het gewoon opnieuw. Je moet dit soort dingen niet gaan
forceren. Meestal lukt het op een gegeven moment wel. En als het niet
gaat, dan gaat het kennelijk niet. Als je op zo’n moment toch geforceerd
blijft proberen, dan neem je jezelf dubbel te pakken: je krijgt je positieve
zelfgevoel nog steeds niet naar boven en bovendien bezorg je jezelf ook
nog eens een mislukte oefening, wat meestal niet bevorderlijk is voor je
gevoel van eigenwaarde. Je kunt je er dan maar het beste bij neerleggen
dat het voorlopig even niet gaat.’
‘Hoe ver sta je van Maarten af ? Kun je wat dichter naar hem toe lopen?
En loop nu eens om hem heen. Wat zie je dan?’
‘Wat voor kleur heeft die bank? En wat voor bekleding zit erop?’
‘Ga eens met je hand over dat leer. Ga eens op die bank zitten.’
‘Ga nu weer naar het punt dat je samen met Maarten die creditcard aan
het zoeken bent …’
6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 71
Een andere mogelijke complicatie kan zich hier of in een van de vol-
gende sessies voordoen, wanneer cliënten zich afvragen of het steeds
opnieuw activeren van positieve ervaringen er niet toe gaat leiden
dat die positieve ervaringen hun ‘kracht’ verliezen. De therapeut kan
hierop vanuit twee invalshoeken reageren. De eerste is van meer prin-
cipiële aard:
‘Ik kan mij die zorg voorstellen, maar hij is niet helemaal terecht. Mil-
joenen en miljoenen jaren evolutie hebben ervoor gezorgd dat we bepaal-
de dingen die belangrijk voor ons zijn, geloven totdat het tegendeel is
bewezen. Dat is ook logisch. Het zou raar zijn als de wetenschap dat elek-
trische kookplaten heet kunnen zijn en dat je er dus beter niet onzorgvul-
dig je hand op legt, na verloop van tijd wegzakt en dat je dus de kennis
over hete kookplaten voortdurend moet vernieuwen. Dat geldt ook voor
positieve persoonlijke eigenschappen. Betrouwbaarheid, eerlijkheid, in-
72 COMET voor negatief zelfbeeld
7.1 Inleiding
lier 4)
x Focussen op positieve beleving
Opgeven thuiswerk
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 5d
Gekozen positieve houding ondersteunt weliswaar een positief gevoel, maar niet zozeer
een positief zelfbeeld
Gekozen positieve houding vertoont inhoudelijke discrepantie met nagestreefd positief
zelfbeeld
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_7, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
74 COMET voor negatief zelfbeeld
‘Stel dat ik zeg: “ik ben best oké” (de therapeut is gaan staan, laat
zijn schouders en armen hangen, zijn gezicht uitzakken, slaat
zijn ogen neer en kromt zijn rug; hij staat er als een zoutzak bij).
Of ik zeg: “ik ben best oké” (de therapeut recht zijn rug, kijkt ieder-
een in de ogen, balt zijn vuisten: hij staat erbij als een krachtige,
zelfverzekerde persoon). Wanneer zou ik mij sterker voelen? Waarom
denk je dat? Heb je daar zelf ook ervaring mee? Hebben anderen daar
ook ervaring mee? Dat het voor je gevoel uitmaakt hoe je kijkt en hoe je
lichaamshouding is? Mooi, want lichaamshouding en gelaatsuitdruk-
king zijn de volgende elementen die we gaan gebruiken om je positieve
7 Sessie 4, stap 5c: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden 75
De verdere procedure is ook bekend uit 6.3: een van de cliënten wordt
als demonstratiecliënt gebruikt; er volgt een rondje evaluatie, com-
mentaar en feedback; daarna wordt bij de rest van de groep geïnventa-
riseerd met welke situaties zij gaan oefenen; dan volgt een groepsoe-
fening, waarna er wordt afgesloten met opnieuw een rondje evaluatie,
commentaar en feedback.
In de demonstratie en oefeningen kan op twee manieren naar de juiste
houding en gelaatsuitdrukking worden gezocht. Meestal is de benade-
ring algemeen:
‘Hoe zit (of staat) iemand erbij die zelfvertrouwen heeft, die tevreden is
met zichzelf ? En hoe staat zijn gezicht, hoe kijkt hij erbij? Rechtop, voe-
ten naast elkaar, hoofd recht, ontspannen schouders. Probeer het maar
eens. Wat voelt voor jou prettig, wat geeft jou vertrouwen?’
‘Oké, je bent je zoontje aan het voorlezen. Hij zit bij je op schoot en jij
leest op rustige toon het verhaaltje voor. Ga erbij zitten alsof je zoontje bij
je op schoot zit en houd je hoofd alsof je aan het voorlezen bent. Je bent
hem aan het voorlezen, en je bent een betrouwbaar persoon. Een rots in
de branding voor je vrienden en geliefden. Denk aan je voorleeshouding
en blijf in je voorstelling: je leest je zoontje voor. Je bent als een rots.’
Daarna wordt ook deze oefening aan het thuiswerk toegevoegd (zie
7.4). Cliënten oefenen nu dus met imaginatie, zelfspraak, en li-
chaamshouding en gelaatsuitdrukking.
‘Ook van muziek is bekend dat het stemming en emotie kan beïnvloe-
den. We hebben het idee, en onze ervaringen met COMET lijken dat idee
te ondersteunen, dat ook muziek een bijdrage kan leveren om ideeën
over je eigen positieve eigenschappen te ondersteunen. We gaan dat de
volgende keer doen, en dan zal ik er ook wat meer over zeggen. Wie er
heel nieuwsgierig naar is, kan natuurlijk nu al in het werkboek voor de
cliënt lezen wat dan precies de bedoeling is. Dat we er volgende week mee
gaan oefenen betekent drie dingen. Ten eerste moet iedereen de volgende
keer muziek bij zich hebben die voor hem of haar kan helpen om de zelf-
waardering te versterken. Ten tweede moet iedereen ‘geïndividualiseerde
afspeelapparatuur’ bij zich hebben, een mp3-speler of een discman of iets
dergelijks. Ten derde moet iedereen een fragment van de muziek klaar
hebben gezet dat geacht wordt het best te werken op het zelfbeeld. Je moet
je voorstellen dat de oefeningen die je hier gaat doen maar één of twee
7 Sessie 4, stap 5c: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden 77
minuten duren. Dan is het natuurlijk niet heel handig als je eerst door
een lang intro heen moet voordat je aankomt bij het gedeelte waar het je
vooral om gaat.’
‘Het ziet er allemaal misschien een beetje theatraal uit, en eerlijk gezegd
is het dat ook wel, maar je moet het zien als een oefening waar je beter
van wordt. Het rekken en strekken van joggers is op een bepaalde ma-
nier ook theatraal en het voorproeven van de wijn in een restaurant is
dat ook. Niet te veel van aantrekken dus en gewoon maar doen, is mijn
advies.’
heid dan een meer ontspannen en relaxte houding. Ook hier zijn uitleg
en kritische discussie weer de meest aangewezen middelen om de best
passende houding en gelaatsuitdrukking te vinden:
8.1 Inleiding
motoriek (Registratieformulier 4)
x Focussen op positieve beleving
Opgeven thuiswerk
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 6
activeren (Registratieformulier 5)
x Muziek die positieve zelfwaardering ondersteunt op mp3-speler meenemen
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_8, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
8 Sessie 5, stap 5d: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: muziek 81
8.2 Muziek
‘Wie is gevoelig voor muziek? Vertel er eens wat over. Waaruit blijkt die
gevoeligheid? Kent iemand ook de ervaring dat je jezelf sterker gaat voe-
len bij bepaalde muziek? Bij welke muziek heb jij dat? ... En jij?’
Het werkboek voor de cliënt wordt gelezen t/m stap 6. Omdat als
voorbereiding op stap 6 een lijst met triggers moet worden opgesteld
en meegenomen, moet stap 6 vooraf worden gelezen (zie hieronder).
Zoals steeds bij de stappen 5 en 6 wordt ook nu geadviseerd om onge-
veer een half uur per dag aan het thuiswerk te besteden (meer is beter),
verdeeld over zes periodes van telkens vijf minuten:
‘We hebben het inmiddels zo veel over jullie positieve kanten gehad, dat
je bijna zou vergeten dat er ook nog zoiets bestaat als een negatief zelf-
beeld. Toch gaan we het, zoals ook al was aangekondigd aan het begin
van COMET, tijdens de volgende twee bijeenkomsten weer wat meer
daarover hebben. Om er op een goede manier verder mee aan de slag te
kunnen, moeten we weten welke situaties bij jullie over het algemeen
overdreven, niet-passende negatieve ideeën over je eigenwaarde oproepen.
Dat kunnen bepaalde gebeurtenissen zijn, zoals fouten maken, kritiek
krijgen, confrontaties met mensen die succesvoller lijken te zijn dan jij
bent, of genegeerd worden, maar ook bepaalde negatieve gedachten en
herinneringen, of een bepaald muziekje of een bepaalde geur kunnen
8 Sessie 5, stap 5d: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: muziek 83
Er zijn drie moeilijkheden die vooral bij muziek aan de orde kun-
nen zijn. Een lastig punt dat bij muziek eerder aan de orde is dan bij
imaginatie en bij houding en gelaatsuitdrukking (waar iets dergelijks
overigens toch al ter sprake kwam) heeft te maken met de keuze voor
muziek die een ‘lekker gevoel’ geeft, in tegenstelling tot muziek die
het positieve zelfbeeld versterkt. Bij COMET mag muziek wel een ‘lek-
ker gevoel’ geven, als het maar via een verhoging van de zelfwaarde-
ring gaat. De muziek moet de cliënt dus helpen om zich beter te voelen
over zichzelf. Het is dikwijls lastig om dat onderscheid op praktisch
niveau (welke muziek gaat men nu precies kiezen) te maken. Er moet
dan ook voor worden opgepast om hiermee al te lang en al te subtiel
bezig te zijn. Het is wel belangrijk om even bij het onderscheid stil te
staan, omdat cliënten het onderscheid ‘intuïtief ’ vaak wel snappen en
het soms ook kunnen gebruiken bij hun muziekkeuze:
‘Laat ik mijzelf als voorbeeld nemen. Veel popmuziek vind ik leuk en lek-
ker om naar te luisteren. Ik heb echter zelden het gevoel dat die muziek
iets persoonlijks bij mij raakt, laat staan een licht werpt op positieve per-
soonlijke aspecten. Soms is dat wel zo, maar meestal niet. Althans niet
bij mij. Ik heb dat bijvoorbeeld veel meer bij allerlei Argentijnse tango’s
of bij salsa, al is het bij die laatste muziek toch weer vooral ‘het lekkere’
dat mij raakt. Maar zo’n tango maakt allerlei ‘diepere’ gevoelens bij mij
84 COMET voor negatief zelfbeeld
wakker. Ik zou dus als ik op jullie stoel zou zitten waarschijnlijk voor
een tango kiezen. Herkent iemand van jullie een beetje wat ik probeer te
zeggen?’
9.1 Inleiding
Pas in deze en de volgende sessie van COMET wordt weer enige expli-
ciete aandacht besteed aan de negatieve zelfwaardering van de cliënt.
Dat is wanneer de contraconditionering in twee verschillende stappen
(6 en 7) wordt geïntroduceerd. In die twee stappen worden op twee,
onderling enigszins verschillende manieren de inmiddels opgebouw-
de en versterkte gevoelens van eigenwaarde gekoppeld aan situaties
die bij de cliënt tot dan toe doorgaans lage zelfwaardering hebben
geactiveerd. Met behulp van contraconditionering wordt getracht om
nieuwe associaties te leggen tussen deze triggers voor lage zelfwaar-
dering en de tegenovergestelde zelfbeoordeling, het in de voorgaande
sessies opgebouwde positieve zelfbeeld. Contraconditionering bor-
duurt daarbij voort op en sluit aan bij de voorafgaande stappen. Bij de
eerste toepassing van contraconditionering, die hier in stap 6 wordt
besproken, gaat het om wat ‘immuun maken’ kan worden genoemd.
Er wordt mee bedoeld dat de triggers tijdens de procedure min of
meer ongevoelig worden gemaakt voor de negatieve associaties. In
termen van geheugen-retrieval-competitie, wordt de associatie tussen
trigger en een positief zelfbeeld versterkt, hetgeen ten koste gaat van
de oorspronkelijke associatieve sterkte tussen trigger en een negatief
zelfbeeld.
Zoals steeds begint ook sessie 6 met het bespreken van het thuiswerk.
Nadat de vorderingen zijn besproken met de laatste tussenstap in het
competitiever maken van het positieve zelfbeeld, wordt stilgestaan
bij de inventarisatie van triggers voor een negatief zelfbeeld: welke
situaties en gebeurtenissen activeren disfunctionele negatieve zelfbe-
oordelingen? Aansluitend wordt de nieuwe stap 6 doorgenomen en
geoefend. De introductie van deze procedure is weer vergelijkbaar met
die in stap 5. Er wordt een aansprekende toelichting gegeven:
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_9, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
86 COMET voor negatief zelfbeeld
Opgeven thuiswerk
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 6 (herhaling)
(Registratieformulier 4)
x Situaties kiezen en registreren die doorgaans (onterechte) negatieve zelfwaardering
activeren (Registratieformulier 5)
x Muziek die positieve zelfwaardering ondersteunt op mp3-speler meenemen
‘Even iets raars. Stel dat ik tegen jou zeg: “mijnheer, u bent een neger”,
wat zou je dan denken? (De therapeut richt zich tot een blanke vrou-
welijke cliënt). Dan (de vrouw lacht verbaasd) begin je verbaasd te
lachen. Waarom? Omdat er niks van klopt, natuurlijk. Je bent geen man
en je bent ook geen neger. Dus ik maak gewoon een rare opmerking, die
niets met jou te maken heeft. Er is geen moment dat je gaat twijfelen of
onzeker wordt: “Ben ik wel echt een vrouw? Weet ik wel heel zeker dat ik
niet zwart ben?” Je weet immers heel goed dat je vrouw en blank bent.
Mijn rare opmerking staat mijlenver van je af en heeft niets met jou
persoonlijk te maken. Normaal gesproken is het zo vanzelfsprekend dat
vrouwen zich als vrouw ervaren en mannen als man, en dat een blanke
zich een blanke voelt en een neger een neger. Je staat er niet bij stil dat het
wel eens anders zou kunnen zijn. Ik ben 1,75 m lang. Het komt niet bij
mij op dat ik wel eens 2,14 m zou kunnen zijn. Zo ben ik gewoon niet.
Dat is misschien iets voor andere mensen, maar niet voor mij. Maar het
wordt een heel ander verhaal wanneer ik tegen je zeg, of beter nog wan-
9 Sessie 6, stap 6: contraconditionering 1: immuun maken 87
neer jij tegen jezelf zegt, dat je een ongelooflijke sukkel bent die nergens
voor deugt. Dan is er opeens wel twijfel. Dan heb je goede kans dat je
opeens wel gaat denken dat het misschien klopt: “zie je wel, misschien
ben ik toch wel een sukkel.” In de volgende stap van de training helpen
we jullie om opmerkingen, maar ook andere situaties, gedachten, gevoe-
lens en herinneringen die je negatieve zelfwaardering raken, net zo raar
en niet van toepassing te gaan vinden als de uitspraak tegen een blanke
vrouw: “mijnheer, u bent een neger.” Dat zal natuurlijk nooit helemaal
zo lukken, maar het gaat even om het idee. Allerlei situaties waarin je nu
(ten onrechte, dat moet er natuurlijk wel steeds bij worden gezegd) ernstig
gaat twijfelen aan je eigen capaciteiten moeten net zo betekenisloos wor-
den, voor je gevoel voor eigenwaarde, als de uitspraak “mijnheer, u bent
een neger” voor je identificatie met sekse en huidskleur. We gaan proberen
jullie voor die triggers immuun te maken!’
Na enige verdere discussie over het idee van immuun maken wordt het
oefenformat uit 6.3 weer ingezet. De therapeut doet, terwijl hij uitlegt
wat de bedoeling is, alvast kort de oefening voor en benadert dan een
demonstratiecliënt:
‘Ach, Ernst, misschien dat jij weer even wilt dienstdoen als proefkonijn?’
De oefening gaat als volgt. Eerst roept de cliënt zijn positieve zelfge-
voel op. Dat moet nu niet veel moeite meer kosten, omdat daarmee de
afgelopen weken intensief is geoefend. Hij gebruikt daarvoor, evenals
gedurende de laatste thuiswerkperiode, imaginatie, zelfspraak, moto-
riek (lichaamshouding en gelaatsuitdrukking) en muziek.
‘Ernst, ga je gang. Zeg maar wanneer je het goede gevoel te pakken hebt.’
Zodra dit het geval is, verandert de cliënt het beeld, terwijl motoriek,
zelfspraak en muziek hetzelfde blijven. Het positieve beeld wordt
vervangen door de vooraf afgesproken trigger voor het negatieve
zelfbeeld:
88 COMET voor negatief zelfbeeld
‘Ernst, denk aan je houding. Blijf rechtop staan, houd je hoofd overeind.
Jij bent een trouwe vriend. Probeer het nog iets steviger te doen. Naar
achteren die schouders en naar voren die borst. En blijf goed naar je mu-
ziek luisteren. Kom op. Liever te overdreven dan te ingetogen. “Mijnheer,
u bent een neger.” Laat die quasimacho’s het bekijken. Jij bent tenminste
een trouwe vriend. Je bent heus niet minder dan die flauwe grappenma-
kers. Rechtop, schouders recht, hoofd naar voren, luister naar je muziek.
Je bent een trouwe vriend. En intussen zie je je collega’s. En weet je dat
ze flauwe grappen maken. En je probeert er niet door te worden geraakt.
Voor jou gelden andere waarden. Vriendschap, bijvoorbeeld.’
Zodra het positieve gevoel er weer is, wordt opnieuw naar kantoor
overgeschakeld.
Wanneer het een paar keer achter elkaar lukt om imaginair in een
moeilijke situatie het gevoel voor eigenwaarde te blijven vasthouden,
moet de cliënt gaan oefenen met lastiger triggers.
Wanneer de cliënt moeite heeft om de combinatie te realiseren, wordt
aangeraden om eerst te oefenen met relatief gemakkelijker triggers.
Wanneer de contraconditionering desondanks erg lastig blijft advi-
seert de therapeut om thuis, bij wijze van extra thuiswerk, ook nog
geregeld te oefenen met de voorafgaande stap: versterken van incom-
patibele positieve tegenvoorbeelden.
Ook de opzet en uitvoering van deze groepsoefening is dus weer iden-
tiek aan de in 6.3 beschreven procedure. Men moet wel bedenken dat
de stap naar contraconditionering dikwijls de lastigste van het gehele
COMET-protocol blijkt te zijn. Het is daarom goed er voldoende tijd
voor uit te trekken en er rekening mee te houden dat sommige cliënten
bij deze (en de volgende stap) wat extra begeleiding nodig kunnen
hebben.
Stap 6 uit het werkboek voor de cliënt moet opnieuw worden gelezen.
Contraconditionering 1 (immuun maken) wordt dagelijks thuis op de-
zelfde manier geoefend als de tussenstappen in stap 5: een keer of zes
per dag, gedurende telkens vijf minuten, waarin de cliënt tracht zich
een aantal keer de moeilijke situatie voor te stellen, terwijl hij zijn posi-
tieve gevoel voor eigenwaarde blijft vasthouden.
De vorderingen bij het thuiswerk worden bijgehouden op Registratie-
formulier 4 (zie de bijlagen achterin dit boek).
90 COMET voor negatief zelfbeeld
die niet deugt. Let op je houding en heb oog voor je capaciteiten: jij weet
wat trouwe vriendschap is.’
Hier wordt een element in de imaginatie gevlochten dat nog niet eer-
der aan de orde is geweest: aan de cliënt wordt gevraagd (dit is voor-
afgaand aan de imaginatie met de cliënt besproken en uitgewerkt)
imaginair te zeggen en te doen, wat hij in de werkelijke situatie niet
heeft gezegd of gedaan, maar wat hij wel graag had willen zeggen en
doen. Er is dus sprake van een zekere mate van rescripting. Anders dan
bijvoorbeeld bij de ‘droomleefregel’ (Bockting, 2009), waar cliënten
ook situaties moeten imagineren die zij in werkelijkheid nooit hebben
meegemaakt en naar alle waarschijnlijkheid ook niet zullen meema-
ken, wordt het bij ‘COMET-rescripting’ wel belangrijk geacht dat het
geïmagineerde optreden door de cliënt als realistisch wordt ingeschat
(‘zo had ik het kunnen doen, zo had ik het moeten doen, en de vol-
gende keer hoop ik dat ik het zo zal doen’). Het realistische element
is eveneens, zij het in wat mindere mate dan bij COMET, aanwezig in
nog een andere verwante techniek: emotionele rescripting van negatieve
jeugdervaringen, waar cliënten een andere afloop moeten imagine-
ren van traumatische voorvallen uit het verleden (Arntz & Weertman,
1999). COMET beperkt zich in eerste instantie tot de imaginatie van
waargebeurde illustraties van positieve eigenschappen. In sommige
gevallen wordt echter gebruikgemaakt van geïmagineerde situaties die
in werkelijkheid nooit hebben plaatsgevonden. Voorwaarde is dan wel
dat het gefantaseerde gedrag voor de cliënt een hoge mate van geloof-
waardigheid heeft. Dergelijke imaginaties worden uitsluitend ingezet
tijdens de twee contraconditioneringsstappen (en vooral in stap 6) en
dan bij uitstek wanneer de geïmagineerde situatie vraagt om assertief
gedrag van de cliënt (dat hij relatief moeizaam vertoont) dat in lijn is
met zijn attitude en intentie (waarmee hij zich na de eerste vijf CO-
MET-stappen veel sterker heeft geïdentificeerd).
De geloofwaardigheid van het geïmagineerde optreden is dan ook een
belangrijk element in de nabespreking:
‘Ernst, kon je je dat optreden tegen die aanvallende collega’s nu goed voor
de geest halen? Voelde het ook een beetje waarachtig, of bleef het meer een
soort sprookje? Waarop baseer je het idee dat je die mensen in werkelijk-
heid ook zo zou kunnen toespreken? Was je een beetje tevreden over jezelf
als beschermer van Jetske? Ja, ik kan mij goed voorstellen dat je denkt
9 Sessie 6, stap 6: contraconditionering 1: immuun maken 93
10.1 Inleiding
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_10, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
10 Sessie 7, stap 7: contraconditionering 2: coping 95
Contraconditionering 2: Coping
x Uitleg techniek
Opgeven thuiswerk
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m einde
formulier 4)
x Voorbereiden eindevaluatie
‘Josien gaf net eigenlijk de ideale aanzet tot het laatste onderdeel van deze
training, toen ze vertelde dat ze de afgelopen week voor en tijdens haar
sollicitatiegesprek een paar slechte momenten had. Hoewel haar gevoel
van eigenwaarde behoorlijk is toegenomen gedurende de training, werd
ze rondom de sollicitatie toch weer bovenmatig geplaagd door onzeker-
heid en twijfel. “Kan ik zo’n nieuwe baan wel aan? Zitten mijn aan-
staande collega’s nu werkelijk op mij te wachten? Heb ik wel iets bij te
dragen?” Dat waren de vragen die speelden en haar erg onzeker maakten.
En hoewel die gedachten en gevoelens begrijpelijk waren gezien de om-
standigheden, en misschien ook wel tot op zekere hoogte nuttig (ze stimu-
leren immers om extra je best te doen), schoten ze toch wel behoorlijk ver
door. Een ‘normaal mens’, iemand met een realistisch positief zelfbeeld,
zou anders, milder hebben gereageerd. Zeg ik het zo goed, Josien?’
‘We hebben er iets op bedacht dat, toen we er net mee waren begonnen,
door een van de toenmalige cliënten ‘de EHBO-maatregel’ werd genoemd.
Ik vind het wel een goede omschrijving: EHBO is de eerste hulp die je
96 COMET voor negatief zelfbeeld
‘Stel dat ik tijdens een of andere rare woede-uitbarsting ten gevolge van,
zeg, onverstandig drankgebruik, al mijn collega’s, inclusief mijn directe
chef en de ook aanwezige directie voor rotte vis heb uitgemaakt. En dat ik
mij daar achteraf over schaam. Dan ben ik er natuurlijk niet mee klaar
door mijzelf voor ogen te houden dat ik zo’n trouwe vriend ben omdat ik
Maarten heb helpen zoeken naar zijn verloren creditcard. Het wordt ech-
ter weer een ander verhaal wanneer ik maanden nadat ik iedereen uitge-
breid mijn welgemeende excuses heb aangeboden en mij aansluitend weer
als een modelwerknemer heb gedragen, mijzelf naar aanleiding van dat
voorval nog steeds geregeld als een loser en een hopeloos geval beschouw.’
10 Sessie 7, stap 7: contraconditionering 2: coping 97
dert. Dat geldt ook voor het omschakelen van de beelden. Men kan het
negatieve beeld geleidelijk laten vervloeien naar het nieuwe positieve
beeld, zoals dat wel gebeurt met foto’s in een diapresentatie, maar
men kan ook in één klap van het ene beeld naar het andere beeld scha-
kelen, zoals wanneer men van tv-kanaal wisselt. Bij sommige cliënten
lijkt het ene beter te werken en bij andere het andere. Vooralsnog is het
een kwestie van trial-and-error om uit te vinden wat het bij wie het beste
doet. Werkt de ‘softe methode’ goed, dan houdt men die erin. Is dat
niet het geval dan probeert men de ‘harde schakeling’ uit. Iets derge-
lijks geldt voor cliënten bij wie men met de ‘harde schakeling’ in eerste
instantie onvoldoende succes boekt.
Afsluiting en evaluatie 11
Afsluiting en evaluatie
x Invullen vragenlijst(en) (indien van toepassing)
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_11, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
11 Afsluiting en evaluatie 101
iemand die de moeite waard is’. Het kan daarbij om van alles en nog
wat gaan: zich sociaal meer manifesteren, iets gaan doen wat goed of
leuk is voor de cliënt (een keer naar de sauna of naar de film gaan (of
naar beiden), dansles nemen, gaan paardrijden, een cursus geschie-
denis gaan volgen), een gunst voor zichzelf vragen (iemand vragen
een keer op de kinderen te komen passen), iets gezonds doen (meer
sporten, stoppen met roken, gezonder eten), meer initiatief nemen
(een ‘weekend uit’ plannen, een dagje naar het strand organiseren, een
neefje te logeren vragen) enzovoort. Van de uitvoering van dergelijke
actieplannen wordt verwacht dat zij helpen het opgebouwde positieve
zelfbeeld te bestendigen. Ook kan aan het slot van COMET een op
verwerking gerichte aanpak worden geadviseerd. Dat is het geval wan-
neer traumatische gebeurtenissen uit het verleden aan het negatieve
zelfbeeld ten grondslag lijken te liggen en wanneer die gebeurtenissen
voor de cliënt nog steeds zeer gevoelige onderwerpen blijken te zijn
(zie ook: Ten Broeke, De Jongh & Oppenheim, 2008).
De slotboodschap aan de cliënten luidt dat COMET over het algemeen
in staat is mensen met een te lage zelfwaardering een forse duw in de
goede richting te geven, maar dat men zelf, al dan niet met steun van
de hulpverlening, aan die goede richting een vervolg moet geven. Wie
met zijn positieve eigenwaarde thuis (opnieuw) achter de geraniums
kruipt, zal over het algemeen na verloop van tijd weer terugzakken in
onzekerheid en onvrede over zichzelf. In die slotboodschap wordt de
cliënten ook gewezen op het risico van terugval:
‘Het is prettig dat de meesten van jullie vinden dat ze baat hebben gehad
bij COMET. Sommigen van jullie zetten hun behandeling op een enigs-
zins andere wijze voort. Anderen zijn klaar met hun therapie. Ongeacht
of je nu wel of niet wordt doorbehandeld, denken wij dat het heel be-
langrijk is om voortaan ook min of meer te gaan leven als iemand die
tevreden is over zichzelf en die zichzelf de moeite waard vindt. Naar onze
mening is dat nu de belangrijkste stap die iedereen kan zetten om de kans
op terugval zo klein mogelijk te maken. Mocht je echter onverhoopt na
verloop van tijd toch het idee krijgen dat je oude onzekerheid en je oude
ontevredenheid over je eigenwaarde weer de kop op steken, aarzel dan
niet en pak het werkboek voor de cliënt van COMET er weer een paar
dagen of weken bij en doe weer een aantal van de oefeningen die je hier
de afgelopen weken hebt toegepast. Wanneer dat onvoldoende vruchten
afwerpt, is het zinnig om weer opnieuw contact op te nemen met de
hulpverlening.
102 COMET voor negatief zelfbeeld
Arntz, A., & Weertman, A. (1999). Treatment of childhood memories: theory and prac-
tice. Behaviour Research & Therapy, 37, 715-740.
Bockting, C. (2009). Preventieve cognitieve training bij terugkerende depressie. Hou-
ten: Bohn Stafleu van Loghum.
Bögels, S.M., & Mulken, S. (2004). Protocollaire behandeling van patiënten met een
sociale fobie: taakconcentratietraining en cognitieve therapie. In: G.P.J. Keijsers,
A. van Minnen & C.A.L. Hoogduin (red), Protocollaire behandelingen in de ambulante
geestelijke gezondheidszorg II. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Bouton, M.E., & Swartzentruber, D. (1991). Sources of relapse after extinction in Pavlo-
vian and instrumental learning. Clinical Psychological Review, 11, 123-140.
Brewin, C.R. (2006). Understanding cognitive behaviour therapy: a retrieval competi-
tion account. Behaviour Research and Therapy, 44, 765-784.
Broeke, E. ten, Heiden, C. van der, Meijer, S., & Hamelink, H. (2008). Cognitieve thera-
pie. De basisvaardigheden. Amsterdam: Boom.
Broeke, E. ten, Jongh, A. de, & Oppenheim, H. (2008). Praktijkboek EMDR: Casusconcep-
tualisatie en specifieke patiëntengroepen. Amsterdam: Harcourt publishers.
Does, A.J.W. van der (2002). BDI-II-NL: Handleiding Beck Depression Inventory-II, Neder-
landse vertaling en bewerking. Lisse: Swets Test Publisher.
Ellard, K.K., Fairholme, C.P., Boisseau, C.L., Farchione, T.J., & Barlow, D.H. (2010).
Unified protocol for the transdiagnostic treatment of emotional disorders: protocol
development and initial outcome data. Cognitive & Behavioral Practice, 17, 88-101.
Everaert, J., Koster, E.H.W., Schacht, R., & Raedt, R. de (2010). Evaluatie van de psycho-
metrische eigenschappen van de Rosenberg zelfwaardeschaal in een poliklinische
psychiatrische populatie. Gedragstherapie, 43, 307-317.
Fairburn, C.G., Cooper, Z., Doll, H.A., O’Connor, M.E., Bohn, K., Hawker, D.M.,
Wales, J.A., & Palmer, R.L. (2009). Transdiagnostic cognitive-behavioral therapy
for patients with eating disorders: a two-site trial with 60-week follow-up. American
Journal of Psychiatry, 166, 311-319.
Fennell, M.J.V. (1997). Low self-esteem: a cognitive perspective. Behavioural & Cognitive
Psychotherapy, 25, 1-25.
Fennell, M., & Jenkins, H. (2004). Low self-esteem. In: J. Bennett-Levy, G. Butler, M.
Fennell, A. Hackmann, M. Mueller, & D. Westbrook (eds.), Oxford guide to behaviou-
ral experiments in cognitive therapy (413-433). Oxford: Oxford University Press.
Franck, E., Raedt, R. de, Barbez, C., & Rosseel, Y. (2008). Psychometric properties of
the Dutch Rosenberg self-esteem scale. Psychologica Belgica, 48, 25-35.
Hall, P.L., & Tarrier, N. (2003). The cognitive-behavioural treatment of low self-esteem
in psychotic patients: a pilot study. Behaviour Research & Therapy, 41, 317-332.
Ham, T. van der, Strien, D.C. van, & Engeland, H. van (1998). Personality characteris-
tics predict outcome of eating disorders in adolescents: A 4-year prospective study.
European Child & Adolescent Psychiatry, 7, 79-84.
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
104 COMET voor negatief zelfbeeld
Harvey, A., Watkins, E., Mansell, W., & Shafran, R. (eds.) (2004). Cognitive behavioural
processes across psychological disorders. A transdiagnostic approach to research and treat-
ment. Oxford: Oxford University Press.
Hulsbergen, M. (2009). Mindfulness. De aandachtsvolle therapeut. Achtergrond, integratie,
toepassing. Amsterdam: Boom.
Jacobson, N.S., & Truax, P. (1991). Clinical significance: a statistical approach to defi-
ning meaningful change in psychotherapy research. Journal of Consulting and Clini-
cal Psychology, 59, 12–19.
Korrelboom, C.W. (2000). Versterking van het zelfbeeld bij patiënten met persoonlijk-
heidspathologie – ‘hot cognitions’ versus ‘cold cognitions’. Directieve Therapie, 20,
282-302.
Korrelboom, C.W. (2011). Groepstrainingen voor specifieke klachten.. In: M. Verbraak,
S. Visser, P. Muris, & K. Hoogduin (red.), Handboek voor GZ-psychologen (blz. 249-
263). Amsterdam: Boom.
Korrelboom, C.W. & Broeke, E. ten (2004). Geïntegreerde cognitieve gedragstherapie. Hand-
boek voor theorie en praktijk. Bussum: Coutinho.
Korrelboom, C.W., Jong, M. de, Huijbrechts, I., & Daansen, P. (2009). COMET for trea-
ting low self-esteem in patients with eating disorders. A randomized clinical trial.
Journal of Consulting & Clinical Psychology, 77, 974-980.
Korrelboom, C.W., Maarsingh, M., & Huijbrechts, I. (submitted). COMET for treating
low self-esteem in patients with depressive disorders; a randomized clinical trial.
Korrelboom, C.W., Marissen, M., & Assendelft, T. van (2011). COMET for treating low
self-esteem in patients with personality disorders; a randomized clinical trial. Beha-
vioural & Cognitive Psychotherapy, 39, 1-19.
Korrelboom, C.W., Weele, K. van der, Gjaltema, M., & Hoogstraten, C. (2009). COMET
for treating low self-esteem; a baseline controlled study in a routine clinical setting
with patients with eating disorders and personality disorders. The Behavior Thera-
pist, 32, 3-8.
Lang, P.J., Bradley, M.M., & Cuthbert, B.N. (1997). Motivated attention: Affect, acti-
vation, and action. In: P.J. Lang, M.M. Bradley, & B.N. Cuthbert (eds.), Attention
and orienting: sensory and motivational processes; (97-135). Hillsdale, N.J.: Lawrence
Erlbaum & Associates.
Lindsey, T. (1998). Spiders of Australia. Sydney: New Holland Publishers.
Maarsingh, M., Korrelboom, C.W., & Huijbrechts, I. (2010). Competitive Memory Trai-
ning (COMET) voor een negatief zelfbeeld als aanvullende behandeling bij depres-
sieve patiënten; een pilotstudie. Directieve Therapie, 30, 94-113.
Mandler, G. (1984). Mind and body. New York: Norton.
Mongrain, M., & Leather, F. (2006). Immature dependence and self-criticism predict
the recurrence of major depression. Journal of Clinical Psychology, 62, 705-713.
Najmi, S., Riemann, & Wegner, D.M. (2009). Managing unwanted intrusive thoughts
in obsessive-compulsive disorder: relative effectiveness of suppression, focussed
distraction, and acceptance. Behaviour Research & Therapy, 47, 494-503.
Oatley, K., & Jenkins, J.M. (1996). Understanding emotions. Cambridge (MA): Blackwell
Publishers.
Olij, R.J.B., Korrelboom, C.W., Huijbrechts, I.P.A.M., Jong, M. de, Cloin, P.A., Maar-
singh, M., & Paumen, B.N.W. (2006). De module zelfbeeld in een groep: werkwijze
en eerste bevindingen. Directieve Therapie, 26, 307-325.
Overholser, J.C., Adams, D.M., Lehnert, K.I., & Brinkman, D.C. (1995). Self-esteem de-
ficits and suicidal tendencies among adolescents. Journal of the American Academy for
Child & Adolescent Psychiatry, 34, 919-928.
Literatuur 105
Raedt, R. de, Schacht, R., Franck, E., & Houwer, J. de (2006). Self-esteem and depressi-
on revisited: implicit positive self-esteem in depressed patients? Behaviour Research
& Therapy, 44, 1017-1028.
Rosenberg, M. (1965). Society and the adolescent self-image. Princeton, New Jersey: Prin-
ceton University Press.
Rüsch, N., Lieb, K., Göttler, I., Hermann, C., Schramm, E., Richter, H., Jacob, G.A.,
Corrigan, P.W., & Bohus, M. (2007). Shame and implicit self-concept in women
with borderline personality disorder. American Journal of Psychiatry, 164, 500-508.
Schmitt, D.P., & Allik, J. (2005). Simultaneous administration of the Rosenberg self-
esteem scale in 53 nations: exploring the universal and culture-specific features of
global self-esteem. Journal of Personality and Social Psychology, 89, 623–642.
Stice, E. (2002). Risk and maintenance factors for eating pathology. A meta-analytic
review. Psychological Bulletin, 128, 825-848.
Tarrier, N. (2001). The use of coping strategies and self-regulation in the treatment of
psychosis. In A. Morrison (ed.), Casebook of cognitive therapy for psychosis. London:
Routledge.
Verbraak, C. (2009). Kijken in de ziel. Psychiaters over hun vak en zichzelf. Amsterdam: De
Bezige Bij.
Wegner, D.M. (1994). Ironic processes of mental control. Psychological Review 101, 34-
52.
Bijlage 1
Indicatieformulier COMET
Naam
Geslacht
Leeftijd
Adres
Diagnose
Primaire behandelaar
Omschrijving tegenvoorbeelden
Bijzonderheden
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Bijlage 2
Rosenberg Self-Esteem Scale
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
108 COMET voor negatief zelfbeeld
Scoren en normering
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Registratieformulier 1: beschrijving van het
(onterechte) negatieve zelfbeeld
Toelichting
Een negatief zelfbeeld heeft meestal óf betrekking op een of meer
specifieke persoonlijke kenmerken en eigenschappen óf het gaat
om een globaal negatief persoonlijk oordeel.
Specifieke negatieve kenmerken gaan meestal over uiterlijk (lelijk,
dik, dun, rare benen, enz.), intelligentie (dom, niets begrijpen, on-
voldoende schoolopleiding), sociale waarde (suf, saai, oninteres-
sant) of maatschappelijke status (onbenullig, er niet bij horen, niets
voorstellen, grijze muis).
Globale negatieve persoonlijke oordelen geven eerder een ‘totaal-
plaatje’ van de persoon en kunnen (maar dat hoeft niet altijd) een
optelsom zijn van een aantal veronderstelde specifieke negatieve
kenmerken. Men vindt zichzelf dan waardeloos, niet de moeite
waard, slecht, ‘een niets’ of ‘een niemand’.
De lijn tussen specifieke en globale negatieve zelfbeoordelingen is
niet altijd scherp te trekken.
Zoals bekend gaat de Zelfbeeldtraining over negatieve zelfbe-
oordelingen die niet (helemaal) terecht zijn. Het gaat dus over
vermeende negatieve kenmerken en eigenschappen waarvan u ‘er-
gens’ weet dat ze niet (helemaal) kloppen. U weet dat ‘ergens’ wel
met uw gezond verstand, maar (nog) niet met uw gevoel.
Geeft u hieronder aan wat u zo negatief vindt aan uzelf (terwijl u
dus tegelijk weet dat dit niet (helemaal) terecht is). Gebruik daar-
voor een of enkele woorden of een korte zin. Op het verbeteren
van dit negatieve zelfbeeld zal de verdere training in eerste instan-
tie gericht zijn.
Noteer
Ik vind dat ik ben
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Registratieformulier 2: inventarisatie positieve
eigenschappen
Eerlijkheid
Betrouwbaarheid
Humor
Doorzettingsvermogen
Hulpvaardigheid
Intelligentie
Avontuurlijkheid
Kunnen genieten
Inlevingsvermogen
Sterk zijn
Originaliteit
Standvastigheid
Souplesse
Sportief zijn
Deskundigheid
Schoonheid (uiterlijk)
Moedig zijn
Handig zijn
Onafhankelijk zijn
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
112 COMET voor negatief zelfbeeld
Kritisch zijn
Vriendelijkheid
Tolerantie
Zelfbeheersing
IJver
...
...
...
Registratieformulier 3: uitwerken in korte verhaaltjes
van positieve eigenschappen
Positieve eigen-
schap
Situatie
Tegenspraak met
negatief zelf-
beeld
Het verhaaltje
Moment waarop
positieve eigen-
schap het duide-
lijkst was
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Registratieformulier 4: verslag van de oefeningen
dag van de oefening en hoe vaak, korte beschrijving van hoe het
week stap hoe lang ging
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Registratieformulier 5: overzicht van triggers voor
een negatief zelfbeeld
90
80
70
50
40
30
20
10 (zwakke trigger)
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Over de auteur
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Toelichting op de dvd
U treft op de dvd alle stappen aan van het behandelprotocol dat in dit
boek is beschreven.
Er zijn bovendien twee extra therapiescènes opgenomen. De eerste
gaat over een algemeen probleem dat regelmatig voorkomt: de cliënt
maakt geen huiswerk. De tweede extra scène heeft betrekking op een
veelgemaakte fout bij COMET: de therapeut staat te veel stil bij de pro-
blematische kanten van de cliënt en dwaalt daardoor te veel af van de
hoofdstrategie van COMET: versterken van de positieve eigenschappen
van de cliënt.
De auteur van het boek, Kees Korrelboom, is in alle scènes de thera-
peut. Yvonne Binnerts is de actrice die de cliënt speelt.
De achtereenvolgende scènes zijn:
Presessie Indicatiestelling
K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media