Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 118

Kees Korrelboom

COMET
voor negatief
zelfbeeld ate
riaa
l digitaal be
sch
m i

kb
nd

aa
oek is aanvulle

r. G
a
hiervoor n
extras.springer.com
it b

aa
ij d

rd

B ew
ebs
ite:
COMET voor negatief zelfbeeld

Website
In de oorspronkelijke uitgave van CO0ETvoornegatiefzelfbeeld,
was een cd-rom toegevoegd met aanvullend digitaal materiaal. Vanaf deze editie is echter
al dit aanvullende materiaal vindbaar op: http://extras.springer.com
Vul op deze website in het zoekveld Search ISBN het ISBN van het boek in:
978-90-313-9055-7
Let op: het is belangrijk om precies deze schrijfwijze aan te houden, dus met tussenstreepjes.

Overal waar in deze uitgave verwezen wordt naar de cd-rom, wordt bovenstaande website
extras.springer.com bedoeld.
Dit boek, COMET voor negatief zelfbeeld, is onderdeel van de reeks Proto-
collen voor de GGZ.
Bij deze titel is tevens een werkboek voor de cliënt te bestellen: Ver-
beter uw zelfbeeld in 7 stappen.

Serie Protocollen voor de GGZ


De boeken in de reeks Protocollen voor de GGZ geven een sessiege-
wijze omschrijving van de behandeling van een specifieke psychi-
sche aandoening weer. De theorie is beknopt en gestoeld op weten-
schappelijke evidentie voor zover deze bekend is.
Protocollen voor de GGZ is bedoeld voor psychologen, psychothera-
peuten, psychiaters en andere hulpverleners.
In deze serie verschenen eerder:
• Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst met het bijbehorende
werkboek voor de cliënt Stop met piekeren;
• Preventieve cognitieve training bij terugkerende depressie met het bijbeho-
rende werkboek voor de cliënt Niet meer depressief;
• Behandeling van langdurige slapeloosheid met het bijbehorende werk-
boek voor de cliënt Verbeter je slaap;
• Cognitieve therapie bij sociale angst met het bijbehorende werkboek voor
de cliënt Minder angstig in sociale situaties.

Bestellen
De boeken zijn te bestellen via de boekhandel of rechtstreeks via de
webwinkel van uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum: www.bsl.nl.

Redactie
Prof. dr. Claudi Bockting, klinisch psycholoog, psychotherapeut en
gedragstherapeut, adjunct hoogleraar Klinische psychologie, Rijks-
universiteit Groningen
Drs. Willemijn Scholten, psychotherapeut en gedragstherapeut;
zij verricht onderzoek bij de afdeling psychiatrie VUmc en GGZin-
Geest, Amsterdam
Dr. Mascha ten Doesschate, psychiater Universitair Medisch Cen-
trum Groningen, afdeling Psychiatrie
Prof. dr. Chijs van Nieuwenhuizen, psycholoog en psychotherapeut,
bijzonder hoogleraar Forensische geestelijke gezondheidszorg,
Universiteit van Tilburg/GGzE
COMET voor negatief zelfbeeld
Competitive Memory Training bij lage
zelfwaardering en negatief zelfbeeld

Kees Korrelboom

Houten 2011
© 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,
opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in
enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopie-
en of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelij-
ke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van
artikel 16b Auteurswet j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd
bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient
men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stich-
ting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
(een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compila-
tiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden.

Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouw-
bare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aan-
vaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave
voorkomen.

ISBN 978 90 313 9055 7


NUR 777

Ontwerp omslag: Boekhorst Design, Culemborg


Ontwerp binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg
Automatische opmaak: Crest Premedia Solutions (P) Ltd, Pune, India

Bohn Stafleu van Loghum


Het Spoor 2
Postbus 246
3990 GA Houten

www.bsl.nl
Inhoud

Voorwoord 9

1 Introductie 13
1.1 Inleiding 13
1.2 COMET: de achtergronden 14
1.3 COMET: algemene kenmerken en inpassing 15
1.4 COMET: de effectiviteit 16

2 COMET in een groep: algemene aspecten en


therapeutische attitude 19
2.1 Inleiding 19
2.2 Directiviteit, transparantie, doelgerichtheid
en optimisme 20
2.3 Individuele training in een groep 21

3 Presessie: indicatiestelling (individueel) 25


3.1 Inleiding 25
3.2 Is er sprake van een disfunctioneel lage zelfwaardering? 27
3.3 Is COMET voor lage zelfwaardering geschikt voor deze
cliënt? 31
3.4 Thuiswerk na het indicatiegesprek 34
3.5 Mogelijke complicaties bij de indicatiestelling 34

4 Sessie 1, stap 1 t/m 3: vaststellen negatief zelfbeeld,


uitgangspunt en rationale, en bepalen incompatibel
tegenbeeld 35
4.1 Inleiding 35
4.2 Introductie van de training 36
4.3 Kennismaking en stap 1: (opnieuw) vaststellen
negatief zelfbeeld 36
4.4 Stap 2: uitgangspunt en rationale 39
6 COMET voor negatief zelfbeeld

4.5 Stap 3: bepalen incompatibel tegenbeeld 43


4.6 Thuiswerk na sessie 1 47
4.7 Mogelijke complicaties tijdens sessie 1 47

5 Sessie 2, stap 4: illustreren met concrete tegenvoor-


beelden 49
5.1 Inleiding 49
5.2 Bespreken van het thuiswerk 50
5.3 Thuiswerk: inventariseren en illustreren met concrete
tegenvoorbeelden 51
5.4 Mogelijke complicaties tijdens sessie 2 54

6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van


tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 57
6.1 Inleiding 57
6.2 Bespreking van thuiswerk uit sessie 2: verhaaltjes
schrijven over situaties waar de positieve eigenschap-
pen in actie waren 58
6.3 Individuele oefeningen in groepsverband 60
6.4 Imaginatie en positieve zelfspraak 65
6.5 Positieve zelfspraak met betrekking tot positieve
eigenschappen 67
6.6 Thuiswerk: imaginatie en zelfspraak met betrekking
tot positieve eigenschappen in actie 68
6.7 Mogelijke complicaties tijdens sessie 3 70

7 Sessie 4, stap 5c: emotioneel versterken van tegen-


voorbeelden: motoriek (lichaamshouding en gelaats-
uitdrukking) 73
7.1 Inleiding 73
7.2 Lichaamshouding en gelaatsuitdrukking 74
7.3 Thuiswerk: imaginatie en zelfspraak met betrek-
king tot positieve eigenschappen in combinatie met
lichaamshouding en gelaatsuitdrukking 76
7.4 Mogelijke complicaties tijdens sessie 4 77

8 Sessie 5, stap 5d: emotioneel versterken van tegen-


voorbeelden: muziek 80
8.1 Inleiding 80
8.2 Muziek 81
Inhoud 7

8.3 Thuiswerk: imaginatie en zelfspraak met betrek-


king tot positieve eigenschappen in combinatie met
lichaamshouding en gelaatsuitdrukking, en muziek 82
8.4 Mogelijke complicaties tijdens sessie 5 83

9 Sessie 6, stap 6: contraconditionering 1:


immuun maken 85
9.1 Inleiding 85
9.2 Contraconditionering: immuun maken 85
9.3 Thuiswerk: contraconditionering (immuun maken):
triggers voor negatieve zelfwaardering koppelen aan
een positief zelfgevoel 89
9.4 Mogelijke complicaties tijdens sessie 6 90

10 Sessie 7, stap 7: contraconditionering 2: coping 94


10.1 Inleiding 94
10.2 Contraconditionering: coping 94
10.3 Thuiswerk: coping door contraconditionering: van
negatief zelfgevoel omschakelen naar positieve
zelfwaardering 98
10.4 Mogelijke complicaties tijdens sessie 7 98

11 Afsluiting en evaluatie 100

Literatuur 103

Bijlage 1 Indicatieformulier COMET 106

Bijlage 2 Rosenberg Self-Esteem Scale 107

Formulieren 109

Registratieformulier 1: beschrijving van het


(onterechte) negatieve zelfbeeld 110

Registratieformulier 2: inventarisatie positieve


eigenschappen 111

Registratieformulier 3: uitwerken in korte


verhaaltjes van positieve eigenschappen 113
8 COMET voor negatief zelfbeeld

Registratieformulier 4: verslag van de oefeningen 114

Registratieformulier 5: overzicht van triggers voor


een negatief zelfbeeld 115

Over de auteur 116

Toelichting op de dvd 117


Voorwoord

Enkele jaren geleden zond de RVU een televisieserie uit onder de titel
‘Kijken in de ziel’. Coen Verbraak was de maker en regisseur. In een
aantal afleveringen sprak hij met enkele bekende psychiaters over
hun vak en hun persoon. Ik zag een paar uitzendingen en kocht ook
het boek (Verbraak, 2009) dat naar aanleiding van de tv-programma’s
verscheen. Terwijl zich onder de ‘psychiaters’ slechts één psycholoog
bevond, ging de serie vooral over de psychotherapeutische aspecten
van de psychiatrie en niet of nauwelijks over de medisch-biologische.
Psychiaters zouden de ‘speleologen van de menselijke geest’ zijn. Ik
vond het boeiende uitzendingen en ook het boek las ik met plezier.
In vrijwel geen enkel interview herkende ik echter iets van het vak dat
ik al meer dan 25 jaar uitoefen en dat ik al die tijd al ‘psychotherapie’
noem. De collega’s spraken over ‘ontmoetingen’, ‘dichterbij komen’,
‘blootleggen’, ‘er doorheen gaan’, ‘inzichten’ en ‘regressie’. ‘Mijn’
psychotherapie gaat veel meer over ‘oefenen’, ‘stappenplannen’, ‘evi-
dentie’, ‘aandacht-bias’, ‘effectmetingen’ en ‘informatieverwerking’.
Enige tijd daarna zond de NCRV de ook onder psychotherapeuten po-
pulaire televisieserie ‘In therapie’ uit. Acteurs zetten een zelfstandig
gevestigd psychotherapeut neer en een aantal patiënten die gedurende
hun behandeling in de spreekkamer werden gevolgd. Ook van deze
serie zag ik enkele afleveringen en ook deze wisten mijn belangstelling
behoorlijk vast te houden. Goede acteerprestaties en mooi gemaakte
afleveringen. Maar opnieuw: de psychotherapie die erin werd gepre-
senteerd had weinig of niets te maken met de behandelingen die ik
dagelijks uitvoer. Evenals bij ‘Kijken in de ziel’ werd wat zich afspeelde
tussen therapeut en patiënt ogenschijnlijk belangrijker gevonden dan
de vraag wat de patiënt moest doen (behalve goede gesprekken voeren
met de therapeut) om van zijn of haar klachten af te komen en of dat
ook nog een beetje lukte. Sterker: zelfs de klachten van de patiënten,
laat staan hun diagnose, werden (althans voor de onregelmatige kijker
die ik was) niet duidelijk.
10 COMET voor negatief zelfbeeld

‘Kijken in de ziel’ en ‘In therapie’ staan niet op zichzelf. Ook in diverse


films van Woody Allen en in een film zoals ‘Analyze this’, waarin Robert
De Niro als maffiabaas met een paniekstoornis onder behandeling
komt van een ‘shrink’, tonen een psychotherapie die mijlenver afstaat
van het soort behandelingen dat tegenwoordig binnen de GGZ wordt
uitgevoerd, of waarvan men (financiers, politiek, wetenschap) in ieder
geval vindt dat ze daar veel meer zouden moeten worden uitgevoerd.
Die behandelingen bestaan dikwijls uit protocollen, min of meer dui-
delijke stappenplannen die qua tijdsduur beperkt zijn en waarop ter-
men zoals ‘uitleg’, ‘motiveren’, ‘oefenen’, ‘registreren’ en ‘herhalen’
veel meer van toepassing zijn dan ‘ontmoeting’, ‘inzicht’, ‘er doorheen
gaan’ of ‘regressie’.
Moderne psychotherapieën zijn in veel gevallen inderdaad veeleer
‘trainingen’ dan ‘goede gesprekken’ of ‘diepgaande ontmoetingen’.
Die ontwikkeling heeft de afgelopen twintig jaar in een versneld tempo
plaatsgevonden. Mede onder invloed van de toenemende vraag naar
transparantie en aangetoonde effectiviteit is men protocollen gaan
ontwikkelen die voor patiënten, buitenstaanders (verwijzers, finan-
ciers en andere betrokkenen) en misschien ook wel voor de therapeu-
ten zelf duidelijker maakten waar een psychotherapeutische behande-
ling nu precies uit zou moeten bestaan. De meeste protocollen ken-
merken zich daarbij door een tamelijk heldere begrenzing in de tijd
(de meeste duren acht tot zestien sessies) en door een stapsgewijze,
trainingachtige benadering. De protocollen zijn ingedeeld in enkele
fases en in iedere fase wordt van de patiënt een actieve opstelling ver-
wacht. In ieder geval tijdens de therapiezittingen zelf, maar heel vaak
ook daarbuiten in de vorm van thuiswerk. Er is dus een duidelijke ver-
schuiving te zien van ‘praattherapieën’ naar ‘doetherapieën’.
Tot voor kort hadden die ‘doetherapieën’ vooral betrekking op welom-
schreven, officieel in de DSM geclassificeerde psychische stoornissen.
Er werden protocollen ontwikkeld voor het behandelen van depres-
sie, paniekstoornis, boulimia nervosa, sociale fobie, psychotrauma et
cetera. Een enkele keer had een dergelijk protocol betrekking op een
onderdeel van de stoornis die men behandelde. Zo kan taakconcentra-
tietraining worden ingezet als extra interventie bij het behandelen van
sociale fobie (Bögels & Mulken, 2004) en kan mindfulness based cogni-
tive therapy ter voorkoming van terugval worden toegevoegd aan een
behandeling voor depressie (Hulsbergen, 2009).
Recent is de belangstelling voor transdiagnostische benaderingen aan
het toenemen. De onderzoeksgroep rondom David Barlow ontwik-
kelt een protocol voor de unified treatment van allerlei angststoornissen
(Ellard, Fairholme, Boisseau, Farchione & Barlow, 2010) en Fairburn
Voorwoord 11

doet iets soortgelijks bij eetstoornissen (Fairburn et al., 2009). Deze


ontwikkelingen hangen onder andere samen met het toenemen van
de kennis over psychopathologische processen. In verschillende in de
DSM-IV geclassificeerde stoornissen lijken vergelijkbare basale psy-
chologische processen verstoord te zijn en een sturende rol te spelen
bij het ontstaan en voortbestaan van de specifieke pathologie (Harvey,
Watkins, Mansell & Shafran, 2004).
In deze transdiagnostische ontwikkeling past ook het voor u liggende
COMET voor negatief zelfbeeld. Lage zelfwaardering of negatief zelfbeeld
is geen aparte DSM-diagnose, maar wel een formeel symptoom van
verschillende DSM-stoornissen. Daarnaast is lage zelfwaardering een
risicofactor voor het ontwikkelen van of terugvallen in een aantal van
dergelijke aandoeningen. Van lage zelfwaardering is eveneens aange-
toond dat het het herstel van de primaire stoornis kan belemmeren en
ten slotte vormt een negatief zelfbeeld, ongeacht de formele diagnose
waarvan het wel of geen deel uitmaakt, voor veel patiënten een belang-
rijke reden om hulp te zoeken.
Voor negatief zelfbeeld zijn echter nauwelijks specifieke protocol-
len ontwikkeld. Men gaat er doorgaans van uit dat met het succesvol
behandelen van de primaire ‘officiële’ (DSM) stoornis, het negatieve
zelfbeeld vanzelf zal meeveranderen. In de praktijk lijkt dat echter lang
niet altijd in voldoende mate het geval te zijn.
COMET is ontwikkeld als een transdiagnostische ‘doetherapie’ om
deze relatieve leemte in het behandelaanbod op te vullen. Op dit mo-
ment is COMET voor lage zelfwaardering de empirisch best onder-
steunde specifieke interventie voor lage zelfwaardering. De methode
bleek effectief in verschillende gecontroleerde studies bij diverse
patiëntenpopulaties en de resultaten bleken na het beëindigen van de
interventie voor langere tijd stabiel te blijven of zelfs verder te verbe-
teren. Niet alleen het zelfbeeld verbeterde gedurende COMET, tegelijk
bleken ook depressiviteit, autonomie en depressieve ruminatie tijdens
COMET in gunstige richting te veranderen.
In de volgende hoofdstukken vindt u een uitgebreide toelichting op de
achtergronden van COMET en de procedures en mogelijke valkuilen
bij het toepassen ervan. Ook worden de belangrijkste onderzoeksbe-
vindingen kort weergegeven. In de beschrijving wordt uitgegaan van
een groepsbehandeling. In de klinische praktijk kan het COMET-pro-
12 COMET voor negatief zelfbeeld

tocol echter ook heel goed individueel worden toegepast. COMET kan
immers worden beschouwd als individuele training in een groep, zoals
later ook zal worden toegelicht. De demonstraties op de bijgevoegde
dvd tonen dan ook de toepassing van COMET in een individuele
context.

Kees Korrelboom
1 Introductie

1.1 Inleiding

Hoewel verstoringen in de zelfwaardering wel als symptoom worden


beschreven bij verschillende stoornissen, is lage zelfwaardering of ne-
gatief zelfbeeld geen aparte stoornis in de Diagnostic and Statistical Ma-
nual for Mental Disorders. Wel lijkt lage zelfwaardering in verschillende
psychopathologieën een etiologische rol te spelen en het lijkt een
risicofactor voor terugval, automutilatie en suïcide (Rüsch et al., 2007;
Overholser, Adams, Lehnert & Brinkman, 1995; Stice, 2002; Van der
Ham, Van Strien & Van Engeland, 1998; Mongrain & Leather, 2006).
Lage zelfwaardering is bovenal een probleem waar veel mensen mee
kampen en dat, ongeacht de DSM-stoornis waaraan zij al dan niet
formeel lijden, voor hen de aanleiding vormt om hulp te zoeken bij de
geestelijke gezondheidszorg.
Wellicht juist omdat het geen aparte psychische stoornis is, bestaan
er binnen de klinische psychologie nauwelijks uitgebreid op effec-
tiviteit en toepasbaarheid onderzochte behandelingen die specifiek
verbetering van de zelfwaardering beogen. Het protocol van Fennell
wordt weliswaar frequent toegepast, maar is nog niet empirisch ge-
toetst (Fennell, 1997), terwijl Tarrier’s zelfbeeld-interventie weliswaar
effectief is gebleken bij een cohort psychotische patiënten, maar nog
niet bij andere patiëntgroepen is toegepast (Tarrier, 2001; Hall & Tar-
rier, 2003). Over het algemeen neemt men aan dat met het genezen
van de primaire aandoening waarvoor de patiënt zich aanmeldt, ook
de problematiek rondom zelfwaardering zal verminderen. Dit lijkt
echter lang niet altijd in voldoende mate het geval te zijn (Fennell &
Jenkins, 2004; Korrelboom, Van der Weele, Gjaltema & Hoogstraten,
2009; Maarsingh, Korrelboom & Huijbrechts, 2010). Daarom is het de
moeite waard om te zoeken naar effectieve, specifiek op de verbetering
van het zelfbeeld gerichte interventies.
In Nederland is daartoe de afgelopen tien tot vijftien jaar de Competitive
Memory Training, oftewel COMET, ontwikkeld en op zijn effectiviteit

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_1, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
14 COMET voor negatief zelfbeeld

onderzocht (Korrelboom, 2000). In dit boekje zal de praktische toe-


passing van COMET uitgebreid worden toegelicht. Eerst zal in deze
Introductie kort worden stilgestaan bij enkele theoretische achter-
gronden van COMET, enkele algemene kenmerken ervan, de inpassing
van de interventie binnen de gehele behandeling en de stand van zaken
rondom het onderzoek naar de effectiviteit.

1.2 COMET: de achtergronden

COMET is een cognitief-gedragstherapeutische interventie die door-


gaans wordt toegepast als onderdeel van een meer omvattend behan-
delplan. Er zijn verschillende COMET-protocollen beschreven voor
verschillende problematieken (zie voor een overzicht Korrelboom,
2011).
De uitgangspunten van COMET gaan allereerst terug op de huidige
inzichten in leren en ‘ontleren’. Wat eenmaal is geleerd blijkt niet
zomaar weer uit het langetermijngeheugen te kunnen verdwijnen. In
plaats van te ‘ontleren’, leert men er tijdens het ‘vergeten’ juist iets
bij. Dat wat men eerst voor juist hield, blijkt opeens niet onder alle
omstandigheden te kloppen. Het voorheen geleerde wordt als het
ware gecorrigeerd door nieuwe leerervaringen. Maar de oude kennis
verdwijnt niet. In de juiste context kan zij dikwijls opnieuw worden
geactiveerd en gedrag en gevoel opnieuw gaan bepalen (Bouton &
Swartzentruber, 1991).
Ook in de psychotherapie worden oude betekenissen niet zomaar
‘ontleerd’. Brewin (2006) vergelijkt het langetermijngeheugen met
een database waarin allerlei concepten met meerdere betekenissen
zijn verbonden. Zo kan het concept ‘ikzelf ’ zijn geassocieerd met ‘een
goede vader zijn’, maar tegelijk ook met ‘lafheid’, ‘handigheid’, ‘spor-
tiviteit’, ‘trouw’ en ‘domheid’. Afhankelijk van de context zijn deze
betekenissen van ‘ikzelf ’ allemaal tot op zekere hoogte waar. Omdat
slechts één betekenis tegelijk kan worden getriggerd, is het de vraag in
welke context welke betekenis wordt geactiveerd. Er ontstaat een retrie-
val-hiërarchie waarbinnen de verschillende mogelijke betekenissen met
elkaar strijden om te worden geactiveerd. Psychopathologie zou dan
impliceren dat te vaak niet-functionele betekenissen van een bepaald
concept worden geactiveerd, en effectieve psychotherapie zou de acti-
veerbaarheid bevorderen van functionele betekenissen die tot dan toe
onvoldoende competitief bleken te zijn (Brewin, 2006).
Precies dat tracht COMET te bewerkstelligen. Daarbij wordt gebruik-
gemaakt van drie principes. De emotionele saillantie van functionele
betekenissen wordt versterkt met behulp van imaginatie, motoriek
1 Introductie 15

(lichaamshouding en gelaatsuitdrukking) en muziek (1). Tegelijk wor-


den die functionele betekenissen regelmatig herhaald, in de sessie en
tijdens thuiswerktaken (2). Ten slotte wordt de associatie versterkt van
die functionele betekenissen met triggers die doorgaans juist nega-
tieve opvattingen activeren, door gebruik te maken van contraconditi-
onering (3).

1.3 COMET: algemene kenmerken en inpassing

Tot nu toe wordt COMET voor lage zelfwaardering meestal uitgevoerd


als aanvulling op de primaire therapie. Patiënten die, bijvoorbeeld,
IPT (Interpersoonlijke Psychotherapie), medicatie, of CGT (Cognitieve
Gedragstherapie) krijgen voor hun depressie, kunnen op indicatie
van hun behandelaar naast, of aansluitend op die behandeling ook
COMET voor lage zelfwaardering volgen. Iets vergelijkbaars geldt voor
patiënten met een persoonlijkheidsstoornis, sociale fobie of een eet-
stoornis. COMET kan daarbij zowel in groepsverband als individueel
worden uitgevoerd. In het individuele geval wordt COMET meestal
gegeven door de ‘hoofdbehandelaar’ bij wie ook de primaire therapie
wordt gevolgd. Wanneer COMET in een groep wordt gegeven, wordt
de COMET-training doorgaans uitbesteed aan een andere therapeut.
Het COMET-protocol bestaat uit 7 verschillende stappen, die meestal
in 6-9 sessies worden doorlopen. De sessies vinden doorgaans weke-
lijks plaats en duren 30-50 minuten bij individuele behandelingen en
90-120 minuten bij groepsbehandelingen. In het laatste geval gaat het
om 5-10 patiënten per groep die door een of twee therapeuten wordt
geleid. Meestal zijn die therapeuten GZ-psychologen, klinisch psycho-
logen of psychotherapeuten. Maar ook anders opgeleiden (verpleeg-
kundigen en hbo-groepswerkers, bijvoorbeeld) verzorgen met succes
COMET-trainingen. Voorwaarden voor een adequate uitvoering lijken,
naast voldoende kennis van en ervaring met het COMET-protocol,
vooral te bestaan uit affiniteit met directief werken in het algemeen en
ervaring met de specifieke doelgroep (depressieve patiënten, eetstoor-
nispatiënten, patiënten met een persoonlijkheidsstoornis enzovoort)
voor wie COMET is bestemd. De zittingen volgen een vast stramien,
dat is vastgelegd in een protocol. Voorafgaand aan de eerste thera-
peutische COMET-sessie vindt een korte diagnostische zitting plaats,
waarin wordt nagegaan of aan de inclusiecriteria voor COMET wordt
voldaan en waarin de patiënt nadere informatie krijgt over de te volgen
procedure. Deze diagnostische zitting is altijd individueel.
16 COMET voor negatief zelfbeeld

1.4 COMET: de effectiviteit

De effectiviteit van COMET voor lage zelfwaardering is inmiddels in


een aantal studies onderzocht. Alle studies naar COMET voor lage
zelfwaardering zijn tot dusverre uitgevoerd bij groepsbehandelingen.
In een eerste ongecontroleerde pilotstudie kregen patiënten boven op
een reguliere behandeling een module COMET voor lage zelfwaarde-
ring. In een completers-analyse van 75 patiënten zonder vergelijkings-
groep bleken deze patiënten significant en in hoge mate te verbeteren
tussen voor- en nameting op zelfwaardering, depressiviteit en autono-
mie (Olij et al., 2006).
Een tweede onderzoek werd uitgevoerd bij (dag)klinische patiënten
die in een centrum voor klinische psychotherapie werden behandeld
voor eetstoornissen, persoonlijkheidspathologie of een combinatie
van beide. Ook hier ging het om een completers-analyse zonder een
vooraf onafhankelijk vastgelegde vergelijkingsgroep. Deze keer ging
het om 31 patiënten. Terwijl tijdens de gemiddeld 17 weken intensieve
reguliere behandeling voorafgaand aan COMET geen significante
veranderingen konden worden gedetecteerd, bleken patiënten ge-
durende de daaropvolgende 8 weken COMET (in combinatie met de
voortgaande intensieve reguliere therapie) significant en in hoge mate
te veranderen op zelfwaardering en autonomie. Ruim 70% van de pa-
tiënten realiseerde tijdens 8 weken COMET een reliable change en bijna
40% een clinical significant change met betrekking tot zelfwaardering.
Deze veranderingen leken betrekkelijk stabiel. In een post-hocanalyse
bleken patiënten die tijdens hun behandeling COMET hadden gevolgd
bovendien aan het eind van hun totale behandeltraject een hogere zelf-
waardering te hebben dan patiënten die geen COMET in hun behan-
delpakket hadden gehad (Korrelboom, Van der Weele et al., 2009).
De derde studie naar COMET voor lage zelfwaardering was gerando-
miseerd. Er werden 52 patiënten met een eetstoornis over twee con-
dities gerandomiseerd. De ene groep volgde alleen reguliere therapie
voor hun eetstoornis, de andere groep kreeg naast deze reguliere
therapie ook 8 weken COMET voor lage zelfwaardering. De analyses
waren op een intention-to-treat-basis. Na die 8 weken waren er signi-
ficante verschillen in zelfwaardering en depressiviteit opgetreden ten
gunste van de COMET-groep. Die verschillen waren middelmatig tot
groot in omvang. Bijna 30% van de patiënten in COMET en niemand
van de patiënten in de controlegroep realiseerden een klinisch signi-
ficante verandering (Korrelboom, De Jong, Huijbrechts & Daansen,
2009).
1 Introductie 17

Een vergelijkbare gerandomiseerde studie werd uitgevoerd bij 91


patiënten met een persoonlijkheidsstoornis. Ook hier werden de ana-
lyses op een intention-to-treat-basis uitgevoerd. Patiënten die COMET
hadden gevolgd deden het significant beter op zelfwaardering en de-
pressiviteit. Die verschillen waren behalve significant ook groot. De
veranderingen bleven stabiel over een periode van ten minste 3 maan-
den. Direct na afloop van COMET had bijna 40% van de patiënten een
reliable change op zelfwaardering gerealiseerd en 24% een clinical signi-
ficant change. In de controlegroep gold dit slechts voor respectievelijk
13% en 4% van de patiënten (Korrelboom, Marissen & Van Assendelft,
2011).
In een pilotstudie met 86 depressieve patiënten die naast hun reguliere
therapie COMET volgden, bleken op basis van intention-to-treat-analy-
ses zelfwaardering, depressiviteit en autonomie significant en in hoge
mate te veranderen gedurende 8 weken COMET. Wanneer de patiënten
werden opgesplitst in verschillende subdiagnoses (‘depressieve stoor-
nis’, ‘bipolaire stoornis’, ‘andere depressieve stoornis’ en ‘depressieve
stoornis in gedeeltelijke remissie’) kwamen vergelijkbare resultaten
naar voren: significante en grote verbeteringen op alle hoofd- en se-
cundaire uitkomstmaten. In een post-hocanalyse werden de resultaten
vergeleken met een beschikbare vergelijkingsgroep van depressieve
patiënten die geen COMET volgden. Wanneer rekening werd gehou-
den met verschillen tussen de groepen op de beginmetingen, deden de
patiënten die COMET hadden gevolgd het, over een vergelijkbare the-
rapieperiode gemeten, aanzienlijk beter op zelfwaardering, depressivi-
teit en autonomie dan de vergelijkingsgroep (Maarsingh et. al., 2010).
Ten slotte werd, opnieuw bij ambulante depressieve patiënten, een ge-
randomiseerde studie uitgevoerd. Opzet en uitvoering van deze studie
waren vergelijkbaar met die bij de patiënten met een eetstoornis en
die met een persoonlijkheidsstoornis. Ook hier bleken de patiënten in
de COMET-conditie, op basis van een intention-to-treat-analyse signi-
ficant beter te scoren op zelfbeeld en depressiviteit dan patiënten die
uitsluitend reguliere therapie kregen. Ook de ruminatiescores van de
patiënten in COMET verbeterden significant. De verschillen waren bo-
vendien groot op alle maten. Ook hier bleven de effecten stabiel gedu-
rende de geobserveerde periode (tot 6 maanden na afloop van COMET;
Korrelboom, Maarsingh & Huijbrechts, submitted).
Alles bij elkaar lijkt COMET voor lage zelfwaardering een effectieve
transdiagnostische interventie te zijn, althans op de korte en waar-
schijnlijk ook middellange termijn, die zowel in groepsverband als
individueel kan worden toegepast. Een aantal vragen wacht echter nog
op antwoord. Het is bijvoorbeeld nog onduidelijk welke elementen in
18 COMET voor negatief zelfbeeld

COMET het meest werkzaam zijn en ook de langetermijneffecten zijn


nog onzeker. Evenmin is COMET voor lage zelfwaardering al verge-
leken met andere specifiek op zelfwaardering gerichte interventies.
Bovendien is de invloed nog onbekend van COMET op impliciete zelf-
waardering, volgens sommige auteurs een wellicht nog belangrijker
aspect dan de expliciete zelfwaardering die tot nu toe in de COMET-
onderzoeken is gemeten (De Raedt, Schacht, Franck & De Houwer,
2006). Ten slotte moet nog blijken of de vermelde resultaten gerepli-
ceerd kunnen worden door onafhankelijke onderzoeksgroepen.
Daarnaast moet worden nagegaan of COMET ook waardevol kan
zijn als een op zichzelf staande behandeling. Enerzijds wordt daarbij
gedacht aan een preventieve interventie bij groepen met lage zelfwaar-
dering die het risico lopen om psychopathologie te ontwikkelen. An-
derzijds moet ook worden overwogen om COMET voor lage zelfwaar-
dering te testen als monotherapie voor depressieve patiënten. In alle
COMET-studies tot nu toe blijkt depressiviteit in ongeveer vergelijk-
bare mate te verbeteren gedurende COMET als zelfwaardering. Ook in
twee studies bij depressieve patiënten bleek de toevoeging van COMET
aan een reguliere depressiebehandeling een aanzienlijk extra positief
effect op depressiviteit te hebben (Korrelboom et al., submitted; Maar-
singh et al., 2010).
2 COMET in een groep: algemene
aspecten en therapeutische
attitude

2.1 Inleiding

Hoewel COMET voor lage zelfwaardering zowel individueel als in


groepsverband kan worden toegepast, is de meeste ervaring opgedaan
met COMET in een groep. Dat geldt in ieder geval voor de studies
die zijn gedaan. Alle studies naar COMET voor lage zelfwaardering
hadden betrekking op groepsbehandelingen. De groepsgewijze toe-
passing van een in wezen individueel protocol vraagt om een aantal
specifieke interactievaardigheden van de behandelaar. Daarop wordt
hieronder nader ingegaan.
COMET in groepsverband is nadrukkelijk ‘individuele training in een
groep’, waarbij gebruik wordt gemaakt van enkele extra therapeuti-
sche mogelijkheden die in een groepsbehandeling besloten liggen,
zoals onderlinge steun en herkenning en de mogelijkheid dat deelne-
mers ook van elkaar leren. Naast voordelen bieden groepsbehandelin-
gen echter ook nadelen. Zo moeten het aantal zittingen en de inhoud
van iedere zitting vooraf worden vastgelegd, waardoor de flexibiliteit
afneemt. Dat is bijvoorbeeld hinderlijk wanneer men afspraken zou
willen verzetten. Op cliënten die trager gaan dan het programma voor-
schrijft kan in groepen niet worden gewacht, terwijl snellere cliënten
juist zelf moeten vertragen om in de pas te blijven met het groepspro-
tocol. Vanwege die beperkte flexibiliteit kennen groepsbehandelingen
dikwijls meer drop-out, terwijl aan de andere kant ook eerder sprake
zal zijn van selectie (door verwijzers en intakers) en zelfselectie (door
cliënten) bij aanmelding vanwege (al dan niet vermeende) ‘ongeschikt-
heid voor een groepsbehandeling’. Ten slotte kan de onderlinge steun
en bekrachtiging in groepen doorslaan naar gedeeld slachtofferschap
en geklaag, waardoor herstel eerder wordt afgeremd dan bevorderd.
Overigens zijn er geen principiële redenen om COMET uitsluitend of
bij voorkeur in groepsverband toe te passen. COMET is oorspronke-
lijk als een individuele interventie ontwikkeld (Korrelboom, 2000).
Het waren uitsluitend praktische redenen (veel aanmeldingen, weinig

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_2, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
20 COMET voor negatief zelfbeeld

COMET-therapeuten), traditie (veel aanvullende behandelmodules


worden bij PsyQ, de instelling waarbinnen COMET in belangrijke
mate is ontwikkeld, in groepsverband gegeven) en vermoedens van
kosteneffectiviteit die al spoedig de aanzet gaven tot groepsgewijze be-
handeling. Het is verder een empirische kwestie of COMET in groeps-
verband al dan niet effectiever is dan COMET in een individuele opzet.
Vooralsnog wordt uitgegaan van een gelijkwaardige effectiviteit.

2.2 Directiviteit, transparantie, doelgerichtheid en optimisme

De COMET-groep is geen praatgroep maar een doe-groep. Bij voor-


keur zit men dan ook op hoge rechte stoelen rondom een tafel, waarop
men draaiboek en aantekenblok kan klaarleggen. Een ‘lage open zit’,
waarbij cliënten en therapeut in een kring zitten, nodigt te veel uit tot
kringgesprekken en filosoferen. Bij voorkeur is er ook een whiteboard
of flip-over waarop de therapeut incidenteel bepaalde aspecten van de
training kan verhelderen met een tekening of schema. Tijdens de zit-
tingen wordt geen koffie of thee gedronken. Men gaat aan de slag.
De COMET-groepstherapeut stelt zich daarbij op als een trainer en is
daarin vooral didactisch, stimulerend en directief. Hij maakt ook vanaf
het begin duidelijk dat het in de groep alleen om de COMET-behande-
ling gaat en dat de cliënt eventuele andere problemen niet gedurende
COMET maar, indien nodig, in de reguliere behandeling moet bespre-
ken met zijn hoofdbehandelaar. Ook wanneer iemand bijvoorbeeld
over allerlei depressieve gevoelens begint die met het negatieve zelf-
beeld gepaard lijken te gaan en er mogelijk deels zelfs aan ten grond-
slag liggen, wordt daarvoor terugverwezen naar de hoofdbehandelaar:

‘Ernst, wat je nu aankaart is misschien heel belangrijk en ik kan mij


voorstellen dat daaraan specifieke aandacht moet worden besteed in de
behandeling. Maar niet hier. Hier gaat het uitsluitend om het versterken
van kennis over je positieve eigenschappen en niet over allerlei andere
zaken die ook met lage zelfwaardering zouden kunnen samenhangen.
Bespreek dit met je hoofdbehandelaar en vraag aan haar of, en zo ja, hoe
jullie daarmee aan de slag moeten gaan in de behandeling. Maar laten
we er hier nu niet verder op ingaan.’

De groepsbijeenkomsten zijn transparant en optimistisch getoonzet.


De therapeut is daarbij adviserend en doelgericht. COMET is geen ont-
dekkende therapie:
2 COMET in een groep: algemene aspecten en therapeutische attitude 21

‘Ontzettend vervelend en begrijpelijk allemaal, wat je over het ontstaan


en de achtergronden van die negatieve zelfwaardering vertelt, maar we
laten de mogelijke achtergronden en oorzaken nu verder liggen. We gaan
proberen er iets aan te doen. Laten we ons richten op je positieve kanten,
die er ook zijn, maar waar je te weinig oog voor hebt.’

2.3 Individuele training in een groep

Ook al wordt een adequate mate van groepscohesie nagestreefd (de


groep moet bijvoorbeeld door alle deelnemers als voldoende veilig
worden ervaren), COMET is in de eerste plaats ‘individuele behande-
ling in een groep’. Dit wordt vanaf de indicatiestelling duidelijk ge-
maakt. Iedere cliënt krijgt bij aanvang een uitgebreid werkboek mee,
waarin alle stappen en achtergronden van COMET beschreven staan.
In dat werkboek staat ook per zitting aangegeven welke stap wanneer
zal worden genomen. De verschillende oefeningen (imaginatie, moto-
riek, zelfspraak enzovoort) worden weliswaar met de groep gezamen-
lijk uitgevoerd, maar iedere cliënt vult daarbij de oefening in op een
wijze die het best bij zijn eigen problematiek past. Op individuele ei-
genaardigheden en moeilijkheden van cliënten tijdens de verschillende
stappen wordt in eerste instantie kort persoonlijk ingegaan:

‘Agnes, als je nu eens probeert …’

Maar er wordt ook snel weer veralgemeniseerd naar de COMET-proce-


dures die voor iedereen gelden:

‘Wie evenals Agnes moeite heeft om bijkomende negatieve gedachten


buiten de imaginatie van succeservaringen te houden, moet ook eens pro-
beren om …’

Hoewel natuurlijk ook onderling wordt gecommuniceerd door de


groepsleden, vindt de meeste communicatie plaats tussen individu-
ele cliënten en de therapeut. ‘Delen met de groep’ of ‘bevorderen van
groepsinteracties’ wordt in COMET niet expliciet nagestreefd. Ieder-
een is verantwoordelijk voor zijn eigen behandeling. Er wordt geen
22 COMET voor negatief zelfbeeld

beroep gedaan op ‘verantwoordelijkheid tegenover de groep’ of iets


dergelijks. Zolang de voortgang van de behandeling van de andere
deelnemers niet wordt verstoord, staat het de verschillende groeps-
leden vrij om zich meer of minder in te zetten voor de behandeling.
Waar nodig wordt dit ook expliciet zo benoemd:

‘Ernst, het is erg aardig dat je Agnes stimuleert om haar thuiswerkoe-


feningen voortaan beter te doen, maar uiteindelijk is het haar eigen
verantwoordelijkheid. Iedereen hier probeert zijn problemen rondom zelf-
waardering zo goed mogelijk aan te pakken. Voor iedereen kan “zo goed
mogelijk” daarbij op een verschillend niveau liggen. Wat de een wel kan
of wil opbrengen lukt de ander niet. En wat niet kan, dat kan niet. Laten
we eens kijken wie wel zijn oefeningen heeft gedaan.’

Er wordt niet uitgebreid stilgestaan bij de mogelijke redenen waarom


thuiswerk niet is uitgevoerd en over mogelijke weerstanden wordt al
helemaal niet gerept. Al snel gaat de aandacht naar cliënten die wel de
benodigde stappen hebben gezet, waarbij soms het nut van thuiswerk
uitvoeren nog eens kort wordt benadrukt:

‘De ervaring leert nu eenmaal dat wie zijn thuiswerk doet, meer kans op
succes heeft. Dus we raden iedereen van harte aan dat thuiswerk zo veel
mogelijk en zo goed mogelijk uit te voeren.’

Adviezen van cliënten aan medecliënten worden toegejuicht zolang


deze in lijn zijn met het protocol. Er wordt ook geregeld expliciet om
gevraagd:

‘Ernst, jij had laatst een vergelijkbaar probleem als Agnes met die bijko-
mende negatieve gedachten tijdens het oproepen van je succeservaringen.
Kun jij haar uitleggen hoe jij dat toen hebt aangepakt?’

Expliciet en impliciet geldt echter altijd de regel dat de cliënt zelf


beslist:
2 COMET in een groep: algemene aspecten en therapeutische attitude 23

‘Dames en heren, adviezen aan elkaar en dus ook aan Agnes worden zeer
op prijs gesteld, maar we moeten niet vergeten dat het hier om het zelf-
beeld gaat. En over je zelf-beeld ga je zelf. Agnes dus ook. Dat neemt
natuurlijk niet weg dat ik hoop dat Agnes sommige suggesties van de
anderen goed kan gebruiken.’

Het past binnen deze ‘individuele training in een groep’ ook om cliën-
ten die bijvoorbeeld een zitting hebben gemist in een extra individueel
gesprek buiten de groep om weer even ‘bij te spijkeren’. Toch moet
hierdoor de groepscohesie niet te veel geweld worden aangedaan. Met
betrekking tot het missen van zittingen worden doorgaans de volgen-
de vuistregels gehanteerd, die al tijdens het indicatiegesprek worden
meegedeeld:

‘Ik ga ervan uit dat als je meedoet, je ook meedoet. Dat betekent voor
mij dat je er iedere keer bent en er ook op tijd bent. Mocht je echter toch
een keer moeten missen, dan is dat jammer maar geen ramp, zolang je
de oefeningen die je hebt gemist maar zo snel mogelijk inhaalt. Maar,
als je twee keer mist, wordt het wel te veel. Je hebt dan al snel een kwart
van de sessies of meer gemist. Wij gaan ervan uit dat je het dan niet meer
goed kunt oppikken. Bij twee keer missen stopt dus altijd de COMET-be-
handeling. Het maakt daarbij niet uit wat de reden was van je verzuim:
een ziek kind, een zware verkoudheid, een overleden dierbare, verslapen,
een kater van de vorige avond, of plotselinge zin in een dagje strand …
de redenen voor afwezigheid zullen best belangrijk genoeg voor je zijn
geweest, maar voor verdere deelname aan COMET doen ze er niet toe. Dit
is overigens geen straf. Twee keer missen is gewoon te veel om voldoende
baat bij de training te kunnen hebben en het is ook al snel te storend voor
de andere cliënten. Bij een volgende COMET-training ben je weer van
harte welkom. Omdat we willen dat wie meedoet ook echt meedoet, zul-
len we bij zo’n heraanmelding natuurlijk wél even stilstaan bij de rede-
nen waarom je de vorige keer bent afgehaakt.’

Ten slotte komt het aspect van de ‘individuele training in groepsver-


band’ naar voren bij de bespreking van de individuele problematiek, de
individuele oplossingen daarvoor en de individuele elementen die in
het maken van thuiswerk naar voren komen. Deze zaken worden tel-
kens met de betreffende cliënt zo goed mogelijk besproken en uitge-
24 COMET voor negatief zelfbeeld

werkt in de groepssessies. Door de beperkte tijd kan dan ook niet altijd
iedereen individueel aan de beurt komen. De persoonlijke ervaringen
van cliënten die in de groep wel aan het woord zijn geweest (tijdens de
discussies, de oefeningen of het bespreken van het thuiswerk), worden
dan ook zo veel mogelijk gebruikt als voorbeeld voor de rest van de
groep:

‘Jullie zien hopelijk dat ik Josien probeer te stimuleren om zo gedetailleerd


mogelijk te beschrijven hoe die positieve ervaring van haar er toen uit-
zag. Dat heeft een doel, en dat doel is ook belangrijk voor jullie allemaal.
Dus ik ga dat nog eens benadrukken. Hoe meer detail er in je positieve
ervaringen zit, des te gemakkelijker zet het zich in je hersenen vast (zie
ook 5.3). En dat vastzetten is juist nodig om die positieve eigenschappen
meer vooraan in je geheugen te krijgen. En dat is waar het in COMET
om gaat: meer oog en aandacht krijgen voor je positieve eigenschappen,
zodat die meer gewicht in de schaal kunnen gaan leggen bij je zelfbeoor-
deling. Een dringend advies aan iedereen is dus: probeer je positieve erva-
ringen, net als Josien, zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven.’

Bij herhaling wordt benadrukt dat het bespreken in de groep niet het
hoogste doel is van COMET en ook geregeld niet haalbaar is.

‘Dames en heren, het is bijna tijd. Dat betekent dat niet iedereen aan
de beurt is geweest om zijn of haar positieve ervaringen te beschrijven.
Dat zal waarschijnlijk vaker gebeuren. Het is jammer, maar beslist geen
ramp. COMET is individuele training in groepsverband. Het gaat er
niet zozeer om wat we hier met elkaar bespreken, het is veel belangrijker
wat ieder voor zich in de groep en vooral straks thuis, bij de uitvoering
van het thuiswerk gaat doen. De groep is er eigenlijk alleen om iedereen
duidelijk te maken wat hij of zij moet doen en om te helpen conclusies
te trekken uit de ervaringen die je tijdens en naar aanleiding van de oe-
feningen hebt opgedaan. Is het op dit moment voor iedereen voldoende
duidelijk hoe je de komende week met dat beschrijven van positieve erva-
ringen aan de slag moet? Zo niet, vraag het alsjeblieft. Nu is daar nog
even gelegenheid voor.’
3 Presessie: indicatiestelling
(individueel)

3.1 Inleiding

COMET voor lage zelfwaardering bestaat uit zeven stappen, waarvan


sommige weer uit een aantal substappen bestaan. Zoals eerder gezegd
(1.3) kan COMET zowel individueel als in groepsverband worden
gegeven. In beide gevallen kunnen de stappen over verschillende aan-
tallen sessies worden verdeeld. Meestal gaat het om 6 tot 9 sessies,
waarbij voor het individuele format dikwijls 30-50 minuten per sessie
wordt uitgetrokken en voor het groepsformat 90-120 minuten. In de
verdere beschrijving zal worden uitgegaan van een groepsformat dat
uit 8 groepssessies van 90 minuten bestaat plus een individuele ‘pre-
sessie’ die als indicatiestelling aan die groepssessies voorafgaat. Dit is
een format waarin COMET dikwijls wordt uitgevoerd. Zie tabel 1 voor
een overzicht van de verschillende stappen en tabel 2 voor de verdeling
van de stappen over 8 zittingen.

Tabel 1 Overzicht van de stappen van COMET voor lage zelfwaardering


Stap 0 Indicatiestelling

Stap 1 Vaststellen negatief zelfbeeld

Stap 2 Uitgangspunt en rationale

Stap 3 Bepalen incompatibel positief tegenbeeld

Stap 4 Illustreren met concrete tegenvoorbeelden

Stap 5 Emotioneel versterken tegenvoorbeelden met imaginatie, zelfspraak,


motoriek en muziek
Stap 6 Contraconditionering 1: immuun maken

Stap 7 Contraconditionering 2: coping

Vooral wanneer COMET bij een andere behandelaar wordt gevolgd dan
de eigen hoofdbehandelaar en dus gedeeltelijk losstaat van de aldaar
lopende therapie, is er een apart indicatiegesprek. Dat gesprek is re-

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_3, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
26 COMET voor negatief zelfbeeld

Tabel 2 Mogelijke complicaties tijdens het indicatiegesprek


Cliënt heeft last van negatieve waardering door anderen en niet primair van een negatief
zelfbeeld
Het negatieve zelfbeeld is reëel en vraagt primair om gedragsverandering

Traumatisering in heden of verleden staat centraal

Cliënt weet geen positieve eigenschappen te noemen

Cliënt ziet de COMET-methode niet zitten

latief kort (20-30 minuten) en gaat uitsluitend over de negatieve zelf-


waardering van de cliënt en de behandeling daarvan. Dit indicatiege-
sprek heeft twee doelstellingen. Allereerst moet worden nagegaan of
er werkelijk sprake is van lage zelfwaardering, en zo ja, of die lage zelf-
waardering disfunctioneel is. Dat wil zeggen dat deze voortkomt uit
een foutieve inschatting van de eigenwaarde. Daarnaast wordt tijdens
de indicatie ingeschat of de cliënt voldoende baat kan hebben bij een
behandeling met COMET. De bevindingen van het indicatiegesprek
worden schriftelijk vastgelegd en kunnen worden gebruikt tijdens de
uitvoering van COMET en bij de terugkoppeling van informatie naar
de primaire behandelaar. Zie tabel 3 en Indicatieformulier COMET in
de bijlagen.

Tabel 3 COMET verdeeld over 8 groepssessies


Sessie 0: Indicatiestelling
altijd indivi-
dueel
Stap 0
Sessie 1 Vaststellen negatief zelfbeeld; uitgangspunt en rationale; bepalen in-
Stap 1 t/m 3 compatibel positief tegenbeeld
Sessie 2 Illustreren met concrete tegenvoorbeelden
Stap 4
Sessie 3 Emotioneel versterken tegenvoorbeelden met imaginatie en zelfspraak
Stap 5a en b
Sessie 4 Emotioneel versterken tegenvoorbeelden met imaginatie, zelfspraak en
Stap 5a, b motoriek
en c
Sessie 5 Emotioneel versterken tegenvoorbeelden met imaginatie, zelfspraak,
Stap 5a, b, c motoriek en muziek
en d
Sessie 6 Contraconditionering 1: immuun maken

Sessie 7 Contraconditionering 2: coping

Sessie 8 Afsluiting en evaluatie


3 Presessie: indicatiestelling (individueel) 27

Tabel 4 Overzicht van onderwerpen tijdens indicatiegesprek


Inclusiecriteria
x Er is sprake van een negatief zelfbeeld

x Cliënt weet dat dit beeld niet helemaal terecht is

x Cliënt kan minimaal één positieve eigenschap plus één voorbeeld daarvan noemen

x Cliënt kan en wil meedoen aan een groepsbehandeling (taal; schaamte)

Mogelijke contra-indicaties
x Negatieve zelfbeeld wordt in hoge mate bepaald door actuele ‘traumatisering’

x Negatieve zelfbeeld wordt in hoge mate ‘gevoed’ door ‘traumatische herinneringen’

Zeer korte schets van werkwijze, inclusief informatie over data en tijdstippen

Vastleggen van belangrijkste bevindingen in Indicatieformulier (bijlage)

Zo nodig indicatiestelling heroverwegen in overleg met hoofdbehandelaar

3.2 Is er sprake van een disfunctioneel lage zelfwaardering?

Disfunctioneel lage zelfwaardering is het primaire criterium voor


indicatiestelling. De lage zelfwaardering kan betrekking hebben op
specifieke domeinen (‘ik ben dom, lelijk, saai, laf ’ enzovoort) of zij
kan meer globaal zijn gedefinieerd (‘ik ben waardeloos, stel niks
voor, hoor er niet te zijn, ben een loser’ enzovoort). Tijdens de indica-
tiestelling worden eerst aard en inhoud van het negatieve zelfbeeld
vastgesteld:

‘Wat vindt u verkeerd aan uzelf ? Wat deugt er naar uw mening niet?’

Meteen daarna wordt nagegaan of het inderdaad gaat om zelfwaarde-


ring en niet om de (gepercipieerde) wijze waarop anderen de cliënt be-
oordelen. Gevraagd naar de aard van hun negatieve zelfbeeld vertellen
sommige cliënten:

‘Niemand geeft om mij.’

Of:

‘Ik mag nooit eens ergens bij horen.’


28 COMET voor negatief zelfbeeld

Strikt genomen gaan deze uitspraken echter niet over zelfwaarde-


ring en zijn dus geen doorslaggevende reden voor inclusie in de
zelfbeeldtraining:

‘Wat u vertelt lijkt mij erg vervelend en pijnlijk, maar het zegt eigenlijk
meer over die andere mensen dan over uzelf. Waaróm geven ze niet om u
en waaróm mag u er niet bij horen? Zegt dat iets over wie u bent? En is
dat dan iets negatiefs? En ten slotte, het belangrijkste in dit verband, als
de reden ligt in een negatieve beoordeling over wie u bent, bent u het in
dat geval eens met dat negatieve oordeel?’

Kortom, de therapeut gaat tijdens de indicatiestelling na of het nega-


tieve oordeel over de cliënt inderdaad een zelfoordeel is. Wanneer dat
niet zonder meer duidelijk is, kan hij het volgende soort vragen stellen
om hierover meer duidelijkheid te verkrijgen:

‘Wat zegt dat over u, dat niemand om u geeft?’


‘Wat zijn dat voor mensen die, zoals u kennelijk ook, nergens bij mogen
horen.’

Wanneer dergelijke vragen niet tot heldere uitspraken over negatieve


zelfwaardering leiden, hebben de aangemelde problemen mogelijk
eerder betrekking op relationele en interactieproblematiek en niet zo-
zeer op zelfbeeld.
Een volgende kwestie is of de negatieve zelfwaardering disfunctioneel
is. Zelfkritiek is een groot goed, dat ons beschermt tegen grootspraak,
overmoed en andere onbeschaafdheden. COMET voor negatief zelf-
beeld is dan ook niet bedoeld om mensen hun vermogen tot kritische
zelfreflectie te ontnemen:

‘Een positief zelfbeeld wil niet zeggen dat succesvolle cliënten de rest van
hun leven met de borst vooruit rondlopen om iedereen te laten weten hoe
geweldig ze zijn. Dat is arrogantie of blaaskakerij, maar niet wat wij
onder een positief zelfbeeld verstaan.’
3 Presessie: indicatiestelling (individueel) 29

Een disfunctioneel negatief zelfbeeld gaat echter een stuk verder dan
gezonde zelfkritiek. Cliënten met een disfunctioneel lage zelfwaarde-
ring beoordelen zichzelf te negatief. Een fout maken betekent dan:

‘Zie je wel wat een stommeling ik ben. Ik kan ook helemaal niks.’

En het betekent bij hen niet:

‘O, wat stom, ik heb een fout gemaakt. Wat kan ik ervan leren en kan ik
er nog iets aan herstellen?’

Disfunctionele negatieve zelfbeoordelingen leiden dan ook zelden tot


adequaat gedrag.
Disfunctioneel lage zelfwaardering is doorgaans globaal en niet speci-
fiek (‘ik kan ook helemaal niks’), heeft eerder betrekking op kenmer-
ken, eigenschappen en intenties in plaats van op gedragingen (‘ik ben
lui’) en heeft dikwijls een zelfstraffende toonzetting (‘waarom doe ik
dit soort dingen toch altijd weer opnieuw?’). De opbouwende elemen-
ten die bij gezonde zelfkritiek horen, ontbreken.
Tijdens de indicatiestelling moet dan ook worden beoordeeld of het
negatieve zelfoordeel al dan niet terecht en dus al dan niet functioneel
is:

‘Ik ga u twee rare korte verhaaltjes vertellen en u er daarna een vraag


over stellen. Het eerste verhaaltje gaat als volgt: “Ik ben een getrouwde
man met twee kinderen. Ik kom iedere ochtend om een uur of elf uit bed.
Ik loop dan naar de keuken en trek een krat bier uit de koelkast, waarmee
ik mij op de bank voor de tv installeer. De rest van de dag hang ik bier-
drinkend en zappend voor de tv. Als mijn kinderen iets aan mij vragen
zeg ik: “Oprotten jullie, zie je niet dat ik bezig ben.” Als mijn vrouw mij
dan terechtwijst, zeg ik: “Moet jij soms ook een klap voor je kop?” Ik
vind mijzelf een nare, agressieve en egoïstische zuiplap. Ik heb dus een
negatief zelfbeeld.”
Dat is één verhaaltje. Het andere verhaaltje gaat als volgt: “Ik ben een
man, getrouwd en heb twee kinderen. Mijn vrouw en ik werken allebei
30 COMET voor negatief zelfbeeld

en we hebben een taakverdeling. Ik zorg iedere ochtend voor het ontbijt


en mijn vrouw helpt de kinderen dan met aankleden en hun schoolspul-
len bij elkaar pakken. Ik breng hen naar school en mijn vrouw haalt hen
op. Eén avond in de week heeft mijn vrouw een vrije avond, waarbij ik
oppas en op woensdag is het mijn vrije avond. Dan past mijn vrouw op.
Ik ga op die woensdagen meestal sporten met vrienden en daarna drinken
we soms in het café nog een biertje. Meestal is er niks aan de hand, maar
een enkel keertje drink ik wel eens een glaasje te veel. Een of twee keer per
jaar krijgen mijn vrouw en ik daar ruzie over. Op een keer kwam ik echt
dronken thuis, mijn vrouw maakte daar een opmerking over, waarna ik
kwaad werd en haar een duw gaf. Ze viel en liep een paar blauwe plekken
op. Ik vind mijzelf een nare, agressieve en egoïstische zuiplap. Ik heb dus
een negatief zelfbeeld.”
Nu mijn vragen aan u: wat moet mijnheer 1 doen om zijn negatieve zelf-
beeld te veranderen en wat zou voor mijnheer 2 de meest aangewezen weg
zijn om wat positiever naar zichzelf te leren kijken? Mijn tweede vraag is
welke van de twee verhaaltjes het meest lijkt op uw situatie qua negatief
zelfbeeld.’

Het gaat hier om de vraag of de cliënt vindt dat hij, net zoals mijnheer
1 zou moeten doen, zijn gedrag moet veranderen (stoppen met de
hele dag bier drinken en aardiger zijn voor vrouw en kinderen) om
zodoende positiever over zichzelf te kunnen gaan denken, of dat hij
meent beter het programma van mijnheer 2 te kunnen volgen: vooral
leren om minder overdreven kritisch tegenover zichzelf te staan en
om meer oog te krijgen voor de goede dingen, die hij ook vaak genoeg
doet. COMET voor lage zelfwaardering heeft betrekking op het tweede
programma en niet op het eerste.
Bij verschillende vormen van negatieve zelfwaardering moet de weg
van gedragsverandering niet te snel worden uitgesloten als mogelijk
zinvolle therapeutische strategie. Luiheid, onattentheid, egoïsme en
gulzigheid zijn slechts enkele voorbeelden waarbij beslist ook, of zelfs
vooral of uitsluitend, moet worden gedacht aan gedragsverandering,
en niet (alleen) aan herwaardering middels COMET. Voorbeelden van
methodes waarbij de cliënt leert om zich positiever te gaan gedragen,
zodat de zelfwaardering kan toenemen, vindt men onder andere bij
Tarrier (2001) en (met behulp van het positieve dagboek) bij Korrel-
boom en Ten Broeke (2004).
3 Presessie: indicatiestelling (individueel) 31

3.3 Is COMET voor lage zelfwaardering geschikt voor deze


cliënt?

Behalve aan de problematiek (‘is er inderdaad sprake van disfunctione-


le lage zelfwaardering?’) moet nog aan enkele andere criteria worden
voldaan voordat een cliënt aan COMET kan deelnemen. De belangrijk-
ste vraag daarbij sluit deels aan bij de vragen uit 3.2: kan de cliënt mi-
nimaal één positieve eigenschap noemen die in tegenspraak is met zijn
negatieve zelfopvattingen en waarvoor hij te weinig oog heeft. Kan hij
daar een concreet voorbeeld van geven? Het hebben van een disfuncti-
oneel negatief zelfbeeld veronderstelt dat er eigenschappen zijn die dat
negatieve zelfbeeld weerspreken. Heeft de cliënt (intellectueel) weet
van die goede eigenschappen, die in tegenspraak zijn met zijn negatie-
ve zelfoordeel? Daarnaar wordt tijdens het indicatiegesprek gevraagd:

‘Welke eigenschappen en ervaringen spreken uw negatieve zelfbeeld


tegen?’

Een wat minder neutrale en meer richtinggevende vraagstelling is in


dit verband:

‘Bent u er nu voor de volle honderd procent van overtuigd dat u door en


door … (therapeut vult hier het door de cliënt verwoorde negatieve
zelfbeeld in), of schiet ik dan een beetje te ver door? ... Ik schiet te ver
door. Vertel: waarom klopt dat negatieve zelfoordeel niet helemaal? Wel-
ke eigenschappen en ervaringen spreken uw negatieve zelfbeeld enigszins
tegen?’

Er kunnen daarop twee soorten eigenschappen naar voren worden ge-


bracht. Of de cliënt nuanceert zijn negatieve zelfoordeel rechtstreeks:
de negatieve opvatting over zichzelf klopt niet helemaal of zelfs hele-
maal niet. Het beeld behoeft correctie:

‘Ik denk altijd wel dat ik dom ben, maar eigenlijk klopt dat niet. Ik heb
de havo zonder doublures afgemaakt en ik kan mijn kinderen die het
atheneum volgen doorgaans goed helpen met hun huiswerk.’
32 COMET voor negatief zelfbeeld

Of:

‘Ik zeg altijd wel dat ik saai ben, maar mijn vakanties zijn toch een stuk
avontuurlijker dan die van de meeste andere mensen die ik ken.’

Op andere momenten wordt het negatieve zelfoordeel niet recht-


streeks gecorrigeerd, maar gaat het meer om een soort compensatie:

‘Ik ben bang dat ik inderdaad niet erg slim ben, maar ik heb wel een
goed gevoel voor humor.’

Of:

‘Ik ben weliswaar behoorlijk saai, maar je kunt wel altijd op mij
rekenen.’

Wanneer de cliënt niet uit zichzelf op incompatibele positieve kenmer-


ken komt, helpt de therapeut een handje:

Therapeut: ‘Wanneer ik je tien euro zou lenen, krijg ik die dan van je
terug?’
Cliënt: ‘Ja, natuurlijk krijg je die terug.’
Therapeut: ‘Is dat een goede of een slechte eigenschap: geleend geld
terugbetalen?’
Cliënt: ‘Ja, hèhè, goed natuurlijk. Maar dat is niks bijzonders. Terugbe-
talen van geleend geld is normaal.’
Therapeut: ‘Vind je saai zijn dan niet normaal?’
Cliënt: ‘?????’
Therapeut: ‘Ja, ik vind het een beetje raar om al je goede kenmerken
“normaal” en “niks bijzonders” te vinden, terwijl je al je negatieve
kanten juist heel zwaar laat wegen in je zelfbeoordeling. Zou je zelf,
bijvoorbeeld, liever op vakantie gaan met een saai maar betrouwbaar
iemand of met iemand met wie je altijd wel wat beleeft, maar die je voor
geen cent kunt vertrouwen? In deze training is het van tweeën één: als je
positieve eigenschappen normaal zijn, moeten we ook niet zeuren over die
3 Presessie: indicatiestelling (individueel) 33

paar negatieve aspecten, maar als die negatieve aspecten belangrijk zijn,
dan moeten we ook waardering hebben voor de positieve kanten. Anders
wordt het niks.’
Cliënt: ‘Als je het zo zegt, heb je eigenlijk wel gelijk. Het probleem is al-
leen dat ik het niet zo voel, dat je gelijk hebt.’
Therapeut: ‘Dat is niet erg. Deze training gaat er juist om dat je leert
voelen wat je met je gezond verstand eigenlijk al weet.’

Wanneer het de cliënt, ook met enige hulp van de therapeut, niet lukt
om minimaal één voor hem zelf (althans op verstandelijk niveau)
enigszins geloofwaardige positieve persoonlijke eigenschap te noe-
men die in tegenspraak is met zijn negatieve zelfbeeld, is COMET nog
niet de aangewezen interventie. In dat geval kan beter eerst worden
getracht met behulp van reguliere cognitieve interventies, zoals de
socratische dialoog, op verstandelijk niveau meer ruimte te creëren
voor positieve zelfopvattingen (Ten Broeke, Van der Heiden, Meijer &
Hamelink, 2008). Wanneer die bewijzen eenmaal zijn verzameld, kan
in een volgend stadium zo nodig alsnog worden geprobeerd deze ar-
gumenten meer ‘gevoelsmatige lading’ en dus een hogere geloofwaar-
digheid mee te geven met behulp van COMET.
Een ander aspect dat uitmaakt of COMET (in groepsverband) een ge-
schikte interventie is voor de cliënt, betreft de vraag of iemand in een
groep kan meekomen. Naast een vanzelfsprekende voorwaarde zoals
het voldoende beheersen van de (gesproken en, vanwege het werkboek
voor de cliënt, liefst ook geschreven) Nederlandse taal, gaat het vooral
om het durven meedoen met de oefeningen en besprekingen. De
groepstraining duurt maar kort (8 bijeenkomsten in ons voorbeeld),
heeft een sterke focus (zelfwaardering) en situaties kunnen bovendien
soms nogal pijnlijk en ook schaamtevol zijn. Ook maakt de groep
uitvoerig gebruik van oefeningen die niet iedereen even gemakkelijk
uitvoert ten overstaan van anderen.
Om hierover een beslissing te kunnen nemen, schetst de therapeut in
vogelvlucht de procedures en werkwijze van de groep: dat het om een
groep gaat die op vooraf vastgelegde tijdstippen bij elkaar komt en
waarin dus ook onbekende anderen kennis kunnen nemen van allerlei
persoonlijke eigenaardigheden van de cliënt en dat er oefeningen moe-
ten worden gedaan in en buiten de groep.
COMET is pas geïndiceerd wanneer deze aspecten voor de cliënt geen
onoverkomelijke hindernissen lijken te zijn.
34 COMET voor negatief zelfbeeld

3.4 Thuiswerk na het indicatiegesprek

Over het algemeen wordt na het indicatiegesprek geen expliciet thuis-


werk opgegeven. Wel wordt aan de cliënt gevraagd om, als voorberei-
ding op de eerste groepsbijeenkomst, in algemene zin na te denken
over positieve eigenschappen die in tegenspraak zijn met het negatieve
zelfbeeld.
Wanneer er bij behandelaar en/of cliënt twijfels bestaan over de indi-
catie, kan wel worden gevraagd om de reden voor verwijzing nog eens
met de hoofdbehandelaar te bespreken. Ook kan de COMET-therapeut
natuurlijk zelf in overleg treden met de hoofdbehandelaar.

3.5 Mogelijke complicaties bij de indicatiestelling

Hierboven zijn reeds impliciet en expliciet enkele complicaties ge-


noemd waar men tegenaan kan lopen tijdens de indicatiestelling. Een
nog niet genoemde complicatie kan zijn dat het negatieve zelfbeeld
van de cliënt in belangrijke mate wordt gevoed door (herinneringen
aan) beschadigende, het negatieve zelfbeeld versterkende (of zelfs
inducerende) ervaringen in heden of verleden. Dat kan, bijvoorbeeld,
het geval zijn wanneer de cliënt in een relatie gevangen zit waarin hij
voortdurend wordt gekleineerd, mishandeld of misbruikt (heden) of
wanneer dergelijke ervaringen zich in het verleden hebben voorgedaan
en door de cliënt emotioneel nog onvoldoende zijn verwerkt. In het
laatste geval moet wellicht (voorafgaand aan of gelijktijdig met CO-
MET) een op verwerking gerichte therapie worden aanbevolen (Ten
Broeke, De Jongh & Oppenheim, 2008). In het eerste geval zullen
doorgaans eerst maatregelen moeten worden overwogen die het actu-
ele geweld, misbruik of de huidige kleinering stoppen. Zo nodig kan
daarna alsnog worden overgegaan tot COMET.
4 Sessie 1, stap 1 t/m 3: vaststellen
negatief zelfbeeld, uitgangspunt
en rationale, en bepalen
incompatibel tegenbeeld

4.1 Inleiding

In de eerste sessie van een groepsbehandeling met acht sessies worden


meestal de eerste drie stappen uit het COMET-protocol doorlopen.
Daarnaast is er ruimte voor enkele algemene onderdelen, zoals een
korte introductie en kennismaking. Er wordt afgesloten met het opge-
ven van de eerste thuiswerkopdrachten.

Tabel 5 Opbouw eerste COMET-bijeenkomst


Introductie
x Uitdelen werkboeken

x Desgewenst: laten invullen vragenlijsten (Rosenberg Self-Esteem Scale en Beck

Depression Inventory)
Kennismaking

Vaststellen negatief zelfbeeld (stap 1)

Uitgangspunt en rationale (stap 2)

Bepalen incompatibel tegenbeeld (stap 3)

Opgeven thuiswerk:
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 3

x Formuleren negatief zelfbeeld (Registratieformulier 1)

x Identificeren en noteren positieve eigenschappen die negatieve zelfbeeld weerspre-

ken (Registratieformulier 2)

Tabel 6 Mogelijke complicaties tijdens eerste COMET-bijeenkomst


Cliënten hebben moeite negatief zelfbeeld te benoemen in de groep

Er wordt te lang stilgestaan bij negatief zelfbeeld

Positief zelfbeeld wordt verward met arrogantie

Cliënten kunnen geen positieve eigenschappen noemen

In plaats van een positieve eigenschap wordt een prettig gevoel genoemd

De keuze tussen compenseren en corrigeren is lastig

De balans vinden tussen ongefundeerd positivisme en reëel optimisme

Cliënt noemt een heleboel negatieve kernmerken op

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
36 COMET voor negatief zelfbeeld

4.2 Introductie van de training

De therapeut kent alle deelnemers van het indicatiegesprek (zie


hoofdstuk 3) en heeft van dit indicatiegesprek de belangrijkste pun-
ten schriftelijk vastgelegd op het Indicatieformulier (zie bijlagen):
wat is het negatieve zelfbeeld, welke tegenvoorbeelden kan de cliënt
noemen, en zijn er moeilijkheden te verwachten bij de uitvoering van
COMET in groepsverband. Daarnaast weet de COMET-therapeut wie
de hoofdbehandelaar van de cliënt is, wat diens diagnose is en binnen
welk behandelprogramma hij wordt behandeld. Deze informatie heeft
hij voortdurend beschikbaar tijdens de COMET-sessies en dus ook tij-
dens de eerste groepsbijeenkomst.
De introductie is beknopt:

‘Hartelijk welkom allemaal bij deze eerste bijeenkomst van COMET


voor negatief zelfbeeld. Wij zullen straks een kort kennismakingsrondje
doen, zodat iedereen globaal weet wie de anderen zijn. Daarna zullen we
meteen aan de slag gaan met de eerste stappen van de behandeling, de
achtergronden en rationale, de bepaling van het negatieve zelfbeeld en
de bepaling van de positieve eigenschappen die daar tegenover moeten
worden gesteld. Aan dat laatste zullen wij de meeste tijd besteden, en dit
onderwerp zal ook terugkomen in het thuiswerk dat aan het einde van
deze bijeenkomst voor de komende week zal worden opgegeven.

Voor zover dat nog niet na afloop van het indicatiegesprek is gebeurd,
worden de werkboeken voor de cliënt uitgedeeld en worden er vragen-
lijsten ingevuld1.

4.3 Kennismaking en stap 1: (opnieuw) vaststellen negatief


zelfbeeld

Van alle cliënten is meestal al bij de aanmelding en in ieder geval


bij de indicatiestelling vastgesteld wat hun disfunctionele negatieve

1 Hoewel het geen noodzakelijk onderdeel is van de behandeling, wordt aan-


bevolen om voor en na COMET als ondersteuning van de evaluatie een korte
vragenlijst af te nemen die een goede indruk geeft van de effecten. De Rosen-
berg Self-Esteem Scale (RSES: Rosenberg, 1965; Everaert, Koster, Schacht &
De Raedt, 2010) is daarvoor een geschikt instrument (zie bijlagen). Men kan
overwegen om tevens de Beck Depression Inventory af te nemen (Van der Does,
2002).
4 Sessie 1, stap 1 t/m 3 37

zelfbeeld is. Hoewel aard en inhoud van het negatieve zelfbeeld geen
onderwerpen zijn die uitgebreid worden besproken tijdens COMET, is
dat negatieve zelfbeeld wel het vertrekpunt van de interventie. Om die
reden wordt iedereen gevraagd nog eens kort aan te geven wat zijn of
haar negatieve zelfbeeld inhoudt. De therapeut waakt er daarbij voor
dat noch door de cliënt zelf, noch door de andere cliënten te uitvoerig
bij dit negatieve zelfbeeld wordt stilgestaan. Het wordt meegenomen
in het onderlinge kennismakingsrondje, dat ook weer kort en zakelijk
wordt gehouden:

‘Door het indicatiegesprek ken ik inmiddels iedereen een beetje en iedereen


weet zo ongeveer wie ik ben, maar de meesten van jullie kennen elkaar
nog niet. Het is handig als iedereen ook even globaal van elkaar weet wie
wie is en waarvoor hij of zij hier komt. Ik wil een kort rondje maken. Ag-
nes, wil jij vertellen wie je bent, waar en bij wie je in behandeling bent
en wat je zo negatief vindt aan jezelf ?’

Omdat niet iedereen het even gemakkelijk vindt om in een nog onbe-
kende groep te vertellen wat er met zichzelf aan de hand is, vraagt de
keuze met wie er in een dergelijk rondje moet worden begonnen om
enige strategische overwegingen. Zo leert de ervaring dat in gemengde
groepen (mannen en vrouwen door elkaar heen) lage zelfwaardering
voor specifieke uiterlijke of andere min of meer seksespecifieke ken-
merken (te grote of te kleine borsten of penis, kaalheid of ongewenste
beharing, uitgezaktheid, slechte moeder zijn, slechte minnaar zijn
enzovoort) dikwijls wat extra gevoelig ligt. Over het algemeen kan het
kennismakingsrondje dus beter worden begonnen met iemand met
een ander soort zelfbeeldproblematiek. Het is ook een overweging
om te beginnen met iemand van wie de therapeut al met enige zeker-
heid kan vermoeden dat deze zich in een groep relatief gemakkelijk
uitspreekt. Wanneer cliënten ondanks deze strategische maatregelen
toch problemen blijven houden om hun zelfbeeldproblematiek tijdens
de kennismaking meteen naar voren te brengen, resten de behande-
laar twee opties. Wanneer de inschatting is dat de cliënt even over de
drempel moet worden geholpen, kan de therapeut voorstellen een
handje te helpen:

‘Ik geloof dat je het een beetje lastig vindt om zomaar aan een groep
wildvreemden te vertellen wat er allemaal niet aan je deugt. Zal ik je een
38 COMET voor negatief zelfbeeld

handje helpen door, bijvoorbeeld, te zeggen wat je tijdens de intake tegen


mij daar in grote lijnen over hebt verteld?’

De tweede optie wordt ingezet wanneer het (ondanks de tijdens het


indicatiegesprek gewekte indruk) erop lijkt dat de cliënt er toch nog
niet aan toe is om zijn negatieve zelfbeeld met onbekende anderen te
delen:

‘De COMET-behandeling is niet gebaseerd op het onderling bespreken


van allerlei zelfopvattingen. Het is dus ook niet strikt noodzakelijk dat
iedereen van elkaar precies weet hoe men over zichzelf denkt. COMET is
allereerst een individuele behandeling in groepsverband. Het is echter wel
zo dat we de komende weken met elkaar in een groep zitten en dat die
groep gaat over negatieve zelfwaardering. Het maakt het werken dan ook
wel wat gemakkelijker als iedereen globaal van elkaar weet waarvoor
hij of zij hier zit. Maar een van de grondregels van de groep is “wat niet
gaat, dat gaat niet”. Dus als het niet gaat om op dit moment aan de
andere groepsleden te vertellen wat je zo negatief vindt aan jezelf, gaan
we dus niet blijven proberen om dat toch maar wel te doen. Het is wel be-
langrijk, en zelfs essentieel, om voor jezelf te weten wat je als je negatieve
kanten beschouwt, zodat je daarmee tijdens de groepsbijeenkomsten aan
de slag kunt gaan. Zal ik naar de volgende doorgaan en Ernst vragen om
kort aan te geven wie hij is, waar en bij wie hij zijn behandeling volgt en
wat hij zo negatief vindt aan zichzelf ? ... Ernst, ga je gang.’

Hoewel niet uitgebreid op de veronderstelde negatieve eigenschap-


pen en kenmerken moet worden ingegaan, moet wel even aandacht
worden besteed aan het feit dat zelfwaardering, en dus ook lage zelf-
waardering, een interpretatie is en geen feit. Dat geeft enige ruimte om
kwesties aan de orde te stellen over het ontstaan van die lage zelfwaar-
dering en over de rol die interpretatie daarin speelt:

‘Als voortdurend is benadrukt dat je oudere zus zo slim is, kan het na-
tuurlijk gemakkelijk gebeuren dat je gaat denken dat je zelf kennelijk
dus dom bent. Dat idee heb je meegenomen en daar ben je naar gaan
leven. Het is nu natuurlijk de vraag of die boodschap van vroeger ook
4 Sessie 1, stap 1 t/m 3 39

klopt. Is het niet zo dat je zus heel slim is en dat je zelf ook behoorlijk
slim bent, ook al is het dan misschien iets minder dan je zus? Of mis-
schien is het wel zo dat jouw kracht niet zozeer op het gebied van slim-
heid ligt, maar veel meer op dat van vriendschap, trouw en oprechtheid.
Misschien zijn dat wel de dingen die je tot een waardevol mens maken.’

Vanuit dit punt kan doorgaans tamelijk gemakkelijk worden overge-


gaan naar stap 2: uitgangspunt en rationale.

4.4 Stap 2: uitgangspunt en rationale

Iedere interventie heeft een uitgangspunt en een rationale. Het uit-


gangspunt geeft in een notendop aan op welke wijze men tegen de
kern van de problematiek aankijkt, terwijl de rationale de raison d’être
verwoordt van de interventie. Zij geeft aan op welke aspecten van het
denken, voelen en handelen van de cliënt de interventie is gericht,
waarom hij daarop is gericht en op welke wijze hij daarop is gericht.
Zowel voor de cliënt als voor de therapeut vormen uitgangspunt en
rationale het skelet van iedere interventie. Zij worden altijd aan het
begin van de interventie besproken, maar zijn ook gedurende de uit-
voering van de interventie expliciet en impliciet aanwezig. Wanneer
de behandeling te veel dreigt af te dwalen van het protocol, komt men
via uitgangspunt en rationale meestal weer eenvoudig op de juiste weg
terecht.
Over het algemeen zijn uitgangspunt en rationale al tijdens het indica-
tiegesprek kort aan de orde geweest. In ieder geval komt de therapeut
er in de eerste groepsbijeenkomst op terug:

‘Ik geef nu een herhaling van de uitgangspunten van deze training, die
ik al eerder tijdens het indicatiegesprek kort met jullie heb besproken. Die
uitgangspunten zijn belangrijk omdat ze de rode lijn in deze behandeling
vormen. Iedereen heeft een bepaald (al dan niet uitgesproken) oordeel over
de kwaliteiten en eigenschappen van de mensen met wie je te maken hebt.
Je vindt iemand grappig, interessant, irritant, betrouwbaar, egoïstisch,
aantrekkelijk, of wat dan ook. De wijze waarop je iemand beoordeelt, is
bepalend voor de wijze waarop je met zo iemand wilt omgaan. Zoek je
hem op, of houd je juist afstand. Probeer je met hem samen te werken, of
ga je hem liever uit de weg? Net zoals wij anderen beoordelen, beoordelen
40 COMET voor negatief zelfbeeld

wij ook onszelf. Van zulke zelfbeoordelingen zijn we ons dikwijls minder
bewust dan van de oordelen die we over anderen hebben, maar ze zijn
zeker net zo belangrijk. Als wij onszelf als onaantrekkelijk beschouwen,
zullen we andere dingen doen en laten dan wanneer we tevreden zijn over
ons uiterlijk. Wie denkt dat hij slim is, stelt zich in discussies doorgaans
anders op, dan iemand die zichzelf dom vindt. Niet alleen hangt ons
doen en laten in belangrijke mate af van hoe we onszelf waarderen, ook
ons gevoel wordt dikwijls door zulke zelfopvattingen bepaald.’

Na dit uitgangspunt volgt de rationale van COMET:

‘Mensen met een onterechte negatieve zelfwaardering hebben te veel oog


voor hun negatieve kanten en te weinig voor de positieve kanten, die er
wel zijn. Met hun gezond verstand weten ze vaak wel dat er ook positieve
kanten zijn, maar ze voelen die kanten veel minder sterk dan hun nega-
tieve kanten. Hun zelfbeoordeling is daarmee in feite oneerlijk. Ze doen
zichzelf onrecht aan. Met COMET proberen we die oneerlijkheid recht te
trekken. Een groot deel van de training bestaat uit het identificeren en
gevoelsmatig versterken van kennis over positieve eigenschappen die je
wel bezit, maar waar je te weinig oog voor hebt. Vervolgens worden die,
nu in de beleving sterker geworden, positieve kenmerken gezet naast de
negatieve zelfopvattingen, zodat tot een eerlijker en daardoor reëlere zelf-
beoordeling kan worden gekomen.’

De rationale van COMET voor lage zelfwaardering bestaat daarmee uit


drie elementen. Het eerste heeft betrekking op reële zelfwaardering,
het tweede op de gerichtheid op positieve dan wel negatieve eigenschap-
pen en het derde op ‘voelen dat’ versus ‘weten dat’. Om deze basisken-
merken van COMET verder te verhelderen en in te bedden, wordt op
alle drie elementen hieronder nader ingegaan.

4.4.1 reëel zelfbeeld


Strikt genomen is de cliënt met een disfunctioneel negatief zelfbeeld
niet eerlijk tegenover zichzelf. Hij heeft voornamelijk oog voor zijn
negatieve eigenschappen en veel te weinig voor zijn positieve. Tijdens
COMET wordt dit ‘reële’ en ‘eerlijke’ geregeld benadrukt. De cliënt
moet daarbij echter niet gaan denken dat hij zich altijd en voortdurend
4 Sessie 1, stap 1 t/m 3 41

maar ‘goed over zichzelf ’ moet gaan voelen. Mocht daarover verwar-
ring dreigen te ontstaan, dan kan de therapeut als volgt reageren:

‘Mensen met een positief zelfbeeld denken echt niet de hele dag: “wat ben
ik toch geweldig; hoeveel beter zou de wereld er aan toe zijn, wanneer
iedereen net zo geweldig was als ik.” Zo’n houding zou ik liever “opgebla-
zen arrogantie” noemen dan een “positief zelfbeeld”. Het grappige is juist
dat mensen met een positief zelfbeeld maar heel weinig bewust nadenken
over hun eigenwaarde. Ze dragen die eigenwaarde gewoon met zich mee
en ervaren het als iets dat bij hen hoort en dat min of meer vanzelfspre-
kend is. Het zit als het ware in hen gebakken. Pas wanneer zich bepaalde
dilemma’s voordoen, staan ze er bewust bij stil. “Een vriend heeft mijn
hulp nodig en ik wil naar de finale van het WK voetbal kijken. Wat
doe ik? Kan ik mijzelf nog recht in de spiegel aankijken als ik voor de tv
kies?” En nadat zo iemand de keuze heeft gemaakt, evalueert hij die in
het licht van zijn zelfwaardering. “Dat was geen goede keuze. Ik schaam
mij dat ik mijn vriend niet heb geholpen. Volgende keer doe ik dat heel
anders.” Mensen met een normaal positief zelfbeeld beoordelen hun ge-
dragingen pas bewust wanneer zich daarbij vragen opkomen. Mensen
met een negatief zelfbeeld daarentegen zijn vrijwel voortdurend bewust
met zichzelf en hun gevoel van eigenwaarde bezig. In negatieve zin dan
wel te verstaan: “Dit gaat mij vast niet lukken.” “Ze zal mij wel stom
vinden.” “Kon ik maar eens een keer iets leuks vertellen.” “Ik kan ook echt
helemaal niks.” Wie een positief, of liever: reëel zelfbeeld heeft, houdt zich
veel minder met dit soort vragen en kwesties bezig.’

De cliënt moet ook niet gaan denken dat negatieve zelfwaardering per
definitie slecht is:

‘Laten we blij zijn dat mensen het vermogen hebben meegekregen om kri-
tisch naar zichzelf te kijken en dat zij vanuit die kritische kijk lessen kun-
nen trekken omtrent hun doen en laten. De wereld zou er een stuk slechter
aan toe zijn wanneer iedereen maar alles goed zou vinden wat hij doet.
COMET gaat dus niet over het wegnemen van kritische zelfreflectie, maar
over het terugdringen van bovenmatig negatieve zelfwaardering.’

De cliënt moet er juist toe worden gebracht (dat is althans wat COMET
probeert te doen) om zichzelf als persoon recht te doen:
42 COMET voor negatief zelfbeeld

‘Het is dus terecht en gezond om te denken “ik heb een fout gemaakt”,
wanneer je een fout hebt gemaakt. Het is echter niet terecht en bovendien
ongezond wanneer je denkt “ik ben een waardeloos mens die nergens
voor deugt”, wanneer je een keer een fout hebt gemaakt. Daarmee ben je
oneerlijk tegenover jezelf en doe je jezelf onrecht aan. Deze training helpt
om je zelfwaardering meer in evenwicht te brengen. Je wordt geholpen om
oog te blijven houden voor wat niet goed is en, in jullie geval vooral, om
meer oog te krijgen voor de dingen aan jullie die wel goed zijn. Op die
manier wordt het zelfbeeld reëler.’

4.4.2 gerichtheid op het negatieve


Een element in de rationale van COMET is dat de aandacht van de cli-
ent te zeer is gericht op zijn (al dan niet vermeende) negatieve kanten.
Tegelijk is er onvoldoende aandacht voor de positieve kanten die er
ook zijn en waarvan de cliënt, in principe, ook op de hoogte is:

‘Hoewel jullie met je gezond verstand meestal wel weten dat je ook een
aantal positieve eigenschappen en kenmerken hebt, heeft de gerichtheid
op negatieve kanten toch vrijwel altijd de overhand.’

Vervolgens wordt gesteld dat de aandacht eerlijker moet worden ver-


deeld over positieve en negatieve eigenschappen, zodat een ‘reëel zelf-
beeld’ kan ontstaan:

‘Weten waarin je niet zo goed bent, maar ook weten waar je sterke kan-
ten wel liggen.’

Hiertoe wordt tijdens COMET de nadruk een poosje enigszins gefor-


ceerd op die positieve kanten gelegd:

‘Omdat jullie al wereldkampioen zijn in “gericht zijn op slechte eigen-


schappen”, hoeven we jullie daarmee niet meer te helpen. Dat lukt je ook
wel zonder ons. Jullie zijn echter niet heel goed in aandacht hebben voor
4 Sessie 1, stap 1 t/m 3 43

je positieve eigenschappen. Terwijl die positieve eigenschappen er wel


zijn. In COMET gaan we daarom een tijdje de aandacht richten op die
positieve kanten.’

4.4.3 ‘weten dat’ versus ‘voelen dat’


Traditioneel wordt wel onderscheid gemaakt tussen ‘cold cognitions’ en
‘hot cognitions’ (Mandler, 1984). De eerste verwijzen naar ‘weten dat’,
terwijl de tweede tevens een belevingsaspect in zich hebben: ‘voelen
dat’. Een van de indicatiecriteria van COMET voor lage zelfwaardering
sluit hierbij aan: de cliënt heeft te weinig contact met zijn positieve
eigenschappen (‘voelen dat’), terwijl hij weet dat die er wel zijn (‘weten
dat’). Dit aspect komt dan ook terug in de rationale:

‘Jullie moeten leren voelen wat jullie eigenlijk al weten, namelijk dat
jullie slimmer, boeiender, leuker, beter, waardevoller et cetera zijn dan
jullie je meestal voelen. Om die reden gaat een groot deel van COMET
over die positieve kenmerken. We gaan jullie vragen welke die positieve
eigenschappen zijn, en we vragen jullie om er dingen over op te schrijven.
We gaan jullie ook helpen om die positieve eigenschappen en kenmerken
emotioneel sterker te beleven. We maken daartoe gebruik van imaginatie,
oftewel het voorstellingsvermogen, van houding en gelaatsuitdrukking,
van zelfspraak, dingen dus die je in jezelf tegen jezelf over jezelf zegt, en
we gebruiken ten slotte ook muziek. Door een tijdlang op zo’n manier
met je positieve eigenschappen bezig te zijn, gaan ze meer voor je leven en
krijgen ze meer belang. Het is uiteindelijk de bedoeling dat zij zo veel ‘ge-
voelsmatig gewicht’ krijgen dat ze in allerlei omstandigheden waar dat
op zijn plaats is, eerder in je hoofd schieten dan de negatieve kenmerken
die het bij jullie nu meestal winnen. Deze training wil ervoor zorgen dat
jullie positieve zelfgevoel sterker wordt en het vaker gaat winnen van jul-
lie negatieve zelfwaardering.’

4.5 Stap 3: bepalen incompatibel tegenbeeld

Nadat uitgangspunt en rationale zijn besproken, al dan niet met de ex-


pliciete toelichtingen en nuanceringen die in 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.3 zijn
uitgewerkt, gaan we meteen door met de positieve kenmerken:
44 COMET voor negatief zelfbeeld

‘Dus laten we eens kijken. Jullie hebben zojuist allemaal verteld wat je zo
negatief vindt aan jezelf. Toch weten jullie allemaal ook ergens wel dat
dit negatieve oordeel niet helemaal terecht is. Dat heb je tijdens het indi-
catiegesprek aan mij verteld en dat is ook de reden dat jullie nu allemaal
aan COMET meedoen: leren voelen wat je eigenlijk al weet, namelijk
dat het niet zo negatief met je is gesteld als je meestal denkt. Wie wil iets
vertellen over de tegenargumenten, je persoonlijke eigenschappen en erva-
ringen die in tegenspraak zijn met dat negatieve zelfbeeld?’

In deze eerste zitting gaat het vooral om het benoemen van die positie-
ve eigenschappen en kenmerken. De meer gedetailleerde uitwerking
komt in de volgende, tweede sessie. In deze stap kunnen met name
twee dingen lastig zijn. Om te beginnen kan de cliënt soms geen goede
eigenschappen opsommen. Bij dit probleem is al stilgestaan in 3.3.
Dezelfde oplossingen kunnen hier helpen: de therapeut kan algemeen
gewaardeerde goede eigenschappen (eerlijkheid, betrouwbaarheid,
doorzettingsvermogen, humor, enzovoort) naar voren brengen en aan-
sluitend vragen of de cliënt vindt dat hij zulke eigenschappen heeft.
Wat in deze fase extra helpt, is dat de tegenvoorbeelden als het goed
is al tijdens het indicatiegesprek zijn besproken en door de therapeut
zijn opgeschreven op het indicatieformulier:

‘Tijdens het indicatiegesprek zei je dat je jezelf een eerlijk en oprecht mens
vindt. Geldt dat nog steeds?’

Om zo nodig een korte algemene toelichting te geven:

‘Mensen met een lage zelfwaardering hebben heel vaak de neiging om


hun zogenaamde slechte kanten enorm op te blazen, maar tegelijk hun
goede kanten te kleineren: “dat is normaal, dat heeft iedereen.” In deze
training moet je juist oog gaan krijgen voor die positieve kanten en gaan
inzien dat die helemaal niet zo normaal en vanzelfsprekend zijn en dat
niet iedereen daar zonder meer over beschikt. Er zijn echt mensen die niet
eerlijk, trouw en humoristisch zijn.’
4 Sessie 1, stap 1 t/m 3 45

Maar er kan ook op andere manieren worden getracht om de cliënt te


helpen met positieve tegenbeelden te komen. Men kan uitgaan van het
tegenovergestelde van het negatieve zelfbeeld:

‘Oké, je vindt jezelf dus dom. Wat is het tegenovergestelde van een dom-
merik? Een slimmerik of een intelligent iemand. Welke slimme en intel-
ligente kanten heb jij die in tegenspraak zijn met de gedachte dat je een
dommerik bent?’

Of men kan de positieve eigenschappen van de cliënt vanuit diens twij-


fel trachten te benaderen:

‘Ben je er nu helemaal voor honderd procent van overtuigd dat je een


dommerik bent? ... Nee? Welke argumenten heb je om te denken dat je
wellicht niet geheel en al dom bent?’

Een tweede geregeld voorkomend probleem tijdens stap 3 is dat niet


een positieve eigenschap wordt genoemd, maar eerder een positief ge-
voel of een prettige situatie. Een dergelijk gevoel of situatie is meestal
echter niet voldoende incompatibel met het negatieve zelfbeeld. Op
een warme dag een goed boek lezen in de schaduw van een mooie
boom, kan ik lekker vinden, maar het spreekt niet tegen dat ik vind dat
ik een saaie sukkel ben. Wanneer een cliënt toch een positief gevoel of
prettige situatie als positief tegenbeeld noemt, moet worden nagegaan
of die is te herleiden tot een positieve persoonlijke eigenschap die in
tegenspraak is met het negatieve zelfbeeld:

‘Mooi dat je je zo lekker kunt voelen onder die boom met dat boek, maar
ik vraag mij af wat dat over jou zegt. Wat zijn dat voor mensen die lek-
ker in de schaduw van een boom een boek kunnen lezen? Is dat op een of
andere manier in tegenspraak met jezelf saai en sullig vinden? ... Nee?
Dan stel ik voor dat we naar iets anders gaan zoeken. Welke eigenschap,
welke karaktertrek is in tegenspraak met het idee dat je een saaie sukkel
bent? Wanneer waren die ‘niet-sukkelige’ eigenschappen aan de orde?
Wanneer had je een sterke ‘niet-saai’-ervaring, het gevoel dat je boeiend
en adequaat kunt zijn?
46 COMET voor negatief zelfbeeld

Vaak worden dit soort momenten ook weer gebruikt om aan de groep
te illustreren waar het in COMET zoal om gaat:

‘Zien jullie wat ik bedoel? Er is een verschil tussen je lekker voelen en te-
vreden zijn over wie je bent en wat je kunt. Dat eerste is heel belangrijk,
maar hier in COMET gaat het om het tweede: hoe kom je meer in contact
met je positieve eigenschappen die in tegenspraak zijn met je negatieve
zelfwaardering.’

Het gaat dus om positief gewaardeerde eigenschappen die in meer-


dere of mindere mate de negatieve zelfopvattingen ontkrachten of
tegenspreken:

‘Agnes, ondanks die saaiheid die je kennelijk in je hebt, is er blijkbaar


ook nog een andere kant. Leg eens uit, welke eigenschappen en kenmerken
maken jou toch tot een waardevolle persoon?’

Er wordt bij het benoemen van positieve eigenschappen onderscheid


gemaakt tussen twee soorten tegenbeelden: corrigerende en compen-
serende. Bij een corrigerende strategie wordt de negatieve zelfopvat-
ting op hetzelfde terrein rechtgezet: ‘ik ben veel minder saai dan ik vaak
denk.’ Bij een compenserende argumentatie worden de tegenargumen-
ten uit een ander domein gehaald: ‘ik mag dan nogal saai zijn, ik ben wel
een waardevol persoon omdat ik eerlijk, trouw en intelligent ben.’
Het is niet altijd gemakkelijk om de keuze te maken tussen compen-
seren en corrigeren. Belangrijk is natuurlijk de mening van de cliënt:
vindt hij echt dat hij eigenlijk niet saai, dom of lelijk is? Als dat het
geval is, zal voor corrigeren worden gekozen. Bij veel cliënten met een
lage zelfwaardering is het zelfbeeld op een veel globaler niveau nega-
tief. Zij beschouwen zichzelf als waardeloos. In die gevallen zal wor-
den gekozen voor compenseren: welke kenmerken zorgen ervoor dat
je wel de moeite waard bent? Bij twijfel kan men doorgaans beter voor
compenseren kiezen dan voor corrigeren van een specifiek kenmerk.
De meeste cliënten die zichzelf saai, dom of lelijk vinden, vinden zich-
zelf immers tegelijk ook niet de moeite waard.
4 Sessie 1, stap 1 t/m 3 47

4.6 Thuiswerk na sessie 1

De cliënten nemen het werkboek door van het begin t/m stap 3 (verder
lezen mag natuurlijk ook).
Daarnaast moeten zij op Registratieformulier 1 hun negatieve zelfbeeld
omschrijven, terwijl zij met behulp van Registratieformulier 2 hun po-
sitieve eigenschappen en kenmerken noteren die in tegenspraak zijn
met hun lage zelfwaardering (zie bijlagen achterin dit boek).

4.7 Mogelijke complicaties tijdens sessie 1

In het vorige hoofdstuk zijn reeds impliciet en expliciet enkele compli-


caties genoemd waar men tegenaan kan lopen tijdens het bespreken
van de eerste drie stappen in het COMET-protocol. Hieronder wordt
kort stilgestaan bij een aantal andere mogelijke complicaties die zich
tijdens sessie 1 kunnen voordoen.
Een belangrijk element door de hele behandeling heen is het onder-
scheid tussen ‘ongefundeerd positivisme’ en ‘realistisch optimisme’.
De cliënt moet niet de indruk krijgen dat hij alles aan zichzelf maar
goed en geweldig moet gaan vinden, hij moet echter wel accepteren
dat er ook positieve eigenschappen bestaan en dat het realistisch is om
die ook een rol te laten spelen bij de zelfwaardering. Het kan ook hel-
pen om te benadrukken dat mensen met een realistisch positief zelf-
beeld gebukt kunnen gaan onder, spijt kunnen hebben van en zichzelf
verwijten kunnen maken over fouten, vergissingen en blunders, maar
dat zij zichzelf daarnaast altijd blijven zien als een persoon met waar-
devolle eigenschappen en met recht op een bestaan. Een voorbeeld
kan dit soms illustreren:

‘De training zou een succes zijn wanneer je op een gegeven moment een
blunder maakt, vervolgens in de spiegel kijkt en tegen jezelf zegt “wat heb
ik dat stom aangepakt” en vervolgens zoiets denkt als “dat neemt niet
weg dat ik in feite best oké ben”.’

Bij het identificeren van het negatieve zelfbeeld kan zich nog een niet
eerder genoemde complicatie voordoen. Soms noemt de cliënt een
hele reeks negatieve oordelen op. Hij is saai, lelijk, dom, oneerlijk,
laf, onbenullig, slap, trouweloos en waardeloos in het algemeen. Het
is echter het handigst om de problematiek enigszins te focussen.
Daarom kan het beste worden gevraagd van welke negatieve kanten de
48 COMET voor negatief zelfbeeld

cliënt het meeste last heeft. Of men kan trachten de verschillende ne-
gatieve oordelen onder één noemer te brengen: niet de moeite waard
zijn, of waardeloos zijn. In een dergelijke situatie is het eenvoudiger
om incompatibele positieve tegenvoorbeelden te noemen (4.5) die
tegelijk de zaak enigszins overzichtelijk houden. Er wordt dus naar
gestreefd om het negatieve zelfbeeld hetzij globaal te houden (‘niet de
moeite waard zijn’, bijvoorbeeld) hetzij te beperken tot een specifiek
negatief kenmerk (of dom, of saai, of lelijk … niet alles tegelijk):

‘Ik ga je straks vragen om tegenvoorbeelden te noemen die in tegenspraak


zijn met je negatieve zelfbeeld. Als je zo’n hele reeks negatieve zelfbeoor-
delingen als uitgangspunt voor deze training neemt, moet je dus ook
met een heleboel tegenvoorbeelden aan de slag. Dat werkt niet goed in
de korte tijd die we hebben. Mijn advies is daarom om óf dat negatieve
zelfbeeld als uitgangspunt voor deze training te nemen waarvan je het
meeste last hebt, óf om te kijken of we al die negatieve zelfbeoordelingen
van je onder één, meer algemene noemer kunnen vangen.’

Een andere mogelijke complicatie doet zich voor wanneer cliënten


zeggen dat ze wel (verstandelijk) op de hoogte zijn van die positieve
eigenschappen, maar dat ze het niet zo voelen. Dan kan de behan-
delaar erop wijzen dat het leren voelen en ervaren van die positieve
eigenschappen nu juist het doel van COMET is. In deze beginfase van
COMET is het voldoende dat men enige weet heeft van die positieve
kenmerken. Het ervaren ervan komt later in de training, sterker nog:
dat is een van de belangrijkste doelen van de training.
5 Sessie 2, stap 4: illustreren met
concrete tegenvoorbeelden

5.1 Inleiding

Vanaf stap 4 zijn de cliënten gedurende een aantal zittingen in principe


alleen bezig met positieve persoonlijke eigenschappen, waarbij het
negatieve zelfbeeld alleen nu en dan wordt genoemd om de positieve
kenmerken meer reliëf te geven. Pas bij stap 6 (contraconditionering 1:
immuun maken) wordt weer expliciet aandacht besteed aan de nega-
tieve zelfopvattingen van de cliënt.

Tabel 7 Opbouw tweede COMET-bijeenkomst


Thuiswerk van sessie 1 bespreken
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 3

x Formuleren negatief zelfbeeld (Registratieformulier 1)

x Identificeren en registreren positieve eigenschappen (Registratieformulier 2)

Illustreren met concrete tegenvoorbeelden

Opgeven thuiswerk
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 4

x Korte verhaaltjes schrijven over gebeurtenissen waar positieve eigenschappen aan

de orde waren: dagelijks 20-30 minuten (Registratieformulier 3)

Tabel 8 Mogelijke complicaties tijdens tweede COMET-bijeenkomst


Verhaaltjes waar positieve eigenschappen aan de orde waren, blijven globaal en missen
detail
Cliënt kan geen concrete voorbeelden noemen waar positieve kenmerken actief waren

Cliënt blijft gevoelsmatig onverschillig over eigen positieve voorbeelden

Positieve voorbeelden zijn gecontamineerd met negatieve aspecten

In plaats van een positieve eigenschap wordt een prettig gevoel benoemd

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_5, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
50 COMET voor negatief zelfbeeld

5.2 Bespreken van het thuiswerk

Zoals altijd wordt begonnen met de bespreking van het thuiswerk.


Er moest een deel van het werkboek worden gelezen en het negatieve
zelfbeeld moest nog eens, als een soort ijkpunt, op een registratiefor-
mulier worden genoteerd. Daarnaast zijn positieve, met het negatieve
zelfbeeld incompatibele eigenschappen geïnventariseerd:

‘Wie mag ik het woord geven over die positieve eigenschappen?’

Over het algemeen gaan cliënten nu rijtjes positieve eigenschappen


opsommen. De therapeut houdt daarbij twee dingen voor ogen. Ten
eerste moet het gaan om positieve eigenschappen die het negatieve
zelfbeeld tegenspreken (zie ook: 4.5). Ten tweede moet de overgang
worden gemaakt naar de volgende stap in het protocol: het verleven-
digen van de positieve kenmerken. Dat gebeurt met name door thuis
tussen sessie 2 en 3 korte verhaaltjes te schrijven over persoonlijke
ervaringen waarin die positieve eigenschappen aan het werk waren. De
therapeut ondersteunt dit door al meteen tijdens het bespreken van het
thuiswerk naar details te vragen:

‘Mooi; trouw zeg je. Trouw is een positieve eigenschap van je. Geef eens
een voorbeeld. Wanneer speelde dat heel duidelijk, die trouw van je?’

En de therapeut neemt daar enigszins de tijd voor:

‘Ho ho, niet zo snel. Ik wil het voor me kunnen zien. Dus je vriend zat
in de problemen. Hoe heette die vriend? Wat voor problemen had hij? En
hoe hielp je hem nu precies? Wat deed je? Waaruit bleek die trouw van
je?’

Er wordt met name stilgestaan bij het moment waarop duidelijk werd
hoe goed de cliënt destijds eigenlijk bezig is geweest en hoe zijn trouw
zich manifesteerde:
5 Sessie 2, stap 4: illustreren met concrete tegenvoorbeelden 51

‘Wat was nu het moment dat je het sterkst besefte dat je een goede en
trouwe vriend bent? Beschrijf dat moment eens.’

De gedachte achter dit preciseren en expliciteren van succeservaringen


is dat de details de herinnering eraan levendiger en krachtiger maken.
En daarom gaat het in deze fase van COMET: het competitiever maken
van (herinneringen aan, of kennis over) positieve eigenschappen die
in tegenspraak zijn met het negatieve zelfbeeld, door de emotionele
lading van die positieve ervaringen te vergroten:

‘En als je nu bij die situatie stilstaat, waar jij als een trouwe vriend
Maarten met zijn problemen bijstaat, wat zegt dat dan over je idee dat je
een waardeloos iemand bent?’

En:

‘Dus als je je nu maar wat vaker en beter zou realiseren dat je een hele
trouwe vriend bent, dan zou dat idee van je dat je zo’n waardeloze vent
bent veel minder op de voorgrond staan? Dat wordt dus het werkpunt
voor de komende sessies: meer oog krijgen voor je trouw.’

Ook van de andere cliënten wordt nu nagegaan welke incompatibele


positieve eigenschappen ze hebben geïnventariseerd. Steeds wordt
nagegaan of die eigenschappen inderdaad in tegenspraak zijn met hun
negatieve zelfwaardering, en aansluitend wordt meteen naar concrete
voorbeelden en details gevraagd om de positieve eigenschappen min-
der abstract en meer levend te maken.

5.3 Thuiswerk: inventariseren en illustreren met concrete


tegenvoorbeelden

Naast het lezen van stap 4 in het werkboek voor de cliënt krijgen de
cliënten ‘korte verhaaltjes schrijven’ als thuiswerk voor de volgende
sessie mee. De cliënten moeten de komende periode iedere dag gedu-
rende 20-30 minuten schrijven over ervaringen die zij meer of minder
recent hebben gehad met hun positieve eigenschappen. Zo raken
52 COMET voor negatief zelfbeeld

zij meer bekend en vertrouwd met die positieve eigenschappen, die


daardoor meer vooraan in het geheugen komen te staan. Het schrijven
van deze korte verhaaltjes is de eerste stap in een serie die ertoe moet
leiden dat positieve eigenschappen meer gewicht in de ‘zelfbeoorde-
lingsschaal’ gaan leggen dan tot nu toe het geval was. Levendigheid en
detail zijn belangrijk:

‘Stel dat ik de groep in tweeën deel en deze helft (de therapeut wijst
met zijn arm een deel van de groep aan) even wegstuur. Dat doe ik
natuurlijk niet echt, maar stel je even voor dat jullie het volgende niet
horen. Ik richt mij tot de achterblijvers en vertel het volgende: “De Hunts-
manspin is een spin waarbij het vrouwtje lief is voor het mannetje en
ook goed voor de kleine Huntsmanspinnetjes zorgt.” Dat is het. Nu halen
we de andere groep weer zogenaamd binnen en ik stuur de eerste groep
virtueel weg. Jullie zijn er nu dus even niet (therapeut maakt weer een
gebaar met zijn arm, nu naar de andere helft van de groep). Ik
vertel jullie het volgende: “Weet iemand wat een Huntsmanspin is? Nee?
Ik zal het je zeggen. De Huntsmanspin is een hele grote spin, wel zo groot
als mijn hand, die leeft in Australië. Misschien ook nog wel in andere
landen, maar in ieder geval in Australië. Dat weet ik, want ik heb ze
daar met eigen ogen gezien. Gigantische beesten. Althans, voor spinnen.
Nu weten sommigen van jullie misschien wat er meestal gebeurt wanneer
een mannetjesspin en een vrouwtjesspin samen de liefde bedrijven. Pre-
cies, na de daad draait het vrouwtje, dat meestal een stuk groter is dan
het mannetje, zich om en bijt het arme mannetje dood. Spinnenliefde.
Maar, en nu komt het grappige, bij die gigantische afschrikwekkende
Huntsmanspinnen gaat het anders. Daar komt het mannetje rustig
aangelopen, kijkt het vrouwtje eens lief in de ogen en wanneer ze hem
dan bemoedigend toelacht, klimt het mannetje op het vrouwtje, doet zijn
mannetjesding en komt er rustig weer vanaf. Daarna kruipen mannetje
en vrouwtje nog eens liefdevol tegen elkaar aan, omhelzen elkaar nog
eens flink, waarna het mannetje rustig weer in het oerwoud verdwijnt.
Het vrouwtje legt na verloop van tijd haar eitjes en nog weer later komen
daar allemaal kleine Huntsmanspinnetjes uitgekropen. De liefde is dan
nog niet afgelopen, want het vrouwtje blijft die kleine spinnetjes nog een
poosje verzorgen en vertroetelen, door voedsel te delen en te waken voor
gevaren.” Tot zover. We halen de andere groep weer binnen (armgebaar)
en ik stel jullie de volgende vraag. De hamvraag. Stel dat ik over een half
jaar iemand van de eerste groep toevallig op straat tegenkom en even
later iemand van de tweede groep. En ik stel beiden afzonderlijk de vraag
5 Sessie 2, stap 4: illustreren met concrete tegenvoorbeelden 53

“weet jij nog wat zo bijzonder is aan de Huntsmanspin?” Wie denk je


dan dat het beter zou weten?’

Al dan niet na enige discussie (eventueel ook over de vraag of het ver-
haal helemaal klopt, waarbij de therapeut kan verwijzen naar Lindsey,
1998) komt naar voren dat de tweede groep (die van het uitgebreide
verhaal) zich waarschijnlijk het best zal kunnen herinneren wat er ook
alweer aan de hand was met die Huntsmanspinnen.

‘Dat klopt ook met wat we weten uit allerlei onderzoeken naar de wer-
king van het geheugen. Naarmate een verhaal meer gedetailleerd is,
naarmate het tot meer gevoelsmatige belevingen leidt, of die nu positief
of negatief geladen zijn, is de kans groter dat het op zo’n manier in het
geheugen wordt opgeslagen, dat het ook gemakkelijk weer kan worden
opgehaald uit dat geheugen. Nu hoeven jullie wat mij betreft natuurlijk
niet allerlei informatie over de Huntsmanspin vooraan in je geheugen te
hebben liggen, maar wel informatie over je eigen persoonlijke positieve
eigenschappen. Als je dus de komende week iedere dag ervaringen met
positieve persoonlijke kenmerken gaat opschrijven, maak er dan geen
rijtje van: “ik ben eerlijk en je kunt soms met mij lachen.” Niet doen. Dat
lijkt te veel op “de Huntsmanspin is een spin waarbij het vrouwtje lief is
voor het mannetje en ook goed voor de kleintjes zorgt”. Dat ben je zo weer
vergeten. Nee, beschrijf dus op welk moment die eerlijkheid naar voren
kwam en hoe dat dan precies in zijn werk ging. Zoiets als met dat omhel-
zen van die Huntsmanspinnen dus.’

Registratieformulier 3 in het werkboek voor de cliënt kan worden ge-


bruikt voor het opschrijven van de verhaaltjes. Het gaat er niet om dat
er mooi geschreven verhalen komen. Het schrijven is niet meer (maar
ook niet minder) dan een hulpmiddel om de positieve eigenschappen
weer enigszins tot leven te brengen en te kunnen ervaren. De te be-
schrijven ervaringen mogen zich in de actualiteit afspelen, maar mo-
gen ook betrekking hebben op gebeurtenissen die zich jaren geleden
hebben voorgedaan, zolang zij voor de cliënt maar reële voorbeelden
zijn van zijn positieve eigenschappen (zie Registratieformulier 3).
54 COMET voor negatief zelfbeeld

5.4 Mogelijke complicaties tijdens sessie 2

Ook bij stap 4 kan zich een aantal complicaties voordoen. De belang-
rijkste daarvan is wellicht dat het meedelen van en vertellen over de
positieve kenmerken (emotioneel) erg vlak blijft. Omdat direct na deze
fase van COMET stap 5 volgt, waarin het verhogen van de emotionele
saillantie het centrale punt is, zal de therapeut zo mogelijk nu al trach-
ten de emotionele betrokkenheid van de cliënt die over een positieve
ervaring vertelt enigszins te verhogen:

‘Je vertelt het alsof het niks bijzonders is, maar je hebt toch maar mooi
even je vriend uit de ellende geholpen. Toch? Daar mag je toch trots op
zijn? Ik ga proberen je te helpen een beetje van die trots te voelen. Niet
omdat ik een doorgedraaide positivo ben, maar omdat dat een belangrijk
onderdeel is van deze COMET-training: ervaren dat je ook positieve ei-
genschappen hebt. Je moet niet alleen met je gezond verstand weten dat
je over die positieve eigenschappen beschikt, je moet ook proberen deze
gevoelsmatig te ervaren. Vertel nog eens over dat moment dat die vriend
tegen je zei: “Dat is ook echt iets voor jou, om niet naar huis te gaan en
mij hier een beetje te laten staan klooien, maar om te blijven en me te
helpen zoeken naar mijn creditcard. Ook al ben je doodmoe en ook al wil
je dolgraag naar huis. Hartstikke bedankt.” Als je die situatie nu weer
naar boven haalt, wat voel je dan? Je hebt je vriend uit de moeilijkheden
gehaald. Hij is je dankbaar. Hij vindt dat je een uitzonderlijk trouwe
vriend bent. Iemand die nog weet wat vriendschap hoort te betekenen.
Dat is toch niet zomaar iets?’

Zoals al vaker is besproken naar aanleiding van dergelijke enigszins


naar demagogie zwemende therapeutische interventies, is het vaak
goed wanneer de therapeut iets relativerends op dit soort opmerkin-
gen laat volgen:

‘Ik hoop dat je begrijpt dat ik niet probeer je een bepaald gevoel aan te
smeren. Als je het niet zo voelt, dan voel je het niet zo, en dan moeten we
het daar, in ieder geval voor dit moment, bij laten. Maar we weten dat
cliënten met een lage zelfwaardering de neiging hebben om veel gevoel te
ervaren bij negatieve eigenschappen en de gevoelens over positieve eigen-
schappen weg te poetsen. Kijk, en op zo’n moment schiet ik mijn thera-
peutische positivorol. En dat betekent in dit geval dat ik je expliciet vraag
5 Sessie 2, stap 4: illustreren met concrete tegenvoorbeelden 55

om na te gaan of dat helpen van die vriend inderdaad moet worden be-
schouwd als een soort vanzelfsprekendheid, iets wat niks voorstelt, waar
emotionele beleving verder geen plaats heeft, of dat je daar best trots op
en blij om mag zijn.’

Een andere complicatie kan zijn dat de cliënt geen duidelijke voor-
beelden van positieve eigenschappen kan noemen. Op een aantal mo-
gelijke reacties daarop is hierboven al enkele keren ingegaan (zie ook
3.3 en 4.5), maar in hardnekkige gevallen kan de therapeut een extra
‘zoekopdracht’ als thuiswerk meegeven. De cliënt moet aan familie
en bekenden gaan vragen wanneer en hoe bepaalde dingen hebben
plaatsgevonden waarin zijn positieve eigenschappen een rol speelden.
Of hij kan fotoalbums en dagboeken doorkijken om op die manier op
ideeën te komen.
Een bijzondere variant van de laatstgenoemde complicatie doet zich
voor wanneer de cliënt wel positieve voorbeelden weet te noemen,
maar er meteen bij zegt dat die voorbeelden als het ware ‘vergiftigd’
zijn met gebeurtenissen die daarna plaatsvonden. Het vriendje bij wie
men zich ooit zo sterk en zelfverzekerd voelde, ging er later met de
beste vriendin vandoor. De oma die zo veel vertrouwen en gevoel van
eigenwaarde gaf, is inmiddels wel overleden. De therapeut zal trachten
de goede dingen uit dergelijke voorbeelden te scheiden van de nega-
tieve aspecten:

‘Stel dat je een fantastische vakantie hebt gehad en dat die weer is afgelo-
pen en je weer naar huis moet. Kun je dan zeggen dat die vakantie slecht
is geweest? Stel dat je een prachtig en waardevol leven hebt gehad en dan
ga je dood. Is je leven dan zinloos geweest? Stel dat je een gelukkig en
geslaagd huwelijk hebt gehad en dan gaat ze dood. Is het huwelijk dan
mislukt? Met andere woorden: in hoeverre tellen de goede dingen die je
destijds met je vriendje hebt meegemaakt niet mee, omdat hij je daarna
heeft bedrogen? Kortom, al het goede heeft ook slechte kanten. Is het
mogelijk je voor deze training te concentreren op die goede punten en de
slechte tijden erbuiten te laten?’

Pas wanneer het niet lijkt te lukken om in een voorbeeld de gelukkige


aspecten apart te houden van de slechte zal de therapeut naar andere
voorbeelden gaan zoeken waarin de positieve eigenschappen niet of
56 COMET voor negatief zelfbeeld

veel minder met negatieve aspecten zijn verweven. Overigens halen


cliënten soms ook hun voorbeelden van positieve zelfwaardering uit
slechte situaties: standvastigheid en moed tentoonspreiden in drama-
tische omstandigheden; steun en liefde geven bij ziekte en dood; van
niets iets weten te maken in armoedige omstandigheden.
Verschillende soorten positieve situaties kunnen dus worden gebruikt
als tegenbeeld. Het minst gecompliceerd zijn die situaties die alleen
maar positieve connotaties hebben. Maar in een aantal gevallen zijn
ook situaties die naast positieve ook negatieve aspecten hebben heel
goed bruikbaar. Soms is de keuze voor een dergelijk soort situatie
noodgedwongen: de beste voorbeelden van positieve eigenschappen
zijn nu eenmaal (toevallig) gerelateerd aan personen of gebeurtenis-
sen die in een ander verband juist een negatieve betekenis hebben
verkregen. Maar soms ook is de positieve eigenschap inherent aan de
moeilijke aspecten van de situatie. Dat de cliënt een doorzetter is (po-
sitieve eigenschap) komt nu eenmaal juist naar voren in situaties waar
tegenslag (negatieve aspecten) zijn deel waren. De therapeut zal steeds
moeten afwegen en moeten overleggen met de cliënt welke elementen
het zwaarst moeten wegen. Naarmate een cliënt beter in staat is om
de negatieve aspecten los te koppelen van de positieve eigenschappen
waar het in deze fase van COMET om te doen is, is er minder bezwaar
tegen de keuze voor een ‘ambigue’ positieve situatie (met elkaar ver-
weven zijn van positieve en negatieve aspecten). Naarmate de cliënt
dat moeilijker vindt, zal eerder worden gekozen voor een ‘onbelaste’
positieve ervaring.
6 Sessie 3, stap 5a en 5b:
emotioneel versterken van
tegenvoorbeelden: imaginatie en
zelfspraak

6.1 Inleiding

In stap 5 voert de cliënt herhaaldelijk een aantal specifieke oefeningen


uit die de competitiviteit van (cognitieve representaties van) zijn posi-
tieve eigenschappen verder moeten verhogen. De specifieke oefenin-
gen zijn gericht op het emotioneel saillanter maken van die represen-
taties. Cognitieve representaties met een hoge (negatieve of positieve)
emotionele saillantie zijn toegankelijker voor retrieval-processen dan
representaties die een dergelijke emotionele kleur missen (Oatley &
Jenkins, 1996, blz. 274).
Stap 5 kent daarbij een aantal hulptechieken die in verschillende tus-
senstappen, verspreid over een drietal sessies worden geïntroduceerd
en met elkaar gecombineerd. In sessie 3 gaat het om imaginatie en
zelfspraak. Het verhaaltjes schrijven uit stap 4 vormde daarvoor het
beginpunt.
De tussenstappen in stap 5 hebben allemaal min of meer dezelfde
structuur en worden telkens met elkaar gecombineerd. De tussenstap-

Tabel 9 Opbouw derde COMET-bijeenkomst


Thuiswerk van sessie 2 bespreken
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 4

x Korte verhaaltjes over positieve eigenschappen in actie (Registratieformulier 3)

x Focussen op details

x Focussen op positieve beleving

Emotioneel versterken tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak


x Uitleg techniek

x Demonstratie met cliënt

x Oefening met de gehele groep

Opgeven thuiswerk
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 5b

x Imagineren positieve eigenschappen in combinatie met positieve zelfspraak: dage-

lijks 6 keer gedurende 5 minuten (Registratieformulier 4)

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_6, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
58 COMET voor negatief zelfbeeld

Tabel 10 Mogelijke complicaties tijdens derde COMET-bijeenkomst


Cliënten geven zich niet over aan de beleving van het positieve

Cliënten schamen zich om imaginatieoefening in de groep te doen

Cliënten kunnen niet imagineren

Imaginatie lukt ondanks herhaalde pogingen niet

Imaginatie ondersteunt weliswaar een positief gevoel, maar niet zozeer een positief zelf-
beeld

pen zijn: imaginatie, zelfspraak, motoriek (lichaamshouding en ge-


laatsuitdrukking) en muziek.
Eerst wordt stilgestaan bij de bespreking van het thuiswerk van stap 4,
omdat dit de inleiding is voor de uitwerking van stap 5.

6.2 Bespreking van thuiswerk uit sessie 2: verhaaltjes


schrijven over situaties waar de positieve eigenschappen
in actie waren

Sessie 3 begint met de bespreking van het thuiswerk uit de vorige


bijeenkomst.

‘Agnes, wil jij eens vertellen wat je zoal hebt opgeschreven.’

Zodra duidelijk is dat de cliënt nogal veel heeft opgeschreven, wordt er


gestructureerd:

‘Zo, jij bent goed bezig geweest! Maar ik ga je toch even onderbreken. Wil
je alsjeblieft meteen naar het voorbeeld gaan dat op jou zelf de meeste in-
druk heeft gemaakt? Het voorbeeld waarvan je dus vindt dat daarin het
best jouw positieve eigenschap naar voren komt.’

Bij het bespreken van dat thuiswerk let de therapeut scherp op tekenen
van (positieve) beleving bij de cliënt. Hij vraagt er ook expliciet naar:
6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 59

‘Wat voelde je toen je dit zo opschreef ? Ik ben met name benieuwd naar je
gevoel toen je schreef over de reactie van je vriendin toen je haar vertelde
over je avonturen in Namibië.’

Hij vestigt de aandacht op (mogelijke) blijken van positieve emotie:

‘Je zit er bij te lachen. Waarom is dat?’

Hij speelt het via de groep:

‘Valt iemand iets op aan Agnes wanneer ze vertelt over deze succeserva-
ring die ze thuis heeft opgeschreven?’

Hij schroomt de (onderbouwde) suggestie niet:

‘Ik weet natuurlijk niet hoe jij er zelf tegenover staat, maar ik moet de
neiging tot applaus eerlijk gezegd enigszins bedwingen. Wat je vertelt
lijkt mij namelijk een prachtig voorbeeld van avontuurlijk zijn. Het te-
genovergestelde dus van saaiheid. Of zie ik dat verkeerd?’

Behalve dat de therapeut scherp let op tekenen van positieve beleving,


is hij ook gericht op details (zie ook: 5.2 en 5.3). Die details van de be-
schrijving op papier uit stap 4, worden immers de ingrediënten van de
imaginatie in stap 5:

‘Agnes, als je nu een foto zou maken van wat voor jouw positieve zelf-
waardering het belangrijkste moment was in dat gesprek, wat zouden we
dan te zien krijgen?’
‘Hoe kijkt je vriendin op die foto? En hoe sta jij erbij?’

Wanneer bij het bespreken van het thuiswerk blijkt dat een of meer cli-
enten geen of onvoldoende tegenvoorbeelden hebben beschreven, of
60 COMET voor negatief zelfbeeld

wanneer de beschrijvingen niet adequaat zijn, kan men dit thuiswerk


nog een keer (of meerdere keren) opnieuw meegeven.

6.3 Individuele oefeningen in groepsverband

Dat cliënten vanaf stap 5 tijdens de sessies gezamenlijk op de individu-


ele situatie afgestemde oefeningen moeten doen is een enigszins lastig
aspect van COMET in groepsverband. Er spelen in feite twee proble-
men. De eerste (minst lastige) moeilijkheid is hoe de therapeut kan
laten zien hoe elke oefening precies moet worden gedaan en de tweede
(iets grotere) betreft de vraag hoe men alle groepsleden gezamenlijk
hun eigen op de individuele situatie afgestemde oefening kan laten
uitvoeren. Er bestaan verschillende oplossingen. COMET-therapeuten
die als koppel werken, doen de oefening soms voor in een rollenspel
waarin de ene helft van het koppel de therapeut is, terwijl de ander een
cliënt speelt. COMET-therapeuten die alleen werken kunnen de oefe-
ning alleen voordoen, waarbij ze vertellen en tegelijkertijd uitbeelden
wat zo dadelijk van de cliënten wordt verwacht (instructie volgens een
soort twee-stoelentechniek).
Nadat de cliënten op een of andere manier duidelijk gemaakt is welke
oefening zij precies moeten doen, kan men weer voor verschillende
opties kiezen om de cliënten aansluitend zelf de oefeningen te laten
doen. Sommige COMET-therapeuten laten de cliënten in tweetallen
oefenen en lopen dan rond om aanwijzingen en adviezen te geven,
zoals dat gebruikelijk is bij veel cursussen. Als de groepen klein zijn
en/of als er twee therapeuten zijn, kan men, al dan niet na de groep in
tweeën te hebben gesplitst, met iedere cliënt afzonderlijk zijn of haar
oefening doen, waarbij de overigen toekijken en zich daarbij voorbe-
reiden op hun eigen individuele oefening.
Er zijn ook goede ervaringen opgedaan met een iets andere opzet.
Uitgangspunt is daarbij dat de therapeut zicht heeft op de relatieve
meegaandheid en verlegenheid van de cliënten in zijn groep. Voor de
volgende stappen mikt hij op een cliënt die meegaand is en niet al te
verlegen. Meegaandheid en geringe verlegenheid van een cliënt blijken
bijvoorbeeld uit een goede en positieve inzet bij groepsdiscussies, het
gemakkelijk accepteren en in praktijk brengen van uitgangspunt en
rationale van de interventie en uit het feit dat men geneigd is zich ook
in lichaamstaal bij de therapeut aan te sluiten. Laten we aannemen dat
Ernst een dergelijke cliënt is:
6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 61

‘We komen aan een belangrijke volgende stap in de training. Degenen die
het werkboek voor de cliënt hebben doorgenomen weten natuurlijk al dat
we de komende zittingen de emotionele lading, of saillantie, van de po-
sitieve betekenissen gaan proberen te versterken. Daartoe gaan we straks
beginnen met gebruik te maken van het voorstellingsvermogen. Ik heb
daar straks wel een beetje hulp bij nodig van een van jullie. Ernst, mis-
schien wil jij straks … Nou ja, dat zien we straks wel.’

Gezien deze inleiding en de reeds gesignaleerde meegaandheid van


Ernst in combinatie met een relatief geringe mate van verlegenheid,
is de kans groot dat Ernst vijf tot tien minuten later inderdaad zal in-
stemmen met het volgende meer definitieve verzoek om de therapeut
te assisteren:

‘Ja, dan heb ik nu dus echt iemand nodig die mij wil helpen om de oe-
fening te demonstreren die iedereen straks moet doen. Wie zou willen …
(therapeut kijkt de groep rond) … ja, Ernst, jij wilt inderdaad even
…?’

Over het algemeen zal Ernst zich nu aanbieden als vrijwilliger. Het is
de bedoeling dat Ernst de oefening (in dit geval de imaginatie) samen
met de therapeut gaat demonstreren, terwijl de rest van de groep toe-
kijkt en zich intussen voorbereidt op zijn of haar eigen oefening die
daarna zal plaatsvinden. Ernst fungeert als voorbeeld:

‘Laat iedereen nu goed opletten hoe Ernst het doet en intussen steeds na-
denken over de vraag hoe hij of zij deze oefening straks zelf gaat toepas-
sen met zijn of haar eigen positieve situatie.’

Vervolgens doet de therapeut de oefening met Ernst individueel. Hij


legt uit wat de bedoeling is, helpt Ernst te kiezen welke situatie hij gaat
nemen, en legt hem uit wat de bedoeling is. Tijdens de uitleg beeldt de
therapeut alvast uit wat Ernst zo ongeveer moet doen:
62 COMET voor negatief zelfbeeld

‘Oké, je doet straks je ogen dicht en je gaat gemakkelijk zitten. Zo


bijvoorbeeld (de therapeut sluit zijn ogen en neemt een rustige
houding aan). Vervolgens ga je terug naar dat moment waarop jouw
trouwe vriendschap naar voren komt, waarover je de afgelopen week hebt
geschreven. Je stelt je weer voor dat je op dat parkeerterrein bent. Het was
een leuke avond, maar het is laat, je bent moe en je bent eigenlijk blij dat
je nu naar huis en vooral naar bed kunt gaan.’

Tot Ernst en de zaal, maar nog altijd met de ogen gesloten:

‘Ik doe of ik Ernst ben en ik probeer die situatie zo goed mogelijk voor me
te zien en die zo goed mogelijk te ervaren alsof ik het nu weer meemaak.
Ik ga verder. Ik zie mijn vriend Maarten voor me, die zijn auto aan de
kant heeft gezet. Hij blijkt zijn creditcard niet te kunnen vinden en zonder
creditcard komt hij dat parkeerterrein niet af. Wat nu? Ik ben moe en wil
naar huis. Maar ja, Maarten is mijn vriend en hij heeft een probleem. Ik
stap uit en help hem zoeken. Het duurt even, maar na een tijdje vinden
we de kaart. Hij was uit zijn auto gevallen op de plek waar hij net nog
geparkeerd stond. Nu komt het moment. Maarten slaat mij op mijn
schouder en kijkt mij aan: “Hartstikke bedankt dat je mij hebt geholpen.
Echt iets voor jou om als vriend te blijven en te helpen.” Als hij dat zegt,
voel ik ook zelf wat het betekent. Ik ben inderdaad een trouwe vriend. Ik
weet wat vriendschap betekent. En nu herhaal ik die hele situatie nog een
paar keer. Het parkeerterrein … de behoefte om nu snel naar huis te gaan
… de geparkeerde auto van Maarten … de creditcard. Ik ben een trouwe
vriend, en ik weet wat echte vriendschap is.’

Nadat deze demonstratie een halve minuut heeft geduurd, doet de the-
rapeut zijn ogen weer open en kijkt Ernst aan:

‘Ernst, zou je het eens willen proberen? Ik ga je erbij helpen en de anderen


moeten dus goed opletten hoe Ernst het doet. Intussen moeten zij beden-
ken welke situatie zij zelf straks gaan nemen. Oké, Ernst, doe je ogen
dicht en neem een gemakkelijke houding aan. Stel je je die avond weer
voor. Het parkeerterrein, de behoefte om naar huis te gaan, Maarten, de
creditcard …’
6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 63

Na dertig tot negentig seconden stopt de therapeut de oefening van


Ernst en stelt hem eerst zelf een paar vragen. De belangrijkste zijn a)
of het enigszins lukte de situatie voor zich te zien, en b) of het aanslui-
tend lukte om ‘iets, ook al was het maar heel even’, te ervaren van het
positieve gevoel: ‘Ik ben een trouwe vriend en weet wat echte vriend-
schap is.’ Daarbij wordt enige suggestie ook weer niet geschuwd, zo-
lang die realistisch is en corrigeerbaar:

‘Ik weet niet of het de anderen ook opviel, maar ik zag dat je op een be-
paald moment een beetje begon te glimlachen. Dat is vaak een teken dat
het gevoel er enigszins is. Was dat bij jou ook het geval?’

Nadat zijn vragen zijn beantwoord, geeft de therapeut de gewenste


toelichting:

‘Jullie zien, het lukte bij Ernst een beetje, maar het ging niet meteen heel
erg goed. Het kostte hem moeite om het positieve gevoel wat langer vast
te houden. Dat is geen probleem. Ik ben al blij als het zo’n eerste keer een
beetje lukt. Want als het vijf seconden lukt, waarom zou het dan niet ook
tien seconden kunnen duren. Of twintig, of een minuut, of tien minuten.
Jullie begrijpen wat ik bedoel: ieder succesje is een succesje op weg naar
een volgend succes.’

Dan richt de therapeut zich weer tot de andere groepsleden:

‘Wie van jullie heeft nog vragen aan Ernst om daarna zijn eigen oefening
te kunnen doen?’

Nadat die vragen beantwoord zijn (door Ernst en de therapeut), wordt


een kort rondje langs de groep gemaakt:

‘Ernst, heel hartelijk bedankt. Ik wil weten welke situaties de anderen


gaan nemen: Josien, wat gaat het bij jou worden?’
64 COMET voor negatief zelfbeeld

Waar nodig vult de therapeut aan of corrigeert:

‘Probeer wel te focussen op het moment waarop je het meest tevreden was
over jezelf. Dat was volgens mij meer achteraf het geval, toen je al weer
thuis was, dan op het moment waarop het voorval zich voordeed. Dus
besteed vooral aandacht aan het moment dat je weer thuis bent en je je
realiseert wat je die avond eigenlijk voor elkaar hebt gekregen. Het mooie
van imaginatie is immers dat het zich niets aantrekt van de natuurwet-
ten. Je kunt in je fantasie in de tijd reizen en je kunt binnen een fractie
van een seconde van Honselersdijk naar Australië vliegen en weer terug.’

Wanneer iedereen een situatie heeft gekozen (heel vaak zijn dat situ-
aties die voor de thuiswerkopdracht ‘verhaaltjes schrijven’ en in de
bespreking daarvan aan het begin van sessie 3 al enigszins zijn uitge-
werkt) gaat de hele groep imagineren. Anders dan in het individuele
geval bij Ernst blijft de therapeut nu globaal in zijn aanwijzingen:

‘Laat iedereen de ogen dicht doen, gemakkelijk gaan zitten en de eigen


gekozen situatie oproepen. Stel je die situatie zo goed mogelijk voor. De
ruzie op het strand, de dansavond na het huwelijk, de vakantie in Span-
je. Stel het je zo goed mogelijk voor. Probeer het te zien alsof je er als het
ware nu weer bent. Zorg ervoor dat je het moment goed te pakken krijgt
waarop het positieve idee het meest aan de orde is.’

Tijdens de oefening houdt de therapeut de deelnemers goed in de ga-


ten. Wanneer iemand de imaginatie niet goed te pakken lijkt te krijgen
(onrustig, ogen open, gespannen uitdrukking), kan hij deze even wat
extra begeleiden:

‘Maar blijf wel ontspannen zitten. Niets hoeft meteen te lukken, het is
maar een eerste oefening. Probeer dat strand te zien, Josien, dat je daar
loopt met je moeder en je dat gesprek met haar hebt over haar aftakeling
en wat er verder met haar moet gebeuren. En de anderen blijven intussen
bij hun eigen situatie.’
6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 65

Ook nu duurt de feitelijke imaginatie niet langer dan één tot twee
minuten:

‘Oké, stop maar en doe je ogen maar weer open.’

De therapeut gaat de groep langs om te vragen hoe het is gegaan,


waarbij de twee uitgangsvragen steeds zijn: ‘lukte het om de situatie
enigszins voor je te zien’, en ‘lukte het om het positieve gevoel over
jezelf enigszins te ervaren’. Waar nodig geeft hij feedback aan de hand
van wat hemzelf is opgevallen tijdens de oefening, en zo mogelijk wor-
den ook de ervaringen van de andere deelnemers ingezet.
Bij elk van de tussenstappen van stap 5 (en trouwens ook bij de stap-
pen 6 en 7 die in de twee volgende hoofdstukken worden toegelicht)
wordt de genoemde opbouw toegepast:
1. globale, deels non-verbale, toelichting van de therapeut op achter-
grond en uitvoering van de oefening;
2. een groepslid demonstreert de oefening onder individuele begelei-
ding van de therapeut, terwijl de rest van de groep observeert en de
eigen oefening voorbereidt;
3. een korte toelichting en vragenronde naar aanleiding van deze de-
monstratie;
4. een inventarisatie van de voorbeelden die de andere groepsleden
gaan nemen;
5. gezamenlijke uitvoering van de oefening met de gehele groep;
6. de evaluatie- en feedbackronde.

In sessie 3 gaat het dus om imaginatie en positieve zelfspraak. Hier-


onder wordt nader ingegaan op enkele specifieke kenmerken van deze
beide substappen.

6.4 Imaginatie en positieve zelfspraak

Imaginatie en positieve zelfspraak zijn de eerste tussenstappen in stap


5, en ze worden doorgaans meteen in combinatie met elkaar toege-
past. De introductie sluit, zoals gezegd, aan op de bespreking van de
thuis geschreven verhaaltjes en gaat ongeveer als volgt:

‘De komende weken gaan jullie je vooral bezig houden met het sterker
maken van herinneringen aan, of kennis over, of bewustwording van,
66 COMET voor negatief zelfbeeld

je positieve persoonlijke eigenschappen die in tegenspraak zijn met je


negatieve zelfbeeld. Uitgangspunt zijn in ieder geval de verhaaltjes die
je de afgelopen week hebt geschreven, maar ik raad je aan om door te
gaan met het beschrijven van positieve ervaringen, zodra je er weer een
tegenkomt of zodra er je weer een te binnen schiet. Intussen heb ik een
vraag. Stel dat ik jullie vertel dat ik vorig jaar in Spanje op vakantie
ben geweest en dat we daar een heel mooi huis met zwembad in de bergen
hadden gehuurd en dat het er heerlijk was. Of stel dat ik mijn ogen sluit
(therapeut doet zijn ogen dicht) en probeer dat beeld van die vakantie
en dat huis weer voor me te zien. Ik zie (therapeut gaat enigszins sug-
gestief praten en spreidt zijn armen uit om de weidsheid van de
Spaanse natuur en het landschap te onderstrepen) dat huis en die
heuvels weer voor mij … het zwembad. Ik voel als het ware de warme
wind door mijn haren spelen, ik ruik de kruiden bijna … het is er prach-
tig. Wanneer zal mijn beleving van die vakantie het sterkst zijn? Waar-
om denk je dat het tweede geval sterkere gevoelens oproept dan wanneer
ik mij beperk tot een verbale beschrijving? Heb je ook eigen ervaringen
waaruit blijkt dat het voorstellingsvermogen dikwijls sterkere gevoelens
oproept dan woorden alleen? Hebben anderen die ervaringen ook? Vertel
eens.’

De genoemde opbouw wordt bij iedere oefening in stap 5 t/m 7 van


COMET toegepast:
1. op enigszins suggestieve, demonstratieve wijze een uitgangspunt
poneren: ‘imaginatie stimuleert emotionele betrokkenheid sterker
dan een verbale mededeling’;
2. vragen of men het daar mee eens is;
3. vragen naar persoonlijke ervaringen met dat uitgangspunt;
4. dat uitgangspunt toepassen bij het versterken van de zelfwaarde-
ring.

De therapeut moet natuurlijk wel bereid en in staat zijn om de discus-


sie aan te gaan wanneer in de groep andere ideeën leven dan waar de
therapeut van uitgaat. Mocht een cliënt eens een keer menen dat woor-
den meer emotioneren dan beelden, dan kan de therapeut als volgt
reageren:

‘Denken anderen in de groep ook dat woorden meer emotie oproepen dan
beelden? Opvallend. De meeste mensen vinden het omgekeerde: beelden
6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 67

emotioneren meer dan woorden. Ook in wetenschappelijk onderzoek


wordt dat vaak gevonden. Nu maakt dat allemaal niet veel uit, al is het
jammer dat mijn zo prachtig opgebouwde verhaaltje over mijn vakantie
in Spanje er helemaal mee in duigen valt. De volgende stap in het CO-
MET-protocol is toch die imaginatie.’

Vervolgens legt de therapeut de relatie uit met zelfwaardering:

‘Nu hoeven jullie de herinnering aan je vakantie niet emotioneel te ver-


sterken. En al helemaal niet die aan mijn vakantie. Maar jullie moeten
natuurlijk wel de herinneringen aan je positieve eigenschappen krachti-
ger maken. Imaginatie gaat daarbij helpen. Althans dat hopen we en dat
gaan we proberen voor elkaar te krijgen.’

Vervolgens kan een van de procedures worden gevolgd die in 6.3 zijn
beschreven.

6.5 Positieve zelfspraak met betrekking tot positieve


eigenschappen

In 6.4 werd al gezegd dat positieve zelfspraak meestal bijna meteen


wordt gecombineerd met imaginatie. De opbouw zal inmiddels be-
kend voorkomen:

‘Stel dat ik de hele dag door tegen mijzelf zeg: “wat ben ik toch een onge-
looflijke sukkel.” Of ik zeg tegen mijzelf: “ik ben eigenlijk best oké.” Denk
je dat het uitmaakt? Waarom denk je dat? Heb je daar ervaring mee?
Hebben anderen daar ervaringen mee?’

Vervolgens wordt de relatie gelegd met zelfwaardering:

‘Nogal wat mensen met negatieve zelfwaardering hebben de neiging om


zichzelf bijna continu te beschuldigen en onderuit te halen. Dat is na-
tuurlijk niet bevorderlijk voor een positieve kijk op jezelf. Zelfspraak is
dan ook het volgende element dat we in deze training gaan gebruiken.
68 COMET voor negatief zelfbeeld

Bij de oefening zojuist met jou, Ernst, maakte ik er eigenlijk zelf al van:
“ik ben een trouwe vriend; ik weet wat echte vriendschap is.” Is dat ei-
genlijk wel de beste en krachtigste omschrijving die er voor jouw positieve
eigenschap in deze valt te bedenken? Of weet je een betere?’

Zo mogelijk wordt de imaginatieoefening nog een keer met de hele


groep herhaald, waarbij de cliënten deze keer de imaginatie gepaard
laten gaan met positieve zelfspraak. Daartoe wordt weer een rondje
gemaakt:

‘Agnes, welk woord of welke zin ga jij bij je voorgestelde situatie tegen
jezelf zeggen om het positieve gevoel nog verder te versterken?’

Zoals met alle stappen in COMET bepaalt de cliënt uiteindelijk altijd


zelf welke elementen hij gaat gebruiken (op basis van de uitgangspun-
ten: ‘het is jouw zelf-beeld’ en ‘wat niet kan, dat kan niet’), maar de the-
rapeut moet adviseren dat de te gebruiken zinnen kort zijn. Soms kan
het best worden volstaan met een enkel woord: ‘yes!’, ‘oké’, ‘top’, ‘tof ’.
Meestal is er een logische en inzichtelijke samenhang met de inhoud
van de imaginatie, maar noodzakelijk is dat niet.

6.6 Thuiswerk: imaginatie en zelfspraak met betrekking


tot positieve eigenschappen in actie

Aan de cliënten wordt gevraagd het werkboek voor de cliënt te lezen


t/m stap 5b.
Alle tussenstappen van stap 5 worden thuis op vergelijkbare wijze ge-
oefend. Er wordt steeds geadviseerd om ongeveer een half uur per dag
aan dat thuiswerk te besteden (meer is beter), verdeeld over zes perio-
des van telkens vijf minuten:

‘Hoe meer tijd je besteedt aan het thuiswerk, des te groter is de kans op
succes. Wij adviseren om uit te gaan van minimaal een half uur per
dag. Meer is, denken wij, nog beter. Nu is het een beetje lastig en volgens
ons ook niet zo goed, om een half uur achter elkaar die imaginatie en
zelfspraak te doen. Wij raden dan ook aan om het over de dag te versprei-
den. Je gaat zitten (of staan, natuurlijk, of liggen), doet je ogen dicht
6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 69

en roept je positieve situatie en zelfspraak op (terwijl hij doorpraat


demonstreert de therapeut wat hij bedoelt). Je richt je op de positieve
elementen en probeert het positieve gevoel te pakken te krijgen. Als dat
lukt, houd je het even vast, je doet je ogen weer open, kijkt om je heen,
schudt je hoofd en doet je ogen weer dicht. En je begint opnieuw: situatie
oproepen, je richten op de positieve elementen, proberen het positieve ge-
voel te pakken te krijgen, even vasthouden en je ogen weer openen. Totdat
de vijf minuten voorbij zijn. Dan stop je, om het een uur of wat later op-
nieuw te gaan doen. Sommigen van jullie zullen in die vijf minuten één
of twee keer hun positieve situatie oproepen, anderen misschien wel vijf of
zes keer. Het maakt niet uit. Je moet allemaal proberen wereldkampioen
in het oproepen van positief zelfgevoel te worden. Hoe vaker je oefent, des
te groter is de kans dat je dat wordt.’

Er wordt voor gewaarschuwd om niet te trachten het positieve gevoel


iedere keer uit de tenen te persen:

‘Als het niet lukt, dan lukt het niet. Tenminste: nu even niet. Als je het
gevoel of zelfs de beelden niet te pakken krijgt, probeer je het rustig nog
eens opnieuw. En nog een keer. Totdat de vijf minuten voorbij zijn.
Daarna ga je wat anders doen, of het nu gelukt is of niet. En na een
poosje probeer je het gewoon opnieuw. Je moet dit soort dingen niet gaan
forceren. Meestal lukt het op een gegeven moment wel. En als het niet
gaat, dan gaat het kennelijk niet. Als je op zo’n moment toch geforceerd
blijft proberen, dan neem je jezelf dubbel te pakken: je krijgt je positieve
zelfgevoel nog steeds niet naar boven en bovendien bezorg je jezelf ook
nog eens een mislukte oefening, wat meestal niet bevorderlijk is voor je
gevoel van eigenwaarde. Je kunt je er dan maar het beste bij neerleggen
dat het voorlopig even niet gaat.’

De cliënten worden gestimuleerd om de oefeningen, zodra ze die


enigszins onder de knie beginnen te krijgen, zo veel mogelijk in te
passen in hun dagelijkse activiteiten: tijdens de afwas, in de rij voor de
kassa, onder de douche, op de wc, als ze in bed liggen enzovoort.
Wanneer een bepaalde situatie eenmaal gemakkelijk kan worden op-
geroepen en men het bijbehorende positieve gevoel van eigenwaarde
eenvoudig kan activeren, worden cliënten gestimuleerd om te oefenen
met andere situaties waarin hun positieve eigenschappen onmisken-
70 COMET voor negatief zelfbeeld

baar naar voren kwamen. Dergelijke situaties zijn terug te vinden in


de thuiswerkoefening van stap 4 (verhaaltjes schrijven), maar kunnen
ook spontaan te binnen schieten of in een recent dagelijks voorval naar
voren zijn gekomen.
De vorderingen van alle tussenstappen van stap 5 (trouwens ook later
die van stap 6 en 7) worden bijgehouden op Registratieformulier 4 (zie
achterin dit boek).

6.7 Mogelijke complicaties tijdens sessie 3

De meest voorkomende complicatie in dit deel van de training is dat


sommige cliënten (denken dat ze) niet goed kunnen imagineren. De
therapeut volgt hier achtereenvolgens twee strategieën. In de eerste
tracht hij de cliënt de imaginatie beter te laten uitvoeren. De cliënt la-
ten handelen in zijn geïmagineerde situatie kan vaak helpen:

‘Hoe ver sta je van Maarten af ? Kun je wat dichter naar hem toe lopen?
En loop nu eens om hem heen. Wat zie je dan?’

Of men kan naar details vragen:

‘Wat voor kleur heeft die bank? En wat voor bekleding zit erop?’

Of de twee worden gecombineerd:

‘Ga eens met je hand over dat leer. Ga eens op die bank zitten.’

Wanneer de cliënt na deze ingrepen inderdaad wat beter uit de voeten


kan met imagineren, zoekt men de situatie op waar het in deze fase
van COMET om gaat:

‘Ga nu weer naar het punt dat je samen met Maarten die creditcard aan
het zoeken bent …’
6 Sessie 3, stap 5a en 5b: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: imaginatie en zelfspraak 71

Wanneer het imagineren toch moeilijk blijft voor de cliënt, neemt de


therapeut wat gas terug:

‘Mensen verschillen onderling in het vermogen om zich voorstellingen te


maken. Sommigen zijn er heel goed in, anderen krijgen het nooit voor
elkaar, en de meeste mensen zitten ergens tussen die twee uitersten in.
Ik ben er zelf, bijvoorbeeld, niet heel erg goed in. Maar heel belangrijk
is dat allemaal niet. Het gaat erom dat je leert meer oog te krijgen voor
je positieve kanten, niet alleen met je gezond verstand, maar ook met je
gevoel. Al die oefeningen: imaginatie, zelfspraak, maar ook lichaams-
houding, gezichtsuitdrukking en muziek, die later aan bod komen, zijn
hulpmiddelen om dat gevoel aan te spreken. Als jij dat gevoel te pakken
krijgt door, ik zeg maar wat raars, “poep” te zeggen, of met je vingers te
knippen of wat dan ook, dan moet je dat gewoon doen, en dan vergeten
we die imaginatie en al die andere dingen meteen. Het punt is natuurlijk
dat de meeste mensen, en dat geldt waarschijnlijk ook voor jou, niet
meteen in een positief zelfgevoel komen door “poep” te zeggen of met hun
vingers te knippen. Dan ga je dus wel gebruikmaken van die oefeningen,
waarvan is aangetoond dat ze kunnen helpen. Maar het blijven hulp-
middelen. En als ze niet helpen, omdat je bijvoorbeeld slecht kunt ima-
gineren, moet je ze niet gebruiken. Dan kun je je beter meer concentreren
op de zelfspraak en op de andere oefeningen die hierna aan bod komen:
houding, gelaatsuitdrukking en muziek.’

Een andere mogelijke complicatie kan zich hier of in een van de vol-
gende sessies voordoen, wanneer cliënten zich afvragen of het steeds
opnieuw activeren van positieve ervaringen er niet toe gaat leiden
dat die positieve ervaringen hun ‘kracht’ verliezen. De therapeut kan
hierop vanuit twee invalshoeken reageren. De eerste is van meer prin-
cipiële aard:

‘Ik kan mij die zorg voorstellen, maar hij is niet helemaal terecht. Mil-
joenen en miljoenen jaren evolutie hebben ervoor gezorgd dat we bepaal-
de dingen die belangrijk voor ons zijn, geloven totdat het tegendeel is
bewezen. Dat is ook logisch. Het zou raar zijn als de wetenschap dat elek-
trische kookplaten heet kunnen zijn en dat je er dus beter niet onzorgvul-
dig je hand op legt, na verloop van tijd wegzakt en dat je dus de kennis
over hete kookplaten voortdurend moet vernieuwen. Dat geldt ook voor
positieve persoonlijke eigenschappen. Betrouwbaarheid, eerlijkheid, in-
72 COMET voor negatief zelfbeeld

telligentie, volharding en humor blijven positieve menselijke eigenschap-


pen totdat het tegendeel is bewezen. Hetzelfde geldt voor gebeurtenissen
en situaties waarin die eigenschappen naar voren komen. Geleend geld
terugbetalen en afspraken nakomen blijven voorbeelden van betrouw-
baarheid, en een opleiding afronden terwijl je daarnaast ook nog werkt
en twee kinderen moet opvoeden, blijft een voorbeeld van doorzettings-
vermogen. We komen het dan ook zelden tegen dat cliënten zich tijdens
COMET op een bepaald moment als doorzetter zijn gaan beschouwen en
dat ze na een poosje doorzetten niet meer als een belangrijke persoonlijke
kwaliteit ervaren, omdat ze eraan gewend zijn geraakt om steeds maar
weer situaties op te roepen waarin zij volharding hebben getoond. Wat
soms wel gebeurt is dat een bepaald voorbeeld van ‘doorzetten’ na verloop
van tijd niet meer als voldoende wordt ervaren om zichzelf als een door-
zetter te blijven beschouwen. Cliënten zeggen dan soms: “ja, dat was op
dat moment misschien wel zo, maar er zijn genoeg momenten waarop ik
helemaal niet zo’n doorzetter was.”

Op dat moment kiest de therapeut voor de meer praktische tweede


invalshoek:

‘Het is in die gevallen van belang om ook andere voorbeelden waarin


volharding (of intelligentie, of betrouwbaarheid, of humor) als
persoonlijke eigenschap naar voren is gekomen bij de oefeningen te
betrekken.’

De cliënt wordt dus gestimuleerd om ook nog andere positieve situa-


ties rondom volharding te imagineren.
Zoals op meer momenten tijdens COMET, kan ook hier gemakkelijk
een discussie ontstaan over de rationale. Het is goed om dan (zoals
steeds) voor ogen te houden dat die rationale niet is dat cliënten tijdens
COMET leren om zichzelf voortdurend geweldig te gaan vinden. Cli-
enten leren in COMET wel om meer oog te krijgen voor reëel bestaande
positieve persoonlijke eigenschappen en kenmerken en om die posi-
tieve eigenschappen en kenmerken meer te betrekken bij hun globale
zelfwaardering.
7 Sessie 4, stap 5c: emotioneel
versterken van tegenvoorbeelden:
motoriek (lichaamshouding en
gelaatsuitdrukking)

7.1 Inleiding

In deze vierde sessie wordt de volgende tussenstap gekoppeld aan de


eerste. Aan de imaginatie en zelfspraak wordt nu de motoriek, de li-
chaamshouding en gelaatsuitdrukking, toegevoegd.
De manier waarop deze procedures worden uitgevoerd is min of meer
identiek aan de wijze waarop dat gebeurde met imaginatie en zelf-
spraak. Het is dan ook nuttig om voor de toepassing in groepsverband
nog eens 6.3 door te nemen. Bij lichaamshouding en gelaatsuitdruk-
king, en trouwens ook bij de resterende stappen van COMET, gaat het
ongeveer op dezelfde manier.

Tabel 11 Opbouw vierde COMET-bijeenkomst


Thuiswerk van sessie 3 bespreken
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 5b

x Imaginatie en zelfspraak m.b.t. positieve eigenschappen in actie (Registratieformu-

lier 4)
x Focussen op positieve beleving

Emotioneel versterken tegenvoorbeelden: imaginatie, zelfspraak en motoriek


x Uitleg techniek

x Demonstratie met cliënt

x Oefening met de gehele groep

Opgeven thuiswerk
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 5d

x Imagineren positieve eigenschappen en positieve zelfspraak, in combinatie met

motoriek: dagelijks 6 keer gedurende 5 minuten (Registratieformulier 4)


x Muziek kiezen die positieve zelfwaardering ondersteunt, op een mp3-speler zetten

en de volgende keer meenemen

Tabel 12 Mogelijke complicaties tijdens vierde COMET-bijeenkomst


Cliënten schamen zich om motoriekoefening in de groep te doen

Gekozen positieve houding ondersteunt weliswaar een positief gevoel, maar niet zozeer
een positief zelfbeeld
Gekozen positieve houding vertoont inhoudelijke discrepantie met nagestreefd positief
zelfbeeld

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_7, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
74 COMET voor negatief zelfbeeld

7.2 Lichaamshouding en gelaatsuitdrukking

De introductie van dit onderdeel sluit weer aan op de bespreking van


het thuiswerk. Er wordt bij stilgestaan in hoeverre de cliënten erin zijn
geslaagd om met behulp van imaginatie en positieve zelfspraak posi-
tieve zelfwaardering te activeren. Cliënten die moeite hebben gehad
met de uitvoering worden geholpen om de oefeningen alsnog goed en
succesvol uit te voeren. Daartoe wordt uitleg gegeven, maar veel liever
nog wordt de oefening met de betreffende cliënt meteen voor de groep
gedaan. COMET is meer een doetherapie dan een praattherapie:

‘Vertel eerst eens hoe je hebt geprobeerd om de oefening te doen. Waar


ging het goed en waar ging het mis? Oké, laten we op dat punt proberen
verder te gaan. Doe je ogen maar weer dicht en ga weer naar die situatie
toe. Zie je het voor je ...?’

Aansluitend op het bespreken van het thuiswerk wordt de volgende


tussenstap in stap 5 gezet: lichaamshouding en gelaatsuitdrukking.
De opbouw is weer zoals in 6.4. Op enigszins suggestieve, demonstra-
tieve wijze wordt het uitgangspunt geponeerd: ‘lichaamshouding en
gelaatsuitdrukking beïnvloeden de emotionele lading van een herin-
nering’ (1); aan de cliënten wordt gevraagd of zij dit herkennen (2);
waar dat het geval is wordt gevraagd naar persoonlijke ervaringen en
voorbeelden op dit gebied (3); om vervolgens dat uitgangspunt toe te
passen bij het versterken van de zelfwaardering (4).

‘Stel dat ik zeg: “ik ben best oké” (de therapeut is gaan staan, laat
zijn schouders en armen hangen, zijn gezicht uitzakken, slaat
zijn ogen neer en kromt zijn rug; hij staat er als een zoutzak bij).
Of ik zeg: “ik ben best oké” (de therapeut recht zijn rug, kijkt ieder-
een in de ogen, balt zijn vuisten: hij staat erbij als een krachtige,
zelfverzekerde persoon). Wanneer zou ik mij sterker voelen? Waarom
denk je dat? Heb je daar zelf ook ervaring mee? Hebben anderen daar
ook ervaring mee? Dat het voor je gevoel uitmaakt hoe je kijkt en hoe je
lichaamshouding is? Mooi, want lichaamshouding en gelaatsuitdruk-
king zijn de volgende elementen die we gaan gebruiken om je positieve
7 Sessie 4, stap 5c: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden 75

eigenschappen emotioneel te versterken en daardoor meer vooraan in je


geheugen te krijgen.’

De verdere procedure is ook bekend uit 6.3: een van de cliënten wordt
als demonstratiecliënt gebruikt; er volgt een rondje evaluatie, com-
mentaar en feedback; daarna wordt bij de rest van de groep geïnventa-
riseerd met welke situaties zij gaan oefenen; dan volgt een groepsoe-
fening, waarna er wordt afgesloten met opnieuw een rondje evaluatie,
commentaar en feedback.
In de demonstratie en oefeningen kan op twee manieren naar de juiste
houding en gelaatsuitdrukking worden gezocht. Meestal is de benade-
ring algemeen:

‘Hoe zit (of staat) iemand erbij die zelfvertrouwen heeft, die tevreden is
met zichzelf ? En hoe staat zijn gezicht, hoe kijkt hij erbij? Rechtop, voe-
ten naast elkaar, hoofd recht, ontspannen schouders. Probeer het maar
eens. Wat voelt voor jou prettig, wat geeft jou vertrouwen?’

De andere benadering is vanuit de imaginatie. Als de situatie als van-


zelf gepaard gaat met een specifieke lichaamshouding of gelaatsuit-
drukking, kunnen die houding en uitdrukking in de imaginatie wor-
den geïncorporeerd:

‘Oké, je bent je zoontje aan het voorlezen. Hij zit bij je op schoot en jij
leest op rustige toon het verhaaltje voor. Ga erbij zitten alsof je zoontje bij
je op schoot zit en houd je hoofd alsof je aan het voorlezen bent. Je bent
hem aan het voorlezen, en je bent een betrouwbaar persoon. Een rots in
de branding voor je vrienden en geliefden. Denk aan je voorleeshouding
en blijf in je voorstelling: je leest je zoontje voor. Je bent als een rots.’

Zoals altijd zijn de belangrijkste evaluatiepunten: 1) lukte het om de


juiste houding en gelaatsuitdrukking aan te nemen tijdens de imagi-
natie en zelfspraak, en 2) hielpen die houding en uitdrukking om het
positieve zelfgevoel te versterken?
76 COMET voor negatief zelfbeeld

Daarna wordt ook deze oefening aan het thuiswerk toegevoegd (zie
7.4). Cliënten oefenen nu dus met imaginatie, zelfspraak, en li-
chaamshouding en gelaatsuitdrukking.

7.3 Thuiswerk: imaginatie en zelfspraak met betrekking


tot positieve eigenschappen in combinatie met
lichaamshouding en gelaatsuitdrukking

Het werkboek voor de cliënt wordt gelezen t/m stap 5d.


Zoals steeds bij de stappen 5, 6 en 7 adviseert de therapeut ook nu om
ongeveer een half uur per dag aan dat thuiswerk te besteden (meer is
beter), verdeeld over zes periodes van telkens vijf minuten:

‘Je roept je positieve imaginatie en zelfspraak op, precies zoals je dat de


afgelopen week hebt gedaan, maar nu combineer je dat met je houding
en gezichtsuitdrukking. Je doet dat weer een keer of zes per dag gedurende
telkens een minuut of vijf. In die vijf minuten doe je de oefening een paar
keer. Het gaat er nog steeds om dat jullie wereldkampioen ‘oproepen posi-
tief zelfgevoel’ worden.’

Vanaf deze tussenstap in sessie 4 moeten de cliënten in voorbereiding


op de volgende sessies van COMET enkele praktische zaken regelen
ter voorbereiding op het gebruik van muziek, dat vanaf 5d onderdeel
van COMET wordt. Het gaat om de volgende voorbereidingen:

‘Ook van muziek is bekend dat het stemming en emotie kan beïnvloe-
den. We hebben het idee, en onze ervaringen met COMET lijken dat idee
te ondersteunen, dat ook muziek een bijdrage kan leveren om ideeën
over je eigen positieve eigenschappen te ondersteunen. We gaan dat de
volgende keer doen, en dan zal ik er ook wat meer over zeggen. Wie er
heel nieuwsgierig naar is, kan natuurlijk nu al in het werkboek voor de
cliënt lezen wat dan precies de bedoeling is. Dat we er volgende week mee
gaan oefenen betekent drie dingen. Ten eerste moet iedereen de volgende
keer muziek bij zich hebben die voor hem of haar kan helpen om de zelf-
waardering te versterken. Ten tweede moet iedereen ‘geïndividualiseerde
afspeelapparatuur’ bij zich hebben, een mp3-speler of een discman of iets
dergelijks. Ten derde moet iedereen een fragment van de muziek klaar
hebben gezet dat geacht wordt het best te werken op het zelfbeeld. Je moet
je voorstellen dat de oefeningen die je hier gaat doen maar één of twee
7 Sessie 4, stap 5c: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden 77

minuten duren. Dan is het natuurlijk niet heel handig als je eerst door
een lang intro heen moet voordat je aankomt bij het gedeelte waar het je
vooral om gaat.’

De vorderingen worden bijgehouden op Registratieformulier 4 (zie


bijlagen achterin dit boek).

7.4 Mogelijke complicaties tijdens sessie 4

Verlegenheid en gêne belemmeren met enige regelmaat cliënten om


zowel tijdens de sessies als tijdens het thuiswerk lichaamshouding en
gelaatsuitdrukking adequaat te gebruiken. Ze schamen zich er soms
voor om allerlei voor hen rare en ongebruikelijke houdingen aan te
nemen. Dat is jammer, want de motoriek wordt doorgaans beschouwd
als het element dat het meest rechtstreeks met emotie is verbonden.
Emotie is immers allereerst een gedragsturend programma (Lang,
Bradley & Cuthbert, 1997). Wie zijn motoriek tijdens COMET zo laag
inzet dat omstanders niet of nauwelijks zien dat er iets is veranderd
in de houding of uitdrukking van de cliënt, zal vaak niet of nauwelijks
profiteren van de toepassing van lichaamshouding en gelaatsuitdruk-
king. De therapeut kan verschillende maatregelen nemen om dit risico
tegen te gaan. De eerste maatregel begint eigenlijk al bij de introductie
van de substap. Als de therapeut bij het voorbereiden van de oefening
met de ‘demonstratiecliënt’ kort zelf laat zien hoe houding en ge-
zichtsuitdrukking worden ingezet, kiest hij voor een tamelijk forse,
enigszins onverwachte inzet:

‘(Therapeut is gaan staan) Jullie denken nu natuurlijk: “waarom gaat


die man er opeens bij staan.’’ Dat is omdat ik iets wil laten zien. Ik weet
niet wie van jullie wel eens over de boulevard van Scheveningen fietst of
loopt. Dan kun je daar het standbeeld zien van het Scheveningse Vissers-
vrouwtje, dat is ontworpen door Gerard Bakker. Ik kwam er pas recente-
lijk achter dat het om een gedenkteken gaat voor verdronken zeelui, maar
ook nu ik dat weet, blijft mijn eerste indruk overeind, namelijk dat het
hier om een trotse, sterke vrouw gaat. Ze staat rechtop en kijkt met gehe-
ven hoofd, met haar hoofd in de wind, in uit over zee (therapeut neemt
die houding aan), haar handen gevouwen voor haar buik. Een mooi
beeld, van een trotse, sterke vrouw. Als je er zo bij staat (therapeut staat
er nog steeds zo bij), moet je je bijna wel sterk voelen.’
78 COMET voor negatief zelfbeeld

De therapeut gebruikt dit voorbeeld om te laten zien dat motoriek een


belangrijke aanjager is van emotie en dat je die dus fors moet inzetten.
Men hoeft zich daarbij niet te beperken tot houdingen die uitsluitend
zittend kunnen worden uitgevoerd. Aansluitend bij deze introductie
kan, ook tijdens de feedback op de demonstratiecliënt bij dit onder-
deel of op de cliënten na de groepsoefening, het stevig inzetten van
motoriek worden benadrukt:

‘Het ziet er allemaal misschien een beetje theatraal uit, en eerlijk gezegd
is het dat ook wel, maar je moet het zien als een oefening waar je beter
van wordt. Het rekken en strekken van joggers is op een bepaalde ma-
nier ook theatraal en het voorproeven van de wijn in een restaurant is
dat ook. Niet te veel van aantrekken dus en gewoon maar doen, is mijn
advies.’

Een andere mogelijke complicatie heeft betrekking op het al eerder


(4.5) gesignaleerde en ook later (8.4) nog te signaleren onderscheid
tussen een ‘lekker gevoel’ en een ‘positief zelfgevoel’. Vooral wanneer
wordt gekozen voor ontspanning als meest dominante kenmerk van
de positieve houding, is het risico relatief groot dat ‘slechts’ een lekker
gevoel wordt ondersteund. De beste reactie bestaat weer uit uitleg en
kritische discussie:

‘Je lekker voelen is belangrijk, en het is goed wanneer mensen in staat


zijn zichzelf een lekker gevoel te bezorgen. Door iets te doen wat ze leuk
vinden, door leuke contacten te hebben, naar lekkere muziek te luisteren
en door lekker te eten en te drinken. Zeer belangrijk, maar dat is niet
waar het om gaat in COMET. Daar moet je trachten een positief zelfge-
voel te versterken. Dat is iets anders dan ‘je lekker voelen’. Kunnen jullie
dat volgen? Laten we dus eens zien welke houding en welke gelaatsuit-
drukking dat positieve zelfgevoel het beste ondersteunen.’

De laatste mogelijke complicatie die we hier willen noemen is de dis-


crepantie die kan ontstaan tussen de gekozen houding en het zelfbeeld
dat moet worden versterkt. Stel dat het negatieve zelfbeeld ‘slapjanus’
moet worden gecorrigeerd door herinneringen en beelden van ‘kracht-
dadigheid’, dan zal een ‘actieve’ positieve lichaamshouding en gelaats-
uitdrukking waarschijnlijk meer congruent zijn met die krachtdadig-
7 Sessie 4, stap 5c: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden 79

heid dan een meer ontspannen en relaxte houding. Ook hier zijn uitleg
en kritische discussie weer de meest aangewezen middelen om de best
passende houding en gelaatsuitdrukking te vinden:

‘Doel van al deze oefeningen is dus om de emotionele betekenis, de emoti-


onele lading van positieve opvattingen over je eigenwaarde te versterken.
Jij, Pierre, weet met je gezond verstand dat je veel meer een standvastig
persoon bent dan de slappeling waarvoor je jezelf zo vaak uitmaakt.
Jij zult niet snel met de grote meute meegaan, omdat iedereen dat nu
eenmaal doet. Jij blijft je eigen visie en eigen mening trouw, totdat je
eventueel van het foutieve daarvan bent overtuigd. Meestal tenminste.
Nu wil ik je iets vragen, en het is misschien een leuk idee als iedereen
meedoet. Neem nu eens een ontspannen houding aan: schouders losjes
laten hangen, gezicht los, armen langs je lijf. Lekker los en ontspannen.
Mooi. Ga na wat voor gevoel dit je geeft. Nu wat anders. Neem nu eens
een krachtige houding aan. Rug recht, hoofd rechtop, blik naar voren.
Borst een beetje naar voren, lichte spanning op de armen. Mooi. Ga op-
nieuw na welk gevoel deze houding ondersteunt. Nu is mijn vraag: wat
voelt vooral als een krachtdadige persoonlijkheid en wat voelt meer als
lekker relaxt?’
Sessie 5, stap 5d: emotioneel 8
versterken van tegenvoorbeelden:
muziek

8.1 Inleiding

In deze vijfde sessie wordt de volgende en laatste tussenstap van stap


5 gekoppeld aan de beide voorgaande. Aan de imaginatie, zelfspraak,
lichaamshouding en gelaatsuitdrukking wordt nu muziek toegevoegd.
Zoals gezegd is de procedure vergelijkbaar met die in beide vooraf-
gaande tussenstappen en kan voor de toepassing in groepsverband
opnieuw 6.3 worden geraadpleegd.

Tabel 13 Opbouw vijfde COMET-bijeenkomst


Thuiswerk van sessie 4 bespreken
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 5d

x Imaginatie en zelfspraak m.b.t. positieve eigenschappen in actie in combinatie met

motoriek (Registratieformulier 4)
x Focussen op positieve beleving

Emotioneel versterken tegenvoorbeelden: imaginatie, zelfspraak, motoriek en muziek


x Uitleg techniek

x Demonstratie met cliënt

x Oefening met de gehele groep

Opgeven thuiswerk
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 6

x Imagineren positieve eigenschappen en positieve zelfspraak in combinatie met

motoriek en muziek: dagelijks 6 keer gedurende 5 minuten (Registratieformulier 4)


x Situaties kiezen en registreren die doorgaans (onterechte) negatieve zelfwaardering

activeren (Registratieformulier 5)
x Muziek die positieve zelfwaardering ondersteunt op mp3-speler meenemen

Tabel 14 Mogelijke complicaties tijdens vijfde COMET-bijeenkomst


Muziek geeft vooral een ‘lekker’ gevoel en geen positief zelfgevoel

Muziek leidt af van het positieve zelfgevoel

Gekozen muziek vertoont inhoudelijke discrepantie met nagestreefd positief zelfbeeld

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_8, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
8 Sessie 5, stap 5d: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: muziek 81

8.2 Muziek

Eerst wordt in de thuiswerkbespreking weer nagegaan hoe de vorige


tussenstap is verlopen. Daarna volgt de introductie van het nieuwe
onderdeel, de toevoeging van muziek. Ook hier is weer de opbouw de-
zelfde die eerder werd besproken in 6.4 en 7.2.

‘Wie is gevoelig voor muziek? Vertel er eens wat over. Waaruit blijkt die
gevoeligheid? Kent iemand ook de ervaring dat je jezelf sterker gaat voe-
len bij bepaalde muziek? Bij welke muziek heb jij dat? ... En jij?’

Het kenmerkende van het onderdeel muziek is dat de cliënten allemaal


een muziekfragment van minimaal enkele minuten hebben klaargezet
op een mp3-speler of een andere geluidsdrager, en dat zij dat ieder
voor zich via koptelefoon of oordopjes gaan afspelen tijdens hun ima-
ginatie, zelfspraak, en lichaamshouding en gelaatsuitdrukking. Het
gaat als volgt, zowel bij de ‘demonstratiecliënt’ als bij de oefening met
de hele groep:

‘Klaar? Zet je muziek aan. Terwijl de muziek speelt, roep je je positieve


situatie op en de positieve zelfspraak. Tegelijk neem je ook de lichaams-
houding en de gelaatsuitdrukking aan die het positieve zelfgevoel onder-
steunen. Concentreer je op die dingen: de muziek, de beelden, de houding
en de zelfspraak. Je bent goed genoeg zoals je bent. Probeer je dat gevoel
eigen te maken. Je bent oké en mag er zijn.’

De nabespreking richt zich weer op de bekende twee facetten: lukte


het om de technieken uit de tussenstappen allemaal tegelijk in actie te
laten komen en lukte het om het positieve zelfgevoel met behulp daar-
van te ervaren. Waar dat niet of niet optimaal lukte, wordt advies gege-
ven en zo mogelijk worden extra oefeningen gedaan om het gewenste
effect alsnog te realiseren.
82 COMET voor negatief zelfbeeld

8.3 Thuiswerk: imaginatie en zelfspraak met betrekking


tot positieve eigenschappen in combinatie met
lichaamshouding en gelaatsuitdrukking, en muziek

Het werkboek voor de cliënt wordt gelezen t/m stap 6. Omdat als
voorbereiding op stap 6 een lijst met triggers moet worden opgesteld
en meegenomen, moet stap 6 vooraf worden gelezen (zie hieronder).
Zoals steeds bij de stappen 5 en 6 wordt ook nu geadviseerd om onge-
veer een half uur per dag aan het thuiswerk te besteden (meer is beter),
verdeeld over zes periodes van telkens vijf minuten:

‘Je roept je positieve imaginatie en zelfspraak op, precies zoals je dat de


afgelopen week hebt gedaan, in combinatie met je houding en gezichts-
uitdrukking, maar nu voeg je er ook de muziek aan toe. Thuis kun je dat
desgewenst natuurlijk ook via je normale geluidsinstallatie doen, als je
dat prettiger vindt dan een koptelefoon. Je doet dat weer een keer of zes
per dag gedurende telkens een minuut of vijf. In die vijf minuten pro-
beer je de oefening telkens een paar keer te doen. Probeer ook geregeld de
oefening te doen tijdens gewone dagelijkse activiteiten: op de wc, onder
de douche, tijdens de afwas, in de file, voor de kassa, tijdens een verga-
dering enzovoort. Wereldkampioen ‘oproepen positief zelfgevoel’ worden,
dat is nog steeds waar het om gaat in deze fase van COMET.’

Ter voorbereiding op de twee laatste stappen (6 en 7) van COMET voor


lage zelfwaardering moeten cliënten als extra thuiswerk een inventari-
satie maken van situaties waarin doorgaans negatieve zelfbeoordelin-
gen worden geactiveerd:

‘We hebben het inmiddels zo veel over jullie positieve kanten gehad, dat
je bijna zou vergeten dat er ook nog zoiets bestaat als een negatief zelf-
beeld. Toch gaan we het, zoals ook al was aangekondigd aan het begin
van COMET, tijdens de volgende twee bijeenkomsten weer wat meer
daarover hebben. Om er op een goede manier verder mee aan de slag te
kunnen, moeten we weten welke situaties bij jullie over het algemeen
overdreven, niet-passende negatieve ideeën over je eigenwaarde oproepen.
Dat kunnen bepaalde gebeurtenissen zijn, zoals fouten maken, kritiek
krijgen, confrontaties met mensen die succesvoller lijken te zijn dan jij
bent, of genegeerd worden, maar ook bepaalde negatieve gedachten en
herinneringen, of een bepaald muziekje of een bepaalde geur kunnen
8 Sessie 5, stap 5d: emotioneel versterken van tegenvoorbeelden: muziek 83

zulke negatieve zelfopinies activeren. Aan jullie de vraag om thuis te


bedenken welke situaties dat zijn en om die aansluitend te noteren. Re-
gistratieformulier 5 in het werkboek voor de cliënt is daarvoor bedoeld.
Het is handig als je een paar relatief gemakkelijke situaties bedenkt en
een aantal die wat moeilijker zijn. Dan heb je tenminste afwisselend
oefenmateriaal.’

Deze triggers worden genoteerd op Registratieformulier 5.


Het is goed de cliënten er bij het opgeven van nieuw thuiswerk op te
wijzen dat muziek ook bij de laatste twee sessies van COMET een rol
speelt en dat de mp3-speler dus ook de volgende keren moet worden
meegenomen, evenals de gekozen positieve muziek.
De vorderingen worden bijgehouden op Registratieformulier 4 (zie de
bijlagen achterin dit boek).

8.4 Mogelijke complicaties tijdens sessie 5

Er zijn drie moeilijkheden die vooral bij muziek aan de orde kun-
nen zijn. Een lastig punt dat bij muziek eerder aan de orde is dan bij
imaginatie en bij houding en gelaatsuitdrukking (waar iets dergelijks
overigens toch al ter sprake kwam) heeft te maken met de keuze voor
muziek die een ‘lekker gevoel’ geeft, in tegenstelling tot muziek die
het positieve zelfbeeld versterkt. Bij COMET mag muziek wel een ‘lek-
ker gevoel’ geven, als het maar via een verhoging van de zelfwaarde-
ring gaat. De muziek moet de cliënt dus helpen om zich beter te voelen
over zichzelf. Het is dikwijls lastig om dat onderscheid op praktisch
niveau (welke muziek gaat men nu precies kiezen) te maken. Er moet
dan ook voor worden opgepast om hiermee al te lang en al te subtiel
bezig te zijn. Het is wel belangrijk om even bij het onderscheid stil te
staan, omdat cliënten het onderscheid ‘intuïtief ’ vaak wel snappen en
het soms ook kunnen gebruiken bij hun muziekkeuze:

‘Laat ik mijzelf als voorbeeld nemen. Veel popmuziek vind ik leuk en lek-
ker om naar te luisteren. Ik heb echter zelden het gevoel dat die muziek
iets persoonlijks bij mij raakt, laat staan een licht werpt op positieve per-
soonlijke aspecten. Soms is dat wel zo, maar meestal niet. Althans niet
bij mij. Ik heb dat bijvoorbeeld veel meer bij allerlei Argentijnse tango’s
of bij salsa, al is het bij die laatste muziek toch weer vooral ‘het lekkere’
dat mij raakt. Maar zo’n tango maakt allerlei ‘diepere’ gevoelens bij mij
84 COMET voor negatief zelfbeeld

wakker. Ik zou dus als ik op jullie stoel zou zitten waarschijnlijk voor
een tango kiezen. Herkent iemand van jullie een beetje wat ik probeer te
zeggen?’

Daarnaast moet nog een ander potentieel probleem worden genoemd


dat zich rondom de toepassing van muziek kan afspelen. Sommige cli-
enten worden afgeleid door de muziek. In plaats van hun focus op de
geïmagineerde en met zelfspraak en motoriek ondersteunde positieve
eigenschappen te vergroten, leidt de muziek daar soms juist van af. De
cliënt concentreert zich in die gevallen onwillekeurig op de muziek en
niet op het positieve zelfbeeld. In die gevallen kan men eerst proberen
voor andere, minder aandacht opeisende muziek te kiezen. Als dat
onvoldoende baat biedt, kan men net als bij bijvoorbeeld niet-slagende
imaginatie (zie 6.6 en 6.7) de muziek achterwege laten.
Ten slotte bestaat evenals bij motoriek (en in mindere mate trouwens
ook bij imaginatie en zelfspraak) de mogelijkheid dat de muziek dis-
crepantie vertoont met het gezochte positieve zelfbeeld. Wie als po-
sitieve eigenschap ‘geïnteresseerd zijn’, ‘open staan voor anderen’ of
‘belangstellend zijn’ met muziek wil ondersteunen, kan waarschijnlijk
beter niet kiezen voor powermuziek zoals die van Rammstein of The
Ramones, maar zal liever een lied van Schubert nemen of een nummer
van Randy Newman. Zoals eerder besproken zijn uitleg en discussie
de beste manieren om deze mogelijke complicatie het hoofd te bieden
(7.4).
9 Sessie 6, stap 6:
contraconditionering 1: immuun
maken

9.1 Inleiding

Pas in deze en de volgende sessie van COMET wordt weer enige expli-
ciete aandacht besteed aan de negatieve zelfwaardering van de cliënt.
Dat is wanneer de contraconditionering in twee verschillende stappen
(6 en 7) wordt geïntroduceerd. In die twee stappen worden op twee,
onderling enigszins verschillende manieren de inmiddels opgebouw-
de en versterkte gevoelens van eigenwaarde gekoppeld aan situaties
die bij de cliënt tot dan toe doorgaans lage zelfwaardering hebben
geactiveerd. Met behulp van contraconditionering wordt getracht om
nieuwe associaties te leggen tussen deze triggers voor lage zelfwaar-
dering en de tegenovergestelde zelfbeoordeling, het in de voorgaande
sessies opgebouwde positieve zelfbeeld. Contraconditionering bor-
duurt daarbij voort op en sluit aan bij de voorafgaande stappen. Bij de
eerste toepassing van contraconditionering, die hier in stap 6 wordt
besproken, gaat het om wat ‘immuun maken’ kan worden genoemd.
Er wordt mee bedoeld dat de triggers tijdens de procedure min of
meer ongevoelig worden gemaakt voor de negatieve associaties. In
termen van geheugen-retrieval-competitie, wordt de associatie tussen
trigger en een positief zelfbeeld versterkt, hetgeen ten koste gaat van
de oorspronkelijke associatieve sterkte tussen trigger en een negatief
zelfbeeld.

9.2 Contraconditionering: immuun maken

Zoals steeds begint ook sessie 6 met het bespreken van het thuiswerk.
Nadat de vorderingen zijn besproken met de laatste tussenstap in het
competitiever maken van het positieve zelfbeeld, wordt stilgestaan
bij de inventarisatie van triggers voor een negatief zelfbeeld: welke
situaties en gebeurtenissen activeren disfunctionele negatieve zelfbe-
oordelingen? Aansluitend wordt de nieuwe stap 6 doorgenomen en
geoefend. De introductie van deze procedure is weer vergelijkbaar met
die in stap 5. Er wordt een aansprekende toelichting gegeven:

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_9, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
86 COMET voor negatief zelfbeeld

Tabel 15 Opbouw zesde COMET-bijeenkomst


Thuiswerk van sessie 5 bespreken
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 6

x Keuze triggers voor negatieve zelfwaardering (Registratieformulier 5)

x Imaginatie en zelfspraak m.b.t. positieve eigenschappen in actie in combinatie met

motoriek en muziek (Registratieformulier 4)


x Focussen op positieve beleving

Contraconditionering 1: immuun maken


x Uitleg techniek

x Demonstratie met cliënt

x Oefening met de gehele groep

Opgeven thuiswerk
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 6 (herhaling)

x Contraconditioneren 1: immuun maken dagelijks 6 keer gedurende 5 minuten

(Registratieformulier 4)
x Situaties kiezen en registreren die doorgaans (onterechte) negatieve zelfwaardering

activeren (Registratieformulier 5)
x Muziek die positieve zelfwaardering ondersteunt op mp3-speler meenemen

Tabel 16 Mogelijke complicaties tijdens zesde COMET-bijeenkomst


Het negatieve gevoel ten gevolge van de trigger overheerst het opgebouwde positieve
zelfbeeld
In situaties waarin men ook ‘objectief’ heeft gefaald, gaat de positieve zelfwaardering
geheel verloren
‘Ingevlochten’ positieve elementen in de imaginatie blijven voor de cliënt ongeloofwaar-
dig

‘Even iets raars. Stel dat ik tegen jou zeg: “mijnheer, u bent een neger”,
wat zou je dan denken? (De therapeut richt zich tot een blanke vrou-
welijke cliënt). Dan (de vrouw lacht verbaasd) begin je verbaasd te
lachen. Waarom? Omdat er niks van klopt, natuurlijk. Je bent geen man
en je bent ook geen neger. Dus ik maak gewoon een rare opmerking, die
niets met jou te maken heeft. Er is geen moment dat je gaat twijfelen of
onzeker wordt: “Ben ik wel echt een vrouw? Weet ik wel heel zeker dat ik
niet zwart ben?” Je weet immers heel goed dat je vrouw en blank bent.
Mijn rare opmerking staat mijlenver van je af en heeft niets met jou
persoonlijk te maken. Normaal gesproken is het zo vanzelfsprekend dat
vrouwen zich als vrouw ervaren en mannen als man, en dat een blanke
zich een blanke voelt en een neger een neger. Je staat er niet bij stil dat het
wel eens anders zou kunnen zijn. Ik ben 1,75 m lang. Het komt niet bij
mij op dat ik wel eens 2,14 m zou kunnen zijn. Zo ben ik gewoon niet.
Dat is misschien iets voor andere mensen, maar niet voor mij. Maar het
wordt een heel ander verhaal wanneer ik tegen je zeg, of beter nog wan-
9 Sessie 6, stap 6: contraconditionering 1: immuun maken 87

neer jij tegen jezelf zegt, dat je een ongelooflijke sukkel bent die nergens
voor deugt. Dan is er opeens wel twijfel. Dan heb je goede kans dat je
opeens wel gaat denken dat het misschien klopt: “zie je wel, misschien
ben ik toch wel een sukkel.” In de volgende stap van de training helpen
we jullie om opmerkingen, maar ook andere situaties, gedachten, gevoe-
lens en herinneringen die je negatieve zelfwaardering raken, net zo raar
en niet van toepassing te gaan vinden als de uitspraak tegen een blanke
vrouw: “mijnheer, u bent een neger.” Dat zal natuurlijk nooit helemaal
zo lukken, maar het gaat even om het idee. Allerlei situaties waarin je nu
(ten onrechte, dat moet er natuurlijk wel steeds bij worden gezegd) ernstig
gaat twijfelen aan je eigen capaciteiten moeten net zo betekenisloos wor-
den, voor je gevoel voor eigenwaarde, als de uitspraak “mijnheer, u bent
een neger” voor je identificatie met sekse en huidskleur. We gaan proberen
jullie voor die triggers immuun te maken!’

Na enige verdere discussie over het idee van immuun maken wordt het
oefenformat uit 6.3 weer ingezet. De therapeut doet, terwijl hij uitlegt
wat de bedoeling is, alvast kort de oefening voor en benadert dan een
demonstratiecliënt:

‘Ach, Ernst, misschien dat jij weer even wilt dienstdoen als proefkonijn?’

De oefening gaat als volgt. Eerst roept de cliënt zijn positieve zelfge-
voel op. Dat moet nu niet veel moeite meer kosten, omdat daarmee de
afgelopen weken intensief is geoefend. Hij gebruikt daarvoor, evenals
gedurende de laatste thuiswerkperiode, imaginatie, zelfspraak, moto-
riek (lichaamshouding en gelaatsuitdrukking) en muziek.

‘Ernst, ga je gang. Zeg maar wanneer je het goede gevoel te pakken hebt.’

Zodra dit het geval is, verandert de cliënt het beeld, terwijl motoriek,
zelfspraak en muziek hetzelfde blijven. Het positieve beeld wordt
vervangen door de vooraf afgesproken trigger voor het negatieve
zelfbeeld:
88 COMET voor negatief zelfbeeld

‘Oké, nu blijf je je houding en je gelaatsuitdrukking vasthouden. Je blijft


naar je muziek luisteren, en je blijft voor ogen houden dat je een trouwe
vriend bent en dat jij weet wat echte vriendschap inhoudt. Maar het
beeld van dat parkeerterrein en die creditcard van Maarten ga je loslaten
en vervangen. Daarvoor in de plaats zet je het beeld van je zogenaamde
machocollega’s op kantoor, die allemaal flauwe grappen maken. Maar je
blijft in je positieve gevoel zitten. Zij maken flauwe machograppen, maar
jij bent oké; jij bent een trouwe vriend, en jij weet wat echte vriendschap
betekent. Blijf die twee dingen combineren: flauwe grappen makende
machocollega’s en iemand ( jij dus) die weet wat echt belangrijk is in het
leven: echte vriendschap. Ook op momenten dat de flauwe grappen op jou
worden gericht: “Ernst, in het weekend zeker weer heftig met je postzegels
in de weer geweest?” Maak er een uitspraak als “mijnheer, u bent een
neger” van. Het zegt niets over jouw persoonlijke waarde. Combineer dat
beeld van grappenmakende, pestende collega’s met de kennis dat je een
waardevol mens bent. Een trouwe vriend die weet wat echte vriendschap
betekent.’

Zowel de demonstratiecliënt als aansluitend de overige groepsleden


vinden het vaak lastig om al meteen een positief of in ieder geval neu-
traal zelfgevoel vast te houden in confrontatie met de imaginatie van
situaties die de eigenwaarde ondermijnen. De therapeut is daar alert
op en geeft zo nodig passende instructies:

‘Ernst, denk aan je houding. Blijf rechtop staan, houd je hoofd overeind.
Jij bent een trouwe vriend. Probeer het nog iets steviger te doen. Naar
achteren die schouders en naar voren die borst. En blijf goed naar je mu-
ziek luisteren. Kom op. Liever te overdreven dan te ingetogen. “Mijnheer,
u bent een neger.” Laat die quasimacho’s het bekijken. Jij bent tenminste
een trouwe vriend. Je bent heus niet minder dan die flauwe grappenma-
kers. Rechtop, schouders recht, hoofd naar voren, luister naar je muziek.
Je bent een trouwe vriend. En intussen zie je je collega’s. En weet je dat
ze flauwe grappen maken. En je probeert er niet door te worden geraakt.
Voor jou gelden andere waarden. Vriendschap, bijvoorbeeld.’

Wanneer de negatieve zelfwaardering tijdens de contraconditionering


te zeer de overhand krijgt, wordt tijdelijk geheel teruggeschakeld naar
het positieve beeld:
9 Sessie 6, stap 6: contraconditionering 1: immuun maken 89

‘Ernst, kom je kantoor uit. Vergeet die collega’s even en concentreer je


weer op het parkeerterrein met Maarten. Hij is zijn creditcard kwijt en
kan niet naar huis. Opgesloten achter de slagbomen van het parkeerter-
rein. Jij bent moe en wilt het liefst naar huis, maar je denkt “ik ben zijn
vriend en moet hem helpen”. Denk aan je houding, luister naar je muziek
…’

Zodra het positieve gevoel er weer is, wordt opnieuw naar kantoor
overgeschakeld.
Wanneer het een paar keer achter elkaar lukt om imaginair in een
moeilijke situatie het gevoel voor eigenwaarde te blijven vasthouden,
moet de cliënt gaan oefenen met lastiger triggers.
Wanneer de cliënt moeite heeft om de combinatie te realiseren, wordt
aangeraden om eerst te oefenen met relatief gemakkelijker triggers.
Wanneer de contraconditionering desondanks erg lastig blijft advi-
seert de therapeut om thuis, bij wijze van extra thuiswerk, ook nog
geregeld te oefenen met de voorafgaande stap: versterken van incom-
patibele positieve tegenvoorbeelden.
Ook de opzet en uitvoering van deze groepsoefening is dus weer iden-
tiek aan de in 6.3 beschreven procedure. Men moet wel bedenken dat
de stap naar contraconditionering dikwijls de lastigste van het gehele
COMET-protocol blijkt te zijn. Het is daarom goed er voldoende tijd
voor uit te trekken en er rekening mee te houden dat sommige cliënten
bij deze (en de volgende stap) wat extra begeleiding nodig kunnen
hebben.

9.3 Thuiswerk: contraconditionering (immuun maken):


triggers voor negatieve zelfwaardering koppelen aan
een positief zelfgevoel

Stap 6 uit het werkboek voor de cliënt moet opnieuw worden gelezen.
Contraconditionering 1 (immuun maken) wordt dagelijks thuis op de-
zelfde manier geoefend als de tussenstappen in stap 5: een keer of zes
per dag, gedurende telkens vijf minuten, waarin de cliënt tracht zich
een aantal keer de moeilijke situatie voor te stellen, terwijl hij zijn posi-
tieve gevoel voor eigenwaarde blijft vasthouden.
De vorderingen bij het thuiswerk worden bijgehouden op Registratie-
formulier 4 (zie de bijlagen achterin dit boek).
90 COMET voor negatief zelfbeeld

Tegelijk worden de cliënten aangespoord om, voor zover dat relevant


is, de triggers op Registratieformulier 5 aan te vullen of aan te passen
(zie de bijlagen achterin dit boek).
Tevens moeten de cliënten eraan denken dat ze ook de volgende keer
hun positieve muziek op hun mp3-speler bij zich hebben en hun lijst
met triggers voor een negatief zelfbeeld.

9.4 Mogelijke complicaties tijdens sessie 6

Dat de cliënt het positieve gevoel onvoldoende aan de negatieve situ-


atie gekoppeld krijgt, is het meest kenmerkende probleem in deze fase
van COMET. In dat geval volgt de therapeut een soort stappenplan. De
eerste stap is dat er voldoende rust wordt genomen om de positieve
situatie voldoende voelbaar te maken. Dan moet men bij voorkeur een
trigger kiezen die niet al te moeilijk is. De moeilijkste triggers gaan
dikwijls over het, ook objectief bezien, maken van fouten en begaan
van blunders. Daarop wordt hieronder teruggekomen. De derde stap
in het oplossen of voorkómen van complicaties tijdens contracondi-
tionering is ervoor zorgen dat de positieve situatie inderdaad incom-
patibel is met de trigger (zie ook 7.4 en 8.4). Soms wordt de positieve
eigenschap vanuit een ‘objectief standpunt’ door de cliënt weliswaar
als positief beoordeeld, maar niet als (voldoende) incompatibel, terwijl
het negatieve zelfbeeld wel als disfunctioneel wordt beschouwd. Som-
mige cliënten vinden bijvoorbeeld ‘een goede vriend zijn’ niet opwe-
gen tegen hun vermeende ‘saaiheid’, ‘domheid’ of ‘lelijkheid’. Als het
goed is, had een dergelijk probleem al moeten worden gesignaleerd
en voorkómen bij stap 3 (identificeren van incompatibele positieve
tegenvoorbeelden), maar dat neemt niet weg dat het toch soms pas in
stap 6 naar voren komt. Er zijn in dat geval twee mogelijke oplossin-
gen. Men kan alsnog op zoek gaan naar een beter tegenvoorbeeld (1),
of men kan de formulering van het negatieve zelfbeeld aanpassen (2).
In plaats van ‘ik ben saai’ maakt men er dan bijvoorbeeld van ‘ik ben
saai en dus niet de moeite waard’. Beide zijn noodoplossingen en heb-
ben hun nadelen. De eerste oplossing (het formuleren, opbouwen en
versterken van een nieuw tegenvoorbeeld) vraagt doorgaans veel tijd:
men begint in feite weer bij stap 4. Vooral bij groepsbehandelingen is
dit vaak onhaalbaar. Maar ook oplossing 2 (herformulering van het ne-
gatieve zelfbeeld naar een meer globaal niveau) heeft nadelen. In feite
benadert men het zelfbeeldprobleem van de cliënt alsof het een rea-
listisch negatief zelfbeeld is (‘ik ben inderdaad een tamelijk saai per-
9 Sessie 6, stap 6: contraconditionering 1: immuun maken 91

soon’), dat men tracht te compenseren door er positieve eigenschap-


pen op andere gebieden tegenover te stellen (‘maar dat maakt mij nog
niet tot iemand die niet de moeite waard is; ik ben bijvoorbeeld heel
trouw in vriendschappen’), terwijl het uitgangspunt juist was dat het
negatieve zelfbeeld op zich al niet correct is en onvoldoende door de
feiten wordt ondersteund. In een dergelijk geval corrigeert men nor-
maal gesproken liever (‘ik denk wel dat ik saai ben, maar in feite ben
ik dat eigenlijk helemaal niet, want …’), dan dat men compenseert (‘ik
mag dan wel saai zijn, maar daar staat tegenover dat ik ook … ben’; zie
ook 4.5).
Het bewaren van een basaal positief zelfbeeld in omstandigheden
waarin men ook objectief gezien fouten of blunders heeft gemaakt,
is waarschijnlijk de lastigste situatie die men tijdens contraconditio-
nering kan tegenkomen. Toch wordt aangeraden om ook in dit soort
gevallen de contraconditionering toe te passen, wanneer men daar ook
maar enigszins mogelijkheden voor ziet. Omdat COMET geen ‘tjakka’-
interventie is, waarin alles wat men doet en waarvoor men staat hoe
dan ook van de positieve kant moet worden bekeken (‘ik ben oké en de
rest kan stikken’), moet er in dergelijke omstandigheden in ieder geval
ook een perspectief worden meegenomen van waaruit oog is voor deze
negatieve aspecten (zie ook 4.4.1):

‘Oké, je hebt je positieve gevoel nu te pakken? Laat dan die situatie op


het parkeerterrein met Maarten los, maar blijf in je krachtige houding,
blijf luisteren naar je muziek en blijf jezelf voorhouden dat je een trouwe
vriend bent. Roep nu die vervelende gebeurtenis op, waarbij je tijdens
de weekvergadering je collega Jetske in de kou liet staan. Stel je die situ-
atie weer voor, hoe Jetske door een paar collega’s onderuit wordt gehaald
over een plan dat zij met hulp van jou heeft geschreven. Ze vegen de vloer
aan met Jetske en hoe goed ze zich ook probeert te verdedigen, ze krijgt
het zichtbaar steeds moeilijker in het spervuur van verwijten en kritiek.
Jij zwijgt en voelt je ongemakkelijk. Dit heeft Jetske niet verdiend. Blijf
intussen op je houding, je muziek en je zelfspraak letten. Je bent in al-
lerlei omstandigheden een trouwe vriend, maar nu neig je tot lafheid. Je
bent bang voor de reacties van die kritische collega’s als je nu voor Jetske
in de bres springt. Blijf op je houding letten. Jij weet wat vriendschap is,
en nu durf je even niet. Probeer nu te zeggen wat je eigenlijk had willen
zeggen tegen die collega’s. Rechtop, krachtige stem, een trouwe vriend, en
je komt nu wel op voor Jetske. Vertel die collega’s in je fantasie de waar-
heid. Jouw waarheid. Wat je vindt van hun kritiek op Jetske en waarom
92 COMET voor negatief zelfbeeld

die niet deugt. Let op je houding en heb oog voor je capaciteiten: jij weet
wat trouwe vriendschap is.’

Hier wordt een element in de imaginatie gevlochten dat nog niet eer-
der aan de orde is geweest: aan de cliënt wordt gevraagd (dit is voor-
afgaand aan de imaginatie met de cliënt besproken en uitgewerkt)
imaginair te zeggen en te doen, wat hij in de werkelijke situatie niet
heeft gezegd of gedaan, maar wat hij wel graag had willen zeggen en
doen. Er is dus sprake van een zekere mate van rescripting. Anders dan
bijvoorbeeld bij de ‘droomleefregel’ (Bockting, 2009), waar cliënten
ook situaties moeten imagineren die zij in werkelijkheid nooit hebben
meegemaakt en naar alle waarschijnlijkheid ook niet zullen meema-
ken, wordt het bij ‘COMET-rescripting’ wel belangrijk geacht dat het
geïmagineerde optreden door de cliënt als realistisch wordt ingeschat
(‘zo had ik het kunnen doen, zo had ik het moeten doen, en de vol-
gende keer hoop ik dat ik het zo zal doen’). Het realistische element
is eveneens, zij het in wat mindere mate dan bij COMET, aanwezig in
nog een andere verwante techniek: emotionele rescripting van negatieve
jeugdervaringen, waar cliënten een andere afloop moeten imagine-
ren van traumatische voorvallen uit het verleden (Arntz & Weertman,
1999). COMET beperkt zich in eerste instantie tot de imaginatie van
waargebeurde illustraties van positieve eigenschappen. In sommige
gevallen wordt echter gebruikgemaakt van geïmagineerde situaties die
in werkelijkheid nooit hebben plaatsgevonden. Voorwaarde is dan wel
dat het gefantaseerde gedrag voor de cliënt een hoge mate van geloof-
waardigheid heeft. Dergelijke imaginaties worden uitsluitend ingezet
tijdens de twee contraconditioneringsstappen (en vooral in stap 6) en
dan bij uitstek wanneer de geïmagineerde situatie vraagt om assertief
gedrag van de cliënt (dat hij relatief moeizaam vertoont) dat in lijn is
met zijn attitude en intentie (waarmee hij zich na de eerste vijf CO-
MET-stappen veel sterker heeft geïdentificeerd).
De geloofwaardigheid van het geïmagineerde optreden is dan ook een
belangrijk element in de nabespreking:

‘Ernst, kon je je dat optreden tegen die aanvallende collega’s nu goed voor
de geest halen? Voelde het ook een beetje waarachtig, of bleef het meer een
soort sprookje? Waarop baseer je het idee dat je die mensen in werkelijk-
heid ook zo zou kunnen toespreken? Was je een beetje tevreden over jezelf
als beschermer van Jetske? Ja, ik kan mij goed voorstellen dat je denkt
9 Sessie 6, stap 6: contraconditionering 1: immuun maken 93

“had ik het in werkelijkheid maar zo gedaan”. Aan de andere kant, wat


houdt je tegen om dat voortaan te doen? Als ik je goed heb begrepen, zul-
len die collega’s van je nog kansen genoeg daarvoor bieden. Ook de reis
naar de maan is ooit begonnen als een fraaie droom.’

Indien de cliënt het verzonnen imaginaire stevige optreden tegen de


collega’s toch te ongeloofwaardig blijft vinden, zodat dit niet bijdraagt
aan het versterken van zijn positieve zelfbeeld, wordt naar andere, ge-
loofwaardiger acties gezocht:

‘Oké, je had Jetske achteraf je verontschuldigingen moeten aanbieden.


Zet je muziek aan, doe je ogen maar dicht en roep weer eerst het positieve
gevoel op: het parkeerterrein, de creditcard, Maarten. Je bent een trouwe
vriend. Als je het positieve gevoel te pakken hebt, schakel je naar een situ-
atie waarin je Jetske opzoekt na de bewuste vergadering. Maar je blijft in
je houding zitten, je blijft naar je positieve muziek luisteren en realiseert
je dat je een trouwe vriend bent. Vanuit dat gevoel spreek je Jetske aan.
Je zegt dat je je een beetje schaamt dat je het niet voor haar hebt opge-
nomen, dat je niet durfde. Het spijt je oprecht, en je hoopt dat je het een
volgende keer anders durft te doen. Maar je weet tegelijk ook dat je in
feite trouw bent. Die vergadering was echter jouw soort situatie niet …’
Sessie 7, stap 7: 10
contraconditionering 2: coping

10.1 Inleiding

Van contraconditionering wordt verondersteld dat zij niet alleen kan


‘immuun maken’, door de associaties van bepaalde prikkels met in-
compatibele betekenissen te versterken, het vermoeden bestaat ook
dat contraconditionering als een copingtechniek kan worden ingezet
(Korrelboom & Ten Broeke, 2004). Bij coping door contraconditione-
ring schakelt de cliënt om van de (geïmagineerde) negatieve situatie
naar de (geïmagineerde) positieve.
Het is van belang om dit omschakelen naar het positieve beeld te on-
derscheiden van het wegdrukken van het negatieve beeld. Wegdrukken
leidt veelal tot ongewenste rebound-effecten, waarbij de onderdrukte
gedachte na korte tijd weer in verhevigde mate terugkeert (Wegner,
1994). Geconcentreerde afleiding (focussed distraction) lijkt daarentegen
een veel minder schadelijke manier te zijn om ongewenste intrusies
het hoofd te bieden (Najmi, Riemann & Wegner, 2009). Coping door
contraconditionering heeft veel meer weg van geconcentreerde aflei-
ding dan van het onderdrukken van gedachten. Deze werkwijze ver-
toont veel overeenkomsten met die bij het ‘immuun maken’. Het be-
langrijkste onderscheid is dat het oproepen van het positieve zelfbeeld
op een andere wijze en op een ander moment wordt ingezet.

10.2 Contraconditionering: coping

Dikwijls kan de introductie aansluiten op de bespreking van het thuis-


werk van de afgelopen periode, wanneer een of meer deelnemers mel-
den dat er (ondanks de toegenomen zelfwaardering) toch momenten
zijn geweest waarop onterechte onzekerheid en onvrede over het eigen
functioneren en de eigen persoonlijke waarde toesloegen:

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_10, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
10 Sessie 7, stap 7: contraconditionering 2: coping 95

Tabel 17 Opbouw zevende COMET-bijeenkomst


Thuiswerk van sessie 6 bespreken
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 6

x Contraconditionering 1 (immuun maken; Registratieformulier 4)

Contraconditionering 2: Coping
x Uitleg techniek

x Demonstratie met cliënt

x Oefening met de gehele groep

Opgeven thuiswerk
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m einde

x Contraconditionering 2: coping dagelijks 6 keer gedurende 5 minuten (Registratie-

formulier 4)
x Voorbereiden eindevaluatie

Tabel 18 Mogelijke complicaties tijdens zevende COMET-bijeenkomst


De cliënt kan niet meer omschakelen van het negatieve zelfbeeld naar het positieve

‘Josien gaf net eigenlijk de ideale aanzet tot het laatste onderdeel van deze
training, toen ze vertelde dat ze de afgelopen week voor en tijdens haar
sollicitatiegesprek een paar slechte momenten had. Hoewel haar gevoel
van eigenwaarde behoorlijk is toegenomen gedurende de training, werd
ze rondom de sollicitatie toch weer bovenmatig geplaagd door onzeker-
heid en twijfel. “Kan ik zo’n nieuwe baan wel aan? Zitten mijn aan-
staande collega’s nu werkelijk op mij te wachten? Heb ik wel iets bij te
dragen?” Dat waren de vragen die speelden en haar erg onzeker maakten.
En hoewel die gedachten en gevoelens begrijpelijk waren gezien de om-
standigheden, en misschien ook wel tot op zekere hoogte nuttig (ze stimu-
leren immers om extra je best te doen), schoten ze toch wel behoorlijk ver
door. Een ‘normaal mens’, iemand met een realistisch positief zelfbeeld,
zou anders, milder hebben gereageerd. Zeg ik het zo goed, Josien?’

Vervolgens wordt nagegaan of meer deelnemers dit probleem herken-


nen: op onverwachte momenten toch opeens weer worden overvallen
door oude onzekerheden en twijfels over de eigenwaarde.

‘We hebben er iets op bedacht dat, toen we er net mee waren begonnen,
door een van de toenmalige cliënten ‘de EHBO-maatregel’ werd genoemd.
Ik vind het wel een goede omschrijving: EHBO is de eerste hulp die je
96 COMET voor negatief zelfbeeld

toepast bij ongelukken. Opeens word je overvallen door negatieve ideeën


over jezelf. Wat moet je doen? EHBO dus: pleister erop en proberen verder
te gaan. De bijbehorende oefening lijkt erg op de oefening die jullie de af-
gelopen week thuis hebben gedaan. Maar er zijn een paar kleine verschil-
len, met name de volgorde van de onderdelen is enigszins anders. Josien,
mag ik jou deze keer eens gebruiken als demonstratiecliënt? Aan de ande-
ren weer de bekende vraag om goed op te letten en alvast te bedenken hoe
je deze oefening straks met betrekking tot je eigen moeilijke situaties gaat
doen. Ik zal eerst kort uitleggen waar het om gaat.’

Zoals gebruikelijk geeft de therapeut weer een aanschouwelijke toe-


lichting, waarbij hij de oefening niet alleen beschrijft, maar ook non-
verbaal voordoet. De essentie is dat de cliënt zich eerst de moeilijke
situatie zo goed mogelijk inbeeldt, inclusief de negatieve gedachten
en gevoelens over zichzelf. Ook lichaamshouding, gelaatsuitdrukking
en zelfspraak (maar dan allemaal in het negatieve) kunnen hierbij
worden ingezet. Wanneer de cliënt het slechte gevoel eenmaal te pak-
ken heeft, wordt ‘de EHBO’ ingezet. Hij laat de slechte situatie los en
schakelt om naar de positieve situatie waarmee hij de afgelopen weken
zo intensief heeft geoefend. Het gaat erom dat het negatieve zelfgevoel
weer wordt vervangen door een positief gevoel met betrekking tot de
eigenwaarde. De therapeut wijst er (weer eens) op dat de toepassing
alleen geldt wanneer het negatieve zelfoordeel disfunctioneel is. Dat is
het geval wanneer men zichzelf iets kwalijk neemt wat onterecht is of
wanneer men te lang en/of te heftig in zijn negatieve zelfbeoordeling
blijft hangen.

‘Stel dat ik tijdens een of andere rare woede-uitbarsting ten gevolge van,
zeg, onverstandig drankgebruik, al mijn collega’s, inclusief mijn directe
chef en de ook aanwezige directie voor rotte vis heb uitgemaakt. En dat ik
mij daar achteraf over schaam. Dan ben ik er natuurlijk niet mee klaar
door mijzelf voor ogen te houden dat ik zo’n trouwe vriend ben omdat ik
Maarten heb helpen zoeken naar zijn verloren creditcard. Het wordt ech-
ter weer een ander verhaal wanneer ik maanden nadat ik iedereen uitge-
breid mijn welgemeende excuses heb aangeboden en mij aansluitend weer
als een modelwerknemer heb gedragen, mijzelf naar aanleiding van dat
voorval nog steeds geregeld als een loser en een hopeloos geval beschouw.’
10 Sessie 7, stap 7: contraconditionering 2: coping 97

Na de uitleg en een eventuele toelichtende discussie met de groep start


de therapeut de demonstratie. Zoals gebruikelijk wordt eerst de situ-
atie besproken die als vertrekpunt wordt genomen. Waar kreeg Josien
vooral last van die negatieve gedachten over zichzelf en wat dacht ze
daarbij allemaal? Dan begint de therapeut:

‘Josien, let op, we gaan beginnen. Ga er gespannen en nerveus bij zitten.


Misschien moet je een beetje friemelen met je handen, en ik zou nog wat
meer in elkaar zakken. Je bent nu immers een onzeker vogeltje. Roep, ter-
wijl je zo blijft zitten, de situatie en de bijbehorende negatieve gedachten
op. Je bent op weg naar het sollicitatiegesprek, en je loopt het gebouw
binnen. Je bent onzeker. “Wat doe ik hier eigenlijk. Wie heeft mij nu ei-
genlijk nodig? Er is vast niemand die op me zit te wachten. Was ik hier
maar nooit aan begonnen. Mijn oude baan gaf tenminste veiligheid.
Daar wist ik precies waar ik aan toe was.” Laat die gevoelens, gedachten
en beelden op je inwerken. Blijf friemelen en in elkaar gezakt zitten. Je
bent op dit moment een bange en onzekere vrouw. Probeer dat gevoel zo
goed mogelijk te pakken te krijgen. Op weg naar het sollicitatiegesprek en
geen mens die op jou zit te wachten. Geef een teken wanneer je dat gevoel
te pakken hebt.’

Nadat Josien, in woord of gebaar, een teken heeft gegeven:

‘Oké, en nu ga je schakelen. Laat die sollicitatie los. Ga rechtop zitten, zet


je muziek aan en schakel naar je positieve situatie. Zie voor je hoe jij op
kinderfeestjes steeds allerlei leuke activiteiten bedenkt en organiseert. Jij
hebt originaliteit. Geen videomiddagjes of McDonald’s-feestjes voor jou.
Jij organiseert zelf vliegerfeestjes en speurtochten. Of je gaat schilderijen
met de kids maken. Luister naar je muziek, en zie die feestjes van jou
voor je. Dankbare en vrolijke kinderen, ouders die zich erin laten betrek-
ken. Jij bent ‘een originele’.’

De nabespreking is zoals altijd weer functioneel: lukte het om het ne-


gatieve gevoel op te roepen en lukte het aansluitend om het negatieve
gevoel weg te drukken door te schakelen naar de positieve situatie?
98 COMET voor negatief zelfbeeld

10.3 Thuiswerk: coping door contraconditionering: van negatief


zelfgevoel omschakelen naar positieve zelfwaardering

Het werkboek voor de cliënt t/m einde. Coping door contraconditio-


nering wordt dagelijks thuis op dezelfde manier geoefend als de tus-
senstappen in stap 5 en immuun maken door contraconditionering in
stap 6: een keer of zes per dag, gedurende telkens vijf minuten. In die
vijf minuten probeert de cliënt zich een of meerdere keren de moeilijke
situatie inclusief de negatieve zelfbeoordelingen voor te stellen, die hij
vervolgens laat verdwijnen door te schakelen naar zijn positieve situ-
atie. Bij dat omschakelen wordt gebruikgemaakt van imaginatie, zelf-
spraak, lichaamshouding, gelaatsuitdrukking en muziek.
De vorderingen bij het thuiswerk worden ook weer bijgehouden op
Registratieformulier 4 (zie de bijlagen achterin dit boek).
Omdat de volgende sessie tevens de laatste is, wordt aan de cliënten
gevraagd een korte mondelinge evaluatie voor te bereiden: bij welke
aspecten hebben zij baat gehad bij COMET, op welke punten niet? Zijn
therapeutische vervolgstappen wenselijk? Indien er bij het begin van
COMET vragenlijsten zijn afgenomen, kondigt de therapeut aan dat dit
ook bij de laatste bijeenkomst weer het geval zal zijn.

10.4 Mogelijke complicaties tijdens sessie 7

De belangrijkste complicatie doet zich in deze stap voor wanneer


de cliënt zijn positieve gevoel niet kan activeren. Voor een deel zijn
de maatregelen die men dan kan nemen al besproken in 9.2 en 9.4:
aanpassen van de moeilijkheidsgraad van de negatieve situatie; goede
aansluiting van de incompatibiliteit van de positieve situatie met be-
trekking tot de negatieve situatie; zo nodig inbrengen van elementen
van rescripting; en er op letten dat vooral ook de motoriek goed wordt
ingezet.
COMET biedt daarnaast nog een andere optie om een aanvankelijk
mislukkende omschakeling alsnog te laten gelukken. Muziek, moto-
riek en beelden zijn daarbij de sleutelelementen tijdens de omschake-
ling. Er kan namelijk worden gevarieerd in de ‘hardheid’ waarmee
wordt geschakeld. Men kan het volume van de muziek geleidelijk aan
laten toenemen totdat de gewenste geluidssterkte is bereikt, maar men
kan ook ‘hard switchen’: in één klap wordt de volumeknop openge-
draaid. Voor lichaamshouding en gelaatsuitdrukking geldt hetzelfde:
een rustige omschakeling waarbij de ene houding en uitdrukking
langzaam overgaat in de andere en de harde schakeling waarin men
van het ene op het andere moment van houding en uitdrukking veran-
10 Sessie 7, stap 7: contraconditionering 2: coping 99

dert. Dat geldt ook voor het omschakelen van de beelden. Men kan het
negatieve beeld geleidelijk laten vervloeien naar het nieuwe positieve
beeld, zoals dat wel gebeurt met foto’s in een diapresentatie, maar
men kan ook in één klap van het ene beeld naar het andere beeld scha-
kelen, zoals wanneer men van tv-kanaal wisselt. Bij sommige cliënten
lijkt het ene beter te werken en bij andere het andere. Vooralsnog is het
een kwestie van trial-and-error om uit te vinden wat het bij wie het beste
doet. Werkt de ‘softe methode’ goed, dan houdt men die erin. Is dat
niet het geval dan probeert men de ‘harde schakeling’ uit. Iets derge-
lijks geldt voor cliënten bij wie men met de ‘harde schakeling’ in eerste
instantie onvoldoende succes boekt.
Afsluiting en evaluatie 11

Na acht bijeenkomsten (althans in de hier gekozen voorbeeldproce-


dure) wordt COMET voor lage zelfwaardering afgesloten. Cliënten
hebben dan minstens een week de tijd gehad om te oefenen met de
laatste stap (coping door contraconditionering) en ze zijn in de gele-
genheid geweest om de vorderingen daarbij minstens één keer tijdens
een thuiswerkbespreking naar voren te brengen.

Tabel 19 Opbouw achtste COMET-bijeenkomst


Thuiswerk van sessie 7 bespreken
x Lezen werkboek voor de cliënt t/m stap 7

x Contraconditionering 2: coping (Registratieformulier 4)

Afsluiting en evaluatie
x Invullen vragenlijst(en) (indien van toepassing)

x Hebben de cliënten baat gehad bij de training?

x Zijn therapeutische vervolgstappen nodig?

x Adviezen om verder te leven als iemand met een positief zelfbeeld

x Adviezen bij (dreigende) terugval

Wanneer COMET wordt afgesloten, is er een korte groepsgewijze eva-


luatie waarin de vragen centraal staan in hoeverre iedere cliënt wel of
geen baat heeft gehad bij COMET, of (en zo ja, welke) therapeutische
vervolgstappen noodzakelijk worden geacht, en op welke wijze de
cliënten het geleerde verder in de praktijk kunnen brengen. Het wel of
geen baat hebben gehad bij COMET wordt bij voorkeur gerelateerd
aan de tweede afname van de vragenlijst(en) (zie ook hoofdstuk 4,
voetnoot 1). Als er therapeutische vervolgstappen nodig worden ge-
acht en wanneer deze nog steeds betrekking zouden moeten hebben
op de zelfwaardering, gaat het meestal om vaardigheidstrainingen
(vergroten van de assertiviteit, verbeteren van opvoedingsvaardighe-
den, of leren onderhandelen met partner en/of leidinggevenden) of het
uitvoeren van actieplannen. Bij dat laatste moet men zich voorstellen
dat cliënten in het dagelijks leven die dingen gaan doen die ‘horen bij

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4_11, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
11 Afsluiting en evaluatie 101

iemand die de moeite waard is’. Het kan daarbij om van alles en nog
wat gaan: zich sociaal meer manifesteren, iets gaan doen wat goed of
leuk is voor de cliënt (een keer naar de sauna of naar de film gaan (of
naar beiden), dansles nemen, gaan paardrijden, een cursus geschie-
denis gaan volgen), een gunst voor zichzelf vragen (iemand vragen
een keer op de kinderen te komen passen), iets gezonds doen (meer
sporten, stoppen met roken, gezonder eten), meer initiatief nemen
(een ‘weekend uit’ plannen, een dagje naar het strand organiseren, een
neefje te logeren vragen) enzovoort. Van de uitvoering van dergelijke
actieplannen wordt verwacht dat zij helpen het opgebouwde positieve
zelfbeeld te bestendigen. Ook kan aan het slot van COMET een op
verwerking gerichte aanpak worden geadviseerd. Dat is het geval wan-
neer traumatische gebeurtenissen uit het verleden aan het negatieve
zelfbeeld ten grondslag lijken te liggen en wanneer die gebeurtenissen
voor de cliënt nog steeds zeer gevoelige onderwerpen blijken te zijn
(zie ook: Ten Broeke, De Jongh & Oppenheim, 2008).
De slotboodschap aan de cliënten luidt dat COMET over het algemeen
in staat is mensen met een te lage zelfwaardering een forse duw in de
goede richting te geven, maar dat men zelf, al dan niet met steun van
de hulpverlening, aan die goede richting een vervolg moet geven. Wie
met zijn positieve eigenwaarde thuis (opnieuw) achter de geraniums
kruipt, zal over het algemeen na verloop van tijd weer terugzakken in
onzekerheid en onvrede over zichzelf. In die slotboodschap wordt de
cliënten ook gewezen op het risico van terugval:

‘Het is prettig dat de meesten van jullie vinden dat ze baat hebben gehad
bij COMET. Sommigen van jullie zetten hun behandeling op een enigs-
zins andere wijze voort. Anderen zijn klaar met hun therapie. Ongeacht
of je nu wel of niet wordt doorbehandeld, denken wij dat het heel be-
langrijk is om voortaan ook min of meer te gaan leven als iemand die
tevreden is over zichzelf en die zichzelf de moeite waard vindt. Naar onze
mening is dat nu de belangrijkste stap die iedereen kan zetten om de kans
op terugval zo klein mogelijk te maken. Mocht je echter onverhoopt na
verloop van tijd toch het idee krijgen dat je oude onzekerheid en je oude
ontevredenheid over je eigenwaarde weer de kop op steken, aarzel dan
niet en pak het werkboek voor de cliënt van COMET er weer een paar
dagen of weken bij en doe weer een aantal van de oefeningen die je hier
de afgelopen weken hebt toegepast. Wanneer dat onvoldoende vruchten
afwerpt, is het zinnig om weer opnieuw contact op te nemen met de
hulpverlening.
102 COMET voor negatief zelfbeeld

In verschillende COMET-groepen is geëxperimenteerd met een of


twee vooraf vastgelegde terugkombijeenkomsten, enkele maanden
na afloop van de training, om zo de kans op terugval te verkleinen. De
effecten van dergelijke bijeenkomsten zijn echter tot nu toe niet syste-
matisch onderzocht.
Na afloop van de behandeling ontvangt de hoofdbehandelaar van
iedere cliënt een kort verslag waarin de resultaten van zijn cliënt tij-
dens COMET en eventuele aanbevelingen voor het vervolg worden
weergegeven.
Literatuur

Arntz, A., & Weertman, A. (1999). Treatment of childhood memories: theory and prac-
tice. Behaviour Research & Therapy, 37, 715-740.
Bockting, C. (2009). Preventieve cognitieve training bij terugkerende depressie. Hou-
ten: Bohn Stafleu van Loghum.
Bögels, S.M., & Mulken, S. (2004). Protocollaire behandeling van patiënten met een
sociale fobie: taakconcentratietraining en cognitieve therapie. In: G.P.J. Keijsers,
A. van Minnen & C.A.L. Hoogduin (red), Protocollaire behandelingen in de ambulante
geestelijke gezondheidszorg II. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Bouton, M.E., & Swartzentruber, D. (1991). Sources of relapse after extinction in Pavlo-
vian and instrumental learning. Clinical Psychological Review, 11, 123-140.
Brewin, C.R. (2006). Understanding cognitive behaviour therapy: a retrieval competi-
tion account. Behaviour Research and Therapy, 44, 765-784.
Broeke, E. ten, Heiden, C. van der, Meijer, S., & Hamelink, H. (2008). Cognitieve thera-
pie. De basisvaardigheden. Amsterdam: Boom.
Broeke, E. ten, Jongh, A. de, & Oppenheim, H. (2008). Praktijkboek EMDR: Casusconcep-
tualisatie en specifieke patiëntengroepen. Amsterdam: Harcourt publishers.
Does, A.J.W. van der (2002). BDI-II-NL: Handleiding Beck Depression Inventory-II, Neder-
landse vertaling en bewerking. Lisse: Swets Test Publisher.
Ellard, K.K., Fairholme, C.P., Boisseau, C.L., Farchione, T.J., & Barlow, D.H. (2010).
Unified protocol for the transdiagnostic treatment of emotional disorders: protocol
development and initial outcome data. Cognitive & Behavioral Practice, 17, 88-101.
Everaert, J., Koster, E.H.W., Schacht, R., & Raedt, R. de (2010). Evaluatie van de psycho-
metrische eigenschappen van de Rosenberg zelfwaardeschaal in een poliklinische
psychiatrische populatie. Gedragstherapie, 43, 307-317.
Fairburn, C.G., Cooper, Z., Doll, H.A., O’Connor, M.E., Bohn, K., Hawker, D.M.,
Wales, J.A., & Palmer, R.L. (2009). Transdiagnostic cognitive-behavioral therapy
for patients with eating disorders: a two-site trial with 60-week follow-up. American
Journal of Psychiatry, 166, 311-319.
Fennell, M.J.V. (1997). Low self-esteem: a cognitive perspective. Behavioural & Cognitive
Psychotherapy, 25, 1-25.
Fennell, M., & Jenkins, H. (2004). Low self-esteem. In: J. Bennett-Levy, G. Butler, M.
Fennell, A. Hackmann, M. Mueller, & D. Westbrook (eds.), Oxford guide to behaviou-
ral experiments in cognitive therapy (413-433). Oxford: Oxford University Press.
Franck, E., Raedt, R. de, Barbez, C., & Rosseel, Y. (2008). Psychometric properties of
the Dutch Rosenberg self-esteem scale. Psychologica Belgica, 48, 25-35.
Hall, P.L., & Tarrier, N. (2003). The cognitive-behavioural treatment of low self-esteem
in psychotic patients: a pilot study. Behaviour Research & Therapy, 41, 317-332.
Ham, T. van der, Strien, D.C. van, & Engeland, H. van (1998). Personality characteris-
tics predict outcome of eating disorders in adolescents: A 4-year prospective study.
European Child & Adolescent Psychiatry, 7, 79-84.

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
104 COMET voor negatief zelfbeeld

Harvey, A., Watkins, E., Mansell, W., & Shafran, R. (eds.) (2004). Cognitive behavioural
processes across psychological disorders. A transdiagnostic approach to research and treat-
ment. Oxford: Oxford University Press.
Hulsbergen, M. (2009). Mindfulness. De aandachtsvolle therapeut. Achtergrond, integratie,
toepassing. Amsterdam: Boom.
Jacobson, N.S., & Truax, P. (1991). Clinical significance: a statistical approach to defi-
ning meaningful change in psychotherapy research. Journal of Consulting and Clini-
cal Psychology, 59, 12–19.
Korrelboom, C.W. (2000). Versterking van het zelfbeeld bij patiënten met persoonlijk-
heidspathologie – ‘hot cognitions’ versus ‘cold cognitions’. Directieve Therapie, 20,
282-302.
Korrelboom, C.W. (2011). Groepstrainingen voor specifieke klachten.. In: M. Verbraak,
S. Visser, P. Muris, & K. Hoogduin (red.), Handboek voor GZ-psychologen (blz. 249-
263). Amsterdam: Boom.
Korrelboom, C.W. & Broeke, E. ten (2004). Geïntegreerde cognitieve gedragstherapie. Hand-
boek voor theorie en praktijk. Bussum: Coutinho.
Korrelboom, C.W., Jong, M. de, Huijbrechts, I., & Daansen, P. (2009). COMET for trea-
ting low self-esteem in patients with eating disorders. A randomized clinical trial.
Journal of Consulting & Clinical Psychology, 77, 974-980.
Korrelboom, C.W., Maarsingh, M., & Huijbrechts, I. (submitted). COMET for treating
low self-esteem in patients with depressive disorders; a randomized clinical trial.
Korrelboom, C.W., Marissen, M., & Assendelft, T. van (2011). COMET for treating low
self-esteem in patients with personality disorders; a randomized clinical trial. Beha-
vioural & Cognitive Psychotherapy, 39, 1-19.
Korrelboom, C.W., Weele, K. van der, Gjaltema, M., & Hoogstraten, C. (2009). COMET
for treating low self-esteem; a baseline controlled study in a routine clinical setting
with patients with eating disorders and personality disorders. The Behavior Thera-
pist, 32, 3-8.
Lang, P.J., Bradley, M.M., & Cuthbert, B.N. (1997). Motivated attention: Affect, acti-
vation, and action. In: P.J. Lang, M.M. Bradley, & B.N. Cuthbert (eds.), Attention
and orienting: sensory and motivational processes; (97-135). Hillsdale, N.J.: Lawrence
Erlbaum & Associates.
Lindsey, T. (1998). Spiders of Australia. Sydney: New Holland Publishers.
Maarsingh, M., Korrelboom, C.W., & Huijbrechts, I. (2010). Competitive Memory Trai-
ning (COMET) voor een negatief zelfbeeld als aanvullende behandeling bij depres-
sieve patiënten; een pilotstudie. Directieve Therapie, 30, 94-113.
Mandler, G. (1984). Mind and body. New York: Norton.
Mongrain, M., & Leather, F. (2006). Immature dependence and self-criticism predict
the recurrence of major depression. Journal of Clinical Psychology, 62, 705-713.
Najmi, S., Riemann, & Wegner, D.M. (2009). Managing unwanted intrusive thoughts
in obsessive-compulsive disorder: relative effectiveness of suppression, focussed
distraction, and acceptance. Behaviour Research & Therapy, 47, 494-503.
Oatley, K., & Jenkins, J.M. (1996). Understanding emotions. Cambridge (MA): Blackwell
Publishers.
Olij, R.J.B., Korrelboom, C.W., Huijbrechts, I.P.A.M., Jong, M. de, Cloin, P.A., Maar-
singh, M., & Paumen, B.N.W. (2006). De module zelfbeeld in een groep: werkwijze
en eerste bevindingen. Directieve Therapie, 26, 307-325.
Overholser, J.C., Adams, D.M., Lehnert, K.I., & Brinkman, D.C. (1995). Self-esteem de-
ficits and suicidal tendencies among adolescents. Journal of the American Academy for
Child & Adolescent Psychiatry, 34, 919-928.
Literatuur 105

Raedt, R. de, Schacht, R., Franck, E., & Houwer, J. de (2006). Self-esteem and depressi-
on revisited: implicit positive self-esteem in depressed patients? Behaviour Research
& Therapy, 44, 1017-1028.
Rosenberg, M. (1965). Society and the adolescent self-image. Princeton, New Jersey: Prin-
ceton University Press.
Rüsch, N., Lieb, K., Göttler, I., Hermann, C., Schramm, E., Richter, H., Jacob, G.A.,
Corrigan, P.W., & Bohus, M. (2007). Shame and implicit self-concept in women
with borderline personality disorder. American Journal of Psychiatry, 164, 500-508.
Schmitt, D.P., & Allik, J. (2005). Simultaneous administration of the Rosenberg self-
esteem scale in 53 nations: exploring the universal and culture-specific features of
global self-esteem. Journal of Personality and Social Psychology, 89, 623–642.
Stice, E. (2002). Risk and maintenance factors for eating pathology. A meta-analytic
review. Psychological Bulletin, 128, 825-848.
Tarrier, N. (2001). The use of coping strategies and self-regulation in the treatment of
psychosis. In A. Morrison (ed.), Casebook of cognitive therapy for psychosis. London:
Routledge.
Verbraak, C. (2009). Kijken in de ziel. Psychiaters over hun vak en zichzelf. Amsterdam: De
Bezige Bij.
Wegner, D.M. (1994). Ironic processes of mental control. Psychological Review 101, 34-
52.
Bijlage 1
Indicatieformulier COMET

In te vullen door behandelaar na indicatiegesprek

Naam
Geslacht
Leeftijd
Adres
Diagnose

Behandelprogramma primaire behandeling

Primaire behandelaar

Omschrijving negatief zelfbeeld

Omschrijving tegenvoorbeelden

Bijzonderheden

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Bijlage 2
Rosenberg Self-Esteem Scale

(vertaling: Franck, De Raedt, Barbez & Rosseel, 2008)

Instructies: hierna volgen 10 beweringen over uw algemene gevoelens


ten opzichte van uzelf. Als u helemaal akkoord gaat, omcirkelt u HA.
Als u akkoord gaat met de uitspraak, omcirkel dan A. Als u niet ak-
koord gaat, omcirkel dan NA. Als u helemaal niet akkoord gaat, om-
cirkel dan HNA.

Hele- Akkoord Niet Hele-


maal 2 akkoord maal
akkoord 1 niet
3 akkoord
0
1. Over het algemeen ben ik tevreden
met mezelf HA A NA HNA
2. Bij momenten denk ik dat ik hele-
maal niet deug HA A NA HNA
3. Ik heb het gevoel dat ik een aantal
goede kwaliteiten heb HA A NA HNA
4. Ik ben in staat dingen even goed te
doen als de meeste andere mensen HA A NA HNA
5. Ik heb het gevoel dat ik niet veel heb
om trots op te zijn HA A NA HNA
6. Het is ongetwijfeld zo dat ik me bij
momenten nutteloos voel HA A NA HNA
7. Ik heb het gevoel dat ik een waarde-
vol iemand ben, minstens evenwaardig HA A NA HNA
aan anderen
8. Ik wou dat ik meer respect voor me-
zelf kon opbrengen HA A NA HNA
9. Al met al ben ik geneigd mezelf een
mislukkeling te voelen HA A NA HNA
10. Ik neem een positieve houding aan
ten opzichte van mezelf HA A NA HNA

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
108 COMET voor negatief zelfbeeld

Scoren en normering

Stap 1: spiegel de negatief geformuleerde items 2, 5, 6, 8 en 9.


Stap 2: tel de itemscores bij elkaar op. De range van de totaalscores is
dan 0-30.
Let op: in de literatuur wordt ook geregeld 1-4 gescoord, zodat de
range van de totaalscores in dat geval 10-40 bedraagt.
Stap 3: er bestaan geen officiële Nederlandse normen voor verschil-
lende groepen. Op basis van een grote studie van Schmitt en Allik
(2005) kan een score van 18 (of 28 bij range 10-40) als grensscore
worden beschouwd tussen functioneel en disfunctioneel, terwijl een
scoreverschil van minimaal 6 punten tussen begin- en eindmeting
(Korrelboom, Marissen & Van Assendelft, 2011) indicatief is voor een
reliable change (Jacobson & Truax, 1991).
Formulieren

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Registratieformulier 1: beschrijving van het
(onterechte) negatieve zelfbeeld

Toelichting
Een negatief zelfbeeld heeft meestal óf betrekking op een of meer
specifieke persoonlijke kenmerken en eigenschappen óf het gaat
om een globaal negatief persoonlijk oordeel.
Specifieke negatieve kenmerken gaan meestal over uiterlijk (lelijk,
dik, dun, rare benen, enz.), intelligentie (dom, niets begrijpen, on-
voldoende schoolopleiding), sociale waarde (suf, saai, oninteres-
sant) of maatschappelijke status (onbenullig, er niet bij horen, niets
voorstellen, grijze muis).
Globale negatieve persoonlijke oordelen geven eerder een ‘totaal-
plaatje’ van de persoon en kunnen (maar dat hoeft niet altijd) een
optelsom zijn van een aantal veronderstelde specifieke negatieve
kenmerken. Men vindt zichzelf dan waardeloos, niet de moeite
waard, slecht, ‘een niets’ of ‘een niemand’.
De lijn tussen specifieke en globale negatieve zelfbeoordelingen is
niet altijd scherp te trekken.
Zoals bekend gaat de Zelfbeeldtraining over negatieve zelfbe-
oordelingen die niet (helemaal) terecht zijn. Het gaat dus over
vermeende negatieve kenmerken en eigenschappen waarvan u ‘er-
gens’ weet dat ze niet (helemaal) kloppen. U weet dat ‘ergens’ wel
met uw gezond verstand, maar (nog) niet met uw gevoel.
Geeft u hieronder aan wat u zo negatief vindt aan uzelf (terwijl u
dus tegelijk weet dat dit niet (helemaal) terecht is). Gebruik daar-
voor een of enkele woorden of een korte zin. Op het verbeteren
van dit negatieve zelfbeeld zal de verdere training in eerste instan-
tie gericht zijn.

Noteer
Ik vind dat ik ben

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Registratieformulier 2: inventarisatie positieve
eigenschappen

Hieronder staat een groot aantal eigenschappen die doorgaans als


positief worden beoordeeld. Geef van ieder van die eigenschappen aan
of u deze niet (0), een beetje (1) of juist in hoge mate (veel = 2) bezit.
Indien u positieve eigenschappen (een beetje of veel) heeft die niet in
onderstaand overzicht staan, dan kunt u deze zelf invullen in de open
vakjes onder aan de lijst.

Positieve eigenschappen en kenmerken Niet (0); Beetje (1); Veel (2)

Eerlijkheid

Betrouwbaarheid

Humor

Doorzettingsvermogen

Hulpvaardigheid

Intelligentie

Avontuurlijkheid

Kunnen genieten

Inlevingsvermogen

Sterk zijn

Originaliteit

Standvastigheid

Souplesse

Sportief zijn

Deskundigheid

Schoonheid (uiterlijk)

Mensen op hun gemak kunnen stellen

Moedig zijn

Handig zijn

Onafhankelijk zijn

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
112 COMET voor negatief zelfbeeld

Positieve eigenschappen en kenmerken Niet (0); Beetje (1); Veel (2)

Kritisch zijn

Vriendelijkheid

Tolerantie

Zelfbeheersing

IJver

...

...

...
Registratieformulier 3: uitwerken in korte verhaaltjes
van positieve eigenschappen

Positieve eigen-
schap

Situatie

Tegenspraak met
negatief zelf-
beeld

Het verhaaltje

Moment waarop
positieve eigen-
schap het duide-
lijkst was

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Registratieformulier 4: verslag van de oefeningen

dag van de oefening en hoe vaak, korte beschrijving van hoe het
week stap hoe lang ging
maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

zondag

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Registratieformulier 5: overzicht van triggers voor
een negatief zelfbeeld

100 (zeer sterke trigger)

90

80

70

60 (gemiddeld sterke trigger)

50

40

30

20

10 (zwakke trigger)

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Over de auteur

Dr. Kees Korrelboom (1951) is klinisch psycholoog en psychothera-


peut. Hij werkt als hoofd wetenschappelijk onderzoek en zorginno-
vatie bij PsyQ Haaglanden, onderdeel van de Parnassia Bavo Groep.
Daarnaast is hij als zzp’er directeur van een klein eigen bedrijfje, West-
land Workshops, dat kleinschalige cursussen en opleidingen verzorgt
binnen de klinische psychologie en de psychotherapie.
Kees Korrelboom was eerder bestuurslid en voorzitter van de oplei-
dingscommissie van de VGCt. Sinds een aantal jaren gaat hij door het
leven als lid van verdienste van deze vereniging.
Hij publiceerde onder andere over het behandelen van angst en per-
soonlijkheidsproblematiek en ook over psychotherapie in het alge-
meen en cognitieve gedragstherapie in het bijzonder. Daarnaast ver-
schenen van zijn hand diverse publicaties over COMET.

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Toelichting op de dvd

U treft op de dvd alle stappen aan van het behandelprotocol dat in dit
boek is beschreven.
Er zijn bovendien twee extra therapiescènes opgenomen. De eerste
gaat over een algemeen probleem dat regelmatig voorkomt: de cliënt
maakt geen huiswerk. De tweede extra scène heeft betrekking op een
veelgemaakte fout bij COMET: de therapeut staat te veel stil bij de pro-
blematische kanten van de cliënt en dwaalt daardoor te veel af van de
hoofdstrategie van COMET: versterken van de positieve eigenschappen
van de cliënt.
De auteur van het boek, Kees Korrelboom, is in alle scènes de thera-
peut. Yvonne Binnerts is de actrice die de cliënt speelt.
De achtereenvolgende scènes zijn:

Presessie Indicatiestelling

Stap 1 Vaststellen negatief zelfbeeld

Stap 2 Uitleg uitgangspunt en rationale

Stap 3 Bepalen incompatibel positief tegenbeeld

Stap 4 Illustreren met concrete tegenvoorbeelden

Stap 5a en b Emotioneel versterken tegenvoorbeelden met imaginatie en zelfspraak

Stap 5c Emotioneel versterken tegenvoorbeelden met imaginatie, zelfspraak en


motoriek
Stap 5d Emotioneel versterken tegenvoorbeelden met imaginatie, zelfspraak,
motoriek en muziek
Stap 6 Contraconditionering 1: immuun maken

Stap 7 Contraconditionering 2: coping

Extra 1 Het huiswerk is niet gemaakt

Extra 2 Veel gemaakte fout: te sterke gerichtheid op negatieve aspecten

K. Korrelboom, COMET voor negatief zelfbeeld, DOI 10.1007/978-90-313-9056-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

You might also like