Professional Documents
Culture Documents
Спланхнология 1st Edition Киселева М Г full chapter download PDF
Спланхнология 1st Edition Киселева М Г full chapter download PDF
■■■■■■■■ ■ ■
Visit to download the full and correct content document:
https://ebookstep.com/download/ebook-42969704/
More products digital (pdf, epub, mobi) instant
download maybe you interests ...
https://ebookstep.com/product/giao-trinh-be-internet-awesome-1st-
edition-google/
https://ebookstep.com/product/the-way-i-used-to-be-1st-edition-
amber-smith/
https://ebookstep.com/product/i-ll-be-your-wife-jho-hyo-eun/
Marry Me or Be My Wife Ally Jane
https://ebookstep.com/product/marry-me-or-be-my-wife-ally-jane/
https://ebookstep.com/product/ein-mord-erster-klasse-smiley-
bd-2-1st-edition-john-le-carre/
https://ebookstep.com/product/handbuch-
industrie-4-0-bd-2-automatisierung-2te-birgit-vogel-heuser/
https://ebookstep.com/product/handbuch-
industrie-4-0-bd-1-produktion-2nd-edition-birgit-vogel-heuser/
https://ebookstep.com/product/yoko-tsuno-bd-7-zwischen-leben-und-
tod-2001st-edition-roger-leloup/
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Copyright ООО «ЦКБ «БИБКОМ» & ООО «Aгентство Kнига-Cервис»
Another random document with
no related content on Scribd:
De koning: Is het land, dat gij van mij wilt ruilen, goed van hout en
water voorzien?
Retief: Als wij dien grond konden krijgen, zouden wij blijde zijn, want
er is hout en water in overvloed.
Retief: Wij zijn armer geworden aan vee, want wij hebben op den
Trek veel vee verloren. Toch hebben wij nog genoeg voor ons bedrijf,
als wij maar vruchtbaren grond kunnen krijgen.
De koning: Is het waar, Retief, dat gij met Moselekatse oorlog hebt
gevoerd?
Retief: Ik heb zijn lijk niet gezien; ik denk, dat hij nog leeft.
Retief: Ja, want Moselekatse had ook veel van ons vee genomen.
Retief: Wij willen niet in het land van een ander wonen, dat wij niet
hebben gekocht of geruild. En Moselekatse is nu gevlucht—hoe
zullen wij dan met hem kunnen spreken over het ruilen van grond, o
koning!
Zij behoefden niet lang te wachten. Reeds den anderen dag kwam
de boodschap, en de Boeren gingen vol hoop op een goeden uitslag
opnieuw tot den koning.
„Zij het aan allen kennelijk, dat aangezien Piet Retief mijn vee heeft
hernomen, dat Sikonyella van mij had gestolen, welk vee gezegde
Retief mij nu heeft afgeleverd, zoo verklaar en certificeer ik Dingaan,
koning der Zoeloe’s, dat ik heb goed gedacht, aan hem Retief en zijn
landgenooten af te staan de plaats Port-Natal met al het land,
daaraan gelegen, dat is te zeggen van de Tugelarivier tot aan de
Umzimvuburivier ten westen, en van de zee naar het noorden, zoo
ver het land bruikbaar moge zijn en aan mij toebehoort—hetwelk ik
bij deze doe, en hun schenk als hun voortdurend eigendom.”
Toen deze spelen geëindigd waren, richtte zich de koning tot Retief.
„Ik vind het mooi,” was het antwoord; „nog nooit, o koning, heb ik zoo
iets gezien!”
„Hebt gij ook zulke groote groepen ossen van één kleur?” was de
nieuwe vraag van den Zoeloe-vorst.
„Dan zijt ge niet zoo’n groot koning als ik,” meende Dingaan.
„Ik zie,” was het antwoord, „dat gij een machtig, goed en rijk koning
zijt, dat gij uw scepter uitstrekt over een groot volk, en ik denk, dat ik
en mijn volk in vrede en vriendschap zullen leven met koning
Dingaan en zijn volk.”
De Boeren verlangden naar huis, maar zij wilde den [135]koning niet
onaangenaam zijn; zoo bleven zij in hun kamp. Zwermen aasvogels
zagen zij neerstrijken op den moordheuvel daar voor hen, doch dit
deerde hen niet. Morgen, morgen gingen zij immers naar huis!
Maar aan den Engelschen zendeling Owen, die aan het „hof”
verkeerde, liet Dingaan deze boodschap brengen: „Verontrust u niet,
mijnheer Owen; ik laat de Boeren maar doodslaan.”
Acht dagen lang heeft dit moorden geduurd, en het zou met de
Boeren nog veel hachelijker hebben gestaan, indien de verhaalde
veldbrand den Trek der Boeren niet had vertraagd. Natal was het
slagnet, waarin de Emigranten moesten worden geworgd, en al was
al het volk nog niet in Natal, de voorhoede raakte in dat gespannen
net toch vreeselijk bekneld.
Langs een lijn van bijna zeven uren gaans, van af Rendsburgspruit
tot aan de Blauwkransrivier, werden de Boerenlagers plotseling
tegelijkertijd door een groote overmacht aangetast.
Te Doornkop stond een groot lager der Boeren, dat ongemoeid bleef,
en waar men van niets wist, totdat vluchtelingen, meest vrouwen en
kinderen, slechts in nachtgewaad gehuld, de vreeselijke ramp
kwamen mededeelen. Onmiddellijk werden de ossen voor de
wagens gespannen, om naar de bedreigde punten te trekken, de
gewonden en zwakken op te nemen, en te redden wat nog te redden
was. Rechts en links hoorde men voorttrekkende uit de verte den
scherpen knal van het geweer en het woeste gebrul der Zoeloe-
Kaffers, maar er was op het oogenblik geen denken aan, om de
vrienden te helpen, want eerst moesten de vluchtelingen worden
opgezocht en verzorgd. Dadelijk echter werden er rapporten
gezonden aan de nakomende treinen, om zich in lagers te
vereenigen, daar de vijand in de nabijheid was.
Vreemd was het, dat een vreemdeling, een blanke, in een der
geplunderde en gehavende ossenwagens werd ontdekt, bezig met
geld te stelen. Hij trachtte te vluchten, maar de Boeren schoten hem
dood. Het bleek een Engelschman te zijn.
De omtrek van een volgende groep wagens bewees, dat hier lang en
bitter was gestreden, voordat de Kaffers hadden gezegepraald. Vele
Kafferlijken bedekten den grond, maar van de dappere verdedigers,
de Witten en de Botha’s, was ook niemand overgebleven. De gieren
waren reeds neergestreken op de blanke en zwarte lijken, maar de
Boeren joegen ze op, begroeven de bekenden, en dekten de
anderen met het huiflinnen der ossenwagens, opdat de familieleden
hen zouden kunnen herkennen.
En zoo ging het van groep tot groep—het was één afschuwelijk,
afgrijselijk bloedbad!
Bij een baal rijst vond men een aantal personen vermoord; zij
hadden gemeend, dat het een baal kruit was, en betaalden hun
vergissing met hun leven.
Het lager van Gert Maritz, drie en dertig man sterk, kon zich gelukkig
staande houden. Ook het „Vechtlager” bij de Boschmansrivier
doorstond de Kafferwoede. Het gevecht duurde hier den ganschen
dag, en reeds begon de ammunitie op te raken, toen een goed
gemikt schot uit een drieponder [139]verwarring bracht in de
gelederen der Zoeloe’s. Van dit oogenblik maakten de Boeren
gebruik, om een krachtigen uitval te doen, en de moordenaars
sloegen op de vlucht.
Het was voor de afwezige Boeren een ontzettend oogenblik, toen zij,
des avonds van de jacht terugkeerend, voor hunne uitgemoorde,
uitgebrande kampen stilhielden.
Daar lagen hun broeders, hunne vaders, hunne zonen: verslagen als
de helden van Israël op het gebergte van Gilboa!
Waar waren hunne lagers gebleven, die zij zoo hoopvol hadden
verlaten? Het vroolijk gezang der kinderen, het vriendelijke oog der
huisvrouw—waar was het gebleven?
Ach, alles wat hun lief en dierbaar was op deze aarde, het was
verdwenen, het was ondergegaan! En hun oog zag niets dan
brandende puinhoopen, afschuwelijk verminkte lijken en rookende
bloedplassen!
En toen hunne oogen geen tranen meer hadden, toen stonden zij
op. En zij hieven hunne handen omhoog naar de sterren, die boven
hunne hoofden fonkelden, en zij zwoeren bij Hem, Die eeuwig leeft,
dat zij dit onschuldige bloed zouden wreken.… [140]
[Inhoud]
HOOFDSTUK XVIII.
De jonge Boeren uit Kloppers’ lager sloten zich bij den tocht aan,
doch Gert Kloppers en de andere huisvaders bleven, daar het
gevaar van overrompeling niet gering was, ter verdediging in het
lager achter.
Reeds bij het derde hanengekraai van den volgenden morgen was
het geheele lager in beweging. De paarden werden gezadeld, de
kampbenoodigdheden op de weinige wagens geladen, en de orde
van den tocht geregeld.
Ook Piet Uijs dacht iets dergelijks; die vredige vallei leek hem als
een poorte des doods.
Piet Uijs had zich blijkbaar noodeloos ongerust gemaakt. Wel werd
het in het bosch aan de rechterzijde plotseling levendig, maar de
beweging ontstond door een schaar wilde papegaaien, die bij het
brieschen der paarden opvlogen, en een paar opgeschrikte
reebokken gingen in groote sprongen voor de ruiters uit.
Alsof ze uit den grond zijn opgerezen, zoo staan daar twee Zoeloe-
regimenten—in volle slagorde. Het breede, stalen lemmet der
stootassegaai flikkert in hun vuist, en zij slaan op hun leeren
schilden, dat het dreunt als het rommelen van den verren donder.
Op dit oogenblik dringt een Boer naar voren, naar de spits der
voorhoede, waar Piet Uijs zich bevindt, en rapporteert:
„Kommandant Potgieter laat u weten, dat de Zoeloe’s hem van
achter aanvallen en de vallei versperren!”
Maar de dappere Piet Uijs, die zijn mannen hier heeft gebracht, zal
die poorte open breken door zijn sterken arm.
Potgieter kon aan den wensch van Piet Uijs niet meer voldoen, want
de snelvoetige Zoeloe’s waren, van de hellingen der bergen naar
beneden stormend, reeds als een wig tusschen de voor- en
achterhoede der Boeren ingedrongen.
Potgieter achtte het dus het verstandigst, om eerst van achter zich
ruimte te maken, en daarna zich door te slaan naar de voorhoede.
In dien geest gaf hij bevel, snel eenige salvo’s op de Zoeloe’s die
van achter opdrongen, te geven, dan te paard te springen, en in
vollen galop door den Kaffermuur heen te breken.
„Neem dan dien uitweg,” zeide Piet Uijs snel beraden, „en ik zal met
eenige manschappen den aftocht dekken!”
Juist hield Piet Uijs zijn paard even in, om den vuursteen van zijn
geweer te scherpen, toen uit dat lange gras de gespierde arm van
een Zoeloe-krijger zichtbaar werd. Op hetzelfde oogenblik drong een
speer met kracht in de rechterheup van den wakkeren aanvoerder,
dien hij met eigen hand nog uit de wond trok.
Tegelijkertijd stortte het paard neer van een Boer, met name Nel, die
naast hem reed.
Nel haastte zich om het te doen, doch het paard van Uijs had nog
maar weinige stappen gedaan, toen Nel met de handen naar boven
tastte, alsof hij een houvast zocht, en door een doodelijken
speerworp getroffen, tuimelde hij van het paard.
Uijs was intusschen doodsbleek geworden; slechts met moeite hield
hij zich in het zadel. Twee van zijn manschappen plaatsten zich nu
met hun paarden aan weerskanten van den geliefden aanvoerder,
hem onder het rijden ondersteunende.
Vol weemoed en droefheid, maar toch nog met de stille hoop in het
hart, dat zij hem straks nog zouden kunnen redden, lieten zijn
makkers hem achter.
Helaas! Het was een ijdele hoop. Zij waren nog niet ver gekomen,
toen zij den sterken man zagen waggelen en van het paard vallen.
Dirk, de twaalfjarige zoon van Piet Uijs, was een eind vooruit.
De zwaargewonde aanvoerder hief uit het lange gras, waar hij lag,
nog het stervende hoofd op, om te zien, of Dirk in veiligheid was.
Dat was het einde van Piet Uijs, dien de Boeren den Dappere
noemen, en van zijn heldenzoon Dirk. Maar het Boeren-kommando
trok, door de snelvoetige Zoeloe’s onophoudelijk bestookt en
verontrust, teleurgesteld en ontmoedigd terug. [145]