Professional Documents
Culture Documents
De Accountant 1st Edition Gregg Hurwitz Full Chapter Download PDF
De Accountant 1st Edition Gregg Hurwitz Full Chapter Download PDF
Hurwitz
Visit to download the full and correct content document:
https://ebookstep.com/product/de-accountant-1st-edition-gregg-hurwitz/
More products digital (pdf, epub, mobi) instant
download maybe you interests ...
https://ebookstep.com/product/de-machthebbers-gregg-hurwitz/
https://ebookstep.com/product/orphan-x-01-1st-edition-gregg-
hurwitz/
https://ebookstep.com/product/la-cala-2024th-edition-gregg-
dunnett/
https://ebookstep.com/product/la-cala-1-inspectora-erica-
sands-2024th-edition-gregg-dunnett/
■■■■ ■■ ■■■■■■■■ ■2■ 2nd Edition Brendan Gregg
https://ebookstep.com/download/ebook-56256090/
https://ebookstep.com/product/vento-de-queimada-1st-edition-
andre-de-leones/
https://ebookstep.com/product/langs-de-de-afgrond-1st-edition-
arnold-heumakers/
https://ebookstep.com/product/laberinto-de-intrigas-1st-edition-
pilar-de-aristegui/
https://ebookstep.com/product/palmeirim-de-inglaterra-1st-
edition-francisco-de-moraes/
Over het boek
Vroeger was hij Orphan X – een geheim agent die moordaanslagen pleegde
namens een overheid die zijn bestaan ontkende – maar dat leven ligt
voorgoed achter hem. Nu helpt Evan Smoak als de ‘Nowhere Man’ iedereen
die in de problemen zit en zich tot niemand anders kan wenden. Het is een
zelfopgelegde boetedoening die van de kille moordenaar langzaam maar
zeker weer een man met een geweten heeft gemaakt, waardoor hij begint te
geloven dat een normaal leven mogelijk is. En dus neemt Evan een besluit.
Nog één keer zal hij iemand van dienst zijn die zijn hulp nodig heeft, maar
daarna zal de Nowhere Man ophouden te bestaan. Een allerlaatste klus.
Alleen zou deze hem weleens fataal kunnen worden…
**** ‘Een met veel vaart geschreven actiethriller vol ijzersterke karakters die
Jason Bourne en Ethan Hunt (Mission Impossible) op alle fronten achter
zich laat.’ vn Detective en Thrillergids over De president
Over de auteur
Gregg Hurwitz is de auteur van zestien thrillers. Zijn boeken werden
genomineerd voor onder andere de cwa Ian Fleming Steel Dagger, en
verschijnen in 22 talen. Hij groeide op in de omgeving van San Francisco en
woont tegenwoordig in Los Angeles. Hij studeerde Engels en psychologie
aan Harvard en vervolgde zijn studie aan Trinity College (Oxford
University), waar hij zich specialiseerde in de tragedies van William
Shakespeare. Naast zijn thrillers schrijft Hurwitz screenplays voor Disney,
Paramount, Warner Bros en mgm, alsmede graphic novels voor Marvel
(Wolverine, The Punisher) en dc Comics (Batman). Hij was bovendien als
schrijver en producent betrokken bij diverse tv-series, doceerde
schrijfcursussen en gaf diverse gastcolleges aan internationale universiteiten.
Van dezelfde auteur
De misdaadschrijver
Vertrouw niemand
Dan sterft ze
Jij bent de volgende
Orphan X
De Nergensman
De rekruut
De president
The Terror
Onderweg naar zijn flatje, in de laatste straat van Culver City die nog niet
door de gentrificatie was opgeschaald, besefte hij voor de zoveelste keer: hij
wist helemaal niets over wat dan ook.
Dat leek in grote lijnen waar. Maar in het bijzonder betekende het dat hij
zich geen zorgen hoefde te – zou hoeven – maken over de onzin waarmee
Grant hem twee maanden geleden had opgezadeld.
Hij kon zich de scène nog goed voor de geest halen, met een helderheid
die gereserveerd leek voor pijnlijke gebeurtenissen. Golden Boy Grant, de
trots van de Merriweathers, die voor het eerst een bezoek bracht aan Max’
verloederde flatje op de eerste verdieping en die op het versleten tapijt bleef
staan zodat hij in zijn peperdure maatpak niet op de vlekkerige bank plaats
hoefde te nemen. Grant, over wie Max bij elke sporadische ontmoeting met
de familie grote verhalen te horen kreeg. Grant, de forensisch accountant,
gespecialiseerd in international auditing, business evaluation,
fraudeonderzoek, financiële forensics, en god mocht weten wat al niet. Grant,
die zijn titels zelfs op de kerstkaarten van de familie achter zijn naam zette,
godbetert. Grant, gespecialiseerd in het aan de dag leggen van
machtsmisbruik, die de boekhouding controleerde in opdracht van
verzekeringsmaatschappijen, politiekorpsen, advocaten, banken, justitie,
regulerende overheidsinstanties, en heel soms een particulier. Grant met zijn
stoere, verzorgde uiterlijk, de wilskrachtige kin, de glanzend gepoetste
chique schoenen en het tot op de millimeter bijgewerkte haar. ‘Het is mijn
vak om me zo exact mogelijk uit te drukken,’ had hij Max meer dan eens
verteld. En Max moest toegeven, onderuitgezakt op zijn afgeleefde bank,
dat je je waarschijnlijk zou kunnen snijden aan de vouw in de broekspijpen
van zijn neef.
Grant had hem een kanariegele envelop gegeven en erbij gezegd: ‘Als me
ooit iets overkomt, moet je het nummer bellen dat hierin zit.’
Max zei: ‘Serieus? Het lijkt wel een film van Hitchcock.’
‘Serieus.’
Max slikte moeizaam en zei: ‘Van wie is dat nummer?’
‘Van een vrouw die bij de Los Angeles Times werkt. Vertrouw alleen haar
en niemand anders. Dat moet je me beloven.’
‘Wat is er aan de hand, Grant?’
Grant lachte. ‘Niks. Maak je om mij maar geen zorgen. Luister, ik heb te
maken met behoorlijk grote jongens. En ik heb al heel wat louche figuren
onderuitgehaald. Ik wil er alleen maar voor zorgen dat ik…’ Hij wachtte
even, ongetwijfeld om met die legendarische precisie van hem exact het
juiste woord te kiezen. ‘… dat ik gedekt ben. Voor het geval ik op een
gegeven moment tegen de verkeerde steen trap. Het is niet iets wat je zou
kunnen tegenkomen in jouw…’ Weer een kort moment van stilzwijgen waar
de precisie van afdroop. ‘… branche. Maar zoals je al zei, heb je dit soort
dingen wel vaker gezien, in films.’
In films, dacht Max, kwamen dit soort dingen altijd goed. De held legt
een of ander dossier aan, voor-het-geval-ik-het-loodje-leg, om te
voorkomen dat hij in een donker steegje wordt gemold. Vervolgens wandelt
hij zonder enige vrees het hol van de leeuw binnen om daar het geboefte uit
te schakelen en als held van de dag met de eer te gaan strijken. En niemand
denkt nog aan die arme sloeber die over het dossier waakte.
Maar dit was geen film, en Max had in elk geval één ding van het echte
leven opgestoken: dingen liepen nooit zoals in de film. Wat je in de
bioscoop zag, was allemaal flauwekul.
Hij keek omlaag naar de gaten die in de knieën van zijn broek waren
gevallen. Het zaagsel plakte nog aan de witte harpsnaren van de spijkerstof.
‘Ik weet het niet, man. Dat geheimzinnige gedoe is niet helemaal mijn
ding.’
‘Kom op nou, Mighty Max,’ zei Grant, alsof hij het tegen een klein
jongetje of een niet al te snuggere helpdeskmedewerker had. ‘Toon toch
eens wat lef, man. Pak voor de verandering eens je verantwoordelijkheid.’
Een stiletto in de buik. Het duurde een paar seconden voordat Max weer
uitademde. Hij hield zijn ogen naar de grond gericht omdat hij niet wilde
laten merken hoe Grant hem op buitengewoon effectieve manier onderuit
had gehaald. Hij zag al voor zich hoe Grant een paar keer op die zinnetjes
had geoefend, in de spiegel van de sportschool.
Max bestudeerde zijn handen. ‘En Jill dan?’
‘Dat is te gevaarlijk. Mijn vrouw staat nu niet bepaald ver van me af. En
mijn familie ook niet. Het punt is dat het bij niemand op zal komen dat ik
die envelop aan jou zou kunnen hebben gegeven. Ik bedoel, niemand zal aan
jou denken.’
‘Oké,’ zei Max.
‘Je weet best wat ik bedoel. Alsjeblieft, Max.’ Grant keek op zijn
Breitling-horloge. ‘Ik moet weer terug naar kantoor. Kan ik op je rekenen?’
Max pulkte aan een ruwe inkeping van een duimnagel die hij ooit per
ongeluk met zijn lintzaag had geraakt. Zonder op te kijken hief hij zijn
hand. ‘Beloofd.’
‘Geweldig. Hartstikke bedankt.’ Het klonk bijna alsof Grant het meende.
‘Bedankt, Mighty Max.’
Die woorden brachten een herinnering bij hem naar boven. Hij was vijf,
en ze waren met de hele familie gaan picknicken bij Point Dume. Max had
een torenhoog zandkasteel gemaakt, dat hij vervolgens als een godzilla had
platgetrapt. Iedereen had erom gelachen en naar hem gewezen, zelfs zijn
vader, en Grant had hem toen die bijnaam gegeven. Een kort, glorieus
moment waarin hij de trots van de Merriweathers was.
Grant liep naar hem toe en drukte de stugge kanariegele envelop in Max’
hand. Er zat iets in wat rammelde, iets kleins en hards.
Een vlaag dure parfum en weg was Grant.
Maak je om mij maar geen zorgen.
Zittend achter het stuur van zijn inmiddels geparkeerde auto wist Max
weer hoe lang hij toen met die envelop in zijn hand was blijven zitten. Hoe
hij hem met ducttape achter de stortbak van het toilet had geplakt voordat
hij van huis was gegaan om samen met de hardwerkende Latijns-
Amerikaanse dagloners bij de bouwmarkt te gaan staan in de hoop voor een
klus te worden uitgekozen.
Hij haalde zijn uitklapbare mobieltje tevoorschijn en nam de laatste
berichten nog eens door voor het geval ze zichzelf het afgelopen kwartier op
magische wijze herschreven hadden.
Max borg het toestel op, maakte aanstalten om uit te stappen, maar bleef op
handen en knieën op de passagiersstoel zitten toen hij uit het raam keek en
op de eerste verdieping van zijn flatgebouw zijn buurman, meneer Omar, uit
diens woning zag komen. Meneer Omar, voornaam onbekend, steevast met
een ongeschoren kop, schuifelde naar de voordeur van Max’ flatje, beschenen
door het vervormende schijnsel van de spotjes op de galerij. Bij Max’
voordeur aangekomen klopte hij met ferme hand aan.
‘Max, Max, Max. Ben je weer niet op tijd, Max? Ik hoor je daarbinnen
wel, hoor. Ik vind het vervelend dat ik er steeds om moet vragen, beste man.
Ik heb belangrijkere zaken aan mijn hoofd. Echt, hoor.’
Meneer Omar klopte nog een paar keer op de deur, zuchtte hoorbaar en
liep terug naar zijn eigen flatje. Max zag dat hij achter het grote raam in zijn
relaxstoel ging zitten, beschenen door het aquariumlicht van zijn tv.
Morgen, na het werk, zou Max genoeg geld hebben om de huur te
betalen, en dan zou hij meteen naar meneer Omar gaan om zijn schuld te
voldoen.
Hij kroop uit de auto en deed het portier zo zacht mogelijk dicht. Hij
besloot niet de trap te nemen omdat hij dan langs het raam van meneer
Omar moest, maar liep naar de telefoonpaal die pal tegen het gebouw aan
stond, met handige U-vormige voetsteunen eraan.
Daar ging hij, naar boven. Hij zette een voet op de rand van de dakgoot
en klom door het badkamerraam naar binnen, dat hij speciaal voor dit soort
situaties niet op slot deed.
Hij stapte van het deksel van de toiletpot en stak zijn hand uit naar de
deurknop toen hij iets in de slaapkamer hoorde.
Een geluid alsof er iets scheurde.
Sggg. Sggg. Sggg.
Hij bleef staan en vertrouwde zijn oren niet.
Nu hoorde hij het weer, drie keer een verontrustend raspend geluid.
Hij merkte ineens dat hij droge lippen had. Toen hij de deurknop pakte,
trilde zijn hand een beetje.
Langzaam draaide hij de deurknop om. De scharnieren maakten gelukkig
geen geluid. Er brandde geen licht in het appartement, maar vanuit de hal
viel een streepje licht van een paar centimeter breed op zijn gezicht toen hij
de deur een klein stukje opendeed.
Een man.
In zijn slaapkamer.
Die in het donker iets aan het doen was.
Mouwloos T-shirt. Opvallend gespierde armen die glommen van het
zweet. Geen gladde, egale huid. Een tattoo? Een hennatekening? Littekens?
Een ervan, bij de triceps, had sierlijke lijnen, een soort molentje. De man
stond met zijn rug naar Max toe, zijn schouders bewogen, zijn handen
waren met een onzichtbare taak bezig. Zijn geur hing zwaar in de
ongeventileerde lucht, de geur van muskus, als vlees dat bijna tot ontbinding
overging.
Max’ kasten waren leeggehaald, zijn povere bezittingen lagen op de grond,
het bureau was een eindje van de muur geschoven. De tv lag op zijn kant, en
er waren gaten in de gipswand geslagen.
De man richtte zich op en wreef met zijn arm langs zijn voorhoofd. Max
zag zijn vuist, met daarin een gevechtsmes met kartelrand.
Max zag in het schemerdonker genoeg om de letters op zijn onderarm te
kunnen lezen: the terror. Hij keek langs de benen van de man en zag dat
het beddengoed was afgehaald en dat de matras op een paar plekken was
opengesneden. De vulling stulpte er als darmen uit.
De man draaide het mes behendig rond in zijn hand, boog nog eens over
de matras en stootte het lemmet in een niet opengereten stuk, een geluid
alsof het mes in een lichaam werd gestoken.
En toen klonk het nare geluid weer: sggg, sggg, sggg.
Er kwam een gedachte bij Max op: als hij niet was teruggegaan naar die
dakloze, zou hij drie minuten eerder zijn thuisgekomen, wat betekende dat
hij meneer Omar dan niet gezien zou hebben, wat betekende dat hij
gewoon via de voordeur zijn huis zou zijn binnengegaan en recht in de
klauwen van deze verschrikking zou zijn gelopen.
Door de toenemende pijn in zijn borst merkte hij dat hij zijn adem had
ingehouden. Heel voorzichtig trok hij de deur weer dicht en draaide de
deurknop weer terug. De klik die hij hoorde toen hij losliet klonk als een
donderslag.
Hij liep terug naar de toiletpot en kneep zijn ogen half dicht elke keer dat
hij het gebarsten linoleum onder zijn voeten hoorde kraken. In de
slaapkamer bromde de man iets met gedempte stem, het mes werd weer met
een klap in de matras gezet, en daarna klonk weer het sggg-sggg-sggg-geluid.
Het deed Max denken aan een mes dat door zenuwen en pezen sneed.
Hij zag vlekken voor zijn ogen en even werd hij licht in het hoofd. Hij zette
zijn benen stevig neer en knipperde met zijn ogen om weer helder te
worden.
Kom op, sprak hij zichzelf toe. Snel en geruisloos. Je kunt het.
Hij zocht op de tast achter de stortbak, trok de kanariegele envelop los en
wurmde zich door het raampje naar buiten.
3
Gewoon
Max zat in zijn auto, die hij in een steegje achter een kleine supermarkt in
het westen van Los Angeles had geparkeerd, haalde diep adem en scheurde
de feestelijk geelgekleurde envelop open die Grant hem in bewaring had
gegeven.
Er zat een opgevouwen vel papier in met Grants briefhoofd erop, waar
een naam en een telefoonnummer op waren geschreven. Lorraine Lennox,
naar Max aannam de journalist van de Los Angeles Times die volgens Grant
als enige te vertrouwen was. Toen hij de brief openvouwde, viel er een geel
envelopje in zijn schoot. In grote letters stond erop: niet openmaken. Max
voelde dat er iets van een zeker gewicht in zat; het zou een zilveren dollar
kunnen zijn.
Hij gooide het envelopje op de passagiersstoel en keek naar het
telefoonnummer dat in de brief stond.
Als me ooit iets overkomt, moet je het nummer bellen dat hierin zit.
Max mocht dan niet veel voorstellen, maar hij was wel iemand die zich
aan zijn woord hield.
Hij belde.
Vier keer ging de telefoon over, daarna kreeg hij de voicemail. Lorraine
Lennox, die hem vroeg een boodschap in te spreken, had een
vertrouwenwekkende stem. Na de piep zei hij: ‘Ja, hallo, met… eh, Max
Merriweather. Ik… ik moet je dringend spreken. Dus bel me maar terug. Zo
snel mogelijk.’ Hij hoorde dat hij steeds dwingender sprak en haalde even
adem. ‘Sorry als ik overkom als een stalker of zo. Het is alleen zo dat ik… Ik
zit in een superrare situatie, gevaarlijk zelfs, en ik moet… eh, jij bent de
enige met wie ik mag praten. Dat heb ik namelijk beloofd en…’ Hij wreef in
zijn vermoeide ogen en wist niet goed hoe hij het het beste kon uitleggen.
‘Bel me terug, alsjeblieft. Oké. Bedankt.’
Snel dreunde hij zijn telefoonnummer op en verbrak de verbinding.
Hij liet de lucht hortend uit zijn longen ontsnappen en hield zich voor
dat er heel wat mensen waren die het slechter hadden en die er beter mee
om wisten te gaan, dat hij voor hetzelfde geld in Aleppo of Falluja kon
zitten.
Dat hij absoluut niet fucking bang was.
Zijn tank was nog voor een kwart vol, hij had geen schone kleren bij zich,
geen geld, geen idee wat hij moest doen. Hij overwoog voor de vijfde of
vijftigste keer of hij niet beter naar de politie kon gaan, maar Grant had
hem bezworen dat alleen Lorraine Lennox te vertrouwen was. Max had
hem zijn woord gegeven, en Grants verzoek was nu opgeschaald tot een
soort laatste wens. Daar kwam nog bij dat Max inmiddels een gezond
vleugje paranoia had ontwikkeld, met dank aan de messentrekkende
psychopaat die zich kennelijk ‘The Terror’ liet noemen.
De lucht die door het ventilatiesysteem naar binnen werd geblazen voerde
de misselijkmakende zoete geur van ontbinding aan, wat weinig positiefs
deed voor het maagzuur dat omhoog dreigde te komen.
Hij pakte het stuur beet alsof hij had besloten ergens naartoe te rijden,
maar hij kon nergens heen. Hij vervloekte Grant, zichzelf, de hele
onhoudbare situatie, en toen gaf hij toe aan zijn aandrang en pakte
nogmaals de telefoon.
Deze keer verklaarde een opgenomen bericht dat de mailbox van miss
Lennox vol was.
Hij verbrak de verbinding en keek steels naar het envelopje met niet
openmaken erop.
Het envelopje keek gewoon terug.
Hij strekte zijn hand ernaar uit en trok hem toch maar terug.
Grant riep altijd een soort onderdanigheid op. Hij was de oudste van de
neven en was altijd de patriarch van zijn generatie Merriweathers geweest.
Voor zijn vijftigste verjaardag afgelopen maart had hij een jacht gehuurd om
een feestje te geven, met champagne in de maneschijn. Max’ vader had hem
er in geuren en kleuren over verteld: krab met Perrier-Jouët, een
strijkkwartet en als aardigheidje voor iedereen allerlei iPad-accessoires. Elk
luxe detail waarover werd verteld leek een impliciete beschuldiging aan zijn
adres.
De geboorte van Max bleek een teleurstellende ervaring voor zijn vader.
Zijn moeder stierf in het kraambed aan een cardiorespiratoire stilstand als
gevolg van een vruchtwaterembolie, dure woorden die hij al op jonge leeftijd
had geleerd. Zijn vader, die uit een hechte familie met vijf broers kwam, had
hem stoïcijns opgevoed en had gedaan alsof hij het zijn enige kind niet
kwalijk kon nemen dat hem de toekomst was ontnomen die hij voor zich
had gezien. Terry had zich met een vreugdeloze ijver van zijn ouderlijke
taken gekweten en had zijn zoon weinig meer dan alleen het broodnodige
geboden.
Max was er al snel achter gekomen dat hij zich maar het best zo klein
mogelijk kon maken, om onzichtbaar te blijven, het geruisloze wiel. Per slot
van rekening was er al genoeg om zich schuldig over te voelen. Om zijn
vader niet tot last te zijn, had hij Culver City High netjes afgemaakt en was
daarna gaan werken. Zolang hij zijn vrijheid had, legde hij zich erbij neer
dat hij de minst glanzende appel van de stamboom was.
Tot Violet.
Hij was zesentwintig toen hij haar in de zomer tegenkwam, na een
optreden van George Thorogood in het Morongo Casino bij Palm Springs.
Een maat van hem had tickets geregeld, en Max had de peperdure biertjes
betaald, en na het concert waren ze naar het casino gegaan, met ‘Bad to the
Bone’ nagalmend in hun oren, ongefundeerd optimistisch over wat de avond
nog voor hen in petto had.
Hij zag haar staan voor een goedkope gokkast. Ze plukte aan een lok van
haar zijdezachte zwarte haar en had een bijna lege muntjesemmer op haar
schoot. Haar sandalen stonden op de grond en ze zat met een blote voet op
de steunrand van de lege kruk naast haar. Haar donkere ogen en rode lippen
contrasteerden met haar inbleke gezicht. Ze oogde als een schets van een
kunstenaar, verleidelijk en gecompliceerd, diepe gronden die achter die
rustige façade schuilgingen.
Omdat Max’ vriend gebiologeerd naar het roulettewiel zat te kijken, had
Max snel voor vijf dollar aan muntjes gekocht. Steeds keek hij achterom,
bang dat ze een visioen was dat elk moment kon verdwijnen. Voor het eerst
sinds zijn twaalfde moest hij alle moed bij elkaar rapen om iemand van het
andere geslacht te benaderen.
‘Mag ik hier gaan zitten?’ vroeg hij, rammelend met zijn emmertje.
‘Ik heb erg weinig geluk,’ zei ze zonder op te kijken. ‘Als je slim bent, blijf
je zo ver mogelijk bij me uit de buurt.’
‘Maak je geen zorgen,’ zei hij. ‘Zo slim ben ik niet.’
Ze beloonde zijn woorden met een wrang lachje.
En alsof het zo had moeten zijn kreeg hij meteen drie kersen, en de
muntjes kletterden met veel geraas in de bak. Tweehonderdtwintig dollar die
werd uitbetaald in kwartjes voelde als een miljoen.
Samen met een paar omstanders had ze hem gefeliciteerd. Hij had zijn
geld en zijn moed bij elkaar geschraapt en zei: ‘Ik zou je heel graag op een
etentje willen trakteren.’
Ze stonden toen zo dicht bij elkaar dat hij haar parfum kon opsnuiven,
oranjebloesem en vanille. Hij had er niet veel verstand van, maar het rook
duur.
Ze keek hem met haar donkere ogen aan. ‘Dus je hebt een smak geld
gewonnen en nu wil je met me uit?’
‘Om eerlijk te zijn,’ zei hij, ‘wilde ik je al mee uit vragen voordat ik al dat
geld won. Maar nu kan ik het me tenminste veroorloven.’ Hij haalde zijn
Another random document with
no related content on Scribd:
been tampering with her violin. I know she suspected me.
Fortunately, however, I have a very good answer to this apple-pie
bed charge. Eric says that his bed must have been done after dinner,
and I was to be seen at the dance in the lounge all the evening. I
have an alibi.
Besides, I had a bed myself; surely they don’t believe that even a
professional humorist could be so bursting with humour as to make
himself an apple-pie bed and not make one for his brother-in-law in
the same room! It would be too much like overtime.
But they say that only shows my cleverness....
III
Then there is the question of the Barkers. Most of the Victims were
young people, who could not possibly mind. But the Barkers had
two, and the Barkers are a respected middle-aged couple, and
nobody could possibly make them apple-pie beds who did not know
them very well. That shows you it can’t have been me—I—me—that
shows you I couldn’t have done it. I have only spoken to them once.
They say Mr. Barker was rather annoyed. He has rheumatism and
went to bed early. Mrs. Barker discovered about her bed before she
got in, but she didn’t let on. She put out the candle, and allowed her
lord to get into his apple-pie in the dark. I think I shall like her.
They couldn’t find the matches. I believe he was quite angry....
IV
I suspect Denys and Joan. They are engaged, and people in that
state are capable of anything. Neither of them had one, and they
were seen slipping upstairs during the dance. They say they went
out on the balcony—a pretty story....
V
I suspect the Barkers. You know, that story about Mrs. B. letting Mr.
B. get into his without warning him was pretty thin. Can you imagine
an English wife doing a thing of that kind? If you can it ought to be a
ground for divorce under the new Bill. But you can’t.
Then all that stuff about the rheumatism—clever but unconvincing.
Mr. Barker stayed in his room all the next morning when the
awkward questions were being asked. Not well; oh, no! But he was
down for lunch and conducting for a glee-party in the drawing-room
afterwards, as perky and active as a professional. Besides, the really
unanswerable problem is, who could have dared to make the
Barkers’ apple-pie beds? And the answer is, nobody—except the
Barkers.
And there must have been a lady in it, it was so neatly done.
Everybody says no man could have done it. So that shows you it
couldn’t have been me—I....
VI
I suspect Mr. Winthrop. Mr. Winthrop is fifty-three. He has been in
the hotel since this time last year, and he makes accurate forecasts
of the weather. My experience is that a man who makes accurate
forecasts of the weather may get up to any deviltry. And he protests
too much. He keeps coming up to me and making long speeches to
prove that he didn’t do it. But I never said he did. Somebody else
started that rumour, but of course he thinks that I did. That comes of
being a professional humorist.
But I do believe he did it. You see he is fifty-three and doesn’t dance,
so he had the whole evening to do it in.
To-night we are going to have a Court of Inquiry....
VII
We have had the Inquiry. I was judge. I started with Denys and Joan
in the dock, as I thought we must have somebody there and it would
look better if it was somebody in the family. The first witness was
Mrs. Barker. Her evidence was so unsatisfactory that I had to have
her put in the dock too. So was Mr. Barker’s. I was sorry to put him in
the dock, as he still had rheumatics. But he had to go.
So did Mr. Winthrop. I had no qualms about him. For a man of his
age to do a thing like that seems to me really deplorable. And the
barefaced evasiveness of his evidence! He simply could not account
for his movements during the evening at all. When I asked him what
he had been doing at 9.21, and where, he actually said he didn’t
know.
Rather curious—very few people can account for their movements,
or anyone else’s. In most criminal trials the witnesses remember to a
minute, years after the event, exactly what time they went upstairs
and when they passed the prisoner in the lounge, but nobody seems
to remember anything in this affair. No doubt it will come in time.
The trial was very realistic. I was able to make one or two excellent
judicial jokes. Right at the beginning I said to the prosecuting
counsel, “What is an apple-pie bed?” and when he had explained I
said with a meaning look, “You mean that the bed was not in apple-
pie order?” Ha, ha! Everybody laughed heartily....
VIII
In my address to the jury of matrons I was able to show pretty clearly
that the crime was the work of a gang. I proved that Denys and Joan
must have done the bulk of the dirty work, under the tactical direction
of the Barkers, who did the rest; while in the background was the
sinister figure of Mr. Winthrop, the strategical genius, the lurking
Macchiavelli of the gang.
The jury were not long in considering their verdict. They said: “We
find, your Lordship, that you did it yourself, with some lady or ladies
unknown.”
That comes of being a professional humorist....
IX
I ignored the verdict. I addressed the prisoners very severely and
sentenced them to do the Chasm hole from 6.0 a.m. to 6.0 p.m.
every day for a week, to take out cards and play out every stroke.
“You, Winthrop,” I said, “with your gentlemanly cunning, your subtle
pretensions of righteousness——” But there is no space for that....
X
As a matter of fact the jury were quite right. In company with a lady
who shall be nameless I did do it. At least, at one time I thought I did.
Only we have proved so often that somebody else did it, we have
shown so conclusively that we can’t have done it, that we find
ourselves wondering if we really did.
Perhaps we didn’t.
If we did we apologize to all concerned—except, of course, to Mr.
Winthrop. I suspect him.
The Grasshopper