Professional Documents
Culture Documents
Spaans A2 les 11
Spaans A2 les 11
Cuaderno de español 11
Índice
11.1 Introducción
CD 2 Track 1 1. María en haar medebewoonsters zijn bestolen. Luister op de cd naar het gesprek
tussen María en een politieagente.
2. Lees bij de tweede keer luisteren de tekst mee en spreek deze na. Let op de
uitspraak en de klemtoon van de woorden. De spreker houdt na elke zin een
pauze zodat u uw uitspraak kunt oefenen.
3. Onderstreep de deelwoorden.
Policía: ¿Puede usted describirme cómo encontró el piso cuando llegó?
Maria: El piso estaba completamente desordenado cuando llegué.
Policía: ¿A qué hora llegó?
Maria: Eran las cuatro de la tarde, cuando acabó mi clase de alemán. No había
nadie cuando llegué a casa. La cerradura estaba rota.
la cerradura
2
¡Nos han robado! Cuaderno de español 11
Wist u dat Chupa Chups een Spaanse firma is? U kunt de tekst ook gebruiken als
lees- en uitspraakoefening voor uzelf. Probeer ook als oefening voor uzelf om de tekst
te vertalen. De woordenlijst helpt u daarbij!
3
¡Nos han robado! Cuaderno de español 11
11.4 Gramática
Er zijn werkwoorden in het Spaans die regelmatig verbogen worden maar een
onregelmatig voltooid deelwoord hebben.
Er zijn natuurlijk nog andere werkwoorden die óók een onregelmatig voltooid deel-
woord hebben (bv. “hacer”, “poner”, “decir”), maar deze hebben nog andere onregel-
matige vormen.
4
¡Nos han robado! Cuaderno de español 11
Net zoals in het Nederlands kunnen ook in het Spaans de voltooid deelwoorden als
bijvoeglijke naamwoorden gebruikt worden. Wanneer we dit in het Spaans doen,
moeten deze voltooid deelwoorden zich, net zoals alle andere bijvoeglijke
naamwoorden, qua getal en geslacht richten naar het zelfstandig naamwoord resp.
onderwerp/lijdend voorwerp waarop ze betrekking hebben.
Voorbeelden:
El libro está abierto
Los libros están abiertos
La camisa está rota
Las camisas están rotas
“Ser” gebruiken we om “zijn” uit te drukken wanneer het gaat om: eigenschappen,
om een bezit aan te duiden, ter aanduiding van datum, kloktijd en jaargetijde, bij prijs-
opgaven en bij bepaalde uitdrukkingen en bijzondere nadruk.
Voorbeelden:
Juan es ingeniero y su mujer es neerlandesa.
Juan is ingenieur en zijn vrouw is Nederlandse.
“Estar” geeft aan waar personen of dingen zich bevinden. Dit werkwoord wordt ook
gebruikt om een tijdelijk bevinden te omschrijven, een stemming aan te geven of een
gebeurtenis die net aan de gang is te beschrijven
Voorbeelden:
¿Dónde estáis? Estamos en Toledo.
Waar zijn jullie? We zijn in Toledo.
Er zijn ook een aantal vaste combinaties waarin “estar” gebruikt wordt.
5
¡Nos han robado! Cuaderno de español 11
Soms kan een bijvoeglijk naamwoord zowel met “ser” als met “estar” worden
gecombineerd, de betekenis is dan echter wel verschillend.
Voorbeelden:
Somos jóvenes, somos felices.
We zijn jong, we zijn gelukkig.
Hoy me siento muy bien, estoy joven, y por esto estoy feliz.
Vandaag voel ik me heel goed, ik ben jong, en daarom ben ik gelukkig.
Este niño es muy vivo.
Deze jongen is erg slim.
Es un coche nuevo.
Dat is een nieuwe auto.
6
¡Nos han robado! Cuaderno de español 11
11.5 Ejercicios
c. Comprensión auditiva.
Javier heeft in een hotel overnacht en is niet tevreden over de staat van de
kamer.
CD 2 Track 2
Luister naar de volgende beschrijving en beantwoord de vragen.
1. ¿Dónde se encuentra el hotel y cómo se llama?
2. ¿Cuánto le costó una noche?
3. ¿Cuántos días tenía planeado quedarse en el hotel?
4. ¿Cuántos días durmió en el hotel?
5. ¿Qué problemas tenía la habitación?
7
¡Nos han robado! Cuaderno de español 11
11.6 Resumen
8
¡Nos han robado! Cuaderno de español 11
Infinitivo Participio
abrir abierto
absolver absuelto
cubrir cubierto
escribir escrito
morir muerto
romper roto
ver visto
volver vuelto
9
¡Nos han robado! Cuaderno de español 11
11.7 Deberes
son están
son están
es está
estamos somos
es está
6. Esta chica siempre ______ _______________ muy lista. Siempre tiene las
ha estado ha sido
teléfono.
está es
es están
eres estás
somos estamos
10
¡Nos han robado! Cuaderno de español 11
Traducción:
Politie: Kunt u beschrijven hoe u het appartement aantrof toen u binnenkwam?
Maria: Het appartement was een complete chaos toen ik aankwam.
Politie: Hoe laat kwam u thuis?
Maria: Het was 4 uur 's middags, toen mijn Nederlandse les was afgelopen. Er was
niemand toen ik thuiskwam. Het slot was kapot.
Politie: En waarom heeft u niet meteen de politie gebeld?
Maria: Omdat de telefoon was uitgeschakeld. De ramen stonden open en de ruiten
waren kapot. Ze hebben ook alle borden en glazen gebroken.
Politie: Hebben ze iets van u (mv.) gestolen?
Maria: Ja, mijn kast stond open en ze hebben het geld gestolen dat ik in een doosje
had.
Politie: Over hoeveel geld hebben we het?
Maria: Ik had ongeveer 400.- euro voor een cursus Nederlands.
Politie: Akkoord. Verder nog iets?
Maria: De computer van Lucia is er ook niet meer en die van Eva is kapot.
Politie: op zoek waren. Weet u wat het kan zijn?
Maria: Ik heb vanmorgen een advertentie op internet gezet om mijn computer te
verkopen.
Politie: Waar zijn uw medebewoonsters?
Maria: Ze zijn nog niet terug.
Politie: En wat hebt u in de advertentie op internet geschreven?
Maria: Ik heb geschreven dat ik mijn computer wilde verkopen.
Politie: Heeft u de naam van uw straat opgegeven?
Maria: Ja.
Politie: Dat kan de fout geweest zijn. Het was een diefstal.
11
¡Nos han robado! Cuaderno de español 11
3. Onderstreep de deelwoorden.
– ¿Puede usted describirme cómo encontró el piso cuando llegó?
– El piso estaba completamente desordenado cuando llegué.
– A qué hora llegó?
– Llegué sobre las cuatro de la tarde, cuando acabó mi clase de alemán. No
había nadie cuando llegué a casa. La cerradura estaba rota.
– ¿Y por qué no llamó usted directamente a la policía?
– Porque el teléfono estaba desconectado. Las ventanas estaban abiertas
con los cristales rotos. También han roto todos los platos y los vasos.
– ¿Les han robado algo?
– Sí, mi armario estaba abierto y me han robado el dinero que tenía en una
caja.
– ¿De cuándo dinero estamos hablando?
– Tenía unos 400 euros para un curso de alemán.
– De acuerdo. ¿Algo más?
– El ordenador de María tampoco está y el de María está roto.
– ¿También han deshecho las camas, verdad? Parece que estaban
buscando algo. ¿Sabe qué puede ser?
– He puesto un anuncio en internet esta mañana para vender mi ordenador.
– ¿Dónde están sus compañeras de piso?
– Todavía no han vuelto.
– ¿Y qué ha escrito en el anuncio de Internet?
– He escrito que quería vender mi ordenador.
– ¿Ha escrito el nombre de la calle?
– Sí.
– Ese ha podido ser el error. Ha sido un robo.
12
¡Nos han robado! Cuaderno de español 11
c. Comprensión auditiva
Javier heeft in een hotel overnacht en is niet tevreden over de staat van de
kamer.
Luister naar de volgende beschrijving en beantwoord de vragen.
1. El hotel se llama “Mesón de los Virreyes” y se encuentra en Villa de Leyva.
2. La habitación individual le costó 30 euros por noche. CD 2 Track 2
13
¡Nos han robado! Cuaderno de español 11
Spaans Nederlands
absolver vrijspreken
atender bedienen
boca (la) de mond
bolígrafo (el) de balpen
caja (la) de kist, doos, trommel, kassa
caramelo (el) het snoepje
cerrojo (el) de grendel, de knip, de schuif
chupachús (el) de lolly
cristal (el) het kristal, de ruit, het raam
cubrir (af-)dekken, bedekken
error (el) de fout
estar de buen humor in een goed humeur zijn
estar de compras boodschappen doen
estar de excursión een uitstapje maken, op excursie zijn
estar de fiesta blij, vrolijk zijn
estar de juerga feesten, de bloemetjes buitenzetten
estar de mal humor in een slecht humeur zijn
estar de moda in de mode zijn
estar de paseo een wandeling maken
estar de viaje op reis zijn
invento (el) de uitvinding
maldecir lasteren, kwaadspreken
mancharse zich vies maken
molestar storen
nombrar (be)noemen, vermelden
palo (el) de steel, de stok, de paal
piel (la) (hier) het leer, ook: de huid
policía politie
poner ergens instoppen, zetten, leggen
proveer voorzien
robo (el) de roof
romper breken, (ver)scheuren
sacar eruit halen
14