Ons Erfdeel. Jaargang 44 · Hoe NL is de VL letterkunde dbnl Copy

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 5

Ons Erfdeel. Jaargang 44 · dbnl http://www.dbnl.org/tekst/_ons003200101_01/_ons003200101_01_0116.

php

Hoe Nederlands is de Vlaamse letterkunde?


‘Uitgevers zijn niet noodwendig of filantropen òf schurken. Evenzo zijn zij gewoonlijk noch hoogheerlijke magnaten noch kruiperige schooiers. Beschouw hen, bij wijze van werkhypothese, als
gewone menselijke schepsels die hun bestaan trachten te verdienen met een ongewoon moeilijke bezigheid.’ Deze woorden richtte de Engelse hoogleraar Stanley Unwin in 1926 tot schrijvers die
op zoek waren naar een uitgever. Hij noemt het uitgeversvak ‘een ongewoon moeilijke bezigheid’. Unwin sloeg daarmee de spijker op de kop, want een uitgever bevindt zich in een uiterst
complexe situatie. Hij balanceert op het koord tussen economie en cultuur. Is een boek een cultuurproduct of een commercieel product? Hij moet altijd afwegen wat de doorslag geeft en deze taak
is bijzonder lastig.
Als literair uitgever in het Nederlandse taalgebied begeef je je bovendien in een risicovol marktsegment. De grootte van deze markt beperkt zich tot 21 miljoen mensen. Het uitgeven van
algemene boeken - en zeker van literaire - beweegt zich in het Nederlandse taalgebied ergens tussen zakendoen en het beoefenen van een liefhebberij. Die problemen zijn niet nieuw en het
Nederlandstalige uitgeversbedrijf heeft daar vroeger al op gereageerd. Sinds 1965 werd het gekenmerkt door een verregaande concentratie en multinationalisatie. De grootste uitgeverijen
multinationaliseerden hun werkterrein wegens de kleine thuismarkt en de noodzaak de risico's in geografisch opzicht te spreiden. De Nederlandstalige uitgeefmarkt is klein. Mede daardoor werd ze
al vrij snel gedomineerd door enkele grote uitgeefconcerns. Veel Vlaamse uitgevers kwamen op dat moment in Nederlandse handen terecht. Er zijn verscheidene oorzaken voor deze situatie, zowel
van historische als markttechnische aard. Of is het zoals Marc Reynebeau ooit beweerde dat er geen enkele Vlaamse uitgeverij van betekenis in Vlaanderen verankerd is om de eenvoudige reden
dat het Vlaamse kapitaal het nooit de moeite waard vond om te investeren in een Vlaamse boekencultuur (Reynebeau, p. 76)?
Hoe dan ook, het werk van vrijwel alle Vlaamse literaire auteurs van enig belang kreeg onderdak bij de Vlaamse bijhuizen van de Nederlandse uitgeverijen, zo het al niet direct vanuit

[p. 456]

Tom Lanoye (o 1958) - Foto David Samyn.

uit Amsterdam op de markt werd gebracht. Dat geldt voor het beste deel van de Vlaamse schrijvers: van Hugo Claus over Walter van den Broeck tot Kristien Hemmerechts. Kortom, er zou niet
eens een hedendaagse Vlaamse literatuur bestaan als die niet met Nederlands geld werd uitgegeven. Wat die Amsterdamse financiers naar Vlaanderen drijft, is niet louter de liefde voor de
Vlaamse letteren, maar stellig ook hun zakeninstinct. Door de oververzadiging van de Nederlandse boekenmarkt valt daar van omzetverhoging niet veel meer te verwachten. In Vlaanderen waar de
markt nog vrijwel onontgonnen is, kan men nog geld verdienen.
Doordat Vlaamse uitgeverijen bij Nederlandse concerns terechtkwamen, ontstond er een aantal specifieke problemen. Zowel in Vlaanderen als in Nederland wordt Nederlands gesproken. In
de praktijk is er echter een Zuid-Nederlandse en een Noord-Nederlandse variant van het Nederlands. Deze verschillen komen niet alleen voor op het lexicale vlak, maar evengoed op het niveau
van de syntaxis. Veel onderzoekers zijn het erover eens dat de norm voor het Standaardnederlands in het noorden ligt. Er zijn researchers die dit betwisten, maar we kunnen toch wel stellen dat het
taalcentrum van het Nederlands in Nederland ligt, meer bepaald in Amsterdam. Uiteraard heeft dit grote implicaties voor de uitgeverspraktijk: Nederlandse redacteuren worden geconfronteerd met
Vlaamse teksten. Wat gaan ze ermee doen? Aanpassen aan hun Noord-Nederlandse norm of toch de Vlaamse versie behouden? Je mag ondertussen niet vergeten dat het boek een commercieel

1 of 5 3/11/2014 12:54
Ons Erfdeel. Jaargang 44 · dbnl http://www.dbnl.org/tekst/_ons003200101_01/_ons003200101_01_0116.php

product is dat in het hele taalgebied verkocht moet worden. Een uitgever kan het zich in ons kleine taalgebied niet veroorloven twee verschillende versies van hetzelfde boek op de markt te
brengen. Deze situatie vormt een probleem waarmee men vooral sinds de fusies geconfronteerd wordt en men is er nog niet uit. Vaak wordt gewezen op het Vlaamse karakter als een reden om
veranderingen aan te brengen in een manuscript. Jeroen Brouwers, die een tijdje in dienst was bij Manteau, verantwoordde deze praktijk door te verwijzen naar wat hij noemde ‘de taalonkunde
van de Vlaamse auteurs’.
De enige manier om echt te weten te komen wat Nederlandse uitgevers doen met Vlaamse manuscripten is de wijzigingen die zij aanbrengen onder de loep nemen. Daarom heb ik drie
manuscripten van Vlaamse auteurs aan een onderzoek onderworpen. Drie Vlaamse auteurs, drie generatiegenoten: Tom Lanoye, Kristien Hemmerechts en Stefan Hertmans, die bij drie
verschillende Nederlandse uitgevers hun werk publiceren, respectievelijk Prometheus, Uitgeverij Atlas en Meulenhoff/Kritak. Drie uitgeverijen, gevestigd aan de Amsterdamse grachtengordel, het
centrum van het Nederlandse taalgebied. Tom Lanoye, Stefan Hertmans en Kristien Hemmerechts zaten in eerste instantie bij Vlaamse uitgeverijen. Deze zijn echter allemaal in Nederlandse handen
terechtgekomen. Hierdoor worden de Vlaamse auteurs geredigeerd door Nederlandse redacteuren. Bij de drie schrijvers heb ik telkens één van hun prozawerken onderzocht: Wit Zand (1992) van
Hemmerechts werd geredigeerd door Emile Brugman, Naar Merelbeke (1994) van Stefan Hertmans werd nagelezen door Wouter D. Tieges en Het Goddelijke Monster (1997) van Lanoye werd
aan het kritische oog van Haye Koninksveld onderworpen.
Hoe distilleer je de typisch Vlaamse woorden, constructies, e.d. uit een Nederlandse tekst? We kunnen niet terugvallen op een degelijk standaardwerk dat duidelijk maakt waar de verschillen
zitten. Daarom hebben wij ons gebaseerd op een aantal andere bronnen zoals de Algemene Nederlandse Spraakkunst voor typische grammaticale eigenaardigheden Een andere bron was De
geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw van J.M. van der Horst (1999). Hij wijst ook vaak op ty-

[p. 457]
pisch Vlaamse constructies. Wat de woordenschat betreft konden we ons baseren op twee werken. Enerzijds Het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal ofwel de Grote Van Dale. Je vindt er
immers labels die wijzen op het regionale karakter van bepaalde woorden. Anderzijds Verboden op het werk te komen: Vlaamse taal- en andere eigenaardigheden van Ton van der Wouden.
De manuscripten van deze schrijvers bevatten allerlei aantekeningen van de redacteuren en van de schrijvers zelf. Zo'n manuscript pendelde een tijdje tussen auteur en redacteur en werd op
die manier een zeer interessante bron voor ons om de evolutie van de gehanteerde taal te volgen. Deze aantekeningen stelden ons in staat na te gaan welke wijzigingen de redacteur in eerste
instantie suggereerde. In die aantekeningen vond je vaak ook terug of de auteur die veranderingen aanvaardde. De uiteindelijke toetssteen om te zien of een verandering al dan niet werd
doorgevoerd, was uiteraard het gepubliceerde boek. Door visuele vergelijking heb ik lijsten aangelegd waarin het originele manuscript vergeleken werd met het uiteindelijke boek. Op die manier
kun je de evolutie volgen van verschillende woorden, zinsconstructies, syntactische eigenaardigheden, e.d. Al de wijzigingen werden dan ingedeeld in de volgende categorieën die een stijgende
graad van complexiteit moeten representeren: typografie, spelling, morfologic, woord, woordverbinding, syntaxis en inhoud.
De praktijk om woorden uit vreemde talen te cursiveren, merk je in veel boeken. Bij Stefan Hertmans komt daar een interessant element bij. Op een vraag van Wouter Tieges cursiveerde hij
ook de uitgesproken Vlaamse wendingen die in het noorden onbegrepen zouden blijven. Naar eigen zeggen om de eigenheid van de Vlaamse groteske te bewaren. Op die manier wordt het
‘speciale’ karakter van deze woorden natuurlijk nog geaccentueerd. De cursivering is dan een soort uitroepteken voor Nederlandse lezers dat hen er attent op moet maken dat het woord typisch
Vlaams is. Je kunt deze cursivering dan alleen maar interpreteren als een toegeving aan de Noord-Nederlandse norm.
Onder morfologie namen wij de vorming van het verkleinwoord op. Lanoye gebruikte een aantal keer het suffix -ke (en varianten -eke

Kristien Hemmerechts (o1955) - Foto David Samyn.

2 of 5 3/11/2014 12:54
Ons Erfdeel. Jaargang 44 · dbnl http://www.dbnl.org/tekst/_ons003200101_01/_ons003200101_01_0116.php

en -ske). Dit suffix komt alleen voor in regionaal taalgebruik en wordt in Vlaamse spreektaal frequent gebruikt. De redacteur opteerde in deze gevallen echter voor de standaardtaal-suffixen. Tom
Lanoye weigerde deze veranderingen.
Op het vlak van de woordenschat waren er tal van veranderingen. Het zou ons te ver leiden om in dit artikel ellenlange voorbeelden te geven. Om die reden heb ik lukraak uit het eerste
hoofdstuk van Het Goddelijke Monster enkele wijzigingen genomen.

eindwerk > examenwerkstuk


goesting > zin, lust

Deze woorden worden in laatste editie (13e) van Van Dale gelabeld als ‘Belgisch Nederlands’. Ze zijn evenwel niet foutief en het mag dan ook niet verbazen dat Lanoye de verandering weigert.

een malheur > pure pech


fezelen > fluisteren
onaangekondigd > onverwacht
propere > schone
greep lossen > greep verminderen
over tijd > te laat
invallen > instorten
zijn bekomst hebben > er niet genoeg van hebben
eigenste moment > zelfde moment
mailboot > postboot

Dit lijstje bevat woorden die je in Van Dale kunt terugvinden zonder label en met de betekenis

[p. 458]

3 of 5 3/11/2014 12:54
Ons Erfdeel. Jaargang 44 · dbnl http://www.dbnl.org/tekst/_ons003200101_01/_ons003200101_01_0116.php

Stefan Hertmans (o1951) - Foto David Samyn.

waarin ze in de roman voorkomen. Deze woorden zijn dus volgens Van Dale onderdeel van de standaardtaal. De woorden die ze vervangen zijn synoniemen en drukken dus geen andere betekenis
uit. Dan kunnen wij ons de vraag stellen waarom de redacteur deze woorden wilde vervangen. Ze zijn niet foutief gebruikt. De redacteur doet er dus verkeerd aan malheur te vervangen door pure
pech. Lanoye weigert deze veranderingen dan ook.
In Wit Zand van Hemmerechts merken we dezelfde tendens. De volgende woorden worden weliswaar gelabeld in Van Dale, maar ze hebben een begrijpelijke betekenis:

lossen > loslaten


opblinken > oppoetsen
zich dubbel plooien > zich dubbel vouwen
compenseren > goedmaken
fruitsap > vruchtensap
ruitenwasser > glazenwasser
vooraleer > alvorens
bedden verluchtte > bedden luchtte

Hemmerechts' houding verschilt hier wel omdat zij deze wijzigingen wel allemaal aanvaardt.
In Stefan Hertmans' Naar Merelbeke komen dit soort wijzigingen veel minder voor.
Op syntactisch vlak vinden we verschillende noord-zuid tegenstellingen terug. Zo bijvoorbeeld bij het grammatisch geslacht. In de drie manuscripten worden vaak woorden van geslacht
veranderd. De keuze voor het geslacht wordt dan in grote mate regionaal bepaald: in het zuiden kiest men voor de vrouwelijke variant, terwijl men in Nederland voor het mannelijk genus kiest.
Deze scheiding merken we ook in onze manuscripten. Vergelijkbare wijzigingen vonden we eveneens terug bij het gebruik van lidwoorden, bij congruentie, de keuze tussen hebben en zijn als
hulpwerkwoord, de werkwoordtijden, de keuze van het betrekkelijk voornaamwoord, het gebruik van hen of hun, enz. Het meest prominent was evenwel het verschil van mening over de
woordvolgorde. Dit merk je bijvoorbeeld bij de werkwoordelijke eindgroep. Hier is er zeker een groot noord-zuidverschil (in Nederland kan alleen: ‘dat Guido daar niet aan had willen denken’,
maar in Vlaanderen hoor je ook: ‘dat Guido daar niet had willen aan denken’). In het Noord-Nederlands is de werkwoordelijke eindgroep nagenoeg ondoordringbaar geworden voor andere

4 of 5 3/11/2014 12:54
Ons Erfdeel. Jaargang 44 · dbnl http://www.dbnl.org/tekst/_ons003200101_01/_ons003200101_01_0116.php

woorden. Andere woorden staan er ofwel vóór, ofwel achter, maar niet ertussen. In het Vlaamse Nederlands is het niet ongewoon dat er andere woorden tussen de werkwoorden in staan.
Waarschijnlijk is dezelfde ontwikkeling in Vlaanderen ook gaande, maar het proces is er vooralsnog niet zo ver gevorderd als in Nederland. Dit fenomeen treffen we in alledrie de manuscripten
aan waarbij de Vlaamse auteurs hun werkwoordelijke eindgroepen nog doorbreken terwijl de Nederlandse redacteur dit niet meer aanvaardt.
In het algemeen kunnen we zeggen dat Lanoye zeer bewust omgaat met de voorgestelde veranderingen. De houding van Lanoye tegenover het Vlaams is vrij consequent. Hij is een Vlaams
auteur en hij wil Vlaams schrijven. Naar eigen zeggen behoudt hij Vlaamse constructies tenzij ze door Nederlanders niet of verkeerd begrepen kunnen worden. Wanneer we zijn manuscript
bekijken, vinden we deze houding inderdaad terug.
In het essay Altijd met uw gezever, gij (1996) beweert Kristien Hemmerechts dat ze Nederlands spreekt en schrijft. Ze is er zich, naar eigen zeggen, van bewust welke woorden Vlaams zijn en
dus veranderd moeten worden in een Nederlandse tegenhanger. Ze weet dat ook zij Vlaamse is en dus soms Vlaamse uitdrukkingen gebruikt, maar in haar schrijftaal die ze als artificieel
bestempelt, probeert ze consequent Vlaamse constructies te vermijden. Ze beschrijft hoe een tournee in 1995 met Geertrui Daem en Leo Pleysier haar heeft

[p. 459]
doen inzien dat het gebruik van Vlaamse woorden soms toch functioneel kan zijn. Wit Zand werd echter geschreven in 1992. Dit betekent dus dat Kristien Hemmerechts toen in de overtuiging
leefde Nederlands te schrijven, of beter niet-Vlaams. Wanneer we de veranderingen in het manuscript van Wit Zand bekijken, merken we evenwel dat zij ook toen Vlaamse woorden en constructies
gebruikte. We vinden in het manuscript typisch Vlaamse woorden zoals verlof (in de betekenis van ‘vakantie’), schouw en schoonbroer. Zij gebruikt ook Vlaamse zinsconstructies zoals blijkt uit
ons syntaxis-onderzoek.
Wouter Tieges had volgens Hertmans een goed inzicht in de talloze Vlaamse wendingen die door Vlamingen als ‘normaal’ beschouwd worden en die in Nederland amper begrepen worden.
Toch merken we dat Tieges vaak Vlaamse woorden verandert waarbij je je kunt afvragen of deze woorden echt niet begrepen worden in Nederland.
Op basis van de lijsten is er een tendens merkbaar waarbij deze Vlaamse manuscripten alledrie vernederlandst worden. De redacteuren doen suggesties waarbij zij de Nederlandse norm
hanteren. Woorden die te Vlaams klinken, stellen ze steeds voor te veranderen. Het spreekt vanzelf dat als een woord volkomen onbekend is in het grootste deel van het verkoopsgebied van een
boek, de redacteur dan opteert voor een ander woord. Wanneer is een woord echter volkomen onbekend? Nu beslist de redacteur daar steeds over, maar bij zijn keuzes kunnen we toch vaak
bedenkingen maken. Soms wordt er al te gemakkelijk voor de Nederlandse variant gekozen, terwijl het Vlaamse woord perfect mogelijk zou zijn.
Uiteindelijk ligt de beslissing bij de auteur. Hij of zij bepaalt welke veranderingen aanvaard worden en welke niet. Natuurlijk spelen hier ook andere factoren mee: als een auteur veel boeken
verkoopt, staat hij sterker in zijn schoenen dan een debutant. Toch zou dit geen argument mogen zijn. Wat telt is de correctheid van de tekst.
Kan of moet er iets aan die vernederlandsing van Vlaamse manuscripten gedaan worden? Het blijven immers Vlaamse auteurs die vanuit hun eigen achtergrond schrijven en ook hun idioom
hebben. Dat taaleigen van auteurs is een wezenlijk onderdeel van de literatuur, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het werk van Boon en Claus, en men moet dus oppassen die eigenheid te ontkennen en
teksten aan te passen aan normen die niet in het volledige taalgebied gehanteerd worden. Hoe meer contact een Nederlandse redacteur heeft met het ‘Vlaams’ en dus met de Vlaamse
taaleigenaardigheden, hoe meer hij zich bewust zal zijn van welke woorden wel en welke niet kunnen. Dit is geen pleidooi voor Vlaamse redacteuren, want dan zouden we misschien in het andere
uiterste vervallen waarbij men geen oog meer zou hebben voor typisch Noord-Nederlands taaleigen. Het is belangrijk dat een Nederlandse uitgever van Vlaamse boeken een beredeneerde
beslissing neemt wanneer hij een bepaalde redacteur een manuscript laat redigeren. Als de redacteur vertrouwd is met de Vlaamse of Zuid-Nederlandse taalvarianten, zal hij of zij beter kunnen
inschatten of een woord al dan niet veranderd moet worden.

Steven Hermans
Literatuurlijst:

HEMMERECHTS, KRISTIEN , Altijd met uw gezever, gij, Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 1996.


HEMMERECHTS, KRISTIEN , Wit Zand, Atlas, Amsterdam, 1993.
HERTMANS, STEFAN , Naar Merelbeke, Meulenhoff/Kritak, Amsterdam, 1994.
LANOYE, TOM, Het Goddelijke Monster, Prometheus, Amsterdam, 1997.

5 of 5 3/11/2014 12:54

You might also like