Professional Documents
Culture Documents
OceanofPDF.com de Gouden Halsring - May Julian
OceanofPDF.com de Gouden Halsring - May Julian
Julian May
Samenvatting van het Eerste Boek: Het Veelkleurig Land
2
Een feestelijke menigte golfde heen en weer voor de
vertrekken, wachtend op de aankomst van wat een
hofjonker de Meest Verheven Personages noemde. Zowel
mensen als Tanu droegen kleding van bijna doorzichtige
stof in allerlei kleuren en stijlen. Veel vrouwen leken een
voorkeur te hebben voor fantastische hoofdtooien van
draad en juwelen. Muziek vervulde de ruimte, gespeeld
door een onzichtbaar orkest waarin fluiten, harpen en
bellen de boventoon voerden.
Bryan en Elizabeth, Stein en Sukey en Raimo hadden
elkaar na een rustpauze van drie uur opnieuw gevonden,
bijeengebracht in een ruimte die door een balustrade van
de overige gasten was gescheiden. De tijdreizigers
staarden elkaar een ogenblik aan en barstten toen in
gelach uit, zo bizar was hun transformatie.
'Ze hebben al mijn andere kleren weggehaald!'
verontschuldigde Raimo zich, zijn gezicht rood van
schaamte. 'Ze vertelden me dat alle mannen iets
dergelijks zouden dragen.' Stein brulde van het lachen.
'Voorkeursbehandeling voor de dames! Man, je ziet eruit
als een ballerina of een vent uit een sprookje!'
'Steinie, houd je kop,' zei Sukey. 'Ik vind dat Raimo er
prima uitziet.'
De voormalige houtvester probeerde blozend de gouden
cape om zijn romp te trekken. Hij droeg een vuurrood,
nauwsluitend tricot met een vaag gouden ruitpatroon dat
eruitzag alsof het om zijn lichaam was gegoten. Gouden
schoenen en een bijpassende riem completeerden het
geheel.
Hij is uitgedost om tentoon te worden gesteld, dacht
Elizabeth. Met zijn beperkte psychokinetische vermogens
en zijn geringe intelligentie was hij voorbestemd om
speelgoed te zijn waarmee de Tanu zich vermaakten.
Raimo schreeuwde woedend terug naar Stein. 'Ze hebben
jou tenminste ook uit die beestevellen gekregen.' De
viking lachte alleen maar. Hij zag er prachtig uit en hij
wist het. De paleisbedienden hadden hem in een
diepgroene tuniek van de eenvoudigste snit gestoken.
Zijn eigen leren kraag en gordel met de gele en gouden
stenen had hij behouden. Daar paste nu een
schouderriem bij in dezelfde stijl, waarin een bronzen
zwaard hing in een met juwelen bezette schede. Over zijn
brede schouders was een sherry-kleurige cape geslagen,
bijeengehouden door een groenstenen broche. Hij droeg
de bronzen vikinghelm met de gekromde hoorns.
Sukey hield deze incarnatie van een Noorse god stevig bij
één arm vast. Haar japon was van wit, zijdeachtig
materiaal met een lange sleep en nauwsluitende
mouwen. De eenvoud ervan werd geaccentueerd door
een zilveren haartooi vol glanzend rode steentjes waarvan
de kleur werd herhaald in haar gordelriem en de
armringen om haar polsen.
'Ik geloof dat ze mij hebben gekleed in de kleuren van de
clan waarin ik zal worden ingewijd,' zei Sukey. 'De
herstellers lijken tenminste vooral rood en wit of zilver te
dragen. Ik vraag me af waarom jij geen kleding in die
kleuren hebt gekregen, Elizabeth?'
Elizabeth zei: 'Ik vind dat ik er in zwart nogal onbeduidend
uitzie. Misschien heeft het een speciale betekenis. Ze zijn
in elk geval nogal een tijdje met mijn haar in de weer
geweest. En toen de kamenierster mijn eigen kleine
diamant in de gaten kreeg, werd ik met deze tiara
uitgerust.'
'Jij en ik vormen samen een goed paar,' merkte Bryan op.
'Voorname terughoudendheid te midden van een nest
uitbundige paradijsvogels.'
Elizabeth was geamuseerd. 'Helemaal niet gek, heer
doctor, vooral nu je afstand hebt gedaan van die
gekreukelde oerwoudkleding en die namaak-Australische
hoed.' De eens zo slonzig geklede antropoloog droeg nu
kledingstukken die van een diepgroen glinsterend
materiaal waren vervaardigd. Een nauwe broek verdween
aan de smalle pijpen in lage zilveren schoenen en een
goed gesneden jasje met dunne zilveren lijntjes werd
gecompleteerd met een bijpassende cape. Ook Elizabeth
zag er eenvoudig gekleed uit. Een wijdvallende japon van
dunne zwarte stof, versierd met een hoge halssluiting van
rood materiaal met voor en achter twee afhangende
ruime plooien. De snit leek op die van veel Tanu-vrouwen
hoewel niemand van hen rood met zwart droeg.
Sukey keek in het rond. 'Ik vraag me af waar Aiken is?'
'Ik zie niet goed hoe ze die er nog gekker moeten laten
uitzien dan hij al deed,' mompelde Stein.
'Als je over de duivel spreekt...' zei Bryan.
Een bediende schoof de draperie opzij die voor de
doorgang hing die toegang gaf tot hun afgescheiden
ruimte. Het ontbrekende lid van hun gezelschap werd
binnengelaten en Stein bleek gelijk te hebben. Aiken
Drum droeg nog steeds zijn gouden kostuum met de
honderd zakken. Maar hij had er een zwarte cape aan
toegevoegd die glinsterde als zwarte diamant. Aan de
kokarde van zijn breedgerande hoed zat een bundeltje
zwarte veren.
'Het feest kan nu beginnen!' riep de grappenmaker uit.
'Misschien kunnen we beter even wachten op de koning
en de koningin?' suggereerde Elizabeth.
Raimo begon te morren.
'Geloof het of niet, Aik. Maar ze hebben me mijn fles afge‐
pakt!'
'Van je vrienden moet je het hebben! Geloof me, ik zou
hem pootjes laten krijgen en naar je toe laten rennen, als
ik niet een beetje in de war was geraakt door de
ingewikkelde plattegrond van deze plek.'
'Zou je dat echt kunnen?' riep de voormalige houtvester
uit. 'Waarom niet? Je weet toch wat whisky betekent? En
aquaviet en al die andere fraaie termen waar we zo van
houden? Je kan het allemaal vertalen als "levenswater". Al
de volkeren van vroeger, die een naam voor sterke drank
moesten bedenken, gingen ervan uit dat daardoor het
leven in je terug werd gebracht. Dus waarom zou ik niet
wat leven in de sterke drank brengen. Door het pootjes te
laten krijgen. Zo makkelijk als wat!' 'Ik dacht dat ze jouw
metafuncties aan banden hadden gelegd,' zei Elizabeth.
Mentaal reikte ze behoedzaam naar hem en vond een
goed geconstrueerde verdediging.
Aiken knipoogde. Hij stak een vinger achter zijn zilveren
halsring en trok. De metalen ring leek elastisch te worden
en daarna weer zijn solide vorm te herwinnen. 'Ik ben
daar mee bezig geweest, liefjes. En nog met een paar
andere dingen ook. Ik wil er wat onder verwedden dat dit
een beestachtig feestje wordt.' 'Reken maar, makker,'
kakelde Raimo. 'En ik moet zeggen,' merkte de glanzende
jongeling op, 'dat de rest van jullie er beslist op vooruit is
gegaan, vanuit kleermakers-oogpunt bezien. Jullie zien er
bijna net zo geweldig uit als ikzelf!' Hij bestudeerde Stein
en Sukey voor een kort ogenblik en zei toen: 'En laat ik
jullie mijn welgemeende felicitaties aanbieden met jullie
vereniging.'
De Viking en Sukey keken naar Aiken met een mengeling
van angst en vastberadenheid.
'Vervloekt Aiken, zond Elizabeth uit. Ik haal je zenuwen uit
elkaar als je ... Maar de slimmerik ging door, zijn donkere
ogen fonkelend. 'De Tanu zullen er niet mee ingenomen
zijn, want die hebben andere plannen met jullie tweeën.
Maar ik ben sentimenteel. De romantiek moet het
winnen!' 'Weet jij wel waar je over praat?' Steins stem
klonk rustig. Een hand met de afmeting van een ham
sloot zich om het bronzen gevest van zijn zwaard. Aiken
gleed dichter naar hem toe. Hun ogen ontmoetten elkaar.
Elizabeth werd zich bewust van een elektrische tinteling,
veroorzaakt doordat Aiken over de meest intieme
draaggolf rechtstreeks tot hen sprak. Ze kon het niet
ontcijferen, maar Sukey moest de boodschap hebben
begrepen en haar reusachtige metgezel eveneens.
De achtergrondmuziek hield op. Een afdeling trompetters,
de glazen instrumenten behangen met kleine wimpels
met het koninklijk embleem, verscheen onder de boog die
toegang gaf tot de eigenlijke feestzaal en liet een fanfare
weerklinken. De vlinderachtige zwerm gasten kwam tot
rust en een groter orkest begon een soort marsmuziek te
spelen.
Bryan ving de blik op van een man die tot de hofhouding
behoorde en hun afgescheiden ruimte begon te
ontsluiten. 'Wagner?'
De man met de grijze halsring knikte. 'Zonder twijfel,
eerwaarde heer doctor. Vrouwe Eadone heeft gewild dat u
zich zoveel mogelijk thuis zou voelen en de Tanu zijn
verzot op Aardse muziek. De feestgangers zullen
tegenover u uw eigen normale spraak gebruiken omdat u
geen halsring draagt. Op die manier kan uw studie van
onze samenleving al deze avond beginnen.' Het is
allemaal begonnen toen ik door die verdomde tijdpoort
ben gekomen, dacht Bryan. Maar hij knikte de man enkel
toe. Aiken vroeg aan dezelfde bediende: 'Wat gaat er nu
gebeuren, haantje. We willen natuurlijk geen
stommiteiten uithalen met al de grote jongens voor onze
neus.'
De hoveling zei: 'Hunne Meest Verheven Personages
zitten op troonzetels aan hun eigen bankettafel. U zult
kort aan hen worden voorgesteld, daarna begint het diner.
De hofetikette is hier heel eenvoudig. De gewone
beleefdheid is meer dan voldoende.' Ze wachtten tot de
laatsten van de bevoorrechte burgers van Muriah twee
aan twee de feestzaal waren binnengegaan. Toen was het
tijd voor hun eigen entree.
Aiken nam met een zwierige zwaai zijn hoed af en maakte
een spottende buiging voor Raimo. 'Zullen we maar,
liefste?'
'Waarom voor de donder niet?' lachte de houtvester. 'Als
dit feestje ook maar iets lijkt op de vorige, dan zullen de
dames ons binnen snel genoeg opzoeken.'
'Dit feestje gaat in geen enkel opzicht op het vorige
lijken,' zei Aiken, 'maar je zult een geweldige tijd hebben,
Ray. Dat garandeer ik je.'
'En de rest van ons?' vroeg Stein. Hij had zijn helm onder
een arm gestoken. Hij en Sukey stelden zich achter Raimo
en Aiken op.
'Zorg voor je eigen pleziertjes, man,' antwoordde Aiken
Drum. En daarna marcheerde hij langs de trompetters de
feesthal binnen.
Zonder woorden bood Bryan Elizabeth zijn arm, maar zijn
gedachten waren niet bij de vérspreekster en haar lot.
Terwijl zij naar voren liepen op de maat van Tannhauser,
voelde hij enkel de dreunende echo van zijn niet-
aflatende vraag: zou Mercy hier zijn? Hier, veilig met haar
zilver. Niet ergens gevangen, worstelend, maar veilig
binnen deze elfenwereld waar de gelukkigen onder de
gevangenen in een toestand van gelukzaligheid werden
gebracht.
Laat haar gelukkig zijn.
Ze wandelden een zaal met panelen binnen, door zware
balken ondersteund, waar in bronzen schalen vuren
brandden. Ook fonkelende kleine metalampen waren in
gebruik, maar alleen omwille van de decoratie.
Schokkend vreemde wandtapijten en metalen
beeldhouwwerken sierden de muren. De lange feesttafels
waren in een U-vorm geplaatst, de honderden gasten
stonden op hun plaatsen aan de lange einden. Aan het
uiterste einde van de zaal bevond zich de Koninklijke Tafel
die met opzet blijkbaar lager was geplaatst, zodat de
aanzittende hoogwaardigheidsbekleders daardoor voor de
overige gasten beter zichtbaar waren. Tegen de muur
achter de Verheven Personages hing een afbeelding van
het mannenhoofdmotief, uitgevoerd in goud en half
verzonken binnen een mozaïek van kristallijne
metalichten. IJle draperieën van dun, metalig materiaal
omlijstten het geheel en kwamen boven de twintig
troonzetels bijeen in een baldakijn. In livrei geklede
bedienden stonden doodstil achter de gasten. De
koninklijke familie zelf werd omzwermd door een dubbele
rij bedienden, elk nog fraaier uitgedost dan zij die achter
de lagere rangen stonden.
Bryan en Elizabeth liepen tussen rijen glimlachende
edelen naar de tafel. De antropoloog probeerde discreet
de menigte te doorzoeken, maar er waren zoveel gasten
en zoveel vrouwen leken kastanjebruin haar te hebben . .
.
'De eerwaarde doctor in de antropologie, Bryan Grenfell.'
Toen stelde de ceremoniemeester hem voor. Hij stapte
naar voren en maakte de korte buiging die in het Bestel
gebruikelijk was, zich ervan bewust dat de gasten aan de
Hoge Tafel hun halzen rekten om hem en zijn vrouwelijke
metgezel met meer aandacht te bekijken dan de vier
anderen. De hofetikette schreef blijkbaar niet voor dat de
koninklijke familie omgekeerd ook aan hem werd
voorgesteld, maar hij was nauwelijks nieuwsgierig naar de
namen van deze glinsterend uitgedoste persoonlijkheden.
Mercy was hier niet.
Bryan deed een stap achterwaarts en nu was als laatste
Elizabeth aan de beurt, die er bleek en gespannen uitzag.
'De zeer eerbiedwaardige Vrouwe Elizabeth Orme,
Grootmeesteres Vérspreekster en Herstelster in het
Galaktisch Bestel.' Allemachtig, verwonderde Bryan zich.
De gasten hieven staande een arm. Verbazend genoeg
kwamen zelfs Hunne Meest Verheven Personages
overeind en brachten hun saluut. Daarna weerklonk uit de
hele menigte een gezamenlijke, driemaal herhaalde
eregroet. 'Slonshal! Slonshal! Slonshal!'
De haren in Bryans nek gingen overeind staan. Nee, dat
moest een taalkundige samenloop van omstandigheden
zijn. De middelste van de mannelijke koninklijke
Personages maakte een klein gebaar. Ergens vandaan
klonk een geluid alsof er een keten rammelde. Toen viel
er een stilte.
'Moge vriendschap en culinair genot overheersen,' zei het
Personage met klinkende stem. Hij was een prachtig
voorbeeld van fysieke mannelijkheid. Zijn lange blonde
haren en baard waren zorgvuldig verzorgd en vielen in
vlechtjes en kleine sierlijke krullen naar beneden. Hij
droeg niets anders dan een volstrekt onversierd wit
overkleed en zijn gezicht vertoonde een opvallende
gelijkenis met het maskerachtige embleem achter hem.
Bryan wist daardoor zeker dat dit Thagdal moest zijn,
Hoge Koning van de Tanu.
De indruk van een bevroren tableau werd verbroken
doordat nu alle gasten hun zetels innamen of zich van
hun plaats verwijderden om links en rechts oude
bekenden te begroeten. Menselijke bedienden en rama's
begonnen de tafels vol te laden met spijs en drank. De
zes eregasten werden naar lage zitplaatsen geleid
tegenover de Verheven Personages en vanaf dat ogenblik
werd alle formaliteit ter zijde geschoven. De aristocraten
van de Tanu probeerden hun nieuwsgierigheid te
bevredigen door een regen van vragen op hun gasten af
te vuren.
Bryan zelf werd aangesproken door een geweldige vrouw
in het wit die aan de rechterhand van de koning was
gezeten. Een waterval van rood haar stroomde omlaag
vanonder een gouden sluier die tussen twee opstaande
met juwelen bezette vleugels was gevat. 'Ik ben
Nontusvel, moeder van de gastheer en echtgenote van de
Thagdal. Volgens de etikette ben ik uw tafeldame, Bryan
en ik heten je hartelijk welkom in ons Veelkleurig Land en
binnen onze gemeenschap. Maar wat zie ik? Verwarring?
En misschien angst? Ik zou dat graag oplossen als je het
toestond.' De macht van haar glimlachende
oermoedergeest was onweerstaanbaar, ze bespeelde zijn
herinneringen als een ervaren luitspeelster. Daar was de
schemerige controlekamer boven in een kasteeltoren en
daar was dat gezicht, zo vol van een zoete droefenis.
Tranen die te voorschijn welden bij het horen van het lied
van de troubadour. En toen die snaar was geraakt,
verzonk hij in de herinnering aan meer; een
appelboomgaard, de nachtegalen, een rijzende maan, de
warmte van huid en kastanjebruin haar en ogen in de
kleur van de zee, zo vaag, zo grijzig. Toen het dissonante
akkoord. Maar waarheen, Gaston, waar is ze naar toe?
Door dat vervloekte tijdportaal op weg naar Ballingschap.
Hier kom ik dan, Mijnheer de Kat, ik volg u tot in de
diepste kelders ...
Bryans feestelijke kostuum had binnenzakken. Zonder het
te willen, reikte hij in één ervan en overhandigde het
portret van durofilm aan koningin Nontusvel. Ze staarde
naar het portret van Mercy. 'Dus haar ben je hierheen
gevolgd, Bryan.' 'Ja. Ik heb haar maar nauwelijks gekend.
Maar tot ik sterf, zal ik haar voor me zien.'
De metapsychische zintuigen van Nontusvel wuifden
troost en afleiding in zijn richting. 'Jouw Mercy is veilig,
Bryan! Haar integratie in onze gemeenschap was
volkomen geslaagd. En ze is zo gelukkig! Het was alsof ze
voor de halsring geboren was. Alsof ze onbewust nooit
iets anders had gewild dan bij ons te horen en alsof ze
over die kloof van miljoenen jaren heen ons gezocht had.'
De ogen van de koningin stonden helder als saffieren,
glanzend van een innerlijk licht en ze schenen geen
pupillen te bezitten. 'Mag ik haar bezoeken?' vroeg hij
nederig. 'Ze bevindt zich in Goriah, in de streek die jullie
Bretagne noemden. Maar ze zal spoedig naar onze Stad
van de Witte Zilvervlakte terugkeren en dan kan ze je zelf
vertellen van haar leven onder ons. En zul jij bereid zijn
ons vrijwillig te dienen in ruil voor die hereniging? Wil je
ons helpen de kennis te verkrijgen die we zo nodig
hebben en die voor ons van vitaal belang is om als ras te
kunnen overleven?'
'Ik zal doen wat ik kan, Verheven Vrouwe. Ik ben getraind
in de analyse en de gevolgen van botsende culturen en
de spanningen die daardoor worden veroorzaakt. Ik
begrijp nog niet helemaal wat er van me wordt verlangd,
maar ik sta tot uw beschikking.'
Nontusvel knikte met haar gevleugelde hoofd en
glimlachte. De Hoge Koning keerde zich van Elizabeth
naar de antropoloog en zei: 'Mijn geliefde zoon Ogmol zal
je helpen bij het coördineren van je onderzoek. Zie je
hem? Hij zit daar aan de rechtertafel in die mantel van
groen en zilver, balancerend met een wijnkaraf op zijn
hoofd, de idioot! Hij moet blijkbaar al goed gehumeurd
zijn. Alsjeblieft, dat komt ervan! Wel, zelfs een geleerde
heeft recht op ontspanning en vermaak. Je zult zijn meer
serieuze kanten morgen wel leren kennen. Hij zal je gids
zijn. Nee, je assistent*. En jullie tweeën moeten samen
kunnen uitmaken wat dat raadsel van ons inhoudt voor de
Grote Veldslag begint of ik ben de klootzakkerige zoon
van een Huilersezel.' Hij bulderde onstuimig van het
lachen en Bryan, diep onder de indruk, moest denken aan
een overdonderend viriele Kerstman die hij als kind ooit
eens op zijn driedimensionale beeldscherm had gezien.
'Als ik het vragen mag, Koning Thagdal, waarop berust uw
koningschap?'
Zowel Thagdal als Nontusvel barstten opnieuw in gelach
uit. De koning stikte er bijna in. De koningin reikte hem
een grote gouden beker met honingwijn aan om zijn
gehoest te bezweren. Toen de koning weer was
bijgekomen, zei hij: 'Dat bevalt me, Bryan! Bovenaan
beginnen bij het hoogste gezag. En meteen! Wel, dat is
simpel genoeg, mijn jongen. Ik bezit allereerst geweldige
metafuncties en daarnaast ben ik in de strijd niet te ver‐
slaan. Maar mijn meest gewaardeerde attribuut is
vruchtbaarheid. Meer dan de helft van de mensen in deze
hal zijn mijn kinderen, kleinkinderen of
achterkleinkinderen. En dan tel ik mijn afwezige geliefden
nog niet eens mee, hè, Nonnie?' De koningin glimlachte
gemaakt discreet. Tegen Bryan zei ze: 'Mijn Heer
Echtgenoot is de vader van elfduizendachtenvijftig
nakomelingen. En onder hen geen enkele Firvulag of een
zwartring. Zijn zaad is smetteloos en daarom is hij onze
Hoge Koning.'
Bryan probeerde zijn volgende vraag zo tactvol mogelijk
in te kleden.
'En uzelf, Nobele Vrouwe, hebt u een overeenkomstig
eerbiedwaardige voortplantingsgeschiedenis?'
'Tweehonderdtweeënveertig kinderen!' trompetterde
Thagdal. 'Een record dat door geen koninklijke gade wordt
geëvenaard. En onder hen zulke talentvolle lichtende
sterren als Nodonn en Velteyn en Imidol en Culluket! En
de Verheven Vrouwen Riganone en Clana en Dectar, om
over onze geliefde Anéar nog maar te zwijgen! Geen van
mijn andere vrouwen, zelfs de zo betreurde Vrouwe
Boanda heeft mij zoveel rijkdom geschonken.' Nu mengde
Elizabeth zich zachtjes in het gesprek. 'Bryan, vergeet
niet Zijne Majesteit te vragen naar de andere moeders
van zijn kinderen.'
'Simpel genoeg.' Thagdal straalde. 'Deel de welvaart!
Zorg voor een optimaal gezamenlijk resultaat, zoals
Gekke Creggie zou zeggen. Zelfs de dames met zilver en
goud krijgen een eerste beurt van de Oude Man.'
'En nadat ze door de koning zwanger zijn gemaakt,' ging
Elizabeth verder, 'kunnen ze de echtgenoten of geliefden
worden van andere edelen en van hen kinderen krijgen. Is
dat niet interessant?'
'Nogal,' zei Bryan zwakjes. 'Maar dit. .. eh . . . genetische
plan kan nauwelijks zo hebben gewerkt vanaf het begin
van uw aankomst op deze planeet.'
Thagdal streek door zijn baard. Zijn dichte, blonde
wenkbrauwen kwamen bij elkaar.
'Neeee! In het begin waren de dingen een beetje anders,
dat waren onze middeleeuwen, om het zo maar eens te
zeggen. Er waren er toen niet al te veel van ons en ik
moest vechten voor mijn koninklijke rechten wanneer de
dame in kwestie niet al te gewillig was. Maar natuurlijk
won ik doorgaans, want in die dagen was ik de beste
zwaardvechter op allerlei manieren. Begrijp je?’
Bryan zei: 'Wij hadden een soortgelijke gewoonte in de
vroege dagen van onze geschiedenis. Dat werd le droit du
seigneur genoemd.'
'Precies! Precies! Ik herinner me dat één van die lieftallige
zilvertjes daar eens iets van heeft gezegd. Waar was ik
gebleven? . . . Oh ja, het verleden. Wel, toen de tijdpoort
verscheen en jullie mensen vanuit de toekomst hierheen
kwamen, probeerden we de voortplanting van ons ras wat
wetenschappelijker aan te pakken. Een paar van jullie
mensen hebben ons daar goed bij geholpen. Zorg ervoor
dat je hen in elk geval ontmoet. Ik zou zeggen dat zij zo'n
beetje de peetvaders van de glorieuze adeldom zijn die je
hier bij elkaar ziet! Die lieve Gekke Creggie natuurlijk, nu
Heer Greg-Donnet, onze Meester in de Genetica en de
Eugenetica. En dan die prachtige vrouw, Anastasya-
Bybar! Waar zouden we verdomme zijn als Tasha onze
eigen decadente reprotechnici niet had laten zien hoe de
sterilisatie van menselijke vrouwen ongedaan moest
worden gemaakt? Allemachtig, al die kostbare eitjes
zouden verloren zijn gegaan!' Hij begroef een elleboog in
Nontusvels Junoachtige zijde. 'En de helft van mijn plezier
zou ook verloren zijn gegaan, als ik mijn broodje niet in
die hete ovens had kunnen stoppen, waar of niet,
Nonnie?'
De koningin glimlachte gemaakt.
Bryan nam een veel te grote slok van zijn wijn. Hij was
zich ervan bewust dat de ogen van Elizabeth op hem
gericht waren. 'En dus ... zo ongeveer zeventig jaar
geleden, toen de eerste tijdreizigers arriveerden,
begonnen de Tanu zich te vermengen met de mensen.'
'Haal het niet door elkaar, jongen. In het begin droegen
enkel de mannen eraan bij. Tasha kwam pas opduiken
zo'n tien jaar na het openen van de tijdpoort. In die eerste
dagen kwamen ook onze dames ruimschoots aan hun
trekken en we deden er niet al te lang over om te merken
dat de nakomelingen van die vermenging tussen Tanu en
mensen meestal geen Firvulag opleverden. Zelfs onze
stomme genetici kregen dat snel door en Aluteyn en zijn
mensen zaten al min of meer op de uitkijk naar iemand
als de geleerde Anastasya Astaurova. En waarachtig, de
Meedogende Tana zond ons er één met de rinkelende
bellen eraan. Letterlijk.'
Thagdal liet zich weer gaan in een uitbarsting van
vrolijkheid, zijn lach wegspoelend met heroïsche
hoeveelheden wijn. Overal in de feestzaal nam de
vreugde toe naarmate steeds meer bekers werden
geleegd en weer gevuld. Het diner bestond hoofdzakelijk
uit vleesgerechten in verbazingwekkende variaties,
aangevuld met schalen fruit en brood dat in de meest
merkwaardige vormen was gebakken.
In het midden van de U-vorm kondigde de
ceremoniemeester steeds weer nieuwe artiesten aan die
hun kunsten lieten zien en daarvoor, al naar gelang hun
talent, beloond werden met een regen van kleine
muntstukjes of afgekloven botten. De Verheven
Personages dineerden iets meer in stijl, maar aan het
benedeneind van de Hoge Tafel, daar waar Aiken Drum
was gezeten, tegenover twee in goud en roze uitgedoste
edelen, weerklonk ook heel wat beschonken gelach en
werd er druk met bekers op de tafel gestampt.
De koningin zei: 'Vertel onze geliefde Bryan over het
geschenk van de halsringen, Thaggie.'
'Vertelt u het ons beiden,' zei Elizabeth, haar meest Mona
Lisa-achtige glimlach rond haar mond.
De koning schudde een vinger vermanend in haar
richting.
'De mentale afweerschermen nog altijd omhoog, liefje?
Daar kon je er hier niet mee. Honingwijn, dat is wat jij
nodig hebt. Is er iets anders waarmee ik je verleiden kan?'
Nontusvel bedekte haar mond en proestte het uit van
vrolijkheid.
'Uwe Majesteit is een goedgunstig gastheer.' Elizabeth
hief haar beker naar hem omhoog. 'Gaat u alstublieft
verder met uw fascinerende verhaal.'
'Waar was ik gebleven? ... Halsringen voor de mensen?
Nou, je moet goed begrijpen dat echte vriendschap
tussen de Tanu en jullie mensen niet in twee jaar tot stand
kwam. Genetisch waren we verenigbaar en dat bood
voordelen die niet eens direct helemaal werden begrepen.
Maar we schonken bij wijze van eerbetoon gouden
halsringen aan Greggie en aan Tasha om onze
dankbaarheid uit te drukken. Ze bezaten echter geen
latente vermogens naar later bleek en ze pasten zich er
geestelijk ook niet zo goed bij aan. En toen kwam
Iskender-Kernonn en die zag kans een paar diersoorten te
domesticeren en dus gaven we hem ook een halsring.'
'Arme lieve Isky,' zei de koningin klagend, terwijl ze haar
beker leegde. Een bediende vulde die dadelijk weer bij.
'Hij is van ons weggestolen door de Firvulag en die
afschuwelijke bende van Minderen.'
'Toen kwam zo'n veertig jaar geleden Eusebio door de
tijdpoort. Hij was een psychobioloog in jullie wereld en hij
boekte aanzienlijke resultaten bij het verbeteren van de
halsringen die we voor de rama's gebruikten. Hij was de
eerste die echt de wetenschappelijke theorie achter de
ringen leek te begrijpen. Dus gaven we hem ook goud en
we noemden hem Gomnol. En verdomd als niet bleek dat
uitgerekend hij een bijzonder sterke latente bedwinger
bleek te zijn, ook al is het dan nog zo'n lelijke kleine
opdonder! Wat was dat een schok voor ons!'
"Voordien was u er niet van op de hoogte dat ook mensen
latente metafuncties konden bezitten?' vroeg Elizabeth.
'We zijn een oud, zeer oud ras,' gaf de koningin toe, 'en
onze wetenschap was enigszins kwijnend.' Er drupte een
traan uit een oog als van saffier langs haar smetteloze
wangen en viel in de mollige diepten van haar corsage.
Ze zocht troost bij haar drinkbeker.
'Net wat Nonnie zegt,' vatte de koning samen. 'We zijn
een oud ras. En nogal decadent in sommige opzichten,
vrees ik. En speciaal onze eigen gemeenschap, die onder
de nodige spanning het eigen melkwegstelsel gedwongen
moest verlaten, was nog minder wetenschappelijk
ingesteld dan de gemiddelde Tanu op onze thuiswereld.
Met uitzondering van Breede (die niet echt meetelt)
begrepen we niet hoe de halsringen werkten en we deden
er ook niet erg ons best voor. We hadden ze en dat leek
ons genoeg, als je begrijpt wat ik bedoel. We maakten ons
niet al te druk over de waaroms en de hoe's, dus dat
menselijke vermogen kwam voor ons als een complete
verrassing. Gomnol bracht ons aan het verstand dat jullie
mensen die mogelijkheden gedurende negenennegentig
procent en nog wat van jullie geschiedenis ook niet
hebben begrepen. Dus zit ons maar niet uit te lachen . ..
Waar was ik gebleven? Oh ja. De latenten onder de
mensen. Goed, Gomnol kreeg zijn gouden halsring en
werd in een handomdraai een meta. De Tanu waren dus
latent en de meeste mensen ook, maar een goed deel
van hen waren dat in zo geringe mate dat er nauwelijks
iets mee te doen viel. In jullie toekomstige wereld worden
baby's met dat vermogen zorgvuldig geselecteerd en
opgeleid tot vervoelenden of Herstellers zoals de dame
hier.' Hij knikte hoffelijk in de richting van Elizabeth. 'Maar
omdat er geen mensen met al werkzame vermogens door
de tijdpoort kwamen en onze middelen om bij mensen die
latente vermogens vast te stellen nogal onhandig bleken,
ontwierp Gomnol het apparaat dat jullie tijdens je verblijf
in kasteel Doortocht ook heeft uitgetest. We hebben er
meerdere in onze verschillende belangrijkste steden om
ook die latenten nog op te sporen die eerder aan onze
aandacht zijn ontsnapt, doordat de mentale opwinding
direct na de aankomst de metingen wel eens in de war
gooit. Er zijn er nogal wat die er op die manier doorheen
slippen.' Hij trok een woedend gezicht. 'En daar was er
één bij die een regelrechte ramp betekent! Waar was ik?
Gomnol. Dat is pas een geïnspireerde psychobioloog. Hij
wist dat het gevaarlijk zou zijn om gouden halsringen te
geven aan iedereen die misschien niet volstrekt in onze
gemeenschap wilde assimileren.' 'Er zijn altijd
ondankbaren,' onderbrak de koningin op duistere toon.
'Dus bedacht Gomnol de zilveren halsringen met de
ingebouwde psychoregulatie en nog wat later de grijze
ringen voor de niet-latente mensen die bestand waren
tegen een geringe hoeveelheid metapsychische energie.
Daardoor werd een heel nieuwe wereld van verwantschap
geboren! Vanaf de tijd dat het mogelijk werd de grijze
ringen in grote hoeveelheden te maken—nou ja, binnen
zekere grenzen—waren wij Tanu in staat onze
heerschappij over deze wereld te vestigen. De vileine
Firvulag, onze schaduwbroeders, waren niet langer in
staat op gelijke voet met ons te concurreren. We kregen
hele legers menselijke soldaten die ons volkomen trouw
waren en waarmee we hun overmacht konden weerstaan.
We kregen menselijke moeders die de vulgaire voort‐
planting van hun kleine ellendige wijven voorbijstreefden.
En toen, terwijl de tijd verstreek, kwam het moment
waarop de dragers van zilver beloond werden met goud
waardoor ze volstrekt gelijkwaardige burgers werden.'
En dat kan gedaan worden zonder geestelijke
verwondingen, deze verwisseling van halsringen?
Zeker geliefde Elizabeth zilveren halsring verwijderd
nadat gouden op plaats is gebracht.
'Bedenk eens! Die briljante grijze technici hebben onze
economie verbeterd door efficiëntere
transportmogelijkheden en fabricageprocessen te
bedenken. Dank zij de betreurde Heer van de Dieren,
Kernonn, hebben we nu dieren om te berijden, dieren voor
transport en dieren die ons beschermen tegen de
Firvulag. En het mooiste van alles ... halfbloed menselijke
kampioenen in de Grote Veldslag.'
De koning pauzeerde. Hij leunde voorover op de tafel
waarbij hij zijn beker omgooide en nam een van
Elizabeths handen in de zijne.
'En nu kent het-mededogen van Tana geen einde meer.
Ze heeft ons jou gezonden.'
Koningin Nontusvel straalde van mildheid. In de
diepgroene ogen van Thagdal was iets anders te lezen.
'En nu heeft Tana mij gezonden,' herhaalde Elizabeth kalm
en onbewogen. 'Maar in onze eigen wereld zijn de
geschenken van de Goden vaak dubbelzinnig. U kunt me
nog niet zien in mijn ware gedaante, Koning Thagdal.'
'Maar dat zal komen, lieve Elizabeth. Jij zult een bezoek
brengen aan de nobelste onder ons, die je zal inwijden in
al onze gewoonten: de Helderwetende Vrouwe Breede,
Scheepsgade, zij met de Twee Gezichten en dichteres. Zij
zal jou alles leren en jij haar. En als de tijd gekomen is zul
je naar Tasha-Bybar gaan en vervolgens naar mij, geliefde
Elizabeth.' 'Geliefde Elizabeth!' echode Nontusvel. En haar
stem klonk even vol van liefde als tevoren.
'Een toost!' bulderde Thagdal, terwijl hij overeind sprong.
Zijn beker werd overeind gezet en haastig opnieuw
gevuld. 'Een toost!' schreeuwden de honderden gasten in
koor terug. De ceremoniemeester maande tot stilte.
'Op de Tanu en op het ras van de mensen! In vriendschap,
in eenheid, in liefde!'
De feestgangers hieven hun bekers. 'Vriendschap!
Eenheid! Liefde!'
'Met de nadruk op het laatste!' liet Aiken Drum zich horen.
Er werd gelachen en geroepen en daarna volgde een
grote slemppartij waarbij heel wat wijn werd verspild en
waarbij tallozen elkaar al wankelend omhelsden om te
kunnen drinken uit dezelfde bekers. Het koninklijke paar,
aangemoedigd door drank en feestgedruis, omhelsde
elkaar, mompelend en ronkend. Een corps de ballet van
menselijke dansers en danseressen, allemaal gekleed in
uitdagende bonte tricots, trad naar voren en begon de
feestende menigte voor te gaan in ingewikkelde
contradansen, ik moet je een tijdje in de steek laten,'
fluisterde Elizabeth tegen Bryan, 'ik wil hen van binnen
bekijken nu hun afweerschermen door het feest zijn
afgezwakt. Als je wilt, kan ik mijn gegevens later met
jouw bevindingen vergelijken.' Ze keek hem een ogenblik
ernstig aan en verdween toen naar een plaats waar ze
minder snel opviel.
Een van de dansende vrouwen probeerde Bryan uit zijn
stoel te halen om hem in de dans te betrekken. Aiken en
Raimo sprongen en draaiden al rond alsof ze de
ingewikkelde figuren hun hele leven hadden gekend. Maar
Bryan schudde zijn hoofd bij die uitnodiging. Hij liet de
bediende andermaal zijn grote beker vullen en probeerde
het beeld uit zijn geest te bannen hoe zijn Mercy hier nu
leefde.
Toen hij er eindelijk aan dacht om eens na te gaan wat
zijn beker bevatte, was hij te dronken om zich daar zorgen
over te maken.
Steinie, dans niet met ze, doe het niet. Kijk wat ze met
Raimo hebben gedaan, mijn God.
Goed goed kleintje kalmeer, houd ons tweeën goed
verborgen, laat ze het niet merken, wees niet bang. Zij
zijn sterker vooral die DionketHeerGenezer. Ik zou hem
nooit buiten kunnen houden zonder de hulp van Elizabeth.
Ze moeten niets hebben van die
vriendschapsbescherming maar zijn bang haar te vroeg te
beledigen. O Jezus. Die mooie varkenshoer Anéar neemt
Raimo middenopdevloer schaamte afkeer woede haat.
Steinie!
Kalm kalm veiligheid liefde mijn zwaardarm zegen
Elizabeth.
Zij tenminste niet dwingen Aiken naar hun pijpen te
dansen eerder andersom.
Geen speelgoed als Raimo.
Ik evenmin Sukeyliefste als jij helpt.
'Weten jullie zeker dat jullie niet van partner willen
wisselen?' Vrouwe Riganone glimlachte naar Sukey en
Stein. 'Jullie beide vrienden hebben een geweldige tijd.'
'Dank u, Vrouwe,' zei Stein en de vrouw in haar bonte
uitdossing verdween met tegenzin.
Sukey bediende zichzelf met nog een stuk gekruide
tournedos. 'Deze zijn verrukkelijk, Heer Dionket.' Ze zei
het verlegen tegen de machtige meester-hersteller met
zijn diepliggende ogen.
'Wat is het? Wild?'
'Hoezo? Welnee, Kleine Zuster. Hipparion.' 'Wat? Die
prachtige kleine paarden,’ Sukey schreeuwde ontzet.
Vrouwe Riganone wierp haar hoofd achterover en lachte
vrolijk. De hangers die van haar gouden en
lavendelkleurige haartooi omlaagvielen, rinkelden
opgewekt tegen elkaar. 'Wat zouden we er anders mee
moeten doen? Ze zijn de meest verbreide bron van vlees
die we hebben en de Godin zij gedankt dat ze zo
verrukkelijk smaken. Denk je eens in, al die arme mensen
in Finiah en in de Hercyniaanse wouden en in alle
uithoeken van de wereld moeten het doen met varkens
en oude taaie herten en zelfs met mastodonten. Wij hier
in het zuiden hebben zo geboft. Een lendestuk van
hipparion, gekruid met knoflook en tijm en misschien wat
van die nieuwe pepers, is met niets te vergelijken.
Helemaal bruin gebraden en nog rood van binnen.' 'Wees
niet te kieskeurig, Sukey,' zei Stein tegen haar terwijl hij
nog een stuk voor zichzelf uit de stomende schotel
haalde, "s Lands wijs, 's lands eer . . . En ik weet niet wat
dit is, maar het smaakt, dat is zeker.'
Dionket stak een benige vinger in de diepe zilveren
schotel en likte die nadenkend af. 'Mmmm ... een ragout
van promephithis, mijn beste krijger. Ik denk dat op de
veel oudere Aarde dit kleine schepsel de voorloper is van
...'
Het mentale beeld sprong op voor de geesten van Sukey
en Stein.
'Bunzing!' De Viking stikte bijna.
'Oh, kom, Steinie. Kom Steinie,' riep Vrouwe Riganone uit
terwijl ze bezorgdheid uitstraalde. 'Schoot er iets in het
verkeerde keelgat? Wil je wat wijn tegen die hoest?' Het
Personage dat naast Dionket was gezeten, een stoere
reus in een wambuis van blauw en goud, zei: 'Probeer een
paar van deze egels in bourgogne om je darmen weer in
het gareel te krijgen, Stein. Dat is een hap waar je maag
van op zal kijken. En je weet wat ze over egels zeggen.'
Hij knipoogde goor en het mentale beeld van de
rechtovereind staande stekels werd zwaar overdreven.
Koel schoof Sukey de schotel met de vreemde hapjes ter
zijde, buiten bereik van Stein. 'De krijger is herstellende
van een verwonding, Heer Imidol. Hij moet zich in niets
overmatig inspannen.'
De belletjes aan het hoofddeksel van Vrouwe Riganone
weerklonken in harmonie met haar bewonderende gefluit.
'Is ze niet geweldig, Dionket? Ze zal een hele aanwinst
zijn voor jouw Gilde van Herstellers. Maar het was heel
onaardig van je om haar van het bieden uit te sluiten.'
Geestslot.
'Wat bedoelt u, Vrouwe?' vroeg Stein.
'Drink nog wat kersen op brandewijn,' drong Dionket aan.
'Of heb je liever pruimen of frambozen?' Hij bevoelde zijn
eigen halsring. Zowel Stein als Sukey werden gedwongen
zich te ontspannen.
Ik kon het niet helpen, Steinie, hij slipte erdoor. O
Elizabeth kom terug van daarginds en help ons voor
Steinie uitvindt dat ik hem niet kan tegenhouden.
Sukeyvrouw watwat WAT verdomme?
Steinie stop ik kan je amper verborgen houden als ze
doorkrijgen wat hier allemaal van binnen ze zullen je pijn
doen mijn lief. O alsjeblieft bedaartrekje terug kalmeer.
Verdomd jij Elizameesterbeth kom terug!
In het midden van de zaal hield de ceremoniemeester een
glinsterende glazen keten boven zijn hoofd en schudde
die. Het woeste dansritme kalmeerde en de muziek
stopte. De pretmakers keerden naar hun stoelen terug.
Vier Tanu-dames sleepten de deels ontklede en verwarde
Raimo min of meer met zich mee. Aiken Drum was niet
het slachtoffer geworden van een dergelijke vernedering.
Hij liep bedaard naar zijn plaats terug en ging behoed‐
zaam zitten op de rand van zijn zitbank. 'Verheven
Personages, edele dames en heren, geëerde gasten!' riep
de ceremoniemeester. 'Stilte alstublieft, nu is het de beurt
aan de geëerde gasten!'
Uitroepen, gestamp met bekers en het gekletter van
messen op gouden borden. De ceremoniemeester
schudde andermaal zijn glazen keten. 'Twee van onze
gasten,' hij boog in de richting van Bryan en Elizabeth,
'zijn vrijgesteld van deelname in opdracht van Hunne
Verschrikkelijke Majesteiten. En één van de anderen,' hij
wees naar Raimo, 'heeft zijn talenten al kenbaar
gemaakt...!'
De dames aan de laagste tafels gierden van het lachen en
een aantal van hen begon bananen te gooien in de
richting van Raimo. Ze stopten met tegenzin toen de
ceremoniemeester andermaal stilte eiste.
'Eerst zullen we iets horen van Sue-Gwen Davies!' Sukey
voelde zich naar het midden van de grote open ruimte
getrokken. Haar ziel werd hopeloos en zonder dat ze zich
kon verzetten, overhoop gehaald en door de geesten van
de koning en de koningin en de andere edelen
onderzocht. Maar de Tanu waren verbaasd toen ze in de
kern een grondige barrière aantroffen (want Elizabeth was
op het laatste nippertje teruggekomen om te helpen),
waardoor ze zich tevreden moesten stellen met niet meer
dan wat aan de oppervlakte van haar geest aanwezig
was. De geest van Dionket sprak.
Lieve kleine zuster en mede-herstelster, leerling-
genezeres, brengster van heil. Gun ons een klein
genoegen en zing deze avond voor ons een lied van de
oude Aarde. Sukey's vrees begon weg te smelten. Al de
andere geesten leken haar te smeken of zij hun een
genoegen wilde doen. Terwijl ze haar blik gevestigd hield
op Stein, zong ze voor hen met haar heldere stem een
wiegelied, eerst in het Welsh, daarna in standaard-Engels.
Na het eerste couplet begon een harpist haar te
begeleiden.
Holl amrantau'r sêr ddywedant.
Ar hyd y nos. Dyma'r ffordd ifro gogoniant,
Ar hyd y nos. Golau arall yw tywyllwch, I arddangos gwir
brydferthwch, Teulu'r nefoedd mewn tawelwch, Ar hyd y
nos.
Lief, vrees niet voor boze dromen
heel de nacht, Door de mist zijn heldere sterren gekomen,
heel de nacht. De morgen voert ons vreugde aan
en met de zon keert weer de hoop. Dus mogen boze
dromen dreigen heel de nacht.
Achter de woorden en de muziek gloeide de
beschermende liefde van de verzorgster. Haar genezende
ernergie spoelde over de kindman die dank zij haar
onlangs was herboren en er was zoveel dat een deel
ervan als een grote poel van psychische vrede door de
feesthal stroomde. Voor korte tijd deed de tederheid van
haar wiegelied alle woede en lust teniet; opwinding en
gekwetstheid werden erdoor gesust.
Toen het lied ten einde was, zaten de gasten doodstil.
Toen begon op een buitenaards niveau van bewustzijn,
dat ook door de mensen met halsringen niet kon worden
verstaan of ontcijferd, een vloed van verklaringen van
veel Tanu-geesten, die op hun hoogtepunt werden
afgesneden door de vlakke stem van Heer Dionket. De
Heer Genezer rees van zijn zitplaats aan de Hoge Tafel en
strekte zijn armen uit, een levende T vormend van rood
en zilver.
De mijne. Gereserveerd.
Sukey keerde naar haar plaats terug en ging verward
naast haar man zitten. De ceremoniemeester schudde
andermaal zijn keten.
'We zullen nu de talenten van Stein Oleson leren kennen.'
Nu was het de beurt aan de viking om onweerstaanbaar
uit zijn zetel te worden getrokken. Zijn hoofd was
onbedekt en hij staarde met een woeste blik naar de
verzamelde edelen achter de tafels, die met hun geesten
in de zijne rondloerden, zijn gedachten aftapten, zoekend
naar gegevens. En daar was de koningin, naar hem
voelend als een moeder, zorgzaam. Die had niet geringd
moeten worden, helaas, de kortlevende! En toen de
koning.
Het zal volstaan tot aan de Veldslag. Laat zijn vaardigheid
zien!
Twee van de in tricot gestoken balletdansers kwamen van
opzij aangedanst. Ze droegen metalen manden, gevuld
met oranjekleurig fruit dat op grote sinaasappels leek.
Een van hen gooide een van die helderglanzende
vruchten overhands met grote vaart in de richting van
Steins hoofd.
Het bronzen zwaard kwam snerpend uit de schede,
vastgehouden door twee reusachtige handen. Het sneed
de vrucht keurig doormidden.
Koning Thagdal bulderde luidkeels van opwinding en
verrukking. De dansers begonnen Stein vruchten toe te
werpen zo vlug als ze konden. Zijn zwaard tolde rond als
een gouden wiel. Hij wentelde en sprong en hakte overal
de rondvliegende bollen in stukjes. De koning sloeg met
zijn vuisten op de tafel en tranen van vreugde en
vrolijkheid dropen in zijn perfect onderhouden baard. Het
hele gezelschap Tanu schreeuwde en juichte. Toen werd
er andermaal om stilte geluid. De ceremoniemeester
hijgde: 'Dat was pas een show door onze nieuwste krijger!
Goed gedaan, Stein!' Biedt.
Opnieuw die uitbarsting van buitenaardse
bewustzijnsspraak. Dit keer was Elizabeth in staat zich
ermee te verbinden. Ze was niet verbaasd te horen dat
Stein bij opbod werd verkocht aan de hoogste bieder om
als gladiator mee te doen in een strijd die de Lage Mêlée
werd genoemd. Omdat de voormalige boormachinist in
fysiek opzicht een van de meest indrukwekkende mannen
was die ooit door de tijdpoort was gekomen, dreven deze
buitenaardse sportfanaten die biedingen op tot een
hoogte die blijkbaar nooit eerder was voorgekomen. Ze
boden ten slotte zelfs hun persoonlijke diensten aan het
Koninklijk Huis—dat in naam eigenaar was van alle
buitengewone tijdreizigers—het gebruik van hun
metafuncties, hun bezit aan menselijke slaven, met of
zonder halsring.
Driehonderd grijzen voor Koninklijke Garde!
Mijn edelstenenmijn in de Pyreneeën! De welbekende
danseres Kanda-Kanda en heel haar gevolg! Honderd ren-
chaliko's met gouden dekkleden! De dood van Delbaeth.
De koning schreeuwde luid. 'Stop!' Hij kwam overeind en
liet zijn gloeiende blikken over de verbaasde menigte
gaan. Stein stond doodstil in het midden van de vloer, de
punt van zijn grote zwaard rustte op de tegels.
'Wie heeft het gewaagd een dergelijk bod te doen?' vroeg
Thagdal met een stem als van zijde. 'Wie schat de waarde
van deze krijger zo hoog dat hij zich onbezonnen
voorneemt de Vorm van Vuur te vernietigen?'
De menigte feestvierders zweeg met de mond en met de
geest. 'Ik,' zei Aiken Drum.
Er weerklonk een collectieve zucht en een collectief
reiken van met stomheid geslagen geesten die merkten
dat hun geestelijke vermogens werden afgeweerd als
botte messen. Thagdal begon hard te lachen en na een
ogenblik viel Nontusvel hem Bij totdat al de anderen
volgden. Iedereen reageerde op de enormiteit van zulk
een aanbod.
Elizabeth sloop bij Aiken naar binnen op de typisch
menselijke golflengte.
Wat in godsnaam'?
Kijk in Thaggies geest zelf Elizabethbaby wil allerliefst
verwoesting van stoute Firvulag Delbaeth Vorm van Vuur.
Dus dat geboden.
j. Voor Steinie? Gek geworden clown Aiken speelt met
leven van v riend?
i Elizastommebeth! Ik redden Steinvriendje kwetsbaar.
Tanuvechtschool verwoestend voor geest gaat gek
worden proces niet omkeerbaar.
Verdomd ... ja, je hebt gelijk.
Veilig bij mij. Krijg te zijner tijd Sukey ook wel. Drekkige
Tanu verkeken zich toen ze mij ringden. Jij weet dat.
Vermoedde. Maar verdomme ze pakken je als ze allemaal
te samen met hun geest op je afkomen. Pakken ons
beiden als ze doorhebben hoe we nu doen. Afleiden
afleiden afleiden.
De mentale communicatie tussen Elizabeth en Aiken had
maar een tractie van een seconde geduurd. De
ceremoniemeester schudde woest met zijn keten om
stilte te krijgen terwijl de jeugdige Aiken Drum in zijn
glanzende uitmonstering bedaard vanaf zijn zitplaats aan
de Hoge Tafel naar Stein liep en naast hem ging staan.
Toen het tumult wegstierf, zei de koning: 'Spreek, Aiken
Drum.'
De kleine man nam met een zwaai zijn hoed af en boog.
Toen begon hij te praten en terwijl hij sprak, gebruikte hij
de impulsen van zijn geest om zijn hardop gesproken
woorden geloofwaardigheid te geven, net zo lang tot zelfs
de meest sceptische van de buitenaardsen door zijn
ontwapenende charme was overrompeld.
'Ik weet dat mijn bod jullie heeft verbaasd, vrienden!
Want niet alleen is de daad op zichzelf bijna
onvoorstelbaar, maar jullie kunnen ook nauwelijks
begrijpen hoe ik genoeg kan weten over deze
verschrikkelijke Delbaeth om zijn verwijdering voor te
stellen. Het lijkt ongelofelijk nietwaar, dat een pas
aangekomen drager van een zilveren halsring iets durft
voor te stellen dat door veel van jullie kampioenen
vergeefs is geprobeerd. Wel, laat ik jullie dan vertellen
hoe de zaak ervoor staat. Ik ben een ander soort mens
dan waaraan jullie gewend zijn! Iemand als ik hebben
jullie nooit eerder gezien. En deze grote kerel die naast
me staat, is mijn vriend. En ik vrees dat de goede
koningin gelijk heeft wanneer zij beweert dat hij tot het
soort behoort die de grijze halsring niet lang kan dragen
zonder eraan te bezwijken. De onderrichtmethoden op
jullie vechtscholen zouden het hele genezingsproces
ongedaan maken waarmee Sue-Gwen en Elizabeth
begonnen zijn. En om Stein te redden, neem ik hem van
jullie af. Maar niet zonder er een eerlijke prijs voor in ruil
te bieden.
Ik weet dat jullie bezig zijn te proberen bij mij binnen te
dringen terwijl ik praat. En dat lukt jullie niet! Zelfs de
koning lukt dat niet! Zelfs Elizabeth is daar niet langer toe
in staat. Dus kunnen jullie er maar beter rekening mee
houden dat de ring die ik in kasteel Doortocht om mijn
nek heb gekregen een kettingreactie op gang heeft
gebracht die nog steeds niet is voltooid. Ik heb jullie Heer
Creyn bang gemaakt en nu jullie ook. Zit daar maar niet
over in. Ik ben niet van plan jullie kwaad te berokkenen.
Integendeel, hoe meer ik van deze wereld zie, hoe meer
plezier ik erin krijg en hoe meer ik van binnen kan
groeien, des te meer voordeel voor ons allemaal. Geef
dus even niet toe aan die angst en luister eerst hoe ik
jullie kan helpen nog machtiger te worden dan voorheen.
Eerst over Delbaeth! Ik zag zijn Vorm van Vuur diep in
Thagdals geest. Ik was nieuwsgierig en ik bestudeerde
dat terwijl we aten en dronken en plezier maakten. En
toen het bieden begon, dacht ik: waarom niet? En dus
bood ik mijn diensten aan overeenkomstig jullie
gewoonten. Ik ben vol vertrouwen dat ik aan deze
bedreiging van de Firvulag een einde kan maken. En nu,
Hoge Koning Thagdal, en al mijn andere mentale
vrienden, is het jullie beurt. Ik zal mijn geest een ogenblik
voor jullie openen zodat jullie kunnen waarnemen wat
daar aan het ontstaan is. Beslis daarna zelf of jullie me
willen behandelen als een gelijke in de geest of als een
slaaf...'
Hij opende zich voor hen en ze stormden allemaal naar
binnen. Elizabeth vloog over en langs en dwars door deze
buitenaardse bewustzijnsstromen en kreeg daarbij van
Aiken een ironisch compliment voor haar vaardigheid. De
Tanu stommelden rond, zich er nauwelijks werkelijk van
bewust van wat er allemaal in dat lichtende bewustzijn
aan het groeien was dat veelbelovend leek. Maar
Elizabeth zag de waarheid.
Maar goed dat het Bestel jou is kwijtgeraakt, Aiken, m'n
jongen.
Arme donders, zie je hoe ze getikt rondsjouwen, die
psychisch blinde muizen!
Nee ... een van hen weet het. Zie je?
Ha! Ja!.. . Wie ben jij geest van een oude vrouw?
Ik ben Mayvar. Ik heb gewacht op zulken zoals jullie sinds
het landen van het Schip. Ik ben oud en ik ben lelijk en
leid het Gilde van de Heldervoelenden. Kom vrijelijk naar
me toe voor jullie initiatie en het zal zo gaan als jullie
hopen. Tenzij je bang bent...
Weer het gerinkel om stilte. De Groten en al de andere
speurders en timide geworden nieuwsgierigen trokken
zich schielijk uit Aiken terug. Hij wachtte beleefd totdat
ook Elizabeth en Mayvar zich hadden teruggetrokken voor
hij de mentale barrière met een smak weer aanbracht.
'Zullen we zijn bod accepteren?' vroeg koning Thagdal.
'Slonshal!' donderde de menigte.
'Zullen we hem beproeven en zullen de dappersten van
ons getuige zijn van zijn overwinning of zijn ondergang?'
'Slonshal!'
De stem van de koning zakte tot een nauwelijks nog
hoorbaar niveau. 'En wie van ons zal de moed hebben
deze gevaarlijke kleurrijke jongeman in zijn familie op te
nemen en hem onze gewoonten bij te brengen?'
Ver weg, aan het linkereinde van de Hoge Tafel kwam een
broodmagere figuur overeind. Ze liep naar het midden
van de hal, leunend op een grote, gouden staf. Het purper
van haar kleed was zo donker dat het bijna zwart leek,
bepoederd met gouden sterren. Ze droeg een kap
waaronder het haar verborgen ging, maar de
verbazingwekkende lelijkheid van haar gelaatstrekken
bleef volledig zichtbaar voor de twee mannen die op haar
wachtten.
'Mayvar de Koningmaakster zal hem tot verwant nemen,'
zei de oude. 'Ik zal zorgen dat hij zijn goud krijgt en meer,
wanneer hij vriendelijk is. Zul je met me meegaan,
slimme jongen? En zul je je vriend meenemen om de
gewoonten van onze strijdbataljons te leren voor jullie
tweeën te zamen Delbaeth uitdagen?' 'Stein!' schreeuwde
Sukey.
De oude heks lachte. Haar geest sprak rechtstreeks tot
die van Aiken.
Hoewel tegen de gewoonte zal ik ervoor zorgen dat hij
alleen voor haar is wanneer jij je pocherige belofte
vervult. Dionket en ik zijn bondgenoten. Wel, ben je van
plan mee te gaan? De kleine man in zijn gouden kostuum
breidde zijn armen uit naar de grote oude vrouw van de
Tanu. Zij boog voorover en ze omhelsden elkaar. Daarna
liepen ze gezamenlijk de feestzaal uit, op enkele passen
afstand gevolgd door Stein die wandelde als in een
droom. De ceremoniemeester liet een woest signaal weer‐
klinken en de muzikanten lieten zich gaan in een wilde
danswijs. De danseressen kwamen weer te voorschijn en
troonden de nog met stomheid geslagen gasten
andermaal mee op de dansvloer. Vanaf de Hoge Tafel
keek Thagdal toe hoe dat merkwaardige drietal door een
deur aan het andere einde van de zaal verdween. Hij had
geen spier meer vertrokken sinds de oude vrouw in het
purper was opgestaan. Maar nu keerde het leven in zijn
ondoorschijnende groene ogen terug. Hij glimlachte en
hief zijn beker en de overige Verheven Personages
volgden in dat gebaar. 'Zullen we Aiken Drum slonshal
geven?' vroeg de koning zachtjes, 'of zullen we korte tijd
wachten om te zien of de Eerbiedwaardige Dame Mayvar
goed heeft gekozen?' Zijn drinkbeker kantelde. Een spoor
frambozenlikeur liep als rood bloed over de gepolitoerde
tafel. Thagdal plaatste zijn beker er middenin, hees zich
overeind en verdween door een deur die achter de
wandtapijten verborgen was gebleven. De koningin kwam
hem haastig achterna.
Sukey ging naar Elizabeth, haar ogen droog, maar haar
geest weende. 'Wat is er gebeurd? Ik begrijp het niet.
Waarom zijn Aiken en Stein met die oude vrouw
meegegaan?' Geduld, jonge zuster in de geest, ik zal het
uitleggen .. . 'Koningmaakster!' Bryan gluurde uilachtig
naar de twee menselijke vrouwen en hief toen zijn eigen
met edelstenen bezette beker die de vorm had van een
schedel. Zijn hand was onvast. 'Mayvar de
Koningmaakster noemde Creyn haar! Een Verdomd
bloedige legende. Een verdomd bloedige wereld.
Slonshal! Lang leve de Koning!'
Hij goot de laatste droesem naar binnen en viel voorover
over de tafel.
'Ik geloof,' zei Elizabeth, 'dat het feest voorbij is.'
4
Spring Elizabeth.
Ze stond op het tafelland hoog boven de Witte
Zilvervlakte, neerkijkend op een cavalerie van
spookachtige wolkeschaduwen die over het lege,
maanverlichte zout gleden. Aan de rand van een grasveld
in de vorm van een terras bevond zich een lage
balustrade. Daaronder hingen een paar grotesk
kromgegroeide dwergpijnbomen, over een steile helling
die van honderd meter recht naar beneden viel in het
niets van de Middellandse Zee. Spring Elizabeth spring
naar je rust. 'Hoor je dat?' vroeg ze Breede.
Een donkere schaduw op de stenen bank bewoog. De te
zware hoofdtooi met de gewatteerde rand bewoog
instemmend. 'Ze houden me vanaf het paleis in de
gaten,' ging Elizabeth verder. 'Laten we zien wat er
gebeurt als ik verder naar de afgrond loop.'
Springspringspring! Wees vrij in de steek gelaten enige
van je soort. Arm verlorengegane Elizaeenzamebeth.
Spring naar verlossing. Ontsnap ongedeerd nu het nog
kan. Spring .. . Met haar handpalmen op de balustrade
boog ze ver voorover. De nachtwind voerde de geur aan
van de verre lagune, vermengd met de oranjebloesem uit
Breedes tuinen. Hierbuiten, helemaal aan de uiterste
grens van het land Aven en ver verwijderd van elke
toevoer van vers water waardoor algen en onverzettelijke
mosselen zouden kunnen gedijen, ontbrak de
jodiumachtige visgeur die bij het zeewater hoorde. Enkel
de bittere alkalilucht van de Lege Zee resteerde.
Elizabeth zei: 'Ze hebben de hele namiddag op mij
ingewerkt terwijl ik opgesloten zat in mijn suite. Ze
probeerden iets in mij teweeg te brengen dat in hun ogen
een aanvaardbare emotionele basis was voor zelfmoord.
De motieven varieerden van wanhoop tot verlies van
waardigheid, gemengd met een handvol ouderwetse
onzin. Maar de hele basis is vals. Hun motivaties zijn strij‐
dig met mijn eigen ethiek. Als ze het aangestuurd hadden
op zelfopofferend altruïsme, waren ze dichter in de buurt
geweest.
Niet dat dat zou hebben gewerkt in de huidige situatie.'
Breedes mentale stem, uiterst formeel en ontdaan van
alle overbodige uitweidingen en aaneenschakelingen van
de gewone taal van de geest, vroeg:
Hebben al de meester-meta's van jouw Bestel een
gemeenschappelijke ethiek?
Elizabeth liet een vriendelijke bevestiging door de barrière
glippen die ze sinds haar ontmoeting met de
Scheepsgade, nu twee uur geleden, had opgericht.
'De meesten van ons koesteren een ethiek die in
overeenstemming is met de filosofie van een zich
ontwikkelende theosfeer. Ben je met dat concept
vertrouwd? Of met de belangrijkste religies uit de latere
menselijke periode?'
Ik heb jullie mensen bestudeerd sinds de allereerste
doorkomst door de tijdpoort. Sommige van de beleden
filosofieën ontmoedigden me en vervulden me met
afkeer. Je moet begrijpen dat de Tanu zich beperken tot
een simpel, niet-gestructureerd monotheïsme zonder
priesters of enige vorm van hiërarchie. We zijn bereid
geweest volledige godsdienstvrijheid toe te staan aan die
mensen wier geloof niet gewelddadig was. Maar er zijn
ijveraars geweest die volhoudend de Koningsvrede bleven
verstoren. Blootnekken natuurlijk en die hebben direct het
martelaarschap gekregen waar ze onbewust zo naar
hunkerden. Maar niemand van de mensen die ik heb
bestudeerd, kon me iets wijzer maken over die
zogenaamde Eenheid binnen het Galaktisch Bestel. En dat
is te begrijpen, want enkel een echte meta zou daarin
kunnen doordringen. Ik vraag je nederig om meer
inlichtingen. 'Wat je vraagt is in feite onmogelijk, Breede.
Een jonge meta begint bij ons haar training al voor de
geboorte. De mentale vermogens worden al vroeg in de
jeugd opgevoerd en uitgebreid. Dat is het soort werk waar
ik mij aan had gewijd voor mijn ongeluk. Iemand met het
potentieel van een meester-meta moet verwachten dertig
jaar of meer nodig te hebben voor hij kan opgaan in
volledige Eenheid!
Je hebt me uitgenodigd jouw intellectuele potentieel gade
te slaan en ik ben het met je eens dat een psychische
vereniging tussen ons tweeën niet volstrekt is uitgesloten.
Maar de halsring die je draagt is een barrière en een
bedreiging tegelijk. Je beschouwt jezelf als een werkzame
meta. Maar geloof me, dat ben je niet. Niet echt. En
zonder dat is het onmogelijk iets te begrijpen van Eenheid
of iets anders dat essentieel is binnen het Bestel.'
De kalme gedachte kwam door: Toch is voorspeld dat op
een dag mijn volk daaraan deel zal nemen. 'Voorspeld
door wie?' Door mij.
Elizabeth liep weg van de balustrade en ging voor de
Scheepsgade staan. Tijdens het begin van hun
ontmoeting had Breede onthuld dat zij tot een ras
behoorde dat verschilde van de overige buitenaardsen.
Ze was van minder dat de gemiddelde lengte en haar
ogen waren barnsteenbruin in plaats van blauw of groen.
Haar gezicht, waarvan het onderste deel nu weer
zichtbaar was nu ze haar merkwaardig
ademhalingsapparaat had verwijderd, had niets van de
schoonheid van de regerende Tanu, maar het was toch
innemend genoeg ook al was ze van middelbare leeftijd.
Breede droeg een japon van rood, metalig weefsel, anders
van snit dan de vloeiende, golvende lijnen waaraan de
Tanu de voorkeur gaven. Hij was met rood en zwart
afgezet door middel van kralen en daar overheen droeg
ze een zwarte mantel met lange pofmouwen, afgezet met
randen van rode vlamvormen. Haar grote hoed, ook al
zwart en rood, blonk van de juwelen en was voorzien van
een voile. Afgezien van het ingewikkelde ademha‐
lingsapparaat, deed het kostuum Elizabeth denken aan
afbeeldingen op een middeleeuws wandtapijt dat in de
herberg had gehangen. Er hing een archaïsche aura
rondom deze Scheepsgade, een smaak van iets dat bij de
andere buitenaardsen nadrukkelijk afwezig was. Breede
was geen barbaarse vrouw, geen orakel, geen priesteres-
moeder. Alle pogingen van Elizabeth om haar te
analyseren hadden tot dusverre gefaald. 'Zeg me wat je
van me wilt,' zei de menselijke vrouw, 'vertel me wie je
werkelijk bent.'
De Scheepsgade tilde haar gebogen hoofd op en onthulde
een zoete, geduldige glimlach. Voor de eerste maal sprak
ze hardop.
'Waarom wil je niet door de geest met me spreken,
Elizabeth?' 'Dat zou onvoorzichtig van me zijn. Je bent
beduidend krachtiger dan de anderen. Dat weten we
beiden.' Breede stond op van haar bank. Haar ademhaling
werd weer pijnlijk en ze hief het ademhalingsmasker weer
omhoog. 'Deze atmosfeer, ze is uitstekend geschikt voor
de Tanu en de Firvulag, maar te ijl voor iemand van mijn
soort. .. Wil je niet binnenkomen? Daar is de atmosfeer
met zuurstof verrijkt. Daar kunnen we ons afzonderen in
mijn kamer zonder deuren en daar zullen deze vijandige
geesten je niet langer kunnen lastig vallen met hun
onbeschaamdheden.'
Spring Elizabeth! Laat Breede met de Twee Gezichten je
niet bedriegen en je enige kans op ontsnapping afnemen.
Zij is de ergste van ons allemaal. Ga terug naar de
afgrond en spring spring...
'Hun overreding wordt inderdaad vervelend,' stemde
Elizabeth in. 'Maar ik kan het aan.'
'De aanval van de hele Clan betekent voor jou geen
bedreiging?’
'Om hun overreding te laten werken, zouden ze sterk
genoeg moeten zijn om mijn superego en mijn
wilsvermogen uit te schakelen. Om dat te bereiken
zouden ze mijn persoonlijkheid vrijwel moeten
ontmantelen en op een lager niveau weer samenstellen.
Er is daarginds nu een hele menigte die in mijn richting zit
te pikken en een paar van de intelligenties daarachter
bezitten een respectabele kracht. Maar geen van hen,
afzonderlijk noch samen, is sterk genoeg om mij tot
zelfmoord te brengen. Wie zijn ze? Kun je hen herkennen?'
'Onder hen zijn de leiders van de Clan van Nontusvel. De
PK-adept is Kuhal, Tweede Heer van de psychokinetici,
direct onder Heer Nodonn. Imidol is de bedwinger, een
vechtkampioen, maar mentaal niet erg subtiel. De
vérvoelende is Riganone, een krijgsvrouwe die zichzelf als
de opvolgster ziet van Mayvar. Nogal amusant! De vierde,
de Hersteller, is een ernstiger bedreiging. Zijn naam is
Culluket, de Koninklijke Ondervrager. Zijn trouw ligt bij zijn
moeder Nontusvel en haar Clan, eerder dan bij zijn vader,
de Koning. Zijn vermogens tot diepe penetratie en wijzi‐
ging van bewustzijn worden alleen overtroffen door die
van Dionket, de Heer Genezer. Maar Culluket dankt zijn
faam niet aan zijn werk als hersteller. Het zou voor jou
niet verstandig zijn om hem van dichtbij te ontmoeten
voor je vertrouwd bent geraakt met de agressieve
technieken die minder fijnbesnaarde Tanu bereid zijn te
gebruiken.'
'Dank je voor de waarschuwing. Een geperverteerde
hersteller zou in mijn autonome zenuwsysteem kunnen
doordringen terwijl ik sliep of emotioneel opgewonden
was. Ik zou een speciaal schild moeten maken, misschien
een val zetten. Lang geleden hebben we dit soort
problemen in ons Bestel ook gehad, voor Eenheid tot
volledige wasdom was gekomen. De
verdedigingstechieken daarvoor worden nog altijd aan
onze jonge meta's onderwezen ... voor het geval dat.'
De overreding bereikte nu een bijna hysterisch crescendo
terwijl Elisabeth naast Breede over het pad liep dat door
het sinaasappelbosje voerde. Er ontstonden nu levendige
bedreigingen die spraken van verkrachting door de Tanu,
mismaking, visioenen van lijden, van uitgebuite dochters
die nu nog niet geboren waren. Verzoekingen die de vrede
van de dood beloofden, een hereniging met Lawrence en
zelfs—ten slotte—logische argumenten voor zelfmoord,
gebaseerd op genetische waarschijnlijkheden in deze
situatie.
Elizabeth draai om! Beter voor jou voor allemensen voor
alle- Tanu wanneer jij sterft! Luister niet naar Breede met
de Twee Gezichten. Scheepsspingade liegt! Draai om en
spring! Spring! Er lagen vruchten op de grond, want
Breede werd niet bediend door rama's. De nadrukkelijke
geur van citrusvruchten vermengde zich met die van de
bloesems, want de bomen stonden in bloei en droegen
tegelijkertijd vrucht. Elizabeth bukte zich en raapte een
ronde vrucht op.
De mentale stemmen gierden nu op volle sterkte. Niet
doen! Keer je niet af van je bevrijding! Verspeel deze kans
niet! Binnen die kamerzonderdeuren kun je niet meer
ontsnappen! Keer om! Spring! Keer om ... SCHEER JULLIE
WEG. (Rimpelbobbelsnapknauw.) (Terugtocht.) Breedes
versterkte stem zei: 'Nu weten ze dat je volledig van hun
aanval op de hoogte was'.
'Daar moesten ze vroeg of laat toch achter komen. Wat
mij betreft vroeg.'
'Ze zullen het weer proberen. Met meer tegelijk. Koningin
Nontusvel heeft meer dan tweehonderd nog levende
nakomelingen.'
'Laten ze het maar proberen. Deze agressieve overreding
zou niet werken ook al werd de kracht ervan
verduizendvoudigd. Oh, jullie met je halsringen! Met
echte mentale synergie heeft dit niets te maken! Ze
weten niet hoe ze de juiste kracht moeten oproepen om
de mentale stoot van zoveel gezamenlijke geesten toe te
brengen. Ze zijn primitief en slordig, uit fase en ongericht.
Ik ben ver buiten hun bereik.' O wrede wakkere
superioriteit O trotse Elizabeth. Ze besteedde geen
aandacht aan het onuitgesproken verwijt. Het was een
lastige dag geweest. Terwijl ze naar de kleine witte villa
liepen, pelde Elizabeth de sinaasappel af en at de partjes
een voor een op. Het vruchtvlees leek donker in het
maanlicht en het voegde een nieuwe steen toe aan het
gebouw van haar minachting: het was een
bloedsinaasappel. Haar stem klonk geërgerd toen ze zei:
'Je zult met subtiliteiten bij mij weinig bereiken, Breede. Ik
ben nooit goed geweest in diplomatieke spelletjes, ook
thuis niet. Ik wil weten aan welke kant je staat en wat je
van mij verwacht. En wat is precies die kamer zonder
deuren?'
'Daar hoef je niet bang voor te zijn. Iemand als jij kan
daarin niet worden gevangen. Maar het houdt de Clan
naar lichaam en geest bij je vandaan zolang je erin
verblijft. Ik had gehoopt dat je bij mij zou blijven. We
zouden ... van elkaar kunnen leren. Er is weinig tijd meer.
Nog maar twee maanden voor de Grote Veldslag. Dan
voorzie ik een beslissende gebeurtenis.' De laatste stukjes
sinaasappelschil vielen uit Elizabeths hand. Ze begon
langzamer te lopen toen ze over een smalle strook gazon
voor het huis kwamen. De villa van Breede werd verlicht
door de gebruikelijke Tanu-lampen; het stond er in bijna
Griekse eenvoud bij, omringd door cipressen. De
woonplaats leek geschikt voor deze mysterieuze vrouw,
er was nergens een deur of andere opening te zien.
Het deels gemaskerde gezicht van de Scheepsgade keek
haar dringend aan. Het leek te zeggen: meer dan al de
anderen zijn wij hier werkelijk verbannen.
'Wat gebeurt er wanneer een verbinding van geest naar
geest tussen ons tweeën niet zou slagen?' vroeg
Elizabeth. 'Dan zul jij doen wat je doen moet.' Breede leek
er niet van onder de indruk. 'Zullen we samen naar
binnen gaan?' Naast elkaar staken ze het kleine
grasveldje over, kwamen onder het door pilaren
gesteunde portaal en liepen door de effen marmeren
muur. De vrede binnen.
Elizabeth kon niet voorkomen dat een diepe zucht aan
haar lippen ontsnapte. Mentale en fysieke stilte
omringden haar. Het soort stilte dat eens zoveel
verontrusting had veroorzaakt, thuis in het Metapsychisch
Instituut op Denali toen de therapeuten tevergeefs
hadden geprobeerd het contact te herstellen met haar
weer geregenereerde bewustzijn. Maar nu ... hoe welkom
was deze stilte! Eindelijk stopte het achtergrondgeruis
van al die psyches die mompelden en piepten en zeurden
en hun magere disharmonieën overal om zich heen
verspreidden ook wanneer ze niet bewust contact
zochten. In kinderlijke onbeschaamdheid of overmoed
hadden ze vandaag zelfs een frontale aanval gewaagd.
Niet dat ze haar konden bereiken natuurlijk, maar het
gedreun van hun pogingen alleen al! In het Bestel werd
die statische ruis onderdrukt door de overweldige
harmonie van de Eenheid. Maar hier had ze daaraan
alleen kunnen ontsnappen door zich terug te trekken in
die cocon van vuur, die de laatste, gevaarlijke toevlucht
was van een lijdende, op het eigen centrum gerichte ziel.
Maar dit.. .
'Vind je mijn kamer mooi?' vroeg Breede. 'Ja,' antwoordde
Elizabeth, lichaam en geest bevestigend glimlachend.
De buitenaardse vrouw liet haar ademmasker zakken.
'Hier binnen heerst een verhoogde zuurstofdruk waardoor
euforie wordt bevorderd. Maar de mentale stilte is het
meest gewaardeerde element in deze kamer. Wij kunnen
wel naar buiten reiken, maar geen ander bewustzijn kan
hier binnenkomen.' De buitenkant van de villa was
klassiek eenvoudig geweest met allemaal recht
verlopende lijnen en vlakken, maar de muren binnen
waren gebogen en kromden zich over grote afstanden. Ze
waren middernachtblauw met een steeds veranderend
fragiel patroon van zwakrood en zilver, lijkend op de
olieachtige weerschijn op diep water. Er waren
schilderijen—of eerder projecties—van twee uitzichten in
de ruimte, een spiralende sterrennevel met twee zij-
armen en een planeet waarvan de landmassa's waren
vervormd tot hoge bergen met daar tussenin blauwe
zeeën in ronde bekkens die iets weg hadden van
inslagkraters. De meubilering was eenvoudig en zeer
onopvallend doordat zij was vervaardigd van hetzelfde
donkere materiaal waaruit ook de wanden waren
opgetrokken. Ze zag een paar kasten en enkele rekken
waarop gekleurde glazen cilinders met magnetische
imprints stonden. Dat waren de gebruikelijke audiovisuele
middelen van de Tanu. Voorts stonden er enkele ligbanken
en simpele vierkanten die het formaat hadden van
voetsteunen. Ongeveer op ooghoogte bevond zich tegen
een muur een klein beeldhouwwerk, de abstracte
weergave van een vrouwelijke gestalte. Drie blauwe
lampen waren eromheen geplaatst. In het midden van het
vertrek (of wat het midden zou zijn geweest wanneer de
muren door hun gekromde verloop niet de indruk hadden
gewekt dat er geen midden bestond) stond het meest
opvallende voorwerp: een lage, ovale tafel die melkwit
glansde, geflankeerd door twee beklede bankjes. Op de
tafel stond een glazen model waarvan Elizabeth aannam
dat het een of ander ingewikkeld oerorganisme weergaf,
waarschijnlijk een eencellig zeedier. 'Het beeld van mijn
Schip,' legde Breede uit. 'Laten we gaan zitten en dan zal
ik beginnen door het verhaal van onze reis met jou te
delen.'
'Heel goed.' Al haar afweerschermen op hun plaats, zat
Elizabeth rechtop, haar handen gevouwen. Ze keek niet
naar de Scheepsgade of naar de kamer maar naar de
kleine, diamanten ring aan haar eigen rechterhand.
Aeonen geleden in ons eigen sterrenstelsel (vertelde
Breede) leefde er een intelligent ras op één enkele kleine
planeet die rondom een gele zon wentelde. Toen dit ras
de fase van geschreven geschiedenis bereikte, kende het
maar één fysieke verschijning en maar één mentaal
patroon. Met het verstrijken van de eeuwen ontwikkelde
het een vergevorderde technologie en de mogelijkheden
tot gravo-magnetisch transport waardoor ze met voer‐
tuigen konden reizen met snelheden die die van het licht
benaderden. Geschikte planeten binnen een redelijke
afstand werden gekoloniseerd waardoor een federatie
ontstond. Later brak er een interstellaire oorlog uit
waardoor gedurende lange tijd de verspreide kolonies
waren afgesneden van contact met de moederplaneet. En
niet alleen door de immense afstanden, maar ook door
een vergaand verval van de culturele ontwikkeling.
Slechts op één dochterwereld—mijn eigen planeet Lene—
bleef beperkt de mogelijkheid tot ruimtereizen aanwezig.
Daarvoor werden primitieve kernreactiemotoren gebruikt
die korte tochten binnen het eigen zonnestelsel mogelijk
maakten. Op de moederplaneet, die Duat heette, had de
grote oorlog droevige veranderingen teweeggebracht.
Schade aan bodem en atmosfeer veroorzaakten
klimaatswijzigingen. De hoge bergen werden wildernissen
vol sneeuw: de weelderige, eerst subtropische valleien
gingen voorgoed schuil onder voortdurende bewolking en
mist. Duizend generaties later had de bevolking twee
lichaamsvormen ontwikkeld, beide verschillend van de
soort die zoveel jaren eerder de dochterwerelden had
bevolkt. Het hooglandras, de Firvulag, bracht het grootste
deel van het jaar in streng winterse omstandigheden door.
Ze waren meestal klein van stuk, maar fysiek heel taai.
Hun cultuur was eenvoudig: onder harde omstandigheden
vind je doorgaans een behoudende technologie en een
simpel sociaal patroon. Door de lange periode van isolatie
in hun sneeuwgrotten ontwikkelden ze vaardigheden die
niet in de eerste plaats een praktisch materieel doel
dienden, maar mentaal gericht waren en moesten
voorkomen dat hun gedwongen afzondering tot
geestelijke stoornissen leidde. Zij ontwikkelden de
vermogens om illusies te scheppen van visuele aard en
pseudomateriële manifestaties die binnen het Bestel
onder de term 'scheppend vermogen' zouden vallen. Vér‐
spreken en vérzien behoorden ook tot hun latere
eigenschappen, waardoor ze over grote afstand met hun
soortgenoten konden communiceren zonder de dodelijke
stormen te hoeven trotseren. De Firvulag werden
daardoor binnen beperkte grenzen echte meta's en hun
'beschaving' floreerde.
Ondertussen was in de laaglanden van dat zelfde Duat
een tweede ras ontstaan, groot, slank en bleek van huid,
met voor licht gevoelige ogen die goed bruikbaar waren in
een warm maar altijd bewolkt klimaat. Deze
voorouderlijke Tanu strompelden langzaam terug naar een
hoge technische ontwikkeling. Ze ontwikkelden nooit,
zoals de Firvulag, werkzame meta-vermogens; in plaats
daarvan ontwierpen ze een kunstmatige mentale ver‐
sterker die jij nu kent als de halsring en die hun
sluimerende meta-vermogens op een gebrekkige manier
werkzaam maakte. Het schonk hun een ruw maar
bevredigend surrogaat van de psychische eenheid, de
'familie-in-de-geest'-relatie die je inmiddels hier hebt
kunnen observeren in dit Veelkleurig Land .. . Tussen die
twee nu afzonderlijke rassen op Duat bestond altijd
agressie. De Tanu en Firvulag waren elkaars antagonisten
hoewel ze elkaar nooit meer dan oppervlakkige schade
toebrachten omdat van weerszijden de angst bestond
diep in vijandelijk gebied door te dringen. Deze bijna
rituele schermutselingen werden de basis voor een
eenvoudige godsdienst die bijna zestig generaties de
overhand had, totdat Duat opnieuw werd ontdekt en
bezocht door onderzoekers uit de inmiddels herboren
Interstellaire Federatie.
Ja, het waren de dochterwerelden die de sterren opnieuw
veroverden. Terwijl de oude thuiswereld haar eigen
merkwaardige ontwikkeling volgde, vonden wij opnieuw
de gravo-magnetische aandrijving uit. Maar er was meer!
We slaagden erin een prachtige symbiose te vormen met
die reusachtige intelligente organismen die we
langzamerhand Schepen gingen noemen. Zij waren in
staat sneller dan het licht te reizen door bewustzijns‐
machten toe te passen en te organiseren die jij
ypsilonvelden zou noemen. Wanneer de Schepen
voldoende waren gemotiveerd, konden ze meer dan
duizend van de onzen met zich meevoeren in een
speciaal in hen geïmplanteerde capsule waardoor de verst
verwijderde delen van ons sterrenstelsel in minuten,
hooguit uren bereikbaar werden. Maar zoals je inmiddels
al zult hebben geraden, de Schepen konden enkel door
liefde gemotiveerd worden. Daarom had ieder Schip een
Gade, een vrouw van mijn ras.
De dimorfe bevolking van Duat werd andermaal welkom
geheten binnen de federatie. Hun gouden halsringen
bleken verenigbaar met de geesten van de meeste, maar
niet alle rassen die zich op de vroegere kolonieplaneten
hadden ontwikkeld. Er ontstond toch een elite van
halsringdragers die aan de macht kwam en al na vier
generaties ontstond een soort Gouden Eeuw, zowel cultu‐
reel als in technisch-economisch opzicht. Maar aan elke
Gouden Eeuw komt een eind, ook aan deze. De
afstammelingen van de oorspronkelijke Tanu en Firvulag
ontpopten zich tot ijveraars die hun oude vijandschappen
naar de sterren exporteerden waardoor een nieuwe reeks
verwoestende oorlogen ontstond. Na zeer veel lijden werd
de vrede hersteld, maar onze federatie besloot dat de
overblijvende volbloed Firvulag en Tanu hun oude
strijdreligie moesten afzweren en zich onder elkaar
vermengen zodat de basis aan hun oude haat zou worden
ontnomen. De meesten gaven aan die eis toe, maar er
bleef een koppige fractie over die weigerde en het recht
opeiste naar een ander sterrenstelsel te mogen
emigreren. Die eis werd verworpen en in plaats daarvan
werd van hen onvoorwaardelijke overgave geëist. Ze
vluchtten, niet meer dan een duizendtal Firvulag en Tanu
te zamen, naar een ver verwijderde planeet aan het einde
van een der spiraalarmen waar ze zich erop voorbereid‐
den onder elkaar tot de dood erop volgde te strijden. Een
soort laatste gebaar van apocalyptische verwerping. Er
was maar één persoon die sympathiek stond tegenover
hun oorspronkelijk pleidooi voor ballingschap. Deze vrouw
was gezegend—of geplaagd— met meer dan de
hoeveelheid meevoelendheid die voor een Scheepsgade
gebruikelijk was. Haar vermogen tot vooruitzien had daar
iets mee te maken. Ze voorzag dat deze kleine groep van
ontevredenen, die zo onbruikbaar was binnen het eigen
stelsel, een zuiverend effect zou kunnen hebben binnen
een veel jonger sterrenstelsel, dat mentaal veel minder
was ontwikkeld en waar de langere levensduur en de
mentale kracht van de bannelingen uiteindelijk een
gunstige invloed zouden hebben op de zich langzaam
vormende lokale Geest. Het was geen helder visioen dat
zij waarnam. Maar het was voldoende om die persoon
ertoe te brengen haar diensten en die van haar Schip aan
te bieden om de bannelingen weg te brengen. Dus
kwamen we.
En toen kwamen de menselijke tijdreizigers. En
vervolgens kwam jij.
'Op dit punt,' gaf Breede toe, 'laat mijn helderziendheid
mij in de steek. De aankomst van mensen uit de verre
toekomst van de Aarde baarde me veel zorgen, want het
verstoorde het machtsevenwicht tussen Tanu en Firvulag,
dat inmiddels zo lang had bestaan. De gevolgen ervan
kan ik nog steeds niet volledig overzien. Misschien dat het
onderzoek dat jouw vriend Bryan nu gaat uitvoeren, mij
de laatste gegevens verschaft die ik voor een uiteindelijk
oordeel nodig heb. Hoewel Thagdal noch iemand anders
erg diep heeft nagedacht over wat er zou moeten
gebeuren wanneer dat onderzoek zou uitwijzen dat verder
samenleven met mensen hier niet wenselijk is. 'De
mensheid,' antwoordde Elizabeth, 'neemt te midden van
de samenwerkende rassen binnen het Galaktisch Bestel
een soortgelijke dubieuze plaats in.'
'De komst van de mensen heeft meerdere voordelige
veranderingen veroorzaakt, niet alleen van technisch-
economische aard of op het gebied der voortplanting.
Facties onder de Tanu en de Firvulag, vooral onder de
gemengdbloedigen, beginnen moe te worden van de
traditionele bloedige wedijver en zijn op zoek naar een
beschaafder levensfilosofie. Daarom kan het zijn dat de
menselijke vermenging met de Tanu toch iets is dat we
moeten verwelkomen. Maar jij.. .!'
'Geen enkel antropologisch onderzoek zal de invloed van
mijn komst kunnen vastleggen.'
'Misschien is het wenselijk dat jouw kostbare erfgoed op
dit punt zijn bijdrage levert aan onze raciale ontwikkeling.
De Thagdal gelooft dat en meerderen delen zijn
standpunt: Eadone, Meesteresse der Wetenschappen,
Aluteyn, Heer der Scheppers, Sebi-Gomnol en tal van
anderen. Maar jij en je genen met hun werkzame meta-
vermogens zouden evengoed een dodelijke factor kunnen
zijn. Zo denkt de Clan van Nontusvel erover. Hoe moeten
we handelen? Ik geef toe dat ik dat niet weet.'
Langzaam draaide Elizabeth de diamanten ring om haar
vinger.
'Sommige anderen die mensen probeerden te
manipuleren, kennen dat gevoel.'
10
11
12
13
10
11
12
13
14
15
16
1
In de dagen van het Galaktisch Bestel was de berg
afgesleten tot een heuvel. Deze rees uit de Middellandse
Zee omhoog als het eiland Menorca, ten oosten van de
archipel die ooit de Hesperiden was genoemd. Monte del
Toro stak nu slechts vierhonderd meter boven de
zeespiegel uit. Het merendeel van de talloze oor‐
spronkelijke grotten was ingestort, verdwenen onder de
kracht van de zon en de tijd en het water.
Maar zes miljoen jaar eerder zag de berg er anders uit.
Toen de buitenaardse nieuwkomers op het schiereiland
der Balearen voor het eerst die beschaduwde massa
zagen met de twee afzonderlijke pieken waartussen de
alpenweide lag (waar Bryan en Mercy de liefde zouden
bedrijven) noemden ze haar de Berg van Lugonn en
Sharn, naar de Tanu- en Firvulag-kampioenen die de
rituele strijd bij het Scheepsgraf hadden uitgevochten.
Later werd de berg gewoon de Berg der Helden genoemd.
Breede had erop gestaan—en zo'n opdracht was
zeldzaam genoeg—dat de grond tot het Gilde der
Herstellers ging behoren en dus werd het college dat zich
bezighield met de geneeskunst en het verder exploreren
van het bewustzijn op de zuidoostelijke helling gebouwd
zodat het uitkeek over de stad Muriah en de Witte
Zilvervlakte. Na de Tijden van Oproer en de verbanning
van Minanonn werden ook de grotten binnen de berg
geannexeerd. Aanvankelijk als veilige en tijdloze tomben
voor het begraven van de Groten, maar later ook voor
heel wat minder heilige doeleinden.
Felice had gezworen dat ze nooit hardop zou schreeuwen.
De stem van haar geest mocht razen en klagen en de
Ondervrager mocht lachen, maar op de een of andere
wijze had ze kans gezien al die dagen standvastig te
blijven en ze uitte nooit één enkel geluid hoewel haar
kaken vaak opengesperd stonden. Ze had dit ene ding
enkel met haar wil volbracht: volstrekte verlamming van
haar stembanden en te midden van al het verraderlijke
vlees hadden die haar wil gehoorzaamd. Culluket was
langzaam begonnen, haar eerst verkennend, al zijn
vermogens gebruikend om haar nu eens te bespelen als
een kunstenaar om haar vervolgens met wrede
kwaadaardigheid te kwellen. Wanneer uitputting en
overbelasting van de gevoelszenuwen haar deden
bezwijken, stimuleerde hij met kleine stootjes de wortels
van haar brein tot ze weer volledig waakzaam en wakker
was en het tijd werd voor de volgende demonstratie. Hij
had tot zijn verrassing ontdekt dat ze minder gevoelig
was voor mentale vernederingen dan voor puur fysieke
aanvallen op haar vrouwelijke waardigheid. Maar ze was
natuurlijk nog maar een kind. Een geperverteerd kind. Ze
had de informatie die hij wilde hebben snel genoeg
prijsgegeven (de Speer van Lugonn die nu in het bezit
was van Aiken Drum, het Scheepsgraf met zijn
schatplaats aan vliegende machines, de plannen voor de
produktie van ijzeren wapens, de versterkte
nederzettingen die in het noorden werden gebouwd) en al
die gegevens waren naar Nodonn doorgezonden zodat na
de Grote Veldslag hiertegen actie kon worden
ondernomen.
Dat had de andere leden van de Clan tevreden gesteld,
zodat Culluket nu de handen vrij had voor zijn
persoonlijke begeerten.
Verrukkelijk was het om haar geest langzaam als een stuk
fruit open te breken, zodat hij al de eigenaardige
gevoelens van deze vreemde moordenares kon gadeslaan
en ervan genieten. Haar geheime angsten, de kolossale
psychische verwonding door het verlies van haar gouden
halsring (die nog niet eens zo verwoestend had gewerkt
als je zou mogen verwachten), de monsterachtige
psychische vermogens voor overreding, PK, voor schep‐
ping en helder waarnemen, die nu allemaal waren
opgesloten en andermaal latent, razende ondieren in hun
valstrik, die nooit meer zouden worden losgelaten.
Proef die razernij! Observeer de wanhoopsstrijd, het
gedwongen delen ervan. Vil! Leg de onbevredigde
behoeften bloot, de miskenning als kind. Snijd de
mogelijkheden tot plezier af, veroorzaak kortsluiting op
die paden vol woede diep in het cerebellum. Wat een
verrukkelijke mogelijkheden lagen daar! Breng ze naar
boven. Speel ze steeds opnieuw vanuit andere
gezichtshoeken af tot zelfs deze rampzalige Mindere haar
eigen smeerlapperij gaat begrijpen. De onmenselijkheid,
bewezen door een zeer ervaren niet-menselijke man.
Hij bleef met haar bezig, schok volgde op schok, pijn
stapelde zich op pijn, de degradatie van haar lichaam
werd vertaalde kastijding van het ego; haar haat en angst
voor andere wezens uitgelegd als haat en angst voor
zichzelf.
Ontdoe haar van alles waar ze eens prijs op stelde, wacht
op het uiteenvallen. (Haar lichaam moest onbeschadigd
blijven natuurlijk, maar hij zou zijn belofte aan de
Strijdmeester goed genoeg hebben vervuld wanneer ze
op de Grote Veldslag niet meer was dan een perfecte
maar gebroken automaat.) Maar ze wilde maar niet gek
worden.
Beledigd rommelde hij rond in het wrakhout van haar
geest, op zoek naar een verklaring. Hij was er bijna aan
voorbijgegaan. Maar daar was het dan, een klein vonkje,
gebarricadeerd binnen een koppige schelp van
afscherming die al zijn puncties had weerstaan. Verkleind
tot een miniatuur en ingekapseld zat daar het wezen
verborgen dat Felice heette.
Als hij haar zover kon krijgen dat ze sprak, schreeuwde!
Hij wist dat dat de sleutel moest zijn. Eén vrijwillig
gemaakt geluid en de laatste barrières zouden geslecht
zijn!
Maar ze weerstond hem. Er waren dagen voorbijgegaan
en de Grote Veldslag kwam snel naderbij. Hij durfde niet
verder te gaan uit vrees haar leven te beëindigen, tegelijk
met dat koppige restant van haar afgeschermde
identiteit. 'Houd het dan maar,' zei hij, 'voor wat het
waard is.' En nadat hij zich nog eenmaal met haar had
vermaakt, sloot hij de grijze slavenring om haar hals en
liet de bewakers haar wegbrengen naar het diepst van de
catacomben.
.. .Steinie?
Lievelieve je bent wakker. 'Doet het nog steeds pijn, Sue?'
Hij knielde op de vochtige stenen vloer bij de nis met de
met stro gevulde matras en greep haar hand. Er was net
genoeg licht om haar te kunnen zien, afkomstig van één
enkele Tanu-lamp die als een droevige ster aan het
plafond van hun cel hing, omringd door stalactieten.
'Alleen nog maar napijn. Het komt weer in orde. Heer
Dionket zei dat er geen duurzame schade was
aangebracht. We zullen later anderen krijgen.'
Maar niet deze Sukey niet mijn eerstongeboren zoon.
'Het moet mijn schuld zijn geweest. We hadden niet...
nadat we zeker waren dat je zwanger was ...'
Stomoerstomzelfzuchtigeklotebabymoordenaar!
'Nee!' Ze worstelde overeind op de rand van het stenen
bed en pakte zijn gezicht om het te kussen.
'Je mag nooit denken dat het jouw fout was. Ik ben er
zeker van.' (En dwing die zekerheid zijn geest binnen via
de zilveren ring die je nog altijd draagt, maar verberg de
werkelijkheid. O, laat hem daar nooit achter komen.)
'Je moet daar nu niet meer aan denken, mijn lief. Maak je
gereed voor de ontsnapping! De Grote Veldslag begint
morgen. Ik ben er zeker van dat Aiken tot het allerlaatst
heeft gewacht zodat de Tanu niet de moeite nemen om
ons achterna te komen.' 'Verdomde Aiken Drum,' kreunde
Stein. 'Hij zei... hij beloofde .. . maar eerst jij, toen ik ...
Christus, Sukey, mijn schedel barst uit elkaar ...'
Ze hield zijn hoofd tegen haar borsten en dook binnen in
zijn geest, zoals ze dat, sinds ze in Muriah waren, met
steeds korter tussenpozen had gedaan. Ze had het
neurale spervuur al aangevoeld dat de voorbode was van
een nieuwe kramp die veroorzaakt werd door zijn slechte
aanpassing bij de grijze halsring. Het lukte haar
andermaal om de dreigende brand te doven, maar ze wist
dat hij het niet zou overleven wanneer hij de halsring nog
langer zou dragen. 'Zo, Steinie, mijn lief, het is gebeurd.'
Er drupte water van de zoldering van hun cel met
muzikale regelmaat. Het wilde slaan van Steins hart nam
af en zijn rauwe ademhaling werd regelmatiger. Hij sloeg
zijn ogen op om haar aan te kijken.
'Je weet zeker dat het niet mijn schuld was?'
'Geloof me nou. Echt niet. Die dingen gebeuren soms.'
Nog steeds naast haar knielend, leunde hij iets terug op
zijn hielen. Zijn grote handen met de palmen onmachtig
naar boven gekeerd. Een verslagen reus. Maar Sukey was
daar niet door te bedriegen. Ze had in zijn geest
geschouwd.
Als hij zichzelf niet de schuld kon geven, dan zou hij die
elders zoeken.
Aiken Drum droeg de zware Speer van Lugonn met het
grootste gemak en bedreigde er de ingewikkelde
kroonluchter mee die in Mayvars ontvangstkamer hing.
De glazen lans scheen met een gouden gloed, nu hij de
laatste resten camouflerende blauwe lak ervan had
verwijderd. Het energiesysteem was volledig opgeladen.
'Wat dacht je van zoiets in je yoni, heks!' grinnikte hij,
terwijl hij een schunnige houding aannam. Mayvar
glimlachte verdraagzaam.
'Morgen, mijn Glanzende. Morgen begint het. Maar het
duurt vijf dagen, denk daar aan. En je kunt de Speer enkel
helemaal aan het eind gebruiken, na middernacht op de
vijfde dag wanneer de Ontmoetingen der Helden
plaatsvinden en dan alleen nog maar wanneer Nodonn
besluit het Zwaard te gebruiken. En als je dan nog leeft
om de Strijdmeester uit te dragen ...' 'Als? Als?' gilde hij in
geveinsde woede. 'Jij verwaande oude zieneres! Ga je
soms je eigen Maaksel verloochenen? Moet ik mezelf nog
eens tegenover jou bewijzen?' Hij liet het fotonenwapen
vallen dat luid kletterend tegen de grond ging en
lanceerde zichzelf, ineens zo naakt als een vis, in de
richting van de vogelverschrikster op haar troon van
amethist. Er was verder niemand in de kamer en de troon
was groot genoeg voor hen tweeën.
'Genoeg . . . genoeg!' hijgde ze, terwijl de tranen van het
lachen over haar rimpelige wangen stroomden. 'Laat me
tenminste lang genoeg leven om deel te hebben aan je
triomf en je een naam te geven.'
Hij liet haar los, nog steeds veinzend dat hij woedend was
om haar gebrek aan vertrouwen. Hij zat nu op een paar
purperen kussens van fluweel, zijn benen onder zich
gekruist. Hij stak twee vingers onder de gouden halsring
en trok. Het metaal rekte zich alsof het van elastiek was
en zakte toen als kauwgom in elkaar. Hij begon met het
goud te spelen, maakte het dunner en dunner, vormde er
lusjes van die hij om zijn blote tenen wond, deed er
spelletjes mee zoals kinderen met een touwtje en hun
vingers doen. 'Twijfel maar aan me, Heks! Dan geef ik je
dit belachelijke cadeau terug en ga mijn eigen weg. Wie
heeft jou nodig? Ik heb mijn koker boordevol pijlen,
allemaal geslepen en schietklaar. Ik kan ieder van hen
aan. Breng die Firvulag-spoken maar hier! En Thagdal en
Nodonn!'
'Als je koning wilt worden, zul je volgens hun regels
moeten spelen,' zei ze rechtuit. 'Wanneer ze vermoeden
dat je metavermogens nu werkzaam zijn zonder dat je die
halsring nodig hebt, dan zouden ze zich gezamenlijk
tegen je kunnen keren. En je mag dan nog zo sterk
geworden zijn, mijn Glanzende, maar de gezamenlijke
geesten van de strijdcompagnieën zouden je kunnen
doden als ze een motief hadden.'
'De vechtersbazen kunnen het best met me vinden en de
dames denken dat ik een schatje ben.'
'Maar de Clan verspreidt geruchten over je. Ze zeggen dat
je hebt samengezworen met Gomnol en de saboteurs van
Felice. Ze zeggen dat jouw misplaatste gedrag leidde tot
het sluiten van de tijdpoort. En wat erger is, ze beweren
dat jij samen met Elizabeth een geslacht van volledig
werkzame menselijke meta's in de Veelkleurig Land ter
wereld zou willen brengen.' 'Ik en de IJzige Dame? Wat
een ontmoedigend idee!' Zijn grijnslach was nog even
uitdagend als daarvoor, maar de gouden
spinnewebdraden vormden zich weer tot een solide cirkel
die hij om zijn hals sloot. Hij begon zijn gouden pak met
de vele zakken weer aan te trekken.
'Ik begrijp wat je bedoelt. Het is maar goed dat Elizabeth
op het punt staat er met haar ballon vandoor te gaan. Ik
begrijp nog steeds niet waarom ze hier zo lang is blijven
rondhangen. Tenzij het haar werkelijk toch op de een of
andere manier kan schelen wat er met ons gebeurt.'
'Denk maar niet meer aan haar.' Het ouwe mens klopte
hem op zijn hoofd. 'Denk aan niets anders meer dan aan
de Veldslag. Jouw deelname in de voorronden betekent
geen enkel risico. En niemand heeft het recht je in de
meting van mentale krachten uit te dagen als ik je
voordien tot Tweede in mijn Gilde heb benoemd. Pas in de
Hoge Mêlée zul je al je moed en slimheid en vermogens
nodig hebben. Voor jou is het niet genoeg om daarin
alleen maar te overleven. Je zult moeten laten zien dat je
een geïnspireerd leider bent en een vernietiger van de
Aartsvijand. Wanneer de Veldslag dan het hoogtepunt
bereikt, is het mogelijk dat contingenten van alle Gilden
jouw banier zullen volgen en niet dat van Nodonn! Pas
dan zul je een mogelijke aspirant zijn voor het
koningschap in de Ontmoetingen der Helden aan het
eind.'
Aiken zei met een triest stemmetje: 'Je weet zeker dat ik
geen ijzer kan gebruiken?'
Mayvar liet haar kakelende lach horen.
'Wat een grappenmaker ben jij! Op de dag dat je koning
wordt van dit Veelkleurig Land, dan kun je doen wat je
wilt. Maar droom er ondertussen zelfs niet van om het
bloedmetaal in de Veldslag te gebruiken. Ze zouden
zeggen dat je gemene zaak maakte met de Minderen in
het noorden. Waarom denk je dat ik zo op geheimhouding
heb aangedrongen toen ik je dat wapen gaf om tegen
Delbaeth te gebruiken?'
Aiken strengelde zijn vingers achter zijn hoofd in elkaar en
wiegde voor- en achteruit.
'Als ik koning ben, veranderen we al de regels. Eén
afdeling mensen met gouden halsringen én ijzer en we
slaan al die menselijke opstandelingen neer en de
Firvulag meteen ook. Maar we slachten hen niet af, hemel
nee! Nu de tijdpoort is gesloten, moet ik zuinig zijn op
onderdanen. En kijk eens naar al die prachtige dingetjes
die die dwergen maken! Dure juwelen en prachtig
chalikotuig en drank, op nog geen steenworp afstand!
Nee hoor, ik zal hen onderwerpen door met ijzer te
dreigen en op die manier maken we één groot vreedzaam
koninkrijk onder leiding van de Goede Koning ...'
Hij staakte zijn geschommel. Zijn zwarte ogen gingen wijd
open en zijn mond viel van verrassing half open. 'Oh,
verdomme,' fluisterde hij. 'Mayvar? Kun je dat horen? Het
zit vooral op de menselijke draaggolf, maar er slipt
genoeg naar buiten via de grijze halsring als je goed
luistert. Heb je het? Het is Stein?'
'Wraak,' zei Mayvar. 'Hij geeft jou de schuld. Ongelofelijk!'
De grapjas zat verstijfd op de rand van de amethisten
troon, luisterend zo goed hij kon.
'Hij is er nog niet zeker van. Maar hij zit het uit te
prakkizeren, die stomme os! Ik had beloofd dat Sukey
veilig was! En dat was ze niet! Dus, mijn schuld! Kun jij
erbij met je hoofd, bij dat soort logica? Reken maar dat
dat kleine kreng onbewust iets van de waarheid in zijn
richting laat sijpelen. Wijven! Ze hoeft alleen maar de hint
te geven dat die miskraam niet spontaan gebeurde en de
hel breekt los. Het lijkt mij dat Stein nog maar één ding in
zijn kop heeft.. . iemand anders dan hemzelf de schuld
geven.' 'Je hebt beloofd dat Sukey geen kwaad zou
worden gedaan. Het woord van een edelman met een
gouden halsring, iemand die koning wil worden, hoort
heilig te zijn ...' 'En hoe zit dat dan met die lieve regels
van jullie?' barstte hij los.
'Heb je niet zelf gezegd dat ik het volgens jullie regels
moest spelen? En kom je me nou vertellen dat ik me
tegen de koning en de koningin had moeten verzetten
enkel om Sukey een beetje geklooi in bed te besparen,
waar zij noch het kind last van hoorde te krijgen? Als die
Stein niet zo'n plaat voor zijn kop ...' IVlayvar hield haar
hoofd schuin, nog steeds luisterend. 'Hoor je wat zijn
geest nu schreeuwt? Dit is geen grapje meer, Aiken
Drum!'
Hij vergat zijn uitval en luisterde mee. Het mentale
gebazel van de halfgekke Viking werd vooral op het
specifieke menselijke kanaal uitgezonden en het was zo
verward dat zelfs mensen die luisterden waarschijnlijk
nauwelijks moeite zouden doen om dat te ontcijferen.
Maar als zo iemand geduld had en kans zag de ruis en de
bijgeluiden eruit te schiften, dan bleef er iets anders over.
De saboteurs die gekomen waren om de fabriek van
halsringen te verwoesten in de veronderstelling dat ze
hulp zouden krijgen van Aiken met de Speer. Aikens
geheime overeenkomst met Gomnol.
'Goeie God,' verzuchtte de bedrieger. 'De mentale
blokkade gaat eraan. En nu Gomnol dood is, is mijn
flodderige vermogen op dat punt niet sterk genoeg om
het deksel weer dicht te krijgen.'
'Je moet direct wat doen. Wanneer die gedachten van
Stein bij de Clan bekend worden, dan zullen ze hem
gebruiken om te bewijzen dat jij het koningschap niet
waard bent. Ze zullen met jou hetzelfde doen wat ze met
Gomnol hebben gedaan.' 'Ik zal Stein en Sukey daar
vannacht nog weg moeten halen, niet nadat ik koning
ben, zoals ik eerst van plan was. 'Daarvoor is het nu te
laat.'
Ze liet hem zien wat de veiligste weg zou zijn, inwendig
bevend bij de gedachte hoe hij daarop zou reageren. 'Dat
kan ik niet!' vertelde hij haar. 'Niet Stein en Sukey.'
'Levend zullen ze altijd een bedreiging voor je blijven.'
'Nee! Er moet een andere manier zijn!'
'Voel je verplichtingen tegenover hen? Wat is dat dan?
Eer? Een half als grap gedane belofte? Je trots?'
'Zij niet! Ik ben bereid om iedereen tot houtskool te
verpoeieren, maar hen niet.'
Niet die mesjokke domme geliefden moet je zien hoe ze
lijden door de schuld van die andere gek en zichzelf hoe
zou dat zijn zo te geven? Arme ten ondergang gedoemde
zielen wat een verbazing en wat een ontkenning door
iemand die op zeker gaat zoals ik/doe het niet jij stervend
vrouwengeestlichaam. 'Hen niet,' herhaalde hij.
Mayvar stond op van de troon en wiegde haar
bovenlichaam heen en weer. De kap bedekte haar hoofd,
ze zag eruit als een grote, nog niet geopende violette
bloemkelk.
Hij wist ervan, maar kon haar nieuwe tranen niet zien.
'Gezegend zij mijn Maaksel. Ik wist dat je niet zo was als
Gomnol. Wees gerust, er is een andere weg.'
Hij sprong overeind en greep haar armen.
'Hoe?'
'Blijf hier en maak je klaar voor morgen. Vertrouw me. Ik
zal ervoor zorgen dat je vrienden nog deze avond uit
Muriah worden gestuurd.'
7
Nog een paar minuten en de dageraad zou aanbreken. De
legers stonden tegenover elkaar, klaar om aan te vallen.
De overweldigende meerderheid der Firvulag was zoals
altijd te voet, dansend en springend in ongedisciplineerde
horden rondom de strijdaanvoerders van hun keuze. Ze
sprongen rond als grote, zwarte insekten en hun
standaarden vol vaandels en banieren en vergulde
schedels deinden op en neer, terwijl ze de Aartsvijand
uitdaagden om die te veroveren, want op die manier,
afgezien van het nemen van hoofden, werd een
overwinning in de Veldslag vastgesteld.
Het Kleine Volk was bewapend met duister glinsterende
zwaarden, van scherpe punten voorziene knuppels,
kettingvlegels en hellebaarden met vreemd gevormde
snijvlakken. Ze droegen geen bogen of pijlen of andere
wapens die projectielen konden afschieten, want dat was,
net als het gebruik van rijdieren, tegen hun krijgstraditie.
Velen droegen speren, maar zij waren gewoon die naar de
Aartsvijand te gooien in plaats van ermee toe te stoten en
zodoende veroorzaakten die wapens maar weinig schade
onder de zwaar bewapende Tanu-ruiters en hun dieren.
Een paar Firvulag konden de verleiding niet weerstaan nu
al van hun vermogens tot vormverandering gebruik te
maken. Een spookachtig gevleugeld ondier verhief zich
boven de troepen die door Karbree de Worm werden
aangevoerd. Op een ander deel van het strijdveld
kondigde een smerig ruikende explosie de tijdelijke
verschijning aan van een cyclopisch schrikbeeld dat de
zoutvlakte met goor wondvocht bespatte, wat prompt
smerig commentaar van zijn verontwaardigde
wapenmakkers opriep. Meer buitenwaarts, in de richting
van de lagune, rolde en kaatste een vormloze brok
geelgroen protoplasma over de grond dat een toeterend
geluid voortbracht als een kapotte kermistrom.
De legermacht van de Tanu stond in al haar pracht en vol
waardigheid tegenover dat gespuis van trollen. In de
voorste rijen stonden de troepen van grijzen, cavaleristen
en wagenmenners naast elkaar, allemaal in bronzen of
glazen wapenrustingen waarboven hun kleurrijke
banieren voluit wapperden. Ze waren gewapend met
bogen, speren en zwaarden en stonden door middel van
hun halsringen onder bevel van officieren met gouden
ringen, sommigen mensen, anderen van half menselijke
afkomst.
Daarachter stonden de vijf grote bataljons van de
metapsychische Gilden, krijgers en chaliko's gloeiend met
een bijna fluorescerende glans. Psychokinetici en
bedwingers waren het grootst in aantal, daarna kwamen
zij met scheppende vermogens terwijl de
heldervoelenden en de genezers slechts kleine afdelingen
op het strijdveld inbrachten omdat de meesten van hen
bij dit onderdeel van de Grote Veldslag eerder een
ondersteunende rol vervulden.
Contingenten uit de verschillende Tanu-steden hadden
zich verzameld rondom hun plaatselijke kampioenen. Zij
droegen vaandels die onder geen beding in handen van
de vijand mochten vallen. Sommige ridders met een
uitzonderlijke reputatie hadden hun eigen volgelingen,
niet alleen Tanu maar ook mensen. Onder hen, behalve zij
die goud en zilver droegen, ook grijsringen die zich in de
Lage Mêlée bijzonder hadden onderscheiden. Later,
wanneer de strijd heviger werd, zouden deze regionale
groeperingen en de groepsgewijze opstelling van de
Gildeleden langzaam aan desintegreren, doordat vechters
zich zouden verzamelen onder de banier en de mentale
commando's van die helden die zich op die dag het
dapperst gedroegen of die het best in staat waren een
defensief schild op te trekken. De koninklijke familieleden
en de generaals van Tanu en Firvulag zouden zich tijdens
dit deel van de strijd nog ter zijde houden. Ze zouden
toezien en onder elkaar de strategie en de meest
opvallende heldendaden bespreken.
De hemel boven de Grote Lagune werd goudkleurig. Toen
het bovenste deel van de zonneschijf zichtbaar werd,
verscheen een levendig groene lichtflits die zeker twintig
seconden aanhield voor hij in verblindend wit oploste.
'Omen! Omen!'
Schreeuwend als spookverschijningen sprong de horde
der Firvulag naar voren. De dreun van hun gemaliede
voeten deed het zout schudden.
De Tanu bleven arrogant afwachtend staan in hun parade‐
opstelling. De banieren wapperden hoog boven hun
hoofden en de chaliko's stonden doodstil.
Het zonlicht werd sterker. Nodonn de Strijdmeester ging
in de stijgbeugels staan van zijn rijdier en schitterde alsof
hij met de zon in straling wilde wedijveren. Zijn geest en
de stormwind van zijn stem lieten de oude strijdkreet van
de Tanu horen. 'Na bardito!'
De krijgsvrouwen staken hun glazen trompetten.
Zevenduizend met juwelen bezette schilden weerklonken
als klokken toen het plat van de vitredur zwaarden hen
deed zingen. Het woeste gekrijs van de Firvulag werd
overstemd toen de grote buitenaardsen en hun
menselijke bondgenoten die strijdkreet overnamen.
'Na bardito! Na bardito taynel o pogeköne! Voorwaarts,
vechters van het Veelkleurig Land!'
De legers daverden op elkaar af en begonnen aan het
massale treffen der lichamen en geesten die drie dagen
zou duren. De klap van de botsing kon tot op de Berg der
Helden worden gehoord door hen die oren hadden om te
horen.
'Dit jaar zal het anders gaan,' had Sharn-Mes Pallol
bezworen. De Strijdmeester van de Firvulag gaf
uitdrukking aan zijn twijfels. Hij droeg zijn illusoire
vermomming van een reusachtige zwarte otter met zes
poten en vlijmscherpe tanden en klauwen en een
schitterende opaal zo groot als een etensbord bedekte
zijn ene Oog. Maar hij was niet in Finiah geweest! De oude
en de jonge generaal, omringd door aide-de-camps en
volgelingen keken vanachter een reusachtig defensief
scherm naar de allereerste schermutselingen. Maar al na
het eerste uur moest Pallol toegeven dat het Kleine Volk
dit jaar met bijzonder veel geestdrift vocht. Ze leken
bevangen door een hernieuwd en heerlijk gevoel van
strijdlust. Finiah had hen moed gegeven en hen
bovendien op het spoor gezet van nieuwe ideeën. Sharn,
met het uiterlijk van een drie meter grote witte schor‐
pioen, waskleurig en doorzichtig en vol gloeiend
oplichtende organen in elke lichaamsholte, wees naar de
plek waar een dreigend treffen ging plaatsvinden.
'Ze komen nu te dichtbij, Strijdmeester. Maar dit keer
zullen we ons niet tactisch terugtrekken. Let op onze
jongens wanneer de cavalerie van de Minderen gaat
chargeren.' Een troep van grijsringen kwam
aangalopperen alsof de duivel hen op de hielen zat, klaar
om een wig te snijden door een formatie van zo'n zestig
Firvulag, die de indruk maakte op hun gebruikelijke
koppige manier en tevergeefs stand te willen houden.
Maar dit keer, net voor de hoeven van de chaliko's
verpletterend zouden neerkomen op die hoop elkaar
overlappende zwarte schilden, doken de Firvulag weg en
onder de buiken van de grote rijdieren, stekend naar
onbeschermde buiken met lange messen of zwaaiende
bijlen waarmee ze de kwetsbare hielpezen van de dieren
doorsneden.
ik mag verdomd zijn!' riep Pallol in opperste verbazing uit.
De aanval van de grijsringen liep dood. Verlamde of
dodelijk gewonde chaliko's wierpen hun meesters af en
steigerden schreeuwend boven hun eigen naar buiten
gutsende ingewanden totdat ze dood neervielen. Er
bleven van hun paarden geworpen mensen over die nog
steeds konden vechten, maar in het gevecht van man
tegen man gaf de numerieke meerderheid van de Firvulag
de doorslag, ook al waren de grijsringen fysiek vaak
sterker en door de mentale commando's van hun
officieren gedwongen tot de dood toe te vechten.
Visioenen van vechtende kabouters en andere
geestverschijningen kwamen op en verdwenen weer. De
lucht trilde en was vervuld met afzichtelijke mentale
projecties. De menselijke aanvoerder in het blauw van de
bedwingers met een gouden halsring slaagde erin vrij te
komen uit het heetst van de strijd en hakte een half dozijn
Firvulag in de pan voor hij onder een meute vechtende
dapperen letterlijk werd bedolven. Met de minuut werd
het duidelijker bij wie het voordeel lag. 'Dat is geen
slechte tactiek,' moest Pallol toegeven. 'De mensen
maakten er gebruik van in Finiah,' zei Sharn. 'Het was een
idee van een of andere metaalbewerker onder de Minde‐
ren die zich tijdens het gevecht als leider opwierp. Hij zei
later dat die manier van vechten traditie was onder zijn
voorouders. Het doorsnijden van de pezen werd nota
bene aangeraden door een vrouw die onder hen als heilig
bekend staat. Ze had het die verschrikkelijke Morigel zien
doen toen ze Epone doodde.' 'Morigel? De Raaf? Oh, je
bedoelt dat mensenmonster, Felice!' Pallol schudde zijn
trotse roofdierenkop. 'Té zij gedankt dat die verdwenen is!
Ze beweren dat ze aan de klauwen van die Mooie Cull
ontkomen is en weggevlogen in een grote bal van
stromend heet bloed. Verdomd bijgelovige praatjes! Maar
waar ze ook naar toe is, ik hoop dat ze daar blijft.'
De Firvulag hadden de laatsten van de cavaleristen
afgeslacht en staken nu dertig afgesneden hoofden
omhoog, de helmen er nog steeds op, op de punt van hun
speren. Eén hoofd met een blauwglazen helm vol
besmeurde pluimen was op de piek van zijn eigen banier
gestoken. Het vizier van de helm stond open en de dode
ogen leken in milde verbazing op het bebloede blauwe
banier neer te zien.
De voorhoede van het Kleine Volk kwam rennend naar de
groep leiders toe.
'Een manifestatie, Strijdmeester!' gilden de dwergen
terwijl ze rondom Pallol en Sharn dansten. 'Een
manifestatie, net als vroeger.'
De demonische otter schraapte zijn strot. 'Ik ben trots op
jullie als geen ander. Reken maar dat ik voor jullie zal
manifesteren.'
Hij tilde het opalen lid van zijn Oog en verschroeide de
deinende hoofden tot bleke botten. De schedels sprongen
de lucht in en zwierden als een zwerm meteoren over de
speerpunten van de joelende krijgers, maakten een
duikbocht en kwamen op een keurige hoop langs de
zijlijnen van het strijdveld terecht, het veroverde en
vernederde vaandel erbovenop. Iedere schedel was nu
overdekt door een laag glanzend goud, klaar om door de
bewerkers van de trofeeën te worden meegenomen.
'Slitsal, Pallol!' krijste de falanx van Firvulag. En zwaaiend
met hun weer schoongeveegde wapens, verdwenen ze in
het strijdgewoel om een nieuw treffen met de
Aartsvijanden te forceren.
De lichamen van twee Firvulag en één mens lagen in een
verwarde hoop. De twee Firvulag waren dood, maar de
ander deed slechts alsof en bad dat hij het zo mocht
uithouden tot de zon onderging. Misschien was er dan
alsnog een gelegenheid om te ontsnappen. Met de
grootst mogelijke voorzichtigheid tastte de hand van
Raimo Hakkinen naar de plek waar zijn romp hoger rees.
Weer hoorde hij niets anders dan een dof weerklinkend
geluid toen zijn metalen handschoen de rand van
ineengevlochten metalen ringen raakte die zijn achterste
bedekte. Verdomme, weer vergeten! Geen achterzak in
zijn kleding. Geen fles dus ook met die goeie ouwe
Hudson's Bay Demerara. Zelfs geen water. Niets om te
drinken, tenzij je van bloed hield. Uit de openingen in het
vizier van zijn roze helm kwam een zwak gesnik dat in het
rumoer van de strijd rondom hem verloren ging .. . Ze
hadden hier hiertoe natuurlijk moeten dwingen. Die
giechelende Tanu wijven hadden hem weggesleept van
het Krijgsbanket en zijn magere uitgemergelde lichaam in
het midden van een of andere wapenkamer uitgekleed
terwijl zij een fraai PK-harnas voor hem uitzochten. Een
grijze beheerder had hem gniffelend in zijn ondergoed
geholpen. Eerst een katoenen hemd en een onderbroek,
daarna een prachtig vervaardigde beschermlaag van
stevig textiel, doorweven met plastic vlokken zo groot als
een erwt, die hem helemaal beschermde en die toch
luchtig was en bijna niets woog. De zes buitenaardse
vrouwen hadden hem daarna eigenhandig bekleed met in
elkaar passende platen van een met goud
geornamenteerd roze glazen pantser, terwijl ze niet
nalieten hem te vertellen hoe dapper hij zich zou
gedragen en hoe voorbeeldig hij zijn moed op de Witte
Zilvervlakte zou bewijzen. Tot aan zijn nek onder de
pantsers hadden ze hem spottend gedwongen te knielen
terwijl ze hem de ridderslag gaven met een rozig zwaard
van vitredur en hem 'Heer Raimo' noemden. Daarna
hadden ze hem nog een laatste maal gedwongen om hen
allemaal te plezieren op de enige manier die zo voor hen
overbleef. Toen klapten ze het vizier van zijn helm dicht
die overigens prachtig was bekroond en qua vorm wel wat
leek op een grote zuidwester met een vizier. Vervolgens
propten ze zijn zwaard in een schede die ze aan zijn zij
hingen en joegen hem naar buiten waar een schichtige en
bepantserde chaliko stond te wachten om hem naar het
strijdveld te dragen. De vacht van de chaliko was fel
fuchsiarood geschilderd, schril contrasterend met gele
manen en de vetlokken aan de hoeven. Het geheel was
een persiflage op de kleuren van het Gilde der
Psychokinetici. Toen de vrouwen hem in het zadel
geteleporteerd hadden, vond hij nog maar ternauwernood
tijd om de teugels te grijpen voor de grote bruut op zijn
achterbenen ging staan en hem bijna hals over kop eraf
wierp.
Op de een of andere manier slaagde hij erin aan boord te
blijven en werd daarvoor beloond met zes afzonderlijke
schokjes via het pleziercircuit van zijn zilveren halsring.
Allemaal tezamen reden ze stapvoets vanuit het kamp
der Tanu naar de Vlakte en voegden zich daar bij een
grote parade van rijkelijk met juwelen uitgedoste strijders
en toeschouwers die hun het beste toewensten, over een
avenue die in de grijze uren voor de dageraad verlicht
werd door toortsen. Terwijl overal om hem heen de
banieren wapperden, speelden de zes dames een
symfonie op de circuits van zijn halsring waardoor ze hem
tot een hoogtepunt van euforie brachten. Maar toen ze de
rand van het strijdveld hadden bereikt, gingen ze
plotseling over op de codes die zijn hypothalamus
bespeelden waardoor ze hem volpompten met adrenaline.
Tot aan de rand gevuld met strijdlust en een krankzinnige
vijandelijkheid tegenover de Aartsvijand de Firvulag, die
maar amper een kilometer van hem verwijderd waren,
voegde hij zich bij de rijen zilveren-halsringdragers die net
als hij uit Muriah kwamen.
Een uur lang stonden de legers tegenover elkaar zonder
dat er iets gebeurde. En terwijl de tijd voorbijging en de
vrouwen zich verder van het strijdveld terugtrokken, nam
zijn bezetenheid af en begon het beetje gezonde verstand
dat hij nog over had zich weer te doen gelden. Hij
ontdekte dat die hoerige Tanu vergeten hadden de
controle over hun mannelijke speelgoedje over te geven
aan Kuhan of Fian of een der andere officieren van het PK-
bataljon. Er was niemand die hem controleerde! Niemand
die hem ergens toe dwong!
Toen de trompetten voor de aanval ten slotte toch
klonken, ging iedereen erop los en hij ging mee, zwaaiend
met zijn zwaard te midden van de amok makende
menigte en luid schreeuwend met al de anderen, maar hij
was doodnuchter en doodsbenauwd binnen zijn om zijn
moeder krijsende geest. Eerst werd hij door zijn eigen
chaliko gered. Dat was een goed getrainde vechtjas die
ondanks zijn slechte humeur precies wist hoe hij zijn
klauwen moest uitslaan wanneer de infanteristen van de
Firvulag kwamen aanstormen. Raimo chargeerde te
midden van een afdeling grijzen die tot de vechtelite
behoorden en enige linies schitterend uitziende
provincialen kampioenen. Tegen de tijd dat hij zich in het
midden van het strijdgewoel bevond, werd het stof zo
hoog opgeworpen en was de lucht zo vervuld van telkens
veranderende vormgedaanten der Firvulag, dat iedereen
uit zijn eigen gezelschap wel iets anders te doen had dan
op hem te letten.
Het werd tijd om over een ontsnapping na te denken. Hij
keerde zijn rijdier, in de lucht van zich afslaand en
wegduikend achter zijn schild zodra er illusoire monsters
in de onzekere gloed van de dageraad voor hen opdoken.
Golven mentale angst die door de Firvulag werden
opgeroepen, wervelden om hem heen en vermengden
zich met zijn zelfgekweekte angstige waanzin. Hij reed
door een nachtmerrieachtige kermis waar de strijders van
beide legers nu weer eens zichtbaar en dan weer
onzichtbaar werden alsof hij door de beelden van een op
hol geslagen hologrammenprojector liep. Maar één aspect
van deze oorlog bleef ellendig werkelijk: de onthoofde
lichamen, meestal van Firvulag en mensen en de
stervende beesten die overal het zand bevlekten met
bloed en dampend hete uitwerpselen. Eenmaal deed hij
zijn vizier omhoog en gaf behoedzaam over om zijn rijdier
geen schrik aan te jagen. Het merendeel van de tijd
stapte het grote beest bedaard over en tussen de
verspreide lichamen door terwijl hij zijn best deed het in
de richting van de opkomende zon te sturen, die eruitzag
als een uit wit materiaal gesneden schijf, verborgen
achter een nevel van stof. In die richting lag de oostelijke
arm van de lagune. Wanneer het hem lukte om de kust te
bereiken, dan zou hij er misschien in slagen een boot van
de Firvulag te bemachtigen. Als er dan nog een paar watt
in zijn psychokinetische vermogen over was, dan haalde
hij Kersic misschien.
Geluk. Gewoon een klein beetje geluk. Had hij dat soms
niet verdiend na al die maanden in een levende hel? Blijf
maar doorgaan met het goede werk, Paardje en trap van
je af! Trap ze de darmen uit hun reet wanneer die
verdomde onderkruipsels op ons afkomen.
De chaliko vocht uitstekend. En de Firvulag die hij
tegenkwam deden weinig meer dan hun speren gooien.
Ze leken geen gebruik te maken van pijl of boog en
zodoende was hij achter zijn schild en in zijn hoge zadel
tamelijk veilig. Plotseling kwam iets dat op een
reusachtige purperen spin leek achter hem aan
gescharreld vanuit de mistige nevel. Een van diens
aanhangsels schoot uit en verdween onder het
bepantserde staartstuk van het kruis van zijn chaliko. Het
dier liet een oorverdovend geschreeuw horen en viel
zwaar voorover, gespietst aan een of andere piek met een
zeer lange schacht. Raimo werd uit het zadel geworpen
en viel op de grond alsof er een vernielde xylofoon
neerstorte. Hij zag de spinvorm wazig worden en oplos‐
sen. Toen kwam er een Fivulag met een besmeurde halve
wapenrusting te voorschijn die om hem heen sprong en
een falsetachtig strijdgekrijs liet horen. Hij was het
levende evenbeeld van Grumpy de Dwerg uit de klassieke
films van Disney. 'Nou heb ik je! Nou heb ik je!'
schreeuwde de Jan Klaassen. Hij zwaaide met een wapen
dat vlijmscherp geslepen leek. 'Help!' schreeuwde Raimo.
Hij probeerde vergeefs overeind te komen. Zijn chaliko
was in doodsstrijd en zijn grote trappelende klauwen
verpletterden hem bijna. Help, help, help, help!
Gloeiendegodallemachtig, Houthakker, ben jij dat? Aik!
Aik, in godsnaam!
Een straal als een diep inbrandend zoeklicht boorde zich
door de stofwolken. Hij flitste zonder schade aan te
richten over de ineengestorte roze ridder, maar toen hij
Grumpy op zijn weg kreeg, werd de straal intenser en
dichter. Armen en benen van de Firvulag vlogen
krampachtig uiteen, zijn zwaard vloog in een boog door
de lucht. Oranjegeel licht omspoelde het buitenaardse
lichaam van onder tot boven. Het kuras smolt erdoor weg
en het licht vrat door en liet een spoor van rokende
brandwonden achter terwijl de Firvulag uitzinnig gilde.
Een stem vanuit de lucht zei: 'Da's goed gedaan.' De
astrale lichtstraal wijzigde zich en scheen nu als een
zaklantaarn in de open mond van de dwerg. Er weerklonk
een kleine maar uiterst onaangename explosie.
'Doe je ogen open, Houthakker. De glanzende ridder is je
te hulp gekomen.'
Nog steeds op de grond liggend opende Raimo zijn vizier.
Een geweldige, zwarte chaliko, overdekt met goud, keek
welwillend op hem neer door de openingen van zijn
vergulde hoofdstel. Boven op dat prachtige rijdier zat een
klein mens. Hij droeg geen wapen en geen schild. Maar hij
hield een purperen banier omhoog met het blazoen van
een gouden hand waarvan het vingergebaar heel deze
wereld van Ballingschap bespotte. Een zwart met violette
cape plooide zich smetteloos rondom Aiken Drums met
goud ingelegde wapenrusting. Hij grinnikte terwijl hij
Raimo door middel van PK op zijn voeten zette. 'Daar ben
je weer, Houthakker. Zo goed als nieuw en klaar om erop
los te gaan. Ik zie je later weer.' 'Wacht. ’pleitte de
vroegere houtvester. Maar de Glanzende was al
verdwenen. Het strijdrumoer nam weer toe, evenals de
stof- en rookwolken. Het klonk alsof een verbeten
gevoerde strijd zich snel in zijn richting verplaatste.
Hij strompelde rond tot hij zijn zwaard en schild had
teruggevonden. H ij vermeed de nog steeds schoppende
en stervende chaliko en de afschuwelijke hoop die eens
Grumpy was geweest en begon zich te bewegen in een
richting zo ver mogelijk van het ergste van de
psychocreatieve wanprodukten vandaan, waar het
gedreun van op elkaar inhakkende glazen en bronzen
wapens zijn oren en geest vervulde, tezamen met het
geschreeuw uit duizenden menselijke en niet-menselijke
kelen. Binnen enkele minuten was hij volkomen
gedesoriënteerd. Nergens een aanwijzing die hem kon
vertellen in welke richting de kust lag, nergens een veilige
route die hem kon helpen ontsnappen. 'Wat moet ik
doen?' vroeg hij zichzelf meelijwekkend af. In leven blijven
tot de zon ondergaat, herinnerde iets hem. Dan zou de
strijd drie uur worden gestaakt, terwijl de doden en de
gewonden van het strijdveld werden verwijderd. Als hij
kans zag om zich tot dan te verbergen . . .
Hij struikelde over twee onthoofde Firvulag en bleef
midden in zijn doelloze vlucht staan. Er was nergens op
de Vlakte iets dat natuurlijke bescherming bood .. . dus
waarom niet? Nog steeds omgeven door dikke stofwolken,
wierp hij zich tegen de grond en kroop onder hun
druipende, duistere ledematen. Toen trok zijn bewustzijn
zich terug in dat ene, ontoereikende schuilhol in zijn geest
waarover Aiken Drum hem had onderwezen en waar hij
enigszins veilig was geweest wanneer de vrouwen hem
tot de rand van krankzinnigheid dreven. Tenzij iemand
hier rechtstreeks op afkwam, was hij veilig. Bijna alle
gewaarwordingen en bijna alle pijn verdween. Raimo
Hakkinen wachtte. De zon klom hoger. Op de Witte
Zilvervlakte werd het heter en heter en er vormden zich
kleine hittewervelingen boven het zand en het zout
waardoor de stofnevel deels optrok. De krijgers van
weerskanten hervatten hun vijandelijkheden. Grootse
daden van heldenmoed werden door Tanu en Firvulag
verricht, maar de aantallen van de grijsgeringde
huurlingen werden gedecimeerd door de nieuwe tactiek
die het Kleine Volk nu toepaste en daardoor kwamen de
Tanu in een mogelijk gevaarlijke positie te verkeren.
Raimo bewoog zich niet, zelfs niet toen kleine
schermutselingen op maar een paar meter afstand bij
hem vandaan plaatsvonden. Hij kreeg krampen en leed
onder de hitte en de dorst. Vliegen streken neer om zich
te goed te doen aan het bloed en hun eieren in het dode
vlees te leggen. Sommige ervan kropen zijn helm binnen.
Dan ontwaakte hij tijdelijk uit zijn verdoving en gebruikte
de laatste flarden van zijn psychokinetische vermogens
om ze tegen de binnenkant van zijn helm te verpletteren.
Van tijd tot tijd tastte hij ijlend naar zijn drank. De
knalrode en gele pluimen op zijn helm gaven hem enige
beschutting tegen de zon, maar voor het overige werd hij
gekookt binnen in de roze broeikas van zijn glazen
pantser totdat laat in de middag de zon eindelijk
onderging en de landrug van Aven zich een paar korte
minuten bloedrood aftekende.
Eén enkele hoorn liet een zilverige klankstoot horen die in
zijn geest echoënd weerklonk.
De geluiden van de slag namen af. Een briesje weldadige
koelte streek neer over het zout. De legers trokken zich
terug. Nog even, zei Raimo tegen zichzelf. Nog even,
wanneer het iets donkerder was geworden.
Hij was klaarwakker nu, maar lag nog steeds
bewegingloos. Jammer genoeg hield hij zich verborgen op
een plaats die gevaarlijk dicht bij het legerkamp van de
Tanu lag. Herstellers en heldervoelenden verspreidden
zich nu over het slagveld om hun barmhartige werk te
doen en brancarddragers de weg te wijzen naar de
plekken waar ze gewonde Tanu of menselijke ridders
hadden ontdekt. En er kwamen anderen op de nu rustige
Vlakte, de leiders op hun verse rijdieren die de resultaten
van de eerste gevechtsdag in ogenschouw kwamen
nemen. Als een van hen hem ontdekte ...!
Hij probeerde elke gedachte te onderdrukken en trok zich
zover mogelijk in die kleine schuilplek binnen zijn schedel
terug. Ik ben een dood ding laat me met rust ik ben dood
loop me voorbij let maar niet op mij ga weg ga weg ... 'Oh
dus jij bent dood, is het niet?'
De stem klonk tegelijk in oor en geest. Hij weigerde zijn
ogen te openen.
Gelach.
'Kom op, psychokinetische broeder. Zo ernstig gewond zie
je er nu ook weer niet uit!'
De lichamen van de Firvulag, die kostbare lichamen die
hem hadden beschermd, werden van hem afgewenteld.
Hij rolde op het blote zout. Iemand hield zijn hoofd
omhoog en dwong hem door het geopende vizier van zijn
helm te kijken. Twee Tanu-vrouwen, de een in purper, de
andere in het rood en zilver van een herstelster. Achter
hen stond een paar flegmatieke blootnekken die een
brancard tussen zich in droegen. De stijf geworden lijken
van de Firvulag lagen als weggeworpen en beschadigde
poppen zonder kop naast hem. 'Hij is helemaal niet
gewond, Zuster,' zei de heldervoelende. Haar gezicht met
de diepliggende ogen stond ernstig onder de schaduw
van haar mantelkap.
'Het is waar,' bevestigde de genezeres, 'zelfs zijn geest is
door de Aartsvijand niet beschadigd. Hij is een simulant,
een lafaard.'
In paniek krabbelde Raimo overeind. De verkrampte
spieren van zijn benen weigerden hem overeind te
houden. Hij viel, maar toen hielp de gezamenlijke
overredende kracht van beide vrouwen hem weer
overeind en ditmaal stond hij onbeweeglijk, een
standbeeld verpakt in bejuweelde pantserplaten van roze,
overdekt met het bloed van vreemden.
'Je kent de straf op lafheid, Mindere,' zei de
heldervoelende. Hij werd gedwongen te antwoorden. 'Ja,
Verheven Vrouwe.'
'Ga naar die plaats dan. Daar waar je thuishoort.' Hij
keerde zich om en begon zich voort te slepen in de
richting van de Grote Retort van glas dat dwars aan de
overzijde van het slagveld op zijn verhoging op hem te
wachten stond.
Zevenhonderd kilometers naar het westen lag het
lichaam van een jonge plesiosaurus aangespoeld tegen
de rotsen van de vulkaan Alboran.
Het dier had op tonijn gejaagd in de Atlantische Oceaan,
zich van geen enkel gevaar bewust. De tonijnen zelf
hadden achter pijlinktvis aangezeten en die hadden op
hun beurt een glinsterende school sardines gevolgd die
zich vol zaten te proppen met de micro-organismen van
plankton.
De onverwachte vloed had zowel de groten als de
kleintjes allemaal meegenomen en hen opgezogen door
het bij Gibraltar geslagen gat.
Een hels kwartier lang waren ze heen en weer geworpen
en toen waren ze over de rand van die ongelofelijke
waterval gewerkt. De ranke nek van de jonge
plesiosaurus was gebroken toen hij met kracht tegen de
razende wal van die nieuwe zee werd geworpen. Hij was
meteen dood. Ook de tonijnen werden met wreed geweld
tegen onder water liggende rotsen gesmakt en ze over‐
leefden het niet lang, net zo min als de inktvissen. Door
hun geringe omvang slaagden de meeste sardines erin de
waterval veilig te passeren. Toen hun kleine hersenen na
de talloze schokken weer enigszins in evenwicht waren,
wilden ze hun gewone leventje hervatten. Maar het
turbulente water was zo vol slik dat hun kieuwen erdoor
verstopt raakten zodat ze ten slotte allemaal stikten. Van
al de schepsels die door de nieuwe Straat van Gibraltar
waren gevoerd, overleefde enkel het plankton. Het
lichaam van de plesiosaurus was naar het oosten
gedreven tot het op een helling van de vulkaan alboran
terechtkwam, die zich eens zeshonderd meter boven het
toen nog droge bekken had bevonden. Meeuwen en
andere aaseters deden zich te goed het karkas totdat de
vloed weer opkwam en de resten voor zich opeiste en
meevoerde in het mistige duister.
10
12