Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 79

Guy DE MULDER & Liesbeth SMITS

BEENDEREN SPREKEN. ONDERZOEK VAN


MENSELIJKE CREMATIES UIT TWEE URNEN.
VELDENNECROPOLEN TE VF.LZEKE

l. Inleiding

het archeologisch onderzoek van de jaren '70 in Velzeke kwamen twee


--iens
-:.:n-qrafvelden aan het licht. Het oudste grafveld was gelegen aan de Padde-
..-:¡r: het tweede situeert zich langs de Provinciebaan, ongeveer 1 km ten
- -.rrdoosten van de eerstgenoemde sitel. Het onderzoek van de verbrande
.:-îrarieresten werd ¡n tigl en 1998 uitgevoerd door Liesbeth Smits2. Wij
::::snteren hier de resultaten van het onderzoek.

: - het onderzoek van gecremeerde botten worden diverse facetten bekeken.


- = erbrandingsgraad kan bepaald worden door de kleur
.. van het bot, die
:::ndeft onder invloed van de temperatuur en de duur van de verbranding
.i,:l 1982).
-.
. : iasen van verbrandingsgraad worden onderscheiden. De fragmentatie van
- . , :rbrande been wordt bepaald door de verbranding, de behandeling van de
=
:t-:deren door de nabestaanden en de post-depositionele processen. Begra-
-: in een urne biedt de meeste kans op bescherming.
lr :rate van compleetheid wordt vastgesteld door het inventariseren van de
- -r:rtieresten. Bü de inventansatie worden de menselijke restanten in ver-

-::.lende categorieen onderverdeeld : hersenschedel, aangezichtschedel, axiaal


..:_:r. diafyse extremiteiten (armen en benen) en epifyse extremiteiten (ge-
.. -.:hren).
- ..= bij inhumaties berust de geslachtsbepaling op vorm- en grootteverschil-
.
:- ..rn de geslachtskenmerken van de schedel en het bekken, Verder is het
- :=:scheid in robusticiteit van het post-craniële skelet tussen mannen en
-. -.\ in een aanwijzing. Een methode, specifiek gebruikt voor de geslachts-
:f::-:ns op basis van crematieresten, spitst zich toe op de pars petrosa
-en), een botstuk binnen de schedel, dat vrij dik en massief is.
- . :i

! :: leeftijdsbepaling worden in principe dezelfde methoden gebruikt als bij


-:.:.:lUmatleS.

145
2. IJet grafveld VelzekeÆaddestraat lndu:
É_r i.

ì 5t:
Provinciebaan

lr"oo"ru"u,
\
K

lr

T,:

'100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1100 1200 1300 1400 1500 1600 1700 1800

Fig. 1. Verdeling van het gewicht van het verbrande been van de crematies over de twee
grafvelden/Distribution of the weight of the c¡emated bone at the two cemeteries

Het grafveld aan de Paddestraat kwam in gebruik in het begin van de late
bronstijd (ca. 1.100 v. Chr) en bleef functioneren tot in de beginfase van de
vroege ijzertijd (ca. 750-600 v. Chr.). Enkel een beperkt gedeelte van de
-¡ r:l:
vindplaats, die zich over meer dan 120 m uitstrekt, werd onderzocht. Momen-
teel zijn er op de necropool éénenveertig crematies opgegraven, daarvan zijn er --Á
vijfendertig (85,4 7o) anthropologisch bestudeerd. Het gewicht van de bewaar-
, rr:!
(fig. 1). Dit lage cijfer
de crematierestanten schommelt tussen 16 gr en 920 gr
. lc-
is te wijten aan verstoring van de graven door erosie en beploeging. De
verbrandingsgraad was overwegend fase 4 of 5, d.w.z. goed tot zeer goed
L - ¡-
verbrand met een temperatuur van 650-800o en meer.
Slechts bij acht gevallen van de bestudeerde graven kon het geslacht van de
:::'i
overledene bepaald worden. Er werden drie mannen en vijf vrouwen geïden-
tificeerd. Eén van de vrouwen was samen met haar kind, een neonaat of een -r:' j'
foetus bijgezet. & rÌ,-
Van zesentwintig doden kon de leeftijdscategorie bepaald worden. Op de acht
geattesteerde kinderen was er slechts éên dat ouder werd dan 4 jaar. Deze
persoon bereikte de jonge leeftijd van 5 à 74 jaar. De achttien volwassenen
horen hoofdzakelijk thuis in de categorie tussen 20 en40 jaar, één schommelde
op de overgang tussen tiener en volwassene. De jonge moeder met baby
overleed op de leeftijd van20 à 30 jaaç vermoedelijk tengevolge van medische
complicaties bij de bevalling, een fenomeen dat niet vreemd is in de pre-

t46
:ndustriele maatschappijen. Van drie personen werd een ouderdom tussen 20-
60 jaar bepaald; die kunnen tot de ouderen binnen het grafveld worden
eerekend. Specifieke verschillen in leeftijd tussen man en vrouw zijn niet
r-astgesteld.
{¿2n

Leeftijdsgroep Aantal Percentage

Neonaten (0-1) 1 3,9


Kinderen (1-14) 7 26,9
Juveniles (14-18)
Mannnelijke volwassenen J 11,5
Vrouwelijke volwassenen 5 19,2
Volwassenen onbepaald 1 0 38,5

Totale Aantal 26 100,0

T¡bel L Leeftijden geslachtsbepaling van het grafveld aan de Paddestraat/

-rtr
[ '-æ 1800
Composition of the Paddestraat cemetery population according to age and
\-\.
- de twee

Het onderzoek van het been kan ook indicaties opleveren over ziekteverschijn-
n de late .:len. Op het verbrande been van graf 32 kon een geval van osteophytose
s van de :rthritis) vastgesteld worden. De ouderdom van deze man bedroeg tussen 20-
: r'an de
i0 jaar. Het optreden van arthritis kan als een kenmerk van veroudering
'.r
orden gezien. Bijgevolg is de leeftijd van de betrokken persoon vermoedelijk
\f omen-
:':r zijn er
::rder in tweede helft van de categorie 20-40 jaar te zoeken.
: æwaar-
Omdat maar een gedeelte van de necropool aan de Paddestraat is opgegraven,
¿Se cijfer
trng. De
:: het onmogelijk om een exact demografisch beeld van de late bronstijd-
ì roege ijzertijd bevolking te Velzeke te schetsen. Enkele vaststellingen kunnen
:::r goed
¡ el geformuleerd worden. Kinderen, volwassen mannen en vrouwen en ouder-
.rn_een weerspiegelen op het eerste gezicht de diverse leeftijdsgroepen van de
t: r'an de
r seïden- naatschappij in het grafveld.
u: of een )e baby en de zeven kinderen in de necropool vertegenwoordigen 30,8 7o van
je onderzochte bijzettingen. opvallend is de lage levensduur van deze kinde-
;en. slechts één werd ouder dan 4 jaar. Dit cijfer is ook vastgesteld in de
Þ Je acht
:e,eraafplaats te Destelbergen. De neonaten en kinderen omvatten 25,4 Vo van
l¿¿r. Deze
ã rSSenen :: populatie van de begraafplaats3. Bijzettingen van kinderen komen ook met
'. ¡ste regelmaat
¡:rmelde in de grafvelden van de 'Niederrheinische Grabhügelkultur'in
:e Belgische Kempen en het zuiden van Nederland voor. Jonggeborenen en
=.et baby i:inderen zijn in het algemeen ondervertegenwoordigd in de urnengrafvelden.
=:dische In de pre-moderne maatschappijen schommelt hun proportioneel aandeel
r: Je pre-

147
De grafri
door r¡'e;
Sta¡usver
zun rnoer
Schelde v
pelijke r.r
ondiepe vlakgraven, die meer gevoelig zijn aanerosie, is een andere potentiële gens een
verklaring voor de onderrepresentatie van kinderen5 . In het zuiden van Neder- urtmgen \
land heeft men echter vastgesteld dat - in tegenstelling tot de midden bronstijd zen \-oor!
- kinderen voor het eerst duidelijk geattesteerd worden in het grafritueel, geofferd3
ondanks hun ondervertegenwoordiging. De grafmonumenten uit de midden
bronstijd hadden een meer familiaal karakter, waarin kindergraven hoofdzake- llet ondel
lijk als secundaire bijzettingen werden herkend. In de urnenveldennecropolen sa-iale r-e
g¡1 de laft
komen kinderen als primaire of secundaire bijzettingen in de grafmonumenten
voor. ook in vlakgraven worden zij geattesteerd, al dan niet in associatie met ç rf¡r vla
een volwasenne. Daaruit wordt geconcludeerd dat zij als volwaardige leden kirr{¿re¡-
van de gemeenschap een bijzetting op de collectieve begraafplaats kregen6. _ær-giften
rr*i¡Ie dt
u-r{dza¡I
Grafui¡mmer Leeftijd Datering Aardewerk Dierlijk bot Andere t¡a::Ê€ge\
voorwerpen
tr{{rtf e,
v7512 Volw. M HaB sñaì.8 fIË
v7515 Volw. V ?
v75t6 olw Bl rr{r:
Ha J =:n
Kind ¡Lrrdcn _gi
v75^l Kind HaB2/3? I X
v75n4 Kind HaA2-Bl I
:!ÊÊE-rE
v75ll5 Volw. rusö:a*
v75/18 Volw. nñ{¡-r
v75lt9 Kind HaBl I rn A.tt
v75120 Kind HaB2l3 I *a-':
v75l2l Volw. HaA2
v75/23 I 9¡=¡Þ rr
v75/25
v75t26 olw
Ha
HaA2-B
2
I x
hñ¡sr¡
Volw.+Baby HaA2-Bl I Gtilr¡.-
=
v76t28 Volw HaA2-B 2
-ry Deh
v76/32
y76t33
Volw.
Kind
M? HaB2l3
HaB2/3-C
I X iryral
v76134 Volw. M? f¡-l-:ùr.'.¡
v76/35 Volw. l¡fti'l-""
v87137 Volw. V? I X
v87/38 Volw. V? I Soinschiif
v87139 Volw. I
v87140 Volw.
?
HaBl t-kgn
v87/41 Volw.
Tabel 2. Grafveld Paddestraat. Overzicht van de crematies op basis van leeftijd en/of geslacht in
associatie met de grafgiften/Cemetery Paddestraat. Overview of the cremations according to age
and sex in association with the datation and the grave goods.

148
hoge De grafvelden uit de late bronstijd worden in het algemeen gekarakteriseerd
graf- door weinig uitgesproken sociale verschillen in het begrafenisritueelz.
Statusverschillen op basis van de grafcontexten met hun eenvoudige grafgiften
oP een zijn moeilijk te onderscheiden. De talrijke bronzen voorwerpen, die uit de
Schelde werden opgebaggerd, werpen echter een ander licht op de maatschap-
of pelijke verhoudingen binnen de bevolkingsgroepen uit de late bronstijd. vol-
gens een gangbare archeologische interpretatie zijn deze baggervondsten de
lieder uitingen van sociale competitie tussen elitegroepen, waarbij prestigieuze bron-
zen voorwerpen in de rivier werden gedeponeerd, of - beter omschreven -
geofferds.
midden
Het onderzoek van het menselijk botmateriaal kan een hulp zijn om eventuele
sociale verschillen op basis van geslacht en/of leeftijd binnen de gemeenschap
uit de late bronstijd te onderscheiden. Het anthropologisch onderzoek bracht
op dat vlak geen nieuwe gegevens over verschillen in de begrafeniswijze van
met
kinderen, mannen en vrouwen onderling. op basis van een analyse van de
leden
grafgiften blijkt de necropool aan de Paddestraat geen enkele uitgesproken
sociale differentiatie te weerspiegelen. Het aantal grafgiften is beperkt in
hoofdzaak tot één stuk aardewerk, uitzonderlijk zijn er twee voorwerpen
Þ meegegeven. In vier gevallen waren dierlijke resten, die op de brandstapel
¡EpÊn hadden gelegen, met de menselijke overblijfselen in de urne gedeponeãrd
samen met een beker of kom. De urne van crematie 3g herbergde de resten van
hijfje en een kom. Spinschijfjes
activiteit die binnen de weinig
en met vrouwenarbeid in het
huishouden wordt geassocieerdg. Dergelijke objecten worden dikwijls als
symbolisch voor een vrouwengraf geinterpreteerd, alhoewel in het grafveld
van Someren-waterdael (Nl) een spinschijfje in een mannengraf is geattes-
teerdlo.
Sociale verschillen komen in de bijzettingswijze in het urnenveld aan de
Paddestraat niet voor. Etnologische studies hebben echter aangetoond dat
status- en geslachtsverschillen wel kunnen voorkomen in het crematieritueel
zelf. De behandeling van de dode, diverse aspecten van de rituelen, de afwer-
king van de brandstapel,... kunnen sociale verschillen weerspiegelenll . In het
archeologisch bestand blijven van deze aspecten normaliter geen sporen be-
waard, tenzij heel uitzonderlijk.

3. Het grafveld Velzeke/Provinciebaan

fofgeslacht in
De necropool aan de Provinciebaan werd vanaf de prille beginfase van de
cording to age vroege ijzertijd (ca. 750 v. chr.) in gebruik genomen. Het umenveld werd
echter reeds verlaten in de loop van de vroege ijzertijd, ergens tussen 600 en

149
450 v. Chr. In deze korte levensloop fungeerde de site ongeveer 150 à 300jaar
als begraafplaats. In de Romeinse periode werd de vindplaats ingepalmd door
de intensieve bewoning van de vicus, die verantwoordelijk is voor het teloor-
gaan van diverse graven. De grenzen van het grafveld zijn nog niet vastgelegd,
behalve voor de zuidelijke sector.

Van de elf geattesteerde crematies kon van tien (90,9 7o) het botmateriaal
bestudeerd worden. Ook hier is de verbrandingsgraad van het been overwe-
gend in de categorie 4 of 5 te plaatsen, d.w.z. de hitte van de brandstapel
bedroeg 650" of meer. Het gewicht van het bewaarde beendermateriaal schom-
melt van 4 gr tot 1788 gr. Het gemiddelde per bijzetting bedraagt 478 gr. De
graven 1, 6 en 12 zijn in quasi integrale staat teruggevonden. Bij vijf doden kon
het geslacht bepaald worden, het bleken allen mannen te zijn. Van acht
-. ,-r: -
bijzettingen kon eveneens de leeftijd van de overledene vastgesteld worden.
Met uitzondering van één bijzetting, waarvan de overledene jonger was dan 20
jaar, waren de andere gecremeerde personen ouder dan 20 jaar, gemiddeld -J:

tussen 20 en 40/50 jaar. Eén overledene bereikte de leeftijd van 30-60 jaar.

Eén graf (nr. 6) valt op binnen de algemene context. De botrestanten behoor-

'=' :r:--

:
i-- .¡'

'='Ýr'

fr r
Fig. 2. Het aardewerkensemble in
graf 6 (schaal 1/4)/The urn and grave
goods ofcremation nr. 6 (scale l/4).

150
r300 jaar Grafnummer Leeftijd De tering Aardewerk bot Andere
hnd door
Volw. M Ha C-D
et teloor- v70tA5/2 Volw.
2
Ha C-D +
ugelegd, v70/A5/3 Volw. M ?
v70/A3/4 Volw
M H¿. C 4
v73/D5/10 Volw
materiaal
l2 Volw. M H¿, C I
toverwe- v70tA5/14 Volw. M
X
mdstapel Tabel 3. Grafveld provinciebaan. overzicht van
de crematies op basis van leeftijd enlof geslacht
rl schom- m associatie met de grafgiften/Cemetery provinciebaan.
Overview of the c¡emations according
78 gr. De ro age and sex in association with the datation
and the grave goods.
bden kon
den toe aan een man van 50-70 jaar,de oudst
Van acht geattesteerde persoon binnen de
beide necropolen te_velzeke. Dankz¡ de rengte
I worden. van het rpuutu""n kon de
lichaamslengte van deze man op ca. lJ5 m
as dan 20 berekend worden. op fragmenten
van de onderkaak van deze persoon werden
pmiddeld verder sporen van tandvleesontste_
jaar. king vastgesteld.
ú0
De urne waarin de restanten waren bijgezet, orm uit de late
n behoor- bronstijd. Op basis van een versiering met
fragment van
een verbrande pot in de bijgaven is deze
cr ijzertrja geOa_
teerd, waardoor dit graf het oudste is van
het urnengrafveld aan de provincie_
baan' De ume was afgedekt door een schaal
en be-vatte fragmenten van drie
andere recipiënten in aardewerk
@g.z).De relatieve rijkdom van de crematie,
bet specifieke karakter ervan door de afdekking
datering van het graf en de ouderdom van -"i""n schaal, de vroege
de overledene wijzen er duidelijk op
dat we hier te maken hebben met een persoon
die een bepaaide status binnen de
gemeenschap genoot.
De anthropologische resultaten van het urnengrafveld
aan de provinciebaan
hebben enkel mannelijke bijzettingen kunnen
identificeren. In een van de
crematies, waarvan het geslacht niet kon gedetermineerd
worden, was een
ryinschijfje meegegeven. Dit object wordt vooral met vrouwelijke bijzettingen
-¡eassocieerd, maar zoals reeds hierboven vermeld, komt het ook uitzonderlijk
foi een mannelijk graf voor. De mogelijkheid
van een vrouwelijke crematie op
de site aan de Provinciebaan blijft ãus open.

Het grafveld wordt gekenmerkt door een sterk


mannelijke bevorking. Boven-
dien blijken er enkel volwassenen bijgezet
te zijn. Kinderen ontbreken volle_
dig in het beeld van de dodenpoprtatie. De exclusiviteit
van een begraafplaats
r-oor een bepaalde sexe komt eveneens
op twee vindplaatsen in de Belgische
Kempen voor. Te zittaart werden volgeni
de anthropotogiJ" ,tudie enkel
ensemble in rrouwen en kinderen bijgezet i
rm and grave hestondl2 . Eenzelfde vaststelli
I (scale 1/4). -{chelse Dijk. De anthropolog

151
tr

(=.:É:

itsß

il

:- -'c-

152
eren urt met een verbinding naar de zwalm,een bijrivier van
de schelde. Dit plateau is
:t begin een van de hoogste punten in de regio en biedt
een uitstekend overzicht over de
rcnen is streek. De vruchtbare leembodem en de beekvalleien
leveren interessante
rden in mogelijkheden op voor randbouw en veeteelt. Momenteel
zijn tijdens het
spelen. archeologisch onderzoek echter nog geen nederzettingen
aan het licht geko-
men uit de late bronstijd en de vroege ijzertijd. De
ideaal
:inde als een centrale plaats/verzamelpunt voor de reg
. Deze
ich een hypothetische bedenkingen voor de metaaltijden
bi gelijk-
ruilnet- als we de inplanting en de ontwikkeling van de Gallo-Romeinse
fgden vicus te
belang- Velzeke vanuit dit standpunt bekijken.
tijd één
le bron- J. BIBLIOGRAFIE
daar de BOURGEOIS J', 1989. De ontdekking van nieuwe grondstoffen
en de eerste metaalbewerkers
l veran- in Temse en in het waasland, in: H. THOEN
rrø.1, Temse en de scherde. van lJstijd tot
ren, die Romeinen. Brussel : 44-68.
BRUN P., 1987 . Princes et princesses de ra certique.
;toorde. Le premier Age du Fer (g50-450 av. J.-c.
),
Paris.
ende de BRUN P., 1988. L'entité Rhin-suisse-France orientale;
nature et évolution, in : p. BRUN & c.
:ldenl5. \IORDANT (dir'), Le groupe Rhin-Suisse-France orientale
" et la notion de civilisation des
sterkin- Champsd'Urnes>,\[s¡¡ss¡5:599-620(MémoiresduMuséedepréhistoired,Ile-de-France,
1).
r als de DE MULDER G" 1994. Aspects of the funeral ritual
in the Late Bronze Age and the Early Iron
Age in the western part of the Flemish Region, Helinium,34
van de :94_133.
DE MULDER G. & ROGGE M., 1995. Tlee urnengrafverden
rhappen te Zottegem-verzeke,zottegem
'h¡blicaties van het Provinciaal Archeologisch Museum van Zuid-oost-vlaanderen
ijzetijd \-elzeke. Gewone Reeks, l). - site

ror deze DowNEs J.' 1999. cremarion : a specracre and a joumey, in


: J. DowNES & T. POLLARD
traal en 'rd')'The loved body's corruption. Archaeological contitutions to the stuþ of human mortali-
n-. Glasgow : 19-29.
rn dient
rschijn-
ijzertijd SJ. DE LAET, H. THOEN & J. BOURGEOI
binnen
Rijksuni bergen_Een
æ dela In période
rvorden -{¡chaeo
¡vincie- KORTLANG F., 1999. The lron Age urnfield and setrl
THEUWS & N. ROYMANS (ed], Land and ances : F.
op dat
eM
afplaats xriod and the Middle Ages in the Southern Netherlan
am
-{rchaeological Studies, 4).
Het feit XRISTIANSEN K., 1998. The emergence of the European
van de world system in the Bronze Age :
â\ergence' convergence and social evolution during
the first and second millennia BC in
ent varì Europe, in : K. KRISTIANSEN & M. ROWLANDS,
social *ansþrmatio,ns in archaeorogy.
naamde Clobal and local perspectives, London : 2g7 _323.
:n 'krij- tingen uit de umenveldentijd te Neerpelt
Belgica, 178).
it de late Bronstijd te Zittaart, gem. Meerhout,
rsitie in.
e beken the Northwest European plain and the expan_

153
ding networks of Central European Hallstatt Groups, in : N. ROYMANS & F. THEUWS (eds.)'
Images of the past. Studies on ancient societies in Northwestem Europe, Amsterdam : 9-89
(Studies in Prae- en Protohistorie, 7).
ROYMANS N. & KORTLANG F., 1999. Urnfield symbolism, ancestors and the land in the
Lower Rhine Region, in : F. THEUWS & N. ROYMANS (ed.), Land and ancestors. Cultural
dynamics in the IJmfield period and the Middle Ages in the Southem Netherlands, Amsterdam :
33-61 (= Amsterdam Archaeological Studies, 4). G-{t
TOL A., 1999. Umfield and settlement traces from the Iron Age at Mierlo-Hout, in : F. THEUWS
& N. ROYMANS (ed.), Land and ancestors. Cultural dynamics in the Urnfield períod and the
Middle Ages in the Southern Netherlands, Amsterdam :87-132 (= Amsterdam Archaeological
Studies,4'¡. L f\-U
YERLAECKT r(., 1996. Riviervondsten en depots : offers of reflectìe van macht ?, in :
K. VERLAECKT (red.), Tussen heuvel en rivier. De bronstijd in Oost-Vlaanderen (ca. 2000-
750 v. Chr.), Dendermonde :49-71. n--
WAHL J.,1982. Leichenbranduntersuchungen , prähistorische zeitschrift,5T/l : 1-125. -4_-._
lÉ ,tÍ:
SUMMARY lri -,-,-,
The anthropological analysis of the human remains of two urnfields at Velzeke gives new
information conceming these burial places. The cemetery at the Paddestraat was used from the
Late Bronze Age till the beginning of the Early Iron Age. 35 Cremations could be studied. It was
possible to recognise 8 children and 18 adults. Only 5 adult females and 3 adult males
could be
identified with some degree of contained the human rests of a young
woman and a neonate.Although nted, the complete social structure of the
population has been discovered destraat.

t
NOTEN
I De Mulder & Rogge 1995.
2 Smits Anthropologisch Bureau, Kerkstraar 305, l0l7 GZ Amsterdam.
3
Janssens 1986, 133.
4 Hessing
lgïg,327.
5
Tol 1999, 108; Kortlang lggg,167. r.*--.-
6 Roymans & Kortlang lggg,42-43.
/ Bourgeois 1989; De
Mulder 1994.
8 Verlaeckt 1996, 62-67.
e
Nelson 1997.
ro
Kortlang 1999,152 &. lgL.
llDownes 1999.
l2 Roosens & Meex
1975.
l3 Roosens et.al.
1975.
14
Roymans 1991, 28.
r5 Krisriansen
lgg8, 2ïg-2g2.
r6 Brun 1988, 609-611. ELI.::

154
:UWS (eds.),
erdam: 9-89 Johan DESCHIETER & Guy DE MULDER
rc land in the
ørs. Cultural
Amsterdam: ARCHEOLOGISCH NOODONDERZOEK IN DE
F. THEUWS
GALLO.ROMEINSE VICUS TE YELZEKE (Igg7 -Ig98)I
criod and the
rchaeological
T.INLEIDING
macht ?, in :

en (ca. 2000-
In de periode 7997-'98 werd, verspreid over diverse
percelen, door het provin-
siaal Archeologisch Museum te velzeke een
t-125. totaliteit van meer 4 ha van
h vermeende woonare aal van de Romeinse vicus archeologischdan onderzocht,
De noodopgravingen van de afgelopen twee jaar
speelden zich af op twee
le glves new
rrsed from the
tudied. It was -
¡ales could be
ts of a young I
uucture ofthe

lron Age. The


Female adults
rlchanges that
m exceptional
:rpreted as the
sition and the
:metery of the
I
ge.

O lOOm I
N
Fg- l' Situering van het onderzoek in de centrale sector
in lggl-gg (aangeduid in het grijs)/
L'x-ation map of the plots excavated in 1997 .
. 'icated 98 in the central area of the vicus of velzeke
in grey).

155
niveaus : enerzijds werden een aantal, door acute bouwplannen bedreigde
percelen preventief onderzocht. Terzelfdertijd situeerde de hoofdbrok van de
archeologische activiteiten zich op het zgn. "Kwakkel"-gebied2.

2.DE CENTRALE SECTOR a-' -- -

Van september 199'7 tot en met juni 1998 werd een uitgebreide noodopgraving
op touw gezet op de gronden van de BVBA Van den Branden (Provinciebaan
,t
nr.273; sectie B, perceel 1443Ð (fig.1). Reeds eerder, in het voorjaar van 199J,
was de ploeg archeologen van het PAMZOV betrokken geweest in een beperk-
te en kortstondige noodopgraving op ditzelfde perceel. Aanleiding voor de
a
finale interventie was het voornemen van de grondeigenaar tot een noordelijke
uitbreiding van het bestaande gebouw.
Over een oppervlakte van ca. 1600 m2 werden meer dan 300 sporen waargeno-
men, w.o. paalsporen,2 (vermoedelijke) waterputten en kuilen (fig.2).Aan de
hand van een eerste, voorlopige evaluatie manifesteren zich 4 distinctieve
periodes. De oudste sporen situeren zich voornamelijk in her zuidelijke gedeel-
te van het terrein en klimmen op tot de Tiberische en Claudische tijd. Het
betreft vooral 2 kuilenclusters, samengesteld uit uitgravingen van de meest
uiteenlopende vormen en afmetingen. Een aantal van deze vroege contexten
bevatten een substantiele hoeveelheid dierlijk botmateriaal. ZoaIs eerder en
elders binnen de vicus geattesteerd ligt het z\ilaartepunt van menselijke activi-
teit in de Flavische periode. Dit komt zowel tot uiting in de grote kwantiteit
materiaal uit die tijd als in de hoge sporendensiteit. De aanleg van 2 schacht-
vormige waterputten (fig. 3) en de inplanting van paalstructuren impliceert
tevens de inkadering van dit terrein binnen het woonareaal van de vicus. Een
aantal houtbouwen vertonen een identieke orientatie als gebouwen die tijdens
vroeger onderzoek in de centrale zone zijn vastgesteld3. Deze structuren zijn
noordwest-zuidoost gericht. Aan de noordelijke rand van de opgraving is een
tweeschepig gebouw met een breedte van 5 m gedeeltelijk aangesneden. Een
tweede houtbouw is vermoedelijk eveneens tweeschepig, maar heeft en breed-
te van 4 m. Een smalle eenschepige constructie met een breedte van 1,5 m heeft
een licht verschillende oriëntatie dan de andere gebouwen. Ten zuiden van
deze houtbouwen situeert zich een tweeschepige gebouw van 3 m op 6 à 7 m,
dat haaks is ingeplant op de andere structuren. Op basis van de informatie van
reeds onderzochte percelen in de centrale sector kan de hypothese naar voren
worden geschoven datdeze constructies in de tweede helft van de lste eeuw te
dateren zijn. Twee structuren vallen evenwel buiten dit patroon. De eerste is
een gebouwtje van 3 bij 3,5 m met een noord-zuid orientatie. Een tweede
éénschepige houtbouw aan de westzijde van de opgraving vertoont een noord-
westwest-zuidzuidoost richting. De breedte bedraagt 3 m; de lengte, is als

156
van de

rt
l\

o {¡-.l

vlng
ttt
'
\-ì
\) a a ',,(\ n
'[- J';\â
o- Ytr'
a_/-_\
t,U o
t997,
beperk- a c e'

voor de
rè (>
0.

í-1 iel-)
Aan de
a
gedeel- (,
tijd. Het a
I t
de meest I
contexten
eerder en
activi-
kwantiteit G-
2 schachr
ý
D
impliceert o Ç
;vicus. Een
.¿a
I

o
tdie tijdens
rnrren zijn l-) a
tring is een
¡eden. Een
Ø
ft en breed-
o

o
1.5 m heeft
zuiden van
op6à7m, Fg..2. Alg_emeen grondplan van de opgravingen
op de site Van den Branden/Generat ptan
rmatie van otìne w7-s/w
ftarures at the site Van den Branden (= VDB_site).
: naar voren
lste eeuw te
De eerste is I
N
Een tweede
: een noord- {
ngte, is als
I
I
1
i
I
i
j
:

Fig. 3. Waterput op de VDB-site/VDB-site : view of the well.

afstand van
gevolg van recentere bodemingrepen, slechts bewaard over een
ã-. Èi¡ gebrek aan goed dateerbare vondsten uit de paalkuilen van in de
deze
2de
chronologische situering voorgesteld
constructies wordt
""ri¡ong"r" contexten
-begin 3de eeuw in overeenstemming met de andere archeologische
we slechts een
op het opgegraven terrein. uit de volle 2de eeuw identificeerden
3de eeuw
beperkt^aantal kuilen. vondsten en sporen uit de late 2de-begin
Overtuigende
concentreerden zich eerder in de noordoosthoek van het perceel.
indicaties voor 3de-eeuwse bewoning of activiteit ontbraken.
op hetvDB-terrein leverden een imposante massa Gallo-
=: : 3:::
De meeste contexten :'< , : \:-.
verdienen in dit
Romeins gebruiksaardàwerk op. Vooral de lste-eeuwse sporen
en terra nigra-
opzicht sieciale aandacht : de talrijke goed bewaarde terra rubra
van de meest
stukken vertegenwoordigen een bijna allesomvattende staalkaart
en napjes die binnen het
uiteenlopende types van borden, kommen, bekers
Waar gekend
klassieke lste-eeuwse vorrnenspectrum van de zgn. Belgische
geproduceerde
zijn. In combinatie met de studie van het lokaal en regionaal
ceramologische referentiepunten
aardewerk leveren deze contexten bruikbare
op binnen velzeke en de Zuid-oost-vlaamse regio in het
algemeen.

op het
Begin december 1997 werd een preventieve campagne uitgevoerd
van een stal van 8m
per'"eel sectie c3, 9l6c2,op de plaats waar de constructie
inter-
ùi¡ tO. voorzien was. Niãttegénstaande de kleinschaligheid van deze

158
stand van
van deze
in de 2de
contexten
lechts een
3de eeuw
:rtuigende

ssa Gallo-
enen in dit
erra nigra-
n de meest
binnen het
rar gekend
:oduceerde
'ntiepunten
t.

erd op het
;tal van 8m
deze inter-
PROVI N Cr 68tat{
a
,l

o\
I
+

Fig' 5. Situering van het onderzoek in de zuidoostelijke sector: Kwakkel en VlM-site/Location map of the south-eastern area of the vicus;
indicated are the Kwakkel and VIM-site.
opmerkelijke concentratie van tegulae en imbrices
bevond. Een interessante
yaststelling van dit onderzoek
q)
was ongetwijfeld de manifeste afwezigheid,
zowel op materieel als op contextueei niveau, van
aanwijzingen voor een
veronderstelde, vroeg-Romeinse bewoning.
(.)

Ê
o
3. DE ZUIDOOSTELIJKE SECTOR
o

In april 1997 is ten oosten van de velzeekse dorpskern een preventieve


o noodopgravingscampagne van start gegaan : op
een ca. 6 ha groot terrein,
ingeklemd tussen de provinciebaan én de zwartestraat,
zar nr. in de nabije
(! ¡oekomst een nieuwe sociale woonwijk worden
ingeplant (fig.5). De gronden
zelf zijn momenteel eigendom van de vlaamse -uui.u"rìirigsmaatschappij.
(d R.eeds in de eerste helft van de ,70er '
o
o en door Marc
o
J Rogge het archeologisch potentieel
o uidng geko_
men4. Voor de eerste maal in de histo
rrblzeke kan nu een onderzoek te
¿ aanzienlijk en aaneensluitend areaalarcheologisch
worden
mderzocht. Dit gegeven biedt de mogelijkheid om grote
o
vrakken open te
leggen waardoor verloop, samentrang en
o uitgestrektheid van de archeologische
J1
.\1
6
Ðoren en resten nauwkeurig kunnen worden ingeschat. De op sommige
È
ÿ nijdingen van de diverse bodemspo_
in combinatie met de talrijke goed
o
o eeuwen durende bewoningsgeschie_
o
J¿
:=
(.)
r€consrrueren. rn de roop van bu"" 2 j":ii":åï#Tïîl::iïîï:lïffi:l:
ter¡de hoeveelheid vondsten en andere gegevens
o bijeengebracht. Gezien het
æntinue karakter van de noodopgravingén op
slechts
N
riflens kortstondige, ,stille, momenten iot een
!
6)
t) &ze informatie rior¿en overgegaan. De hier
t:i;i:
vo ryaken zijn bijgevolg summier en besrist niet als definitief te beschouwen
:
N runmige aspecten van dit archeologisch verhaal
o zullen in het licht van nieuwe
6
dra uit toekomstig onderzoek u".ã". n oeten worden ontreed
en uitgewerkt,
o xo ca zijn ongetwijfeld voor herziening en aanvulring
vatbaar. De bedoeling van
-\z
ì e'e bijdrage is dan ook in de eersie plaats een inreidend,
algemeen beerd te
v Fres€nteren van de diverse structurele en materiele facetten vãn
bo C)
¿e Kwakkel_
'É de.
o o
L

CN E
ri
c.)
tr1 noodopgravingen van 97 -rgggbrijkt dat
bo
6
.9 f .19
ai<loostelijke zone van de vicus
de Romeinse bewoning in de
ii pas tot voile ontplooiing komt in de roop van
& Flavische tijd. Aan de.hand uuì d" frequente stratigrahsche overlappingen
d: Flavische periode op dit terrein opgedeeld worden in minstens
Iúonderlijke 3
fases. In de roop van fase 2 gebeurde deuitgraving
van een west-

t6t
VELZEKE-KWAKKEL

1997/8

g.t.

o\
N)

Fig. 6. Grondplan van de sleuven I en II op de KwakkeUKwakkel : general plan of all features in trenches I and II.
general plan of all features in trenches I and II
Fig. 6. Grondplan van de sleuven I en II op de KwakkeVK waÿkel
bost-georienteerdgrachtencomplex(fig.6).Degrachtjeslijkeneenafbake-
bepaalde hoogte een
nendã functie te hebben u"*oid en impliceren tot op
delineatie tussen
planmatige uitbouw van de geverifieerde sector. Deze stricte
noorã"lijk gelegen leef- en woonzone enerzijds en een vrijwel
ongerept
""n van
gebied ten zuiden daarvan anderzijds
eeuwen
de. aanleg
ñ.orn"inre occupatie gerespecteerA-Ury
na

van de grachtjeì *"rd"n tãn noorden d


constructles
, ,.
op ande uidelijk afgestemd
twees 5m) was vergezeld
op delijk een silo' Een tÊ
va aven,
ak grotendeels onder een 2de-eeuws
kertje (fig' 6)' Reeds de Flavische
in : : -,C_:
maar kort daarna verschijnt' oP het
begin van de t- :

word at ook in de
2de eeuw weer
decen ditzelfde tra-
daaropvolgende
op een smalle
cé.Dezerepititieve en -c- ,:

st.oot grona aan de rand van de ned schijnlijk een


-:r
die mogelijk
'litteken' na onder de vorm van een
opgevuld raakte (cf'
omstreeks of na het midden van de 3de eeuw definitief
infra).
munten uit door een
De opvullingen van de lste-eeuwse grachten en greppels

,l
gebruiksaarde-
overvloedig en gevarieerd assortiment van Gallo-Romeins
werk. Opmerkelijk hierbij is de bewaringstoestand
aal. Het betreft grote stukken, vaak in profiel rec
bewaard. De objecten zelf lagen volgens een onge
ensembles zijn terra nigra
zaaidinde grachtvullingen. Zeer courant binnen de
bekers van ñet type Holier da27;andere recipiënten,
zoalseel fijn afgewerkte
de rand (fig.1 ,1), wijken af van de huidig gereperto-
geïden-
ieen. Het hier afgebeelde komtype werd ook
he contexten op de Kwaktel-
de groep van het fijnere tafelservies bevinden zich
en VDB-site'
enkele kleinere
Binnen
fragmenten 4.
van geglazuurde kruikjes (fíg'7,2); z
overtrokken met een geelachtig groen
vormschotels of barbotine. Alle scher
ateliers5. Bij het gewoon aardewerk
o
ten met naar buiten g"uog"n rand, en dit in diverse uitvoeringen, zowel met de
op de draaischijf gevormd' Eén van de meest
in het
u -
o eôten in de lste-eeuwse contexten op de Kwakkel
e zijn de zgn' vetvangers of braadpannen6' Daarnaast
valt ook de aanwezigheid aan te stippen van kommen in
een met dolia
deksel met een opmer-
verwante techniek (fig.1,4) en een groot, handgemaakt
kelijk hoge, slanke en doorboorde dekselknop (fig'7' 3)'

164
n afbake- lilrnroedelijk in de eerste helft van de
2de eeuw legt men door het terrein een
)ogte een Dsrdoost-zuidwest-lopende weg van ongeveer
6m breed
Ltie tussen qsnlijke wegverhardi:q uT de bolle agger is samengesteld aan (fig.6). De
uit een menge_
ongerept [* :* voornamelijk.kiezel met blokjä paniseriaanieldsteen. De opbouw
uwen van ¡æ de weg vertoont, i.t.t. reeds eerder en elders
opgegraven wegtracés in
de aanleg têIzeke weinig uniformiteit in opbouw.
Het betrefì in dikte variabel,
nstructies ¡rrengd pakket van kiezel en veldsteen. Aan de zuidkant ""-n
rfgestemd van de weg werden
gcen flankerende, laterale drainagegrachtjes
vergezeld ofgreppels aangetroffen. Tot op
Laúen kon het traject van deze "K*ukk"ri-weg
rsilo. Een over een rengte van meer dan
Ðn getraceerd worden. uit de lopende opgravingen in sreuf vrl blukt
de-eeuws
Flavische Tflük dat de weg naar her einde van de 2de eeuw zijn functie geheel of
nt, op het
¡*eltelryk aan het verliezen was. Aanzienlijke stukken van het kiezeldek
¡eden weggegraven om praats te maken voor
;in van de de aanleg van grote, diepe
,ok in de
bþn. Deze gebeurtenissen kaderen wellicht binnen een grobare
elfde tra-
n het gebied vanaf het einde van de 2deeeuw. De structuren zelfreorganisatie
werden na
reraving gedempt met leem, bouwpuin en organisch
en smalle materiaar, vermengd
jnlijk een -r'erspitte en geredepositioneerde objecten uiivroegere periodes. In associ_
æ met deze laatste occupatieperiode hãort
mogelijk een kleine,
aakte (cf.
ìge ovenconstructie, opgemetst uit tegulaebrokken en min of meer ovaalvor_
scherven van grote en
rrare recipiënten zoars doria en amforen (fig. g).
Bovenop de grote, gedempte
door een
bi' 142 was een min of meer rond naàrO;e (?) ingeplant met
behulp van
iksaarde-
:h materi-
compleet
mg uitge-
erra nigra
þewerkte
;ereperto-
,k geiden-
e. Binnen
rgmenten
vitte klei,
:hulp van
Gallische
kookpot-
'el met de
€st in het
lwakkel -
)aarnaast
net dolia
In opmer-
Fig. 8. Kwakkel : oven in sleuf IVKwakkel
small kiln or furnace from trench II.

165
vertikaal in de grond gestoken amfoorscherven.
ook tijdens de momenteel
lopende opgravingen in sleuf vII werden
uit de 3de eeuw Linstens 2 potentiere
ovenstructuren aangesneden. Het functionele
(artisanale ?) kader waarbinnen
deze constructietjes actief zouden kunnen

acti de vicus : tijdens een kleinschalige


noo van de Kwakkel kwam in het najaãr
van oven geihterpreteerde structuur uit de
late
ook uit deze periode stammen *uurd"uoll"
aardewerkcomplexen. De inhoud

Fig. 9. Kwakkel: ge-


broken aardewerk op de
bodem van de 3de-
eeuwse kuil nr. 209l
Kwakkel: broken pot-
tery on the bottom of
the 3rd century pit209.

166
momenteel
lpotentiele -ß. .
r''aarbinnen
:eenduidig
-werpen en
:n. Sommi-
of meerde-
en lijkt het
aardewerk
:Romeinse
-"inschalige
r het najaar
;tuur uit de

De inhoud

(wakkel: ge-
'dewerk op de
an de 3de-
uil nr. 209/
broken pot-
re bottom of Fìg. 10. Kwakkel: aardewerk uit kuil 209 (schaal 1/4 )/Kwakkel : Restored portery vessels
ntury pit 209. :rcm pit 209 (Scale l/4).

t67
van kuil 209 vormt in dat opzicht een indicatief voorbeeld. Dit spoor was
uitgegraven in één van de gedempte grachtjes uit periode I; de structuur had
een min of meer rechthoekig grondplan. De bovenste vullingen bevatten tal
van kleinere scherven (w.o. Dr.45, gevernist aardewerk,...) en dakpanfragmen-
ten. De bodemvulling daarentegen contrasteerde met deze hogerliggende ni- I

veaus. In de noordwest-hoek van de kuilbodem lag een cluster van een tiental
aan elkaar geroeste, ijzeren nagels; in het zuidoostelijke gedeelte bevond zich
een grote, verweerde blok crynoïde kalksteen. Daartussen stak een dens pakket
van verbrijzelde potten (fig. 9). Na 'refitting' bleek dit stort tezijn samenge-
steld uit 4 volledige stukken gedraaid en reducerend gebakken aardewerk
(fig.10, 2-5), é,én handgemaakte kookpot (fig.l0, 7), één beker of pot met
beige-geel oppervlak en zwarte kern (fig.10, 6), en een bord in Pompeiaans
rood (type Blicquy 5) (fig.10, 1). Vermeldenswaard uit deze ceramiekdump is
de vondst van een gefacetteerd kraaltje in git of gagaat (fig.10, 8). Enkele van
de grijze kookpotten of bekers zijn tot stand gekomen in een voor 3de-eeuwse
contexten distinctieve techniekg. Een tweede ceramologisch en chronologisch
indicatief gidsfossiel voor die finale occupatieperiode op de Kwakkel zijn
kleine, overwegend handgemaakte, kommen met een naar binnen gebogen
rand (fig.11, 1-3); opmerkelijk hierbij is het donker- tot zwartgrijs baksel, maar
vooral de uitgesproken gladding van de binnenwand en de rand. Vaak is de
buitenwand, maar ook de binnenwand, bedekt met roetaanslag.
Interessant voor wat de 3de-eeuwse aardewerkconsumptie betreft is het voor-
komen van enkele stukken van grote, dikwandige mortaria (fig.ll,4) die -r-,--i:-
technisch gesproken een nauwe verwantschap vertonen met de baksels die --:*:s:
men aantreft bij de keramische bouwmaterialen. Een recente, nieuwe aanvul- b ¿l-:
ling op het 3de-eeuwse aardewerkbestand van de Kwakkel-site bestaat uit de ---t:: :

vondst van enkele karakteristieke wand- en oorfragmenten van zgn. Noord- i.if: .
Gallische amforen van het type Gauloise 1310. L åI--

-¡å
:c:::
3.8:-. (
È r.::
lL_--_:
lflrtl
},:
- {--8.

.¡å-5,-

:Ëi.=
Fig. I l. Kwakkel: 3de-eeuws aardewerk (schaal l/5)/Some 3rd century pottery from the Kwakkel- .g_
site : small hand-made bowls (1 - 3) and a mortarium in a tilelike fabric (4) (Scale l/5). ::la---

168
poor was
ctuur had
vatten tal
fragmen-
sende ni-
en tiental
r ond zich
ns pakket
samenge-
ardewerk
I pot met
mpeiaans
kdump is
S"
nkele van
e-eeuwse #
f
nologisch
ùkel zijn
gebogen
#.
isel, maar
s
ãak is de

het voor-
: ; 12. Een 3de-eeuws
-. r the Kwakkel-site.
muntschatje van op de site 'Kwakkel'/The small,
3rcl century coin hoard
i
l, 4) die
rlçsels die
e aanvul-
:aatuit de
n. Noord-

re Kwakkel-
,i5).

169
Fig. 13. Kwakkel : bronzen Jupiterbeeldje/ Kwakkel
bronze statuette of Jupiter.

ling van de Romeinse oppergod Jupiter te identificeren. Het klassieke basis-


schema zou teruggaan op twee toonaangevende voorbeelden uit de Oudheid,
nl. de zgn. Lysippische Zeus uit Tarente en de Leocharische Zetsl2. Beide
sculpturen hadden als thema Zeus Brontaios of JupiterTonans, i.e. Jupiter in de
gedaante van dondergod. Als goddelijke attributen droeg Jupiter in die hoeda-
nigheid in de rechterhand een bliksem(bundel)13, daarbij met de linkerarm
steunend op een scepter of lans. Deze objecten zijn bij het Velzeekse kleinood
weliswaar verdwenen, doch men vindt ze nog terug bij gelijkaardige provin-
ciale voorbeelden uit Noord-Gallië14.

Ongeveer 80 m ten zuidwesten van dit onderzochte areaalwerd over een lengte
van meer dan 100 m een noordwest-zuidoost lopende gracht van ca. 2 m breed
gevolgd. Het spoor vertoonde in doorsnede een zwak spitsvormig profiel, en
over gans de lengte was een tweefasige opbouw herkenbaar. Ter hoogte van het
huidige kerkhof mondde de gracht uit in een uitgestrekt, bijna2 m diep spoor
met vlakke bodem. Ook hier werden de onderzoekers geconfronteerd met een
strikte, structurele scheiding van enerzijds een occupatieareaal met nederzet-
tingssporen (i.e. ten westen van de gracht), en een tegenoverliggend gebied dat
volkomen sporenloos bleek (fig.14). Aan de binnenkant strekt zich, min of
meer parallel met het grachttracé, een onsamenhangende rij van paalsporen
van diverse afmetingen en dieptes uit. Enkele greppelÜes sluiten aan op deze
lange gracht. Uit een eerste, preliminair nazicht van het sporen- en materiaal-
bestand blijkt de occupatieperiode van dezezoneuiteen te vallen in twee fasen,
waarbij alvast de finale bezetting chronologisch ergens te situeren valt om-
streeks het midden van de 3de eeuw n. Chr. De betekenis van dit sporen-

r70
X
.o
c!

@
o
o t
()
<)
0)

0)

cll

Kwakkel e
0
/ C€

ú
basis- ó Ê.
(!
de Oudheid, 0.)

s12. Beide 6)
òo

Jupiter in de o
l¿
in die hoeda- J¿
d
de linkerarm v
kleinood o
!
provrn- Ê¡
o
()

een lengte

II
bo
o
0)

ca. 2 m breed o
Cd
ñ
profiel, en 0
o
van het â (É

m diep spoor d (n

rd met een ËÊ.


mt nederzet- ö0
gebied dat 0)
c)
zich, min of ()
ôo
paalsporen Ë
aan op deze ()
)1
J¿
en materiaal- d
È
in twee fasen, \1
+
valt om-
bi)
dit sporen- ü

t7l
complex roept momenteel nog heel wat vragen op en zal dan ook de komende
jaren van naderbij worden onderzocht.
be chronologische evolutie van de Romeinse bewoning op de Kwakkel weer-
spiegelt zich heel duidelijk in de gediversifieerde samenstelling van de talrijke
aãrdewerkcomplexen, en heel in het bijzonder in de wisselende, onderlinge
verhouding en compositie van de terra sigillata-ensembles. voor wat de Kwak-
kel betreft leverde de tot nu toe opgegraven zone meer dan 800 stukken op,
waarvan bijna 1/5 bestaat uit versierde kommen en meer dan 60 kopjes en
borden voorzien zijn van naamstempels. De bewaringstoestand van dit
materi-
aal is zeer uiteenlopend, gaande van kleine scherven tot quasi-volledige reci-
pienten. Opmerkelijk is het substantiele aandeel van de uit Zuid-Gallie aange-
ìoerde produkten (meer dan 1/3 van het totaalbeeld)' B¡ de versierde kommen
ligt het typologische zwaartepunt bij de halfbolvormige Dtag'37; het betreft
,tukk"n *uu.uun de decoratieve schema's zich inschrijven in de repertoria van
gerenommeerde, late lste-eeuwse 'décorateurs' als Mercato, Germanus en
Ñ,Iasculus (fig.15, 1). De geknikte Drag.29 wordt slechts door enkele
solitaire
fragmenten vertegenwoordigd. Uit een eerste, provisoir nazicht van de terra
sigillata uit de Kwakkel krijgen we de indruk dat heel wat Zuid-Gallisch
seiuies in gebruik moet gebleven zijn tijdens de periode Trajanus-Hadrianus'
De consuÃptie van het gegeerde roodglanzende vaatwerk werd tijdens de
eerste helft van de 2de eeuw verder aangevuld met versierde en onversierde
het midden
waar uit La Madeleine (fig.15, 2), Martres-de-Veyre en Lezoux; na
van diezelfde eeuw treden vooral de Centraal-Gallische producenten op het
voorplan (fig.15, 3-4), in mindere mate aangevuld met schotels,_tassen en al of
niet versierde kommen uit hetArgonnegebied, Trier en Rheinzabern. In
de 3de

eeuw loopt de aanvoer van terra sigillata beduidend terug. Men kan zich hierbij
de vraag stellen in hoeverre een gedeelte van de laat-Antonijnse, Centraal-
Gallische waar in circulatie bleef, met produkten van o.m. Iullinus, Doeccus
en

Casurius. Uit Trier identificeerde men o.m. stukken in de stijl van Dubitatus
(fig.15, 5) en een naamgestempelde Dr.18l3l van Minutus (fig.15, 6). De
À.ionn", in mindere mate Rheinzabem, worden vnl. vertegenwoordigd
"n
door onversierde stukken (mortaria, tasjes, borden,"')'

vond-
Tijdens de materiaalverwerking gaat ook speciale aandacht uit naar de
stån in glas. Het blijft evenwel voor het ogenblik nog moeilijk een coherent
typo-chionologisch beeld van de glasconsumptie in dit gedeelte van de vicus
op t" trung"n : daar is niet alleen de sterke fragmentatie van het glas op zich
dãbet aan, ook de expliciet residuele inslag van tal van archeologische
contex-
ten werkt deze situatie in de hand. Bovendien is de bewaringstoestand van de
glasscherven vaak van uiteenlopende aard. In sommige archeologische struc-
15.
t-uren werden gevallen van veffegaande glascorrosie vastgesteld
groep
Enkele goed bewaarde diagnostische stukken zijn onder te brengen in de

r72
de komende

r akkel weer-
rn de talrijke
@
:. onderlinge
iat de Kwak-
stukken op,
i0 kopjes en
r¡r dit materi-
rlledige reci-
iallië aange-
rde kommen q
7: het betreft
:pertoria van 7
iermanus en
kele solitaire
r an de terra
,uid-Gallisch
s-Hadrianus.
d tijdens de
onversierde
ahet midden
enten op het
ssen en al of
:rn. In de 3de
n zich hierbij
;e, Centraal-
. Doeccus en
m Dubitatus
g.15, 6). De
tenwoordigd

aar de vond-
:en coherent
van de vicus
glas op zich
sche contex-
stand van de
sische struc-

Fig 15. Terra sigillata van de Kwakkel (schaar r/4)/some


decorated and plain
n in de groep Samian ware from the Kwakkel (Scale l/4).

173
k¡alen
gekom
TI

\aast
vooral
losse o
ken ui
'.'oorkc
:eugel
:i3quer

9 fl
zoals
z:ln o\
l

\f:t de

.: il3 bi
: - raza

::F

Fig. 16. Glasfragmenten en twee mantelspelden van de Kwakkel


(schaat 1/3) /Some glass fragments (1 - 5) and two bronze brooches (6
- 7) from the Kwakkel (Scale 1/3)

van de flessen (fig.16, 3-5). Eén bodemfragment is afkomstig van een fles met
een rechthoekig lichaam (fig.16,5); ze is vervaardigd in lichtgroen, doorzich-
tig glas en is voorzien
uitgewerkte ruitl6. Naa
van kruiken (fig.l6,2)
zich tot een paar stukjes. Glas komt tevens voor onder de vorm van sieraden :

het gaat in dit geval om een tiental volledige of gedeeltelijk bewaarde meloen-

t74
kralen en eenvoudige gladde kraaltjes. De meeste zijn in glaspasta tot stand
gekomen, de rest in blauw en lichtgroen glas.

Naast glazen smukelementen werden de voorbij e 2 jaar ook meer dan 40,
vooral bronzen, maar ook ijzeren fibulae gerecupereerd, samen met tientallen
losse onderdelen (beugels, naalden, spiraalwindingen,...). Enkele fraaie stuk-
ken uit de Zde en 3de eeuw zijn voorzien van emailversiering. Het meest
voorkomende type is een spiraalfibula met een brede en dunne, bandvormige
beugel, al of niet voorzien van een ingeponste versiering (fig.16, 6). Andere
frequent voorkomende types zijn fibulae met een geperforeerde kopplaat
(zoals fig.16, 717) ende scharnierfibula Riha 5.12. Sommige van deze spelden
zijn overtrokken met een fijn laagje tin.

Met de noodopgravingen op de Kwakkel werd overigens ook het startsein


gegeven voor een systematische verwerkïng en inventarisatïe van al\ekerami-
sche bouwmater\a\en uit ùit dee\ va¡r ðe vicus. De ornvang van deze groep
duurzame objecten bedraagt tot nu toe meer dan drie ton, uitsluitend samenge-
steld uit tegulae, imbrices en testae. Het bouwmateriaal komt regelmatig voor
in de Flavische en 2de-eeuwse contexten, maar neemt vooral binnen de late
2de-eeuwse en 3de-eeuwse vondstcomplexen een prominente positie in, waar-
bij de stukken vaak in dense concentraties worden aangetroffen (fig.I7).
Opvallend is de dominante verlegenwoordiging van de tegulae, nl. meer dan
gi7o vanalle stukken. Zorgvuldig nazicht van alle fragmenten leverde heel wat
negatieve afdrukken op van vingers, katten- en hondenpoten, een (gespleten)
hoefafdruk, sporen van kleinere zoogdieren (marter ?) en ingekraste graffiti'

Naast informatie over architectuur en materiële cultuur van de Gallo-Romein-


se bewoners op de Kwakkel-zone, leverde het archeologisch onderzoek ook
boeiende inzichten op m.b.t. de diversiteit aan cultuurgewassen en nutsplanten
die de plaatselijke bevolking ter beschikking stonden. Aan de hand van ver-
koolde, macro-botanische resten werden tot nu toe o.m. tarwe, emmer, spelt en
; zelfs linzen geidentificeerdlS. De verwerking en consumptie van veel van deze
F gewassen wordt verder geTllustreerd door het voorkomen van meer dan 100
kleine en grote fragmenten van maalstenen. Alomtegenwoordig zijn stukken in
a¡kose. Het valt op dat de meeste steenbrokken aangetroffen werden in contex-
¡¡en fles met t¿n uit de latere bewoningsperiodes (vanaf de late 2de eeuw). Betekenisvol in
l¡. doorzich- dit opzicht is de vondst in sleuf I van een 3 cm breed en37cm lang, ijzeren
6n plastisch sikkelblad onder de kiezelverharding van de weg'
I iragmenten
qlas beperkt Enkele tientallen m ten oosten van de 'Kwakkel'-site werd van juli tot eind
nn sieraden : .eptember 1998 en kleine noodopgraving op touw gezet. Een smal bouwper-
Ede meloen- ;eel (sectie C, nr. 778e) aan de Provinciebaan werd preventief onderzocht in

t75
het ka
lengte
opbou
te van
period
kruise
van de
weg \\
$esltut
kuilen
Yerme
':akke :

,Èn g te
.i 3SI-Z

_ -- _l
:_.:l
- _::.
-':::l:

Fig. lT.Kwakkel: coupe van kuil 159 met een laag van dakpannen/Kwakkel: section
of pit 159
with tile-dump.

Fig. 18. Aardewerkoven van de site vIM/


Pottery kiln from the VIM-site.

176
h kader van een geplande verkaveling. Een 5 m brede sleuf werd over de
Lagte van het terrein, meer dan 100 m, uitgegraven, zodat een inzicht in de
çbouw van het perceel werd verkregen. In het centrale en noordelijke gedeel-
E ran de opgravingen stootte men op een sporensequentie van de Flavische
piode tot in de 3de eeuw. De oudste aanduidingen zijn een systeem van
lmisende greppels uit de Flavische tijd. Dwars door de sleuf liep een restant
rt de weg, die reeds op de 'Kwakkel' was aangesneden. Ten noorden van de
¡es werden sporen geattesteerd, die algemeen in de 2de eeuw n. Chr kunnen
lrsimeerd worden. Ten zuiden van het wegtracé kwam een concentratie van
lilen uit de lste en2de eeuw n. Chr. aan het licht.
trmeldenswaard tijdens de opgravingen was de vondst van een kleine potten-
*ersoven uit de late 2de-begin 3de eeuw (fig.18). Het ovencomplex had een
ft$e van 4 m en bestond uit een bakkamer, stookkanaal en ovenput, noord-
Gst-zuidoost georiënteerd. De stookkuil had een ovale vorm en daarop sloot
a kort stookkanaal (0,6 m breed en 0,5 m lang aan; opgebouwd uit een
van leem, dakpanfragmenten, scherven en Eifelbasalt. Het kanaal
-rselwerk
mdde uit in een ovaalvormige bakkameç waarin enkel een gedeelte van een
¡rsieve pijler uit leem en aardewerkfragmenten en enkele restanten van de
l¡perforeerde bakvloer waren bewaard. Ten gevolge van het ontbreken van
in de ovenruimte en in de naburige kuilen is er geen informatie
ctionof pit 159 -ùaksels over de keramische produktie in deze structuurl9.
bcùikbaar
D aridelijke sector van deze sleuf leverde vooral nieuwe inzichten op betref-
He de bodemkundige evolutie van deze zone van de vicus. Tijdens de
en de Romeinse periode had het reliëf op deze plaats een meer
-tistorischekarakter. Het zuidelijke
qsproken deel van het opgravingsareaal bestond uit
c dieper gelegen lokale depressie, ongeveer 1 m lager dan nu. Tþn zuidoos-
E ran deze depressie tekende zich een hoger gelegen rug af, op deze gronden
Lrond zich een Gallo-Romeinse religieuse site. Dit niveauverschil in het
r¡xchap was een belangrijke visuele factor. De laaggelegen zone scheidde de
E¡etijlçs bewoningszone van het hoger gesitueerde sacrale areaal.Tijdens de
dreleeuwen maakten deze kouters deel uit van de Velzeekse kouters20. Door
Éleleeuwse en jongere landbouwingrepen zijn enorme grondmassa's gelei-
tr* \.erzet. Bijgevolg werd deze micro-depressie opgevuld en vervlakte het
h¡rchappelijk contrast grotendeels2 l.

IIESLUIT
D æodopgravingen van 1997-1998 te Velzeke hebben heel wat boeiende en
t*aillse¡de informatie gegenereerd betreffende de interne chronologie van
¡n de site VIlv[/ sectoren van de Romeinse nederzetting. De som van al dezedalazal,
srte. -nige
Lcoanbinatie met gegevens uit toekomstig onderzoek, op de lange duur leiden

t77
J:c:ter
tot vernieuwde inzichten in de globale topografisch-morfologische dynamiek S
\'.\\ Dl
van de Romeinse bewoning te Velzeke, Verder leveren enkele rijke sleutelcon-
texten-vooral uit de centrale sector-een waardevolle bijdrage tot een betere
kennis van de aardewerkconsumptie binnen deze vicus' Samen met de analyse r stlf
van de talrijke botanische macroresten en de studie van het dierlijk botmateri-
aal zaleen zo reel mogelijk en evolutief beeld van de Romeinse vicus worden
Î:e 199
:r.:'ir+a
gereconstrueerd. :T3Snt<
t--;h¿41¿

=rJrÌå
5. BIBLIOGRAFIE .E-¡:r s€Í
l- i r-e
BAUDOUX J. et alii, 1998. La production des amphores dans I'Est et Ie Nord des Gaules'
Typologie er caractérisation physico-chimique, in : F. LAUBENHEIMER F. (dir.), Les amp- ".*-:ll.
hores en Gaule, vol.2, Paris: 26-36. -.,.l.'L!l

BöHME 1972. Die Fibeln der Kastelle Saalburg und Zugmantel, Saalburg Jahrbuch, f,e F-3r]
XXIX. ^., ::c rrÈ
DE MULDER G., BRAECKMAN K., DECLERCQ W., DESCHIETER J. & MONSIEUR P.' vc.¡fu I

1999. Samenvatting, in : G. DE MULDER & M. ROGGE (red.), De Gallo Romeinse vícus


te slr: -_i t¡
Velzeke l. Sporen van Flavische en 2d'-eeuwse bewoning, Zottegem : 107- 1 16 (Publicaties van i?ir!- -\
het provinciaal Archeologisch Museum van Zuid-Oost-Vlaanderen - site Velzeke. Gewone :Ýa_.- :¡5<
reeks, 2. t--=.an
DE MULDER G. & ROGGE M., 1995. Twee urnengrafielden te Zonegem-Velzeke,Zottegem
(publikaties van het Provinciaal Archeologisch Museum van Zuid-Oost-Vlaanderen-site Velze- :ã:¡t :t -j
ke. Gewone reeks, l). :f g--È:
DESCHIETER J., DE MULDER G. & BRAECKMAN K., 1998. Zottegem-velzeke. opgravin- ìuLr-:¡
gen in de Gallo-Romeinse vicu tenzorS en cultuurpa' TT¡:LÈ
lrimonium. Jaarverslag van de 116-12l ' lrrtl-l-
DESCHIETER J. & DE MU pottenbakkersoven te t1:¿ì:r:,:
_r'.Ý
Velzeke, VOBOV -lnfo, 48: I 5- 19'
EGGERT G., 1990. Ungewöhnliche Bruchmuster an römischen Glasscherben aus dem vicus =Í!¡r¡ :
von Bonn, Archöologie im Rheinland 1989:79-80. rrE:IcË
FAIDER-FEYTMANS G.,1957. Recueil des bronzes de Bavai, Paris (VIIIième supplément à .¡i]nE: 1

Gallia). ¡lFl.¡r:
GREEN K.,19'r.9. The pre'Flavianfine wares, Cardiff (Report on the excavations at Usk, 1965- XE ¡f
1976). =mctg.¡
HOLWERDA J.H., 1941. De Belgische waar in Nijmegen,'s-Gravenhage' I r:ä :=
JITIA A.N.Z.-J., PETERS W.J.T. & WITTEVEEN 4.M., 1973' Description of the collections \L-:ý.t
in the Rijksmuseum G.M. Kam at Nijmegen. VII. The flgural bronzes, Nijmegen' l-rrg:
MENZEL H., 1986. Die römischen Bronzen aus Deutschland. III' Bonn,Mainz' e¡al:r¡
PRICE J. & coTIAM S., 1998. Romano-British glass vessels : a handbook, York
(cBA Éra--i.¡I
Practical Handbook in Archaeology, 14). ú !¿.a
RIHA E., 1979. Die römischen Fibeln aus Augst und Kaiseraugst, Augst (Forschungen in E É'Tì
Augst, Band 3).
van -I¡F':
RO-GGE M., 1978. Kataloog van de vondsten uit de Gallo-Romeinse nederzettingen TIETIE
Zottegem-Yelzeke. ll, Oudheidkundige opgravingen en vondsten in Oost-Vlaanderen, S : 65-
=I--:r¡.Íb¡
128. ,ÝÉlF

SCHUERMAN E.,lg97 .IJzersmederijen in het Gallo-Romeinse Velzeke, Handelingen van het EETT.E
Zo t te g e ms G e no o t s c hap v o o r g e s c hie deni s en o ud he idkunde, Y lll : 1 89- 1 9 8'
THOMAS R., 1995. Die antiken Bronzen im Römisch-Germanischen Museum Köln' Die

178
rnamiek Jupiter Statuetten, Kölner Jahrbuch,2S : 575-611.
¡telcon- VAN DURME L., 1986. Toponymie van Velzeke-Ruddershove en Bochoute, Gent.
ì betere
analyse 6. SUMMARY
tmateri-
worden The 1997-1998 rescue excavations at the Roman vicus of Velzeke were concentrated on the
south-eastem area (the so-called 'Kwakkel'-site) and on three smaller plots dispersed across the
present-day village (fig. 1 & 5). The work was carried out by archaeologists ofthe Provinciaal
Archeologisch MuseumvanZuid-Oost-Vlaanderen -site Velzeke.These recent excavations have
thrown a good deal of light upon the development and internal chronology of certain parts of this
large settlement and upon its physical organisation.
[n the central part of the Roman settlement an extensive complex of more than 300 features of
s Gaules. varying characteristics and concentrations including pits, pit groups, gullies, postholes and 2
Izs amp- rell-like features were uncovered (= 'VDB'-site). Some of the earlier contexts of late Tiberian-
Claudian date revealed substantial quantities of animal bone. Occupation was most intensive in
lahrbuch, the Flavian period and continued till the end of 2nd-early 3rd century. Structural evidence came
rrom the northern half of the site where a cluster of postholes indicated the location of at least 5
;IEUR P., $ooden buildings (ftg,2). The large collection of well preserved Roman pottery from the VDB-
e vtcus te
si¡e is one of the most significant assemblages from the vicus of Velzeke. Further south, on
caties van the
r¡nall 'VDM'-site, convincing evidence was found for a full 3rd century occupation with several
. Gewone pits, postholes and a hearth or kiln floor (fìg. 4).
archaeologists to defìne precisely the
Tnttegem
ofthe earliest lst century features goes
;ite Velze-
st ditch complex which limited the area
At least one timber framed, two-aisled
Opgravin-
-.ultuurpa-

rsoven te

dem vicus

rplément à

Usk, 1965-

collections

'ork (CBA

:hungen in

ungen van
seeds of grain and weeds has been
'en,8 : 65-
cting local supply and consumption.
n tools these botanic finds suggest an
gen van het

Köln. Die

179
NOTEN

l. De plannen en illustraties in deze bijdrage zijn van de hand van beide auteurs (J.D. : fig. 6-
12,14-18;; G.D.M. : fig. l-5).
2. cf. Deschieter, De Mulder & Braeckman 1998
3. De Mulder et.al. 1999 : 107-110. EE\
4. De Mulder & Rogge 1995
5. Identificatie bevestigd door Fabienne Vilvorder (CRAN, Université Catholique de Louvain-
la-Neuve), waarvoor dank; cf. in dit verband ook o.m. Green 7979, fig. 40).
6. Voor een volledig exemplaar cf. Rogge 1978, fig.69,36 . Sinds
7. Cf. in dit verband Schuerman 1997, 189-198. Zuidhi
8. Zie verder in deze bijdrage. nEu\r'(
9. Dit baksel treft men niet alleen aan in 3de-eeuwse vondstcomplexen uit Velzeke zelf, er is
tevens een voorbeeld van gekend uit een late 3de-vroeg 4de-eeuwse context uit Zele- zone. t
Kammershoek (Info Wim De Clercq, waarvoor dank). heteke
10. Het gaat meer bepaald om de contexten V99/KWAK/VIV386 en V99lKWAKlYlll4l2; Orndat
voof een eerste, globale presentatie en discussie van deze regionale amforengroep cf. o.m. zæk tr
Baudoux et alü 1998, 26-36.
r ef\¡'ot
ll. Studie door Johan Van Heesch (Koninklijk Munten- en Penningenkabinet (Brussel)), in
voorbereiding. dÈ vas
12. Thomas 1995,594-595 en 601 zæk o
13. Een variant op dit thema bestaat hierin dat Jupiter i.p.v. een bliksem, een patera in de I'Oofge
rechterhand houdt (cf. Jitta, Peters en ÌVitteveen 1973, p.13, nr.4).
aan het
14. cf. o.m. Faider-Feytmans 1957, pl.I-II; Menzel 1986, Taf.2,3
15. Het betreft o.m. de contexten 142,159 en209. In verband met deze vorm van glascorrosie
cf. Eggert 1990,79-80.
16. cf. bijvoorbeeld ook Price & Cotton 1998, fig.91 STE}T
17. De hier afgebeelde mantelspeld is een vertind exemplaar met een opvallende, buisvormig DR¿S]
en konisch uitgewerkte voet (= Böhme type22); ze werd aangetroffen in een 3de-eeuwse
context.
18. Dit onderzoek gebeurt door en in overleg met drs. Jan Bastiaens en Prof. dr. C. Verbruggen \fæsu
(Vakgroep Paleo-ecologie en Landschapsgenese-Universiteit Gent); in dit verband zijn we zelfs o¡
ook dhr. A. Van Peteghem (projectarbeider PAMZOV-site Velzeke) zeer erkentelijk voor tand r
het geduldige en tijdrovende zeef- en sorteerwerk.
Q$P en
19. Voor meer informatie zie Deschieter en De Mulder 1998.
20. Van Durme 1986. FûENb
21, Mondelinge informatie prof. dr. R. Langohr (U.G.). ilke st

=genlij
taralTu(
r-n-ld ir

-attef
LaÈ tæ
ùYssel
¡--rel
¡lG de S

Iltn rrf,(
¡c'Jedie
¿ndr
:tiz¡ú_iru

180
Patrick MONSIEUR
s (J.D. : fig. 6-

EEN NIEUWE AMFORENSTEMPEL TE VELZEKEz


QSP
¡ue de Louvain-

sinds jaar en dag levert de vicus yerzeke amforenstempels op afkomstig


van
Zuidhispanische olijfolie-amforen van het type Dresset zo (t).
Met twee
nieuwe stempels QSP en MIR poR, beide aangetroffen op de 'Kwakkel'-
izeke zelf, er is
zone, is de catalogus nu aangegroeid tot 26 eenheden. In Belgisch
ntext uit Zele- perspectief
betekent dit voor velzeke de tweede plaats ná Tongeren á vóór
Braives.
.W AK]YIU412; omdat de Romeinse site van velzeke pas sinds kort aãn een extensief
onder-
rngroep cf. o.m. zoek toe is, wekt het reeds ongewoon hoge aantal ontdekte stempels
enige
r-erwondering. voorlopig biedt zich geen enkele aanvaardbare
:t (Brussel)), in verklãring voãr
die vaststelling. In deze bijdrage werd de stempel
esp aan een eerste onder_
zoek onderworpen. De stempel MIR poR zal in een andere
studie worden
tn patera in de voorgesteld. Tot nog toe was in België slechts op
één plaats een stempel eSp
aan het licht gekomen, namelijk in de vicus Braives (2).
tan glascorrosie

STEMPELS OP ZUIDHISPANISCHE AMFOREN VAN HET


rde, buisvormig
TYPE
DRESSEL20
een 3de-eeuwse

C. Verbruggen
\leestal komen de stempels van Dresser2O-amforen voor
. op het handvat, soms
rerband zijn we zelfs op beide handvatten. Twee exemplaren van velzekã zijn
echter op de
erkentelijk voor rand van de amfoor gedrukt (3). De twee nieuwontdekte amforenstempels
QSP en MIR PoR zijn op de gebruikerijke wijze op het handvat gedrukt. De
ponenbakkers van de Zuidhispanische ateliers, of
hun helpers, drukten derge-
hjke stempels in de natte klei, vóór de bakking dus:'ante cocturam.
De
:igenlijke stempel, i.e. het werktuig waarmee men afdrukte, \ryas
doorgaans uit
klamiek vervaardigd. De letters zijn meestal vrij ruw uitgesneden
en bijna
rltijd in reliëf wanneer afgedrukt (4). Lang niet alle Diessel 2}-amforen
bezitten stempels: de frequentie van stempelen op dergelijke
amforen blijft tot
æg toe onbekend. voorlopig kan men stellen dat stempeis op handvatten
van
Dressel20 nogal regelmatig voorkomen. wandstempeis brrjken
erg zerdzaam,
¡oewel ze vaak niet worden opgemerkt, laat staan weggeveegd
bij het wassen
¡an de scherven. op Zuidhispanische amforenstempels
komeñ voorar eigenna-
a-Ën voor onder verschillende vormen: tot initialen
afgekorte, half afgekãrte of
rolledig uitgeschreven namen. wanneer volledig
uitgeschreven, zijn ze meest-
¡l in de genitiefvorm gesteld. verder worden er in mindere mate eretitels,
¡laatsnamen, atelieraanduidingen als F of FIG - beide staan voor
ftglina -

181
enzovoorts verrneld. In onze studie hier doen zij echter weinig ter zake (5).
Voor een aantal tekens ofhalve woorden bestaat nog geen volledige verklaring.
Bijvoorbeeld de betekenis van de afkorting POR in de stempel MIR POR.
Ongetwijfeld kunnen we het woord aanvullen tot POR(tus), maar de betekenis
van portus in het kader van de amforenproductie is hiermee niet helemaal
verklaard. Zoals beneden nog aan bod zal komen, heerst evenzeer onduidelijk-
heid over de betekenis van enkelvoudige letters, met name de P in de stempel
QsP (6),

De reden waarom men stempels plaatste op Zuidhispanische olijfolie.amforen,


daarover bestaat geen eensgezindheid (7). Wellicht moest de atelierherkomst
van de amfoor of de groep amforen (niet alle amforen zijn gestempeld)
duidelijk zijn in het kader van het productieproces, meer bepaald bij het
bakken, waar nu juist een en ander kon mislopen, Mogelijk speelde de her-
komstaanduiding van de amfoor via de stempel ook een rol bij het vullen met
olijfolie. Bijvoorbeeld wanneer de amfoor lekken zou vertonen. Zo gaat het
misschien om een soort garantiemerk, waarbij de naam of de initialen van de
bezitter van het pottenbakkersatelier staan vermeld, en soms het landgoed
waarop het atelier zich bevond. Het kan dat de producent van de inhoud, de
olijfolie, en de producent vande container, de amfoor, één en dezelfde persoon
voorstelde. Of dit systematisch het geval was, is maar de vraag. Daarom zijn de
geschilderde opschrifteî, tituli picti, op Dressel20-amforen van primordiaal
belang. Welnu, de namen op de nog bewaarde tituli picti komen meestal niet
overeen met die op de stempels. Terloops dient nog opgemerkt dat tituli picti Fig.
omwille van hun efemeer karakter maar zelden tot ons komen (8). Wat
weliswaar weinig afdoet aan de daar net geponeerde vaststelling: stempels oudere ¡
hebben met het productieproces van de amforen te maken, tituli picti met de =n vor
productie en de handel van de olijfolie. æderze
¿ erden
iCIStÍUìC
EEN STEMPEL USP UIT DE'KWAKKEL'-ZONE -æsbaar

Vondstomstandigheden en beschrijving
De stempel QSP werd aangetroffen op perceel sectie C2 nn 790r van de
'Kwakkel'-zone, dit is in de zuidoostelijke sector van de vicus Yelzeke. In de
Flavische tijd was de plaats een woonzone, die op het einde van de 1e of het
begin van de 2e eeuw n.C. een transformatie onderging' De nieuwe functie van
die zone blijft vooralsnog onduidelijk (9). De gegevens van de opgravingen
leren ons dus voorlopig niets over de consumptie van de inhoud of over een
eventueel secundair gebruik van de amfoor waarvan het gestempelde handvat
afkomstig is. Het gestempelde handvatfragment bevondzich tussen een rijk
bestand aan aardewerkresten allerhande, in een kleine greppel gegraven in een

r82
zake (5).
:rklaring.
]R POR.
betekenis
helemaal
luidelijk-
: stempel

rmforen,
prkomst
empeld)
I bij het
: de her-
rllen met
gaat het
n van de
andgoed
houd, de
I persOOn
m zijn de
mordiaal
:stal niet
ttuli
picti Fig. l. QSP-stempel van Velzeke (A 522ye),,Kwakkel,_zone.
(8). Wat
stempels oudere gracht die algemeen in de Flavische tijd
kan worden gedateerd. Al bij al
ri met de een vondst binnen het courante patroon van afvalresten
in een Romeinse
nederzetting. opvallend evenwel is dat geen andere
fragmenten van de amfoor
werden aangetroffen. Hoewel het handvat van de
u,nfoo. zich in gehavende
toestand bevindt, zijn de letters van de stemper,
in reliëf gedrukt, duiderijk
leesbaar:

A 522 ÿ¿: bovendeel handvat (Fig.l)


r van de contextnr. 98 lKw aWIU2 I 5bis
ke. In de Romeinse olijfolie-amfoor type Dressel 20
le of het stempel QSP, misschien resten interpunctie
nctie van datering : Id-lIa (7 5 -125)
ravingen herkomst: provincie Baetica(Zuid-Hispanië)
over een atelier van Encinarejo Bajo (Casa del Eìcinarejo)
: handvat aan de vroegere Baetis (Guadalquivir)
r een rijk bewaarplaats: Velzeke, provinciaal Archeologisch Museum
en ln een

183
bewaarde lengte 10,5 cm, diameter 5 cm
afmetingen stemPel 4,2 x I,7 cm
eerder fijne textuur, magering fijne tot grovere
kwartsachtige partikels, her en der hematietbrokjes,
zeldzame witte Partikels
deklaag en klei beige-bruin, grijs naar de kern toe (10) Fig.2.
MESAI

_o_1

het mpels eerder zeldzaam kan worden


gen andvatlaatnietdirecttoehet aanéên
der e te schrijven' Aan de hand van beter

subtype van Dressel 2O-amfoor tot dewelke de stempel behoorde, te weten de


Flavische en Trajaanse types tot dewelke het voorbeeld met stempel LSL P van
het atelier van La Catria behoort (Fie. a) (12). =-- ,

Datering
\l:: Ji
:e;:*J,
(=:.: ¡:

:.
_ ì\-,
Ë.::-i

Augst 90-1 10 Eerto


Avenches 90-1 10
Nijmegen 70-103
Ostia 80-100
90-110 :.i': -
Velzeke
90-105 _1:z-,
Vindolanda
trt n!_-
Vindonissa 30-100

184
Fg._2. Twee exemplaren
IÍESAL RODRIGUEZ tgg7, IT I e_en eSp-stempel van Rortweil, mer planr-symbool (uit RE_
54 ws. 292a_i).
zekere
ag ¿um I

an een
ijk een
2). De
o
¡en dat
uorden a
an één
n beter
,orieën
. Geen
t beter
empel
'an het
Iten de
.P van
0 locm

Fig. 4. Volledige amfoor van LSpL-stempel met amfoor-symbool, atelier van


Catria (REMESAL RODRIGUEZ"Ti1T tgTj_ll,Fig. La
7 ån Fig.25 nr. 64i).

¡or de
sielen
¡ieden
ok de
de le,
in het
fging.
rng:

llerkomst en verspreiding van de


eSp-stempels

185
30
:'.i 3ed3
S {T\'I
]t s:el

_'. -:,

17
a

q4
( .':

T\TEI

-. )'.
=-. R:

i . -'r.

o Ýo

Fig. 3. Herkomst en verspreiding van de QSP-stempels:

L Encinarejo Bajo 11. Nuits Saint Georges 21. Braives


2. Thamusida 12. Angers 22.Yelzeke 'f
3. Volubilis 13. Avenches
14. Vindonissa
23. Nijmegen :Ë
4. Ostia 24. Vechten
5. Rome 15. Bregenz 25. Richborough
6. Fos 16. Augst 26. Londen
7. Toulouse 17. Rottweil 27. Verulamium
8. Saint-Romain-en-Gal 18. Ehl 28. Chester
9.Trion 19. Mainz 29. Carlisle
10. Autun 20. Keulen 30. Vindolanda

186
tweede stemper M ANNI
die probleemroos ars M(arci) ANNI
SATVR(nini) kan word 'ATVR,
uurg"rúà'
"n (i¡.

\r'

NTERPRETATIE EN LEZING
VAN DE INITIALEN
øSP

naar de namen die achter de


drie
zijn van een tia nomina.Toch blijkt
andere volledigere voorbeelden
Jan
namen of zelfs maar één naam
wordt
aam of bijnaam, wegvallen,
of beide:
L(uci) VARIONIS
AEM(ilÐ OpT(ati) pO(rru)
POR(tu) EN(ni) SAE(nianisiae)

bij Aemilius Optqtus

u""#i";"r"j"ii::I:#;:;:ïT:
velijk vóór en ná de familÈnaam (1g).
Hoe moeten wij dan in dit licht de stemper
eSp interpreteren en werke namen
erachter re rezen ? versch'iend.
lî:i:iîzijn "
i ;;;;;ii Jmåg"r¡r.neoen

187
1, het zijn de initialen van een tria nomma; natuurlijk r
2. het zijn de initialen van een voornaam en een familienaam, terwijl de laatste C(ai) STEI
letter anders moeten worden geinterpreteerd; weg om dr
actief in he
3. het zijn de initialen van een familienaam en een bijnaam, terwijl de laatste
actief in ee
letter anders moeten worden geïhterpreteerd'
afstand var
nog zal blij
Le interpretatie: QSP = Q(uinti) S(emproni) P(olycliti?)
te zijn (22)
Q(uinti) S(tertini) P(aullini?) verleidelijl
Q(uinti) S(ervili) P(ollio?) gens,Servil
Indien het om een tria nomina zou gaan, kan men geredelijkerwijze de tweede familie Se¡

letter als de begintetter van de familienaam beschouwen. Welke dan? Het epigrafie b
meest logische vertrekpunt is nagaan welke de Dressel20-stempels zijn waar thans Carn
was praefe
de familienaam voluit staat geschreven en met een S begint. Dat zijn er tot nog
Caligula (3
toe 4:
de Baetiscl
Sempronia komen ook
Sergia dat straks ¡
Servilia oude Rome
Stertinia Je vroege <

ma¡ achter
Een tweede stap zou kunnen zijn de in het antieke Spanje meest voorkomende lat zoals b
familienaam, beginnend met een S, nagaan in de epigrafische bronnen' Vol- ãegen vool
gens de recente studie van Juan Manuel Abascal Palazón blijkt dat de familie zullen we z
Sempronia te zijn (19). Nu kan men de veelvoorkomende, bijna volledig fut porlus
uitgãschrev en Dressel 2Q-stempel C(ai) SEM(proni) POLYCLI(Iis) hiermee
linken. Het lijkt een spoor, en des te verleidelijker door de mogelijke aanvul-
1interprr
ling van de derde letter P met de bijnaam Polyclitus. Dat zou voor onze QSP- :.- ls een gr(
srempel Q(uinti) S(emproni) P(olycliti) kunnen geven. Maar voorzichtigheid i:nren uij
blijfigeboden. De sempronius-stempel is uitstekend gedateerd ca. 40-50 n'c. ':--¡llienaa¡
dankzij de rijke context van het Port-Vendres ll-wrak (20). De datum corres- l¿ = erg aa
pondeert dus niet met onze stempel. Wel zou het om een ouder familielid ?rf Rrru) O(
kunnen gaan, bijvoorbeeld de grootvader. Er bestaat overigens ook een recen- r-e: her laat
tere, Antonijnse stempel M(arci) SEMP(roni) HEL(vini?), misschien een na- l ,r: het erO
zaat. Tenslotte is er nog een mogelijk ander familielid, een zekere Lucius -.rr-rTËr get
Sempronius Longus, bekend van een inscriptie uit de omgeving van Cordoba ¡re-::r van (
(21). Jammer genoeg zijn de werþlaatsen aan de BaetislGuadalquivir van ur-'.'3!l¿¡. 6
Ý:rr jÊZe t'*
beide Sempronii vermeld op de stempels niet bekend. Eigenlijk zijn er te
weinig ondersteunende argumenten om de hypothese voor een aanvulling met -==¡el. He
Sempronius aan te houden. Wat de familie Sergia betreft ontbreken nog meer ::i:-; bened
ondersteunende elementen. En net zoals bij de Sempronius-stempel is de
¡r'¡-¡¡¡¡¿¡ 6
.,tt: je l3âL
datering te vroeg en het atelier onbekend. De gens Stertinia biedt dan weer wat
meer elementen zoals een gelijklopende datering met de QSP-stempel en ¡mg:'.uld e

188
natuurlijk ook de aanvulling van de letters wat betreft familienaam en bijnaam:
: laatste c(ai) srER(tini) PAVLLINI. v/at de QSp-stempel betreft valt dan enkel caius
weg om door Quintus te worden vervangen. caius stertinus paullinus was
r laatste actief in het atelier van Las Sesenta. Er was ook een ander famili elid, Lucius,
actief in een tweede atelier, El resoro. El resoro en Las sesenta liggen op een
afstand van elkaar, Encinarejo Bajo ligt nog verder. Evenwel, zoals benìden
nogzal blijken bij de families Annia en Serviliahoeft dit niet echt een bezwaar
te zijn (22).Al bij al is het stertinia-spoor net als de sempronløs-stempel een
verleidelijke hypothese, maar ook hier net wat te weinig onderbouwd. Ýoor de

tweede
ur? Het
Jn waar
tot nog

dat straks nog ruimschoots aan bod zal komen. La catria bevindt zich via de

omende
en. Vol- wegen voor een aanvaardbare lezing van QSp. Maar in een 2e interpretatie
familie zullen we zien hoe de hypothese van de aanvulling van s door servilius enp
volledig door portus enig gewicht kan laten gelden.
hiermee
aanvul- 2e interpretatie: QSP - Q(uinti) S(erviti) p(ortu)
ze QSP-
met QSP in verband
htigheid
soort mogelijke aan
-50 n.C.
interpretatie dan een
r colTes-
milielid
n recen-
een na-
: Lucius
lordoba
ivir van
Jn er te
ling met stempel. Het wordt een belangrijk spoor omdat zowel de stempel
eSR p als -
og meer zoals beneden nog zal duidelijk worden - de stempel e SERV poR oc
el is de aansluiten bij een reeks stempels van het atelier van La Catria. Bij die stempels
veer wat kan de laatste letter P in sommige gevallen twijfelloos als p(ortu) worden
mpel en aangevuld en is ook de familienaam Servilia voluit geschreven.

189
Het atelier van La Catria ligt in de buurt van het oude centrum Axati, tegen- van g(
woordig Lora del Rio. De stempels POR(tu) OC(cidentale?) OD(uciae) die er verdie
werden gevonden, geven te kennen dat men LaCatria mogelijk kan vereenzel- VâT d,
vigen met Portus Oduciensis, de haven van Oducia. Oducia zou dan Lora la uitvoe
Vieja kunnenzijn, een derde antieke plaats die zich vlakbij, ten zuidoosten van de plar
LaCatria bevindt. Encinarejo Bajo, het atelier van de QSP-stempel, ligt er in LaCa'
vogelvlucht op zo'n 35 km vandaan. Wanneer men de afstand berekent op de op die
gebruikelijke waterweg van toen, de bochtenrijke BaetislGuadalquivir, dan te heb
wordt die behoorlijk groter, maar dit hoefde geenbezwaar te zijngeweest voor kunne
eventuele nauwe banden tussen de twee ateliers. Ook de familie Annia, waar- (27).
van zoals reeds hoger gemeld een van haar leden te Encinarejo Bajo aanwezig
was, had haar ateliers op verschillende plaatsen langs de BaetislGuadalquivir Uit he
(2s). kunne
(28):
Jose Remesal heeft opgravingen verricht in La Catria. Hij legde er een oven-
complex voor amforen bloot samen met een reusachtige oogst aan stempels
(26). Een belangrijk onderzoek, zeker in de wetenschap dat de kennis van
amforenateliers aan de Guadalquivir voornamelijk berust op de resultaten van
prospecties. Opmerkelijk is dat de helft van de ongeveer 80 verschillende
stempels die er werden aangetroffen, voorzien zijn van de letters P, PO of POR:
ze zijn zonder twijfel te vervolledigen als portus. De reeds aangehaalde POR
OC OD-stempel is een van die vele portus-stempels. De porløs-stempels
schijnen voornamelijk in La Catria voor te komen. Er zijn wel andere ateliersi-
tes waar ze voorkomen, maar numeriek stellen ze eigenlijk weinig voor
vergeleken met de reeks van LaCatria. Het is hier niet de plaats om te diep in
te gaan op de betekenis van portus. Dit kan gebeuren in een latere bijdrage,
wanneer ook de MIR POR-stempel van Velzeke zal worden voorgesteld. Wat
hier telt is een korte omschrijving van wat portus kan betekenen en de
mogelijke band met de stempel QSP.

Onder het woordportus zoals in de stempels vermeld, mogen we vermoedelijk


de stapelplaats verstaan waar de olijfolie werd verzameld, gestockeerd en
verpakt, om dan uiteindelijk verscheept te worden. Een passage uit de Digesta
biedt waarschijnlijk al een deel van de verklaring: portus appellatus est De ste
conclusus locus quo importantur merces et inde exportantur. Silvio Panciera omdat
bracht een ander boeiend stuk van de puzzel aan via de grafsteen van Publius de ster
Sulpicius Menophilus die in het opschrift als doctor de portu oleario vici afbeeL
Victoriae wordt omschreven. Zonder twijfel wordt hiermee een stapelplaats boom¡
voor olijfolie in Rome zelf bedoeld. Natuurlijk zijn er enige nuances, want het
grafschrift doelt dus zo goed als zeker op Rome, terwijl de Digesta ook zijn
opgesteld vanuit het perspectief van de hoofdstad van het Romeinse rijk. Maar
de beschrijving dat het enerzijds om een afgebakende plaats voor in- en uitvoer

190
tegen-
)die er
ænzel-
-ora la
en van
gerin
topde
ir, dan
st voor
, waar-
wezig
lquivir uithet enorme aantal Dresser 2O-stempels van
de werkpraats van La catria
kunnen volgende stempels enig verband houden
met onze qse-rte-pel
(28):
oven-
:mpels POR OC OD poR(ru) OC(cidentale?)
OD(uciae)
ls van
9n van POR CSS POR(tu) C(ai) S(ervili?) S(
llende )
POR MS POR(ru) M(arci) S(erviti?)
.POR:
POR PS POR(ru) p(ubli) S(ervili?)
: POR POR PSA POR(tu) p(ubli) S(ervili?) A(
rmpels )
POR SS POR(ru) S(exti) S(ervili?)
:liersi-
I voor QSR P
liep in Q(uinti) S(ervili?) R(ufi? -ni?) p(orru)
doge. PQSB P(ortu) e(uinti) S(ervili? ) B(
l. rJ/ar of )
en de
PQS PO of P(ubli) Q( ) S( ) pO(rru)

L SERVILI LVPI L(uci) SERVILILVPT


LSER LVP L(uci) SER(vili) LVp(Ð
delijk LSLPOR L(uci) S(ervili) L(upi) pOR(ru)
:rd en LSLP amfoor L(uci) S(ervili) L(upi) p(orru)
,gesIa
vs esl De stempel P QsB of pes po kan op twee wijzen worden geihterpreteerd
flctera omdat de laatste letter B kan zijn of
eenìamentrekking van po. i1e t amfoorbij
ublius de stempel LSL P wordt bedôeld dat
de naam vergezeld is van een kleine
o ÿtcr afbeelding van een amfoor, zoals de
plaats eSp-stempel soms vergezeld is van een
boompje of takje (Fig. 5).
nt trer
k zijn
Ifaar
It\'ær

191
haven t
Lucius ,

frequen
Servilii
MS, PC
Servilil
kunnen
werkza¿
helft va
bovendi
Lupus e

aangevr
ondankr
ü want hi]
schijnlij
wel de,¡
als PQS
ontbrekr
verschil
Fig. 5. Verschillende versies van de stempels van Lu- of Rufin
cius Servilius Lupus, atelier van La Catria (REMESAL voorstel
RODRIGUEZ 1977 -'18, Fig. 25, nrs. 64 l-m-n-o). als L(uc
le eeuw
Van 3 andere interessante stempels was of blijft het atelier onbekend (29):
Vooral I
Q SERV POR OC Q(uinti) SER(vili?) POR(tu) OC(cidentalis?)
QSR P(
QSR POR Q(uinti) S(ervili?) R(ufi? -ni?) POR(tu) russen d
LSE RVFI L(uci) SE(rvili?) RVFI o/RVFI(ni?)
ntet twel
Lucius
Dankzij de QSR P-stempel van La Catria kan de QSR POR-stempel ook aan
Encinan
La Catna worden toegewezen en bewijst die eens te meer de correcte aanvul-
Sen,iliu:
ling van P door portus. Het is zeer waarschijnlijk dat de stempel Q SERV POR
\\'e erop
OC eveneens tot het atelier van La Catria behoort. Immers, de stempelgedeel-
voorstel
ten POR OC, wellicht aan te vullen als POR(tu) OC(cidentale),'uit de westelij-
re_gelma
ke haven/stapelplaats', houden ongetwijfeld verband met de stempel POR OC
¿n toe v
OD van LaCatria. Laatste stempel kan zonder veel twijfel worden gelezen als
Sen'ilia.
POR(tu) OC(cidentale) OD(uciae), 'uit de westelijke haven/stapelplaats van
kandidat
Oducia', wat als de vervollediging van de vorige stempel is te beschouwen.
l-amilie r
Voor L SE RVFI zijn nog geen bewijzen van herkomst voorhanden.
Pol( l)lio
rn€ntale
Op basis van de gegevens afkomstig van bovenstaande stempels kan de QSP-
Overiget
stempel worden aangevuld als Q(uinti) S(ervili) P(ortu), 'uit de stapelplaats/
behoren

192
haven van Quintus servilius'. De voornaam euintus stelt geen probleem (30).
Lucius senilius Lupus, al dan niet afgekort of voluit geschreven, blijkt een
frequente naam want hij komt te La catria 24 maalvoor. De frequentie van de
servilii ligt mogelijk zelfs hoger indien de s van de stempels poR css, poR
MS, POR PS, POR PSA, POR SS, P eSB en eSR p en eSR pOR ook met
Sert¡ili kunnen worden aangevuld. Bij verschillende van deze stempels zou het
kunnen gaan om verschillende leden van de gens sentilia die in het bedrijf
werkzaam waren. De meeste van die stempels dateren overigens uit de tweede
helft van de le eeuw. De aanvulling van de s met de familienaam servilia zal
bovendien verder nog plausibeler blijken. Uit de stempels van Lucius Servilius
Lupus en andere zien we dat P en PoR veilig als portu mogen worden
aangevuld. De reeds boven aangehaalde Q SERV PoR oc-stempel verstevigt
ondanks een ontbrekende datering de hypothese van de aanvulling van
esp,
want hij bestaat uit de voornaam Quintu.s en een familienaam die zeer waar-
schijnlijk als servilius is aan te vullen; verder is geen bijnaam aanwezigmaar
wel de portus-aanduiding. In de stempels P QSB (indien niet geinterpreteerd
als PQS Po) en QSR P, kunnen de B( ) en de R0 de afkortingen zijn van elders
ontbrekende bijnamen, met dien verstande dat het hier dan wel om twee
verschillende leden van dezelfde familie zou gaan. In laatste geval zou Rufus
of Rufinus passend zijn omdat de stempel QSR p dan een langere versie kan
voorstellen van QSP. verder is er nog de stempel L sE RVFI, mogelijk te lezen
als L(uci) sE(rvili) RVFI of RVFI(ini). Laarstvermelde stempel dateert uit de
le eeuw (31).

;?)
Vooral het spoor van de srempels POR OC OD, e SERV pO OC, eSR p en
QSR PoR is relevant voor de ontcijfering van de initialen esp en de band
tussen de ateliers van Encinarejo Bajo en La Catria.
euintus Servilius, al dan
niet twee personen (indien interpretatie p esB), zou dan een familielid zijn van
Lucius servilius Lupus, en zowel actief zijn geweest te La catria als te
an
Encinarejo Bajo. Ter ondersteuning nog geldt dat de stempels van Lucius
¡l-
servilius Lupus uit dezelfde periode dateren als die van eSp (32). ook willen
)R
we erop wijzen dat indien de s werkelijk de afkorting van een familienaam
:l-
voorstelt, de naam bekend genoeg moet zijn geweest om hem meer dan
rj-
regelmatig met de eerste letter af te korten, en hij misschien daarom slechts af
c en toe voluit of halfafgekort werd geschreven. welnu buiten de familienaam
rIs
Servilia, ge de argu
kandidaten is de g
familie van Niet en
Pol(l)lio als praefectus urbi wijst daarop, maar ook het nog bewaarde monu-
mentale grafcomplex dat hij voor zich en voor zijn familie liet bouwen.
P-
overigens, in hun land van oorsprong, het aloude Italische schiereiland,
ý behoren de servilii tot de vooraanstaande families met tal van leden die naam

r93
hebben gemaakt in de Romeinse geschiedenis (33). Tenslotte, Encinarejo Bajo Noten
is weliswaar niet La Catria maar gezien het mogelijke belang van laatstge- (l) MON
noemde plaats als draaischijf voor export naar het Westromeinse rijk en Rome (2) GUSl
zelf hoeft dit op zich al niet noodzakelijk een bezwaar te zijn. We zagen ook (3) MON
reeds dat het atelier van Encinarejo Bajo naast de QSP-stempel ook de stempel (A 52
M ANNI SAIVR leverde, en dat deAn nii ookop verschillende amforenateliers (A52'
Braec
actief waren. Waarom zouden de activiteiten van de Seruilii zich dan niet op
(4) BONI
twee verschillende plaatsen kunnen hebben gespreid? (s) MAR
(6) Voor
3e interpretatie: QSP - Q(uincti of Quintili?) S( ) P(ortu) (7) TCHI
1993,
Er rest nog de mogelijkheid van de initialen van een familienaam en een 1997,
bijnaam, terwijl de laatste letter weerom een portus-aanduiding zou zijn. De DRES
interpretatie van een van de stempels van La Catria, namelijk PQS PO (indien 103 er
niet geinterpreteerd als P QSB) als bijvoorbeeld P(ubli) Q(uincti of Quintili?) Voor
Ï.eÍ, zl
P(ortus) zou hierbij kunnen aansluiten. Maar de familienamen Quinctia en (10) Encin
Quin(c)tilia zijn weinig of niet geattesteerd in Hispanië, en ze komen helemaal schrij
niet voor onder de voluit of halfafgekort geschreven familienamen op Dressel (11) MAR
2o-stempels (34). Van de 3 interpretaties van de QSP-stempel lijkt dit ons de (r2) REM
(13) Augst
minst waarschijnlijke.
1983,
danÌ,
CONCLUSIE Vindc
Johan
Uit voorgaande blijkt dat de 2e interpretatie van de QSP-stempel, Q(uinti) (14) Encin
S(ervili) P(ortu), 'afkomstig uit de stapelplaats/haven van Quintus Servilius' de ROD]
( l5) CALI
sterkste argumenten draagt voor een eventuele ontcijfering' De naam kan
Avent
misschien nog vervolledigd worden met de bijnaam Rufus of Rufinus.Indien Trion
wij dergelijke ontcijfering aannemen, dan was Quintus Servilius Rufus? -inus? vindp
beslist niet de enige amforenproducent met die familienaam. Yan Lucius I 987,

Servilius Lupus - en mogelijk zijn er nog meer Servilil die achter nog niet DOU
ROD
ontcijferde stempels kunnen steken - is het bekend dat hij een belangrijke
STUI
werkplaats openhield te La Catria, ongetwijfeld het antieke Portus Oduciensis. PANI
De afstand tussen La Catria en Encinarejo Bajo waar de QSP-stempel van Roma
Velzeke vandaan komt, hoeft niet echt een bezwaar te zijn: leden van dezelfde LABI
familie kunnen best op verschillende plaatsen actief zijn geweest zoals dat het mttun
geval was met de familie Annia. Verder zijn de eventuele banden met de MAY
l6) Over
Servitii van Carmo en misschien zelfs met familieleden op het Italische sprer(
schiereiland en te Rome op zijn minst interessant te noemen. Toch kan dit alles het m
voorlopig maar hypothetisch btijven. Het onderzoek van de QSP-stempel THE'
bewijst vooral hoe men door een gebrek aan voldoende literaire en epigrafi- :]) L SE
sche gegevens in de ontcijfering van initialen op Dressel Z}-stempels erg STEI
n¡.61
voorzichtig moet zijn. Anderzijds dienen zich vergelijkende en archeologische
:!r L v¡
gegevens aan die naar de toekomst toe misschien tot een oplossing kunnen u ord,
leiden.

194
arejo Bajo Noten
n laatstge-
k en Rome
(l) MONSIEUR-BRAECKMAN 1995; MONSTEUR 1998; ROGGE tgTB,s1_s.l.
(2) GUSTIN 1985, 108 nr. 6 en Fig. 39.
zagen ook (3) MONSIEUR-BRAECKMAN I 995, 3OZ-303, Fig. 6, 25: onleesbaar
destempel (A 526 Ve). Een tweede ongepubliceerd exemplaar SE[CXundi)
renateliers (A 527 Ve), uit de vroegere opgravingen, werd vorigjaar door provinciaal archeoloog Kurt
Ian niet op Braeckman opgemerkt. Cf. MARTIN-KILCHER 1982, ST 35 &.39.
(4) BONSOR 1931(a), 3l
en Pt. XXIII; MARTTN-KILCHER 1987, 8l-83.
(5) MARTIN-KILCHER 1987, 89-92.
(6) Voor de bibliografie van de portus-aanduidingen, zie n.25.
(7) TCHERNIA 1967,231; MARTIN-KILCHER 1987, 89-90; RODRIGUEZ ALMEIDA
1993,98-99 en fig. l; REMESAL RODRIGUEZ t97i-78,97-99; id.1982, 38-39; id.
iln en een 1997, passim; MONSIEUR-BRAET 1997, tt2-113.
ru zijn. De (8) DRESSEL 1899; coLLS-LIou e.a. 1977,49-103; RoDRIcuEz ALMEIDA 1993, 98-
PO (indien 103 en Fig. l.
:Quintili?) (9) Voor de opgravingen van de'Kwakkel'-zone door provinciaal archeoloog Johan Deschie-
)uinctia en ter, zie in deze Archeologische Kroniek.
(10) Encinarejo Bajo: REMESAL-RODRIGUEZ 1997 , 154 nr. 292 en Abb. 2, nr. 44, Kleibe-
n helemaal
schrijving cf. MARTIN-KILCHER 1987, 68, Tongruppe 3, en 133, ST 104.
op Dressel ( I 1) MARTIN-KILCHER 1987, 61 en Abb. 32, 132 ST 103.
: dit ons de (12) REMESAL RODRIGUEZ t977t78, r26,Fie.7; id. 1982, 3ó Abb. 7.
(13) Augst: MARTIN-KILCHER 1987, 132, ST 103i Avenches: SCHUpBACH
1983, 352; Nijmegen: mondelinge mededeling van dr. Jaap van der werff, waarvoor onze
dank, 6¡63w.212;
Vindo

:1,
Johan
(14) EncinarejoBajoof casadelEncinarejo:zien. l0; stempelMANNISATVR:REMESAL
i#:iåi*'
Q(uinti)
'ervilius'de RODRIGUEZ 1997, 91, nr. 40.
naam kan (15) CALLENDER 1965, 231 m. 1504, met oudere bibliografie van de vindplaatseni Autun,
Avenches, Bregenz, chester, lnnden, Mainz, Nuits saint Georges, Richborough, Rome,
n¡rs. Indien
Trion, Vindonissa. Nieuwe vindplaatsen ofnieuwe stempels op reeds boven aangehaalde
fits? -inus? vindplaatsen: Angers: SIRAUDEAU 1988, 58, nr. 12.55; Aøgsf: MARTIN_KILCHER
,lan Lucius 1981, 132, ST 103; Braives zie nr. 2; Carlisle: FUNARI 1996, 63, nr. 2l2a; EhI: BAll_
er nog niet DOUX 1996,134, nr. 116; Fos: AMAR-LIOU 1984, 178, nr. lggi Keulen: REMESAL
belangrijke RODRIGUEZ 1997,154, nr.292; Londen: FUNARI 1996,63, nr.212c; Nijmegen:
)duciensis. sruART 1963, nr. 446 en mondelinge mededeling dr. Jaap van der werff; ostia:
PANELLA 1983; Rouweil: REMESAL RODRIGUEZ 199?,154,nr.292a &292b; saint-
tempel van
Romain-en-Gal: SEIGNOvERT 1979; Thamusida'. MAYET 197g,3ig,nr.9l;Toulouse..
ur dezelfde LABRoussE 1977,17;vechten: mondelinge mededeling dr. Jaap van derwerfr;verula-
oals dat het miøn: FUNARI 1996,63,nr.272d;vindolanda: FUNARI 1996,62,nr.212;volubìlis:
len met de MAYET 1978,377,nr.90.
er Italische (16) over de betekenis van Dressel 20-stempels, zie n.7., over het relatieve belang van
spreidingskaarten van Dressel 2O-stempels: MONSIEUR-BRAET 1997, I l2-113. voor
ran dit alles
het mogelijk samengaan van olie- en amforenproducenten, zie bijvoorbeel d,deAeli Optati:
SP-stempel THEVENOT 1952; REMESAL RODRIGUEZ 1982,62 en 67.
:n epigrafi- (17) L SERVILI LVPI: CALLENDER 1965, 165, nr.932, met foute lezingen sERNILI en
empels erg STERTINI door verkeerde inrerpreratie ligaturen; REMESAL RODRIGUEZ 19g2, 60,
reologische nr.64. M ANNI SATVR: REMESAL RODRIGUEZ l99i,gt,nr. 40 & 40a.
(18) L VARIONIS: een exemplaar uit Velzeke (A 524 Ve) is bekend en zal in de toekomst
ing kunnen
worden gepubliceerd, cf. RoGGE t978,97, s 5. AEM opr po: REMESAL RoDRIcu-

195
(19) ABASCAL PALAZON 1994,29.
New'
(20) COLLS-LIOU e.a. 1977, meerbepaald 26-30.
BONI
(21) M SEMP HEL: REMESAL RODRIGUEZ 1997,155, nr. 301. L. Sempronius Longus:
na. Nr
HUEBNER 1866-92, CIL II, nr. 2181. BROI
(22) L(uci) SERGI sATV(rnini): atelier onbekend,T5-125, REMESAL RODRIGUEZ 1997, CALI
156, nr. 306; cALLENDER 1965, 165, nr.93l. L(uci) srER(rini) LVCANI: areliervan El
to.
Tesoro, 40-60, REMESAL RODRIGUEZ t997,156, nr. 308. C(ai) STER(tini) pAVLLt- cAct
NI: atelier van Las Sesenta, 75-125, REMESAL RODRIGUEZ 1997, 157, nr. 309. COLI
(23) BONSOR 1931(b), 111 en n. 16. L'épa
(24) CALLENDER 1965, 232, nr. 1506b, met foute lezing STERTINI; REMESAL RODRI- nautlc
GUEZ 1997,156 nr. 307. DEL,
(25) Yoor Portus oduciensis en La catria, zie REMESAL RODRIGUEZ lgïz,66.Encinarejo l'époq
Bajo:MarcusAnniusSaturninus,zien.14; LaCatria: PubliusAnniusRufinus,REMESAL DREI
RODRIGUEZ 1982, 44, nr. 13 en 62; Arva: Caius Annius Rufinus en Lucius Annius lntint
Annianus, BONSOR 1931(a), nrs. 188-192 en PONSICH 19j4, 164-197. We zagen ETTL
overigens dat ook de familie Stertinia op twee plaatsen actief was. ntssa.
(26) REMESAL RODRIGUEZ 1977/78; id. 1982. FUNr
(27) PANCIERA 1980, 238-241; REMESAL RODRIGUEZ 1982, 65-66; MARTIN-KIL- Olive
CHER 1987, 126-127, ST 92; RODRIGUEZ ALMEIDA 1993,98 en Fig. 1; voor de GUS']
connotatie van portus met het heffen van belastingen: DE LAET 1949,16 en n. 2, 19 en n. périp)
3,263-271: specifiek in toepassing op amforen regels 3l-33 van de tariefinscriptie van HLEI
Zarai (Africa Proconsularis, begin 3e eeuw, CIL VIII, nr. 4508), lex portus m(a)xim(a): Berol
pequaria: iument(a) immunnia / ceteris rebus sicut ad caput / vini amp(horam), gari LABI
amp(horam) f.. el Ro{
(28) REMESAL RODRIGUEZ 1982, passim; voor L SERVILI LVPI zie ook CALLENDER \{AR
1965, nr. 932, op een volledige amfoor gevonden te Vidy-Lausanne; voor eSR pOR, zie Beitr¿
FUNARI 1996,64 nr.215. IGruF
(29) Q SERV POR OC: REMESAL RODRIGUEZ 1997,156 nr. 307; eSR pOR: \fAY
FVNARI 1996,64nr.215; L SE RVFI: STUART 1963, nr. 445; CALLENDER 1965, nr. lis). À
934. \toN
(30) CAGNAT 1898, 39-40; ABASCAL PALAZON 1994, 28: onder de frequenrie van ÿoor /
voornamen in Hispanië bekleedt Quintus de 4e plaats na Lucius, Caius/Gaius en Marcus. \toN
(31) CALLENDER1965,nr.934;RufusenRufinusblijkenergpopulairebijnameninHispanië: gisclu
ABASCAL PALAZON I994, 3O-3I. \roN
(32) zie n.12 en REMESAL RODRIGUEZ 1997, 153, nr. 286, (veilige) datering in her laatsre 1995.
kwart van de le en het begin van de 2e eeuw op basis van typologie. PAN(
(33) Zien.23 en verder nog BONSOR 1931(b), 156 n. 17 en BROUGHTON l95t-52, II. PAt\'l
(34) ABASCAL PALAZON 1994; SCHULZE 1904,229,443,453. eplgr¿
Inten
PON!
BIBLIOGRAFIE L,ora
REM
ABASCAL PALAZON, J.M., 1994. Los nombres personales en las inscripciones larinas de .4rchi
Hispania. Murcia (Anejos de antigüedad y cristianismo II). REM
AMAR, G., LIOU, 8., 1984. Les estampilles sur amphores du golfe deFos, Archaeonautica 4', .{naIl
145-2t1. REI\'f
BAUDOUX, J.,1996. Iæs amphores du nord-est de la Gaule (territoirefrançais). Contribution :1r'rJc
à I'histoire de l'économie provinciale sous l'Empire romain. Paris (Documents d'Archéologie lentlit
Française 52). in Ba
BONSOR, G.E., 1931(a). The Archaeological Expedition along the Guødalquivir, ;,889-1901. ROD
New York (Hispanic Notes & Monographs). Harri

196
New York (Hispanic Notes & Monographs).
BONSOR, G.E., 1931(b). An Archaeological Sketch-Book of the Roman Necropolis at Carmo-
aius Longus'. na. New York (Hispanic Notes & Monographs).
BROUGHTON, T.R.S., l95l-52. The Magistrates of theRoman Republic. Vol. I-lI. New York
IGUEZ 1997, CALLENDER, M.H., 1965. Roman Amphorae with Index of Stamps.London/New York/Toron-
atelier van El to.
mi) PAVLLI- CAGNAT, R., 1898. Cours d'épigraphie latine.Paris.
¡r. 309. coLLS, D., ETIENNE, R., LEQUEMENT, R., LrOU, B., MAYET, F.,1977.
L'épave de Port-Vendres II et le commerce de la Bétique à l'époque de Claude. Paris (Archaeo-
SAL RODRI- nautica l).
DE LAET, S., 1949. Portorium. Etude sur I'organisation douanière chez les Romains, surtout à
i6. Encinarejo l'époque du Haut-Empire. Brugge.
s.REMESAL DRESSEL, H., 1899. Corpus Inscriptionum Latinarum XV,2. Inscriptiones Urbis Romae
t¿tcius Annius Latinae. Insffumentum domesticum. Berolini.
fl. We zagen ETTLINGER, E., SIMONETT, C., 1952. Römische Keramik aus dem Schutthügel von Vindo-
nissa.
FUNARI, P.P., 1996. Dressel 20 Inscrtpions from Britain and the Consumption of Spanish
¡,ARTIN-KIL- Olive Oil. With a catalogue of stamps. Oxford (BAR, British Series 250).
ig. l; voor de GUSTIN, M., 1985. Les amphores et les dolia, ¡n R. Brulet, Braives Gallo-Romain. IIL In zone
¡n.2,19enn. périphérique occidentale. Louvain-la-Neuve: I 04- I 1 l.
Enscriptie van HUEBNER, 8.,1869-92. Corpus Inscriptionum Latinarum II. Inscriptiones Hispaniae Latinae.
s m(a)xim(a): Berolini.
lhoram), gari LABROUSSE,M., 1977. Marques d'amphores à huile espagnoles trouvées à Toulouse, Cahors
et Rodez, Mémoires de la Société Archéologique du Midi de Ia France 6l: 7-38.
CALLENDER MARTIN-KILCHER, S., 1987. Die römischen Amphoren aus Augst und Kaiseraugst. Ein
QSR POR, zie Beitrag zur römischen Handels- und Kulturgeschichte l. Die südspanischen Olamphoren
(Gruppe 1). Augst (Fourschungen in Augst 7/l). I

R,: MAYET, F., 1978. Marques d'amphores de Maurétanie Tingitane (Banasa, Thamusida, Volubi-
DER 1965, nr. lis), Mélanges de l'Ecole française de Rome - Archéologie 90:357-393.
MONSIEUR, P., 1998. Romeinse amforen in de Belgische ondergrond, Antwerpse Vereniging
frequentie van voor Romeinse Archeologie, Jaarboek 1998: 52-57.
its en Marcus, MONSIEUR, P., BRAECKMAN, K., 1995. Romeinse amforen in de vicus Yelzeke,Archeolo-
Én in Hispanië: gi s c he Kr onie k v an Zui d - O o s t - V laand e ren 4: 289 -3 I 6.
MONSIEUR, P., BRAET, C., 1997. Romeinse amforen van Baetica, Stad Brugge, Jaarboek
¡g in het laatste 1995-96: 104-l 15.
PANCIERA, S., 1980. Olearii, Memories of the American Academy at Rome 36:235-250.
l95l-52, rr. PANELLA, C., 1983. I contenitori oleari presenti ad Ostia nell'età antonina: analisi, tipologia,
epigrafia, quantitativa, Produción y comercio del aceite en la Antigüedad, Segundo Congreso
I nt e mac i ona I (Sevi lla 1 9 82). Madrid : 225 -262.
PONSICH, M., 1974. ImpLantation rural sur le Bas-Guødalquivir I: Séville, Alcala del Rio,
lnra del Rio, Carmona. Madrid (Publications de la Casa de Velazquez. Série Archéologie II).
REMESAL RODRIGUEZ , J ., 19'17 -78. La economía oleíca bética: nuevas formas de análisis,
'o¡tes Archivo Español de Arquelogía 50-51:8'7-142.
latinas de
REMESAL RODRIGUEZ , 1., 1982. Die Olwirtschaft in der Provinz Baetica: neue Formen der
dueonautica 4: Analyse, Saalburg Jahrbuch 38: 30-'12.
REMESAL RODRIGUEZ, J., 1997. Heeresversorgung und die wirtschaftliche Beziehungen
J)-Conftibution zwischen der Baetica und Getmanien. Materialen zu einem Corpus der in Deutschland veröf-
r d'Archéologie fentliche Stempel auf Amphoren der Form Dressel20. Stuttgart (Materialhefte zur Archäologie
in Baden-Württemburg 42).
¡ir,1889-1901. RODRIGUEZ ALMEIDA, E., 1993. Graffiti e produzione anforaria della Baetica, in W.V.
Harris (ed.), The Inscribed Economy. Production and distribution in the Roman empire in the

r97
light of instrumentum domesticum. The proceedings of a conference held at the American
Academy in Rome on 10-11 January 1992. Michigan: 95-106.
ROGGE, M., 1978. it de Gallo-Romeinse nederzettìng van Zotte_
gem-Yelzeke, Oudh vondsten in Oost_Vlaanderen VIII, Cultureel
Jaarboek Provincie
lin. ENKE]
e la chronologie des
aceite en la Antigüe-

SEIGNOVERT, F., 19'79. Ia vallée du Rhône et ra dffision de I'huite de Bétique à l,époque Door de op
romaine, onuitgegeven licentiaatsthesis, universiteit van saint-Etienne. een drietal
ines des leur contexte archéologique, in gips in
es dans ce). algemeen
uit de R aß en de bijhorende grafvel-
lucht afget
TCHERNIA, A,' 1967. Les amphores romaines et I'histoire économique, Journal des Savants: het castell
216-234. gelicht, wÍ
THEVENOT, E ',1952'lJnafamilia de negociantes en aceite establecida en la Baetica en el siglo kan worde
ll: los Aelii Optati, Archivo Español de Arqueologia25:225-231.
zulke spijl
van infonl
SUMMARY plekke. H<
een welko
At the vicus of Velzeke many stamps on South Hispanic amphorae of the Dressel 20 type have die ook wt
been found. During the recent excavations in the south-eastem area (the
Kwakkel site) two new
stamps QSP and MIR POR came to light, totalling the number at 26 for Velzeke. In this
Bij de verc
conhlbution we only discuss the QSP stamp, oî which another Belgian example is known from teristiek, t
ùe.q\cus oiBra\lres. onüerüe\e,
The QSP stamp is imprinted on the handle of an amphora, a practice occurring
much with Dr 20 een decof
It concems a proper name and maybe a placename, which have been shortened
lmphorae. to the Hierdoor I
initials' The QSP stamp can be dated without difficulty at the end
of the lst, beginning of the 2nd
century. The provenance of this stamp is t bedenken
neighbourhood of Detumo, ancient posadas. spoor achl
Qfuinti) ervili) P(ortu),.,from the staple_pla
S(
name can be completed with the cognomen
letterlijk h
QSRP. Other sramps as Z,SER V\LI LIlpl in gebruik va
only member of the Servilii family to work as an producer eeuw, zoal
of amphorae in that area of Baetica.
Even ties with the servilii in nearby carmo and on the dateren al
Itarian peninsula can be presumed.
karakterist
Helaas zijr
sierlijk en
met twee r
een rechte
Romeinse
ingedeeld
1: (

2:t
3:t
I

198
e American
Carol VAN DRIEL MURRAYT
I van Zof@-
I, Cultureel

ENKELE ROMEINSE SCHOENZOLEN UIT VELZEKE


nologie des
la Antigüe-

' è l'époque Door de oplettendheid van de opgravers zijn tijdens de opgravingen te velzeke
een drietal bespijkerde schoenzolen in situherkend en iniact gelicht
door ze of
héologique, in gips in te bedden of door afgietsels van de spijkers te iraken. over het
algemeen worden vondsten van Romeins schoeiiel gedaan in natte,
de graf'el- van de
lucht afgesloten milieus, zoals waterputten, grachten of rivierbeddingen.
Bij
'es
Savants: het castellum Maldegem-vake zijn onlangs vier in slrrz spijkerconcentraties
gelicht, waardoor deze werkwijze nu tot een Belgisch specìalisme gerekend
¡ en el siglo kan worden. Meestal is te vrezen dat opgravers weinig aandacht besteden
aan
zulke spijkerconcentraties, waarïnee zij voorbijgaan aan een belangrijke
bron
van informatie over de kledingsgewoontes van de Romeinse bewoners
ter
plekke. Hoewel in situ schoenzolen in geringe mate voorkomen,
vormen zij
een welkome aanvulling van de informatie verkregen uit de'natte
contexten,,
) type have die ook wel beperkt voorkomen.
e) two new
te. In this
Bij de verovering van Gallia Belgica introduceerden de Romeinen hun karak-
nown from teristiek, bespijkerd schoeisel. ofschoon primair nodig om de
verschillende
onderdelen van de schoen en zool bij elkaar te houden, bezitten
de spijkers ook
wirh Dr 20 een decoratief aspect, en de gebruikte patronen veranderen
ened to the met de mode.
Hierdoor bezitten de spijkerpatronen een zekere dateringswaarde.
¡ of the 2nd Men moet
ajo, in the bedenken dat, net als bij het huidig sportschoeisel, de iopjes
een zichtbaar
I be red as spoor achterlieten op onverharde en stoffige wegen, *uuiãoo,
een persoon
arently the letterlijk herkenbaar kan geweest zijn aanzrjn eigen voetindrukken.
of a stamp
Dit speels
gebruik van decoratieve schoenspijkers is vooral iets van de
ras not the late 2de ende 3de
eeuw, zoals ook af te lezen is aan de zolen gevonden te Maldegem-vake.
of Baetica. Die
¡med. dateren alle tussen 172-174 n. chr., en bezitten rijke rankeipatronen,
die
karakteristiek zijn voor de late 2de en vroege 3de eeuw.
Helaas zijn de patronen op de drie bewaarde schoenzolen van
velzeke niet zo
sierlijk en niet zo karakteristiek. Twee bezitten een tamelijk zwaÍebespijkering
met twee rijen langs de buitenrand van de voet, wat aangeeft dat
het bij nr. 2 om
een rechter, en bij nr. 3 om een linkerzool gaat.
Romeinse spijkerpatronen zijn tamelijk geitandaardiseerd
en worden globaal
ingedeeld als volgt (fig. 1):
l: éên rij spijkers rond de zoolrand
2: twee rijen spijkers rond de zoolrand
3: twee rijen spijkers langs de buitenkant en één rij langs de binnenkant
van de voet, waar slijtage het geringst is.

t99
1o. 1b

2q 26 2c

De ver,
structur
1

J
Hoewel
gelichte
invullin
3q wijd ui
3b 3<'
cirkel, <
uit vroe
(Noord.
het hier
gegever
is dat hr
De best
Spijkeq
zijn ech
de l ste
tegen dt
de hiel.
Fig. 1. Types van nagelpatronen/Types of nailing pattems.
het eind
Alle dr

200
St]MMI

During e
shoes ha
although
The first
the front
on the ot
Fig. 3. De schoen (nr. 2) van op de site 'Kwak- the early
kel'/View of the shoe (nr. 2) from the site
Kwakkel.
NOOT
aanwijzingen voor het type zijn er niet. Toch leveren deze spijkerconcentraties 1. Institu
enkele indicaties op omtrent de datering van de vindplaatsen, en vormen zij 1018 V2
een duidelijk bewijs dat al vroeg in de lste eeuw de bewoners van Velzeke op
Romeinse wijze gekleed gingen. Of het om soldaten en hun aanhang gaat of
om inheemse bewoners die al een bewuste keuze hadden gemaakt voor de
nieuwe gebruiken, kunnen wij helaas niet op grond van deze geringe resten
zeggen.

BESCHRIJVING
1^Y97llIU39. Afdruk genomen van een linkerschoen die met de zool naar
boven lag (tekening van afdruk genomen is dus spiegelbeelding). Voorkant
beschadigd. Wijd uit elkaar geplaatste spijkers. Patroon 1, met sierlijke invul-
ling onder de voorvoet en onregelmatige (verschoven tijdens verval) invulling
elders. Volwassene.

2.V98llU2I0. Afdruk genomen van een rechterschoen die met de zool naar
boven lag (tekening van afdruk genomen is dus spiegelbeelding). Spijkerpa-
troon 3, met geringe invulling (spijkers nogal verschoven) en een groepje van
drie spijkers onder de hiel. Volwassen, groot, reconstrueerbaar als voetmaat
38139, normale mannenmaten in de Romeinse tijd.

3.V97NIU787: Indruk van een linkerschoen, in gips gegoten en nog ingebed


in aarde. Oorspronkelijk liggend met de zool naar beneden. Als gevolg van
uitdroging verschenen er barsten langs de gemineraliseerde resten van het
zoolleder, waardoor de omtrek van de zool plaatselijk beter herkenbaar was.
Spijkerpatro on 2c. Volwassen, groot.

202
SUMMARY

rsile 'Kwak-
lom the site

NOOT
rcentraties
1. Instituut voor Prae- en Protohistorie, Universiteit van Amsterdam, Nieuwe prinsengracht
roffnen zij 130,
l0l8YZ Amsterdam.
/elzeke op
ng gaat of
kt voor de
nge resten

zool naar
. Voorkant
ijke invul-
) invulling

:zool naar
Spijkerpa-
roepje van
; voetmaat

rg ingebed
¡evolg van
:n van het
nbaar was.

203
Guy DE MULDER & Johan DESCHIETER

DE SPEURTOCHT NAAR HET MIDDELEEUWSE


VELZEKE, EEN VERVOLGVERHAAL
RESULTATEN IN T997.1998

l.INLEIDING

Hoewel de archeologische activiteiten te velzeke zich sinds de jaren ,90


hebben toegespitst op (preventief) noodonderzoek van het bewoningsareaal
van de voormalige Gallo-Romeinse vicusl zijn in de loop van
, dezeopgravin-
gen ook sporen uit jongere periodes aan het licht gekomàn.
rn 1997 werd het
oudheidkundig bodemonderzoek op de site van de sinrMartinuskerk
verder-
gezet. Naar aanleiding van de bouwplannen van een privé-woning
ten noorden
van de kerk was reeds in het voorjaar van 1996 een zoeksleuf
vãn 2 m breed
over de lengte van het bedreigde perceel uitgegraven .ln 1997 bracht
men het
Provinciaal Archeologisch Museum van zuid-oost-vlaanderen op de
hoogte
van nieuwe bouwplannen op het aanpalende perceel (sectie c,
nr. g29x) ien
westen van het archeologisch onderzoek van het vorigejaar.
Er werd geopteerd
om dezelfde onderzoeksstrategie toe te passen, namelijk het uitgraven
van een
sleuf van 2 m breed over de lengte van het terrein.
In het najaar van lggT leverde een controle in de centrale sector van
de Gallo-
Romeinse nederzetting enkele vroeg-middeleeuwse voorwerpen
op.

HttrËAll t

Fig. l. Zicht op de ijzeren


umbo/ The iron shield boss.

205
2. MEROVINGISCHE SIGNALEN Flavisc
De spo
In december '97 voerde het PAMZOV een kleine noodopgraving uit op het ten. De
perceel nr.9l6c2 (sectie C3) op de plaats waar nadien een stal van ca. 8 m op 10 Vermel
m zou worden ingeplant. De geringe onderzochte oppervlakte bracht enkele telspek
paalsporen, silo's en kuilen aan het licht. De oudste sporen dateerden uit de ontstaa
missch
nederzt
Buzege
tot de e

3. HEl

Deze k
maand

I
/V

E l
d

Fig. 2. Situering van de Merovingische vondsten (A) en het Merovingische grafveld (B)/
Localisation of the Merovingian finds (A) and the Merovingian cemetery (B).

206
Flavische periode, de jongste uit het tweede kwart of midden van de 3de eeuw.

op het
rop 10
:nkele
uit de

3. HET ONDERZOEK AAN DE SINT.MARTINUSKERK

Deze kleinschalige interventie van een bouwperceel werd in de loop van de


maand juni uitgevoerd (fig. 3). De dikte van de te verwijderen ploeglaag

Ê¡

o 1om
. B, Fig. 3. Localisatie van het archeologisch onderzoek (A) op
de site van de
sint-Martinuskerk in rgg7tLocarisation of the trench (A) at
the site of the
Saint-Martinus church in 1997.

207
ñ schor
C)
dikkr
o
logis
{)
(fie.,
F
-.1
sterk
o gisch
(€ bemr
i9
()
(g Den

()
x
Slecl
()
o gract
A ploe¡
o
É
(d
zwak
=
E opvu
6)
! niek
o. een lr
o
kern
c)
c)
bescl
€o
<€

òo tijder
C) is der
z Volle
c"i
eeuw
o
Þ.
in sle
o
Ì De tr
o
()
() gecor
dene
¿, pakkr
ñ
EE
Deg
c)
Eå Onde
H o

bo
o
A-
,c)
çcÉ
(l)ç
=o
U;E
o9
!s
E¿
>o
Éz
i:ó
Þ..^
Éø
9o.
L., (!
+.È
òo €)
lr. ¿

208
schommelde tussen 30 en 60 cm. Dit pakket was vooral aan de zuidelijke zijde
dikker en sterk verstoord door recent afvalmateriaal en bouwpuin. De archeo-
logische sporen omvatten een reeks afvalputten, paalsporen en twee grachten
(fig. a). Verscheidene van deze structuren zijn op basis van hun vulling met een
sterk gemengd karakter als modern te interpreteren. Het gebrek aan archeolo-
gisch materiaal, een gegeven dat ook in de vorige sleuf was vastgesteld,
bemoeilijkte dikwijls de datering van de geattesteerde sporen'

De noordelijke gracht, onderzocht in sleuf I, werd opnieuw aangesneden.


Slechts een klein gedeelte van dit spoor kon worden uitgegraven (fig' 5)' De
gracht heeft blijkbaar een westnoordwest-oostzuidoost-oriëntatie. Onder de
ploeglaag was de gracht 1 tot 1,16 m diep bewaard gebleven' Deze had
zwakke wanden en een platte tot licht afgeronde bodem. Uit de diverse
opvullingslagen van het spoor werden enkele scherven in reducerende tech-
niek gerecupereerd3. Een aantal fragmenten kunnen ondergebracht worden in
een lokale of regionale imitatie van Rijnlands rood beschilderd aardewerk. De
kem van deze scherven is grijs met een beigebruine buitenwand en roodbruine
beschildering. Het betreft nabootsingen van tuitpotten met bandoren. Zowel
tijdens het onderzoek van de stadsversterking te Aalst als op de site van Ename
is deze groep eveneens geattesteerd. Chronologisch wordt dit aardewerk in de
Volle Middeleeuwen geplaatsta. Dit materiaal past in de datering (1Ode-12de
eeuw) die voor deze gracht op basis van de archaeologica en een la C-datering
in sleuf I was vastgesteld 5.

De tweede gracht, gesitueerd in de zuidelijke zone van de sleuf, kon nu wel


gecoupeerd worden (fig. 6). Deze sector was sterk doorsneden door verschei-
dene kuilen van jongere datum. Onder de ploeglaag kwam een sterk gemengd
pakket met o.a. bouwpuin, verbrande fragmenten en beenderen aan het licht.
De gracht had een oostwest-orientatie. Zijn totale lengte bedroeg 2,95 m.
Onder het gemengde pakket schommelde de bewaarde diepte tussen 0,64 tot

Fig.5. Zicht van de noordelijke


gracht (nr. 1)A/iew ofa part of
the northern ditch (nr. 1).

209
eeuw. De
worden. C
gracht 1.
De twee g
voÍnden
bewoning
oudste fas
van de out
nog een r(
De aanwe
Middeleer

Fig.6.
nl, fl#,ffiffiil, m$.
Doorsnede van gracht 2: l. ploeglaag; 2. De gracht; 3. Middeleeuwse
4
en dat de ¡
gaat terug
Dit fenon
kuil; 4. post-
middeleeuwse laaýA cross-section of ditch nr.2.. l. ploughlayer; 2.
The ditch; 3. Medieval pit; Twee grat
4. Post-medieval layer.
areaal. N¿
naar de pl
m. De noordelijke kant van de gracht was dieper uitgegraven en had een
ÿ'86
licht concave bodem met een weinig uitgesprokenìchuine wand die overgaat
in een steiler profiel. Drie opvullingsfases werden hier onderscheiden De 4. BIBLIO,
bodem aan de zuidelijke zijde was vlak. De opvulling vertoonde hier
een
homogeen karakter. Aan weerszijden van het profiel *ui d" gracht verstoord DE GROO'
stadsverstet
door jongere kuilen. uit de middelste raag aan de noordzijdã van de gracht
DEMULD]
werd een staal voor een l4c-datering genomen. Dit leverde een gekalibreerde gen op de si
ouderdom voor de gracht op tussen 7g5 en 975 n. chr.6. Eeniandscherf Genootsche
in
reducerend gebakken aardewerk in de bovenste vulling suggereert PIETERS À
een date- en kerk: eer
ring in de Volle Middeleeuwen (11de-12de eeuw).
(Aalst, prot
ROGGEM
Ten zuiden van gracht 2 werd tijdens het onderzoek een complexe zone BEECKMI
opgetekend. Een grote kuil werd een aantal keren doorsneden door Vlaanderer'
enkele
jongere ingravingen en werd afgedekt door een pakket. Zuid-Oost-
De oudste fase kon VAN DUR
gedateerd worden in de 13de eeuw of iets jonger. Deze kuil en gracht
2 werden boek van d,
afgedekt door een dikke donkerbruine humeuze laag vermengd met wat
bouwpuin. uit deze laag konden enkele fragmenten in steengoed van siegburg
en Bouffioulx gerecupereerd worden .Deze scherven situeren dit pakket 5. SUMM¡
in dã
16de-17de eeuw.
The archae
the Gallo-t
two objectt
and an iron
100 m nort
The secont
Saint-Mart
the village.

210
eeuw. De bovenste vulling van gracht 2 kan in de 10-12de eeuw gedateerd
worden. Chronologisch komt dit overeen met de ouderdom van de noordelijke
gracht L
De twee grachten bakenden de begraafplaats rond de kerk vanYelzeke af . Ze
vormden de grens tussen de kerk en haar begraaþlaats en het menselijke
bewoningsareaal nabij de kerk. Als werkhypothese kan gesteld worden dat de
oudste fase van de zuidelijke gracht waarschijnlijk samenhangt met de bouw
van de oudste stenen fase van de Sint-Martinuskerk, waarvan het huidige koor
nog een restant is.
De aanwezigheid van diverse kuilen wijst erop dat reeds in de loop van de
Middeleeuwen een deel van het kerkhof zijn functie als begraafplaats verloor
en dat de grond voor wereldlijke doeleinden werd gebruikt. De oudste indicatie
gaat terug tot de 13de eeuw of iets jonger.
4. Post- Dit fenomeen is eveneens vastgesteld rond de Sint-Martinuskerk van Moorsel.
pir; Twee grachten, stammend uit twee verschillende fasen, begrenzen het sacrale
areaal. Na de llde-l2de eeuw keert een gedeelte van het kerkhofgebied terug
naar de profane wereld en wordt het gebruikt voor o.a. zandwinning7 .
had een

De 4. BIBLIOGRAFIE
een
DE GROOTE K. & MOENS J. (m.m.v. W. DE SWAEF & M. PIETERS), 1994. De oudste
stadsversterking van Aalst (prov. Oost-Vlaanderen), ArcheoLogie in Vlaanderen,4:95-148.
gracht DE MULDER G. & ROGGE M., 1997. Op zoek naar het middeleeuwse Velzeke. De opgravin-
gen op de site van de Sint-Martinuskerk. Resultaten 1995-1996, Handelingenvan her htrcgems
Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde, 8: 229-241.
ln
PIETERS M., DE GROOTE K., ERVYNCK A. & CALLEBAUT D., 1995-1996. Tussen kapel
date- en kerk: een archeologische kijk op de evolutie van de dorpskern van Moorsel (l0de-20ste eeuw)
(Aalst, prov. Oost-Vlaanderen), Arc he o lo gie in V laanderen, 5 : 13 I - 1 57 .
ROGGE M., 1994. De Merovingische bewoning in Zuid-Oost-Vlaanderen, in: M. ROGGE & L.
zone BEECKMANS (eds.), Geld uit de grond. Tweeduizend jaar muntgeschiedenis in Zuid-Oost-
Vlaanderen, Zottegem: 89-96 (Publicaties van het Provinciaal Archeologisch Museum van
enkele
Zuid-Oost-Vlaanderen - site Velzeke. Buitengewone reeks, 2).
kon VAN DURME L., 1969-1971. Een Merovingische begraafplaats te Zottegem-Yelzeke, Jaar-
rerden boek van de Zottegemse Kulturele Kring, 18: 67-85.
wat

5. SUMMARY
in de
The archaeological activities at the site of Velzeke are dominated by the preventive research of
the Gallo-Roman settlement. During an excavation in the central area of the Gallo-Roman vicus
two objects were found in a layer that closed off some Roman features. A Merovingian brooch
van and an iron shield boss are the first indications of the Early Medieval settlement at the site. A few
100 m northwest of this site a part of a Merovingian cemetery has been dug up.
toe is
The second place where medieval features have been unearthed in 1997 was at the site of the
de Saint-Martinus church. Two ditches were closing the sacral area off from the profane world of
I Ode the village. The oldest phase of the southern ditch (nr. 2) dates from the end of the 8th to the late

211
. 1) also
gofan
hanges.
ger pits

NOTEN

Zie bijdrage in dit nummer van Deschieter & De Mulder,


alsook de artikels in de vorige
Handelingen.
2. ÿan Durme 1969-1971; Rogge 1994:90.
De\
3. De identificatie van het aardewerk gebeurde door Koen cheo
De Groote, I.A.p. Buitendienst
Ename, waarvoor onze dank. onde
4. De Groote e.a. 1994: 139. deelt
5. De Mulder & Rogge 1997:23g.
6. Datering (utc-6236) uitgevoerd door M. van strydonck,
Koninkrijk Insrituur voor her Aanr
Kunstpatrimonium te Brussel.
7. Pieters e.a. 1995-1996: 152. Sint-
(XIIc
word
ADDENDUM
van (
De schildknop blijkt na restaurarie van Romeinse kondr
origine te zijn.
abdij

De jc
noodi
boelar
Tène.
langs

2t2
Luk BEECKMANST

EVEN IN DE KIJKER:
ARCHEOLOGIE IN GERAARDSBERGEN

De werkgroep Archeologie Geraardsbergen


v er zamerteen aantar vrij etij
ds ar_
cheologen, die professioneel worden bijlestaan
en ondersteund. sedert 197g
onderneemt de werkgroep kleinschalige opgravi'gen
in het oudste stadsge-
deelte.

Aanvankelijk werd v_ooral gewerkt op een lokatie


aan de rand van de oude
sint-Adriaansabdij. Hier konden
-r."n van de vroegste stadsomwafling
(XIIde- XIIIde eeuw) en een aantal afvalkuilen
uit de XVIde en XvIIde eeuw
worden vrijgelegd. op hetzelfde terrein kwamen
eveneens sporen aan het licht
klokkengieterij uit het tweede kwart van de
-van _een XVIIde eeuw. Deze
konden in verband worden gebracht met
de talrijke verbeteringswerken aan de
abdij onder her besruur van abt Marrin Lebrun (1624_1656).

De jongste jaren dient de.{erkgroep zijn


werkzaamheden te beperken tot
noodinterventies in en rond de stadskèrn
. zo kwamen in het naburige Neder_
boelare bij bouwwerken sporen aan het
richt uit de ijzertijd. Een kuil uit de La
Tène l-fase kon worden ingetekend. Bij
interventies aan de colrectorenwerken
langs de Begijnhofkaai werden ,por"n ing"tekend
van het oude begijnhof en

Fig. l. Egn groep waterleidingsbuizen uit de


XIVde-XVde eeuw uit
buurt vari de Markt te Geraardsbergen/A
set of 14th-15th century water_
pipes somewhere from the Market
of Geraardsbergen.

213
konden zelfs een aantal prehistorische artefacten worden ingezameld. Een ba
beperkt noodonderzoek langs de Bokerstraat leverde op zijn beurt een belang- ste
rijke doorsnede op van de oude stadskern. Materiaal vanaf de XIIde-XIIIde pa
eeuw, met onder andere lokale kogelpotten, kwam aan het licht. lol

Typisch voor het onderzoek (fig. 1) in Geraardsbergen zijn de vondsten van


waterleidingsbuizen uit de XIVde-XVde eeuw. Deze buizen, meestal vervaar- BI1
digd uit reducerend gebakken aardewerk, soms ook in oxiderende bakking of
uit lood, werden tijdens de late middeleeuwen aangelegd voor de watervoor- BE
ziening in de stad. Op de flanken van de Oudenberg ontspringen immers de,
BE
verscheidene bronnen, waarvan het water door middel van een ingenieus
str¿
buizensysteem werd verdeeld naar de stedelijke fonteinen en citernes. Tijdens BE
het noodonderzoek in de tuinen van het Volkshuis en in het huis Van Waesber- tior
ge langs de Markt werden verschillende systemen aangesneden. BO
Ad:
Een paar jaar geleden werden belangrijke sporen ontdekt van een XVde eeu,ù/s
gietatelier waar onder andere bedevaartsinsignes voor de heilige Adrianus
SU
werden gegoten.
Sin
Momenteel loopt een beperkt noodonderzoek in de tuin van het huis Van vati
'Waesberge
op de Markt. Dit terrein wordt bedreigt door de nieuwbouw van een tow
has
res(
l3r,
loci

NO

Fig. 2. Intekenen met de voeten in de mod-


der (1998), met de hulp van de Archeologi-
sche Werkgroep Zuid-Oost-Vlaandererý
Plotting in with both feet in the mud ( 1998),
with the assistance of the Archeologische
Werkgroep Zuid-Oost-Vlaanderen.

214
d. Een bankmaatschappij. Bij de opgraving is een gebouw in lokale paniseliaanzand-
rclang- steen aangesneden. Het dateert uit de XIIde-XIIIde eeuw. Een belangrijk
XIIIde pakket met honderden misbaksels van dakpannen uit de XIIIde eeuw laat
lokale pannenfabricage vermoeden.

en van
ervaar- BIBLIOGRAFIE
kingof
rvoor- BEECKMANS L' & LAUREYNS R., (red.), 1978. Studie van een I1de-eeuwse afvalkuil nabij
fllmers de Abdijstraat te Geraardsbergen ( O. -Vl. ), Geraardsbergen.
BEECKMANS L., BORREMANS E. & WELLEMAN c., 1989. Kogelporwaar uit de Boker-
pnieus
straat te Geraardsbergen, VOBOV-lnfo, 32-33 : 3l-33.
[-rjdens BEECKMANS L. & BORREMANS E., 199511996. Sporen van een atelier voor pelgrimsdevo-
resber- tionalia te Geraardsbergen, Archeologíe in Vlaanderen,ÿ :317-324.
BORREMANS E. & BEECKMANS L. Een klokkengieterij uit de XVIIde eeuw in de sr.-
Adriaandsabdij te Geraardsbergen (in voorbereiding).
e,euWS
hianus
SUMMARY

Since 1978 the Geraardsbergen Archaeological Society has been performing small-scale exca-
is Van vations in this small Flemish town. The activities are centred on the old medieval part of the
an een town in the neigbourhood of the ancient Saint-Adrian monastery. A part of the old town walls
fou
has been races ofa 1 cent
has
research the market. zth-
l3th century ntity of mis of a
local production of tiles during the 13th century.

NOOT

I' Met medewerking van E. Borremans, E. De Leeuw, H. van Damme, M. van den Berghe en
G. Welleman.

þ mod-
rologi-
ndererý
( l9e8),
ogische

215
LUK BEECKMANS

EEN VROEG I6dC.EEUWSE MUNTVONDST


UIT GERAARDSBERGEN

I.INLEIDING

In 1978 vond de werkgroep Archeologie Geraardsbergen een klein muntdepot


bij opgravingen langs de Abdijstraat te Geraardsbergen (kad. sectie B, nr.
684). Dit ensemble is reeds een paar maal vluchtig gemeldl, maar nog niet ten
gronde besproken2.

De elf zilveren muntjes van het depot werden teruggevonden in een vroeg
XVlde-eeuwse context (fig. 1). ze waren in een stapelde samengekit en bezet
met een harde ijzercorrosie. Een paar mundes droegen bij hun ontdekking
textielsporen.

Fig. 1. Het16de eeuws omloopschade uit Geraardsbergen/The l6th century circulation hoard
fromGeraardsbergen.

217
Deze muntvondst moet zeker als een omloopschade worden beschouwd3.
Kleinere muntschatjes, zoals dit van Geraardsbergen, worden in tegenstelling
tot grote schatten zelden gemeld. Nochtans bieden ze ons een interessante kijk Dr
op de geldcirculatie4. de
Br
tij

Zr
(1
g(
A (l
re
tij
de
(v

T\
Ki
15

Icc
hel

Ee
val
ber
Mi

III.
De
rioc
de
omi
16d

Iv.

Het
kap

218
mwd3. II. BESPREKING VAN DE MUNTEN
nelling
rte kijk De oudste muntjes uit de vondst dateren nog uit de regeringsperiode van Karel
de Stoute (1467 -1477). Het betreft twee stukjes van één groot uit het atelier van
Brugge (nrs. 5 en 6). Deze muntjes zijn van hetzelfde type en werden geslagen
I tijdens de eerste muntemissie (1467-1474).
I
I Zes muntjes zijn geslagen tijdens de regeringsperiode van Philips de Schone
(1452-1506). Hiervan zijn twee munten met de waarde van één stuiver uitge-
¡
geven door het atelier van Antwerpen (nrs.1 en 2) tijdens de Sste muntemissie
¡ (1499-1506). De twee volgende stukken, ter waarde van één groot, komen
1
respectievelijk uit Brugge (nr. 7) en uit Dordrecht (nr' 9). Ze ziin gemunt
tijdens de 5de emissie (1489-1492).De twee laatste groten zijn geslagen tijdens
I de 6de emissie (1492-1496). Ze komen uit Antwerpen (nr. 3) en uit Mechelen
i (voor Gelderland) (nr. 8).

i
Twee muntjes ter waarde van één groot komen uit de regeringsperiode van
Karel V (1506-1555) . Ze zljn geslagen tijdens de eerste muntemissie (1506-
I

1520) in de ateliers van Maastricht (nr. 4) en van Dordrecht (nr. 10).

Iconografisch liggen deze groten zeer dicht bij elkaar. Ze dtagen ook ongeveer
hetzelfde gewicht.

Een laatste muntje (nr. l1) komt uit Frankrijk en is geslagen onder de regering
van Charles VIII (1483-1497). Het muntje is echter te sterk afgesleten en
beschadigd om het met zekerheid aan een bepaald type toe te schrijven.
Misschien is het een petit blanc à la couronne.

III. DATERING VAN HET ENSEMBLE

De sluitmunten uit deze vondst (nrs. 4 en 10) situeren zich in de regeringspe-


riode van Karel V. Deze munten zijn niet gedateerd, maar zijn geslagen tijdens
de eerste muntemissie (1506-1520). Hieruit volgt dat de depositie van het
omloopschatje van Geraardsbergen te situeren valt in het eerste kwart van de
l6de eeuw, maar niet voor 1506.

IV. KOOPKRACHT VAN DEZE VONDST

Het omloopschatje van Geraardsbergen vertegenwoordigt beslist geen groot


kapitaal.

219
Wanneer we de totale som van het depot in stuiver uitrekenen (wetende datê,én VII.IN
groot gelijk is aan een halve stuiver), komen we amper aan een bedrag van6,25
Bourgt
stuiver5.
Brabar
Tijdens de periode 1511-1515 bedraagt de prijs voor één hectoliter rogge
Philips
gemiddeld 15,3 stuiveÉ. Een kleine berekening leert ons dat met de som van
6,25 stuiver precies 40,8 liter rogge kon worden gekocht. Gemiddeld was 0,9 I L Stui
rogge nodig per dag en per persoon. Dit betekent op zijn beurt dat het depot van
Geraardsbergen voor ongeveer 45 dagen voorzag in de graanbehoefte van één Yz.
persoon.
Kz
het
V. BIBLIOGRAFIE

BEECKMANS L., 1993. Een 18de-eeuwse muntschat uit Onkerzele (Geraardsbergen), Hande- Ref,
lingen van het httegems Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde,Yl:225-234.
BEECKMANS L., 1995. Modeme schatvondsten uit Zuid-OosþVlaanderen (Ninove II, Onker- Stu
zele II/I[ en K¡uishoutem), Handelingenvan het Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en mel
Oudheidkunde, VII : 331-345.
BORREMANS E. &
GODFROID S., 1982. Vier jaar archeologisch onderzoek in de St.- ÿ2,
Adriaansabdij te Geraardsbergen, in: L. JANSSENS & M. KIN (eds.), Handelingen van het
eerste congres van de federatie van Nederlandstalige verenigingen voor Oudheidkunde en
Kz
Geschiedenis in België te Hasselt, Hasselt :143-152.
CIANI L., 1926. Les monnaies royalesfrançaises de Hughes Capet à Louis XVI,Pans.
DUPLESSEY J., 1988-9. Les monnaies royales françaises de Hughes Capet à lnuis XÿI, Paris.
Ref. :
VANDENBROEKE Chr., 1979. Sociale en konjuncturele facetten van de linnennijverheid in
Vlaanderen, Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent,
3. Gr,
XXXIil : ll7-174.
uzt
VAN GELDER H. & HOC M., 1960. Les monnaies des Pays-Bas bourguignons et espagnols
( I 43 4 - I 7 1 3 ) + supplément, Amsterdam.
Yz
VAN HOUDT H., 1996. Atlas der munten van België, van de Kelten tot heden, Herent.
VAN LAERE R., 1994. De muntslag vanaf de eenmaking door Filips de Goede tot Filips V en Kz
de muntschatten uit Zuid-Oost-Vlaanderen, in : M. ROGGE & L. BEECKMANS (eds), Geld uit
de grond, Tweeduizendjaar muntgeschiedenis in Zuid-Oost-Vlaanderen,Zottegem: 145-170
(Publicaties van het Provinciaal Archeologisch Museum van Zuid-Oost-Vlaanderen-site Velze-
Ref. :
ke. Buitengewone reeks, 2).
Karel

VI. SUMMARY 4. GI
inl
During excavations in 1978 a small hoard of coins was found in the Abdijstraat at Geraardsber-
gen. The eleven silver coins were found in an archaeological context from the early I 6th century. V;
The two oldest dates from the period of Philip the Bold (1467 -1477). Six pieces can be attributed
to Philip the Beautiful (1482-1506). The last two coins were minted under Charles V (1506-
1555). This small hoard was buried in the first quarter of the l6th century. This amount of money K:
represents 45 days of bread for feeding one person in this small town during the l6th century.

Ref

220
dat één VII.INVENTARIS
6,25
Bourgondische & Spaanse Nederlanden

Brabant
rogge
van Philips de Schone (1482-1506)

0,g l
1. Stuiver, zilver, Antwerpen, z.d. (1499-1506), 28 mm, 2,769, I u, prachtig bewaard.
van
een Vz. Wapenschild Oostenrijk en Bourgondië, onder een kroon die de legende niet snijdt.
+ PH'S + DEI + GRA + ARCHID' + D + AVSTR + DVX +BG + B' +2.

Kz. Versierd kruis door de legende, gevat in een lobvormige versiering, centraal in het kruis,
het ateliermerk (leeuw).
SIT + NO-ME' + DO-M'N + BE-NEDICT'

Hande- Ref. : EvG &.H 120-l

Onker- 2. Stuiver,zilver,Antwerpen,z,d.(1499-1506),28mm,2,79g,4u,kz.watafgesletenenbezet
met wat ijzercorrosie.

ê sr.- Vz. Idem als nr. l.


tøn het + PH'S + DEI + GRA' + ARCHID + AV[

Kz. Idem als nr. 1.


SIT + NO - ME + DO -MN' + BE-[
Paris
Ref.:EvG&H120-1
Gent,
3. Groot, zilver, Antwerpen, z.d. (1493-1496), 24 mm, l,4B g, 9 u, bezet met
ijzercorrosie, barstje, interpunctie met een stenetje.

Vz. Wapenschild van Oostenrijk en Bourgondië.


Ven + PHS. ARCHIDVX. AVSTRIE. BURG,. BB,
Kz. Kruis tot in de legende, in eén kanton is een ringetje zichtbaar
170 I NED. _.At
\-elze-
Ref.:EvG&H102-l

Karel V (1506-1555)

4. Groot, zilver, Maastricht, ? (1508-1518),24 mm, 1,68 g, 1 u, bezet met ijzercorrosie,


interpunctie met kruisjes .

Vz. Wapenschild van Oostenrijk en Bourgondië onder een kroon.


SterMO. AR[ ]. TRIAT I : I: VROI
:,i06-
Kz. Onleesbaar wegens ijzercorrosie.
sterSITtlDOMI

Ref. :EvG &.H173-2.

221
Vlaanderen ÿ2.

Karel de Stoute (1467-1477)


Kz
5. Groot,zilver,Brugge,z.d.(i46?-14?4),23mm, lS0g, ltu,lichtbedektmeti\zercorrosie- s.-hll
\Ne\eñc\e.ñÈ\\rñ\e\p.urrf .

Vz. Wapenschild van Bourgondië. È.


+ KAROLUS. DEII ]DVX. BG. CO;FL

Kz. Kruis door de legende, met centraal het ateliermerk (lelie), in de kantons twee ¡êEE- E
twee lelies.
+ MONETA. N[ IFLAD Èr
Ref. :EvG &.H25-3. e 6¡õ
6. Groot, zilver, Brugge, z.d. (1467-1474),24 mm, 1,52 g, 5 u, licht bedekt met ijzs:¡E:_ l:'
interpunctie met dubbel punt.
@
Vz. Wapenschild van Bourgondië.

]OLVS. DEI. GRA. DVI E
Kz. Kruis door de legende, centraal het ateliermerk (lelie), in de kantons t$,ee læ¡lE¡a¡
twee lelies.
+MON[ ]COMIT-Il
t.=
Ref. :EvG &.H 25-3.
br
nGr
5
Philips de Schone (1482-1506)
ü:
7.Groot,zilver,Brugge,z.d.(1489-1492),25mm,1,61 g, 1u,de kz.isgedeerterijkhàtùú
de afdruk van een andere munt, interpuntie met drie puntjes, die samen een
driehoct yu[r
Vz. Vy'apenschild van Oostenrijk en Bourgondië.
lPHr, ARCHTD.I ].BVRG. Ct

Kz. Afgesleten, sporen van een gebloemd kruis. I


lMAXrM.R.t lRot lNoRt
Ref.:EvG& H85-5
b
rlh
Gelderland
[- t!
Philips de Schone (1482-1506)
a
8 . Groot, zilver, Mechelen, z.d. (1493-94),24 mm, r,37 g, rlu,licht afgesreten, nqdr *
andere munt, gedeeltelijk bedekt met ijzercorrosre.

222
Vz. Wapenschild van Oostenrijk en Bourgondië.
IHS x AR[ ]AVST x B[

Kz Versierd kruis door de legende, centraal het ateliermerk (lelie)' in de kantons twee
schilden, een lelie en een leeuw.
BEI ]DIC x A-I[ ]No
Ref.:EvG &H102-4.

Holland

Philips de Schone (1482-1506)

9. Groot, zilver, Dordrecht, 1489, 23 mm, 1,53 g, 10 u, barstje ; schild en kruis afgesleten.

Vz. Wapens van Oostenrijk en Bourgondië


kroon PHI' + ARCHIDUX' + AVSTRIE + BG + B' + CO' +H' +Zl

Kz. Gebloemd kruis met centraal het ateliermerk en in de kantons twee kronen en twee
leeuwen.
Kroon MAXIMILIAN' REX' ROMAN' PAT' 1489

Ref.:EvG&H85-6a.

Karel V (1506-1555)

10. Groot, zilver, Dordrecht, z.d. (1506-1520), 24 mm, 1, 7l g, l0 u, licht bedekt met
ijzercorrosie, interpunctie met een kleine lelie.

Vz. Wapenschild van Oostenrijk en Bourgondië onder een kroon


met MO + [ ]RCIDI ]S' + DVX + BG' + C' + H' +

Kz. Versierd kruis door de legende met het ateliermerk (roos) en in de kantons twee
leeuwen en twee lelies.
SIT. NOM.EN. DOM-IN[ ]-DICTVM

Ref. : EvG &H 173-6a.

Frankrijk

Charles VIII (1483-1497)

zilverlbiljoen, ?, l9 mm, 0,97 g, ? u, zeer sterk afgesleten en wat


I 1 . Petit blanc à la couronne ? ,
uitgebroken, bevat het negatief van een andere munt, gedeeltelijk bedekt met ijzercorrosie.

Vz. Onleesbaar.
+ KAROL[ lAt

223
Kz. Breedarmig kruis met in twee kantons telkens een lelie herkenbaar
Onleesbaar.

Ref. : Ciani, nr. 806 ? en Duplessy, nr. 588 ?

NOTEN

1. Borremans & Godfroid 1982: 143-152; Van Laere 1994 : 163-164.


2. De eerste auteurs vermelden verkeerdelijk een viermijtje i.p.v. een groot.
3. Een omloopschade bestaat altijd uit geld dat op het ogenblik van begraving c: .
circuleert. Meestal gaat het om een verloren beursje of een inderhaast verstopt dep{: :
geval worden de munten niet geselecteerd op gewicht, gehalte of metaal.
De begravingsdatum ligt meestal zeer dicht bij het aanmuntingsjaar van de slui::: -'
recentste munt uit het depot).
4. Ziebijvoorbeeld Beeckmans 1993 :233-234 en Beeckmans 1995 : 331.
5. Het niet-geïdentificeerde muntje rekenen we aan de waarde van ll2 groot of I i4 :: - :'
6. Vandenbroeke 1979 : 128.

224

You might also like