Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 43

ln memoriam

M ar c V el gh e (r 9 5 o -z o ry) en P eter V el ghe (r g I z-z o r o)


Luc Van Durme

"Bright eyes
Burning like fire
Bright eyes
How can you close and faíl?
How can the líght that burned so bríghtly,
suddenly burn so pale?.""
Símon &Garfunkel

ln de kílle morgen van l8 november zot3 bereikte ons uit het pro-
vinciaal archeoìogisch museum te Velzeke het treuríge nieuws
dat
het van Aalst
Marc Velghe de ãag voorheen in o.L.V.-Ziekenhuis
overledei was. Daf ziin stoel in de begeleidingscommissie in het
museum voorgoed leeg zou bliiven, beseften wii pas ten volle
toen wii de vo-lgehde keer zonder Marc moesten vergaderen'
Toen Marc de laãtste keer onder ons was, heeft hii nog een
glimp
kunnen opvange n van wat het nieuwe museum zou worden
Zijn ouders, Georges Velghe en Simonne CorYn, die in t943
ge-
huwd waren, oefenden het beroeP van bloemist uit. Hun enige
zoon Marc werd te 6ent geboren oP 4 februari t95o. Marc volgde
de lerarenopleiding LSO Wetenschappen , Aardrijkskunde en
Eco-
nomie in de Riiks-
elghe
zorj) normaalschool
van Cent. Vanaf
1973 was hii le-
raar Biologie in
het Atheneum
van De Pínte en
vanaf t988 leraar
Chemie in het
Koninklijk Athe-
neum aan de
Voskenslaan in
Gent. ln 2oo5
werd hij op rust-
I pensioen ge-
steld.
Op r4 iulir977 huwde Marc met Rosanne Hendrickx, Ierares Frans.
Samen kregen ze twee kinderen: Kathy (" r979; handelsingenieur)
en Peter ("t982; graduaat ín Marketíng en Europees Bedriifsbe-
leid). Van iuni t977 tot april zolt woonde het gezin in Opbrakel,
aan de Leinstraat, de oude Romeinse weg van Bavay naar Vel-
zeke. Hun woning was als het ware voorbestemd als mansío of
baanpost voor al wie zich in de Zuid-Oost-Vlaamse regio op het
pad van de geschiedenis en de archeologie wilde wagen. In maart
zott verhuisde het gezin naar Deurle. lntussen was het ook stiller
geworden rond de van nature uit ondernemende en immer en-
thousiaste Marc. Ernstige gezondheidsproblemen...

Om vele redenen zijn de begeleidingscommissie, het museum en


de archeologie in het algemeen Marc erkenteliikheid verschul-
digd.

Honderden veldprospecties samen met en onder de leiding van


archeoloog Marc Rogge resulteerden in de uiterst waardevolle
kaart'Villa-bewoning in het Romeinse Zuid-Oost-Vlaanderen' in
het museum.

De al even talrijke prospecties van steentiidsites in de regio samen


met zijn zoon Peter leidden tot een berg silexmateriaal en een be-
tere kennis van de steentijd ten onzent. Van Marcs hand versche-
nen over dat onderwerp overigens een aantal publicaties die nog
steeds niet aan waarde hebben ingeboet. lk breng hier in herin-
nering zijn - al dan niet in co-auteurschap geschreven - artikelen :?.g,a"ti
over de opgravingen van de KUL in Zuid-Vlaanderen (t984), een .¿J:-:--':
vroege La Tène-kuil in Brakel (tggt), het archeologisch onderzoek
van het Distrigas-project in Zuid-Oost-Vlaanderen (tggÐ, sporen
uit de late lJzertijd te Horebeke (tggÐ en een fraaíe gepoliiste biil
te opbrakel(tggS).

Marcs grootste verdienste lag in de tijd toen het museum nog


over geen eigen opgravingsdienst beschikte: de oprichting op t6
oktober t987 (bij notaris Goedertier in Zottegem) van de vzw'Ar-
cheologische Werkgroep Zuid-Oost-Vlaanderen', beter bekend als
de 'vzw Marc Velghe'. De statuten van deze vzw verschenen in
het staatsblad van t7 december t987. Marc fungeerde als voor-
zitter, het lag voor de hand dat de zetel van de vereniging geves-
tigd was te zijnen huize: in de al genoemde woning nr. 67 aan de
Leínstraat in Opbrakel. Wilfried Jamée was ondervoorzitter, Cuy
De Mulder secretaris, Guy Van Gansbeke juridisch adviseur en Eric
D'Haeseleer boekhouder. Gewone leden waren: Jo Crombé, Lau-
rent De Bleecker, Luc De Both, Suzanne De Cock, Marc Rogge,
Pieter Saey, Luc Van Durme en CyríelVerbruggen. Artikel 3 van de 15
statuten luidde:'De vereniging heeft tot doel het bevorderen van
1 5
de archeologische wetenschap en het detecteren van archeolo- 314 315
gísch waardevolle elementen in Zuid-Oost-Vlaanderen en omvat
onder meer: het redden van bedreigde belangrijke verzamelin-
gen; het wetenschappelijk redden van bedreigde sites door op-
gravingen en studie; het toegankelijk maken van het erfgoed voor
een breed publiek en een educatieve bewustwording te verzor-
gen door lezingen, archeologische publicaties, didactische uit-
bouw via diareeksen, tentoonstellingen, ...,

Een eerste grootschalig archeologisch project dat de vzw mee


hielp ondersteunen was dat op de Kapellekouter ín Kruishoutem,
waar door metaaldetectie een Gallo-Romei ns fanum (heíligdom)
aan het licht was gekomen. De opgravingen liepen van r9g9 tot
t992. De resultaten vindt men beschreven in het mooie boek
Terug naar de bron. Kruishoutem archeologisch doorgelicht (Gent,
19%).De talloze bronzen Romeínse godenbeeldjes díe deze op-
graving opleverde, zijn te bewonderen in het museum.

Naast de al genoemde gezondheídsproblemen die uiteíndelijk aan


zijn loopbaan als leraar een einde zouden stellen, werd Marc met
het fatum in zijn ergste vorm geconfronteerd. Dat was een paar
jaar voordien ook al Noël Huysman, een andere collega ín de be-
geleidingscommissie, overkomen: zijn geliefde en ons museum
erg genegen zoon Karel te moeten verlíezen in een verkeerson_
geval. Op z6 november zoro sloeg hetzelfde noodlot toe voor
Marc. Plots was Peter, ziin zoon en zijn beste vriend, er níet meer.

:--erVelghe
Peter, van wiens ont-
-
982 - zoto) plooiing als jonge voet-
balgod Marc nooit een
detail had willen mis-
sen. Peter, net 28 ge-
worden, die ook al
professíoneel flínk uit
de startblokken was.
Peter, die als jonge
knaap door zijn vader
de passie was bijge-
bracht voor het gebeu-
ren rond WO ll (getuige
daarvan zijn mini-mu-
seum in wording) en -
hoe kon het anders? -
voor de archeologie. Zo
vaak was hij samen met
zijn pa de pas geploeg-
1
, 15 de velden gaan pros-
pecteren op zoek naar
314 jl5 vuurstenen artefacten
uit de steentijd. Zo vaak had hii deelgenomen aan opgravingen \eolithís
tijdens de zomervakantie, zo vaak was ziin ionge ontgoocheling 5e¡ woe
groot geweest toen hii op het einde van de dag alweer van pa
dt
ãien¿e te horen dat hii de gevonden kleinoden niet mocht hou- -uele
den. ln de zomer van 2oo3 was Peter zelfs als iobstudent aan de
slag geweest aan de balie van het provinciaal museum van Ename
aan de Liinwaadmarkt.

Bii zijn overliiden had Marc nog zo veel te doen' lk noem hier
enkel maar zijn op stapel staande boek over de wereldgeschiede-
nis. Het heeft allemaal niet meer mogen ziin'

Bidprentje van Marc


Langs deze weg bieden
Velghe
wij Rosanne en KathY
onze oprechte gevoe-
lens van waardering
voor Marc en Peter en
hun beider levenswerk
aan, goed beseffend
dat zii voor hen onein-
dig veel meer hebben
betekend dan hier in dit
korte afscheidsbericht
is weergegeven. ,edere ¡ne¡s is ee¡ gosahrêdeni5
die êå, gccn éÌkelù ¿n¡rere Ìdûntiek ¡5

Bibliografie

Rogge, M. & Velghe, M. 1984' Opgravingen van de K'U'L in Zuid-


Vlaanderen, V obovlnfo,'t 4, t 4'

De Cock, S. Rogge, M. & Velghe, M. t985. Michelbeke-Brakel (O'-


Vl.): Romeinse villa, Archeologie z,'ttt.

De Mulder, G. & Velghe, M. 1991. Een vroeg-La Tène kuil te Brakel,


Handelingen van het Zottegems Genootschap voor Geschiedenis
en Oudheidkunde, 5, 264-268'

Velghe, M. r995. Een gepolijste biil te Opbrakel (gem' Brakel), Han-


dellngen van het Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en
O udh eí dkunde, 7, t77 -'t7 9

Bauters, L. Braeckman, K', De Mulder, C., Jamée, W', Rogge, M'


&Velghe, M. r996. Oudenaarde-Mater. Een Gallo-Romeinse agra-
rische nederzetting en sporen van Karolingische bewoning te
J a arv er slag
15 rl1ì
D u s be ke, M onumentenzor g & cultuur p atri monium,
i

rygs van de Províncie Oost-Vlaanderen, 150-153. 316


Neolíthís che bíjlen ín de Gallo-Romeinse vicus te velzeke.
Een vroeg voorbeeld van recyclage of een aanwiizíng
van
rítuele deposÍtie?
Cuy De Mulder, Johan Deschieter & philippe Crombé

r.lnleiding
,- . an Marc

vijftal voorbeelden díe gedocumenteerd zijn tíjdens de opgravín_


gen in de vicus. Deze bijren kwamen aan het richt ín diverãe
sec-
toren van de Romeínse nederzetting (fig. r).

: -. -.:íng van de bíjl-


:- isten bínnen het
:-s-areaal (gebro-
.:' ijn) te Velzeke
:-:-:6l5oost). De
:::: len stemmen
:'. :-aen met de volg-
'--.ners in de be-
,:-- yende kataloog
- í r'ì

z. Beschrijvíng

15 16
316
1 3

5cm

F¡9.2
Neolíthísche biilen uit
Velzeke

rpecking' duideliik aanwezig (fig' z'z)'


ziin sporen van

16 r6
318
bijl is intens gepolijst. Op de snede en de hiel zíjn sporen van ver-
brijzeling (mogelijks deels klopsporen) en plaatselíjke afronding
te zien (fÍg. 2.3). Vermoedelijk betreft het een herwerking van een
gebroken grote bijl (herscherpen van snede).

4. Snede(?)fragment van een zwaar beschadigde grote bíjl afkom-


stig uit spoorVo4/Bt45¡,alllltgz. De bewaarde lengte bedraagt 4,2
cm, de breedte 6,6 cm en de dikte waarschijnlijk 3 cm. De boorden
zijn symmetrisch en afgerond met een licht vlakke zíjde. De bíjl is
gemaakt uit mijnsilex van grijze gevlekte kleur. De bijl is intens ge-
polijst. De oorspronkelijke snede ís zwaar beschadigd, vermoede-
lijk door later herbruik als kern (fig. 3.r).

-çJ
¡e,:thische bijlen uit
,e=eke

5cm

bíjlenuít
5. Bíjna volledig bewaarde bijlafkomstig uít spoorVo4l}t453alzo.
De bewaarde lengte bedraagt 7,9 cfr, de breedte 4,6 cm en de
dikte 2,4 cm. De bijl is gemaakt in een líchtgrijze mijnsilex en ís in-
tens gepolíjst. De bijl vertoont talloze sporen van latere bewer-
kíng, vermoedeliik nadat het artefact door breuk onbruikbaar
geworden was. Een breukvlak nabij de hiel lijkt aangewend als
16 t6 slagvlak voor de productie van kleine afslagen. De snede ís tame-
lijk intact op één zijde na waar verbrijzelingsporen merkbaar zijn
318 i9 e (fig.3.z).
3. Gebruik en betekenis

Fragmenten of complete neolíthÍsche stenen biilen vormen geen


onbekende in 6allo-Romeinse contexten. Op de bodem van een
greppel nabij een aantal Callo-Romeinse brandrestengraven op
de síte van Kluízen/Zandeken was een Bandkeramísche dísselge-
deponeerd (Perdaen et al' zoo6). Op de síte van Brecht/Ríngweg
werden in drie verschillende 6allo-Romeinse potstalwoningen tel-
kens een silexbijl gevonden in het verdiepte stalgedeelte. Deze
gebouwen dateerden uit de midden-Romeinse periode (Bracke
A Crombé zot4,tt-tz). Ook in andere delen van het Romeinse riik
zijn neolithische biilen aangetroffen in Romeinse contexten. ln
Engeland komen ze voor in tempels, in villae, op pottenbakkersi-
tes, enz. (Adkins & Adkins 1985).

Deze bijlen ziin in de meeste gevallen niet incidenteel in de neder-


zetting terecht gekomen. Op de pottenbakkersite van Newland
Hopfiãlds in Zuídwest-Engeland was ook een silexbijl aangetrof-
fen. Er waren duideliik gebruikssporen op de biil, maar het was
níet zeker of deze te wiiten waren aan het gebruik als een poliister
bij het maken van er 2ooo, 66). Silexbijlen
zijn ook aangetro ersite van Dambach-la-
Ville/Wilmstein in ravers veronderstelden
dat deze werden gebruikt om het oppervlak van de potten af te
werken en te gladden (t<uhnle et al. 2oo5). De afrondingssporen
op de snede van biil VoS/Cg8+d/ll/l te Velzeke ziin mogeliik ook
te relateren met aardewerkproductie.

Dergelijke biilen konden echter ook een religieuze en rituele be-


tekenis hebben. Zij werden door klassieke auteurs als donderste-
nen beschouwd, die het resultaat waren van een inslaande
bliksem die in steen was veranderd (Wagenvoort 1938, 68). ln een
aantal Gallo-Romeinse tempels trof men stenen biilen als votief-
offers ín het heiligdom aan (ndkins & Adkins 't985, 69).ln som-
mige gevallen zijn zelfs verscheidene biilen als ex voto geofferd'
ln de tempelsite van Teutre in Noord-Frankriik betreft het zeven
exemplaren en in het heiligdom van Le-Catelier-de-Criquebeuf-
sur-Seine zelfs elf voorbeelden (Wheeler t9z8,3zo'3zt). Een op-
lijsting van continentale sites omvat 24 tempels of heiligdommen
die dèrgeliike artefacten opleverden (Horne & King r98o). Een
specifieke vondst binnen een nederzettingscontext is afkomstig
uit de site van Brecht/Ringlaan (4.). tn het verdiepte stalgedeelte
was een neolitische silexbiil samen met twee onvolledige bronzen
kokerbijlen - gedePoneerd' Het
gebouw zelf rste helft van de 3d"
eeuw n. C. O et exact te bePalen 16 l6
was, is het niet duidelijk of het hier om een bouw- of een verla-
tingsoffer gaat (Bracke et al' zo't5,61-6+).Deze vondst past in een 10 )20
patroon van depositie in landelíjke Gallo-Romeinse nederzettin-
gen waarbij dikwijls slíjpstenen, maalstenen en andere materiële
objecten werden geofferd (De Clercq zoo9, z6z-264).

4. Besluit

De aanwezigheid van neolithische stenen bijlen in enkere Gallo-


Romeinse sporen in de nederzetting te velzeke is geen toeval.
Twee exemplaren staken in de opvuiling van grachten uit respec-
tíevelijk de late 2de lste eeuw n. C. (fig. 2,2 en fig. 2,3), terwijl
de overige (fig. z, r"n
en fig.3,1 en z) uiide secundãireãpvulling
van kuilen uit de Flavische en zde eeuw n. c. gerecupereerd
werl
den. Hoewel occasioneergebruík níet uít te srur:ten vaìt,
rí¡ken deze
voorwerpen vaak bínnen een rituele sfeer gedeponeerd
te zijn.
Te velzeke situeren zijzich zower bínnen ars aan'de
rand urn ã"
nederzetting. cedetaíileerder onderzoek en uitwerking
van het
contextuele kader van de verzeekse bijren zar ongetwijfird
ru",^
licht werpen op de samenhang met hun posteriãure
omgeving.
Dergelijke bijlvondsten passen overigens binnen een
ca-iro-nã-
meínse deposítiepatroon van bepaardã curturere
objecten. rn dit
geval betreft het oude artefacten waaraan een nieuwe
betekenis
of dimensie werd toegekend.

BiblÍografie

Adkins, L' & Adkins, R.A. 19g5. Neolithíc axes from Roman
sítes in
Britain, Oxford Journal of Archaeology,
+(t),6g_lS.
Bevan, L. & lser, R. zooo. prehistoric lithics, in:
Evans, C.J., Jones,
L. & Ellis, P.,Severn Valley Ware production at Newland Hopfields.
Excavation of a Romano-Britísh kitn site at North End
Farm, Great
Malvern, Worcestershire in ry92 and (BAR British'S"ri"i
ry94
3t3lBirmingham university Fíerd Rrchaeoiógy unít Monograph se-
ries z). Oxford: Archaeopre ss, 66-67.

Bracke, M. & Crombé, ph. zor4. Steentijdvondsten


aan de Ring_
laan te Brecht (prov. Antwerp rn, B.), Not¿e praehistorícoe,
7-13.
3i,

16 16
De Clercq, w. 2oog. Lokale gemeenschappen in
het Imperium Ro_
a-l
320 mdnum. Transformaties in rurale bewoníngsstructuur en
materiële
jæt
cultuur in de landschappen van het noordeliike deel van de civitas
Menopiorum (provîncíe Collía betgia' cd' 1oo v. Chn - 4oo n' Chr')'
-riU(
Cent: Universiteit Gent (doctoraatsscriptie).
¡{dr
Horne, P.D. & King, A.C. 198o. Romano-Celtic temples in continen- *--¡.-)
tal Europe: a gazetteer of those with known plans, in: Rodwell, i zT
W. (ed. ), T empl es, chur ches and r etigi on in Roman Britoin ( BAR Bri-
tish Series 77). Oxford: B.A'R', 369-555.

Kuhnle, G., Fort, B., Baudoux, J. & Cicutta, H. zoo5. Dambach-la-


Ville - Wilmstein (Bas-Rhin): un centre de production rural de cé-
ramiques et de tuiles (milieu du l"' siècle av. J.-C. - fin du lle siècle
apr. J.-C.), in: 5FECA6. Actes du congrès de BIoís 5-8 mai 2oo5. Mar-
seille: S FECAC', 4o3-426.

Perdaen, Y., Laloo, P,, Crombé, Ph. & De Clercq, W. zoo6. Een
Bandkeramische dissel in Zandig Vlaanderen, Notae Praehístori-
cae, 26,199-202.

Wagenvoort, H. 1938. Uit de antieke folklore Vlll. De legende van


Attus Naviu s, Hermeneus, to(5), 6S-6g.

Wheeler, R.E.M. r928. A Romano-Celtic temple near Harlow,


Essex; and a note on the type, Antíqu aries Journal, 8, 3oo-326.

:: :{-:-,

16
)22
kuil uít de volle
Een Rom eins brandrestengraf en een
míddeleeuwen op de wíik "Nederholbeek" te Etíkhove
(Maarkedal)
Jean-Pierre Parent, Nico De Brouwer, Nick Van Liefferinge en Luk Beeckmans (w.a.
Quadríga)

Tíidens een werfcontrole bíjde uitbreÍdíngswerken aan het con-


tainerpark te Etikhove kon Jean-Pierre Parent ín mei/juni 2o14 een
paar interessante archeologische sporen intekenen. Het betreft
een Romeins graf en een kuíl uit de volle míddeleeuwen.

t. Situatie

De vindplaats is gelegen op het huidige containerpark van Etik-


hove, tussen de Stationsberg en de Nederholbeekstraat, op de
wijk Nederholbeek (kad.: Maarkedal, Etikhove, perceel SgSe).

De site bevíndt zich op een matig droge zandleembodem met


sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont (bodemserie
Lcc). Ten noorden van de site bevindt zich een matig droge zand-
leembodem zonder profiel (bodemserie Lcp). Ten oosten komt
een matig natte zandleembodem zonder profiel voor (bodemse-
rie Ldp). Ten westen van de site - op de helling - ís dit een droge
zandleembodem met textuur B horizont (bodemserie Lba).

Het Romeins graf en de middeleeuwse kuil werden aangetroffen


op een hoogte van ca.4z m TAW. Ten oosten van de vindplaats
stroomt de Hollebeek van zuid naar noord.

-Ér
j':;tiekaart von
:-:''nove (Maarkedal)
--- oanduídíng van
'<- Gallo-Romeînse
-:^dgraf (t) en de
- ':deleeuwse struc-
-.--t-'(z).

17
lsqrn I

322 _:23 13
F¡9.2
Bodemkaørtmetaan-
duidíng van de sPo'
ren,

Fig.t
Het vernieuwde con-
tdínerpdrkvdn Maar-
kedal met aandui-
dîngvan de sPoren'

z. Romeins graf

F¡9.4
Foto van het Gallo'
Romeinse brandgraf
(spoor t).

17
14 324
Fig.2 gravingsdiepte van ongeveer 13 cm beneden het aanlegvlak
Bodemkaartmetaan- (spoor t).
duíding van de spo-
ren.
De inhoud bestond uit houtskool, wat verbrande leem en ver-
brand bot. Dít laat toe om het spoor te ínterpreteren als een Ro-
meins brandrestengraf. Wegens het ontbreken van mobiele
vondsten zoals aardewerk is het graf moeilijk scherp te dateren.

j. Een kuil uit de lod"-rd" eeuw

De snel voortschrijdende werkzaamheden bemoeilijkten het uit-


voeren van degelijke waarnemingen. Zowel in de profielwand van
de werkput als ín het aanlegvlak werd een kuil met een rechthoe-
kige aflijning waargenomen. Volgens de waarnemingen van J.-p.
- Fíg,I
Parent was de kuil volledig omgeven door een greppel met een
Het vernieuwde con- U-vormige uitgraving (afb. 7). ln de vulling van de kuil werden en-
:ainerparkvan Maar- kele scherven importaardewerk uit het Rijnland en het Maasland
kedal met aandui- aangetroffen, in associatie met scherven van lokale kogelpot-
ll dlngvan de sporen. waar, brokken verbrande leem, een ijzerslak en enkele ruwe brok-
ken glauconiethoudende zandsteen (spoor z).

=çi
=-: .on de míddel
=-'.t -<e structuur
2),
=.:t:'

+-'
-¿re
"g vdn de
ær->'ede van de
tiw eeuwse StrUC-
z.tr '- :chtgele zan-
;gr ee.n; 2, L¡cht-
Vi= :zndige leem,
u.rs.colínclusíes; i,
-'i. 4
1:rc van het Æ E,donkergríjze
Gallo-
¡c,.neínse brandgraf
zu'se ieem, veel
w.æ¿oiínclustes;4,
l),
=oor -dEE--:e zandíge
e- -c,-.skoolínclu-
:, i l^;ze zandíge
.- -€: veel hout-
Ecr:5- hnkergrijze
.rcig= leem met
e -ø-'skæl;7.Ver-
ttæ æmbrok >>

17
zF;
324 15
F¡9,7
De omgrachte kuil
(spoor z). InterPretd-
tietekeníng van een
deel van de Platte'
grond.

lnventaris van het aardewerk

lmportaardewerk

Wandfragmenten
_ rweã scherven in wit/geel aardewerk met rode beschildering
(Riinlands).
- Eén scherf in witbakkend aardewerk met sporen van lood
glazuur (Maaslands).

Lokaal gríis aardewerk

Ra n df r agm enten v on ko gel P otten


(cf'
- Ñui buiten geuogãn iand met afgeronde top (afb' 8' r)
De Groote 2oo8, 39, Pl. 1)1
- Naar buiten gebogen rand met opstaande lip (afb'8' z)
(cf'
De Groote zoo8, t4, Pl. 7).
- Korte manchetrand met naar buiten afgeschuinde top, dek-
selgeul (afb. 9, r) (De Groote 2oo8)'
- for"te rechte hais, uitstaande rand met afgeronde top
(afb'
ro, r) (cf. De Croote zoo8, 6o, Pl' 5)'
- fórie'recfrte hals, uitstaande rand met verdikte afgeronde

49, pl. 9).


- rãri" iéchte hals, uitstaande rand met verdikte afgeronde

17

De Crooie 2oo8 (ll),48-57) 326


- Licht naar buiten staande rand met afgeronde top (afb. ro,
te kuil g) (cf. De Groote zoo8, 37, pl. 9).
:\. Interpreta-
- Opstaande lícht naar buiten staande rand met afgeronde top
19,van een
de platte-
(afb. ro, ro) (cf. De Croote zoo8, r, pl. r).
- Naar buiten staande rand met afgeronde top (afb. 1o,11) (cf.
De Groote zoo8, 8, pl. r).
- Korte rechte hals, uitstaande rand met verdikte afgeronde
top (afb. to,tz) (cf. De Groote zoo8,z9, pl. rr).
- Naar buiten geplooide rand met opstaande lip (afb. ro, r3)
(cf. De Groote 2oo8, 10, pl. rz).
- Naar buiten geplooide rand met afgeronde top (afb. 10,14)
(cf. De Groote zoo8, 13, pl. 5).
- Naar buiten geplooide rand met afgeronde top (afb. to, t5)
(cf. De Croote zoo8, 1l pl. rr).
- Naar buiten geplooide rand met licht naar binnen afge-
schuínde top (afb. 'to,'16) (cf. De Groote zoo8, zz, pl. 5).
- Naar buiten geplooide rand met afgeronde top (afb. 10,17)
(cf. De Croote zoo8, pl. 5, 8-9).

Versierde w andfragmenten
- Radstempellijnen (afb. ro, r8-r9 en zz-3r).
- Meandervormige groeflijnen (afb. 10,21).
- Horizontale ribbellijnen (afb. to, zo).

Ciettuit en bodemfragment
- Ciettuit van een tuitpot (afb. 9, z).
- Bodemfragment met een lícht naar buíten staande standríng
(afb.9,3).

Wandfragmenten
Er werden 283 wandscherven geteld. De dikte van de scherven
varieert tussen 4 en 8 mm.
=e5
':re4íngen vøn het

-wenmateríoal,

17 t7
0 6cm
I:i:.t:-
326 ]27 17
Fíg'g
Tekenîngen van het
schervenmateríaø\.

r r,-,-

w hh,
%15 %-* ã,,
11
T:,W,%î^
fr
18
uH
a
â
19 v
20 21

occ ðc
EN øÕ
23
ÞÈrÊle

W^
#
il 27
28
u

0
r:-::I:::ì:r
31
scm

Technische kenmerken Fî9, 10


Tekeníngen van het
schervenmateríaal.
De categorie van het lokale aardewerk is op de draaischijf vervaar-
digd en reducerend gebakken. Op basis van de textuur van de bui- 17
tenwand wordt het assemblage opgedeeld in groepen met een
glad, ruw of korrelige wandafwerking. ln de kern vertonen de r8 328
baksels een Iichtgríjze tot donkergriize kleur. De verschraling be-
van het
staat voornamelijk uit zand. De hardheid van de bakking varieert
tussen zacht en zeer hard.

DaterÍng

Zowel het roodbeschilderde aardewerk uit het Rijnland als het


wítbakkende aardewerk met sporen van loodglazuur uit het
Maasland komen voor vanaf de late ioe eeuw tot de vroege 13e
eeuw'. Het lokale aardewerk kan op basís van de typologie van
Dr. Koen De Groote worden gedateerd in de period e g71-1o25.i.

4. Besluit

Het Romeinse graf van Etikhove/Nederholbeek is niet het enige


graf uit deze periode dat in deze gemeente werd ontdekt. ln het
Maarkelenhoutbos, op de plaats Maarkendries, werd een graf-
veld van t8 brandrestengraven gevonden. Op de ,,Boektaillie"
h, werd een geisoleerd brandrestengraf ontdekt, afgezoomd met
grove ruwe stenen. Het werd gedateerd in de ze helft van de 3e
eeuw4.
E 1 7
De aangetroffen sporen uit de volle míddeleeuwen maken onge-
twijfeld deel uit van een meer uitgestrekte nederzetting. De recht-
hoekige kuil, omgeven door een smalle circulaire greppel, is
moeilíjk te interpreteren. Mísschien gaat het om een structuur
met een voorraadfunctie (silo). De vulling bevatte - naast enkele
scherven Maaslands en Rijnlands importaardewerk - vooral frag-
menten van lokale kogelpotwaar. De context is op basis van het
21
aardewerk ruim te dateren in de period e 975-1125.

Deze archeologische sporen, hoe beperkt ook, geven ons verdere

l-3 26
informatie over de Romeinse aanwezigheid en bieden voor het
eerst ook een kijk op de bewoningsgeschiedenis in Etikhove tij-
dens de volle middeleeuwen5.

/-Ð,, Bibliografie

5cm De Croote, K. 2oo8. Middeleeuws aardewerk inVlaanderen. Tech-


-- niek, typologie, chronologie en evolutie van het gebruiksgoed in de
r eg¡ o O udenqar de in de v oll e en late mi ddel eeuw en ( o e-r 6 e eeuw),
Vlaams lnstituut voor Onroerend Erfgoed, 2 dln, Brussel.
van het

,
17
328
z
i¡9 19
I , O. Croote 2008 (t),3t7 en 338
| Oe Croote 2oo8 (tt),48-57
o
I s U"n Doorselaer1964, 256-258i De MulderrggT,
I Met dank aan Johan Deschieter (pam Velzeke)
ror-rro
voor het nalezen van de tekst.
De Mulder, C'. t987. De Gallo-Romeinse bewoning in Zuíd-Oost-
Vlaanderen, Handelíngen van het Zottegems Genootschap voor Ge-
schíedenis en Oudheidkunde, 3, 1 o1-1 1 o.

Van Doorselaer, A. t964. Repertoríum van de begraafplaatsen uit


de Romeinse tíjd ín Noord'Gallië, t, Brussel.

I
17
20 330
De Germaans-Romaanse taalgrens en het Europa der talen
L¡x Van Durme

De taalgrens in West-Europa kreeg haar fundament met de limes


of grens van het Romeinse lmperium. Binnen het lmperium ves-
tigde zich nagenoeg overal het Latíjn. De Latinitas of ,wereld waar
het Latijn klonk' was overal een realíteit waar de Romeinen víer
eeuwen gedomineerd hadden. Ten gevolge van de vroegmiddel-
eeuwse invallen van Germaanse stammen zoals de Franken
plooide de lijn van Romeins rijksgrens zich in het noorden snel
terug in één grote elastische beweging. Zo ontstond de Cer-
maans-Romaanse taalgrens. ln de Balkan rolden dan weer, op
Roemenië na, Germaanse en vooral Slavische invallers deLatinitas
(die vanaf dan als de Romania wordt aangeduid) nagenoeg vol-
ledig op. Op vele plaatsen aan de nieuw ontstane taalgrens hand-
haafden zich aanvankelijk tweetalige zones. Ten noorden en ten
oosten ervan bleven een tijdlang ook Romaanse relictgebíedjes
bestaan. Dit was zeker nog de situatie in de tíjd van Francia Media.
Bij de verdeling van het rijk van Karel de Crote werd het van noord
naar zuid lopende deel van de taalgrens enigszins gerespecteerd,
het van oost naar west lopende echter niet.

De studie van de oude taaltoestanden en -grenzen in Noordwest-


Europa vanaf de prehistorie tot de middeleeuwen is in volle evo-
lutie. Lange tijd was deze studie het bevoorrechte domein van de
historische taalkunde en de naamkunde. Vandaag moeien ook hís-
toríci, archeologen en zelfs moleculaire biologen met het DNA-
onderzoek zich stevig in het debat. Daardoor vergroot de
documentatíe aanzíenlijk. De oude bakens kunnen worden ver-
Iegd en nieuwe inzichten ín de genese van het Europa der talen
dienen zich aan.

Het lndo-Europees en het ¡BelgÍsch'

Men schat dat het lndo-Europees zeker al ín het tweede millen-


nium v. Chr. ín Europa zijn íntrede heeft gedaan. Voordien werden
in Europa andere talen gesproken. Sommíge zoals het Estisch, het
17 É
Fins, het Hongaars en het Baskisch hebben de Indo-Europese plet-
3)o 21 wals tot vandaag getrotseerd, andere - zoals het Etruskisch - al
De Germoans-Romaanse taalgrens en het Europa der tolen
i-¡x Van Durme

De taalgrens ín West-Europa kreeg haar fundament met de limes


of grens van het Romeínse lmperium. Binnen het lmperíum ves-
tigde zich nagenoeg overal het Latijn. De Latínitas of 'wereld waar
het Latijn klonk' was overal een realiteit waar de Romeinen vier
eeuwen gedomineerd hadden, Ten gevolge van de vroegmíddel_
eeuwse invallen van Germaanse stammen zoals de Franken
plooíde de lijn van Romeins rijksgrens zich in het noorden snel
terug in één grote elastische bewegíng. Zo ontstond de Ger_
maans-Romaanse taalgrens. ln de Balkan rolden dan weer, op
Roemenië na, Germaanse en vooralslavische invallers deLatinitas
(díe vanaf dan als de Romanía wordt aangeduíd) nagenoeg vol-
ledig op. Op vele plaatsen aan de nieuw ontstane taalgrens ñand_
haafden zich aanvankelijk tweetalige zones. Ten noorden en ten
oosten ervan bleven een tijdlang ook Romaanse relictgebiedjes
bestaan. Dít was zeker nog de situatie in de tíjd van Frané¡a ¡viea¡a.
Bij de verdeling van het rijk van Karel de Grote werd het van noord
naar zuid lopende deel van de taalgrens enigszins gerespecteerd,
het van oost naar west lopende echter niet.

De studie van de oude taaltoestanden en -grenzen ín Noordwest-


Europa vanaf de prehistorie tot de middeleeuwen is ín volle evo-
lutie. Lange tíjd was deze studíe het bevoorrechte domeín van de

legd en nieuwe inzichten in de genese van het Europa der talen


díenen zich aan.

Het lndo-Europees en het rBelgisch'

17 É
330
lange tijd niet meer. ln die verre voortiid liiken de Nederlanden te
hebben behoord tot een mediterrane taal- en cultuurgemeen-
schap waarvan evenwel weinig bekend is. Omdat de hydronie-
men of waternamen in het lndo-Europees in algemene regel
vrouwelijk zijn, de mediterrane daarentegen manneliik, klimt de
naam van de Schelde (Scaldís bii Caesar, 5z v. Chr.) hoogstwaar-
schiinliik tot de mediterrane periode op; het Frans bewaart nog
steeds het mannelijk genus (l'Escaut); in het Middelnederlands is
de naam vrouweliik geworden.

Taalkundige gegevens zoals de onderlinge relaties van de lndo-


Europese talen en de verbreiding van de lndo-Europese rivierna-
men, laten toe de bakermat van het lndo-europees te Iokaliseren
in de Noordduits-Pools-Witrussische laagvlakte. Historische gege-
vens laten zelfs toe het vroegste lndo-Europese taaleenheid nog
vóór het tweede millennium v' Chr' te dateren. Archeologisch kan
men hier denken aan de striidhamercultuur of touwbekercultuur,
die zich omstreeks 25oo v. Chr., in het late Neolithicum dus, over
het gebied van de Noordzee tot West-Rusland, alsmede over Bo-
hemen en Zuid-Duitsland, verbreidde.

Na de expansieve periode in het midden van het derde millen-


nium v. Chr., die archeologisch gekenmerkt wordt door een grote
homogeniteit, treden in het uítgestrekte areaal van de striidha-
mercultuur al spoedig regionale varianten op' van elkaar geschei-
den door bos- en berggebieden' Daarmee houdt het ontstaan van
lndo-Europese'dialecten' verband. Millennia lang hebben lndo-
Europese volkeren zich, in opeenvolgende golven die elkaar over-
spoelden, soms in grotere verbanden, meestal in de vorm van
kriskras uitzwermende splintergroepen' over een groot deel van
Europa en van zuidwesteliik Azië uitgebreid. Zo ziin de ltaliërs
naar ltalië, de lllyriërs naar Joegoslavië en Zuid-ltalië, de Veneten
naar Noordoost-ltalië maar ook naar Zuidwest-Duitsland en Bre-
tagne uitgeweken.

ln de Lage Landen (en Brittannië) reconstrueert men een lndo-


Europese oertaal die bij gebrek aan een betere naam het 'Bel-
gisch' kan worden genoemd' Het Belgisch of de taal van de
Belgae, van wie de naam overgeleverd is bii Caesar en waaraan
aanvankelijk de standvoetbekercultuur beantwoordt, heeft zich
vanuit het Eems- en lJsselgebied over Westfalen en het grootste
deel van de Nederlanden uitgebreid, zuidwaarts tot ongeveer de
Canche, de Ardennen, de Ahr en het Middengebergte' oostwaarts
tot ongeveer de Weser en het Harzgebergte. Het is het naast ver-
want met het ltalisch.
frl{|l

Een typisch Belgische waternaam is de naam Dender (896 kop.


*ten
11d" eeuw Thenra): TenÕra, wellicht uit het lndo-Europese + 22
-aro,'de bruísende rivier'. De lndo-Europese wortel ten herkent
men nog ín Nederlandse donder. Zoals in het lndo-Europees, was
de waternaam Dender in de middeleeuwen steeds vrouwelijk en
luidde die Dendere, vgl. nog Ia Tenre in het Frans. De slot-e van
Dendere viel achteraf in het Brabants weg en zo komt het dat de
naam nu mannelijk ís. Van transseksualiteit op het toponymische
niveau gesproken!

Een typísch Belgisch plaatsnamensuffix is -iom. Men vindt het


terug in de naam Belgium (tegenover Belgica) en tevens in een
naam als Landen uitLondinium (met de latere Germaanse ø uit de
lndo-Europese o), waarvan de tegenhanger over het kanaal uiter-
aard de naam Londen is. Lang vóór de 'keltiseringr van de Britse
eilanden was het'Belgisch' immers ook al het Kanaal overgesto-
ken.

Het Keltendom

Het Keltisch vormde samen met het Crieks en het Latijn de drie
grote talen van de Europese Oudheid. Daar de Keltischsprekend
gebieden nooit een rijk of een polítieke eenheid vormden, spreekt
men beter van rhet Keltendom' of 'de Keltische wereld'. Het Kel-
tísch zwermde daarentegen steeds verder uit, maar Iíet zich ge-
makkelíjk opslorpen door de talen van anderen.

De expansie van het Keltendom was nochtans indrukwekkend en


zijn materiële cultuurwas hoogstaand. De historische bronnen en
vooral de archeologie laten ons die expansie op de voet volgen:
de vorstengraven uit de zgn. Hallstatt-periode met hun concen-
tratie in Bohemen en Beíeren (7d" eeuw v. Chr.), verder de ver-
schuiving van het zwaartepunt naar Zuidwest-Duitsland, Zwit-
serland en de Bourgogne (6d" eeuw v. Chr.), en dan naar de Mid-
denrijn en de Marne (5du eeuw v. Chr.), met de zgn.LaTène-cultuur
als exponent. Tegelijkertijd ziet men diezelfde La Tène-cultuur ook
al in Engeland, lerland en Noord-Spanje. Vanuit Zuidoost-Frankrijk
en Noord-ltalië werden vervolgens raids naar het zuiden opgezet:
ca. 39o v. Chr. valt Rome en vanaf r89 v. Chr. volgt de inname van
de Etruskísche stad Felsina die voortaan ín het Keltisch Bononia
heette, het huidige Bologna.
Vanaf de 40" eeuw drongen de Kelten door in de Balkan en in
Klein-Azië, waar men omstreeks 260 v. Chr. de stichting zag van
Galatië.

Vanaf de 19d" eeuw is de Europese politiek (de glorie van de na-


18 t8 tionale eenheíd ... ) het Keltendom een overdreven rol beginnen
toedelen. Ook de wetenschap, díe nochtans beter diende te
332 23 weten, voedde de pan-Keltische gedachte, tot vandaag de dag
aYd.ñ bM!h'

*,'a
a
a

.Ù""1L,d,*
t oøa-n. *
".'æ

ator
'M6
esa 'æl
ffil e*l¡ ah
Na ùiñaa
H.ulla
(d¿eó@o
a¡dil a@wÉ
axôjén a ocd d
h.^ra
roo lm

Kaartt
rop vakkundige
wiize''7o l'z'
zelfs, Verspreidíngvan
incluis - nog steeds verkondig tísche Plaatsnorr
waternamen'Keltische namen op basís van dc':r
*
pese) en dat het Keltisch klonk tot t zichtige elemente'
'.'t'
als Keltisch te be- het noorden van
Nederland. Een kartering van de met zekerheid
festen van Callië brengt hier ver- líë - 6d"l5d" eeuil I
schouwen namen in heinoord
verbreiding Chr.'
duideliiking en werpt een glimp op de noordeliikste
van het Keltisch. overigeni werden ook
namen van het Keltiscñe type geschapen'
,
in de Romeinse tiid nog
zo Autun uit Augusto-

De heer Luc Lievens (provincie oost-Vlaanderen)


stond in voor de digitale
dank'
bewerking
I
18
ìì¿
!
ur'
uan iret t<aartmateriaå1, waarvoor mijn warme
De eerste Germanen in de Lage Landen en West_Duitsland

ln de tweede eeuw v. Chr. ving ín een groot deelvan


de Lage Lan_
den en West-Duitsland een ,eãrste geimanisering, aan.
De"ze valt
in de toponymie af te lezen aan dJfonetische OãinvtoeAing
van
bestaande prehistorische namen. Een paar voorbeelden:
doãr de
Germaanse evolutie van de lndo-Europses t > th (in
de middeleeu_
+a wen d) evolueert een naam als *Tenara (nog bewaard
in Frans
Tenre)tot*Thenara, nu Dender; door de cèrmaanse evorutíes
van
de lndo-Europese o > d en aa > oo evorueert een naam
ars Mosa
(gaaf overgeleverd het Latijn en zo ín het Frans Meuse
geworden)
tot' Masoo, Duits en N ederrands Maas. op enkere uitzJnoeringeí
atu na heeft deze Germaanse expansie geen neerslag
in de naamle_
ving zelf, dít in tegenstelling tot deitweede germanísering,
vãn
de vroege míddeleeuwen. Samen met de begrippen,grondãígen_
dom' en'domeinwezen, hadden de Germaanse volkiverhuíãu^
precies dan de gewoonte aangeleerd om hun vaste
verblijfplaat_
sen naar het Gallo-Romeinse voorbeeld te gaan
benoemen. Zo
werd het element villa omgezet als haim. Dít verhaal is
echter
voor hieronder.
vanKel
pladtsndmen
+4ß van door- Combineren wij de kaart van de verbreídíng van Keltische
topo_
elementen ín niemen en die van de verbreiding van de in prehístorische
namen
'¡corden van Cal- opgevangen cermaanse krankevoruties in het noorden
van Gailië,
- ttfsde eeuw v, dan bekomen wíj perfect het beeld van de taalverscheídenheiá
die Julius caesar er aantrof omstreeks het midden
van de eerste
eeuw v. Chr.
18 t8 De aanhef van zíjn tCommentarii de Bello Gallico,
luidt:
ttGallia
334 )3s 25 est omnis divisa in pdrtes tres, quarum unam incorunt
Bergae,
c
a
i..'
ao
c aô
o aao 0a
o ee
,. aaa
aa

o
a oco

roo km

aliam Aquitani, tertiam qu¡ ¡psorum lingua Celtae, nostrq Galli ap- Kaart 2

pellantur. Hi omnes lingua, instítutis, legibus inter se different' Cal- De prehístorische c' Ë -: ---
eerste germaniserírz sr'-
los ab Aquítanís Garunna flumen, a Belgis Mdtrona et Sequana
van de Lage Lande'
_
'5i¡".,'- -
dívidit. Horum omnium fortissimi sunt Belgae... ": 'rGallië is ver- ín de spíegel van c'- F J'^: --'
deeld in drie delen, waarvan er één bewoond wordt door de Bel- fonetische evolut z
gen, een ander door de Aquitaniërs, een derde door hen die van prehístoriscl: ,4F "'-"
,ü r--:--
zichzelf ín hun taal Kelten noemen, maar die wíi Galliërs noemen. plaatsnamen - ì!'
Zij verschillen onderling van taal, instituties en wetten. De Galliërs eeuw v. Chr.
zijn van de Aquitaniërs gescheiden door de Garonne en van de 18 ü--- "":
Belgen door de Marne en de Seine. Van hen allen ziin de Belgen eti¡i¡::,Lr-
,mr
de dappersten... rr.
T6
- d ;i "ri^iLi^.ì ¡ 9i

w ,* ,3ss5Ë'i.
ä q - ù=-ro
=J.

w
Ol æ V>$.Q-o5n
À'(D r! ro 5gq-:î

+q ö,0 =l'è i A;
3*;
^+l $;Fd$qÀi 3-
*iå3ä*Eîìi:È
ã
Ë å å È i åË Få;
i?95ãä4ã1iF ,?',, ' ,,

Êqq$ñpîñ3:1 q
=i å iË i å : È;
¡ J l.-:l
Ë
J
,,., '.1t ,
..
,', ,

tl OJ A-ì
õanc:;rf,õ-a^
.. e
õ- o õ,' _; õ[
=
iq¡äiqäaeg
å3 4
3.3*å?+sã=E
;
E 3ü F ån
:J o-lD < rD rD aì< ñgq
5ßdõã_wTt882
: ô lD ^ï á'.: o. f
=. =.
:åi!õ9ãËël
3a3õ-ô-0:Ê g s
ù

>Eii'Tr='3s-x=
Ël *: d a a +! **
EYilEa3ã'; ;;+
3+::õ-ßl?.-5
O_oÐJrD
^i-_oirj
(r--0JJ=^YOO_^-
oriroJ a _ gOq:õ-ô
ã33ßsgã;ðrd
:q*ôdßã' åRÁ
*+ ä s çfl r *ã #
De komst van Rome

De inval in Oost-Callië van de uit het Elbegebied afkomstige Sue-


ven en andere Germaanse stammen was voor Julíus Caesar het
gedroomde voorwendselom tussenbeide te komen en zelf Gallië
te veroveren. Dit gebeurde van 58 tot 5t v. Chr., op een wijze die
alle mensenrechten tart, met de instemming van de Romeinse se-
naat (dit ondanks felle protesten, getuige het optreden van Cato).
Steunend op Plutarchus schat men het aantal doden op één mil-
joen en het aantal gevangenen op evenveel, dit op een totaal van
drie miljoen bevochten víjanden. Napoleon, zelf een ervarings-
deskundige van wereldniveau op het gebied van het inzetten van
mensenlevens bij veldslagen, bestempelde Caesars optreden als
een verwerpelijke volkerenmoord.

ln z7 v. Chr. bezocht Octavianus - vanaf dat jaar officieel Augustus


- Gallië omdat hij werk wilde maken van de dieptestructuur van
het lmperium. Zijn aandacht ging vooral uit naar het organiseren
van de census, die niet enkel een volkstelling, maar vooral een in-
ventarisering van de eigendommen beoogde. Deze inventarise-
ring zou later moeten dienen als basis voor het nieuwe belas-
tingssysteem. De grenzen van de civitates werden hertekend en
tal van nieuwe steden zoals Trier en Bavay werden gesticht om
de nood aan efficiënt werkende administratieve centra te lenigen.
Ook van de inplantin g van fundi of landbouwbedriiven met een
villa als exploitatiecentrum werd werk gemaakt. Soms ondergin-
gen de oude inheemse Iandbouwbedrijven een metamorfose en
bleef het gezagin handen van de lokale aristocratie. Waar de ont-
reddering na de Callische Oorlog zeer groot was geweest, wer-
den kolonisten aangetrokken. Anders dan in het zuiden van Callië
waar een tijd eerder politiek of economisch gedesavoueerde lta-
Iiërs hun heil hadden gezocht op een landgoed, waren het in noor-
deliik Gallië kooplieden en veteranen. ln dit verband kan men
denken aan Callische en Germaanse milities die zich vanaf Caesars
veldtochten in dienst van het lmperium hadden gesteld en nu
door Augustus beloond werden. Het romaniseringsproces voltrok
zich dus tegen een achtergrond van demografische reorganisatie.

Rome had alle belang bii een dicht en biivoorkeur heterogeen be-
volkt Noord-Gallië. Voor het'Germaanse avontuur' onder Augus-
tus zelf - een droom van Caesar wilde waarmaken - en met het
oog op de verovering van Brittannië (ingezet door Claudius in 43
n. Chr.) was een opulent en betrouwbaar hinterland een nood-
zaak. Tijdens deze periode werd de genoemde organisatie op Ro-
meinse leest'in de diepte'voltooid. Van 16 tot 13 v, Chr. verbleef
Augustus nog eens persoonlijk in Gallië en gaf er het Romeinse
kadaster definitieve gedaante conform de bepalingen van de his-
f8 g
torische conventie te Narbonne in z7 v. Chr. De civítates werden 3lE ãE
nu onderverdeeld in pagi, zelf bestaande uit een groot aantal
fundi. De fundus als basiselement voor de schatting van de belas-
ting was een volledig nieuw concept, want tot dan waren de be_
lastingen niet op het privé-eigendom, maar op het hele
stamgebied gelegd, zoals caesar het voor een aantal stammen in-
gesteld had' De Galliërs en Germanen kenden overigens enkel
roerend bezit (veestapel). Nu werd een heel nieuw belãstingssys-
teem geschapen met de onroerende eigendom (grond) als basis.
Het suffix -(i)acum, dat de Romeinen zich ín cailie eigen hadden
gemaakt en dat nu in de noordelijke provincies eeñ aantal ín-
heemse naamspatronen naar de kroon stak in de naamgeving van
nieuwe stichtíngen zoals Bavay uít Bagaco,beuken-wõud', úrerd
voortaan het element bij uitnemendheid ter benoeming van de
veelheid van fundi. Een duurzame naamkundige traditiJwas ge_
schapen: ILatijnse of inheemse persoonsnaa mi -iacumf.ln rraik_
rijk, Wallonië, Duítsland, Nederland en ook in heel Viaanderen
vindt men dat naamtype terug. Een paar voorbeelden: Ghoy uít
Gaudiaco, Jülích uit Juliaco en Velzeke (wellícht) uit Felíciaco. De
domeínen van Gaudius, Julius en Felicius.

Het al genoemde 'Germaanse avontuur, werd uíteindelijk een


grandioze mislukking. Het was aanvankelijk vrij succesvol gestart
met expedities van Drusus in rz v. Chr. Friesland werd veroverd
en de EIbe werd bereikt. Het was de bedoeling van de Romeínen
het noorden van Germanië in een tangbeweging te nemen en te
onderwerpen. Een Cermaans tegenoffensief in 9 n. Chr., waarbíj
de Romeinse veldheer Varus drie legoenen verloor, was voor de
Romeinen voldoende geweest. ,,Vare, Vare, redde legiones,,,
"Varus, Varus, geef mij mijn Iegioenen terug,,zou Augustus in sla-
peloze nachten hebben uitgeschreeuwd. De Romeinen trokken
zich definitief terug op de linker Rijnoever. Om de schijn te red-
den, werden daar dan de províncies Germania lnferior en Ger-
mania Superíor in het leven geroepen.

Vier eeuwen duurde de Romeinse overheersing.Zegíng gepaard


met romanisering naar cultuur en naar taal. Terwijl het Latijn in
het Oosten niet opkon tegen het Grieks (dat in Galatië in het hui-
dige Turkije zelfs het Keltisch verving), dat de Romeinen overi-
gens als prestigieus en chic beschouwden, waren de inheemse
talen van het Westen zoals het Keltísch en het Germaans van het
uiterste Noorden geen partij voor het Latijn, dat zich overigens
aan het ontwikkelen was als een literaire taal. Ook al waren zíj im-
perialisten, de Romeinen hebben hun taal niet brutaal hoeven op
te leggen. Het romaniseringsproces is veeleer vreedzaam verlo-
pen, zij het níet zonder sociale druk. De deels ontwrichte autoch-

18 t8 tone bevolking kwam in contact met soldaten, veteranen,


kooplui, ambtenaren en zag vlug in dat zij enkel maar baat had bij
338 ì19 29 het assimileren van een mondje Latijn. Door de uitbouw van het
Kdart 4
De Riin- en Donøuli-
mes en de Vlaamse
kust als grens vdn
het Romeinse riik,
wa6r de Latînitas
overal goeddeels ge'
'ínstalleerdwas - míd'
den 4d" eeuw.
vlucht voor de Angelsaksische nieuwkomers'

|Ýa


va
i
1
lÀ Germania
ÿr

¡Ýai ll ¡
-
a>
ÿròÝ.Ý(
ÿtv¡_

Latinitas

De ¡landname' of tweede germanisering

3o
hadden ingezet en in het begin van de 6du eeuw de Barkan hadden
en Donauli-
overspoeld.
de Vlaamse
: grens vdn
teínse ríjk, Omstreeks 445 veroverden de Franken onder gouwkoning
Chlo_
e Ldt¡nítds dio, die vanuit Duisburg (op het kruispunt van de Romeinse
æddeels ge-
'dwas-míd-
euw

ln de saliërs zijn diverse andere Germaanse vorkeren zoars


de Ba-

romaniseren. Een herinnering aan de Germaanse suprematíe


van
we-leertot zo díep in Frankrijk is er het toponymische type Neuf_
château (met voorplaatsing van het adjectief zoars ín'de
Ger-
maanse talen) tegenover het zuidelíjker type Châteauneuf.

ln dezelfde vijfde eeuw drongen tegerijk Kustwestgermaanse


groepen van over de zee níet enkel de Britse eilandèn
binnen,
maar ook de Vlaamse kuststreek. Daardoor komt het dat de

r8 18
340
gegermaniseerd. Deze situatie '
een terrasvormige
i*î,g i" rt* xe¿erlanãie dialectlandschap' dat Vanuit het oosten
tegenstelling tussen est vertoont'
brachten de Nederfr
ook in het Duits ter
koos), vanuit het westen daaren
geTmPorteerd die wiiook in het
zon, Pitvoor Put)'

getuigen van dat hele gebeu-


Ontelbare plaatsnamen ziin de stille
dé achtste eeuw (met de
ren dat zich volop fiiftil" uofttekkeniot
zesdeenzevende".u*ut,t.'oogtepunt).Alsnaamkaartjesbiiuit-
van het type [Germaanse
stek noteren wii hier de toponìemen
van de lieden van -'] zoals
voornaam + ingahoim 'woônplaats
Beerlegem 'ttg6 Berleghem u
de lieden van Barilo' en het tY
Westrem in Dendermonde to8

en element dat wiist oP veeteelt


at wiiterugvinden in een naam als
*salí"
'leger' +

Karel Martel als consolidator

en migratie vaak bepa-


Voor taalgrenstoestanden ziin expansie oog
uit het
lend. Het stopzetten ervan mag biigevolg.evenmin
Hierboven zage.n
*orden verloren bii een reconstructiepoging'
en de ziinen de
*ii ul tto" niet de Riin maar de Elbe voor Caesar
lmperium diende te
uiteindeli¡ke noordoosteliike grens van.het
een einde aan deze
worden' Oe nederlaag van V"arus maakte
buiten de greep van de
droom. Het vriie cermãnie bleef definitief
romanisering.

van de taalfamilies in
Na het uittekenen van de grote contouren
en in de Vroege Mid-
West-Europa op het einAJvan de Oudheid
prille orde te verstoren: de
deleeuwen, dreigde ããn +actor deze
in de 7du en 8't" eeuw'
btiksemsnelle expansie van de islam -

Noord-Afrika, dat sinds de verovering


;;; ;"r;;"Áir""r¿ "n
in de 2d" eeuw v' Chr' intens
ulruolgens fekerstend' verdween vanaf
en ge-
q a
J. i# geheel uit de Romãnia' Het werd gearabiseerd
""u*
ïslamiseerd.
l€ ü
Nadat een islamitische legermacht ín 7tt de straat van Cibraltar
was overgestoken, had de Moorse overheersing in een groot deel
van het lberisch Schiereiland Spanie het Arabisch schrift opge-
legd. ln de 1od" eeuw moet het overleven van het Romaans er een
verloren zaak hebben geleken. Pas vanaf het einde van de 't1d"
eeuw zou de Spaanse Reconquista erin slagen stapsgewiize ter-
rein terug te winnen op de moslimriikjes of taifa's.

Na hun triomf op het lberische Schiereiland, trokken de Arabieren


de Pyreneeën over. ln 7zt werden de islamitische troepen bijTou-
louse echter een eerste keer een zware slag toegebracht, meer
bepaald door hertog Odo. ln 732, uitgerekend loo iaar na het
overlijden van de profeet Mohammed, werd hun opmars bii Poi-
tiers geheel tot stilstand gebracht door Karel Martel, die de striid-
hamer in zijn naam zwaaide. Naar Karel Martel, de bastaardzoon
van Pepijn van Herstal en de grootvader van Karel De Grote, wer-
den de Frankische vorsten Karolingers genoemd. Volgens recent
onderzoek waren Karel Martels motieven met'Poitiers 732' veel-
eer van politieke dan van godsdienstige aard' Evenmin zou de op-
mars van de moslims als een planmatige religieuze bekerings-
tocht mogen worden gezien.'Poitiers 732'was dus geen'botsing
der beschavingen', zoals al eens wordt aangenomen. Natuurliik
markeerde de historische veldslag de grens van de Arabische ex-
pansie. Zonder deze grens was de arabisering van West-Europa
ongetwijfeld voortgezet en zou de taalkundige geschiedenis van
het Europese vasteland er wellicht helemaal anders hebben uit-
gezien.

Karel de Grote en ziin opvolgers

ln het spoor van Karel Martel, die ook Aquitanië had veroverd, en
diens zoon Pepíjn de Korte nam Karelde Grote inTTthet bestuur
over. Hij was 1,92 meter groot, was naar het schijnt analfabeet,
regeerde 46 iaar en stíchtte een rijk dat in aanzien in menig op-
zicht niet moest onderdoen voor het Romeinse lmperium. Door
zijn veroveringen in oosteliike richtíng kwamen de Lage Landen
centraal te liggen en werd de Germaans-Romaanse taalgrens on-
geveer een middelliin in het Karolíngisch-Frankische Riik.

ln plaats van Parijs, Reims, Keulen, Trier of Niimegen te verkiezen,


gaf Karel de Crote aan dat riik ook een gloednieuwe hoofdstad:
Aken, nabii het oude kerngebied van zijn familie (Andenne-Her-
stal). Zoals zijn voorgangers was hii lange tiid een rondreizende
vorst geweest, met zijn hof trekkend van de ene palts (< palatium
pubticum) naar de andere. Yanaf 794 werd de genoemde stad ech-
18 18 ter ziin pleisterplaats bii uitstek, die hii daarna nog maar weinig
342 j43 verliet. Ook onder Lodewiik de Vrome, Lotharius I en Lotharius ll
Het noordelijke deel van de Germaans-Romaanse taalgrens na
843: van tweetaligheid en relictsituatÍe naar eentaligheid

Van het Romeinse lmperium was de Latinitas (op basis vanLatini,


d.w.z. de bewoners van Latium, de streek rond Rome) het taal-
kundige equivalent: de wereld waar Latijn werd gesproken. Tijd
en afstand binnen het rijk en wisselwerking met de inheemse be-
volking leidden ertoe dat men het in de 4d" eeuw al over Romania
had. Zo kon het noordwestelijkste deelgebied van die Romania
verder de Calloromania -'het Gallische gebied waar de taal van
Rome klonk'- worden genoemd. AI gevolg van de zuidwaartse
Cermaanse invallen werden van die Galloromanía delen geïso-
leerd zoals het Reto-Romaans in het zuidoosten van Zwitserland,
een taal die nog steeds gesproken wordt. Aan de Moezel, met
een eeuwenoude op antieke leest geschoeide wijnbouwcultuur,
bleef een op dezelfde wijze ontstaan Romaans taaleiland overle-
ven. Het overleefde echter de 9d"/todu eeuw niet meer. Een ander
Romaans taaleiland vormde het in de kuststrook van ex-Joego-
slavíë te sítueren Dalmatisch, dat pas volledig uitstierf in r898.
Niet de Germaanse, maar de Slavische beukhamer zorgde daar
voor de opruiming. AIs men het heeft over het oprollen van de
Romania in de Balkan door de Slaven vanaf de vroege middeleeu-
wen, kan men níet voorbijgaan aan het voortbestaan van één
enorm groot Romaans relictgebied aldaar: Roemenië, overeen-
komend met de oude Romeinse provínci e Dacia. De geschiedenis
van het Roemeens is erg ingewikkeld, mede door de Slavische en
andere ínvloeden zoals Griekse en Turkse die er zich lieten gelden.

Taaleilanden, taalschiereilanden en tweetalige gebieden. Op hun


bestaan werd hierboven al genoegzaam gewezen. Alle zijn ze in
verband te brengen met het wisselende lot van taalgrenzen.
Omdat zijeen gecompliceerde materíe vormen, hebben vele taal-
grensonderzoekers erover gediscussieerd en ze blijven erover dis-
cussiëren. Zelf heb ik er in 1996 op microtoponymische basis een
studie aan gewijd in míjn Galloromaníae neerlandicae submersae
fragmenta,'relictfragmenten van 6a llo-Romaanse aanwezigheid
op huidige Nederlandstalige bodem'. Vroegere inzichten nu eens
volgend, dan weer afbrekend, vat ik mijn bevindingen nu in het
kort samen.
Het door anderen veronderstelde 'ruime tweetalige Belgische
middengebied ín de 8'tu eeuw'dient zowel naar omvang als naar
diepgang te worden gerelativeerd. Anderzíjds blíjken in heel wat
'van Romaanse toponiemen gezuiverde regio's' heel wat Ro-
maanse relicten op te duiken. Aanvullend microtoponymisch on-
derzoek zou hier alvast meer duídelijkheid kunnen brengen. ln
het verleden heeft men later ontstane taalkundige enclaves soms
18 18
verkeerd uitgelegd als relictgebied en oude relictgebieden dan
344 345 )5 weer als kolonistenenclaves.
Ge anla

t o ¡
ú o
a
o t
t a

o

tíidens de vroege middeleeuwen plooít de límes


e
Kaart 5. Onder dru k van allerlei Germaanse invallen
taalgrens - situati e omstreeks 8oo. Men 7íet nog
tísch terug en vormt zich de vroegmiddeleeuwse
Aken!), díe achteraf zullen verdwíinen. Na 8oo
zc
Iîctgebíeden (let híer op de toenmalîge lígging van verdwíinen) e
(waarvansommíge dan weer
door kolonisatìe nieuw e taalkundige enclav es ontstdan Luxem'-
Nadat ín de zoste eeuw in Belgisch
ook de taalgrens allerleí wiizigîngen blijven ondergaan. :
Noor d-F r ankriik hetlaatste Nederlonds oPgero
het Duttse díalect verdween, wordt momenteel in

eigen bevindingen
Van oost naar west overloop ik nu vluchtig miin
segment
inzake de situatie en evolutie op en om het noordeliike
van de taalgrensliin in België'

Tot de 9d" eeuw vormde zuideliik Nederlands-Limburg


tot Aken
1.
een tweetalig gebied. Een (vroeger door de onderzoekers
er ook
over het troola gezien) deel van Ouermu"t behoorde
gaat hier werkelijk om
toe, zoals ik hieiboven al aangaf' Het
een relictgebied. Ten onrechte dachten sommige
onderzoe-
kers aan immigratie uit Picardische thuisgebieden'
z. Ook de streek van Sint-Truiden met namen als Zepperen
rzeven koten" stelt een in-
784191Septímburías' Romaans voor
eengeschrompeld vroegmiddeleeuws taaleiland
voor'
Tot ãiep in Wallonië ziin anderziids Cermaanse relictgebieden
3. cluster van
waar te nemen, zo in de streek van Thuin met een
typische Cerma.anse
Germaanse namen op -*baki 'beek'met
Merbes'
initiële klemtoon tot de B't" eeuw: Aibes, Lobbes en 36
4. ln het oosten (Brabant, Limburg, Luik) onderging de vroeg-
middeleeuwse taalgrens zelf geen fundamentele wijzigingen
meer. Van de eeuwenlange taalstabiliteit aldaar getuigen de
talloze dubbelnamen van plaatsen op of nabij de taalgrens.
Een mooivoorbeeld bijWaremme/Borgworm is Oleye - Liek,
beide uit Callo-Romei ns * Auliaco.
5. Het ruime, met vele Romaanse namen doorspekte gebied tus-
sen Aalst en Meldert is in de literatuur lang als een oud Gallo-
Romeins relictgebied 'rond het Romeinse Asse' bestempeld.
Ten onrechte echter. Meer bepaald dankt deze merkwaardige
vlek haar zíjn ontstaan aan een grootscheepse immigratie van
kolonisten onder meer afkomstíg uít Belgisch Luxemburg en
aangrenzend Lotharingen. Getuigen zijn híer namen als Thiau-
mont, wat in Meldert-Essene Doment. ca.1094 Thidaltmont
opleverde, Anlier, wat in Asse Asselier rto Anselir gaf en Chas-
sepierre, wat in Asse tot Kespier ca. 1320 Keispider,4o4 Ker-
spier leidde. Meer bepaald door overlevering via de familíe-
naam hebben al deze namen in Diets gebied dus a.h.w. een
tweede leven gekregen. De promotor van deze kolonísatie,
díe zich in de eerste helft van de t1d" eeuw situeert, kan hertog
Cozelo l, graaf van Verdun (+vóór rc44), of een van zijn voor-
gangers zijn geweest. Deze Romaanse enclave is echter snel
ten onder gegaan en heeft geen enkele invloed gehad op de
Belgische taalgrenslijn. Men vindt de enclave dan ook niet
terug op onze kaart nr. 5.
æ.Iimes elas- 6. Noord-Henegouwen verfranste vanaf de 9de-1ode eeuw (zoals
. :'et nog re- in Vloesberg, dat Flobecq ging heten) tot de 11d"-12d" eeuw
u 8oo zullen (toen Aat voortaan Ath heette en Lessen Lessines). Everbeek
r rcn) enzal
verfranste eerst sterk, maar vernederlandste dan weer.
- -Lxemburg
;:ogerold, 7, De kleine Romaanse vlek in en om Maarke-Kerkem met een
naam als Fremís tzTz Lifremis uit Romaans Liudfrithi mansum
'boerderij van Liedfried', ten noorden van Ronse is - net als de
streek van Asse - geen relíctgebied, maar dankt zijn ontstaan
aan Romaanse inwíjking omstreeks tooo of kort daarop. Ook
deze Romaanse enclave heeft de taalgrens geheel ongemoeid
gelaten en men vindt ze derhalve evenmin terug op onze kaart
nr. 5.
8. Bossuít, Helkijn, Moen en Outrijve op de linker Scheldeoever
en Berchem, Kwaremont en Ruien op de rechter Scheldeoever
behoorden eerst tot de Calloromanía, maar kozen na looo
voor de Germania.
9. De Romaanse namen in de streek van Calais, met het veelzeg-
gende Coulogne 8++16+Colonía, zijn toe te schrijven aan 9de-
eeuwse Romaanse kolonisatie.
lo. ln het uiterste noordwesten van Frankrijk, onderging het Ger-
maanse taalgebied een enorm gebiedsverlies (honderd kilo-
18 18
meter kustlijn!), dit terwijl wij hierboven zagen dat in het
346 347 37 oosten net het omgekeerde gebeurde:de Romaanse kop met
Aken als hoofdelement verdween en de taalgrens leidde er
westwaarts een rustig voortkabbelend bestaan' Velen pro-
beerden voor de teloorgang van het Nederlands in Noord-
Frankrijk een verklaring te zoeken. Hieronder geef ik miin
eigen visie weer.

in
ot de in het oosten
België, ord-Frankriik
eeuw t eeuw een
2d"
nvloed overigens de
toon zette voor heel Frankriik. De'mainmise du roi" het centrali-
satiebeleid van Filips-August (tt8o-t223)' moest nog volgen' Het
Picardisch had zich overigens als dialect steeds vrii kunnen ont-
wikkelen: het Latiinse wo-ord cattus 'kat', in het Francien van Île-
.i:- 6
:Ê Cermaa
-ú:'se tool1lr'
-* \liddenrijl
-::'.=.ius - 8,
:-:--. .net he
ven meer bepaald heel Artesië geannexeerd, met steden als Do- -s:- s hier niet
waai en Atrecht bekend om hun jaarmarkten' Onbeperkt i:i.-' en).
stroomden nu noordwaarts: allerlei handelsproducten, agrari-
sche, ambachteliike en administratieve kennís, cultureel aanbod
en ook taalkundige import zoals de gewoonte om voor de admi-
nístratíe van het Latiin over te stappen op de volkstaal, maar
vooral nog de taal zelf. ln looo lag de taalgrens al ter hoogte van
Boulogne en was ook noordeliik Henegouwen al goeddeels ver-
franst, tot Vloesberg zelfs. Nog noordeliiker, op bodem die histo-
risch bij het Germaanse taalgebíed zou bliiven behoren, drongen
talloze Romaanse leenwoorden door. Zo nestelde vorke uit Latiin
f urca zich naa st h ff el e en zo bond coltur ef coutur e
et Germaanse ga

uit Latijn cultura de concurrentie aan met het oude Germaanse


erfwoord akrø.

Conclusie: voor de verfransing hadden de Vlaamse graven er on-

in de t7d" eeuw stapte de volksklasse er over naar het Frans' ln de


uiterste buítenwiiken zoals in Clairmarais werd zelfs tot in de t9d"
eeuw nog Nederlands gehoord uit de mond van mensen die als
de echte'basse classe' werden beschouwd.

De zonnekoning Lodewiik XIV gaf het Nederlands in Frans-Vlaan- f8 t8


deren de genadeslag. Nadat hii in r658 Duinkerke was binnenge-
:J:
vallen, beloofde hii in de akte van overgave dat de administratie 348
Vlaams mocht blijven. ln ß63 echter beval híj echter dat diezelfde
admínistratie er eentalig Frans moest zijn. De Franse revolutie in
t789 schreeuwde "Liberté, Fraternité, Égalité,, ... maar alleen
voor de Fransen. Kortom, het treurige verhaal van een landsgrens
die uiteindelijk een taalgrens werd.

ln tegenstelling tot zij díe zich van haar bedienen, is een taal op
zichzelf niet imperialistisch. Het Frans was of is niet imperialisti-
scher dan een andere taal. Als bewijs hiervan geldt het grootste
bezitsverlies dat de Calloromania zelf waar ook maar leed. Dat
was in het zuiden van Zwitserland waar door de zgn.Walserkolo-
nísation vanaf het einde van de r4d" eeuw grote Duitstalige zuid-
waartse instulpingen van de taalgrens en zelfs enclaves gescha-
pen werden, veelal ten koste van het Retoromaans.
Køart 6
De Germaans-Ro-
mddnse toalgrens in
het Míddenríik van
Lotharíus - 86 @e
grens met het Sla-
visch ís híer nietweer-
gegeven).

Het ontstaan van de nationale talen

Uit het Latijn (zelf ontstaan uit het ltalisch) ontwikkelden zich
onder meer het Frans, het ltaliaans en het Spaans, uit het Fran-
kisch (zelf ontstaan uit het Germaans ontstaan) het Duíts en het
Nederlands. Wanneer precies gaf men het Latijn op, wanneer het
18 r8 Frankísch? Het antwoord op die vraag kan niet anders dan ontwij-
kend zijn en enkel luiden dat niets híer in één klap gebeurd is. Een
:j8 349 volkstaal wordt nu eenmaal steeds van generatie op generatie
doorgegeven. Nergens en op geen enkel moment zal men dus de
indruk hebben gehad prots niet meer de taalte spreken van vader
en moeder' Men kan dit het best iilustreren met de absurditeit

Een aanwijzing dat de kroof tussen het krassieke Latijn en


de
volkstaal ernstig aan het vergroten was, vindt men in de verorde-
ning van het bekende concilie van Tours van gr3 die stelde dat

helemaal niets meer begreep. Vorgens recent retrospectíef socio-


linguistísch onderzoek zou de 9de eeuw voor de calloromania ef-
fectíef de overgang naar een ,nieuwe taal'gebracht hebben.

wondert het dan dat het Belgische Doornik, de stad van Childe_
rich, zich op haar beurt graag ,de oudste stad van Frankrijk,
noemt?

ln Spanje nam het Castiliaans in de r3d" eeuw het voortouw, maar


zou nooit het calicisch en het catalaans klein krijgen. Het portu-
gees op zijn beurt emancipeerde zích pas na de middeleeuwen.

ln de groep van de Cermaanse talen bestaan soortgelijke discus_


sies over de afbakening van de identiteit van de taren. voor het
Nederlands luidt de estafettencontinurteít: Germaans > Frankisch
> westfrankisch > westnederfrankisch of oudnederrands (van ca.
5oo tot ca. tr5o), dan Middelnederlands en uiteindelijk met Bra_
bant en Holland aan zet in de r6d" en 17d" eeuw Níeuwnederrands
(vanaf ca' r5oo) als 'beschaafde taar'. Typisch voor de verwarring
en het gebrek aan eensgezindheid onder de gereerden zijn dã
twee volgende punten van dispuut. Ten eerste Hendrik van Vel_
deke, de Maaslands-Límburgse minnezanger uit de 12d. eeuw: de
Nederlandse letterkunde rekent hem tot ñaar domeín, de Duitse
eveneens. Ten tweede het bekende zinnetje Hebban oila vogara
nestas hagunnan hinase hic enda thu, wat unbidan we nu,,AllJvo_
4o
De taalgrenzen in West-Europa (blauw gearceerd:
de Keltische dialecten Gaë-
Iisch in Schotland, hetlers ín lerland, hetWels
in Wales en het B retons ín Frank-
wít gearceerd ís het níet Indo-Eu ropese Baskîsch
in Spanje en Frankrijk) _
huidige situatíe.
Taaltoestanden zíjn onvoorsperbaar. Momenteer
breídt Brusser, dat ooit,vraøm-
1E ser' wds dan Gent en Antwerpen, zích als
een enclave in vlaanderen uít tot een
vlek waar men uít de mond van de vaste ínwoners

steeds meer Frans en níet-
I
Europese talen hoort.
1249 geschreven op de schepenbank van Velzeke en daarom eer-
biedig als volgt beginnend: De scepenen van Bochouta quedden
alle degene die dese lettren sien selen in onsen here. Si maken be-
kent díe nu sien ende die wesen selen ende den scepenen vanVeÞ
seke tev oir st dat de r B oi din M ol ni s er v an D all em v er co chte d en ha r e

Henricke van den Putte Portere van Ghint ii % bunre ldns... , 'De
schepenen van Bochoute brengen een minzame groet aan al de-
genen die deze brief zullen lezen, in de naam van Onze Heer' Zíi
maken bekend aan hen die nu zijn en die zullen ziin en allereerst
aan de schepenen van Velzeke dat de heer Boudewiin Moleniizer
van Dallem 2,5 bunder land verkocht aan de heer Hendrik Van den
Putte, poorter van Cent ...'.

Zowel in de Germania als in de Romania zou het dus nog lang


duren alvorens de fragmentering binnen de taalfamilies en vooral
het bewustwordingsproces van de nationale talen hun beslag
zouden krijgen. Dit geldt ook voor de Slavische talen.

Soms hebben schriivers en geleerden, vaak nog vóór de politieke


eenmaking van hun land, in grote mate biigedragen tot de boet-
sering van wat de nationale taal moest worden' Tot deze rii van
illustãre gangmakers behoren voor ltalië Dante Alighieri (t265-
t 3zr ) met ziin Divina Commedia, voor Engeland Geoffrey Chaucer

(B+ol+5-t+oo) met ziinCanterburyToles en voor Duitsland de van


de drukpers gebruik makende Maarten Luther (r483-r546) met
zijn bíibelvertaling in het Hoogduits.

Literatuur

De Vries, J.W., Willemyns, R. & Burger' P. t994: Het verhaal van


een taaL Negen eeuwen Nederlands. Amsterdam.

o ek v an Belgi ë, Neder-
Gysse I in g, M. t 9 6 o: T opony misch W oor denb
Iand, Luiemburg, Noord-Frankriik enWest-Duitsland (vóór rzz6). I
ll. Brussel-Tongeren.

Gysseling, M. r978: De geschiedenis van onze taal, inl.TwintigEeu'


wen Vlaanderen 9. Hasselt, tt-43

Gysseling, M. t98t: Germanisering en taalgrens, in: Algemene Ge'


schiedenis der Nederlanden l. Haarlem, loo-115.

Haubrichs, W. zolt: La structuration linguistique de l'espace: du


bilinguisme à l'émergence des frontíères, in: M. Gaillard, M. Mar-
gue, A. Dierkens & H. Pettiau (éd), De la mer du Nord à lo Médíter- 18 18
rannée. Francia Medio, une région au coeur de I'Europe (c. 84o-c'
lo5o) (nctes du colloque international (Metz, Luxembourg, Trè- 352 353

You might also like