Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 10

Agressie in de klas

In je klas krijg je, behalve kinderen die een gedrags- of ontwikkelingsstoornis hebben, ook
kinderen die “gewoon” agressief gedrag vertonen naar andere kinderen of naar jou. Omdat
agressie een probleem is dat als heel vervelend wordt ervaren door de “slachtoffers” worden
de daders al gauw bestempeld als rotkinderen. Hierdoor kom je al gauw in een uitzichtloze
situatie die van kwaad tot erger evolueert. Reden genoeg om agressie onder de loep te nemen
en te kijken wat je in de klas kunt doen om bovenstaande situatie te voorkomen of te
verbeteren.

Overigens is agressief gedrag biologisch geprogrammeerd en zit het in ieder van ons. Ook
opkomen voor jezelf of het verdedigen van degenen die je lief zijn, is agressief gedrag. Het
gaat er dus om waar de grens ligt en hoe je kinderen moet leren te stoppen aan die grens.

Oorzaken
Hoewel we vaak de neiging hebben om agressie toe te schrijven aan de vrije keuze van het
kind dat de agressie uit en die vervolgens te bestempelen als heel vervelend, zijn er uit
onderzoek wel degelijk oorzaken naar voren gekomen, die buiten de wil van het agressieve
kind liggen. Daarmee praat ik agressie absoluut niet goed, maar kennis over de oorzaak kan
soms bijdragen aan een mogelijke (gedeeltelijke) oplossing.

Factoren in het kind:

 Persoonlijkheidsfactoren. Sommige kinderen hebben gewoon een opvliegend karakter


en moet nog leren daarmee om te gaan.
 Het kind heeft sterkere prikkels nodig om emoties te ervaren. Dit komt door een niet
goed werkende prefrontale cortex (Kinderen met ADHD kunnen hier soms last van
hebben).
 Een niet al te hoge intelligentie. Hierdoor beschikt het kind over minder
oplossingsvaardigheden.
 Een gebrekkige sociale cognitie. Dit kan leiden tot verkeerd inschatten van sociale
situaties en daarmee tot een verkeerde, in dit geval agressieve respons.
 Gebrekkige sociale informatieverwerking. Hierdoor wordt de respons van anderen per
definitie als aanvallend ingeschat.
 Een gebrek aan verbaal vermogen. Als het kind niet kan zeggen wat het vindt, is
agressie soms een voor de hand liggende mogelijkheid.
 Een lage frustratietolerantie. Als het kind snel gefrustreerd raakt, is er meer kans op
agressief gedrag.

Factoren in de omgeving van het kind:

 Agressieve ouders/ opvoeders kunnen makkelijk leiden tot agressief gedrag van het
kind.
 Hechtingsproblemen en affectieve verwaarlozing.
 Herhaalde echtscheidingen van ouders/verzorgers.
 Mishandeld zijn of het zien van mishandeling binnen het gezin.
 Een omgeving die aanzet tot agressief gedrag. Vrienden, maar ook ouders die zeggen
“Sla er maar op.”
 Een inconsequente opvoeding, waar grenzen niet goed aangegeven worden.
 Een voor het kind stressvolle situatie. Die situatie hoeft voor anderen helemaal niet
stressvol te zijn. Het gaat er om hoe het kind de situatie beleeft.
 Statusverlies en onzekerheid. Bijvoorbeeld als er een nieuw kind in de klas komt.
 Opvoedingsstijl. Geen duidelijke grenzen of buitensporig streng.

De leerkracht als speciale omgevingsfactor:

 Het kan zijn dat de leerkracht een “agressieve” aanpak heeft in de klas. Denk dan
vooral aan verbale agressie, zoals kleineren, sarcasme, voor gek zetten, enz.
 De leerkracht is te weinig consequent in het uitvoeren van de regels. Dit uit zich vaak
in het te lang toestaan van verkeerd gedrag en dit vervolgens te rigoreus de kop willen
indrukken, waarna het weer toegestaan wordt, enz. “En nu ben ik het zat al die herrie.
We gaan een week lang niet gymen.”
 Als de leerkracht zelf de grenzen niet duidelijk maakt of zich er niet consequent aan
houdt, zullen kinderen de grenzen constant opzoeken en er overheen gaan.
 De leerkracht stimuleert teveel competitie in zijn klas. Competitie is in feite een vorm
van (normaal gevonden) agressie. Winnen ten koste van je tegenstander, kan
gemakkelijk uit de hand lopen, zeker als de kinderen die minder goed kunnen leren
altijd de verliezers zijn. Zij kunnen dan compensatie gaan zoeken op andere gebieden.
 (Laat) de leerkracht ruzies uitpraten of drukt hij ze de kop in? Ruzies (laten) uitpraten
kost vaak veel tijd, maar onopgeloste conflicten hebben de neiging groter te worden en
te escaleren tot agressie. Kinderen zoeken uiteindelijk toch een “oplossing”, one way
or another.
 Maakt de leerkracht voldoende onderscheid tussen gedrag en persoon? Vergelijk ”Wat
ben jij toch een vervelend mannetje!” (afkeuren van het kind) en “Ik vind het erg
vervelend dat je weer gevochten hebt.” (afkeuren van het gedrag). Het vaak afkeuren
van het kind i.p.v. het gedrag kan uiteindelijk leiden tot agressie vanuit frustratie en
negatieve gevoelens.

Soorten agressie:
 Proactieve agressie: dit is berekenend gedrag. De agressie is bedoeld voor het
verkrijgen van macht over anderen en/of het zich toe-eigenen van bezit. Deze vorm
gaat dus niet samen met controleverlies, maar is juist weloverwogen, gecontroleerd
gedrag.
 Reactieve agressie: agressie uit onmacht. Het is reactie op een waargenomen
bedreiging of provocatie, die gepaard gaat met woede en/of controleverlies. Het is dus
impulsief en defensief gedrag.

Vaak komen beide vormen voor bij hetzelfde kind. Omdat beide vormen een aparte
benadering behoeven, kan dat voor jou als leerkracht lastig zijn. Het beste kun je kijken naar
welke vorm zich het meest voordoet en daarmee proberen aan de slag te gaan. Als je school
niet structureel aandacht besteedt aan de voorkoming en vermindering van agressie en nadere
gedragsproblemen door middel van een methode, kun je wellicht wat hebben aan
onderstaande punten. Overigens zijn er op dit moment methodes die bewezen effect hebben
op het gebied van sociaal emotionele ontwikkeling. PAD (Programma Alternatieve
Denkstrategieën,SvO, Utrecht) en Taakspel (CED Groep, Rotterdam).
Agressie en sociale informatieverwerking:

1. Encodering: waarnemen van de werkelijkheid.


2. Betekenisverlening: toekennen van subjectieve waarden aan de waargenomen informatie.
3. Emotie: Afhankelijk van de interpretatie volgt een al dan niet heftige emotie.
4. Responsgeneratie: er worden één of meer oplossingen bedacht.
5. Responsselectie: er wordt een oplossing gekozen.
6. Uitvoering: de oplossing wordt uitgevoerd.

Bij kinderen met reactieve agressie liggen de problemen vooral in de eerste drie fases. Bij
kinderen met proactieve agressie liggen de problemen vooral in het vinden van de (moreel)
juiste oplossing voor de problemen.

Wat kun je doen in je klas: preventie


Allereerst kun je een aantal dingen doen om agressie te voorkomen. Dit zijn vaak maatregelen
die ook preventief werken voor andere gedragsproblemen.

 Zorg allereerst voor een goed schoolklimaat. Als het pedagogisch klimaat in je school
goed is, voorkomt dat al veel problemen. Een goed pedagogisch klimaat wil zeggen
dat leerkrachten respectvol met kinderen omgaan, duidelijke regels stellen waar
iedereen zich aan houdt, leerkrachten bereid zijn om ook op kinderen van andere
groepen te letten, kinderen met problemen niet gezien worden als problemen, maar als
kinderen die ondersteuning nodig hebben, enz.
 Een goed klassenklimaat is een tweede basisvoorwaarde. Hoe ga jij met je klas om.
Wat voor een goed schoolklimaat geldt, geldt ook in je klas.
 Besteed in je groep veel aandacht aan de omgangsregels. Bepaal die samen met je klas
en houd je er consequent aan.
 Zorg voor een positieve sfeer. Geef veel complimenten, zorg voor veel
succeservaringen. Ken je klas en zorg dat je een band hebt met alle kinderen.
 Zorg voor goede lessen. Een goed op de leerbehoeften afgestemde instructie werkt
preventief.
 Maak veel gebruik van samenwerkend leren. Kinderen leren zo elkaars sterke kanten
waarderen. Stel zelf de tweetallen of groepjes samen en doe dit in steeds wisselende
samenstellingen.
 Gebruik de handreikingen van de pagina gedragsproblemen. Kijk onder andere bij:
preventie, een goede groep maken en begin van het schooljaar benutten.
 Geef aandacht aan gewenst gedrag in plaats van aandacht aan het verkeerde gedrag.
 Bekijk je eigen gedrag. Dit is een vaak onderschatte factor.
 Let goed op wie je naast wie zet. Zet kinderen niet “zomaar” bij elkaar.
 Zorg dat je alert bent op pestgedrag. Kinderen met agressief gedrag zijn niet populair
en hebben vaak weinig vrienden.
 Houd veel contact met de ouders, zodat je samen de aanpak kunt bepalen bij
problemen.

Als er toch sprake is van agressie: maak een algemene analyse.


 Bekijk wanneer de agressie zich voordoet. Laat iemand observeren
(gedragsspecialist,IB-er, stagiaire, collega) of maak zelf een ABC-analyse.
 Hoe ziet het gedrag er concreet uit? Is er sprake van verbale agressie, intimidatie,
fysiek geweld of een combinatie?
 Is er naar jouw oordeel sprake van reactieve of proactieve agressie?
 Bekijk of je kunt ontdekken op wie de agressie gericht is. Probeer te ontdekken of er
aanleiding toe was. Misschien werd de agressor eerst uitgelokt, werden er spullen
afgepakt of vervelende dingen gezegd, enz. Ga er niet meteen van uit dat degene die
de agressie pleegt automatisch de schuldige is, hoezeer je die neiging ook zou kunnen
hebben. Het kan zijn dat zijn respons verkeerd is, maar de aanleiding (pesten o.i.d.)
nog meer verkeerd was.
 Hoe vaak komt de agressie voor? Gebruik een simpel turflijstje. Mijn ervaring is, dat
sommig “verkeerd gedrag” in je eigen optiek vaker lijkt voor te komen dan het in
werkelijkheid voorkomt. Dit gebeurt vooral als het gedrag je erg raakt. Overigens is
één keer iemand slaan al niet acceptabel, dus de turflijst is niet bedoeld om het
probleem te bagatelliseren.
 Loont de agressie voor het kind? Krijgt het zijn zin van anderen?

Is het kind voldoende taalvaardig en voldoende sociaal vaardig? Als één van de twee vragen
met nee beantwoord kan worden, heb je al een mogelijke bron van agressie gevonden.

Maak een analyse van de onderwijsleersituatie:

Ik gaf het al eerder aan; goed onderwijs werkt preventief voor gedragsproblemen, dus ook
voor agressie. Bekijk daarom kritisch de volgende aspecten.

 Zijn de eisen die je aan dit kind stelt niet te hoog of te laag?
 Voorkom dat een kind zich publiekelijk in verlegenheid gebracht voelt. Sommige
kinderen maken liever een scène dan dat ze laten merken het antwoord op een vraag
niet te weten.
 Zijn de taken en opdrachten duidelijk? Sommige kinderen kunnen echt maar één
(deel)opdracht tegelijk aan. Meer overzien ze niet, wat kan leiden tot frustratie.
 Is er een duidelijke structuur bij de verschillende activiteiten?
 Is er tussen het werken door voldoende tijd om “te ontladen?” Maak je gebruik van
liedjes, energizers of andere leuke tussendoortjes?
 Is er sprake van een veilige omgeving? Daarbij moet je ook nadrukkelijk kijken naar
je eigen gedrag. Je kent vast wel voorbeelden van leerkrachten die je zelf hebt gehad
vroeger, waarbij je met buikpijn in de klas zat.

Maak een analyse van de oorzaak van de agressie:

Agressie is geen agressie alleen; agressie is een uiting van een onderliggend probleem.
Probeer daarom te achterhalen wat dat probleem is. Dat is soms moeilijk en het is begrijpelijk
dat je alleen maar denkt: “Het moet stoppen. Klaar.” Maar juist omdat het een hardnekkig
probleem kan zijn, is het vinden van de onderliggende oorzaak handig.

 Het kind kan door onkunde veel vernielen.


 Het kind kan zijn boosheid of onmacht op deze manier laten gelden, omdat het geen
andere manier geleerd heeft.
 Het kind kan gewelddadig doen, omdat hij denkt dat dit “jongensachtig” is.
 Het kind kan denken dat dit stoer gedrag is en zo aansluiting zoeken of status willen
verwerven binnen de groep.
 Het kind kan bang zijn en dit verbergen met agressie.
 Het kind kan (extreem) verdriet hebben of hele erge dingen meegemaakt hebben (denk
aan oorlogssituaties, ernstige ongelukken of geweldsmisdrijven).
 Er zijn kinderen die gewoon een “explosief karakter” hebben. Zij hebben dan
hulp nodig in het leren omgaan hiermee. Een handig boekje met tips voor kinderen
die last hebben van dit probleem is bijvoorbeeld Haal de grrrrr uit agressie (Elizabeth
Verdick & Marjorie Lisovskis, 2007)

Wat zijn mogelijke signalen van agressief gedrag:


 Uitdagend gedrag, zoals schelden, rare gezichten trekken, bijnamen verzinnen voor
anderen.
 Op negatieve wijze aandacht vragen.
 Spullen van anderen vernielen.
 Gemeen zijn naar anderen kinderen.
 Een totaal gebrek aan respect hebben voor anderen.
 Altijd de eigen zin willen doordrijven, ook ten koste van anderen.
 Narcistische karaktertrekken hebben; Ik ben speciaal, de regels gelden voor anderen,
maar niet voor mij.
 Driftbuien, veel vechten.
 Roddelen, kwaadspreken, andere kinderen belachelijk maken bij derden.

Op het moment dat de agressie zich voordoet:

Het is natuurlijk goed om te kijken wanneer, hoe vaak en in welke mate de agressie zich
voordoet, maar in je klas zul je toch vooral ook meteen moeten reageren. Een systematische
aanpak is goed, maar zorgen voor een veilige groep is natuurlijk een eerste vereiste. Hoe je
kunt reageren probeer ik duidelijk te maken aan de hand van de Roos van Leary. Als je de
Roos Van Leary in bekijkt, kun je de relatie tussen twee mensen aflezen in de aspecten macht
en sfeer. Macht zie je terug in boven/onder. Sfeer zie je terug in samen-tegen.
Mensen zijn geneigd complementair te reageren op elkaar. Op boven-gedrag zul je de neiging
hebben te reageren met onder-gedrag. Dat dit weinig effectief is in dit geval is duidelijk.
Degene die agressief gedrag vertoont zal daardoor namelijk nog meer agressief gedrag
vertonen (hij reageert immers óók complementair). Vertoon daarom ook boven-gedrag en kies
voor de samen positie, dat wil zeggen dat je tot op zekere hoogte meegaat in zijn idee. Dit
noemt Leary ondersteunend gedrag. De ander voelt zich begrepen en de agressie neemt af.
Pas op dat je niet symmetrisch reageert. Dat wil zeggen dat je bijvoorbeeld terug schreeuwt
als de ander schreeuwt. Het zal duidelijk zijn dat dit niet zorgt voor afname van de agressie.

Fases in agressief gedrag:


Hoewel agressief gedrag er soms “ineens” lijkt te zijn ontstaan, zijn er wel fases aan te wijzen
in dit proces. Het probleem is natuurlijk wel, dat je in een klas van dertig kinderen die fases
wel eens kan missen. Je hebt tenslotte ook maar twee ogen en oren. Toch kan het handig zijn
te weten hoe de fases in het agressie proces verlopen. Daarbij zijn er een aantal dingen die je
kunt proberen tijdens deze verschillende fases en een antal dingen die je beter niet kunt doen.

Voorafgaande fase

 De spieren spannen zich voor actie. Je ziet bijv. een kind met gebalde vuisten, armen
strak langs het lichaam.
 Het gezicht wordt bleek, doordat bloed vooral naar de spieren gaat.
 De ademhaling wordt sneller, want er is meer zuurstof nodig om glucose om te zetten
in energie.
 Verwijding van de pupillen.

De aanzetfase:

Het kind gedraagt zich niet meer volgens zijn normale gedragspatroon. Weer een reden om de
kinderen in je groep goed te kennen. De eerste fase van agressie zet in wanneer de afwijking
t.o.v. het normale gedrag zichtbaar wordt. Dit kun je herkennen in:

 Het kind wil niet meer gaan zitten.


 Het kind maakt geen oogcontact meer.
 Het kind wacht niet meer tot de je uitgesproken bent.
 Het kind antwoordt voordat vragen volledig zijn gesteld.

De escalatiefase:

Dit is de fase die tot onmiddellijke agressie leidt. Het gedrag van het kind is nu sterk
afwijkend van zijn normale gedrag.

 Sneller en harder beginnen te praten.


 De vragen of opmerkingen van de leerkracht negeren.
 De aandacht maar op een aspect van de situatie kunnen richten.
 Niet meer vatbaar zijn voor rede.

In deze fase moet je zo snel mogelijk ingrijpen. Als de afwijking tussen normaal gedrag en
afwijkend gedrag te groot wordt, kun je steeds moeilijker tussenbeide komen. Het kind zal
dan elke poging daartoe interpreteren als vijandig. Wat je beter niet kunt doen in deze en de
volgende fase:

 Het kind te lang in de ogen kijken. Dit wordt als uitdagen uitgelegd.
 De handen in de heupen plaatsen. Dit is in feite ook een gebaar om te imponeren.
 Je handen of armen opheffen. Ook deze beweging kan juist de agressie uitlokken.

Wees je er voortdurend van bewust dat een kind dat in deze gemoedstoestand is, elke
gelegenheid zal aangrijpen om zijn agressie te rechtvaardigen. Beweeg zo weinig mogelijk en
blijf kalm en zacht praten. Als je harder gaat praten escaleert de zaak. Zie ook hieronder het
stukje “complementair gedrag.” Ga niet recht voor het boze kind staan, want dat is de
“confrontatiepositie.” Stel je op in een hoek van 45° en bied het boze kind altijd de
mogelijkheid uit de situatie weg te kunnen, tenzij er zwaar wegende redenen zijn waarom dat
nu echt niet kan. Als je het gedrag niet hebt kunnen stoppen, kom je in:

De crisisfase:

 Het kind verliest de controle over zijn agressieve impulsen en fysiek geweld wordt
steeds waarschijnlijker.
 Het kind kan nu echt niet meer helder nadenken. Zijn lichaam is fysiologisch geheel in
“fight-modus”

In deze fase heeft argumenteren echt geen zin meer. Waarschijnlijk werpt het alleen olie op
het vuur. Bekijk of je het kind weg kunt krijgen uit de klassensituatie. Laat een ander kind
eventueel een collega halen. Ga in geen geval alleen aan het kind lopen trekken en sjorren.
Een aanklacht wegens mishandeling hangt dan gauw in de lucht. Lukt het niet er iemand bij te
halen en schat je de situatie in als ernstig, laat dan je groep weggaan. Het kind blijft achter
zonder publiek, eventueel met jou. Heeft je klas jou op dat moment echt nodig, dan blijft het
kind alleen achter. Deze beslissingen kun je alleen op het moment zelf nemen. Op dat moment
maak je een inschatting. Bekijk wel of er op school afspraken over zijn, of afgspraken
gemaakt zouden moeten worden. Na de crisis volgt:

De herstelfase:

 Het kind kalmeert en keert terug naar zijn normale gedragspatroon. Deze fase kan
meer dan een uur duren.
 Als je op dit moment met het kind praat (de adrenalinelevels zijn nog steeds hoog),
kan het zijn dat het kind opnieuw uitbarst. Dit gaat sneller dan de eerste keer en dat zie
je dit keer dus niet aankomen. Toch is dit vaak de fase waar men met het kind in
gesprek gaat. Bij een ernstige uitbarsting kun je dus beter wat langer wachten. Na deze
fase volgt de laatste fase:

De post-crisis of depressiefase:

 Het kind kan weer helder denken en beseft wat er is gebeurd.


 Het kind is mentaal en fysiek uitgeput.
 Het kind heeft waarschijnlijk last van wroeging, berouw, schaamte.
 Het kind is wanhopig. Waarom gebeurt hem dit elke keer.
Uit bovenstaande komt duidelijk naar voren wanneer een gesprek geen zin heeft. Een gesprek
moet altijd. Agressie kan en mag niet getoleerd worden. Het is niet alleen schadelijk voor jou
en je groep, maar ook voor het agressieve kind, dat hoe dan ook hulp moet hebben om dit
probleem aan te kunnen. Het kind kan het niet alleen.

In het kort:
 Tolereer agressie nooit.
 Van negeren zal het niet verwijnen, dus optreden is altijd nodig.
 Blijf zelf rustig, ga niet terug schreeuwen naar het boze kind.
 Als het kind iemand slaat of schopt kun je uiteraard vaak niets anders doen dan het
kind meteen weghalen. Blijf daarbij zo rustig mogelijk.
 Houd oogcontact.
 Ga op dit moment niet in discussie. Het kind kan fysiologisch gezien niet luisteren.
Als je erg boos bent, maak je teveel adrenaline aan, hierdoor ben je in “fight or flight”
conditie. Je lichaam is wel klaar om te vechten of te vluchten maar even niet klaar om
te luisteren.
 Erken wel dat je begrijpt dat de ander boos is, ook als je er helemaal niets van begrijpt.
 Geef wel aan dat dit gedrag onacceptabel is, maar keur niet het kind af.
 Probeer het kind mee te nemen uit de situatie. Soms komt het voor dat het kind niet
mee wil. Zeker als het een groot en fysiek sterk kind is, zit er niets anders op dan zelf
weg te gaan met je groep. Vertel het kind dat jullie nu weggaan en terugkomen als het
kind gekalmeerd is. Deze handeling kan op zich al een zeer ontnuchterend effect
hebben op het agressieve kind.
 Voorkom als het enigszins mogelijk is, dat je aan het kind moet gaan lopen sleuren.
Zelfs als jij sterk genoeg bent, maakt het de situatie niet echt beter.

Na de agressieve uitbarsting. Hoe nu verder?

 Als het kind weer afgekoeld is (en jijzelf ook), moet je met het kind gaan praten. Doe
dit op een rustige plek, waar niet iedereen mee kan luisteren. Als het kind afgekoeld is,
is er grote kans dat het zich schaamt voor de uitbarsting. Een beetje privacy kan dan
geen kwaad.
 Ga geen preek afsteken. Dat werkt zéker niet. Probeer echt in gesprek te gaan.
 Keur het agressieve gedrag af (en niet het kind). Zoek samen naar alternatieven.
 Probeer onbevangen te luisteren naar het kind. Zijn er in de ogen van het kind
gegronde redenen voor de agressie? Denk bijvoorbeeld aan stiekem treiterende
medeleerlingen, een heel slecht cijfer voor een toets, enz.
 Straf werkt in de regel niet als middel om agressie te doen verdwijnen. Veeleer is het
omgekeerde het geval. Soms ontkom je uiteraard niet aan straf geven, maar bedenk dat
een hele zware straf niet meer effect heeft dan een redelijke straf.
 Als je met het kind in gesprek bent, spreek dan ook consequenties af voor als het weer
gebeurt. Zo word je heel voorspelbaar. Dat creëert weer veiligheid en houvast.
 Vraag wat het kind zelf denkt nodig te hebben om nieuwe agressie te voorkomen.
Spreek eventueel een teken af samen.
 Vergeet niet om ook met je klas te praten over het gebeurde. Konden zij helpen de
agressie te voorkomen? Kunnen zij volgende keer mee helpen de uitbarsting te
voorkomen? Net zoals andere kinderen een kind met rekenproblemen helpen, kunnen
zij ook een kind met een gedragsprobleem ondersteunen.

Een hardnekkig probleem: Wat nu?

Voor kinderen die aan het “ene gesprekje” niet genoeg hebben, is aparte begeleiding
nodig. Met deze kinderen moet je een programma opstellen, afspraken gaan maken en samen
met het kind proberen om het gedrag om te buigen naar acceptabel gedrag. Het is het beste als
de eigen leerkracht van het kind samen met het kind gaat proberen om de zaak weer op de
rails te krijgen. Externe hulp aan het kind is op dit moment nog niet nodig. Wel kan het
handig zijn om samen met een gedragsspecialist te bekijken wat er nu gedaan kan worden.
Ook al hebben bovenstaande zaken nog niet tot resultaat geleid, wil dat niet zeggen dat je tijd
verspild hebt. De punten hierboven (voorspelbare leerkracht, veilige omgeving, enz.) worden
nu de basis om verder te werken. Aan bovenstaande voorwaarden moet dus wel voldaan zijn,
anders werkt het vervolg ook niet. Als je nooit hebt leren autorijden kun je de auto er ook niet
de schuld van geven als het mis gaat. Dat lag echt niet aan de auto.

Bij reactieve agressie kun je het volgende doen:

 Bespreek samen of het kind de agressie voelt opkomen of er door overvallen wordt.
Vaak voelt een kind namelijk dat hij steeds bozer wordt. In dit moment van stijgende
woede is het kind nog voor rede vatbaar. Tijdens de explosie niet meer.
 Leer het kind anders de signalen bij zichzelf herkennen: warm worden, beven, vuisten
ballen, willen schreeuwen.
 Is het kind in staat weg te lopen uit de situatie vóór deze escaleert?
 Misschien kun je een gedragsalternatief proberen te vinden dat de woede kanaliseert.
Zo heb ik jongere kinderen wel eens kranten laten verscheuren op het moment dat ze
heel kwaad werden. Een andere vorm van bewegen is ook prima.
 Het kind moet bedenken (ook al is dat in het begin achteraf) wat het ook
had kunnen doen, in plaats van uit z’n dak gaan.
 Probeer het kind te leren nadenken als het zich kwader voelt worden. Waarom wordt
het boos? Wat gebeurde er? Wat voelde je? Wat kan ik nu doen? Als het kind op zo’n
moment deze gedachten kan oproepen, wordt het al minder boos.
 Leer het kind zelfspraak: hierin zegt het als het ware zachtjes tegen zichzelf wat het
moet doen.”Laat ze maar praten.” “Ik tel tot tien.”
 Oefen in het waarnemen van de omgeving. Wat zie je? Wat hoor je? Is er echt een
vijandige bedoeling van de ander?
 Leer het kind dat het moet zeggen wat hem dwarszit, het liefst verpakt in een goede
“ik-boodschap.”

Het zal duidelijk zijn, dat dit niet in één keer zal lukken. Het is zowel voor jou als leerkracht,
maar zeker ook voor het kind een lange weg. Dit vergt uithoudingsvermogen en omgaan met
teleurstelling en/of terugval. Door steeds weer samen de alternatieven te benoemen voor het
explosieve gedrag, leert het kind dat het ook anders kan. Als leerkracht ben je echter geen
therapeut. Als je na een tijdje (bijvoorbeeld 3 maanden) geen verbetering bemerkt, is het
misschien tijd voor hulp van een externe expert.

Bij pro-actieve agressie kun je het volgende proberen:


 Het kind moet leren dat agressie, in tegenstelling tot wat het tot dan toe gemerkt heeft,
niet belonend werkt. Praat dus over gevolgen op korten èn lange termijn.
 Deze kinderen hebben gebrekkige oplossingsvaardigheden. Probeer ze alternatieven te
laten zien voor hun “oplossing.”
 Gebruik de groep om dit gedrag te signaleren en af te wijzen.
 Zet het kind in ieder geval niet klassikaal op zijn plek, dat verhardt de standpunten.
 PAD (Programma Alternatieve Denkstrategieën; SvO) besteedt structureel aandacht
aan de preventie van pro-actieve agressie.
 Speel regelmatig “doe alsof” spellen met je klas. Spelenderwijs kun je dan patronen
doorbreken door alternatieven te laten zien.

Bovenstaande vormen van agressie zijn allemaal fysiek en direct. Er is ook een vorm van
agressie die zowel direct als indirect is, maar niet fysiek. Dat is de relationele agressie. Deze
vorm van agressie komt in directe vorm al voor bij kleuters: “Als ik niet met je autootje mag,
speel ik niet meer met je.” Naarmate het kind ouder wordt, kan het behalve deze directe vorm
ook zijn toevlucht nemen tot een “subtielere” indirecte vorm. “Je moet niet met hem spelen,
hij stinkt.” De agressor probeert de groep te gebruiken om het slachtoffer schade te
berokkenen. Zowel jongens als meisjes gebruiken deze vorm van agressie, maar omdat
jongens vaker gebruik maken van fysieke agressie, denken we bij de relationele variant vaker
aan meisjes.

You might also like