Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 18

Begrijp wat je leest

Na dit hoofdstuk:
• Ken je veel nieuwe
Deel 1
woorden die te
maken hebben
Computeren
met computer- en
internetgebruik en gamen
• Ken je het verschil
tussen de woorden
en | maar | want |
of | omdat | als
• Kan jij van twee
woorden één
woord maken
• Herken jij
samengestelde
woorden in een
tekst.
• Kan jij een hele
tekst lezen en
begrijpen
• Lees jij sneller dan
toen je aan dit
hoofdstuk begon.

L EKKER
L ezen op A 2
1 Introductie

1.1 Je gaat een tekst lezen over internet en computers.

a. Denk eerst zelf na. Kijk naar de plaatjes. Aan welke woorden denk jij?
b. Schrijf de woorden in een woordweb.
c. Praat met een medecursist over de woorden die jullie hebben opgeschreven.

1.2 Welke nieuwe woorden heb je gehoord?


© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

3.3 Hoeveel uur zit jij zelf per dag achter een beeldscherm
(computer, tablet en/of smartphone)? Denk ook aan de televisietijd.

2
2 Verken de tekst
2.1 Kijk naar de tekst bij paragraaf 3.
Wat voor tekst is dit? Kies één van de tekstsoorten.

a. een reclamefolder b. een advertentie


c. een tekst uit een boek d. een krantenartikel

Waarom is jouw antwoord goed?

2.2 Doel: Je gaat deze tekst lezen omdat je alles wilt weten wat er in de tekst
staat.

Wat is dan de beste manier om de tekst te lezen?


a. Ik kijk snel waar de tekst over gaat.
b. Ik lees de hele tekst.
c. Ik zoek alleen informatie op die ik belangrijk vind.

2.3. Lees de kop.


Waar gaat de tekst over?
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

3
Van onze verslaggeefster: Louise van Lennep

MUISARM, COMPUTER-RUG EN TEKST-NEK EN DE


HELE DAG ACHTER DE COMPUTER, TELEFOON EN
TABLET, dat is niet gezond.
Bijna iedereen in Nederland (91%) gebruikt het internet. Jonge mensen gebruiken
allemaal (98% ) het internet. Jongeren van 18 tot 24 jaar internetten het meest.
Iedere dag internetten zij ongeveer 3.3 uur.

Deventer- Internet, computers en smartphones horen bij ons leven.


Veel mensen vinden internet goed voor ons leven, want:
• we houden makkelijk contact met familie en vrienden via Facebook en Skype,
• we vinden snel informatie op het web,
• we kijken naar grappige filmpjes op Youtube,
• we sturen foto’s rond op Instagram
• we maken afspraken via Whatsapp en
• als we ons vervelen, kunnen we gaan gamen.

Maar zoveel achter de computer, smartphone of tablet zitten, is niet goed voor ons.
Mensen die te veel achter de computer zitten, hebben soms al op jonge leeftijd last van
hun rug en hun nek. Mensen krijgen hoofdpijn, hebben last van hun ogen, of krijgen een
muisarm. Ook bewegen ze te weinig waardoor ze dik worden.
Sommige mensen computeren zoveel dat zij verslaafd raken aan de computer. Ze kunnen
niet meer stoppen en komen daardoor in de problemen. Er zijn al artsen gespecialiseerd
in het behandelen van een computerverslaving.

Ouders vinden het vaak moeilijk om te zeggen hoeveel uur per dag hun kind op de
computer mag.
Twee uur per dag, is dat te lang voor een klein kind?
En als jouw kind op school ook met de computer werkt, is het dan goed om thuis ook
achter de computer te zitten? Kinderen kijken vaak ook nog tv. Hoeveel uur per dag naar
een beeldscherm kijken is gezond voor een kind?
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

Dat zijn moeilijke vragen voor ouders.

Als je veel achter de computer zit, is het belangrijk dat je regelmatig opstaat en beweegt.
Voor je nek en rug is het goed als de computer op ooghoogte staat, dan kan je recht
vooruit kijken.
En het belangrijkste is, blijf actief!
Veel bewegen is goed voor je gezondheid en je voorkomt problemen met de computer.

4
3 Lezen
3.1 Lees de tekst (341 woorden)
Probeer de tekst in maximaal 4 minuten te lezen.

!
Ken je veel woorden uit de tekst niet? Maak dan eerst de extra oefeningen.

3.2 Luister naar de docent en lees mee.

3.3 Luister naar de docent. Onderstreep welk woord het belangrijkst is in de zin.
Soms is het meer dan één woord per zin.

1. Bijna iedereen in Nederland (91%) gebruikt internet.


2. Als we ons vervelen, kunnen we gaan gamen.
3. Ook bewegen ze te weinig, waardoor ze dik worden.
4. Ouders vinden het vaak moeilijk om te zeggen hoeveel uur per dag
hun kind op de computer mag.
5. Dat zijn moeilijke vragen voor ouders.

3.4 Nu ga jij voorlezen.

a. Voorbereiden: lees één alinea stil voor jezelf door.

b. Doen: lees de tekst hardop in jouw groepje voor.

Let bij het voorlezen op:


• punten, komma’s en vraagtekens;
• goede intonatie;
• het belangrijkste woord in de zin.
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

c. Hoe ging het? Geef elkaar feedback en vraag de docent om feedback.

5
4 Begrijpen
4.1 Samenvatting

Zijn deze zinnen waar of niet waar volgens de schrijfster van de tekst.
Streep het verkeerde antwoord door.

1. Alle jonge mensen zitten elke dag op de computer. Waar/niet waar


2. Internet maakt veel dingen in het leven makkelijk. Waar/niet waar
3. Van te veel achter de computer zitten, kan je pijn
in je rug krijgen. Waar/niet waar
4. Het is voor ouders moeilijk om te weten hoeveel
computertijd voor hun kinderen nog goed is. Waar/niet waar
5. Een computerverslaving gaat vanzelf over. Waar/niet waar

4.2 Vragen. Kijk in de tekst voor het goede antwoord.

Het antwoord staat niet precies in de tekst. Kies uit a, b of c.


Je moet zelf nadenken of de informatie ongeveer in de tekst staat.
Markeer in de tekst waar je jouw antwoord hebt gevonden.

1. Gebruiken veel oudere mensen tegenwoordig ook het internet?

a. Ja, want 91% van de Nederlanders gebruikt het internet.


b. Nee, want oudere mensen vinden het te moeilijk.
c. Oude mensen gebruiken vooral de telefoon en kijken televisie.
d. Jonge mensen internetten bijna allemaal.

2. Waarom vinden veel mensen internet goed voor ons leven?

a. We kunnen makkelijk contact maken met anderen en informatie vinden.


b. We kunnen naar grappige filmpjes kijken en we oefenen onze armen.
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

c. We kunnen gamen en zitten niet te lang achter de computer.

3. Wat is het belangrijk om te doen als je veel achter de computer zit?


(er is meer dan één antwoord goed)

a. regelmatig opstaan
b. actief blijven
c. op ooghoogte computeren
d. je weinig vervelen

6
4.3 Klopte jouw idee waar de tekst over zou gaan? (zie vraag 2.3.)

ja
nee

Zo nee, wat is er anders?

4.4 Lees de tekst nog een keer rustig door.


Vul daarna de woorden in die in de tekst ontbreken.

Bijna in Nederland (91%) gebruikt het internet. Jonge

gebruiken allemaal (99% ) het internet.

Jongeren van 18 tot 24 jaar het meest. Iedere dag

internetten zij 3.3 uur.

Deventer –
Internet, computers en smartphones horen bij ons

Veel mensen internet goed voor ons leven, want:

• we houden makkelijk ……………………… met familie en vrienden via

Facebook en Skype,

• we snel informatie op het web,


© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

• we naar grappige filmpjes op Youtube,

• we foto’s rond op Instagram

• we afspraken via Whatsapp en

• als we ons …………………………………, kunnen we gaan gamen.

7
4.5 Kies het juiste woord. Omcirkel het goede woord.

1. Mijn vader is bijna 90 jaar oud. Toch gebruikt/werkt hij elke dag zijn
computer.
2. Ik wil naar de film. Ik kijk/zoek de informatie over openingstijden op.
3. Soms verveel ik me en dan kan/zit ik bijna de hele dag te gamen.
4. Ik vind het leuk om met mijn vriendin uit Mexico contact te sturen/houden
via Facebook.
5. Mijn buurjongen heeft een last van/een probleem aan zijn rug omdat hij
iedere dag vijf uur achter/voor de computer zit.
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

8
5 Tempo lezen
Dit is een waargebeurd verhaal van een klantenservice-medewerker van een
computerwinkel.

5.1 Lees dit in maximaal 2 minuten (128 woorden).

Is dit een computer?

Klant: Mijn computer is kapot en hij moet gemaakt worden.


(De klant doet zijn tas open en haalt er een oude radio uit)
Medewerker: Sorry meneer, dat is geen computer. Dat is een radio.
Klant: Ja, mijn computer is kapot en ik hoop dat u hem kunt maken.
Medewerker: Meneer, dit is geen computer, het is een radio. Dit model wordt
niet meer verkocht want het is te oud. U kunt hem ook niet
meer laten maken.
Klant: Waar kan ik hem laten maken?
Medewerker: Dat kan niet, u moet iets nieuws kopen.
Klant: Dus u kunt hem niet maken?
Medewerker: Nee.
Klant: Mijn vrienden vertelden dat dit een heel goed bedrijf is en dat
zij hier hun computers laten maken.
Medewerker: Dat is geen computer. U heeft een radio in uw hand.
Klant: Dus u kunt hem maken?

(vertaling: aangepast van VHS no longer computes)

5.2 Vragen

1. Waarom gaat de klant naar deze winkel?


a. De winkel is dichtbij.
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

b. Zijn vrienden zeiden dat dit een goede winkel was.


c. Hij wil een nieuwe computer.

2. Hoe vaak zie jij het woord computer in de tekst.


Je hebt 10 seconden om te tellen.
a. 5
b. 6
c. 7

9
6 Focus
6.1 Nieuwe woorden maken.
Voorbeeld: van het woord boeken en van het woord kast kan je boekenkast
maken. Twee woorden maken één nieuw woord.

Hoeveel woorden kan jij maken met het woord computer?


Computer
Computer
Computer
Computer
Computer
Computer

6.2 Twee zinnen aan elkaar maken.


In de tekst gebruikt de schrijfster de woorden en, maar, of, als, want om twee
zinnen aan elkaar te maken. Deze woorden zijn belangrijk.

a. Kies het goede woord. Onderstreep het goede woord.


1. Ik vind het normaal om een computer te hebben en/of ik heb ook een
smartphone.
2. Vooral jongens gamen vaak te veel. Dat is gevaarlijk als/want ze kunnen
verslaafd worden.
3. Dit computerspelletje kan je met iemand samen doen maar/als je kan het
ook alleen doen.
4. Ik ga buiten wandelen of/als ik hoofdpijn krijg van achter de computer zitten.
5. Mijn vader e-mailt mij elke dag of/maar hij belt mij.

b. Vul het goede woord in.


Kies uit: en, want, als, maar, of.
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

1. Veel mensen in België gebruiken internet, in Nederland gebruikt


bijna iedereen het.
2. Hij heeft een nieuwe smartphone, hij heeft een tablet gekocht.
3. Tegen mijn zoontje zeg ik: “je mag kiezen, je mag naar de tv kijken
vanmiddag, één uur achter de computer zitten”.
4. Basel moet een typecursus volgen, hij typt heel langzaam.
5. Ik heb vaak last van mijn nek, …………ik de hele dag achter de computer
heb gewerkt.
10
c. Maak de zin af.

1. Ik zit achter mijn computer en

2. Ik zit achter mijn computer, als

3. Ik zit achter mijn computer want,

4. Ik zit achter mijn computer maar,


© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

5. Ik zit achter mijn computer of,

11
7 Terugkijken
7.1 Welke nieuwe woorden heb je geleerd?

Schrijf 10 woorden op die je hebt geleerd in deze les. Het mogen ook woorden
zijn die je nu beter begrijpt dan voor deze lessen.

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.

Maak nu zinnen met de woorden

7.2 Je hebt woordcombinaties gemaakt in deze les


(computer + les = computerles).
Maak in groepen van twee zoveel mogelijk woordcombinaties.

7.3 Wat heb je dit werkboek geleerd? Denk terug aan hoe je naar de tekst hebt
gekeken, hoe je de tekst hebt gelezen, wat ging makkelijk, wat ging moeilijk.
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

7.4 Hoeveel woorden lees je per minuut?


…………………………
woorden

7.5 Hoeveel uur per dag zit jij achter een beeldscherm
(denk ook aan jouw telefoon en de tv)?

……………… uur

12
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

13
Extra oefeningen
1 Woorden
1.1 Welke woorden horen bij de plaatjes.

Dit is een Dit is een Dit is een

Welke van deze apparaten heb jij in huis?

Wat gebruik je zelf vaak?

1.2 De woorden hierna moet je kennen om de tekst te begrijpen.

Staan er woorden bij die je niet begrijpt?


Lees eerst de zin en probeer te bedenken wat het woord betekent. Weet je het niet?
Vraag het aan een medecursist en kijk in je woordenboek,
of kijk op www.mijnwoordenboek.nl.
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

1.3 Wat hoort bij elkaar? Trek een lijn.

1. computeren a. Ik hoef nu niet te werken of


naar school te gaan
2. gespecialiseerd b. Ik wil het niet meer doen maar
ik kan niet stoppen
3. last van hebben c. Ik loop en ik fiets
4. bewegen d. Ik ben bezig op internet
5. vrije tijd e. Ik heb pijn in mijn nek
6. verslaafd f. Ik weet hier heel veel van
14
Woorden Ik ken het Ik ken dit woord (niet) goed.
woord goed Dit is de betekenis of vertaling.
Op mijn werk moet ik de hele
dag op het internet werken.
Als ik thuiskom wil ik niet meer
internetten.
Hij zit al 10 uur achter de
computer. Hij zit de hele dag te
computeren!
Hij gebruikt zijn laptop nooit.

Mensen die iedere dag uren


spelletjes op de computer doen,
zijn verslaafd aan gamen.
Actief zijn is goed voor de
gezondheid.
Iedereen heeft een telefoon of
televisie; De auto en televisie
zijn niet weg te denken uit het
moderne leven.
Ik wil contact met jou houden.

Waar kan informatie vinden


over dit werk?
Mijn kinderen vervelen zich.

989 Gram is ongeveer een kilo.

Sommige computers zijn heel


duur.
Te weinig beweging is slecht
voor je.
Ik kan goed op mijn computer
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

werken want hij staat op


ooghoogte.
In zijn vrije tijd gaat hij graag
fietsen.
Ik heb pijn in mijn pols, de
dokter zegt dat ik een muisarm
heb.
De jongeren in Nederland
zitten veel achter de computer.

15
2 Lezen
2.1 Lees de tekst. (155 woorden)
Onderstreep de woorden die je niet kent.

Appen en sms-en samen met lopen is levensgevaarlijk!

We weten allemaal dat je in het verkeer goed moet


opletten. Als je autorijdt en je gebruikt je telefoon
niet handsfree kan je een flinke boete krijgen.

Maar weet u ook dat lopen met de telefoon in hand


ook gevaarlijk kan zijn? Het is onderzocht en mensen
die lopen én aan het appen of sms-en zijn, hebben
een grotere kans op een verkeersongeluk. Mensen
die bezig zijn met hun telefoon gaan langzamer lo-
pen. Zij lopen vaak niet meer in een rechte lijn. Zij
kijken ook niet goed uit met oversteken.

In Bodegraven wordt nu een proef gedaan met speciale stoplichten in


de stoep. Als iemand op zijn telefoon kijkt, kan hij toch het stoplicht
zien. Sommige mensen vinden dat een goed idee, want het is veiliger.
Andere mensen vinden dat het beter is om niet altijd op je telefoon te
kijken als je aan het lopen bent.

2.2 Waarom is lopen met de telefoon gevaarlijk, volgens de tekst?


a. ze lopen niet in een rechte lijn,
b. de telefoon is heel belangrijk.
c. ze letten in het verkeer op.
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

2.3 Kijk jij vaak op je telefoon als je buiten loopt?

2.4 Wat vind jij van de stoplichten in de stoep? Is dat een goed idee of niet?

16
Goed lezen in drie stappen

Kijk naar de tekst en geef antwoord op de volgende vragen:

1 Vóór het lezen


a. Wat voor soort tekst is het?
b. Waar komt de tekst vandaan?
c. Kijk naar de titel, de tussenkopjes en de plaatjes.
d. Waar gaat de tekst over?
e. Wat weet je over dit onderwerp?
f. Lees de eerste zinnen. Hoe gaat de tekst waarschijnlijk verder?
g. Hoe moet je deze tekst lezen: globaal, zoekend of intensief?

2 Tijdens het lezen


a. Denk vooruit. Wat denk je dat er in de tekst staat?
b. Let op belangrijke woorden (als, omdat, want, en, of, eerst, dan)
c. Begrijp je een woord niet? Lees door en zoek de betekenis in de tekst.
d. Zie je een schema of tabel? Kijk goed naar wat er aan de bovenkant en links
aan de zijkant staat.

3 Na het lezen
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017

a. Wat is de belangrijkste zin van elke alinea?


b. Waar gaat de tekst over?
c. Wat heb je van de tekst geleerd?
d. Wat kan je met de informatie doen?
e. Wat wil je nog meer over dit onderwerp weten?

17
© Ellis Delken en Sandy Posthumus Meyjes, 2017
Ontwerp: Jet Peters, Klofje ontwerp, klofje.nl

ISBN 9789082757804
90000 >

9 789082 757804

You might also like