Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 2

[Titel] Taalonderwijs aan nieuwkomers

[Ondertitel] Hoe krijg je een goed zicht op de beginsituatie van nieuwkomers zonder hen
te testen?
[Auteurs] Pandora Versteden & Goedele Vandommele, wetenschappelijk medewerkers bij het
Centrum voor Taal en Onderwijs (KU Leuven)

[Begin lead] Bij nieuwkomers, net als bij andere leerlingen, is inspelen op specifieke
ontwikkelingsnoden cruciaal. Het is echter veel moeilijker om een goed beeld te krijgen van een pas
aangekomen nieuwkomer die nauwelijks Nederlands spreekt. Voor een accuraat beeld blijven toetsen
ontoereikend: nieuwkomers zijn immers onvoldoende taalvaardig in het Nederlands om instructies te
begrijpen of antwoorden te formuleren. Bovendien zijn ze vaak ook onvoldoende testvaardig, en kan
een laag zelfvertrouwen of faalangst hun resultaten vertekenen. Hoe pak je dat dan aan, een goed
zicht krijgen op de beginsituatie van jouw nieuwkomers? [Einde lead]

[Subkop] TIP 1. Breng de beginsituatie op verschillende manieren in kaart


Voor een optimale start loont het om een nieuwkomer goed te leren kennen. Een grondig
intakegesprek met ouders of voogd- met behulp van een tolk - is een mooi vertrekpunt. Idealiter is
dit gesprek een wederzijds kennismakingsgesprek en geeft het zowel de school, als de ouders en de
leerling, een goed beeld (van de nieuwe school of leerling). Tijdens zo’n gesprek kan je ouders ook
observeren: vullen zij gemakkelijk schooldocumenten in? Welke ouder doet dit? In welke taal? Ook
een huisbezoek kan meerwaarde bieden: het vergroot vaak de betrokkenheid van een nieuw gezin
op school of geeft extra inzicht in zijn of haar achtergrond. Indien mogelijk is het zinvol om een
schooldossier uit het land van herkomst te bemachtigen. Dit alles is slechts een begin: na de
intakeprocedure volgt een periode van intensieve observatie tijdens uiteenlopende lessen (zie TIP 2).

[Subkop] TIP 2. Ga na waar de nieuwkomer goed in is, wat hij graag doet…
Observaties tijdens lessen geven een beeld van de verschillende competenties van nieuwkomers. Je
kunt hierbij focussen op het taalvaardigheidsniveau Nederlands (bijvoorbeeld aan de hand van het
Referentiekader vroege tweede taalverwerving), maar omdat taalleren sowieso nog heel wat tijd zal
kosten, lijkt in eerste instantie zinvoller om breder naar ontwikkeling te kijken. De vraag wordt dan
eerder: wat zijn de verschillende competenties en talenten van de nieuwkomer in mijn klas? Kan de
nieuwkomer goed samenwerken met klasgenootjes? Gebruikt hij of zij steevast creatieve oplossingen
om zich verstaanbaar te maken? Wat zijn de speciale talenten van de nieuwkomer? Heeft hij groene
vingers of is hij handig met technologie? Breed kijken naar de nieuwkomers maakt het beeld van hen
niet alleen veel positiever; het geeft een leerkracht ook informatie voor aangepaste lesinvullingen en
het verhoogt bij leerkrachten de kans op blijvende hoge verwachtingen tegenover hun nieuwkomers.

[Subkop] TIP 3. Krijg een zicht op de thuistaalontwikkeling van de nieuwkomer


Het is niet omdat een leerling nog geen Nederlands kent, dat zijn talige ontwikkeling zich niet op
hetzelfde niveau bevindt als dat van zijn klasgenoten. Elke nieuwkomer heeft zich immers ontwikkeld
in zijn eigen thuistaal. Meer zelfs: de kennis en vaardigheden in de eerste taal kunnen de
tweedetaalverwerving van leerlingen sterk ondersteunen (Cummins, 1979). Daarom is het
interessant om ook het verloop van de eerstetaalontwikkeling in kaart te brengen. Bij een normale
thuistaalontwikkeling zijn er weinig redenen om problemen te verwachten voor
tweedetaalverwerving in het Nederlands. Ook voor een goed zicht op de thuistaalontwikkeling is een
gesprek met de ouders aangewezen. Interessante vragen zijn dan: welke talen spreken jullie thuis?
Met wie? Ook de routines tussen ouder en kind, of spontane communicatie tussen een nieuwkomer
en ouders, klasgenootjes, broers/zussen geven interessante informatie, bijvoorbeeld over het
(taal)aanbod van de nieuwkomer. Bij twijfel kan je beroep doen op een taalanalist: hij observeert
nieuwkomers tijdens hun spel en gaat na of de thuistaalontwikkeling goed verloopt.

Bronnen:
Cummins, J. (1979). Linguistic interdependence and the educational development of bilingual
children. Review of educational research, 49(2), 222-251.
Cré, J., Magez, W., Willems, L., Olieslagers, K., Van den Bosch, R., Cocquet, E., & Vancouillie, M.
(2008). Toetsstenen faire diagnostiek: Kwaliteitsvolle en zorgzame diagnostiek bij kansarmen
en allochtonen. Brussel: VCLB Service cvba.

You might also like