Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 6

Tentamen; Digitale Media; Samenvatting Werkgroepen..

Werkgroep 1: Claims Web 2.0

Web 2.0: Waarom is web 2.0 een succes? 1. 2. Er zitten alle kenmerken in die altijd werden gezien als belangrijke onderdelen van het internet als een communicatienetwerk: participatie, interactie, gezamenlijk kennis verzamelen en social networking. De grootste websites zijn gebaseerd op web 2.0: Flickr, Facebook, YouTube. Het maakte van internet een platform waar mensen elkaar konden vinden.

De basis web 2.0 principes zijn: Many-to-many Gedecentraliseerd m.b.t. controle Gericht op gebruiker en gemakkelijk te leren User-generated content is het belangrijkste

Critici zeggen echter dat web 2.0 alleen maar een marketingterm is, waarmee overkapitalisatie van het internet wordt gepromoot, de Bubble 2.0

Werkgroep 2: Werking Last.fm en Musicovery Taggen: een niet-hirarchische term die wordt toegewezen aan een bepaald stukje informatie. Het beschrijft het item en daardoor is het gemakkelijk terug te vinden. Tags worden toegewezen door de maker van het materiaal of door de gebruiker, dat verschilt per systeem. Taggers zijn niet afhankelijk van vooraf bepaalde begrippen, ze kunnen het noemen zoals ze willen. (Marlow, Boyd et al.) Folksonomy: Een classificatiesysteem waarbij gebruik wordt gemaakt van tags om materiaal te categoriseren. Het is het tegenovergestelde van een taxonomie, die wel hirarchisch is. (Van der Wal) The Long Tail: Het digitaliseren van informative heeft ervoor gezorgd dat de distributiemodellen van de mediaen entertainmentindustrie is veranderd. De beschikbaarheid van inhoud wordt niet langer beperkt door de marktwerking en instituties als tv, theater en radio. Door het internet is veel materiaal gemakkelijker toegankelijk geworden en is de keuze veel groter en meer divers. Hierop van toepassing is de 80-20 rule: 80 procent in long tail, 20 procent in dominante deel zoals websites en winkels. (Chris Anderson) Freemium = free+premium. Websites hebben twee onderdelen. Het eerste onderdeel is gratis en het gebruik van de website is daar beperkt. Het tweede onderdeel kost geld, maar daarmee krijg je veel extras en onbeperkt gebruik van de pagina. De betalende gebruikers betalen voor de niet-betalende gebruikers, waardoor de website een freemium-beleid kan blijven voeren. (Anderson en Wilson) Social Capital: Onderdelen van het sociale leven, zoals netwerken, normen en vertrouwen, die het mogelijk maken dat de deelnemers samen effectiever hun gedeelde interesses kunnen beleven. Het is wat sociale netwerken waarde geeft en de mate van social capital bepaalt de bereidheid van mensen om iets voor een ander te doen en het vertrouwen in elkaar.

Tentamen; Digitale Media; Samenvatting Werkgroepen..

Er zijn drie vormen van social capital: 1. Bonding: Sterke sociale verbanden tussen individuen, zoals familie of een dorp. Deze connecties zijn homogeen, bijvoorbeeld een criminele gang, zij zijn sterk verbonden, vertrouwen elkaar en zijn snel geneigd elkaar te helpen. Bridging: Zwakkere, maar meer diverse connectie, zoals verbanden tussen families of zakenmensen. Deze connecties zijn heterogeen, zoals een bowlingclub. Mensen zijn weinig vertrouwd met elkaar en minder geneigd iets voor elkaar te doen. Linking: Connectie tussen twee mensen of groepen van een andere klasse of sociale status, zoals politici en burgers of gemeenten en dorpsbesturen.

2.

3.

Bij nieuwe ontwikkelingen in digitale media is het altijd de vraag of het medium bijdraagt aan de groei van de social capital. Social capital ontwikkelingen op SNS als Facebook en MySpace zijn vaak vormen van bridging social capital. Network campaigns: Verschillende organisaties en individuen kunnen bijdragen aan het halen van een gemeenschappelijk doel, terwijl zij toch onafhankelijke individuen blijven. Je kunt hiermee dus de aandacht trekken van de gebruikers, op de eerste plaats door het multiplier effect dat n boodschap door vele mensen wordt gelezen, en op de tweede plaats doordat verschillende communicatiemedia effectiever gebruikt kunnen worden om de gebruiker te bereiken. Dit kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor het voeren van politieke campagnes. (Miller) New economy: Ook wel de networked information economy. We leven in een informatie samenleving, waarbij alles draait om het produceren van informatie en kennis. Dit is nieuw, omdat we eerst in een industrile samenleving leefden, waar het ging op het vinden van nieuwe energiebronnen ed. De rol van het individu is in de networked information economy veel groter dan in de industrile samenleving, omdat n gebruiker veel meer impact kan hebben. Social production: het produceren van informatie, kennis en cultuur op basis van samenwerking, niet op marktwerking en niet vooraf bepaald en gecontroleerd. (Benkler) Twee factoren zijn belangrijk: 1. 2. Modularity: Kan het project worden opgesplitst in meerdere onderdelen, zodat er ook meerdere mensen aan kunnen werken? Granularity: De omvang van de projecten in termen van tijd en moeite. Kost het weinig tijd, dan is het aannemelijk dat er veel enthousiasme zal zijn, zoals bij Wikipedia.

Blogs: User-generated websites waarbij de gebruik toevoegingen kan doen, door een individueel of een groep. Het is een soort dagboekstijl. Vaak interactief (anderen kunnen reageren) en verbonden met anderen (linken naar andere blogs). Het sociale netwerk van blogs en bloggers is de blogospere, welke een platform is voor het publiceren en ter attentie brengen van materiaal.

Werkgroep 3: Gebruik Sociale Netwerksites Network topologie: Een gevisualiseerd beeld van alle onderlinge verbindingen in een computernetwerk. Er zijn drie soorten: 1. 2. 3. Gecentraliseerd: Er is een centraal punt van waaruit alle informatie verzonden wordt. Gedecentraliseerd: Er zijn verschillende punten van waaruit de informatie verzonden wordt, maar niet alle ontvangers sturen ook weer informatie uit. Gedistribueerd: Er zijn verschillende punten die allemaal met elkaar in verbinding staan en de data waarmee gewerkt wordt is over die verschillende punten verspreid. (Een voorbeeld hiervan zijn torrents)

Tentamen; Digitale Media; Samenvatting Werkgroepen..

Unmediated public: Publiek dat de informatie rechtstreeks ontvangt, zonder dat er een medium tussen zit. Het is ongemedieerd. Mediated public: Publiek dat informatie ontvangt via een medium, zoals krant of televisie. Kenmerken: 1. 2. 3. Persistence: Het is opgenomen en anderen kunnen het ook later nog zien Replicability: Kan gekopieerd worden zonder dat duidelijk is dat het een kopie is Invisible audiences: Het is niet bekend wie er allemaal meekijken

Networked public: Publieken die verbonden zijn door technologische netwerken. Kenmerken: 1. 2. 3. 4. Persistence: Het is opgenomen en anderen kunnen het ook later nog zien Replicability: Kan gekopieerd worden zonder dat duidelijk is dat het een kopie is Invisible audiences: Het is niet bekend wie er allemaal meekijken Searchability: Je kunt de tekst terugvinden of de persoon opzoeken

Gebruikers die zich bewust zijn van deze kenmerken kunnen er rekening mee houden in hun gebruik van sociale netwerksites en dit kan dus een vorm van censuur opleveren. Hanging out: Op het internet hangen, het is een sociaal gedreven activiteit waarbij jongeren elkaar online ontmoeten en gesprekken voeren omdat ze niet bij elkaar (kunnen) zijn. Er wordt dus gebruik gemaakt van nieuwe media omdat de jongeren in contact willen blijven. Messing around: Een vorm van participatie die kan variren van het onderhouden van contacten tot het willen leren over nieuwe media of een onderwerp binnen nieuwe media. Geeking out: Nieuwe media gebruiken uit interesse. Dit kan te maken hebben met techniek en dus de drang om meer te leren over gebruikte technieken. Maar het hoeft niet met techniek te maken te hebben, het kan ook over sport gaan of een club. Geeking out heeft vaak te maken met fandom. Er is een intensieve, geavanceerde communicatie tussen van personen met dezelfde interesse, en zij delen met elkaar informatie over dat onderwerp. Het is niet zo sociaal gedreven als hanging out, omdat het over een gedeelde interesse gaat, niet de drang om met anderen in contact te blijven.

Werkgroep 4: Relaties met oudere media - Games Narratologists: Narratologists zeggen dat het narratief, het verhaal, het belangrijkste onderdeel van een computergame is. Computergames vertonen volgens hen veel overeenkomsten met verhalen zoals in films en dat verhaal maakt dat gebruikers zich verbonden voelen met het spel. (Bolter en Grusin, Murray) Ludologists zeggen dat de spelers zich niet verbonden voelen met het spel door het niveau van de karakters en gebeurtenissen (zoals in film en televisie) maar doordat de speler zelf een onderdeel is van het verhaal en daarom invloed kan hebben op het verhaal. Daarom is het volgens hen belangrijk dat makers zich meer bezighouden met het speelaspect (playtheorie) dan met het verhaalaspect. (Juul, Aarseth) Intellectual property: Het is moeilijk te bepalen wie het copyright krijgt op games omdat het een samenwerking is van ontwikkelaars en spelers. Sommige spellen kiezen ervoor om de spelers veel ruimte en informatie te verstrekken over het spel zodat de spelers zelf andere objecten en karakters kunnen maken. Anderen spellen kiezen ervoor op veel copyright op het spel te leggen en zelfs een Intellectual Property Regime te voeren dat beschrijft dat ook creaties van spelers onder hun copyright zal vallen.

Tentamen; Digitale Media; Samenvatting Werkgroepen..

Remediation: Gaat over de manier waarop nieuwe media eigenlijk oude media omvormen. Wat nieuw is aan nieuwe media is de manier waarop zij oudere media gebruiken (bijvoorbeeld de website van de telegraaf, waarin de krant online staat of de filmische technieken gebruikt in games). Een andere vorm is de manier waarop oudere media zichzelf als reactie van nieuwe media veranderen. (YouTube ontstaat, antwoord van TV is reality series, waarin ook een meer ongemedieerde blik op het leven wordt gegeven.) Het kan dus twee kanten op gaan. Geen enkel medium staat nog op zichzelf, onafhankelijk van ander media. (Bolter&Grusin) Immediacy: Een stijl van visuele representatie waarvan het doel is om de gebruiker de aanwezigheid van het medium te laten vergeten en hem te laten geloven dat hij in de nabijheid is van het object dat wordt gepresenteerd. (in een game is er bijvoorbeeld de mogelijkheid om een point-of-view shot van de shooter te krijgen, waardoor de speler de shooter wordt.) (Bolter&Grusin) Hypermediacy: Een stijl van visuele representatie waarbij de kijker wordt herinnerd aan een ouder medium (Tv, Film, stripboek). Er zijn dus verschillende ramen of ruimtes. Je kijkt als het ware door een raam naar de game. (Bolter&Grusin) Double logic: Games bevatten altijd wel een double logic, waarbij zowel de immediacy en de hypermediacy worden toegepast. (Bolter&Grusin)

Werkgroep 5: Modellen Burgerjournalistiek Push theorie: De push theorie houdt in dat media het nieuws naar jou toe brengen, ook al heb je daarom niet om gevraagd. Het wordt je opgedrongen, zoals bij de krant. De nieuwsoutlets hebben hierbij de keuze welk nieuws ze jou wel en niet doorgeven. Zo kunnen ze ook de maatschappelijke agenda benvloeden. Dit is gecentraliseerd. Pull theorie: De pull theorie houdt in dat je je bijvoorbeeld abonneert op een reader, waarbij je kiest welk nieuws je wel en niet wil lezen. Je trekt jouw interessepunten dus naar je toe. Dit is gedistribueerd: Het nieuws komt vanuit verschillende punten naar jou toe. RSS: Een technisch hulpmiddel waarmee je je op vernieuwingen van een site kunt abonneren. Zodra er, bijvoorbeeld, een nieuw artikel op Nu.nl verschijnt of net die ene advertentie op Marktplaats.nl verschijnt, dan krijg je daarvan acuut een seintje. Crowdsourcing: Een verschijnsel waarbij organisaties of personen gebruik maken van een grote groep (anonieme) mensen gebruiken bij het oplossen van problemen of bedenken van innovaties. Dit gebeurt vaak via Twitter of andere sociale netwerksites. (Howe, 2006 in Brabham, 2008). Er zijn acht stappen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Bedrijf heeft een probleem Bedrijf ze=t probleem online Online publiek wordt gevraagd oplossingen te geven Publiek draagt oplossingen aan Publiek evalueert de oplossingen Bedrijf beloont de winnende oplossing Bedrijf krijgt eigendom over de oplossing Bedrijf profiteert van de oplossing

Het is ook een vorm van burgerjournalistiek, waarbij media bepaalde informatie vrijgeven en aan het publiek vragen of ze er wat mee kunnen maken of er aan kunnen bijdragen. The Daily Me: Een online krant die is aangepast aan de smaak en interesses van individuele personen. (Negroponte, 1995). Google News wordt beschouwd als de nieuwe daily me, omdat je het kunt aanpassen aan je eigen wensen. Er ontstaat een Information cocoon; je ziet alleen wat je wilt zien.

Tentamen; Digitale Media; Samenvatting Werkgroepen..

Gatekeeping: De traditionele vorm van journalistiek. De professionals bepalen welk nieuws bekend wordt gemaakt aan de buitenwereld. Zij maken het nieuws. (Bruns) Gatewatching: Onderdeel van de bottom-up structuur van nieuwsverspreiding. Gatewatchers, in grote tegenstelling tot de meer traditionele gatekeepers, sturen hun lezers aan de hand van hyperlinks het hele internet over, in de richting van additionele informatiebronnen die context bieden. (Bijvoorbeeld Google News. De sites waar ze nieuws vandaan halen zijn gatekeepers, maar Google News niet.) Ze geven aandacht aan het nieuws, maar maken het nieuws niet. Dit soort websites kunnen echter ook bijdragen aan de verspreiding van foute informatie of misbruik van de mogelijkheden. (Bruns) Burgerjournalistiek: Kan volgens Flew alleen ontstaan m.b.h. drie onderdelen: 1. 2. 3. Open publishing: Productieproces is open en transparant. Collaborative editing: Mogelijkheid tot plaatsen, editen en reageren. Het is dus heel open en er is geen verschil tussen verschil tussen users en producers Prod-users. Distributed content: Nieuwe informatie bereikt snel veel nieuwe mensen.

Er is dus een verplaatsing van individualistische, top-down journalistiek naar samenwerkende, multimedia bottum-up journalistiek. (Deuze)

Werkgroep 6: Kunst in nieuwe media Database of intentions: Iedere zoekopdracht op een zoekmachine draagt bij aan een patroon dat gebruikt kan worden om iets te voorspellen. Elke zoekopdracht geeft dan een hint over wat een individueel zou willen bereiken, zijn intentie bij die zoekopdracht. Je kunt dus voorspellen wat iemand gaat doen. (Batelle) Hij zoekt bijvoorbeeld op alaskan cruise omdat hij erover denkt die een te nemen, of op baby names omdat hij denkt er binnenkort een nodig te hebben. Dit is dus ook erg interessant voor marketingdoeleinden, omdat het kan voorspellen wat mensen willen hebben. Er zijn drie intenties: 1. 2. 3. An itch to scratch A problem to solve A desire to fulfill

Collective intelligence: De mogelijkheid van computernetwerken om bij te dragen aan de ontwikkeling van kennis en het opslaan en toegankelijk maken van die kennis. Kennis wordt door de ontwikkeling van nieuwe media dus gemakkelijk uitgewisseld, waardoor online interactie tussen gebruikers wordt gepromoot en daarmee dus de ontwikkeling van nieuwe kennis. Creative industries: Economische activiteiten die worden gebruikt bij de verspreiding van cultuur en kennis, met nieuwe media als tussenpersoon. (Levy) Digital copyrights/Creative commons: Nieuwe media heeft het reproduceren van informatie veel simpeler gemaakt, maar de wetten over gebruik van informatie zijn strenger geworden. Dit is lastig omdat men aan de ene kant niet de originele makers wil benadelen, maar ook niet het hergebruik van het materiaal wil verbieden voor non-commercieel gebruik. (Lessig) Een nieuw systeem hiervoor zijn de creative commons, waarbij producers vooraf een teken kunnen toevoegen aan hun informatie waarbij zij aangeven wie de informatie mag gebruiken en op welke manier.

Tentamen; Digitale Media; Samenvatting Werkgroepen..

Waarom is het lastig om vast te stellen welk materiaal tot wie behoort? 1. Genetwerkte informatie is ongrijpbaar, gedistribueerd over vele plaatsen en veranderd steeds van vorm en karakter. Hierdoor is het lastig te zien welk persoon of bedrijf recht heeft over welke versie van de informatie. Het internet heeft het gemakkelijk gemaakt voor gebruikers om juist wetten te omzeilen, vooral die met betrekking tot informatie en auteursrechten. Zo kunnen gebruikers vanuit het buitenland wel toegang krijgen tot bepaalde informatie, of juist bepaalde informatie doorsturen naar het buitenland, die daar niet wenselijk is. Er is nog geen standaard internet wet, de meeste regels zijn geschreven om andere media te reguleren en worden nu halfslachtig toegepast op het Internet.

2.

3.

Participation: De term participatie wordt op drie manieren gebruikt: 1. 2. De ongelijkheid van volken om aan het internet deel te nemen als gebruiker, arbeider, burger of consument. Derde wereldlanden hebben bijvoorbeeld minder toegang. De mogelijkheden van nieuwe media die zorgen dat het meer open en interactief is dan traditionele communicatietechnologien. Ook de ontvanger van informatie is een actieve deelnemer aan de communicatie (Two Way model, Kenney) De vraag of de participatiecultuur die steeds groter wordt door nieuwe media, verbonden is met de opkomst van de prod-user.

3.

Alternative media: Het is een theorie dat de mainstream commercile media niet genoeg mogelijkheden hadden voor het uitwisselen van commentaar en kritiek, en daardoor ontstonden alternatieve media, waarbij burgers ook konden bijdragen aan de inhoud. Het heeft drie karakteristieken (Atton): 1. 2. 3. De-professionalisatie: Niet alleen professionals mogen schrijven, publiceren en materiaal verspreiden De-institutionalisering: demogelijkheid om het materiaal te verspreiden onder het volk is niet langer voorbehouden aan de grote media, omdat de burger het ook zelf kan. De-capitalisatie: Materiaal wordt verspreid door alle vormen van techniek die weinig kosten hebben, zodat de verspreidingsmogleijkheden onafhankelijk zijn van marktwerking.

Pro-Am revolution: Amateur professionalism. Pro-Ams zijn innovatieve en toegewijde amateurs die op professioneel niveau werken. Ze maken bijvoorbeeld muziek samples, softwareprogrammas en aanpassingen aan computerspellen. Ze kunnen dus, wanneer samenwerkend, een grote impact hebben op politiek, cultuur en ontwikkeling. Ze zijn anders dan gewone enthousiastelingen of professionals, want ze krijgen niet betaald, maar werken wel op het niveau van professionals.

You might also like