Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 8

24 game Materiaal: 24 gamekaartjes of schoolbord met schoolkrijtje. Leerlingen zitten in groepjes.

Leerkracht schrijft op het bord 4 getallen waarmee 24 gemaakt moet worden. Groepjes proberen te ontdekken hoe je met die 4 getallen 24 krijgt. Alle 4 de getallen moeten gebruikt worden. Voorbeeld: 6,4,2,2 -> 2-2 = 0 6 x 4 = 24. 5,4,2,2 -> 5 x 4 = 20 en 20 +2+2 = 24. Deze sommen zijn ook makkelijk zelf te bedenken. Nog enkele mogelijke getallen : 3 3 8 4 ** 4 4 1 2 ** 1 4 3 3 ** 1 5 4 5 ** 9 7 4 2 ** 5 3 7 3 ** 2 1 5 4 ** 9 4 4 8 ** 8 6 9 2 ** 5 8 8 2 enz. Beroepenalfabet Benodigdheden: Voor elke leerling een potlood en een stuk(je) papier. De leerlingen schrijven op een blaadje onder elkaar de letters a t/m z op (de letters q, x en y hoeven niet opgeschreven te worden). Op het teken van de leerkracht schrijven de leerlingen achter elke letter een beroep op. Welke leerling heeft als eerste achter elke letter een beroep geschreven? Tip: Natuurlijk kun je de thema's van dit spel ook veranderen. In plaats van beroepen kun je denken aan planten. kleding, mensen e.d. Commando Geen materialen nodig Lastig uit te leggen, maar als ze het eenmaal begrijpen erg leuk spel! Spreek met de kinderen een aantal commandos af. Paar voorbeelden (begin niet met alles tegelijk): commando trippelen = met wijsvingers trippelen op randje van hun tafel commando bol = 2 handen op tafel met alleen de vingers (bol) commando hol = 2 handen omgekeerd op tafel in holle houding (omgekeerde van bol dus ) commando plat = 2 handen plat op tafel Je kunt later nog altijd commandos als staan, zitten, hoog, laag toevoegen. De regel: leerlingen mogen het commando alleen uitvoeren wanneer de docent voorafgaand aan het commando het woord commando heeft gebruikt. Bij commando trippelen, gaan alle leerlingen dus trippelen. Als de docent vervolgens zegt..en PLAT dan zijn leerlingen die de handen plat op tafel leggen af (er is immers geen commando voorgezegd.) Snelheid kan worden opgevoerd naarmate kinderen het spel beter volgen. Dan denk ik aan.. Materiaal : geen. Leerkracht noemt een woord, bijvoorbeeld wijn. - lln dan denk ik aan wijngaard - lln dan denk ik aan druif - lln dan denk ik aan groen - lln dan denk ik aan gras - lln dan denk ik aan voetbal - enz. De wereld op z'n kop Benodigdheden: Het is de bedoeling dat de leerlingen het tegenovergestelde doen van wat de leider doet. Gaat de leider staan, dan blijven de leerlingen zitten. Gaat de leider lachen, dan gaan de leerlingen huilen. Etc. Drie minuten stilte Benodigdheden: Een horloge De leerkracht wijst de leerlingen op het feit dat het gedurende de komende tijd muisstil moet zijn en dat niemand (behalve de leerkracht) op zijn/ haar horloge mag kijken. Het gaat er hierna om dat de leerlingen precies drie minuten stil blijven en dat jij als leerkracht eens wil bekijken wie er een goed besef heeft van de tijd. Zodra een leerling denkt de tijd voorbij is, gaat deze op een stille en rustige manier staan. Tip: Op het

moment dat een leerling gaat staan, volgen anderen vaak snel. Bespreek eens waarom dat is. Op deze manier kun je het 'volgen van elkaar' binnen een klas op een speelse manier bespreken. Een ketting van woorden De leerkracht start het spel door een samengesteld woord te zeggen (bijv. voordeur). Hierna neemt een leerling het over door een nieuw woord te maken van het tweede lid van het voorgaande woord (bijv. deurbel). Deze manier van spelen wordt doorgegeven (voordeur deurbel - belsysteem enz.) Wanneer een leerling geen nieuw woord kan maken, doet deze even niet meer mee gedurende deze ronde. Het spel gaat net zolang door tot er een winnaar overblijft. Tip: Wijs de leerlingen erop dat het een extra uitdaging is om het voor de anderen moeilijker te maken. Galgje Materiaal: Bordkrijtje en schoolbord. Alom bekend spel voor even tussendoor. Leerkracht verdeelt de klas in 2 groepen (of jongens/meisjes afhankelijk van wat de klas leuk vindt) en noteert op de achterkant van het bord een woord (bijvoorbeeld Sportdag). Vervolgens worden er 8 streepjes op het bord gezet en kunnen groepen om de beurt een letter proberen te raden. Groep die het woord raad, krijgt een punt. Galgje met kopen van klinkers Materiaal : Bordkrijtje, schoolbord, opdrachten waarmee klinkerpunten verdiend worden. Zelfde spel als Galgje maar dan moeten de klinkers (a,e,i,o,u) als het ware gekocht worden. Kinderen moeten dan met de groep een bepaalde opdracht uitvoeren waarmee ze klinkerpunten kunnen verdienen. Een voorbeeld : - iets binnen een minuut uitbeelden en raden (hints kaartje) - iets tekenen en laten raden door de groep (pictionary) - vraag goed beantwoorden (triviant) - binnen een minuut onder tafel doorkruipen, stoel op tafel zetten, op de grond gaan zitten en weer staan / rondje over het schoolplein rennen en terug in de klas/ buiten van de glijbaan af en weer terug in de klas(of iets dergelijks) worden ze enthousiast maar wel druk van!! Vaak ook rekening houden met regels/afspraken van de school ivm rennen. Lukt de opdracht de groep niet, dan krijgt de andere groep een klinkerpunt. Geheugenspel Materiaal: geen Leerkracht kiest 5 leerlingen (afhankelijk van leeftijd kinderen) uit die voor de klas moeten staan. 1 leerling wordt de gang op gestuurd en de leerlingen voor de klas gaan in een andere volgorde staan (bijv. leerling 1 en 5 wisselen van plaats maak het niet te moeilijk). De leerling die op de gang heeft gestaan moet vervolgens bedenken wat er in de volgorde is veranderd. Om meer kinderen bij het spel te betrekken, kun je afspreken dat alle leerlingen de ogen dicht doen terwijl de volgorde veranderd wordt. Deze kinderen kunnen dan allemaal mee raden (hand omhoog) wat er veranderd is. Dit spel is ook met voorwerpen te spelen (wat is er weg?) Groepjes maken Materiaal : geen Leerkracht noemt een paar namen op van kinderen die voor de klas moeten komen staan / in de kring (een voor een.. = ondertussen denktijd voor de klas). Waarom moeten deze kinderen allemaal in de kring of voor de klas komen staan ? Wat hebben ze hetzelfde ? Bijv. spijkerbroek, rokje, paardenstaart, veters in schoenen, oorbellen enz. Degene

die de overeenkomst ontdekt, mag vervolgens zelf een overeenkomst kiezen en kinderen met die overeenkomst voor de klas sturen. Het telefoongesprek Benodigdheden: - De leerkracht start het spel door in het oor van een leerling een zin in te fluisteren. De leerling geeft deze zin (wederom fluisterend) door aan de volgende leerling. Is de zin op het einden nog exact hetzelfde als tijdens de start van dit spel? Huisje dobbelen Benodigdheden: Voor elke leerling een potlood en een stuk(je) papier en tevens voor elk groepje een dobbelsteen. De leerkracht verdeelt de groep in een aantal kleinere groepjes (max. 4 leerlingen) en geeft elk groepje een dobbelsteen. Een voor een gaan de leerlingen dobbelen, om zo snel mogelijk een huis te mogen tekenen. Natuurlijk moet er in een bepaalde volgorde worden gedobbeld om te mogen tekenen. Een leerling mag pas starten met tekenen op het moment dat deze 6 heeft gegooid. Gooi je 6: Dan mag je het huis tekenen. Gooi je 5: Dan mag het dak tekenen. Gooi je 4: Dan mag je de voordeur tekenen. Gooi je 3: Dan mag je de schoorsteen tekenen. Gooi je 2: Dan mag je het raam tekenen. Gooi je 1: Dan mag je rook uit de schoorsteen tekenen. Op het moment dat je een getal gooit, waarvan je de opdracht al hebt getekend, dan sla je een beurt over. Wie uit het groepje heeft als eerste het hele huis getekend? Tip: De tekening kun je aanpassen aan het niveau van de leerlingen. Je eigen naam gebruiken Benodigdheden: Voor elk groepje een vel papier en een potlood. De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van vier leerlingen (max. vijf leerlingen). Deze leerlingen schrijven hun naam op het blaadje en met de letters die nu allemaal op het blaadje staan, proberen de leerlingen zoveel mogelijk woorden te maken. Welk groepje heeft de meeste woorden? Welk groepje heeft het langste woord? Koning van de stilte Materiaal: geen Koning gaat in het midden van de klas/ kring zitten met de ogen dicht en bedenkt allerlei opdrachten die de klas zo stil mogelijk moet uitvoeren. Zodra de koning iets hoort, wijst hij die kant op en is die leerling af. Voorbeelden van opdrachten: schuif je laatje open, schrijf met je pen een woord op papier, ga op je stoel staan, zet je stoel op tafel enz. Kris kras woorden noemen Benodigdheden: Voor elke leerling een blaadje met daarop een (ander) woord, een potlood en een stuk(je) papier. De leerkracht deelt de blaadjes uit aan de leerlingen waarop steeds een ander woord staat. De leerlingen laten dit aan niemand zien, slaan het woord op en doen het blaadje weg. Op het teken van de leerkracht lopen de leerlingen kris kras door elkaar in het lokaal en roepen (op normale toon) het woord wat op het blaadje stond. Na een tijdje vraagt de leerkracht de leerlingen weer te gaan zitten en om alle woordjes die zij hebben gehoord op te schrijven. Welke leerling heeft de meeste woordjes kunnen onthouden? Letter vierkant Benodigdheden: Voor elke leerling een potlood en een stuk(je) papier. Teken op het bord een vierkant met daarin 16 hokjes (4 bij 4). De leerkracht kiest een leerling uit die een letter mag noemen. De leerlingen mogen deze letter op een willekeurige plaats invullen in een van de 16

hokjes. Ook de volgende leerling zegt een letter, die weer in een ander hokje wordt opgeschreven. Dit gaat net zolang door tot in alle hokjes een letter staat. Als dit het geval is, gaan de leerlingen kijken hoeveel woorden (horizontaal, verticaal en diagonaal) zij kunnen maken met deze letters. Letterspel Materiaal : pen en papier, bord en bordkrijt. Dit spel lijkt een beetje op beroepenalfabet, maar dan net iets anders. De leerkracht schrijft een aantal dingen op het bord, bijvoorbeeld : jongensnaam - plaatsnaam - bekende artiest - televisieprogramma - tijdschrift - kleur - plant dier Leerlingen nemen dit schema over in het schrift of op een blaadje. De leerkracht geeft vervolgens een letter, bijvoorbeeld de letter M. Wie heeft er als eerste het hele rijtje kunnen invullen met deze letter ? (bijvoorbeeld Mark, Middelburg, Madonna, Married with Children, enz.) Lingo Benodigdheden: Voor elke leerling een potlood en een stuk(je) papier. Laat de leerlingen binnen een bepaalde tijd (bijvoorbeeld twee minuten) zoveel mogelijk woorden opschrijven met 5 letters. Bekijk na deze twee minuten welke leerlingen de meeste woorden heeft gevonden. Je kunt dit spel uitbreiden door de leerlingen woorden te laten maken met een ander aantal letters. Luisterend tellen Benodigdheden: - De leerkracht maakt de leerlingen duidelijk dat het voor dit spel ontzettend stil moet en dat je goed naar elkaar moet luisteren. De leerkracht zegt 1, waarna een leerling reageert met 2, een andere leerling daarop weer 3 zegt en ga zo maar door. Echter, zodra twee of meerdere leerlingen tegelijkertijd een getal noemen stopt het spel en begint de leerkracht weer bij 1. De leerlingen moeten dit spelen zonder enig gemaakte afspraken!! Natuurlijk zal het een aantal keren gespeeld moeten worden, voordat de bedoeling helemaal duidelijk is. Moordenaartje Materiaal : geen Stuur 1 leerling (politie) de klas uit. Wijs dan in de klas een moordenaar aan. Deze moordenaar knipoogt of knikt naar leerlingen in de klas. Zodra een leerling deze knipoog of knik krijgt, valt deze dood op tafel. De leerling die uit de klas gestuurd was (politie ) moet gaan uitvinden wie de moordenaar is voordat alle leerlingen vermoord zijn. Bijvoorbeeld max. 3 keer raden. Tip: je kunt het verhaal ook even ombouwen tot een prins die alle kinderen laat flauwvallen door een knipoog of kusje te geven. Dit vindt zeker een groep 8 erg leuk. Moordenaartje /Prinsje variant Materiaal: geen. 1 leerling wordt de gang opgestuurd. In de klas doen even alle leerlingen de ogen dicht. Leerkracht loopt door de klas en geeft 1 leerling 1 knijpje in de schouder hij is de moordenaar. Alle kinderen doen de ogen weer open en de leerling wordt teruggeroepen van de gang. Het is nu voor alle leerlingen spannend want wie is de moordenaar? Ze moeten dus allemaal opletten (allemaal betrokkenheid en meekijken wie er knipoogt/knikt). Tip: dit spel is nog uit te breiden met een spion die niet vermoord mag worden omdat het spel dan uit is.

Muzikantje Materiaal: geen. Stuur 1 leerling de klas uit. Spreek met de klas af wie de muzikant is. De leerling wordt de klas ingeroepen. De hele klas doet steeds de muzikant na (klappen, trommelen, rondje draaien enz.) terwijl de leerling moet ontdekken wie er steeds de beweging bedenkt/begint. Natekenspel Materiaal: Iedereen een potlood en blaadje. Leerkracht maakt een simpele tekening op zijn/haar blaadje en gaat dit vervolgens omschrijven naar de kinderen toe. Welke tekening lijkt het meest op die van de meester / juf ? blijkt erg lastig te zijn Navouwspel Materiaal: Iedereen een vouwblaadje en een schaar. Leerkracht vouwt zomaar wat en omschrijft wat er gedaan wordt (ik vouw het blaadje dubbel, knip het linkerhoekje er af enz.). Kinderen mogen niet bij elkaar spieken. Wie heeft het gekste/meest lijkende resultaat ? Omschrijfspel Materiaal : geen Leerkracht (of leerling) omschrijft een leerling of voorwerp of bekend persoon. Wie kan er raden wat de leerkracht in gedachten heeft ? Kan variren van appel (kleuters kun je eten, fruit, steeltje, aan de boom enz. tot architect beroep, tekenen belangrijk, huizen enz.) Ontbrekende klinkers Benodigdheden: Voor elk groepje een potlood en een stuk(je) papier. De leerkracht noemt drie medeklinkers (bijv. k, r, en s) op en de leerlingen moeten proberen door er klinkers tussen te zetten, zoveel mogelijk woorden te maken (kras, reeks, kaars enz.). De leerlingen mogen geen nieuwe medeklinkers toevoegen! Pictionary groepjes Benodigdheden: Voor elke groep een potlood en een flink aantal witte blaadjes. De leerkracht verdeelt de leerlingen in groepjes (max. 5 leerlingen) en vraagt van elke groep een leerling bij het bureau. Daar krijgen deze leerlingen een woord te horen dat zij in het groepje moeten gaan tekenen. Als het woord in het groepje is geraden, gaat de volgende groepsgenoot naar de leerkracht om daar het volgende woord te horen te krijgen. Dit gaat zo door totdat elk groepslid een woord heeft getekend. Welke groep heeft als eerste alle woorden geraden? Pictionary klassikaal Benodigdheden: Het schoolbord en een krijtje. De leerkracht roept een leerling naar zich toe en fluistert een woord in zijn/ haar oor. Deze leerling moet daarna dit woord op het bord tekenen. De leerling die het als eerste goed raadt, mag het volgende woord tekenen op het bord. Plaatsje doorschuiven Materiaal: stoelen in een kring, hoepels in een gymzaal of getekende cirkels buiten op het plein. Alle leerlingen komen met de stoelen zeer dicht tegen elkaar aan in de kring zitten. Een van de leerlingen gaat staan in het midden van de kring. Er is nu dus een stoel leeg. De leerling die naast de lege plaats zit, schuift door naar de lege plaats. Er ontstaat nu een nieuwe

lege plaats. Leerling die daar naast zit schuift door enz. Ondertussen probeert de leerling die in het midden staat deze lege plaats te bemachtigen. Als het tempo van het doorschuiven echter snel gaat, zal dit lastig zijn en vele leuke op schoot komen zitten momentjes opleveren. Bij hoepels in de gymzaal of cirkels buiten op het plein kan het spel ook staand gespeeld worden. Plaatsje verruilen Materiaal : geen Liefst in kringopstelling of in gymzaal (in hoepels). In de klas is het ook wel mogelijk, maar dan moeten de gangpaden in het klaslokaal helemaal vrij zijn van tassen e.d. Alle leerlingen zitten op een plaats, 1 leerling (wachter) staat. De leerkracht noemt 2 namen van kinderen die moeten wisselen van plaats. De wachter probeert ook een plaatsje te bemachtigen zodat een andere leerling wachter moet zijn. Pyramide woorden Benodigdheden: Het schoolbord en een krijtje De leerkracht wijst een leerling aan die op het bord een woord op moet schrijven van 3 letters (bijv. tak). De volgende leerling voegt hier een letter aan toe en vormt dan een 4 letterig woord (bijv. kant).De volgende speler doet hetzelfde. Hier spel stopt als de leerling die aan de beurt is geen nieuw woord kan maken. Rekenbingo Materiaal : Iedereen (lln + lkr) een pen en een blaadje. Lln kunnen evt. ook achterin het rekenschrift werken. Leerkracht noemt 3 tafels op (bijvoorbeeld we bingoen vandaag met de tafel van 4,5 en 6). Kinderen krijgen een minuut de tijd om een tabelletje van 3 x 3 (9 hokjes) te tekenen in hun schrift. Hierin schrijven ze uitkomsten van de tafel van 4,5 en 6. Als alle leerlingen 9 getallen hebben ingevuld, noemt de leerkracht sommen op als 4 x 6, 8 x 5, 1 x 6 enz. Als een leerling dan 24, 40 of 6 in het tabelletje heeft staan, kunnen deze worden doorgestreept. Bij een rijtje van 3 of een volle kaart wordt er door de docent gecontroleerd of alles klopt. Klopt dit, dan heeft de leerling (een sticker, stempel, dropje) gewonnen. Kinderen vinden dit erg leuk en zijn tevens bezig met de tafels automatiseren. In tafels/optelsommen/aftreksommen/deelsommen kan gevarieerd worden. Ook kun je het tempo afhankelijk van de groep verhogen. Ruggenspraak Benodigdheden: Drie verschillende tekeningen op een blaadje en krijtjes. De leerkracht verdeelt de klas in drie verschillende groepen, die ieder weer op hun beurt in een lange rij gaat staan met de neuzen allemaal richting het bord. Op het moment dat deze drie rijen in de klas zijn gemaakt, wordt het muisstil en mag er helemaal niets meer gezegd worden!! De leerkracht laat aan de achterste van elke rij een tekening zien, die deze leerling moet tekenen op de rug van de persoon die voor hem/ haar staat. Als de leerling klaar is met tekenen, wordt dit d.m.v. een schouderklopje aangegeven. Hierop tekent de volgende persoon in de rij weer op de rug van de persoon voor hem/ haar. Op het moment dat de tekening de rug bereikt van de voorste leerling, zal deze de tekening daarna op het bord tekenen. Welke rij heeft de tekening goed doorgegeven en staat dus perfect op het bord getekend? Sleuteldief Benodigdheden: Een sleutelbos (bijv. van de leerkracht) Het spelen van dit spel kan zowel in het klaslokaal als in het gymlokaal worden gedaan. Klaslokaal: De sleutelbos wordt door de

leerkracht op een tafel van een leerling gelegd, die daardoor ook meteen de sleutelbewaarder is. Deze 'sleutelbewaarder' houdt zijn / haar ogen dicht en de oren open. Andere leerlingen mogen hierna proberen om de sleutelbos te 'stelen', zonder hierbij geluid te maken. Alleen wanneer de sleutelbewaarder de sleutels geluid hoort maken (!), roept deze SLEUTELDIEF! Wordt een dief betrapt, dan begint het spel opnieuw. Lukt het een dief om de sleutels te stelen, dan wordt deze dief de nieuwe sleutelbewaarder. Gymlokaal: Dezelfde opzet als hierboven, maar in dit lokaal kun je als leerkracht het beste een kring maken en de sleutelbewaarder met de sleutelbos in het midden van deze kring laten zitten. Stiltespel/ De snoepjespikker Materiaal : geen Een leerling gaat voor de klas staan of in de kring met de ogen dicht (rug naar de klas toe). Wijs wat leerlingen aan die erachter mogen gaan staan (zachtjes). Vraag vervolgens aan de leerling hoeveel leerlingen er achter hem/haar zullen staan. Tip : blijf positief stimuleren want het is vaak best lastig te horen Ook te spelen met snoepjes (van die gekleurde rijstsnoepjes zijn bijv. heel goedkoop). Laat dan een leerling in de kring zitten met snoepjes op schoot. Om de beurt mag iemand een snoepje pikken en wijst de leerling in het midden van welke kant deze snoepjespikker afkwam. Na 3 keer wijzen wisselen. Straatnamen Benodigdheden: Voor alle leerlingen een potlood en een stuk(je) papier. De leerkracht schrijft de naam van de straat waarin hij/ zij woont op het bord. Het is nu aan de leerlingen om uit deze straatnaam, zoveel mogelijk bestaande woorden te halen. De leerlingen kunnen dit ook doen door middel van hun eigen straatnaam. Triviant Materiaal : Triviantkaartjes / vragen en een dobbelsteen en evt. zandloper. Verder schoolbord en krijtje voor puntentelling. Leerkracht maakt ongeveer 4 groepen in de klas. Om de beurt mag een groepje met de dobbelsteen gooien. Bij het gooien van bijvoorbeeld een 3, krijgt het groepje een aardrijkskunde vraag. Wordt deze goed beantwoord, krijgt de groep 2 punten. Fout antwoord levert voor de overige groepen 1 punt op. Je kunt fout beantwoorde vragen ook doorspelen naar de volgende groep voor een punt. Dit spel hoeft niet ineens uitgespeeld te worden, je kunt gewoon een paar kaartjes pakken en later op de dag of later in de week nog wat kaartjes doen. Je kunt zelf ook vragen maken over stof die de kinderen gehad hebben (bijv. rekensommen oplossen, woorden uit dictee correct schrijven enz.) Wanneer ben je niet af? Benodigdheden: Een schaar De leerkracht laat een schaar in een kring doorgeven door de leerlingen, maar vertelt de leerlingen niet dat er regels bij dit spel horen. Op het moment dat een leerling de schaar dicht doorgeeft en de benen over elkaar heeft OF wanneer een leerling de schaar open doorgeeft en de eigen benen naast elkaar heeft staan, mag deze blijven zitten. Welke leerling begrijpt als eerste wat je moet doen om te blijven zitten? Wat neem jij mee op vakantie? Benodigdheden: Een papier en een pen voor de leerkracht. De leerlingen spelen het allombekende 'Ik ga op vakantie en neem mee .. '. De leerkracht houdt hiervoor de klassenopstelling aan, wijst iemand willekeurig aan en gaat daarna met de klok mee. Op het moment dat een leerling een attribuut vergeten is op te noemen, doet deze de rest van de

ronde niet meer mee. Tip: Het papier en de pen is voor de leerkracht om alle genoemde dingen op te schrijven als controlemiddel. Welke leerling kan de meeste vakantiespullen onthouden? Wie ben ik? Materiaal: Per groepje een zelfklevend memoblaadje en een potlood. Per groepje wordt er een leerling (of tweetal) gekozen die een memoblaadje op het voorhoofd geplakt krijgt. De overige groepsleden hebben hierop een voorwerp of naam van bekend persoon opgeschreven. Door goede vragen te stellen probeert deze persoon erachter te komen wie hij is. Indien dit geraden is, kan er gewisseld worden. Zee, kust, land en lucht Materiaal : er moeten 4 vakken gemaakt worden dus stoepkrijt of iets dergelijks nodig. 1 vak is zee, 1 vak kust, 1 vak land en een af vak lucht. Dit kan ook gedaan worden met kleuren (geel groen blauw rood). Kinderen moeten bijvoorbeeld van zee naar kust. Degene die er het laatste is, is af. Moeilijker maken zeggen van zee naar kust als ze op land staan (dan mogen ze zich niet verplaatsen).

You might also like