Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 33

DEEL 1 DE MARKT

Algemene inleiding
Voorbeeld: LG.Philips LCD kondigde grote verliezen aan voor haar LCD schermen afdeling. De ontwikkeling van die LCD schermen en de productielijn heeft handenvol geld gekost. Maar de vraag naar LCDs blijft onder verwachtingen. Typische vragen: Is het zinvol verder te gaan met dit product? Ja, om de ontwikkelingskosten te recupereren (?) Moet je de verkoopprijs verlagen om meer inkomsten te genereren? Ja, want lagere prijzen stimuleren de verkoop (?) Hoe reageren op een mogelijke milieubelasting? Extra uitgaven doen voor onderzoek omdat de kosten niet opwegen tegen de eventuele milieubelasting (?)

1 De kern van het ondernemen en winstmaximalisatie


Een onderneming verwerft inputs (=productiemiddelen) en transformeert die tot outputs (= goederen en diensten). Menselijke behoefte consumptie productie ondernemingen proces van produceren en consumeren is de bestaansreden van elke onderneming Moderne ondernemingen zijn complexe organisaties: scheiding van eigendom (aandeelhouders) en management (managers en CEO) stakeholders: vakbonden, NGO, Belangen stakholders lopen niet altijd parallel. Is winstmaximalisatie dan nog een goed uitgangspunt? Ja, maar ook andere motieven spelen een rol. Relaties klanten onderneming: consumentengedrag financiers, werknemers, leveranciers onderneming: producentengedrag concurrenten onderneming: marktvormen overheid onderneming: belastingen, subsidies, normen, milieu, technologie, waarden onderneming

2 De typische economische kijk op het ondernemen


Gebruik van opportuniteitskosten KIEZEN IS VERLIEZEN Kiezen voor X = verlies van Y.

Verloren gegane opportuniteiten worden door economen beschouwd als kosten. OPPORTUNITEITSKOST = de waarde van de verloren gegane best mogelijke alternatieve aanwending van de middelen Opportuniteitskosten (= economische kost) boekhoudkundige kosten Hoe bepaal je opportuniteitskost? Stap 1: Welke keuze werd gemaakt ? Stap 2: Welke middelen werden hiertoe ingezet ? Stap 3: Welke alternatieve aanwending(en) was/waren mogelijk ? Stap 4: Wat is de waarde van het beste alternatief ? Vb: Naar les komen?; Een jaar extra studeren? Om een keuze te maken moeten we de baten afwegen tegen de kosten Vb: verder studeren gewone student topsporter Denken in de marge Vb: brouwerij Nu: productie van 10.000 flesjes, GK = 0,20. nieuwe klant: wil 0,15 per flesje betalen. Ingaan op aanbod? 0,15 < 0,20 niet de GK maar wel de EXTRA(=MK) kosten om de extra flesjes te produceren telt. extra flesjes kosten maar 0,10 extra verkoop verhoogt winst met 0,05 Rationeel gedrag De economische wetenschap bestudeert het gedrag van consumenten en bedrijven. En gaat daarbij uit van rationele en maximaliserende agenten: wie zich kan verbeteren zal acties ondernemen om zich effectief te verbeteren. (Nutsmaximaliserende consumenten, winstmaximaliserende bedrijven). Dit rationeel gedrag leidt tot efficintie omdat er gepast op prikkels zal worden gereageerd. Maar rationaliteit heeft haar grenzen. irrationeel gedrag: paniekverkopen op de beurs door emoties en gevoelens Positieve en normatieve analyse Positieve analyse: Zoeken en verklaren van verbanden Beschrijven van de situatie zoals ze is. vb: een verhoging van accijnzen op tabak leidt tot een daling van de verkoop van sigaretten Normatieve analyse: Evalueert of een situatie wenselijk is of niet Schrijft voor wat er zou moeten gebeuren vertrekkend vanuit bepaalde waarde-oordelen. (hoe moet het zijn?; wat kan beter?) Bvb: moet de overheid roken al dan niet proberen te beperken?

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod


1 Nutsmaximalisatie als vertrekpunt
Uitgangspunt: consumenten kiezen een pakket goederen zodanig dat ze een zo groot mogelijke voldoening (nut) bereiken gegeven een beperkt budget. Verschillende voorkeuren Sommige consumenten gaan liever eten dan naar een concert en omgekeerd.

2 De vraagfunctie
Van algemene naar partile vraagfunctie De oplossing van het nutsmaximalisatieprobleem levert de vraagfuncties op. vraagfuncties geven het verband weer tussen de gevraagde hoeveelheid en de prijs van het goed, de prijs van andere goederen, het inkomen en preferenties van de consument enz. De algemene vraagfunctie van consument i:

Partile vraagfuncties Ceteris paribus hypothese: - letterlijk: al het andere gelijkblijvend - Wat is de invloed van n verklarende variabele (vb. p) op de te verklaren variabele (q) onder de veronderstelling dat alle andere verklarende variabelen niet veranderen. Er zijn verschillende partile vraagfuncties naar gelang de verklarende variabele die wordt beschouwd. vb. invloed van prijs op vraag naar pralines of invloed van gemiddelde zomertemperatuur op vraag naar ijs. Partile vraagfuncties (=vraagfunctie) of: Opmerkingen: Meestal worden partile vraagfuncties afgeleid naar de prijs, maar dit is niet noodzakelijk; uit een algemene vraagfunctie kunnen in principe evenveel partile vraagfuncties afgeleid worden als er verklarende variabelen zijn. (temperatuur bij ijsjesverkoop) De andere verklarende variabelen blijven een rol spelen. Ook al blijven ze constant ze zullen nog altijd mee de vraag bepalen. De individuele vraagfunctie Vraag naar doosjes pralines: Omgekeerd of negatief verband tussen prijs en gevraagde hoeveelheid. Als de prijs daalt, dan stijgt de gevraagde hoeveelheid en omgekeerd. Prijs en vraag bewegen dus in tegengestelde richting

WET VAN DE VRAAG!!!

grafiek:

verklarende variabele: verticale as afhankelijke variabele: horizontale as

Discrete functie vrij grote prijsverschillen Kanttekeningen: 1. een continue functie impliceert niet altijd dat de prijs bij elke hoeveelheid gekend is of relevant is. Uitzonderlijk hoge of lage prijzen zijn vaak minder relevant. 2. een vraagcurve moet niet noodzakelijk een lineair verband hebben (gehanteerd omwille van de eenvoud. 3. gevraagde hoeveelheid vraag gevraagde hoeveelheid geld voor 1 prijs, vraag geeft verschillende prijzen weer

3 De inverse vraagfunctie
Gewone vraagfunctie: voor een gegeven prijs, hoeveel vraagt de consument? Lees van verticale naar horizontale as. Inverse vraagfunctie: bij een gegeven hoeveelheid, welke prijs is de consument bereid te betalen voor n extra eenheid? marginale betalingsbereidheidcurve (MBB), bepaald door de subjectieve gebruikswaarde van een extra eenheid van het goed, smaak en omstandigheden spelen hier dus een rol Lees van horizontale naar verticale as.

Totale betalingsbereidheid = de oppervlakte onder de vraagfunctie tot aan de marginale eenheid

4 De marktvraagfunctie
Marktvraag = som van de gevraagde hoeveelheden van alle individuele vragers bij verschillende prijzen. Marktvraagfunctie: de horizontale som van de individuele vraagfuncties

geknikte curve: verschillende vragers hebben niet altijd dezelfde kritische prijzen hoe meer vragers op de markt hoe meer knikjes een vraagfunctie in de realiteit zal er heel vaak gaan uitzien als een hyperbool ook hier kan een onderscheid gemaakt worden tussen een algemene en een partile vraagfunctie

5 Het consumentensurplus
winst voor de consument Consumentensurplus: verschil tussen wat consument bereid is te betalen (BB curve) en wat hij daadwerkelijk moet betalen (p). Oppervlakte tussen vraagcurve en prijslijn, van nul tot de geconsumeerde hoeveelheid. totale consumentensurplus: optelsom van alle individuele consumentensurplussen CS is ook belangrijk voor de consument: gaat proberen een deel van dit consumentensurplus naar zich toe te trekken (prijsdiscriminatie) de prijs laten zaken om toch de laatste doosjes, groenten, verkocht te krijgen voor ze slecht worden Belang voor de overheid: vb polsen naar BB naar bomen bij bouw zwembad

6 Het evenwicht van de consument


In het evenwicht van de consument is CS maximaal en geldt p=MBB. intramarginale eenheden: zolang sommige eenheden de consument meer waard zijn dan ze hem kosten, kan hij zijn surplus doen toenemen door zijn aankoophoeveelheid te verhogen evenwicht van de consument: het CS is maximaal. De consument heeft er geen belang bij zijn aankoopgedrag te veranderen extramarginale eenheden: deze eenheden kosten meer dan dat ze de vrager waard zijn en reduceren dus het CS nutsmaximalisatie: q zodat MBB = p. Als p<MBB: meer kopen (intramarginale eenheden) Als p>MBB: minder kopen (extrmarginale eenheden) Hoge (lage) p leidt tot lage (hoge) gevraagde hoeveelheden Negatieve helling vraagcurve.

7 Winstmaximalisatie als vertrekpunt voor producentengedrag


Uitgangspunt: ondernemers kiezen een productieniveau zodanig dat hun winst, d.w.z. opbrengsten min kosten, zo groot mogelijk is = winstmaximalisatie TO = totale ontvangsten Een toename van het productievolume leidt niet altijd tot een toename van de ontvangsten want consumenten willen niet eender welke hoeveelheid kopen tegen eender welke prijs (zie vraagfunctie). TK = totale (opportuniteits- of economische) kosten

TK stijgen altijd als productievolume toeneemt. Meer productie betekent meer input en dus ook meer kosten TK = vergoeding van inputs arbeid, kapitaal, grondstoffen, en hangt dus ook af van technologie en inputprijzen. Als de kosten meer stijgen dan de ontvangsten is een productieverhoging verlieslatend

8 De aanbodfunctie
Oplossing van winstmaximalisatie geeft aanleiding tot AANBODFUNCTIE. aanbodfuncties geven het verband weer tussen de aangeboden hoeveelheid en de prijs van het goed, de prijs van de inputs (arbeid, kapitaal, grondstoffen, ), de technologie, prijzen van andere goederen enz. De algemene aanbodfunctie van producent i: Partile aanbodfuncties Ceteris paribus hypothese: Invloed van de outputprijs p op de aangeboden hoeveelheid als alle andere factoren (w, pK, pg, techn, pander, ) constant blijven Notatie: of Aanbod van doosjes pralines: aanbod van doosjes pralines door individuele producent op jaarbasis is een positief verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid prijs als aangeboden hoeveelheid en omgekeerd prijs en aanbod bewegen in dezelfde richting grafiek

Kanttekeningen: 1. een continue functie impliceert niet altijd dat de prijs bij elke hoeveelheid gekend is of relevant is. Uitzonderlijk hoge of lage prijzen zijn vaak minder relevant. 2. een vraagcurve moet niet noodzakelijk een lineair verband hebben (gehanteerd omwille van de eenvoud. 3. gevraagde hoeveelheid vraag gevraagde hoeveelheid geld voor 1 prijs, vraag geeft verschillende prijzen weer

9 Inverse aanbodfunctie
Gewone aanbodfunctie: Hoeveel biedt de ondernemer aan voor een gegeven prijs? Lees van verticale naar horizontale as. Inverse aanbodfunctie: Welke prijs wil de ondernemer als minimale compensatie voor hij n extra eenheid wil aanbieden bij een gegeven hoeveelheid? marginale kostencurve (MK) Lees van horizontale naar verticale as.

Marginale en totale kosten Marginale kosten stijgen Marginale kostencurve verloopt stijgend omwille van de wet van de afnemende meeropbrengsten. Vb. werknemers extra arbeidsuren laten presteren en/of interim-arbeiders inschakelen, doet de output toenemen. Maar de toename zwakt af omdat werknemers vermoeid geraken en/of interim-arbeiders minder ervaring hebben. Om n extra eenheid output te produceren, moet je steeds meer middelen inzetten en kosten maken. Marginale productiekosten stijgen. Totale kosten = som van de marginale kosten = oppervlakte onder de aanbodfunctie tot aan de marginale eenheid

10 De marktaanbodfunctie
marktaanbod = som van de aangeboden hoeveelheden van alle individuele producenten marktaanbod is vlakker dan individueel aanbod Marktaanbod heterogene aanbieders

In vele markten zijn producenten niet homogeen maar worden ze gekenmerkt door andere kostenstructuren. door andere kritische kostprijzen zal het de marktaanbodfunctie eerder een aaneenschakeling zijn van kort lijnstukjes Vb. voor alle producenten (technologien) van ruwe aardolie: productiecapaciteit (breedte balkjes) productiekostprijs (hoogte balkjes)

11 Het producentensurplus
Het producentensurplus is: het verschil tussen ontvangsten en kosten, gelijk aan de winst, en aan de oppervlakte tussen prijslijn en MK-curve tussen nul en de geproduceerde hoeveelheid

12 Het evenwicht van de producent


In het evenwicht van de producent is de winst of het PS maximaal en geldt p=MK. De producent heeft er geen belang bij zijn aanbodgedrag te veranderen Zolang sommige doosjes hem minder kosten dan ze op de markt waard zijn, zijn deze eenheden winstgevend en kan de producent zijn producentensurplus verhogen door meer aan te bieden. Het omgekeerde geldt ook Een winstmaximaliserende ondernemer kiest een outputvolume zodanig dat MK = p. Aanbod neemt toe (af) bij hogere (lagere) prijs.

Hoofdstuk 2: Elasticiteiten
13 Het principe van een elasticiteit
Een elasticiteit meet de gevoeligheid van een te verklaren variabele voor wijzigingen in n verklarende variabele. Een elasticiteit is een verhouding tussen procentuele veranderingen met: in de noemer: de oorzaak in de teller: het gevolg Vb: prijselasticiteit van de vraag naar ijs, temperatuurelasticiteit van de vraag naar ijs, Dagelijkse vraag naar ijsjes Oorzaak: temperatuur 20C 25C, dwz. +25% Gevolg: vraag 50 200, dwz. +300%

Eigenschappen van elasticiteiten Elasticiteiten zijn niet constant: temperatuur: 25C 30C, dwz +20%, vraag: 200 500, dwz +150%, Elasticiteit bedraagt dus +150% / +20% = +7,5. Elasticiteiten zijn dimensieloos waardoor ze ongevoelig zijn voor eenheden Teken van een elasticiteit zegt iets over de richting van het verband +: oorzaak en gevolg bewegen in dezelfde richting, : oorzaak en gevolg bewegen in tegengestelde richting. Belang van de waarde 1: Een elasticiteit kan je interpreteren als de mate waarin een schok in de verklarende variabele (oorzaak) wordt vertaald in een schok in de te verklaren variabele (gevolg). * Als = 1, dan is er perfecte proportionaliteit. Een 10% temperatuurstijging vertaalt zich in een 10% toename van de vraag naar ijsjes. * Als < 1 (in absolute waarde) dan is het verband minder dan proportioneel, of INELASTISCH. * Als > 1 (in absolute waarde) dan is het verband meer dan proportioneel, of ELASTISCH. Maakt niet uit voor de waarde of je procentuele of relatieve veranderingen neemt nieuwe waarde (1) min oude waarde (0) gedeeld door oude waarde, wij gebruiken de oude of startwaarde als referentiepunt, procentuele verandering = relatieve verandering maal 100. Vb. temperatuurstijging: 25C 30C, relatieve x en procentuele

14

Eigen prijselasticiteit van de vraag

Meet de procentuele verandering in de gevraagde hoeveelheid ten gevolge van een procentuele verandering in de prijs van dit goed

Deze elasticiteit levert informatie over de prijsgevoeligheid van de vraag naar het goed Teller en noemer hebben meestal een tegengesteld teken omdat prijsstijgingen in regel leiden tot een daling van de vraag Boogelasticiteit Vb: Vraag naar pralines: prijs: p0 = 3 en p1 = 4 gevraagde hoeveelheid: q0 = 40 en q1 = 20

Dit is een BOOGELASTICITEIT, dwz dat het over grote veranderingen van prijs en gevraagde hoeveelheid gaat. Puntelasticiteit Maakt gebruik van kleine veranderingen in prijs en hoeveelheid:

= Helling van de vraagrechte p/qv Waarbij dqV/dp de wiskundige afgeleide/helling is van de vraagfunctie naar de prijs. Bij lineaire vraagfuncties is die afgeleide gelijk aan de (omgekeerde) constante richtingscofficint van de vraagrechte. Maar de prijselasticiteit van de vraag is niet constant want p/qv verandert langsheen de vraagrechte.

Prijsgevoelige vs prijsongevoelige vraag In snijpunt is de verhouding van prijs en de gevraagde hoeveelheid identiek helling is verschillend dus een gelijke prijswijziging zal een ongelijk impact op de vraag hebben en is de prijselasticiteit verschillend. prijselasticiteit V2 groter dan bij V1 (in absolute termen) hoe vlakker de vraagfunctie in een bepaald punt hoe elastischer of gevoeliger Perfect prijs(on)gevoelige vraag perfect ongevoelige/inelastische vraag: vertikaal, op prijsverandering volgt nooit hoeveelheidverandering, eigen prijsverandering van de vraag is altijd 0. Vb levensnoodzakelijke medicatie perfect prijsgevoelige/elastische vraag: slechts 1 prijs is relevant, prijs wijzigt niet

ongeacht de gevraagde hoeveelheid, relatieve verandering in de prijs is altijd 0, eigen prijselasticiteit van de vraag is oneindig (in absolute termen) bij heel veel vragers en aanbieders

Interpretatie en belang van de eigen prijselasticiteit van de vraag zegt iets over de te verwachten veranderingen in de gevraagde hoeveelheid bij een bepaalde prijswijziging : relevant voor het productieproces hoe evolueren de TO bij een prijswijziging. Een toename van de verkochte hoeveelheid gaat niet altijd samen met een verhoging van de TO van de verkoper.
Verband tussen eigen prijselasticiteit van de vraag en de totale ontvangsten

Verband tussen de prijselasticiteit van de vraag en de totale & marginale ontvangsten

Gemiddelde ontvangsten = GO = ontvangst per verkochte eenheid

marginale ontvangsten MO = extra ontvangst bij n extra eenheid die wordt verkocht

Prijsinelastisch deel van de vraag: prijsdaling(stijging) leidt tot daling(stijging) van de ontvangsten. Prijselastisch deel van de vraag: prijsdaling(stijging) leidt tot stijging(daling) van de ontvangsten. Merk op dat MO < GO voor elke hoeveelheid.
Verband tussen de eigen prijselasticiteit van de vraag en te ontvangststructuur van de onderneming

Determinanten van de prijselasticiteit van de vraag Beschikbaarheid van alternatieven: meer alternatieven elastischer vraag vb. thee i.p.v. koffie elasticiteit eigen merk vs. elasticiteit marktvraag: als alleen het merk duurder wordt dan is de kans groter dat potentile klanten voor een Andre merk gaan kiezen. Gaat de prijs op de markt omhoog dan is die kans eerder klein omdat men moeilijker een volwaardig alternatief kan vinden Dwingend/dringend karakter minder dwingend karakter elastischer vraag vb. (levensnoodzakelijke) medicijnen vs. CD Beschikbare reactietijd op langere termijn is vraag steeds elastischer dan op korte termijn consumptiegoederen vb. benzineprijs en LPG autos op korte termijn is de vraag steeds elastischer dan op lange termijn kapitaalgoederen vb. auto (de aankoop hiervan kan even uitgesteld worden) Belang van het goed in totale uitgaven groot budgetaandeel elastischer vraag vb. lucifers vs. huurprijzen studentenkot Relevantie van de prijselasticiteit van de vraag producent Strategische verkoopdoelstellingen: doelstelling: 10% meer omzet volgend jaar verkoopprijs verlagen of verhogen? Antwoord hangt af van de elasticiteit van de vraag naar jouw product/merk: Indien vraag elastisch prijsdaling, indien vraag inelastisch prijsstijging. Prijsdiscriminatie: Prijsongevoelige consumenten kan je een hogere prijs aanrekenen, bvb. business vs. economy class. Prijsgevoeligheid proberen te verminderen reclamecampagnes om merktrouw te vergroten vb. strijd tussen gevestigde merken en witte producten overheid Opleggen van belastingen om de consumptie te verminderen (alcohol en tabak)

15 Kruiselingse prijselasticiteit van de vraag


de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid (gevolg) van goed a gedeeld door de procentuele verandering van de prijs van goed b (oorzaak).

Classificatie relatie tussen goederen

vb.: prijselasticiteiten automerken: eigen prijselasticiteiten (vet) en kruiselingse prijselasticiteiten voor automodellen in VS in 1995. Prijsstijging van +10% Ford Escort leidt tot +4,5% meer verkoop van Nissan Sentra (= substituten). Prijsstijging BMW745i heeft geen invloed op verkoop Nissan Sentra (= onafhankelijke goederen). Strategisch interessante informatie!

16 Inkomenselasticiteit van de vraag


de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid (gevolg) gedeeld door de procentuele verandering van het inkomen van de consument (oorzaak).

Classificatie relatie tussen goederen

Wet van Engel Ernst Engel, Duits statisticus (1821, 1896) studie in 1857 van budgetenqutes van 200 tal Belgische gezinnen Hoe rijker iemand wordt, hoe minder belangrijk de voedingsuitgaven in zijn totale bestedingen worden relatieve aandeel (in %) daalt maar absolute aandeel (in ) kan toenemen kan belangrijk zijn om te weten wat het geschikte moment is om een nieuw product op de markt te brengen

17 Reclame-elasticiteit van de vraag


de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid (gevolg) gedeeld door de procentuele verandering in reclame-uitgaven (oorzaak). positief teken waarschijnlijk hoe kleiner de reclame-elasticiteit van de vraag, hoe minder zinvol het is om het reclamebudget te verhogen verschil tussen reclame-elasticiteit van de vraag bij een individuele aanbieder of de markt. Individuele aanbieder is reclamegevoeliger dan de markt

18 Eigen prijselasticiteit van het aanbod


de procentuele verandering van de aangeboden hoeveelheid (gevolg) gedeeld door de procentuele verandering van de verkoopprijs (oorzaak).

= (dqA/dp) (p/qA) = helling aanbodfunctie p/qA

Prijsgevoelige vs prijsongevoelige aanbod In snijpunt is de verhouding van prijs en de gevraagde hoeveelheid identiek helling is verschillend dus een gelijke prijswijziging zal een ongelijk impact op de vraag hebben en is de prijselasticiteit verschillend. prijselasticiteit A2 groter dan bij A1 (in absolute termen) hoe vlakker de aanbodfunctie in een bepaald punt hoe elastischer of gevoeliger Perfect prijs(on)gevoelig aanbod perfect ongevoelig/inelastisch aanbod: vertikaal, op prijsverandering volgt nooit hoeveelheidverandering, eigen prijsverandering van het aanbod is altijd 0. Vb levensnoodzakelijke medicatie Als de aanbieder onmogelijk zijn hoeveelheid kan verhogen bij prijsstijging

perfect prijsgevoelig/elastisch aanbod: slechts 1 prijs is relevant, prijs wijzigt niet ongeacht de aangeboden hoeveelheid, relatieve verandering in de prijs is altijd 0, eigen prijselasticiteit van het aanbod is oneindig (in absolute termen) bij heel veel vragers en aanbieders

Determinanten prijselasticiteit aanbod beschikbaarheid van inputs schaarse inputs leiden tot prijsinelastisch aanbod vb. aanbod tandverzorging Beschikbare reactietijd korte beschikbare reactietijden leiden tot prijsinelastisch aanbod vb. landbouwproducten zoals varkensvlees aanbod op langer termijn is prijsgevoeliger dan aanbod op korte termijn

19 Kruiselingse prijselasticiteit aanbod


de procentuele verandering van de aangeboden hoeveelheid van goed a (gevolg) gedeeld door de procentuele verandering van de verkoopprijs van goed b (oorzaak). het teken bepald de aard van het goed: Positief: complementen (zowel bij gebruik als bij productie) vb. vlees en leder Negatief: substituten vb. pils en alcoholvrij bier

Hoofdstuk 3: Het marktevenwicht


1 Prijsvorming
Marktevenwicht Evenwichtsprijs: prijs waarbij gevraagde en aangeboden hoeveelheid aan elkaar gelijk zijn Evenwichtshoeveelheid: hoeveelheid die bij evenwichtsprijs verhandeld wordt Wiskundig: stel vraagfunctie gelijk aan aanbodfunctie en los op naar prijs. Grafisch: snijpunt vraag- en aanbodfunctie. Marktvraag en marktaanbod van doosjes pralines

Prijsdynamiek Als p > p* is er een aanbodoverschot neerwaartse druk op prijs omdat producenten kortingen toestaan om aanbodoverschot kwijt te geraken gevraagde hoeveelheid neemt toe en aangeboden hoeveelheid neemt af Als p < p* is er een vraagoverschot opwaartse druk op de prijs omdat consumenten tegen elkaar opbieden om de schaarse goederen toch te verwerven gevraagde hoeveelheid neemt af en aangeboden hoeveelheid neemt toe Automatische tendens naar evenwichtsprijs p* Signaalfunctie van prijzen! Onder druk van de concurrentie tussen de kopers en de verkopers passen de prijzen zich spontaan aan. dalende prijzen aanbodoverschotten, stijgende prijzen aanbodtekorten (vb marktkramer tegen sluitingstijd)

2 Verschuivingen van vraag en aanbod


Vraagschokken Niet de prijs maar andere verklarende variabelen veranderen. (geen ceteris paribus) Vb. een inkomenstoename leidt tot toename van de vraag naar pralines, d.w.z. een positieve vraagschok. Bij een inkomensdaling krijgen we een negatieve schok

Opmerkingen ivm verschuivingen van vraag- en aanbodcurves Verschuivingen LANGS of VAN de curve? Verschuivingen LANGS (of OP) de curve worden veroorzaakt door veranderingen van de eigen prijs. Verschuivingen VAN de curve worden veroorzaakt door veranderingen van andere verklarende variabelen (andere prijzen, inkomen, voorkeuren, ). POSITIEVE of NEGATIEVE schok? POSITIEF als gevraagde of aangeboden hoeveelheid toeneemt, NEGATIEF als gevraagde of aangeboden hoeveelheid afneemt bij gegeven prijs. Verschuiving naar BOVEN/ONDER of naar LINKS/RECHTS? verschuiving naar BOVEN/ONDER als de schok in eerste instantie de PRIJS treft, verschuiving naar LINKS/RECHTS als de schok in eerste instantie de HOEVEELHEID treft. Aanbodschokken Vb: een

conjunctuurverbetering De aanbieders zien de toekomst rooskleuriger in dan voorheen. grotere aanbodbereidheid = positieve aanbodschok. Typische vraagschokken Typische aanbodschokken

Andere oorzaken: kalendereffecten,maatschappelijke evoluties, belangrijke gebeurtenissen

3 Gevolgen voor het marktevenwicht


comparatieve statica: het vergelijken van marktevenwichten vr en na een schok nagaan hoe het komt dat bij een schok de ene keer de prijs veel veranderd en de andere keer niet. we zeggen niets over traject tussen 2 evenwichten

Bepalen van nieuw marktevenwicht vraagschok

De gevraagde hoeveelheid in het nieuwe evenwicht is slechts met 10.000 eenheden gestegen terwijl de gevraagde hoeveelheid met 20.000 is toegenomen voor elke prijs? De prijsstijging leidt ertoe dat een aantal vragers afhaken. Prijsen evenwichtshoeveelheid in tegenspraak met de wet van de vraag? Nee want ceteris paribus gaat hier niet meer op aanbodschok

Analyse prijs- en hoeveelheidsveranderingen bij vraagschok Hoe prijsongevoeliger het aanbod, hoe groter de prijsverandering die nodig is om de vraagschok op te vangen en hoe kleiner de hoeveelheidsverandering Hoe prijsgevoeliger het aanbod, hoe kleiner de prijsverandering die nodig is om de vraagschok op te vangen en hoe groter de hoeveelheidsverandering Bij een positieve (negatieve) vraagschok stijgt (daalt) de omzet van de aanbieders omdat prijs en verhandelde hoeveelheid in dezelfde richting veranderen. Impact van vraagschok op inkomen

Prijs- en hoeveelheidsveranderingen bij een aanbodschok Hoe prijsongevoeliger de vraag, hoe groter de prijsverandering die nodig is om de aanbodschok op te vangen en hoe kleiner de hoeveelheidsverandering Hoe prijsgevoeliger de vraag hoe kleiner de prijsverandering die nodig is om de aanbodschok op te vangen en hoe groter de hoeveelheidsverandering Als gevolg van een aanbodschok kan de omzet van de aanbieders toenemen of afnemen omdat prijs en verhandelde hoeveelheid in tegengestelde richting veranderen. Vb. Impact van slechte vangst op inkomen mosselboer Effect van misoogsten? Een misoogst doet de omzet van de landbouwers dalen als de vraag prijselastisch is omdat de vragers gemakkelijk kunnen overschakelen op substituten (vb. op gemporteerde groenten en fruit) stijgen als de vraag prijsinelastisch is omdat de vragers niet gemakkelijk kunnen overschakelen op substituten Als niet alle producenten in dezelfde mate dezelfde schok ondergaan (winnaars en verliezers) kunnen private verzekeringen of een rampenfonds het risico voor de individuele producenten verkleinen. Prijsstabiliteit? In de praktijk zijn er vele schokken tegelijk (V en A) en volgen de schokken elkaar snel op. Daardoor kan de prijs in een competitieve markt (prijsnemers) zeer instabiel zijn ( vb. aandelenkoersen) Niet-competitieve markten (prijszetters) worden vaak gekenmerkt door een grotere prijsstabiliteit. Vb. autoconstructeurs verhogen niet gemakkelijk de prijs na een positieve aanbodschok (vb. autosalon), ze zullen eerder de levertermijn verlengen.

Hoofdstuk 4: welvaart en efficintie


1 Welvaart
Welvaart als de som van consumenten- en producentensurplus We respecteren consumentensoevereiniteit: consument weet zelf best wat goed voor hem is Consumentensurplus is verschil tussen wat consument wil betalen en wat hij moet betalen. M.a.w. netto baten van consumeren van goederen en diensten. Producentensurplus is gelijk aan winst, M.a.w. verkoopsomzet min kosten. Welvaart (in geldtermen) is gelijk aan som van consumenten- en producentensurplus. Goederen van de ene partij naar de andere overbrengen (minst waard meer waard) Grafisch: oppervlakte tussen vraag- en aanbodcurve. Welvaart welzijn. Het is niet omdat de welvaart hoog is dat het welzijn ook hoog is. Als men zich niet goed voelt is het welzijn laag Surplussen op de pralinemarkt Consumentensurplus CS = [5-3] x 40 x [1/2] = 40 producentensurplus PS = [3-1] x 40 x [1/2] = 40 welvaart = CS + PS = 40 + 40 = 80.

Welvaartsverlies bij onderoverproductie afwijking uit het marktevenwicht E) leidt tot welvaartsverliezen. q=20 bedraagt het welvaartsverlies [4-2]x20x[1/2]=20. Bij q=60 bedraagt het welvaartsverlies [4-2]x20x[1/2]=20. In het marktevenwicht (punt E) is de welvaart maximaal. of Elke (punt Bij

2 Efficintie
Evenwicht van de consument: MBB = p. D.w.z. maximaal consumentensurplus. Evenwicht van de producent: MK = p. D.w.z. maximaal producentensurplus. Bijgevolg geldt in het marktevenwicht: MBB = MK = p. het totale surplus (CS + PS) is maximaal, m.a.w. het marktevenwicht is efficint. Opmerking: maximale welvaart betekent niet noodzakelijk dat CS en PS afzonderlijk ook maximaal zijn.

Efficintie van het marktevenwicht Als er slechts 20.000 eenheden worden verhandeld, is MBB = 4 > 2 = MK. Er is ruimte voor verbetering, vb. voor p = 2,5 leidt extra productie en consumptie tot een stijging van zowel CS als PS, en bijgevolg ook van de welvaart. Als er 60.000 eenheden worden verhandeld, is MBB = 2 < 4 = MK. Minder produceren/consumeren doet CS en PS (en dus welvaart) toenemen.

Drie vormen van efficintie Efficintie van het marktevenwicht impliceert dat tegelijk drie vormen van efficintie voldaan zijn: Allocatieve efficintie (= wat en hoeveel?) Goederen en diensten worden in de juiste hoeveelheden gemaakt omdat MBB = MK voor alle goederen. Ruilefficintie (= voor wie?) Meeste goederen gaan naar consumenten met hoogste BB. Verdere (her)verdeling van goederen tussen consumenten kan welvaart niet verhogen omdat MBB1=MBB2= 2 heeft een hogere MBB functie dan 1. In het evenwicht krijgt de vrager met de hoogste MBB functie de meeste goederen: In het evenwicht is de MBB gelijk voor alle vragers:

Voorbeeld ruilefficintie Veronderstel dat je 40 eenheden gelijk zou verdelen over de twee consumenten. Dan: MBB1(20) = 1 < MBB2(20) = 11/3 = 3,667 Neem n eenheid af van 1 en geeft de bij aan 2. Dan: NBB1= -1 en NBB2 = +3,667, Het verlies van 1 is kleiner dan de winst van 2. De TBB van beide consumenten samen neemt bijgevolg toe, of NBB1 + NBB2= +2,667. Enzovoort Conclusies: Een gelijke verdeling is niet efficint als consumenten verschillen in marginale betalingsbereidheid. Geef meer eenheden aan consumenten met hogere MBB functie. Het marktevenwicht zorgt automatisch voor de ideale verdeling over de consumenten zodat MBB1= MBB2. Productieve efficintie (= door wie of hoe?) Wie het goedkoopst kan produceren, zal het meest produceren. Productie gebeurt tegen laagst mogelijk kost, geen welvaartsverhoging mogelijk door andere verdeling van de productie-inspanningen tussen producenten omdat MK1=MK2= Firma 1 heeft een hogere MK functie dan firma 2. In het evenwicht moet de firma met de laagste MK functie het

meeste produceren: In het evenwicht is de MK gelijk voor alle firmas: MK1(10) = 3 = MK2(30).

Vb. productieve efficintie Veronderstel dat je 40 eenheden gelijk zou verdelen over de twee producenten, dan: MK1(20) = 6 > 2 = MK2(20) Laat 1 n eenheid minder en 2 n eenheid meer produceren, dan: de kostenbesparing bij 1 is groter dan de extra kosten voor 2: NK1= -6 en NK2 = +2. De totale kosten van beide producenten samen nemen bijgevolg af: NK1 + NK2=-4. Enzovoort Conclusies: Een gelijke verdeling is niet efficint als de producenten verschillen in MK-functies. Je moet mr eenheden laten produceren door goedkopere producenten, d.w.z. met lagere MK-functies. Het marktevenwicht zorgt automatisch voor de ideale verdeling over de producenten zodat MK1= MK2.

3 Eerste welvaartstheorema
Een perfect concurrentile markt waarin de prijsvorming vrij wordt gelaten leidt, bij afwezigheid van publieke goederen, externe effecten en asymmetrische informatie, tot een efficinte situatie. M.a.w. onder zuivere mededinging leidt vrije ruil tot een maximaal gezamenlijk surplus van consumenten en producenten. Miljoenen gedecentraliseerde consumptie- en productiebeslissingen, gemotiveerd door eigenbelang, leiden tot een maatschappelijk wenselijke situatie. Adam Smiths (1776) onzichtbare hand. Het prijsmechanisme leidt de ontelbare afzonderlijke beslissingen in de juiste banen. De signaalfunctie voorkomt aanbod- en vraagoverschotten. De marktwerking cordineert via de marktprijs het gedrag van een groot antal economische agenten zonder kosten noch dwang cordinerende functie planeconomie: alles wordt georganiseerd door een centraal plan dat voor meerdre jaren wordt vastgelegd. Het prijsmechanisme en de prijssignalen spelen er geen enkele rol

4 Rol van de overheid


Preventieve rol: Bevorderen van concurrentile karakter van markten door adequaat mededingingsbeleid en gemakkelijke markttoegang. (bvb. elektriciteitsmarkt en fusie Suez en Gaz de France) Rechtsbescherming garanderen. (bvb. handelsrecht) Openstellen landsgrenzen voor handel. (bvb. vrij verkeer goederen en diensten in EU) Corrigerende rol: Soms is consumentensoevereiniteit niet wenselijk (bvb. cultuurgoederen en roken) Marktfalingen a.g.v. publieke goederen en externe effecten corrigeren (bvb. milieuproblemen, zie later deel 2) Rechtvaardigheidsoverwegingen (bvb. sociale zekerheid en herverdelende belastingen)

You might also like