Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 28

1.1 Inleiding......................................................................................................................................... - 2 1.2 Bronnenmateriaal ......................................................................................................................... - 2 2.1 Algemene historiek van watermolens .......................................................................................... - 3 2.

2 Geschiedenis van de Molen van Rotselaar ................................................................................... - 5 2.2.1 De heerlijke molen van Rotselaar .......................................................................................... - 6 2.2.2 Grote renovatiewerken aan de molen................................................................................. - 12 2.2.3 De installatie en bouwwerken tot het eind Ancien Regime en het verval tijdens de Franse overheering ................................................................................................................................... - 14 2.2.4 De molens Van Doren: de introductie in het industrile tijdperk ........................................ - 15 3. van verval naar een hedendaagse invulling .................................................................................. - 18 3.1 verval en renovatie ................................................................................................................. - 18 3.2 De ontsluiting van het geheel ................................................................................................. - 20 3.2.1 Het molenmuseum .......................................................................................................... - 20 3.2.2 Het bakhuis ...................................................................................................................... - 24 3.2.3 De molentuin ................................................................................................................... - 25 3.2.4 De bewoners .................................................................................................................... - 25 4 Conclusie ........................................................................................................................................ - 25 5 Bibliografie ..................................................................................................................................... - 27 Verantwoording de figuren:.......................................................................................................... - 28 Fotos: ........................................................................................................................................... - 28 -

1.1 Inleiding De opzet van deze paper is industrieel archeologisch erfgoed in een hedendaags licht te plaatsen. Omdat het onmogelijk is het massale gamma van deze tak van de archeologie te beschouwen, is er gekozen om via een casestudy inzicht te verkrijgen in de complexe materie. De keuze van case is in dit geval de gerestaureerde watermolen op de Dijle te Rotselaar. Deze molen is uitgepikt, omdat de plaats in kwestie beschermd erfgoed is dat op een originele en uitgebreide manier levend wordt gehouden. Naast dit gegeven blijkt dat de molen een spil was in verscheidene lokale historische gebeurtenissen. Voorts zijn er in de ruimere omgeving van Rotselaar enkele referenties van molenerfgoed. Het is boeiend om soms deze case te vergelijken met andere watermolens en hun hedendaagse invulling. Om een beter begrip te verkrijgen wordt er kort een geschiedenis van het gebruik van watermolens geschetst. Waterwegen zijn steeds belangrijk geweest voor de menselijke economie als transport, voedselbron, De geschiedenis van de molen wordt uitgebreid uit de beschreven om een beeld te krijgen van de activiteiten die hier plaatsvinden. Hier worden vanaf de vroegst bekende fasen het complex archeologisch en geschiedkundig beschreven. De vraag centrale vraag is: hoe wordt omgegaan met industrieel erfgoed? Hier in specifieke zin: met watermolens. Heden ten dage zijn er steeds meer oude gebouwen en hun omgeving, die vragen om bescherming. Het is soms moeilijk om deze gebouwen een nieuwe functie toe te kennen. Het vormt een heikel punt in een tijd waarin men investeringen steeds dubbel overweegt. Het verhaal dat hier wordt gebracht, vertelt over de ontsluiting van erfgoed deels voor priv, deels voor publiek gebruik. Een gebouw dat reeds eeuwenlang deel uitmaakt van het lokaal landschap, vraagt een speciale vorm van verantwoordelijkheid. Deze ligt uiteraard niet enkel bij de eigenaar, maar ook bij de verschillende overheden. In dit werk is echter niet de ruimte om alle wetten toe te passen op de molen in kwestie. Het belangrijkste is notie te nemen dat er een regeling bestaat die toelaat erfgoed op een hedendaagse manier te benaderen. De omgang zal hier, naast het in stand houden van het gebouw in kwestie, gedefinieerd worden in volgende vragen: hoe werd het gerenoveerd? Is het geheel dieper onderzocht? Wordt het geheel ontsloten voor een breder publiek? Hoe doet men dit: actief/passief? Is er naast het materile erfgoed ruimte voor een invulling van het zgn. Immaterile erfgoed?

1.2 Bronnenmateriaal
De bronnen die werden gebruikt voor de historische reconstructie betreffen vooral door historici verwerkte archiefbronnen. Vele zijn gepubliceerd in lokale heemkun2dige bladen. Anderzijds is er ook geput uit de opgravingverslagen uit de jaren 90. Veel van de nuttige informatie komt uit de bouwhistorische nota van Dirk Vansintjan. Deze omvat enerzijds een aantal delen van een artikel geschreven door historicus Bart Minnen, anderzijds baseert het zich op een dissertatie uit 1980, dewelke zich in de KULeuven bevindt, maar niet geraadpleegd kan worden. Naar de bouwhistorische nota wordt verwezen als Vansintjan 1987. De aparte publicaties worden opgenomen in de bibliografie.

2.1 Algemene historiek van watermolens Vanaf het aanwenden van (wilde) grassen als voedselbron vindt men in het archeologisch bestand sporen terug van maalstenen. Het graan werd lange tijd handmatig gemalen door middel van wrijfstenen en vijzels. Het was een tijdrovend proced en slechts n van de vele stappen in de productie van brood. Met de ontwikkeling van de handmolen, en dus van het wrijvend malen naar het draaiend malen, verkortte men de duur van dit proces aanzienlijk. Het gebruik van de handmolen, of kweern, zou al gekend zijn in de ijzertijd, nog voor de Romeinse overheersing1. Rond 300 BC zien we resten van zandlopermolens in het oude Rome. Dit type blijft in zwang tot ver in de Middeleeuwen en later. In onze contreien is het beter gekend als de zgn. rosmolen. Het impliceert dat de molen wordt aangedreven door dierlijke of menselijke kracht. Verscheidene antieke bronnen spreken over graan malen als typische slavenarbeid. Later zou het dit werk worden overgenomen door lastdieren.2 Een verdere stap in het mechaniseren van het maalproces werd genomen door het gebruik van waterkracht. In Vitruvius De architectura worden twee types van watermolen beschreven: het Griekse of noordse type, aangedreven door een horizontaal rad, en het verticale type3. De laatste is in de 1e eeuw voor Christus een nieuwigheid. Vitruvius beschrijft het verticale rad met een eigenaardigheid: de molen drijft een kleiner tandwiel aan om in een grotere koppel te komen. Dit vertraagt de beweging van de maalstenen. Meestal vindt men dan ook de omgekeerde situatie.

Figuur 1: Het Griekse of noordse type.

Figuur 2: overbrengen van energie dmv tandwielen.

De horizontale molens kenden nog een verdere geschiedenis na de val van het West Romeinse Rijk. Vooral in abdijen en kloostergemeenschappen leefden de molens verder. Er zijn bronnen van molens in Brittanni in de 9e eeuw4 en de noord Franse benedictijnengemeenschap van Corbie bezat
1 2

Bautens 1989: 14-15 Ibid.:15 3 De Keulenaer 2006: 11, Bauters 1989: 17-18 4 De Keulenaer 2006:12

een vijftiental molens op zijn domein. Men heeft in deze context het gebruik goed bestudeerd. Een molen van het Griekse type deed de mens behoorlijk ingrijpen in het landschap. Om de molen aan te drijven vertakte men beken en rivieren en bouwde men sluizen.5 Langzamerhand werden de meeste horizontale molens vervangen door de verticale grote broers. Zoals gezegd, waren ze al bekend bij de Romeinen. Tijdens de laat antieke periode zijn er meldingen van verschillende molens in Rome. Na de val waren het weerom geestelijken die zorgden voor de instandhouding van de kennis. Rond de 8e en 9e eeuw bevonden zich in Vlaanderen enkele verticale molens en dit blijkt een scharniermoment. In de abdij te Sint Omaars bedacht de abt een molen die tegen de stroom indraaide. Dit zou de eerste melding zijn van een verticaal rad in het westen.6 De inventie en (geografische) uitbreiding ervan is een belangrijke gegeven vooral inzake productie: een enkele horizontale molen zou een opbrengst leveren van een 1800kg meel per jaar. In de 17 e-18e eeuw is dit de opbrengst van enkele dagen malen.7 In de huidige molen van Rotselaar behaalt men met de turbine een opbrengst van rond de 400kg per uur. Men onderscheidt een aantal types van waterraden: een onderslagrad, middenslagrad en bovenslagrad. Elk heeft zijn kenmerken en zijn inplanting in het landschap. Het eerste type plantte men gewoon in op de rivier. Deze had maar een beperkte drijfkracht namelijk de kracht van de stroom. Het middenslagrad is krachtiger doordat het water van hoger in de schoepen valt. Het bovenslagrad tenslotte is het krachtigst, omdat het water van boven de molen in de schoepen valt. Het voegt zijn gewicht toe aan de snelheid van de stroom.8 Vooral dit laatste type vergt verregaande ingrepen in het landschap: het bouwen van stuwen, spaarvijvers, grachten,... Men bouwde het vooral in heuvelachtige gebieden op stromen met een groot debiet. Het rendement van een onderslagrad schat men tot max. 80%, een onderslagrad haalde na verbeteringen een maximum van 65%( ipv 35%).9

Figuur 3: van links naar rechts: onderslagrag- middenslagrad- bovernslagrad

De eerste functie van een watermolen was natuurlijk het malen van graan. In de loop der tijd heeft men sommige molencomplexen uitgebouwd tot pre-industrile werkplaatsen. Sommige raden dreven meerdere maalstenen aan. Het blijkt dat men voor verschillende granen soms andere steenkoppels hanteerde. Ook mout werd gemalen voor de brouwers. Andere mechanismen
5 6

Bauters 1989:17-19 Ibid.: 21 7 Ibid. 19 8 De Keulenaer2006: 12 9 Becuwe 2009: 51

aangedreven door water werden gebruikt om olie te slaan uit kool- en lijnzaad voor verlichting. Er wordt gewag gemaakt van molenzagen, heuse installaties om hout te zagen. Men bouwde vanaf de 13e eeuw molens voor de bereiding van papier. De toepassingen zijn enorm divers10. Dat betekent uiteraard dat watermolens, en bij uitbreiding alle molens, steeds belangrijk waren voor de lokale economie. Lokale heersers investeerden ruim in hun molens. Bij oorlog en onrust werden het belangrijke doelwitten.11 Middeleeuwse molen zijn dikwijls te vinden in de buurt van een versterking, binnen de stadsmuren en op gewijde plaatsen. Meestal waren molens eigendom van de lokale leenheren. Die verpachtten hun molen voor een aantal jaren. De meest opgetekende perioden die in de geraadpleegde literatuur naar boven komen zijn 3, 6 en 9 jaar. In de streek tussen Leuven en Aarschot werd de pacht per opbod beslist. Men bood per Leuvense mudde. Dat is een oude (inhouds)maat die omgerekend 233,9l bevat. Dit blijkt een uiterst belangrijke aangelegenheid te zijn geweest, aangezien het minutieus werd opgetekend.12 Degene die de pacht binnenrijfde was degene die het meeste mudden bood. Dat was dan hetgeen de molenaar zou afdragen aan de lokale heerser. Het komt ook voor dat men een bijkomende geldsom diende te betalen. De molenaar van zijn kant het recht op zijn maaldeel. Dit is een percentage van hetgene dat men laat malen. Er zijn noties van zowel een tiende deel als een zesde deel. Ook kenden sommige streken de zgn.watercoop. Dit was als de stroom in kwestie werd bevaren en de molenaar zijn sluizen moest openen om schepen door te laten. De schippers betaalden de molenaar dan een som ter compensatie voor het verloren water.13 Normaal hadden schepen op de Demer in Aarschot s morgens en in de namiddag een uur waarin ze vrij mochten passeren. Buiten deze uren geldde de waterkoop.14 Op de Dijle geschiedden vaerdaghen: twee dagen per week legden de molenaars hun molen stil en waren alle stuwen en sluizen geopend, zodat de boten vrij konden varen.15 Na de middeleeuwen blijven watermolens significant. Zelfs na de introductie van fossiele brandstoffen gebruikte men ze voor verschillende doeleinden. Meestal liggen ze in het verlengde van de bovengenoemde activiteiten. En van de meest belangrijke innovaties is de turbine, die men reeds vanaf de vroege 20e eeuw gebruikte om elektriciteit op te wekken. 2.2 Geschiedenis van de Molen van Rotselaar Een watermolen staat niet solitair in zijn landschap. Het maakt deel uit van een uitgebreid handelsnet, zeker omdat het dikwijls een kruispunt vormt van een waterweg en verschillende landwegen. Ze liggen dichtbij het verblijf van de heer of binnen stadsmuren. De watermolen staat niet alleen in zijn (economische) geschiedenis en moet het in zijn groter geheel worden geplaatst. In het de huidige gemeente Rotselaar zijn tegenwoordig nog een aantal watermolens bewaard: de molen van de abdij van Vrouwenpark- het huidige Montfortcollege- die draaide op de Winge. Deze zou tenminste even vroeg zijn als de hier bestudeerde molen. In Werchter vinden we een industrile molen op de Laak (vroegste melding 1138), en in Wezemaal staat er een gerenoveerd molenhuis, dat
10 11

Ceulemans 2006b:59-65, Bauters 1989: 24 Minnen 1984( in Vansintjan 1990): 7 Zie bijvooreeld Ceulemans 2006b:98-103, Minnen &Jansen 1995:32-35 12 Ceulemans 2006b: 59-75 voor verscheidene verhalen over het verpachten van de molen per opbod, de e rechten en plichten van de molenaar etc. blz 97 bevat een lijst van pachters van de 1 50 jaar van de s Hertogensmolen. 13 Ibid.: kader 66-67 14 Ibid.:67 15 Vandegoor 1997:258

dateert van vr 1602. Ook dit rad draaide op de Winge.16 Het lijkt wel dat men in de uitbouw van het watermolenlandschap waar mogelijk zoveel mogelijk verschillende waterlopen exploiteerde. Dit was ook het geval in Aarschot, waar men zowel op de Demer als op drie vertakkingen van de Laak meerdere watermolens bouwde.17 In Leuven zijn er ook verschillende resten en/ of meldingen van watermolens op zowel de Voer als op de Dijle. 18 2.2.1 De heerlijke molen van Rotselaar De vroegste vermelding van de molen dateert uit 1217. De toenmalige heer van de molen stierf en zijn nageslacht erfde het goed. Uit dezelfde documenten blijkt dat de molens van Ophem, zoals ze lange tijd werden genoemd, behoorden tot de leenreserve van de heren van Rotselaar. Ze bleven tot aan het einde van het ancien regime behoren tot het heerlijk domein. De burcht van de heer bevond zich stroomafwaarts ten noorden van de molen. Als banmolen vervulden ze vanaf hun vroegste dagen een belangrijke functie. De boeren van de leen hadden namelijk maalplicht. In ruil voor de infrastructuur voor te malen inde de heer een deel van het gemalen graan.19 Wie juist de molen bouwde op deze plaats is niet bekend. Men vermoedt dat Arnold II (1145-1180/83) of Arnold III van Rotselaar (+1217) de molen liet bouwen. Het staat vast dat de laatste een molen gebouwd op het huidige terrein naliet aan zijn zoon. Of het n molen of meerdere molens betreft kan men niet met zekerheid zeggen. In de oorkonde die het over het testament van Arnold III heeft, spreekt men van molendina, meervoud dus. waarschijnlijk stond er op elke oever een molen.20 Andere middeleeuwse bronnen zoals een schattingsverslag van een zgn. molensleger in 1485 geven een goede beschrijving van het uitzicht van de toenmalige gebouwen. Men spreekt over drie molens en apart vermeld men een slagmolen. Ook vermelden ze molengebouwen op elke oever. Volgens het verslag van de visitatie uitgevoerd onder Filips II van Cro in 1545 is de situatie ongewijzigd.21 Op verschillende prekadastrale kaarten en tekeningen uit de late 16e en 17e eeuw toont men de twee molengebouwen. Op elke oever n.22

Figuur 4: detail van een oude tekening van de molen van Rotselaar
16

www.molenechos.be/kijk.php?plaats=rotselaar&view_records=toon&AdvSearch=AdvSearch&so=ASC&sb=pl aats&db=bestaand 17 Ceulemans 2006a:27-38 18 Vandegoor 1997:259-261 19 Minnen& Jansen 1995:31 20 Ibid.: 32-33 21 Minnen 1984:11-14 22 Minnen& Jansen 1995:36

Naar aanleiding van geplande werken op het moleneiland verrichtte men hier tijdens de jaren 199495 opgravingen. Op basis van de oude cartografische en archivalische bronnen vermoedde men hier dus de restanten van het vroegste molencomplex. De geschreven bronnen alleen vermelden wel ruwweg het uitzicht en de functies, maar de fysieke omgang van de gebouwen kon men slecht inschatten. Na twee campagnes rondde men de opgravingen af. Er werd een 100 m onderzocht. Een dissertaatsverhandeling bevat het opgravingrapport.23 De conclusies zijn nadien geherformuleerd in twee artikels in lokaal heemkundig tijdschrift Hogt. We zullen ze hier kort herhalen.

Figuur 5: lokatie van de opgravingen in 1994-1995

Men onderscheidt zeven fasen: 1. De vroegste fase bestaat uit een gracht waar men sporadische verspreide baksteenbrokjes in vond.24 Op een twee meter van de gracht ontaarde men een molensteen uit kwartsiet op een diept van 2m40 die men aan deze fase toeschrijft.25 Opvallend is de afwezigheid van ijzerzandsteen in deze fase. Het is nuttig zich af te vragen sinds wanneer de heren van Rotselaar ijzerzandsteen ontgonnen in de nabijgelegen heuvels.

Figuur 6: 1 fase moleneiland

Figuur 7: 2 fase moleneiland

23 24

Jansen 1996 Caes 1997a:117-118 25 Jansen 1996:71-72

2. De tweede fase kan op vorige vraag misschien een relatief antwoord bieden, aangezien men hier een structuur van ijzerzandsteen aantreft, ongeveer parallel aan de (hernieuwde?) gracht uit vorige fase. Onregelmatige stukken ijzerzandsteen funderen een stuk muur dat bestaat uit regelmatig gekapte blokken. De muur strekt zich uit van oost naar west centraal over de site. De aanwezigheid van een plint en afbraakpuin laat toe te zeggen dat het gebouw (structuur A) verder gaat naar het zuiden. In de bovenbouw van structuur A bestond werd ook baksteen aangewend.26 Sporen van activiteit vindt men ook terug in de gracht in de vorm van een houten beschoeiing van takkenbossen en latwerk op een diepte van ca 3m30. Dit is een constructie om de zgn. onderloopsheid tegen te gaan. Dit is de erosie van de oevers veroorzaakt door het stromende water.27 Puin van latere fasen verzegelde de schoeisel.28 In deze gracht kwam er op een diept van ca 2m60 de punt te voorschijn van een ingeheide paal. Men wou deze dendrochronologisch laten onderzoeken om eventueel een absolute datering aan het geheel te geven, maar door bepaalde omstandigheden is dit niet gebeurd.29Men kan het geheel een ruwe datering geven aan de hand van een notas uit 1348 en 1369 ter bevordering van de scheepvaart op de Dijle.30 3. De derde fase uit zich door nog een structuur in ijzerzandsteen. Een NZ georinteerde muur van ongeveer 1m vormt de schaarse rest van structuur B. Een deel werd vernield door werken in de jaren 1990. Een ander deel verdween door de constructie van gebouw C, uit fase 4. 4. Deze laatste structuur sluit aan bij structuur A en wordt aanzien als een uitbreiding die waarschijnlijk ca 6x6m mat. De vormgeving van dit gebouw is uitzonderlijk. De buitenmuren tonen een binnenwaartse inclinatie. Men denkt dat dit verband houdt met de mechanische functies van dit gebouw. Binnenin bevindt zich een vloerconstructie uit regelmatige blokken van ijzerzandsteen. Op sommige plaatsen is deze vloer dubbel. Het betreffen twee lagen ijzerzandsteen met een totale dikte van 45cm. Dit geheel is nog eens gefundeerd met een 55cm dikke laag bestaande uit kalkmortel, ijzerzandsteen en baksteen brokken. De interpretatie van dit bouwkundig gegeven brengt men in verband met het een (olie)slagmolen. Een stevige ondergrond was noodzakelijk om de slagen op te vangen die regelmatig door een zware hamer of balk werd toegediend om olie uit verhit lijn- of koolzaad te persen31. Tegen de muur van structuur A, in de ZW hoek van dit platform werd er een solide sokkel teruggevonden. Het mat ca 60cmx200xm en was nog 30cm hoog. Het centrum bestond uit natuursteen en er rond afgewerkt met baksteen. Een duidelijke functie wordt niet gegeven aan het geheel32. In de NW hoek van het platform vond men een kuil van ongeveer 130cm diep onder het toenmalige vloerniveau met een straal van 140cm. In de kern was er het spoor van een paal. De vulling bestond uit concentrische lagen uit verschillende kleuren. Van het centrum naar buiten toe: zwart, grijs tot groen en roestkleur. De betekenis is vaag. Waarschijnlijk was de
26 27

Caes 1997a: 120-121 Jansen 1996: 69 28 Caes 1997a:122 29 Jansen 1996:69, Caes 1997a: 122 30 Jansen 1996: 142 31 Caes 1997b:211-212 32 Ibid.:213

paal een onderdeel van het mechanisme dat dit gebouw herbergde. Uit de profielen leidde men af dat gebouwen A en C gelijktijdig in gebruik waren en tegelijk werden afgebroken aan het einde van fase 5. 33

Figuur 8: 3 fase

Figuur 9: 4 fase

5. Alvorens dit gebeurde bouwde men tegen de NW hoek van gebouw C nog een structuur D. Ook hier vond men een vloer. Deze was opgebouwd uit onregelmatige zandsteenblokken. Men vermoedt dat deze vloer doorloopt tot tegen de gracht. De relatie t.o.v. de gracht werd niet onderzocht.34 Een brand vernielde aan het einde van fase 5 de structuren A en C. Dit betekende ook het einde voor structuur D.35 6. Na de brand bouwde men op ca 35cm boven het vloerniveau van structuur D een nieuw fundament dat deels de contouren van de voorgaande structuren volgde. Deze fundering was opgebouwd uit ijzerzandsteen. De onderbouw was ook uit ijzerzandsteen opgebouwd. De bovenbouw bestond uit baksteen. Dit was structuur E. Op dezelfde diepte en 7m naar het ZO werd na de brand structuur F opgericht. De muur, gefundeerd met baksteen, ondersteunde een bovenlaag in ijzerzandsteen. Deze structuur maakt soms gebruik van oude funderingen. Sommige stukken van het gebouw zijn zelfs niet gefundeerd. Men denkt, afgaande op de algemene stijl, dat deze constructies niet zo verzorgd waren als de voorgangers of de latere.36

Figuur 10: 5 fase

Figuur 11: 6 fase

33 34

Caes 1997b:213 Ibid.:216 35 Ibid.:217 36 Ibid.:217

7. Tijdens de laatste middeleeuwse fase liep er op de zuidkant van het moleneiland een muur van oost naar west. Gefundeerd door een brede ijzerzandstenen muur, bouwde men er een muur uit regelmatig gekapt en gezaagde ijzerzandsteen blokken. Gebouw G had nog muren die deels gefundeerd waren op oudere fases. Het geheel sluit een ruimte af van ongeveer 2mx2m en sluit aan bij de molengracht. binnenin ligt en vloer uit onregelmatige ijzerzandsteenblokken. Tussen deze vloer en de muur bevindt zich een gleuf, waarvan men vermoedt dat het de asput is. Dit is de ruimte waar de molenas het gebouw binnenkwam en de verschillende mechanismen aandreef.37

Figuur 12: de laatste fase van het moleneiland.

Algemeen neemt men aan dat de gebouwen zelf waren opgetrokken uit vakwerk. De argumenten hiervoor zijn de redelijk dunne fundamenten en de vele vondsten van nagels. Men zal ze veelvuldig gebruikt hebben om het houten skelet te timmeren.38 Bovenstaande beschrijvingen zeggen veel over de structuren die er stonden, echter weinig over de datering. Qua keramiek zijn er vondsten van zowel Andenne-aardewerk, (proto)steengoed, grijs en rood aardewerk, De hoeveelheid schervenmateriaal is beperkt. Dit is te verklaren door het ontbreken van een woonfunctie op het moleneiland.39 Mogelijk bevond de molenaarswoning zich op de oever waar het huidige complex nu is. Grijs aardewerk komt zeker al voor tijdens de 2e fase40 wat een datering van de 13e eeuw niet tegenspreekt. Uit de contexten van de latere fase zijn er nog 2 munten uit midden 17e eeuw.41 De geschreven en cartografische bronnen kunnen helpen met de datering van de verschillende fasen van het complex. Hier is echter een te kort tijdsbestek om op deze problematiek diep genoeg uit te spitten. We zullen ons hier beperken tot voorzichtige uitspraken. Over de allervroegste fase is er weinig te zeggen. Mogelijk dateert deze van de periode rond 1217. De tweede fase, die toch uitgebreid is, is relatief te dateren door het gebruik van ijzerzandsteen. De heren van Rotselaar startten met de ontginning van ijzerzandsteen vr 1400. Stenen uit hun groeven zijn nu nog te vinden in de St Sulpitiuskerken van Diest en Rotselaar. Ook in de funderingen van het Leuvense stadhuis werden ze aangetroffen.42 Aan de hand van het verstevigde molenkanaal kan men mogelijk
37 38

Caes1997b:219-220 Jansen 1996:69-70 39 Ibid.:89-90 40 Caes 1997b.:219 41 Ibid.:221 Jansen 1996: 42 Jansen 1996:58-59

de werken verordend in de notas uit de 14e eeuw traceren. Fasen 3 tot en met 5 lopen waarschijnlijk tot de tweede helft van de 16e eeuw. De vijfde fase werd vernield door een brand. Dit kan men mogelijk relateren met de onlusten die zich in de streek voor deden aan het einde van de 16e eeuw, of door een brand in de molen door de riskante activiteit van olieslagen.43 De onverzorgde zesde fase kan van de tweede helft van de 16e eeuw stammen. Op de andere oever vermeldt men in 1573 wel stenen huis. Dit betekent toch dat de molen belangrijk was, want stenen gebouwen waren zeldzaam op het platteland.44 Als we de kaarten bekijken zou dit het gebouw zijn dat er nu nog staat en dus de aanzet vormen van het hedendaagse complex. Op het moleneiland herbouwd men nog eenmaal de moleninstallatie in fase 7. Men dateert de afbraak van deze gebouwen vanaf het midden van de 17e eeuw op basis van de muntvondsten. Volgens sommige bronnen bleven de molens tijdens de 2e helft van de 16e eeuw een tijdlang onbewoond. De molens werden verloederd. Een bestelling uit 1585 van 46 eiken waren bedoeld voor de herstelling van de molen. Karel van Cro wou van zijn molens een complex maken zoals dat in Aarschot. Deze laatste wenste hij ook aan een grondige opknapbeurt te onderwerpen.45 Hij stierf echter in 1612 voor hij zijn plannen kon uitvoeren. Rond de tijd 1622-1636 werd het weer onrustig in Rotselaar en ging de renovatie niet door. Verschillende legers passeerden er. Dikwijls werd er niet gemalen en veel van het meel werd opgeist.46 Al deze omstandigheden waren uitermate negatief voor het molenbedrijf.

Figuur 13: de heerlijke reserve van Rotselaar. Onderaan is de molen. Men kan de huidige molenaarswoning herkennen, een gebouw uit vakwerk op het moleneiland en drie onderslagraden.
43

In de s Hertogensmolesn te Aarschot had men in eerste instantie ook een olieslagmolen. Deze brandde uit in de eerste 15 jaar van de molen. Het is een riskante industrie omdat men de zaden moet verhitten , alvorens men de brandbare olie eruit kan slaan. 44 Vansintjan 1987: 21 45 Ceulemans 2006b: kaders 117-118 46 Ibid. 25-26

2.2.2 Grote renovatiewerken aan de molen Toen de pachter stierf in 1656 was het slecht gesteld met de watermolens. De molen was niet veel meer dan een krot, de sluizen lamentabel. De hertog van Arenberg, die nu dankzij een trouwpolitiek de heer van Rotselaar was47, verordende het dringende herstel van zijn molen na advies van de bevoegde instanties. De renovatie vond plaats tijdens de jaren 1662-63-64. Het is waarschijnlijk dan dat de gebouwen op het moleneiland definitief werden gesloopt. De herstelling van de sluis werd uitbesteed aan derden en werden in het jaar 1662 uitgevoerd. Het uitvoeringsplan is bewaard gebleven in het Arenbergarchief.48 Het grootste gedeelte van de sluis is vandaag nog steeds te zien (foto). Het is een bakstenen constructie, met steunberen voor extra stabiliteit. De rijsbalk was hoog genoeg voorzien om het debiet van de rivier goed te kunnen regelen.49 Echter enkele maanden later in april 1663 werd de sluis drooggelegd. De fundering van de molen was in zeer slechte staat en moest gedempt worden. Dit was geen sinecure vertelt een relaas uit 1660 toen men blijkbaar al eens de sluis had hersteld. Men pompte toe tijdens de zomer 15 dagen dag en nacht.50 Nadien besloot men de dijken te verstevigen met schuin oplopend metselwerk. De fundering van het molenhuis werd gered, maartoenmalige raden werden verlaten. Naast het molenhuis trok men tijdens het najaar van 1663-1664 in baksteen een nieuw molengebouw op.51 Dit gebouw herbergt nu het molenmuseum. Er zijn geen beschrijvingen gevonden over het verloop van de bouw. Wat er wel gezegd kan worden is dat de fundamenten waarschijnlijk rusten op ingeheide palen. Ze zouden aan de vier hoeken van het gebouw over een oppervlakte van 3x3m tot een diepte van 10m zijn ingeheid. Dan bereikt men pas stabiele grondlaag. 52 Deze techniek bestaat erin grote balken op een regelmatige afstand in de grond te kloppen tot op de vaste laag. Op de ingeheide balken werd een kaderwerk geconstrueerd waarin men dan (bak)steenpuin, mortel en dergelijke in stortte. Daarop bouwde men nog een houten vloer om dan te beginnen met de stenen fundamenten. Dit bestond weerom uit een mengsel van steen en kalkmortel.53 Tussen het woonhuis en het molengebouw werd er nog een traptorentje gebouwd. Men schrijft dit aan dezelfde tijd toe aan de hand van de gebruikte technieken en materialen. De onderbouw van het nieuwe molengebouw bestaat uit een plint van ijzerzandsteen. De muren erboven zijn gemetst in baksteen en hebben een dikte van tweenhalve baksteen, ongeveer 50cm. In de hoeken heeft de ijzerzandsteen doorgetrokken tot het dak. Het is een solide constructie die de tand des tijd trotseert. Het telt drie verdiepen en een zolder. Zware eiken balken, verankert aan de buitenkant van de muren, houden het geheel bij elkaar. De dakconstructie is een leien schilddak met 3 dakvlakken. Het dak is voorzien van kleine dakkapellen voor licht en bekroond met een klein torentje op de nok. Aan de kant van de molenaarswoning heeft men een nok gemetst. Tegenwoordig kan men een oorspronkelijke buitengevel met de aanpassingen bekijken in het 20e eeuwse silogebouw. De molen kreeg nu een dubbel onderslagrad overdekt met een houten overkapping ter bescherming.54 In de zuidoostelijke hoek van het gebouw

47 48

Breugelmans 2006:kaders blz. 130-131 Vansintjan 1987: 27 49 Ibid.28 50 Ceulemans 2006b: kader blz. 58 51 Vansintjan 1987:28-29 52 Vansintjan pers.comm. 53 Deze beschrijving is de werkwijze die men heeft gebruikt bij de s hertogensmolens te Aarschot. Beschrijving in Ceulemans 2006b: 56-59 54 Vansintjan 1987: 58

is er nog een kleine kelder van ongeveer 4mx4m. Centraal is er een steunpilaar die uitloopt in 4 bogen. Toen men de nieuwe molen bouwde, was het molenhuis mogelijk al een eeuw oud. De stijl is traditioneel landelijk met redelijk grote rechthoekige ramen. Ook hier is er een plint uit ijzerzandsteen, zij het minder hoog dan het nieuwe molenhuis het heeft een traditioneel zadeldak. Aan de zuidzijde vinden we een latere uitbouw (de berging) in dezelfde stijl. Men weet niet zeker of het in deze tijd is gebouwd of later. De huidige behandeling van deze uitbouw laat ook niet toe om de muren te vergelijken. Het is namelijk bezet met gips/leem. Waarschijnlijk had de uitbouw bepleisterde muren, aangezien men het zo heeft hersteld. (zie foto) Het toont alleszins niet dezelfde brede plint in ijzerzandsteen. Ook van het bakhuis is niet geweten of men het al aan deze fase kan toedichten. Het betreft een gebouwtje aan de zuidoostelijke kan van het molenhuis, volledig opgetrokken uit baksteen en met een pannendak. De vroegste vermelding is een reparatie uit het jaar 1777.55

Figuur 14: Gravure die de praktijk van het inheien weergeeft. Uit de encyclopedie van Diderot en dAlembert.

Fotos 1 & 2: het 16 eeuwse molenhuis en detail van de overgang van het molenhuis naar de aanbouw.
55

Vansintjan 1987:34

Foto 3: het molengebouw uit de 17 eeuw. De foto is van 1902.

2.2.3 De installatie en bouwwerken tot het eind Ancien Regime en het verval tijdens de Franse overheering De gerenoveerde molen had nu twee raden verbonden aan een groot molengebouw dat zich concentreerde op n oever van de Dijle. Archivalische bronnen uit de periode van 1664 tot 1790 geven een goed beeld van de activiteiten en opbouw van de molen. Telkens als de molen een nieuwe pachtperiode inging werd er een officile inventaris opgemaakt. Daaruit komen we te weten dat de raden drie steenkoppels aandreven: n voor tarwe, n voor mout en een laatste voor koren. In deze periode werd de molen in termijnen van 6 jaar verhuurt. De pachter stond in voor alle herstellingen en onderhoudswerken. Verder betaalde de molenaar alle gebruikelijk taksen en cijnzen.56 Na een bloei van ongeveer 80 jaar kende de molen weer een harde tijd. Onze contreien werden weerom het slagveld van de grote Europese mogendheden in de Oostenrijkse Successieoorlog. Tijdens de Franse bezetting tussen 1746-1748 werd de molen enkele keren geplunderd. 100 tot 400 Franse militairen werden er anderhalf jaar ingekwartierd. Tegelijkertijd trad de Dijle buiten haar oevers. Deze omstandigheden zorgde ervoor dat de molen een tijlang stillag. Hertog Leopold Filips van Arenberg schold de pachter de huur van deze periode kwijt. Het zou nog tot de jaren 70 van de 18e eeuw duren voordat pachter Bosmans deze tegenslagen te boven kwam. Vanaf deze tijd zijn er verschillende rekeningen van herstellingen te vinden in het Arenbergarchief. Zo hersteld men bijvoorbeeld de paardenstal. Het impliceert dat de boerderij aan de molen verschillende stallen had.57 Het is waarschijnlijk dat deze zijn afgebroken ten voordele van toekomstige constructies. In 1777 startte men met de bouw van een nieuwe stal en knechtenverblijf. Deze bevindt zich tegenover het molenhuis. Er was plaats voor 8 paarden en een aantal koeien. Men had in deze periode meer paarden nodig, omdat door de aanleg van het kanaal Leuven-Mechelen de aanvoer

56 57

Vansintjan 1987:31-33 Ibid. 34

van graan over de Dijle terugliep.58 Het gebouw vertoont nu nog vele sporen van deuren en ramen die zijn dicht gemetst in latere tijden. Oorspronkelijk was de gevel aan de noordelijke zijde open en bevond zich daar de toegangspoort. Aan de zijde van de koer vinden we een aantal deuren, waarvan er nu nog n gebogen toegangsdeur in gebruik. De andere openingen zijn van later. De muren zijn in een typisch Vlaams verband opgetrokken op een fundament van ijzerzandsteen. Deze funderingen zouden niet zo diep zitten de oudere gebouwen, aangezien men bij de recente renovatie verschillende maatregelen heeft getroffen om het gebouw te stabiliseren.59 In de archieven vindt men de bouwnotas terug en de bestelling van 16 eiken uit de Heverleese bossen. Ook blijkt hieruit dat het gebouw een leien dak had. Tussen 1777 en 1790 werden ook nog verschillende (kleine) reparaties uitgevoerd zoals deuren en dak van het molengebouw. Belangrijk is ook de installatie van een vierde maalstoel, eentje voor boekweit.60 Tijdens de Franse bezetting vluchtte de Hertog Louis Engelbert van Arenberg naar Duitsland. Al zijn bezittingen werden verbeurd verklaard en velen werden per opbod verkocht. Zo verging het ook zijn molens, waaronder die van Rotselaar en Aarschot. Vele zaken werden tegen een fractie van hun eigenlijke waarde verkocht. De molen van Rotselaar werd gekocht door de Ludovicus van Hinsberghe voor een bedrag van 2625 pond, terwijl het 40000 pond waard was.61 De nieuwe eigenaars lieten de molen verloederen. Het was zo erg dat de toenmalige pachters in 1842 een proces aanspanden tegen de familie van Hinsberghe. Men liet een meestermetser een verslag optekenen van de slechte bouwfysische toestand. Ook de hertog van Arenberg en zijn nageslacht die ondertussen was teruggekeerd uit Duitsland procedeerde tegen de familie. Van hun kant bestaat er ook een verslag van een landmeter die een rapport schreef over de slechte staat van de molen. Uit de twee geschriften blijkt dat verschillende muren, bruggen en de sluis in erbarmelijke staat zijn. Wat nog blijkt is dat er nog een gebouw is bijgekomen namelijk de houten schuur aan de noordkant van het complex.62 Hoogst ongebruikelijk in dit geval is dat de rechter de Arenbergs in hun gelijk stelde. In 1842 kreeg de hertog zijn goed terug. De dringende herstellingen werden zo snel mogelijk uitgevoerd. In de jaren 40 van de 19e eeuw kwam de familie Van Doren als huurder op de molen en zij brachten de molen op het niveau van een industrieel bedrijf. 2.2.4 De molens Van Doren: de introductie in het industrile tijdperk Met de familie Van Doren zien we voor het eerst een familie die meer dan 100 jaar de molen uitbaat. Aanvankelijk deden ze dit als huurders van hertog, maar in 1902 kochten ze de molen. Tijdens de 2e helft van de 19e eeuw werd de molen gemoderniseerd. In het molengebouw werden op de vier verdiepen verschillende machines genstalleerd. Naast de traditionele maalstoelen vinden we dan elevatoren, plansichters, walsenstoelen, We gaan later kort in op het toenmalige maalproces. Voor en vooral na de aankoop werden verschillende zaken veranderd aan het erf. Rond 1870, dezelfde tijd dat men de molen moderniseerde, bouwde in het verlengde van de paardenstal een bijkomende grote schuur. Dit diende om de opslagcapaciteit te vergroten.63

58 59

http://www.molenvanrotselaar.be/welkom/1770-bouw-paardenstal Vansintjan pers. comm. 60 Vansintjan 1987:35-36 61 Van Hees 2006: 205-206 62 Vansintjan 1987:37-40 63 http://www.molenvanrotselaar.be/welkom/1870-bouw-grote-schuur

1902: installatie turbine. Dit vormt een belangrijke stap. Men verlaat de onderslagraden en stapt over op een turbine. Het betreft een type Phenix nr 40 van de Firma SchneiderJacquet. Het is een horizontaal draaiend mechanisme dat een rendement garandeerde van 80%. Men kon nu een productie halen van 245 zakken van 100kg op 24u tegenover een oorspronkelijke productie van 120 zakken.64 Tegelijkertijd met de installatie van de turbine moesten de sluizen worden aangepast en gerenoveerd. De uit te voeren werken zijn beschreven in de koopakte. Ook startte men in 1902 met de bouw van het grote silogebouw. Het is een gebouw van 4 verdiepen en een zolder onder een zadeldak. Het herbergt 3x2 silos. Deze doorsnijden de verdiepen, maar zijn bereikbaar vanaf de werkvloeren van het molengebouw. De zolder herbergt een grote werkvloer. De verdiepen zijn onderling door een katrolsysteem verbonden. Voor de bouw van het silogebouw werd de nok van het molengebouw doorgetrokken tot tegen de silo. Zo verkreeg het zijn huidig zadeldak.65 De silo is het hoogste gebouw van het complex en is al van ver zichtbaar. In een niet vernoemd jaartal werd aan de onbebouwde zijde van de silos, waar nu de parking is, nog een wasinstallatie voor het graan gebouwd. Aanvankelijk waste men met water uit de Dijle, later boorde men een waterput wegens de vervuiling van het water.66 Ook het woonhuis werd onder handen genomen. Aan het interieur paste men verscheidene zaken aan zoals het wegbreken van schouwen, wegstoppen houtwerk etc. boven het turbine gebouw werd een bijkeuken gebouwd. Exterieur bouwde men een extra berging tegen het bakhuis aan en cementeerde men de voorgevel.67 Met deze aanpassingen had de familie Van Doren een goed uitgerust maalbedrijf. In de silos kon men tot 390ton graan stockeren. In 1907 startte men met de productie van elektriciteit. De molen maalde toen 24 uur per dag en er werd gewerkt in een drieploegensysteem. Er waren 30 mensen tewerkgesteld. Rotselaar had dankzij de turbine reeds vroeg een stroomnetwerk. De molen beleefde voor en na de Eerste Wereldoorlog zijn hoogdagen. In 1935 breidde men aan de grote schuur het bureaugebouw uit en verhoogde men het met drie verdiepen. Voor de paardenstal kwam er een afdak voor het landbouwmateriaal. Vermeldenswaardig is ook de Slag aan de molen in 1914. Het Vijfde Linieregiment moest toen de Molen en de brug over de Dijle veroveren. Men stootte er op hevig verzet van de Duitsers. Door een vergissing dacht men dat de brug was opgeblazen en sprongen vele soldaten in de Dijle waar de meesten zijn verdronken. De slag wordt jaarlijks herdacht. Verder leeft de herinnering ook voort in de aanpalende Vijfdeliniestraat.68 Tegen de jaren 40 ging het bergaf. Dit zou deels te wijten zijn aan de keuze die de molenaar maakte om alleen nog voor grote bedrijven te malen en niet meer voor particulieren. Tijdens de oorlog was er echter niet genoeg omzet om te blijven moderniseren. Het machinepark raakte verouderd. Wat mogelijk ook een belangrijke factor in de achteruitgang is, is de ligging van de molen. In de 20 e eeuw
64 65

Vansintjan 1987 59 Ibid.:46 66 Ibid.: 46 67 Ibid. 48-49 68 www.molenechos.be

maakte men steeds meer gebruik van het kanaal Leuven-Mechelen om goederen te transporteren. De molen lag wat in het achterland, op de moeilijk bevaarbare Dijle. Grote maalderijen zoals die van Remy in Wijgmaal en die van Orshoven aan de vaartkom in Leuven lagen in een economisch betere positie voor een echte industrile productie.

Foto 4: zicht op molengebouw, silo en houten schuur. Foto 5: zicht op houten schuur en schuur in het verlenge ven de paardenstal.

Foto 6: Zicht op de schuren met het grote bureaugebouw anno 1977

Foto 7: Zicht op de silo met de uitbouw van de bijkeuken en de huidige stuwen.

3. van verval naar een hedendaagse invulling


3.1 verval en renovatie Tegen 1968 stopte men met de activiteiten en kwamen de gebouwen leeg te staan. In 1973 stierf de laatste bewoner en kregen natuurkrachten vrij spel.69 Na de dood van de laatste bewoner bekommerde zich niemand over de molens. De sluizen werden ontmanteld, de natuurlijke Dijlearm verdiept. Het grondgebied van molen raakte helemaal verwilderd. Na 73 gingen er al snel stemmen op om het gehele terrein te verkavelen. Dit impliceerde afbraak van de molen. In 1976 werd door de politieke oppositie verkregen dat het terrein als natuurgebied werd ingekleurd. Dit voorkwam afbraak en verkaveling. De molen kwam te koop. Deze politieke zet heeft men dikwijls toegepast: er zijn ongeveer 700 watermolens in Vlaanderen. De helft hiervan ligt in natuurgebied.70 Dankzij lobbywerk van bekwam men een decreet dat voor monumenten gelegen in natuurgebied niet enkel stedenbouw uitspraak deed, maar dat dit dient te gebeuren met het toenmalige agentschap voor onroerend erfgoed.71 In 1983 werd het goed definitief beschermd als monument en dorpsgezicht. Tot 1985 stond het goed nog te koop. Dan werd het opgekocht door VZW tsap, die zich eerder al ontfermde over de Dijlemolens in Leuven. In afwachting van de concrete bouwplannen werden in 1987 de eerste dringende instandhoudingwerken uitgevoerd. Verschillende onderdelen van de gebouwen waren in zeer slechte staat. In het molengebouw was er al een cilindermolen van 2,5ton door de vloer gezakt, vele houten vloeren waren verrot en doordrongen met vocht, In 1990 stortten de grote schuur en de houten schuur in. Vanaf toe heeft men het geheel grondig beginnen renoveren. Systematisch werden alle onderdelen van het complex aangepakt door het gespecialiseerd bedrijf Memibo. Tijdens verschillende fases van de renovatie zijn er werkkampen georganiseerd. De renovatie van een zonevreemd monument brengteen specifieke administratie met zich mee. Er zijn bepaalde regels waaraan men zich moet houden opgesteld. De belangrijkste wetten en decreten voor de Belgische monumentenzorg zijn de wet van 7 augustus 1931 en het decreet van 3 maart 1976. Specifiek voor industrieel erfgoed vermelden we het besluit van de Vlaamse regering van 17 november 1993.72 Samenvattend worden in deze teksten de bepalingen vastgelegd van wat erfgoed is, welke subsidiringvoorwaarden er zijn , hoe men het erfgoed in kwestie behandeld en dergelijke. Het komt erop neer dat bij de renovatie van een monument men het gebouw/complex/ in kwestie

69 70

Vansintjan 1987: 52-55 Vansintjan pers. Comm., ook Draye et all 2005: 115-118 en 121-126 over zonevreemde problematiek en vergunning mogelijkheden voor watermolens. 71 Art. 4.4.6. In een stedenbouwkundige vergunning betreffende een bestaand hoofdzakelijk vergunde constructie die krachtens decreet definitief of voorlopig beschermd is als monument, of deel uitmaakt van een krachtens decreet definitief of voorlopig beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, kan worden afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften, voor zover de betrokken handelingen gunstig worden geadviseerd vanuit het beleidsveld onroerend erfgoed. Hetzelfde geldt voor handelingen in de omgeving van een niet ontsloten monument die noodzakelijk zijn voor de rechtstreekse ontsluiting van het monument. Op http://www.ruimtelijkeordening.be/Default.aspx?tabid=14484. 72 Er is geen ruimte om alle artikels uit de wettekst te citeren. Details zijn te vinden in Draye et all 2005. volstaan.

alle sporen zichtbaar moeten blijven. Voorts wordt ook nog bepaald dat men meestal met zoveel mogelijke authentieke materialen en technieken moet werken bij restauratie. Als eerste illustratie behandelen we het bureaugebouw aan de grote schuur dat is gestort. Men heeft gekozen dit niet terug op te bouwen, maar een traptorentje te plaatsen op het punt tot waar de structuur vroeger kwam. Op deze manier heeft het binnenplein een veel opener karakter, met toch een referentie naar een vroegere situatie. Ook heeft het torentje zijn praktisch nut daar het de ingang verzorgd naar n van de wooneenheden. Een bepaling in de wetgeving zegt dat men bij zulke aanpassingen een hedendaagse stijl moet toepassen. Weerom zien we bij het torentje een gebruik van betonsteen en staal. In de renovatie van de grote schuur zien we ook stukken muur in een halfsteens verband gemetst, alsook in een Vlaams verband. Op deze manier is te zien tot waar de oorspronkelijke muur kwam en wat is bijgebouwd. Op de bovenverdieping, waar vroeger het bureaugebouw aansloot bij de schuur, maakt men gebruikt van grote glaspartijen, een uitspringende muur bekleed met een plaasterlaag. Het heeft een toegangsbrug uit staal en gietijzer. Ook het gebouw ernaast, de vroegere paardenstal, is gerenoveerd met respect voor het oude. De meeste deur- en raamopeningen, open of dicht, zijn nog te herkennen. Binnenin heeft men stabiliseringwerken uitgevoerd, omdat de eiken balken uit de 18e eeuw niet stevig genoeg meer waren. Men heeft ze ontlast door middel van een stalen constructie die de balk optrekt. Centraal heeft het geheel een extra steunpilaar. Deze gaat 10 m diep in de grond, zoals de ingeheide fundamenten van weleer (cf. supra).73 De andere gebouwen, waaronder het molenhuis en de silo, waren uiterlijk minder fel beschadigd door de tand des tijd en hebben hun oorspronkelijk uitzicht behouden. De ingestorte houten schuur is naar zijn authentieke karakter herbouwd. Buiten het silogebouw hebben de gebouwen die hier zijn beschreven allen een woonfunctie gekregen.

Foto 8: zicht op de grote schuur met de verschillende renovatiestijlen

73

Vansintjan pers.comm.

Foto 9: de paardenstal, onder het centrale raam zijn er nog sporen te zien van een vroegere doorgang.

Foto 10: de gerenoveerde houten schuur.

3.2 De ontsluiting van het geheel 3.2.1 Het molenmuseum Laat ons nu eens kijken naar het molengebouw. Dit herbergt tegenwoordig het molenmuseum en is historisch een belangrijk document. Het gebouw bevond zich in een, zoals boven geschreven, erbarmelijke toestand. Het was van in het begin de bedoeling het geheel te restaureren naar een museum. Men begon uiteraard bij het gebouw. Voor de versteviging van de steunbalken gebruikte men stalen steunplaten die in de balken zijn vastgeschroefd. De vloeren zijn van hout. Aan de silozijde is een deel van de oude openingen nog zichtbaar. Extra openingen zijn waarschijnlijk in 1902 gemaakt om een vlotte passage te verzekeren. De kelder in de zuidoostelijke hoek van het gebouw is authentiek, maar te klein om echt van praktisch nut te zijn. In de loop der tijd is hij enkele

keren opgehoogd geweest. Tijdens de renovatie heeft men verschillende vloerniveaus aangetroffen tot een gemetste laag, dat waarschijnlijk de originele vloer vormde. Tegenwoordig is hij iets lager en behandeld tegen vocht.74 Sinds 2006 zijn er twee personen fulltime belast met de restauratie van de maalderijmachines. Zoals de bepalingen vooropstellen gebeurd dit met zoveel mogelijk authentiek materiaal en technieken. Voor vervangstukken kan Dirk Vansintjan een beroep doen op de installatie van de s Hertogenmolens uit Aarschot. Het machinepark is nu grotendeels operationeel al wordt er niet veel meer gemalen. Wettelijk wordt bepaald dat er minstens eenmaal per maand wordt gemalen, Teneinde het onderhoud van de maalvaardige molen als werktuig te verzekeren. Dit moet gebeuren volgens de regels van de kunst.75 Het museum toont ons het maalproced zoals het in de vroege 20e eeuw werd uitgevoerd. We vinden een architecturale opvatting die men in vele 19e en vroeg 20e eeuwse maalderijen terugziet: een bakstenen gebouw uit meerdere verdiepingen.76 Dit komt omdat het maalproces feitelijk van boven naar onder werkt. Twee opeenvolgende machines zijn nooit op dezelfde verdieping opgesteld. Om het graan te verticaal te transporteren, maakt men gebruik van elevatoren. Bij de eerste bewerking wordt het graan gegoten in een trechter die in verbinding staat met de elevatoren. Het ondergaat zijn eerste reiniging alvorens het in de silo gaat voor stockage. Als de granen uiteindelijk tot meel wordt gemalen zal het eerst nog drie reinigingen ondergaan. Het transport tussen de silos onderling gebeurt door middel van houten schotten die men in een houten buizen systeem gebruikt. Er werd graan opgeslagen die verschillende stadia van zuivering hadden doorlopen.77 De andere zuiveringen bestaan uit een windzifter om het kaf en het stro weg te blazen en waarschijnlijk gaat het dan door een mechanische wanmolen die de derde zuivering voor zich neemt.78 Tenslotte wordt het graan ook nog gewassen. De bedoeling is dubbel: enerzijds voor nog te reinigen, anderzijds om de harde ingevoerde graansoorten te weken. Daarna komt het graan terecht in een wachtsilo, waar het 48uur kan rusten. Na deze bewerkingen kan het graan gemalen worden. Er bestaan twee procedures: koud malen en warm malen. De redenen van deze tegengestelde benaming is het feit dat bij het ene proces de molenstenen het graan verhitten tijdens het malen. Het eerste proced bestaat uit de traditionele maling door bekende horizontale molenstenen. Het graan moet gelijkmatig ritme tussen de stenen vallen. De morfologie van de steengroeven zorgt ervoor dat het graan van binnen naar buiten wordt gemalen en uiteindelijk uit de stenen valt als bloem. Deze wordt opgevangen door zakken onder de maalstoel. De molenstenen moeten regelmatig worden bijgekapt wegens slijtage.79 Warm malen begint met het graan te breken tussen twee cilinders. Dit gebeurt zes keer. Na de vierde breking verkrijgt men zemelen, bij de vijfde en zesdebreking wordt de kern pas gebroken. Daarna worden ze gemalen in gegroefde maalcilinders. Ze draaien in tegengestelde richting met een verschillende snelheid. De cilinders evolueren van gegroefd tot glad. De graandeeltjes worden uiteindelijk uiteengerukt. Bij de snelheid van de cilinders komt een aanzienlijke warmte tot stand. De bloem koekt tussen elke maling aan elkaar en moet in een dtacheur terug tot poeder worden herleid. In totaal wordt het graan acht keer gemalen en

74 75

Vansintjan pers. comm. Besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 1993 hfdstk VI afdeling 1 artikels 14 &15 76 Becuwe 2009: 146-156 77 Vansintjan 1987:60-61 78 Becuwe 2009:63-64 79 Vansintjan 1987: 63

komt het dan in de ultieme zift terecht. Dit zorgt voor uiterst fijne witte bloem. De turbine in de molen zorgt voor de aandrijving van alle machines. De machines draaien dan allen tegelijk.80 De belangrijkste functie van de turbine vandaag is niet meer het malen, maar het opwekken van elektriciteit. De turbine werd in 1995 gerestaureerd en sinds dan wekt ze per jaar 500.000 kWh stroom op. Dit is genoeg voor 140 gezinnen. Tegenwoordig maakt de installatie onderdeel uit van Ecopower cvba, een bedrijf dat zich specialiseert in hernieuwbare energie. Dat de molen van Rotselaar geen alleenstaand project is bewijst een blik op de lijst van watermolens die energie opwekken.81 Ook andere watermolens van particulieren zetten zich in om zichtbaar bij te dragen aan groene energie.82 Het gebeurd tegenwoordig ook nog dat andere molens gerenoveerd worden zonder deze voorzieningen zoals de grote molens van Aarschot. Een bijkomstig vereiste van de turbine is dat het vuil uit het water wordt gezeefd. Door middel van een krooshekreiniger haalt men per dag ongeveer 500kg vuil uit Dijle. Een consequentie van het watermolenlandschap is het feit dat de migratie van vissen wordt belemmerd. Om gemakkelijker vissen naar hun broedwateren te laten terugkeren legt men bij verschillende watermolen een zgn. vistrap aan. De aanleg hiervan was volop bezig in december 2011.83

Foto 11: de restauratie van de houten valken in het molengebouw.

80 81

Vansintjan 1987:64-65 http://ecopower.be/index.php?option=com_content&view=article&id=283&Itemid=238 82 Bijvoorbeeld de Celismolen in Hoegaarden, alsook de Grote Molen in Hoegaarden, meer info op www.molenechos.be 83 Een ander voorbeeld van een recente vistrap vinden we aan de Dalemse Molen in Vissenaken. www.molenechos.be

Foto 12: een blik door de verschillende fasen van hat maalproces. De foto is genomen met een zicht van boven naar beneden.

Foto 13: elevatoren

Foto 14: een van de maalstenen

Foto 15: Restauratie van de turbine

figuur 15: label turbine

3.2.2 Het bakhuis Hoewel het bakken van brood een evidente zijactiviteit van een maalderij lijkt, is het niet duidelijk in hoeverre in andere molens werd beoefend.84 Het is ook niet helemaal duidelijk welke kwantiteit brood men in de molen van Rotselaar bakte. Wel is duidelijk dat sinds de 2e helft van de 17e eeuw het bakhuis zich op het terrein bevindt. In de periode 2009-2010 verkreeg de vzw molen van Rotselaar de toelating om het bakhuis uit te breiden en te renoveren. Het is nu een operationele bakkerij, waar elke donderdag brood wordt gebakken. Mensen kunnen door middel van een bussel hout een brood verkrijgen. Een andere innovatie is een slaapgelegenheid boven de bakkersoven. Deze kan gebruikt worden door wandelaars, reizigers op doortocht, Het complex ligt op een toeristische wandelroute. 85

Foto 16: het bakhuis vooraanzicht


84

Foto 17: moderne uitbouw, achteraan

Een melding van bakhuis trof ik aan in de bouwhistorische nota van de molen van Schoonhoven te Aarschot in Vansintjan 2005:18 85 http://www.molenvanrotselaar.be/de-molen/het-bakhuis

3.2.3 De molentuin Tenslotte naast alle ambachten die te maken hebben met het molenbedrijf, mag men niet vergeten dat de molen een landgoed van 2ha bezit. Over de vroegere invulling zwijgen de geschreven bronnen. Volgens de huidige bewoners was het landbouwgebied. Dit lijkt ook het meest waarschijnlijke. Tegenwoordig is er een grote tuin aan verbonden die gemeenschappelijk is voor de bewoners. En ervan kweekt hier biologische groenten. Onder de noemer De Molentuin baat men een winkel uit en kunnen mensen hier groenten kopen.

Foto 18: winkel waar men de groenten uit de molentuin verkoopt .

3.2.4 De bewoners De molen is naast een energiebedrijf, museum en ambachtenplaats vooral een plaats waar mensen wonen. Het molenhuis, de houten schuur, de grote schuur en de paardenstal zijn omgebouwd tot negen wooneenheden. Ze bieden een thuis aan 30 personen van jong tot oud. De vzw Molen Van Rotselaar, opgericht door de eigenaars, doet dienst als syndicus en rechtspersoon van het geheel. Die regelt via een aantal jaarlijkse vergaderingen het nodige ivm renovaties etc. Een maandelijkse vergadering tussen de bewoners zorgt voor een werkdag waar men klusjes opknapt, de tuin onderhoud en dergelijke. Jaarlijks organiseert men ook de Molenfeesten. Het betreft een evenement waar de bewoners de molen in de verf zetten en de ambachten beoefenen. Op gewestelijk niveau zijn er een aantal initiatieven om molens en dus ook watermolens meer in de verf te zetten. Specifiek bestaan er studies over de juridische factoren ivm molens. Anderzijds bestaat er de online catalogus van Molenechos die streeft alle nog bestaande en verdwenen molens in Belgi te inventariseren. Ook de overheid subsidieert initiatieven zoals het molenmuseum en voorziet allerhande wetten en decreten om een renovatie meer haalbaar te maken. Op andere niveaus zien we dat vele molens gelegen zijn aan wandel- en fiets routes. Velen herbergen horecagelegenheden en kennen een actief gebruik.

4 Conclusie
De beschrijving van het industrile erfgoed van de watermolen bracht ons van de volle middeleeuwen tot het huidige tijdperk. Een periode van 800jaar werd behandeld waarin de evolutie werd gevolgd van een productie dat sedert lange tijd een centrale rol speelt in de menselijke economie.

Men ziet de eerste watermolen in Rotselaar verschijnen op de Dijle rond 1200. Het goed is gelegen in de heerlijke reserve van de lokale heerser. De molen zou in adellijke handen blijven tot en met de 19e eeuw, met slechts een onderbreking na de Franse Revolutie. De bouwwerken die men kan observeren, zowel ondergronds archeologisch als het bestaande complex, toont dat deze molen geen statisch gegeven is. Naarmate de noden van de mensen en de omliggende gemeenschap veranderden is de molen mee veranderd. Naast de hier vooral bouwhistorische invalshoek kan het onrechtstreeks een goede blik op hoe mensen hun leven in het verleden inrichtten. Vragen als hoe men bijvoorbeeld meeleefde met seizoenen, welk was het maalseizoen, het zaai seizoen. Welke typische problemen komen voor tijdens vochtige perioden werden hier niet behandeld, maar zouden het onderwerp kunnen zijn van andere studies. Concreet is hier beschreven hoe het complex evolueert van een pre-industrile watermolen in de middeleeuwen naar een familiebedrijf dat het uitbaat op industrieel niveau in de 19e- 20e eeuw naar een modern alternatief woonerf. Het dynamisme van de molen duurt dus voort. Het heeft in zijn geschiedenis enkele perioden van leegstand gekend. Maar de mensen zijn nooit echt vergeten welke waarde dit erfgoed heeft. De vzw Molen van Rotselaar zorgt daar op dit moment voor. Het zijn vooral de bewoners die het erfgoed echt levend houden en zorgen dat het geheel niet terug dreigt te vervallen in een rune. De meeste ambachten en activiteiten die men vroeger op deze plek uitoefende, worden er nu nog steeds beoefend, zij het in andere dimensies. Er wordt bijvoorbeeld veel minder gemalen en veel meer gewoond. De molengemeenschap streeft naar een open karakter, dat bewijst bijvoorbeeld een dubbele maatschappelijke functie: water zuiveren en elektriciteit opwekken. Dit gebeurt niet in afzondering van de buitenwereld. Er zijn plannen om de molen, na de renovaties, uit te bouwen tot een centrum rond malen, bakken, groene energie en ecologie.86 Zo krijgt de molen naast zijn vroegere overwegend economische functie, nu ook een educatieve publieke functie die een voorbeeldrol wil en kan spelen over hoe erfgoed mee de toekomst kan bepalen.

Foto 19: Foto van het huidige complex (zonder vistrap)

86

www.molenechos.be

5 Bibliografie
Bauters, Paul. 1989. Kracht van Wind en Water: molens in Vlaanderen. Davidsfonds, Leuven. Becuwe, Frank.2009. In de ban van Ceres: Klein- en grootmaalderijen in Vlaanderen. Relicta monografien 3. VIOE. Breugelmans, Johan. 2006. De molens onder de hertogen van Arenberg. In Werkgroep Wagdi. 2006. Vijfhonderd jaar Grote Molens op de Demer in Aarschot. Wagdi uitgave, Aarschot, 127-200. Caes, W. 1997a.Opgravingen aan de watermolen van Rotselaar: campagne 1994-1995 (ad interimverslag). Hagok, Haachts oudheidkundig en geschiedkundig tijdschrift, Vol. 12, nr. 2, 116-124. Caes,W.1997b.Opgravingen aan de watermolen van Rotselaar, campagne 1994-1995 (ad interimverslag)(vervolg). Hagok, Haachts oudheidkundig en geschiedkundig tijdschrift, Vol. 12, nr. 3-4. 212222. Ceulemans, Jef. 2006a.Voorlopers van de s Hertogenmolens. In Werkgroep Wagdi. 2006. Vijfhonderd jaar Grote Molens op de Demer in Aarschot. Wagdi uitgave, Aarschot, 15-48. Ceulemans, Jef.2006b. s Hertogenmolens onder de heren van Cro. In Werkgroep Wagdi. 2006. Vijfhonderd jaar Grote Molens op de Demer in Aarschot. Wagdi uitgave, Aarschot, 49-126. G. Debruyne, Ign. Deconinck, P. Deruytter. 1980. Verbouwing watermolen Rotselaar tot molenmuseum en groencentrum. Ongepubliceerde dissertaatsverhandeling KULeuven, Faculteit toegepaste wetenschappen, Afdeling architectuur. De Keulenaer, Paul.2006. Inleiding: ontstaan en evolutie van de watermolen. In Werkgroep Wagdi. 2006. Vijfhonderd jaar Grote Molens op de Demer in Aarschot. Wagdi uitgave, Aarschot, 9-15. Draye, A.M., Nulens T, Vanheusden B. 2005. Het Juridisch statuut van de Watermolens. Universiteit Hasselt. Online: http://www.molensvlaamsbrabant.be/Het_juridisch_statuut_van_de_watermolensdefinitief_onderzoeksrapport.pdf Duvosquel, Jean-Marie; Janssens, Luc ; Minnen, Bart ; Valvekens, Patrick. 1987. Een Stad en een geslacht: Leuven en Cro. gemeentekrediet Jansen, Isabelle. 1996. De heerlijke watermolen van Rotselaar, 2 dln. Ongepubliceerde dissertaatsverhandeling, KULeuven faculteit Letteren en Wijsbegeerte, afdeling Acrheologie. Minnen, Bart, Isabelle Jansen.1995. Op zoek naar de middeleeuwse watermolens van Rotselaar. Hagok, Haachts oudheidkundig en geschiedkundig tijdschrift, Vol.10, nr. 1, 31-39. Minnen, Bart.1984. De watermolens in het dorp Rotselaar 1200-1550. Bijdrage tot de studie van de landelijke economie in Brabant in de middeleeuwen. Eigen Schoon en De Brabander, Vol.67, 377-412. Minnen, Bart. 1985. De watermolens te Rotselaar 1200-1500 (Vervolg.). Eigen Schoon en De Brabander, Vol.68 , 63-80. Roobaert, Frank & Corine Cnops.2011. De Celismolen in Hoegaarden: eencombinatie van herbestemming, restauratie en groene stroom. Molenechos, Tijdschrift voor Molinologie, Vol. 39 nr.2, 70-79. Vandegoor, G. 1997. Schepen en Scheepvaartverkeer op de Dijle. Hagok, Haachts oudheidkundig en geschiedkundig tijdschrift, Vol. 12, nr. 3-4, 256-262. Van Hees, Ivo. 2006. s Hertogenmolens na de Franse Revolutie. In Werkgroep Wagdi. 2006. Vijfhonderd jaar Grote Molens op de Demer in Aarschot. Wagdi uitgave, Aarschot, 201-268.

Vansintjan, Dirk.1987.Molen van Rotselaar: voorontwerpdossier. Ongepubliceerd. Vansintjan, Dirk. 2005. Bouwhistorische nota van de Molens van Schoonhoven. Ongepublieerd. Online: http://ecopower.be/media/bouwhistorische-nota-schoonhoven.pdf Werkgroep Wagdi. 2006. Vijfhonderd jaar Grote Molens op de Demer in Aarschot. Wagdi uitgave, Aarschot. Geraadpleegde Websites: www.molenechos.be www.molenvanrotselaar.be www.molensvlaamsbrabant.be http://onroerenderfgoed.ruimte-erfgoed.be, specifiek pdf op http://onroerenderfgoed.ruimteerfgoed.be/Portals/116/Wet%20en%20Regelgeving/regelgeving.pdf met een verkorte regelgeving ivm monumentenzorg. http://www.ruimtelijkeordening.be http://www.memibo.be/Molen_van_Rotselaar : bedrijf die instaat voor de renovatie van de molen. Verantwoording de figuren: Figuren1-3 uit De Keulenaer 2006 Figuur 4 van http://www.molenvanrotselaar.be/welkom/1217-eerste-vermelding, originbeel uit Arenbergarchief. Figuren 5-8 uit Caes 1997a Figuren 9-12 uit Caes 1997b Figuur 13 van http://www.molenvanrotselaar.be/welkom/1573-bouw-molenaarswoning, origineel uit Arenberarchief. Figuur 14 Ceulemans 2006b Figuur 15 van http://www.molenvanrotselaar.be/welkom/1902-bouw-silogebouw-en-installatie-waterturbine Fotos: Fotos 1,2,8,9,10,11,12,13,14,16,18 genomen door Tristan Michiels met toestemming van Dirk Vansintjan. Foto3-7, 15,17,19 van website Molen van Rotselaar. Genomen door Dirk Vansintjan

You might also like