Nokken Ontwerp

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 46

Kinematica van mechanismen

Ontwerpen van nokken



Uitwerking m.b.v. Mathcad


















G. Cool
2
ONTWERPEN VAN NOKKEN

Lijst van gebruikte afkortingen en symbolen

verklaring symbool eenheid
Hefhoogte hm mm
Doorlopen hoek
u
rad of
Stijghoek
u1
rad
Openingshoek
u2
rad
Heffunctie s(u) of h(u) mm
Rotatiefrequentie
e
rad/sec
Snelheidsfunctie v(u) m/sec
Versnellingsfunctie a(u) m/sec
Jerk- of stootfunctie j(u) m/sec
Excentriciteit c of e mm
Drukhoek
|( u)
rad of
Verdraaiing van de nok bij excentriciteit
o
rad of
Kromtestraal of pitch rad of
Grondstraal Rg mm
Primaire straal Rp mm
Straal van de rolvolger Rf mm
Diameter van de rolvolger Df mm
Initile volger verplaatsing d mm
Initile verplaatsingshoek
(0)
rad of
Functie van de nok in poolcordinaten R(u) /
Functie van de nok in cartesiaanse cordinaten xs(u) ys(u) /
3
Inleiding

Een nokkenmechanisme kom je tegenwoordig overal tegen. Dit in zeer uiteenlopende maten
en vormen. Je komt ze elke dag tegen, bijvoorbeeld al je de wasmachine aanzet, stel je een
nok in die zeer langzaam draait en die een wasprogramma afwerkt.

Een nokkenmechanisme heeft als doel een rotatie om te zetten in een rechtlijnige heen en
weergaande beweging of een heen en weergaande rotatie.
De meest gekende en meest voorkomende toepassing zal wel de automotor zijn. Daarin
worden de kleppen gestuurd door een nokkenas.

In deze tekst wordt een korte technologische inleiding gegeven. Daarna wordt stap voor stap
de wiskundige uitwerking gegeven voor het berekenen en ontwerpen van een radiale nok.

Belangrijk om de berekeningen te kunnen volgen is te weten dat de rotatiefrequentie (e)
gedurende deze tekst gelijk is gesteld aan 1 rad/sec. Dit is zo tenzij er expliciet anders
vermeld staat.
1 Indeling


Er bestaan zeer veel uiteenlopende soorten nokken. Daarom zijn ze ingedeeld in twee grote
groepen.

De axiale nokken: hierbij verplaatst de volger zich parallel aan de as of rotatie van de
nok. Deze soort wordt hier niet besproken.


De radiale nokken: deze komen zeer veel voor. De naam zegt het zelf, de volger
verplaatst zich in radiale richting ten opzichte van de nok.


Deze laatste groep kunnen we nog eens indelen in twee groepen. De nokken worden
ingedeeld aan de hand van de soort radiale verplaatsing.

Rotatie van de volger
Translatie van de volger

Hier is enkel de translatie van een volger besproken. Dit voor drie soorten volgers:

Stiftvolger
Plaatvolger
Rolvolger
4
1.1 De stiftvolger
Een stiftvolger bestaat uit een relatief scherpe punt die op de nok
rust. Dit wil dus zeggen dat het raakpunt van de volger en de nok
altijd op hetzelfde punt van de volger blijft, en dus niet verschuift
ten opzichte van de centerlijn van de volger.
Dit heeft als nadeel dat er wrijving ontstaat tussen de stift en de
nok met als gevolg dat er slijtage optreedt bij zowel bij de nok als
bij de volger.
De berekeningen van deze nok met stiftvolger worden hier zeer
uitgebreid besproken omdat al de berekeningen van nokken met
andere volgers op deze berekeningen gebaseerd zijn. .




1.2 De plaatvolger
Op het einde van de volger is een vlakke plaat gemonteerd. Dit
heeft als gevolg dat het raakpunt niet loodrecht onder de volger
as blijft, maar verplaatst zich over het vlak van de plaat. Dit
maakt de berekening al iets ingewikkelder. Dit is een
veelgebruikte volger omdat ze kleiner zijn dan de rolvolgers. Er is
minder inbouwruimte nodig. Ook de wrijving is een voordeel van
deze volger ten opzichte van de stiftvolger.
Deze volger begint nu meer en meer gebruikt te worden bij
motorkleppen.





1.3 De rolvolger
Dit zijn volgers waarop het eind van de volgerstang een gelagerde
cilinder is gemonteerd. Dit heeft als groot voordeel dat er
praktisch geen wrijving meer optreedt. Ze worden over het
algemeen gebruikt bij productie machines.
De berekeningen van deze nok zijn nog een stuk ingewikkelder
omdat het contactpunt zich verplaatst op de omtrek van de volger,
die cirkelvormig is.






Figuur 1-1: nok met
stiftvolger
Figuur 1-2: nok met
plaatvolger
Figuur 1-3: nok met
rolvolger
5
2 Inleidende begrippen
2.1 Soorten diagrammen
Bij het ontwerpen van een nok is er meestal gegeven wat de hefhoogte moet zijn en
gedurende welk tijdsinterval de volger hoog moet zijn.
Op welke manier de volger naar dit hoogste punt wordt gebracht, kan meestal vrij gekozen
worden.
Als voorbeeld, om de soorten grafieken uit te leggen, wordt de meest eenvoudige
hefkrommen die er bestaat gebruikt. Deze hefkrommen worden bekomen door de volger
lineair te laten stijgen naar het hoogste punt.
Door middel van de andere grafieken:
Snelheidsdiagram
Versnellingsdiagram
Jerk
wordt er gecontroleerd of de gekozen hefkromme toegelaten is, en dus geen mechanische
problemen oplevert. Hier zal dan ook blijken dat deze simpele hefkromme ontoelaatbaar is.
2.1.1 Bewegingsdiagram
In dit diagram wordt de afstand die de volger moet afleggen uitgezet in functie van de
hoekverdraaiing van de nok. Dit is voor elke radiale nok hetzelfde, ongeacht het soort volger.
Het hangt enkel af van de gewenste heffing in de machine.

Uitleg van de gebruikte termen:

Term Omschrijving
Heffingshoogte De totale hoogte die de volger moet stijgen van een logische 0-
stand naar een logische 1-stand
Stijghoek De hoekverdraaiing van de nok waarbij de volger van de
logische 0-stand naar de logische 1-stand overgaat.
Excentriciteit De eventuele maat van de hartlijn van de volger naar de hartlijn
van de nok
Totale
openingshoek
De duur van het begin van de heffing tot de volger terug in de
logische 0-stand komt.

Voorbeeld:
heffingshoogte: hm 10 :=


Stijghoek : u1
t
4
:=


Eventuele excentriciteit: c 0 :=


Doorlopen hoek: u 0 0.01 , 2t .. :=


Totale openingshoek: u2 t :=




6


s u ( ) u
hm
u1
0 u s u1 s if
hm u1 u < u2 u1 s if
u
hm
u1
4 hm + u2 u1 u < u2 s if
0 otherwise
:=


0 45 90 135 180 225 270 315 360
5
10
s u ( )
u
180
t


Grafiek 2-1: lineaire heffing


Er is een simpele hefkromme gekozen, de volger zal lineair stijgen van het laagste punt naar
het hoogste punt.
Uit de grafiek kan afgeleid worden dat de volger moet stijgen gedurende de eerste 45
hoekverdraaiing van de nok. De volger stijgt tot een hoogte hm=10mm en blijft op die hoogte
tijdens de volgende 90 hoekverdraaiing van de nok. De volgende 45 hoekverdraaiing zal de
volger terug dalen tot 0.
Als deze hefkromme gebruikt wordt, zal de volger op de vlugste manier van het laagste punt
naar het hoogste punt stijgen. Maar of dit mechanische problemen oplevert, kan aan de hand
van deze grafiek niet achterhaald worden.
2.1.2 Snelheidsdiagram
In dit diagram wordt de snelheid van de volger uitgezet in functie van de hoekverdraaiing van
de nok. Dit wordt berekend door de eerste afgeleide te nemen van de hefkromme.

stel: rotatiefrequentie = e 10
rad
sec
:=


v u ( )
u
s u ( ) e
d
d
:=

7
0 45 90 135 180 225 270 315 360
100
100
v u ( )
u
180
t


Grafiek 2-2: snelheid bij lineaire heffing


Uit de grafiek kan worden afgeleid dat de volger een snelheid heeft in de eerste 45 en tussen
135 en 180. Dit kan logisch verklaard worden omdat de volger gedurende de eerste 45
graden en tussen 135 en 180 stijgt of daalt. Omdat deze beweging lineair verloopt, is het
logisch dat de snelheid van de volger constant is.
Omdat de snelheid van de volger gedurende de andere periodes nul is, zal dit waarschijnlijk
problemen opleveren bij de versnelling.
2.1.3 Versnellingsdiagram
In dit diagram wordt de versnelling van de volger uitgezet in functie van de hoekverdraaiing
van de nok. Dit wordt berekend door de tweede afgeleide te nemen van de hefkromme.

stel: rotatiefrequentie = e 10
rad
sec
:=


a u ( )
2
u
s u ( ) e
d
d
2
:=


0 45 90 135 180 225 270 315 360
a u ( )
u
180
t


Grafiek 2-3: versnelling bij lineaire heffing


+ +

8
uit de grafiek:
Bij het begin en einde van een beweging van de volger zal er een oneindig grote versnelling
plaatsvinden. Dit is logisch in te zien, door dat de volger op een oneindig klein tijdsinterval
een bepaalde snelheid moet bereiken. Door de traagheid van de volger is dit praktisch niet
realiseerbaar en zal dit leiden tot zeer grote krachten.
2.1.4 Jerk
Jerk is een andere benaming voor stoot. Dit is de derde afgeleide van de hefhoogte naar de
tijd.
Als er in het verloop van de jerk een sprong zit betekend dit dat er een stoot plaats vindt. Dit
heeft voor gevolg dat er zeer grote krachten kunnen ontstaan op de volger en de veer van de
volger.
Als een nok slecht ontworpen is, kunnen er zeer grote stoten voorkomen. Omdat een nok
meestal met een vast toerental roteert, zal dit met een bepaalde frequentie gebeuren. Het
gevaar bestaat dat deze frequentie overeenkomt met de eigenfrequentie van de machine. In dat
geval, zullen er zeer grote trillingen ontstaan, wat tot extra slijtage kan leiden en in extreme
gevallen tot breuk!
Het is dus van groot belang dat de jerk beperkt wordt.

stel: rotatiefrequentie = e 10
rad
sec
:=

j u ( )
3
u
s u ( ) e
d
d
3
:=


0 45 90 135 180 225 270 315 360
50
50
j u ( )
u
180
t


Grafiek 2-4: stootfactor bij lineaire heffing

uit de grafiek:
Op vier plaatsen is de jerk oneindig groot. Dit wil zeggen dat er zeer grote stoten worden
uitgeoefend op de veer van de volger. Dit zal dus leiden tot te grote krachten op de volger en
veer van de volger. Er kan besloten worden dat deze hefkromme ontoelaatbaar is.


2

2

2
+
2
+
9
2.2 Besluit
Dit gekozen voorbeeld is dus, zoals eerder vermeld, zeer slecht. We zien dat er vier maal een
oneindig grote stoot voorkomt.
Een mogelijkheid om deze oneindig grote versnelling en stoot weg te krijgen, is afrondingen
aanbrengen aan de hefkromme. Daardoor zal de stoot veel kleiner worden. Er bestaan een
aantal soorten hefkrommes. Hieronder worden de voornaamste besproken.

2.3 Soorten hefkrommes
2.3.1 Een harmonische heffing
De volger zal nu van een logische 0-stand naar de logische 1-stand gaan door gebruik te
maken van een cosinusfunctie.

heffingshoogte: hm 10 :=


Stijghoek: u1
t
4
:=


Eventuele excentriciteit: c 0 :=


Doorlopen hoek: u 0 0.01 , 2t .. :=


Totale openingshoek: u2 t :=



s u ( )
hm
2
hm
2
cos t
u
u1

\
|
|
.
0 u s u1 s if
hm u1 u < u2 u1 s if
hm
2
hm
2
cos t
u
u1

\
|
|
.
u2 u1 u < u2 s if
0 otherwise
:=



0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360
5
10
heffingsdiagram (harmonische heffing)
s u ( )
u 180
t

Grafiek 2-5: harmonische heffing
10

Deze hefkromme zal waarschijnlijk geen ontoelaatbare versnellingen veroorzaken. Of
dit zo is, kan gecontroleerd worden door de andere grafieken te berekenen.

de snelheid van de volger:

V u ( )
u
s u ( )
d
d
:=


0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360
20
20
V u ( )
u
180
t


Grafiek 2-6: snelheid bij harmonische heffing
de versnelling van de volger:

a u ( )
2
u
s u ( )
d
d
2
:=


0 1 2 3 4 5 6 7
100
50
50
100
a u ( )
u

Grafiek 2-7: versnelling bij harmonische heffing









11
de jerk van de volger:


j u ( )
3
u
hm
2
hm
2
cos t
u
u1

\
|
|
.

|

\
|
|
.
d
d
3
0 u s u1 s if
3
u
hm
d
d
3
u1 u < u2 u1 s if
3
u
hm
2
hm
2
cos t
u
u1

\
|
|
.

|

\
|
|
.
d
d
3
u2 u1 u < u2 s if
0 otherwise
:=


0 1 2 3 4 5 6 7
400
200
200
400
j u ( )
u

Grafiek 2-8: stootfactor bij harmonische heffing

2.3.2 Een parabolische hefkromme
Hier wordt getracht de versnelling constant te houden gedurende de heffing. Voor
het eerste deel van de heffing, wordt de volger met een constante versneld en voor
het tweede deel, wordt de volger met een constante vertraagd.


s u ( )
2 hm
u1
2
u
2
0 u s
u1
2
s if
hm 1 2 1
u
u1

\
|
|
.
2

(
(

u1
2
u < u1 s if
hm u1 u < u2 s if
s5 u ( ) u2 u < u2
u1
2
+ s if
s3 u ( ) u2
u1
2
+ u < u2 u1 + s if
0 otherwise
:=



12
0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360
10
heffingsdiagram (parabolische heffing)
s u ( )
u 180
t

Grafiek 2-9: parabolische heffing

de snelheid van de volger:

V u ( )
u
s u ( )
d
d
:=
0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360
V u ( )
u
180
t


Grafiek 2-10: snelheid bij parabolische heffing

de versnelling van de volger:

a u ( )
2
u
s u ( )
d
d
2
:=


0 1 2 3 4 5 6 7
70
35
35
70
a u ( )
u

Grafiek 2-11: versnelling bij parabolische heffing





13
de jerk van de volger:

j u ( )
3
u
s u ( )
d
d
3
:=


0 1 2 3 4 5 6 7
1
1
j u ( )
u

Grafiek 2-12: stootfactor bij parabolische heffing

De parabolische heffing heeft niet zo een gunstig effect zoals verwacht werd: er wordt nu een
sprong verkregen in de versnelling die twee maal zo groot is als het maximum. Dit zal dus
leiden tot stoten, wat als gevolg zal hebben dat de krachten ook twee maal zo groot zullen
zijn.

2.3.3 De heffing door hogere- of scheve sinus
Tenslotte wordt de heffing door een scheve sinus besproken. Dit heeft voor gevolg dat de
versnelling niet langer een sprong zal vertonen in het verloop. Hier zullen er praktisch geen
stoten optreden. Het is dus een zeer gunstige heffingskromme. Deze heffing wordt meestal
gebruikt in de praktijk voor het ontwerpen van een nok.

heffingshoogte : hm 10 :=


Stijghoek : u1
t
4
:=


eventuele excentriciteit c 0 :=


Doorlopen hoek: u 0 0.01 , 2t .. :=


Totale openingshoek: u2 t :=


s u ( )
hm
u1
u
hm
2 t
sin
2 t
u1
u
|

\
|
|
.

|

\
|
|
.
0 u s u1 s if
hm u1 u < u2 u1 s if
hm
hm
u1
u u2 u1 + ( )
hm
2 t
sin
2 t
u1
u u2 u1 + ( )

(
(

(
(

u2 u1 u < u2 s if
0 otherwise
:=





+
+
14
0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360
5
10
heffingsdiagram (scheve sinus)
s u ( )
u 180
t

Grafiek 2-13: heffing door scheve sinus
de snelheid van de volger:
v u ( )
u
s u ( )
d
d
:=
0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360
20
20
v u ( )
u
180
t


Grafiek 2-14: snelheid bij scheve sinus heffing

de versnelling van de volger:

a u ( )
2
u
s u ( )
d
d
2
:=
0 1 2 3 4 5 6 7
100
100
a u ( )
u

Grafiek 2-15: versnelling bij scheve sinus heffing
15
Jerk van de volger:

j u ( )
3
u
hm
u1
u
hm
2 t
sin
2 t
u1
u
|

\
|
|
.

|

\
|
|
.
d
d
3
0 u s u1 s if
3
u
hm
d
d
3
u1 u < u2 u1 s if
3
u
hm
hm
u1
u u2 u1 + ( )
hm
2 t
sin
2 t
u1
u u2 u1 + ( )

(
(

(
(

(
(

d
d
3
u2 u1 u < u2 s if
0 otherwise
:=
0 1 2 3 4 5 6 7
1000
500
500
1000
j u ( )
u

Grafiek 2-16: stootfactor bij scheve sinus heffing













16
3 Principe van de constructie van een nok voor een
gegeven hefkromme
Zoals besloten in het vorige punt, wordt het best de heffing door een scheve sinus gebruikt.
Voor de vorm van de nok definitief bepaald kan worden, moeten eerst een paar eigenschappen
vastgelegd worden.
De volledige hefkromme moet gekend zijn. Daarbij moeten volgende eigenschappen
gekend zijn:
- De hefhoogte
- De gebruikte heffing
- De openingshoek
- De stijghoek
Daarna moet bepaald worden welke volger er zal gebruikt worden. Daarbij zijn er drie
mogelijke keuzes:
- Stiftvolger
- Plaatvolger
- Rolvolger.
Het volgende wat moet gekend zijn, is het toerental waarmee de nok roteert. Zoals
eerder vermeld wordt in deze thesis de rotatiefrequentie gelijk aan 1 genomen.

Eens deze eigenschappen bepaald zijn, kan daaruit de minimum grondcirkel bepaald worden.
Eens de grondcirkel bepaald is, kunnen de cordinaten van de nok berekend worden.
Deze berekeningen zijn volledig afhankelijk van de gekozen volger. Eerst wordt dit berekend
voor een stiftvolger. Dit omdat de berekeningen van een nok met een andere soort volger op
deze theorie steunt.
3.1 Bepalen van een nok met stiftvolger
3.1.1 Stap 1: bepalen van de hefkromme met controle van de stootfactor
heffingshoogte : hm 6 :=


Straal grondcirkel: D 16 :=


Stijghoek : u1
t
4
:=


Eventuele excentriciteit: a 4 :=


Doorlopen hoek: u 0 0.01 , 2t .. :=


Totale openingshoek: u2 t :=



17
h u ( )
hm
u1
u
hm
2 t
sin
2 t
u1
u
|

\
|
|
.

|

\
|
|
.
0 u s u1 s if
hm u1 u < u2 u1 s if
hm
hm
u1
u u2 u1 + ( )
hm
2 t
sin
2 t
u1
u u2 u1 + ( )

(
(

(
(

u2 u1 u < u2 s if
0 otherwise
:=


0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360
2
4
6
heffingsdiagram (scheve sinus)
h u ( )
u 180
t

Grafiek 3-1: hefkromme: scheve sinus


Stel dat deze hefkromme gegeven is. Het is reeds gekend uit het voorgaande stuk dat bij het
gebruik van een scheve sinus voor de heffing, er geen problemen met de stoten, of met te
grote versnellingen zullen zijn.

3.1.2 Stap 2: bepalen van de grondcirkel

Bij het bepalen van de grondcirkel spelen verschillende factoren een rol. Een paar van deze
factoren zijn afhankelijk van de constructie waarin de nok zal geplaatst worden, of afhankelijk
van de constructie van de nok. deze factoren zijn:
Fabricageoverwegingen
Noodzakelijke asdiameter
Beschikbare ruimte
Deze factoren zijn hier niet besproken omdat deze in elke toepassing anders kunnen zijn.
Er zijn echter nog twee factoren waarmee rekening moet gehouden worden. Deze factoren
zijn:

- De drukhoek

- De kromtestraal
18
3.1.2.1 De drukhoek
De drukhoek is de hoek, voor elke stand van de nok, gevormd tussen de aslijn van de volger
en de normale van het oppervlak van de nok. De drukhoek is dus veranderlijk in functie van
de doorlopen hoek.
Als de drukhoek 0 is, zal de kracht die werkt op de volger volgens de aslijn van de volger
liggen. Dit wil zeggen dat de kracht die dan aanwezig is enkel wordt veroorzaakt door de
drukveer. Die drukveer zorgt er voor dat er contact blijft tussen de volger en de nok. De
volger zal dus enkel belast worden op druk.
Wanneer de drukhoek groter wordt, zal de kracht die op de volger werkt, de som zijn van de
veerkracht en een kracht die veroorzaakt wordt door de heffing van nok. De volger zal nu
stijgen of dalen. Dit wil zeggen dat de kracht niet langer volgens de aslijn van de volger zal
liggen. De volger wordt nu belast op druk en op buiging.
Volgens een vuistregel stelt men dat de drukhoek bij voorkeur maximum 30 mag bedragen.
Dit om de volger niet te veel te belasten op buiging. Ook bestaat het gevaar er in dat bij groter
wordende drukhoeken de volger zal klemmen in de geleider van de volger.

De drukhoek is dus de hoek tussen de normaal van de nok, op elk moment, en de hardlijn van
de volger.
Dus drukhoek bekomt zijn grootste waarde als de hellingshoek het grootst is. Dit wil dus
zeggen, als de snelheid het grootst is.
We berekenen de drukhoek als volgt: tg ( )
g
R h
v
+
=
) (
) (
u
u
u |
Daaruit moet de grondstraal (Rg) gevonden worden, als er gegeven is dat de maximale
drukhoek 30 mag zijn. We kunnen met behulp van Mathcad de grondcirkel aanpassen tot
een gewenste drukhoek bekomen wordt.

Het minimum straal van de grondcirkel: Rg 26.5 :=



| u ( )
v u ( )
h u ( ) Rg +
:=


|max>30

0 50 100 150 200 250 300 350
30
15
15
30
| u ( )
180
t

u
180
t


Grafiek 3-2: drukhoek bij stiftvolger die centrisch is opgesteld

19
3.1.2.2 De kromtestraal
De controle van de kromtestraal is nodig om zeker te zijn dat de volger op elk ogenblik de
juiste vorm volgt. Dit is enkel nodig wanneer men een nok ontwerpt waarbij men een rol- of
plaatvolger gebruikt.
Omdat het contactpunt tussen de stiftvolger en de nok een punt is, is er geen gevaar dat de
volger, door de kromming, geen contact kan maken met de nok.
Dit wordt later nog verder verklaard, bij het ontwerpen van een nok met rolvolger.
3.1.3 Stap 3: bepalen van de nok
Bij het ontwerpen van een nok met stiftvolger is dit heel eenvoudig. Eens de grondcirkel en de
hefkromme bepaald zijn, moeten enkel de som van de hefkromme en de grondstraal uitgezet
in een polair diagram.

De gegevens

heffingshoogte : hm 6 :=


Stijghoek : u1
t
4
:=
Doorlopen hoek: u 0 0.01 , 2t .. :=


Totale openingshoek: u2 t :=


De hefkromme

h u ( )
hm
u1
u
hm
2 t
sin
2 t
u1
u
|

\
|
|
.

|

\
|
|
.
0 u s u1 s if
hm u1 u < u2 u1 s if
hm
hm
u1
u u2 u1 + ( )
hm
2 t
sin
2 t
u1
u u2 u1 + ( )

(
(

(
(

u2 u1 u < u2 s if
0 otherwise
:=



Constructie van de nok:

grondcirkel : Rg 26.5 :=


H u ( ) h u ( ) Rg + :=
20
0
30
60
90
120
150
180
210
240
270
300
330
30 20 10 0
H u ( )
u

Grafiek 3-3: nok ontworpen voor een stiftvolger die centrisch is opgesteld


3.1.4 Besluit
Nu is gekend hoe een nok met een stiftvolger moet ontworpen worden. Dit is de meest
eenvoudige nok om te ontwerpen. Maar in praktijk wordt dit bijna niet gebruikt. Dit omwille
van de slijtage. Het is toch zinvol om de berekeningen die achter deze nok zitten te kennen
omdat ze de basis vormen voor het ontwerpen van gelijk welke nok met andere volgers.
Er is een nok berekend waarbij de hardlijn van de volger samenvalt met de hardlijn van het
rotatiepunt van de nok. Het wordt iets ingewikkelder wanneer deze niet meer samenvallen, of
men zegt als de volger excentrisch is opgesteld.

3.2 Bepalen van een nok met stiftvolger die excentrisch is
opgesteld
3.2.1 Stap 1: bepalen van de hefkromme
De eerste stap blijft altijd hetzelfde. De hefkromme is onafhankelijk van de soort volger. Er
wordt dezelfde hefkromme als hierboven gebruikt.
21
3.2.2 Stap 2: bepalen van de grondcirkel aan de hand van de drukhoek
Stel dat we een excentriciteit nemen van 5mm. Dat wil zeggen dat we de volger 5mm
verschuiven ten opzichte van de hardlijn van de nok. Dan kunnen we de drukhoek als volgt
berekenen:
2 2
) (
) (
) (
e R h
e v
g
+

=
u
u
u |

excentriciteit : e 5 :=


De grondstraal van de nok: Rg 36.5 :=


| u ( )
v u ( ) e
h u ( ) Rg
2
e
2
+
:=


0 50 100 150 200 250 300 350
30
20
10
10
20
| u ( )
180
t

u
180
t


Grafiek 3-4: drukhoek bij stiftvolger die excentrisch is opgesteld


We zien dat we de grondcirkel moeten groter maken als we de volger excentrisch opstellen. In
dit voorbeeld hebben we en excentriciteit (e) van 5mm genomen. De grondcirkel is groter
geworden van 26,5mm naar 36,5mm.
Nu de grondcirkel gekend is, kunnen we de nok gaan bepalen.


22
3.2.3 Bepalen van de nok
Dit gebeurt op dezelfde manier als bij een nok met volger zonder excentriciteit. We moeten
dus terug de hefkromme sommeren met de straal van de grondcirkel en dit dan uitzetten in
een polair diagram.
Het enige verschil is dat de grafiek wordt verdraaid over een hoek o. Dit wordt gedaan omdat
de hefkromme anders niet overeenstemt met de getekende grafiek. Dit is duidelijk te zien de
grafiek 8-5. Stel dat de grafiek niet was verdraaid, zou de volger bij u = 0 al een stuk in de
heffing staan.

Constructie van de nok:
grondcirkel : Rg 26.5 :=

H u ( ) h u ( ) Rg + :=

o asin
e
Rg
|

\
|
|
.
:=
0
30
60
90
120
150
180
210
240
270
300
330
35 30 25 20 15 10 5 0
H u ( )
u o +

Grafiek 3-5: nok ontworpen voor een stiftvolger die excentrisch is opgesteld




Volger
23
4 Bepalen van een nok met rolvolger
4.1 Bepalen van een nok met rolvolger die centrisch is opgesteld
Het principe blijft hetzelfde als van het berekenen van een nok met stiftvolger. Het enige
verschil is dat het raakpunt niet meer op de aslijn van de volger blijft liggen gedurende het
ronddraaien van de nok.
4.1.1 Stap 1: bepalen van de hefkromme
Zoals eerder gezegd, heeft de volger geen invloed op de gebruikte hefkromme. Er wordt terug
dezelfde hefkromme als in de vorige voorbeelden gebruikt. De heffing gebeurt dus door een
scheve sinus.

heffingshoogte : hm 10 :=


Stijghoek : u1
t
4
:=


Doorlopen hoek: u 0 0.01 , 2t .. :=


Totale openingshoek: u2 t :=



s u ( )
hm
u1
u
hm
2 t
sin
2 t
u1
u
|

\
|
|
.

|

\
|
|
.
0 u s u1 s if
hm u1 u < u2 u1 s if
hm
hm
u1
u u2 u1 + ( )
hm
2 t
sin
2 t
u1
u u2 u1 + ( )

(
(

(
(

u2 u1 u < u2 s if
0 otherwise
:=




0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360
10
heffingsdiagram (scheve sinus)
s u ( )
u 180
t

Grafiek 4-0: hefkromme: scheve sinus



24
4.1.2 Stap 2: bepalen van de grondcirkel
Bij het berekenen van een nok met rolvolger, is het
belangrijk dat bij het bepalen van de grondcirkel, niet
enkel de drukhoek wordt gecontroleerd maar ook de
kromtestraal. Dit moet berekend worden om te
voorkomen dat de volger niet de volledige omtrek
van de nok zou volgen. Dit is duidelijk te zien in
figuur 9-1.










4.1.2.1 Bepalen aan de hand van de drukhoek

Bij het bepalen van een grondcirkel van een nok met rolvolger moet eerst de primaire cirkel
(prime circle) bepaald worden.
De primaire cirkel is de cirkel waarop het middelpunt van de rol zich verplaatst als de heffing
nul is. Dus de grondcirkel kan men bekomen door de primaire cirkel te verminderen met de
straal van de rol. De drukhoek wordt op dezelfde wijze berekend als bij de nok met
stiftvolger.

de drukhoek |:

De te zoeken primaire cirkel: Rp 40 :=


De omtrekssnelheid van de nok: v u ( )
u
s u ( )
d
d
:=


De drukhoek in functie van de hoek u: | u ( ) atan
v u ( )
s u ( ) Rp +
|

\
|
|
.
:=


Figuur 4-1: te kleine kromtestraal voor de
rolvolger
25
0 1 2 3 4 5 6
30
15
15
30
| u ( )
180
t

u

Grafiek 4-1: drukhoek bij een rolvolger die centrisch is opgesteld

De diameter van de rol wordt gelijk gesteld aan 50mm. Er wordt een grondcirkel bekomen
van:

Diameter van de rol: d 50 :=


Rg Rp
d
2
:=


Rg 15 =

We bekomen dus een grondcirkel met een minimum straal van 15mm. Laten we nu eens
controleren of dit geen problemen zal opleveren met de kromtestraal.
26
4.1.2.2 Controle van de kromtestraal
Deze figuur toont duidelijk weer wat het probleem is als de kromtestraal kleiner wordt dan de
straal van de volger. Als na het berekenen van de minimum grondcirkel blijkt dat de
minimum kromtestraal kleiner is dan de grondcirkel, moeten de grondcirkel groter gemaakt
worden.

min
Rf >
a u ( )
2
u
s u ( )
d
d
2
:=


pitch u ( )
Rp s u ( ) + ( )
2
v u ( )
2
+

3
2
Rp s u ( ) + ( )
2
2v u ( )
2
+ a u ( ) Rp s u ( ) + ( )
:=
0 50 100 150 200 250 300 350
40
20
20
40
pitch u ( )
u
180
t


Grafiek 4-3: kromtestraal voor een nok met rolvolger
Grafiek 4-2: controle van de kromtestraal
27
De minimum kromtestraal: min 16.829 :=

De minimum kromtestraal van de nok kleiner is dan de straal van de rolvolger (= 25mm). Dit
wil zeggen dat de grondcirkel moet groter gemaakt worden. Dit zal zeker geen problemen
geven met de drukhoek. In dit voorbeeld is het dus de kromtestraal die de minimum
grondcirkel van de nok bepaalt.

De nieuwe primaire cirkel: Rp 54.4 :=


De diameter van de rolvolger: d 50 :=


De straal van de rolvolger: Rf
d
2
:=

Rf 25 =


a u ( )
2
u
s u ( )
d
d
2
:=


pitch u ( )
Rp s u ( ) + ( )
2
v u ( )
2
+

3
2
Rp s u ( ) + ( )
2
2v u ( )
2
+ a u ( ) Rp s u ( ) + ( )
:=



0 50 100 150 200 250 300 350
25
12.5
12.5
25
37.5
50
62.5
75
pitch u ( )
u
180
t


Grafiek 4-4: kromtestraal voor een nok met rolvolger (verbeterd)
De minimum kromtestraal: min 25.087 :=


28
Er wordt een nieuwe minimum primaire cirkel van 54,4mm bekomen. Daaruit kan nu de
nieuwe minimum grondstraal bepaald worden:

Rp 54.4 :=
d 50 :=
de ni euwe grondstraal i s nu:
Rg Rp
d
2
:=
Rg 29.4 =

Nu de hefkromme en de grondcirkel vastgelegd zijn, kunnen de cordinaten van de nok
uitgerekend worden.
29
4.1.3 Stap 3: bepalen van de cordinaten van de nok
Dit is echter niet zo eenvoudig te berekenen als bij de nok met stiftvolger. Het raakpunt tussen
de nok en de volger, zal niet meer blijven liggen op de aslijn van de volger. Het zal zich
verleggen op de omtrek van de rolvolger. Dit is duidelijk te zien in figuur 9-6. Het raakpunt
verlegt zich ten opzichte van de hardlijn van de volger.

De berekening van de cordinaten van een nok met rolvolger, gebeurt nu nogmaals in twee
stappen. In de eerste stap worden de cordinaten uitgerekend van middelpunt van de
rolvolger. In de tweede stap worden de punten van het oppervlak van de nok berekend.
4.1.3.1 Stap 3.1: bepalen van de cordinaten van het middelpunt van de
volger
Dit gebeurt op dezelfde wijze als bij de nok met een stiftvolger. Hier wordt wel de primaire
cirkel gebruikt. Ook wordt het polair diagram omgezet in een cartesiaans assenstelsel. Dit om
de volgende berekeningen gemakkelijker te kunnen maken.

De primaire cirkel: Rp 54.4 :=


De diameter van de rolvolger: d 50 :=


De straal van de rolvolger: Rf
d
2
:=

Rf 25 =


Polaire cordinaten: R u ( ) Rp s u ( ) + :=



Raakpunt
Raakpunt
Grafiek 4-5: bepalen van de raakpunten bij een nok met rolvolger
30
0
30
60
90
120
150
180
210
240
270
300
330
60 40 20 0
R u ( )
u

Grafiek 4-6: cordinaten van het middelpunt van een rolvolger (polair)
Cartesiaanse cordinaten: xf u ( ) R u ( ) cos u ( ) :=
yf u ( ) R u ( ) sin u ( ) :=


70 42 14 14 42 70
70
42
14
14
42
70
y f u ( )
xf u ( )

Grafiek 4-7: cordinaten van het middelpunt van een rolvolger (cartesiaans)



31
4.1.3.2 Stap 3.2: bepalen van de cordinaten van het nokoppervlak
In deze figuur wordt een nok met een rolvolger voorgesteld. Het te zoeken raakpunt is er op
aangeduid. De drukhoek is per definitie de hoek die gemaakt wordt tussen de normale en de
doorlopen hoek u.





















de cordi naten kunnen afgel ei d worden:
xs xf xs2
ys xf ys2
met
xs2 Rf cos u | u ( ) ( )
ys2 Rf sin u | u ( ) ( )
stel
o u ( ) u | u ( )
dan
xs xf Rf cos o u ( ) ( )
ys yf Rf sin o u ( ) ( )


cartesiaanse cordinaten van het middelpunt van de nok:

xf u ( ) R u ( ) cos u ( ) :=

yf u ( ) R u ( ) sin u ( ) :=

Nok
volger
Rf
|
u|
Xs2
Y
s
2

u
Te zoeken
raakpunt
Figuur 4-9: bepalen van de cordinaten van het raakpunt
32
cartesiaanse cordinaten van het oppervlak van de nok:

xs u ( ) xf u ( ) Rf cos u | u ( ) ( ) :=


ys u ( ) yf u ( ) Rf sin u | u ( ) ( ) :=


70 42 14 14 42 70
70
42
14
14
42
70
y f u ( )
y s u ( )
xf u ( ) xs u ( ) ,

Grafiek 4-10: nok met rolvolger (rode volle lijn) en de cordinaten van het middelpunt van de volger
(blauwe streeplijn)

De blauwe grafiek (streep lijn) toont de cordinaten van het middelpunt van de rolvolger. De
rode grafiek (volle lijn) toont de cordinaten van het oppervlak van de nok. In dit voorbeeld is
de verhouding tussen nok en volger niet echt realistisch. De nok is ontworpen met een
minimum grondcirkel. Deze verhouding is zo genomen om het effect van de drukhoek en de
kromtestraal te kunnen aantonen.
33
4.2 Bepalen van een nok met rolvolger die excentrisch is opgesteld
De hardlijn van de rolvolger loopt nu niet meer door het middelpunt van de nok. Er een
verschuiving c is opgetreden.
Voor het ontwerpen van de nok heeft dit grote gevolgen. De eerste stap blijft, zoals eerder
vermeld, altijd gelijk.
4.2.1 Stap 1: bepalen van de hefkromme
heffingshoogte : hm 10 :=


Stijghoek : u1
t
4
:=


Doorlopen hoek: u 0 0.01 , 2t .. :=


Totale openingshoek: u2 t :=


s u ( )
hm
u1
u
hm
2 t
sin
2 t
u1
u
|

\
|
|
.

|

\
|
|
.
0 u s u1 s if
hm u1 u < u2 u1 s if
hm
hm
u1
u u2 u1 + ( )
hm
2 t
sin
2 t
u1
u u2 u1 + ( )

(
(

(
(

u2 u1 u < u2 s if
0 otherwise
:=
Verschuiving c
Figuur 4-11: nok met rolvolger die excentrisch opgesteld is
34
0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360
10
heffingsdiagram (scheve sinus)
s u ( )
u 180
t

Grafiek 4-8: hefkromme (scheve sinus)
4.2.2 Stap 2: bepalen van de grondcirkel
4.2.2.1 Bepalen aan de hand van de drukhoek
De verschuiving heeft een grote invloed op de drukhoek en dus ook op de grondcirkel. Deze
invloed is dezelfde als bij de stiftvolger.

excentriciteit:
c 5 :=
de primaire cirkel:
Rp 48.25 :=

de drukhoek:
| u ( ) atan
v u ( ) c
s u ( ) Rp
2
c
2
+
|

\
|
|
.
:=




0 50 100 150 200 250 300 350
30
15
15
30
| u ( )
180
t

u
180
t


Grafiek 4-13: drukhoek voor een nok met rolvolger die excentrisch is opgesteld

De grafiek toont dat de drukhoek verschuift ten opzichte van de x-as. Dit wil zeggen dat de
drukhoek negatief groter wordt. De primaire cirkel moet dus groter gemaakt worden om een
maximum absolute waarde van de drukhoek te bekomen van maximum 30.
35
Hier wordt een minimum primaire cirkel bekomen van:


Rp 48.25 :=


4.2.2.2 Controle van de kromtestraal
We moeten nu opnieuw controleren of de bekomen minimum primaire cirkel geen problemen
zal opleveren met de kromtestraal en de straal van de rolvolger.
Gegevens:
excentriciteit: c 5 :=
De primaire cirkel: Rp 48.25 :=
De diameter van de rolvolger: Df 30 :=
De straal van de rolvolger: Rf
Df
2
:=

Rf 15 =

berekenen van de kromtestraal:
pitch u ( )
Rp s u ( ) + ( )
2
v u ( )
2
+

3
2
Rp s u ( ) + ( )
2
2v u ( )
2
+ a u ( ) Rp s u ( ) + ( )
:=


0 50 100 150 200 250 300 350
20
20
40
60
pitch u ( )
u
180
t


Grafiek 4-9: kromtestraal voor een nok met rolvolger die excentrisch is opgesteld


met

min
Rf >


De minimum kromtestraal is:

min 21.434 :=
36
En de straal van de rol is:

Rf 15 =

De grootte van de prime cirkel is dus goed. Volgende gegevens zijn nu gekend:

Straal van de primaire cirkel:

Rp 48.25 =


Straal van de grondcirkel:

Rg Rp Rf :=

Rg 33.25 =
4.2.3 Stap 3: bepalen van de cordinaten van het middelpunt van de
volger
Om de cordinaten van het middelpunt van de nok te kunnen bepalen, moeten eerst nog twee
nieuwe constanten berekend worden. Deze zijn de initile volgerverplaatsing (d) en de initile
verplaatsingshoek ((0)). De constanten zijn duidelijk te zien in figuur 9-4.















4.2.3.1 Bepalen van de initile volgerverplaatsing (d)
De initile volgerverplaatsing wordt berekend met volgende formule:

d Rp
2
c
2
:=

Dit is een soort nieuwe primaire cirkel. Daarbij moet nu op elk moment de volgerverplaatsing
s(u) bijgeteld worden om het nok oppervlak te bekomen. In dit voorbeeld wordt dit:

Straal van de primaire cirkel: Rp 48.25 =
excentriciteit: c 5 :=

d Rp
2
c
2
:=

d 47.99 =

Er wordt een nieuwe primaire straal bekomen van 47,99mm.
Figuur 4-15: bepalen van de cordinaten van het middelpunt van de
rolvolger
37
4.2.3.2 Bepalen van de initile verplaatsingshoek (0)
De initile verplaatsingshoek wordt berekend met volgende formule:

atan
c
d
|

\
|
|
.
:=


Dit is een constante hoek en is enkel belangrijk bij het tekenen van de grafiek. Deze constante
hoek wordt niet verder gebruikt in de berekeningen. Het is n waarde van een functie die wel
verder wordt gebruikt in de berekeningen.
In het voorbeeld wordt volgende hoek bekomen:

excentriciteit: c 5 :=
initile volgerverplaatsing:
d 47.99 =

atan
c
d
|

\
|
|
.
:=

5.948deg =


Er wordt een hoek van 5,94 graden bekomen. Deze hoek moet ervoor zorgen dat bij het
tekenen van de grafiek, de grafiek wordt verdraaid, zodanig dat de nok wordt getekend bij een
hoek u = 0. Als deze hoek niet wordt opgeteld bij u, bekomen we de nok getekend bij een
verdraaiing van . Dit zal duidelijk worden wanneer de nok wordt getekend. (zie grafiek 9-13)
4.2.3.3 Bepalen van het middelpunt

De verplaatsingshoek in functie van de verdraaiing wordt berekend met volgende formule:

u ( ) atan
c
d s u ( ) + ( )

(
(

:=


Deze formule is logisch te verklaren aan de hand van figuur 9-5.


Figuur 4-16: bepalen van de verdraaiinghoek in
functie van de doorlopen hoek
38
Om de cordinaten van het middelpunt van de volger te kunnen tekenen in een cartesiaans
assenstelsel, moet de verplaatsing voor elke hoek gekend zijn. De hoek is (u) en de
verplaatsing is R(u).
De verplaatsing wordt gevonden door de stelling van Pythagoras toe te passen.

R u ( ) d s u ( ) + ( )
2
c
2
+ :=

In een polair diagram worden de cordinaten van het middelpunt van de nok verkregen:
0
30
60
90
120
150
180
210
240
270
300
330
60 40 20 0
R u ( )
u 0 ( ) +

Grafiek 4-10: cordinaten van het middelpunt van de volger (polair)


Dit moet terug omgezet worden naar een cartesiaans assenstelsel om eenvoudiger de
cordinaten van het nokoppervlak te vinden.
De hoek kan ook zeer eenvoudig gevonden worden:

u ( ) u ( ) u + :=

nu kunnen de cartesiaanse cordinaten gevonden worden door:

xf u ( ) R u ( ) cos u ( ) ( ) :=
yf u ( ) R u ( ) sin u ( ) ( ) :=

In een grafiek worden volgende cordinaten verkregen:
39
60 40 20 0 20 40 60
60
40
20
20
40
60
y f u ( )
xf u ( )

Grafiek 4-11: cordinaten van het middelpunt van de volger (cartesiaans)

4.2.4 Stap 4: bepalen van de cordinaten van het nokoppervlak
4.2.4.1 Bepalen van de hoek o
Om de cordinaten van het nokoppervlak te vinden, moet de hoek tussen de normale op het
nokoppervlak en de x-as gevonden worden. Daarna kunnen aan de hand van
driehoeksmeetkunde de cordinaten gevonden worden.

Figuur 4-19: bepalen van de hoek sigma o


40
De hoek sigma (o(u)) wordt gevonden door de doorlopen hoek u te verminderen met de
drukhoek (|(u)):

o u ( ) u | u ( ) :=

4.2.4.2 Bepalen van de cordinaten
De cordinaten van het nokoppervlak kunnen nu gevonden worden door de x- en y-
cordinaten van het middelpunt van de volger te verminderen met:


Rf cos o u ( ) ( )
Rf sin o u ( ) ( )


Dit wordt verkregen door driehoeksmeetkunde. Uiteindelijk worden de twee vergelijkingen
voor de cordinaten van het nokoppervlak bekomen:


xs u ( ) xf u ( ) Rf cos o u ( ) ( ) :=
ys u ( ) yf u ( ) Rf sin o u ( ) ( ) :=


In een grafiek is dit als volgt:
60 40 20 0 20 40 60
60
40
20
20
40
60
y s u ( )
y f u ( )
xs u ( ) xf u ( ) ,

Grafiek 4-20: cordinaten van de nok (rode volle lijn) en de cordinaten van het middelpunt van de volger
(blauwe streep lijn)
41
De blauwe grafiek (streeplijn) zijn de cordinaten van het middelpunt van de volger. De rode
grafiek (volle lijn) zijn de cordinaten van het nokoppervlak. Het kan gecontroleerd worden
of dit juist is door deze twee grafieken samen in n grafiek te tekenen.

5 Bepalen van een nok met plaatvolger

Ook hier blijft het principe terug hetzelfde. Er wordt nog altijd op de theorie van het
ontwerpen van een nok met stiftvolger gesteund. Hier zal het raakpunt tussen nok en volger
zich ook verplaatsen ten opzichte van de hardlijn van de volger. Maar zal zich verleggen op
de lijn van de plaat.

Figuur 5-1: nok met plaatvolger

Dit maakt de berekeningen een stuk eenvoudiger dan bij een rolvolger. Als de volger al dan
niet excentrisch is opgesteld, maakt niets uit voor de cordinaten van het nokoppervlak.
Bij een plaatvolger kunnen er wel zeer grote momenten optreden. Wanneer het raakpunt ver
verschoven ligt ten opzichte van de hardlijn, is de momentarm groot. Dit heeft voor gevolg
dat er een groot buigend moment zal optreden. Om dit te verhinderen, moet de nok zo klein
als mogelijk ontworpen worden.
Als de volger excentrisch is opgesteld, heeft dit geen gevolg zoals eerder gezegd voor de nok.
Ook de piek-tot-piek waarde van het buigend moment zal niet veranderen. Wel zal het
buigend moment aan een kant van de volger nog groter zijn, terwijl het aan de andere kant
van de volger kleiner zal worden. Indien mogelijk in de constructie, wordt de plaatvolger dus
best centrisch opgesteld.



42
5.1 Bepalen van een nok met plaatvolger die centrisch is opgesteld
5.1.1 Stap 1: bepalen van de hefkromme

heffingshoogte : hm 6 :=


Stijghoek : u1
t
4
:=


Doorlopen hoek: u 0 0.01 , 2t .. :=


Totale openingshoek: u2 t :=


s u ( )
hm
u1
u
hm
2 t
sin
2 t
u1
u
|

\
|
|
.

|

\
|
|
.
0 u s u1 s if
hm u1 u < u2 u1 s if
hm
hm
u1
u u2 u1 + ( )
hm
2 t
sin
2 t
u1
u u2 u1 + ( )

(
(

(
(

u2 u1 u < u2 s if
0 otherwise
:=




0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360
3.5
7
heffingsdiagram (scheve sinus)
s u ( )
u 180
t

Grafiek 5-1: hefkromme (scheve sinus)


5.1.2 Stap 2: bepalen van de grondcirkel


Zoals gezegd, moet de nok zo klein mogelijk ontworpen worden. De kleinste straal van de
grondcirkel is afhankelijk van de kromtestraal van de nok. Aangezien een vlakke volger
gebruikt wordt zou dit willen zeggen dat de minimum kromtestraal oneindig groot zou moeten
zijn. Dit wil zeggen dat er in het oppervlak van de nok geen concave (een holle grafiek)
gedeeltes mogen voorkomen.


43
Dit kan gecontroleerd door de kromtestraal te berekenen met volgende formule:

u ( ) Rg s u ( ) + a u ( ) + :=

Als de kromtestraal (u) negatief wordt, wil dit zeggen dat er een concaaf gedeelte in het
nokoppervlak voorkomt. De grondstraal (Rg) moet dus zodanig gezocht worden zodat de
kromtestraal nergens negatief wordt, gedurende de doorlopen hoek (u).

In de formule hebben volgende elementen een invloed op de kromtestraal:

Versnelling: a u ( )
2
u
s u ( )
d
d
2
:=
De hefkromme: s(u)

In het voorbeeld wordt de kromtestraal nergens negatief bij volgende grondstraal:

Het minimum grondcirkel: Rg 55.75 :=

0 50 100 150 200 250 300 350 400
50
100
150
u ( )
u
180
t


Grafiek 5-2: kromtestraal bij een nok met plaatvolger


5.1.3 Stap 3: bepalen van de cordinaten van de nok
Nu de grondstraal gekend is, kunnen de cordinaten van de nok berekend worden. Deze
cordinaten kunnen terug gevonden worden door de stelling van Pythagoras toe te passen. Dit
is duidelijk te zien in figuur5-2.
44

Figuur 5-2: bepalen van de cordinaten van de nok bij een plaatvolger

De cordinaten van het nokoppervlak in poolcordinaten worden met volgende formule
berekend:

Ra u ( ) Rg s u ( ) + ( )
2
x u ( ) ( )
2
+ :=

waarin
x u ( ) v u ( ) :=

Als dit uitgetekend wordt, wordt niet de juiste nok bekomen. Dit omdat deze cordinaten in
functie van de doorlopen hoek berekend worden. Om de juiste nok te bekomen, moeten de
cartesiaanse cordinaten bepaald worden. Daarvoor moet eerst de hoek oa(u) bepaald worden
met volgende formule:

oa u ( ) u atan
x u ( )
Rg s u ( ) + ( )

(
(

+ :=

nu kunnen de polaire cordinaten omgezet worden:


xs u ( ) Ra u ( ) cos oa u ( ) ( ) :=
ys u ( ) Ra u ( ) sin oa u ( ) ( ) :=




45
we bekomen volgende nok:
60 40 20 0 20 40 60
60
40
20
20
40
60
y s u ( )
xs u ( )

Grafiek 5-3: cordinaten van een nok met plaatvolger


Er komt nergens een concaaf gedeelte in het oppervlak voor.
Als dit nu vergeleken wordt met een nok met stiftvolger, is het verschil heel duidelijk te zien.

De cordinaten van het nokoppervlak met een stiftvolger:

xs2 u ( ) s u ( ) Rg + ( ) cos u ( ) :=
ys2 u ( ) s u ( ) Rg + ( ) sin u ( ) :=


46
60 40 20 0 20 40 60
60
40
20
20
40
60
y s u ( )
y s2 u ( )
xs u ( ) xs2 u ( ) ,

Grafiek 5-4: vergelijking van nok met plaatvolger en stiftvolger

In deze grafiek is een nok met plaatvolger in het rood (volle lijn) en de nok met stiftvolger in
het blauw (streep lijn) te zien.
In de grafiek ligt het verschil tussen de twee nokken op het moment van een stijging of een
daling van de volger.


6 Algemeen besluit
Uit dit theoretisch deel kunnen volgend regels besloten worden voor het ontwerpen van een
nok:

- Als hefkromme wordt het best een scheve sinus gebruikt.
- Bij het ontwerp van een nok met rolvolger moet er rekening gehouden worden met de
drukhoek en de kromtestraal. Dit voor het vastleggen van de minimum grootte van de
primaire cirkel.
- Bij het ontwerp van een nok met plaatvolger moet er rekening gehouden worden met
de kromtestraal. Er mogen geen concave gedeeltes voorkomen in het nokoppervlak.
- De nok wordt bij gelijk welke volger het best zo klein mogelijk ontworpen, dit om de
krachtwerking te minimaliseren.

You might also like