Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 76

DE TORSIE-PROEF.

B e t e x p e r i m n t e e i b e g d e n van d e

torsie- en w e l v i n g s i n t e g r a a l en de mate van welvinwsvernindering.

DE TORSIE-PROEF
Het experimenteel b e p a l e n Ban d e torsie- en weLvingwintegraal en de irate van eiv ving cv er hinder in^ , .

Dr. Ir, C,B, Xenken Vakgroep fundamentele werktuigbouwkucde n i e c h n i c c h e Univrrsiteit E i n d h u v e a


Begeleider:
D r . I r , J. Boots38 Hogs School Eindho.t.en

Geschreven door:

april 1 3 8 8 W3! 88.022

SAMENVATTING. Bij het op torsie belasten van profielen met complexe doorsnede is de torsiestijfheid behalve van de materiaalconstanten, van drie andere factoren afhankelijk. Namelijk de torsie-integraal It, de welvings-integraal Ib en de manier van inklemmen. Deze laatste factor wordt vastgelegd met het getal v , waarmee de mate van welvingcverhindering bedoeld wordt. Welving van een op torsie belast profiel is het verschijnsel dat naast verplaatsing van punten in het dwarsvlak er ook verplaatsingen van die punten in de lengterichting van het profiel optreden. De stijfheid van een op zuiver torsie belast profiel wordt bepaald door twee gedeelten namelijk:

Een gedeelte waarin de stijfheid t.g.v. de optredende schuifspanningen vastligt. Bepalend hiervoor is de torsie-integraal, welke een lengte onafhankelijke grootheid is. Een gedeelte waarin de stijfheid t.g.v. de welvingsspanningen vastligt. Bepalend hiervoor is de welvingsintegraal.

Het aangebrachte torsiemoment zal dus gedeeltelijk gebruikt worden voor zuiver uniforme torie, dit is het gedeelte dat nodig is voor het overwinnen van de afschuifspanningen, en gedeeltelijk voor het overwinnen van een eventuele welvingsverhindering. Om de drie grootheden It, Ib en v, experimenteel te bepalen is een proefopstelling aanwezig. Met deze opstelling voeren we de volgende drie experimenten uit:

Op torsie belasten van een profiel waarbij de welving van de profiel-uiteinde volledig vrij is. Met deze proef bepalen we de It. Op torsie belasten van een profiel waarbij een uiteinde vrij kan welven en een uiteinde 100% verhinderd is. Deze verhindering wordt bereikt door het profiel symmetrsch te belasten, m.a.w. het torsie-moment grijpt in het midden van het profiel aan. In het symmetrievlak waarin de belasting is aangebracht, is dan geen welving mogelijk. Met deze proef wordt de Ib bepaald. Op torsie belasten van een profiel waarbij een uiteinde vrij kan welven en het andere uiteinde ingeklemd is. Met deze proef kan de v van de inklemming bepaald worden.

Bij al de experimenten meten we de optredende hoekverdraaiingen van het profiel en het bijbehorende moment. De meetwaarde worden alle automatisch door d e ssmputer ingelezen, en kunnen eventueel grafisch weergegeven worden. Er is programmatuur geschreven, en reeds bestaande programma's zijn aangepast, om uit de verschillende meetwaarden de drie grootheden It, Ib en Y te berekenen. Uit de verrichte metingen aan een profiel ALCOA 70-360(aluminium) is het volgende gebleken:

It = 187.3 mmf4 en lengte onafhankelijk bij profiellengten langer dan 3OOmmIt theoretisch is 188.3 mmf4). Ib = 937625 rnm@G(Ib theoretisch is 1055800 mm@). De toegepaste inklemming heeft een welvingsverhindering van 99%.

VOORWOORD.

Gedurende mijn stage-periode ben ik werkzaam geweest bij de vakgroep fundamentele werktuigbouwkunde van de Technische Universiteit te Eindhoven. In deze tijd heb ik metingen verricht, aan aluminium profielen met complexe dwarsdoorsnede, ter bepaling van de torsie- en welvingsintegraal en de mate van welvingsverhindering. Het experimenteel bepalen van deze grootheden maakt deel uit van het project "interactive kip" van aluminium extrusieprofielen met complexe dwarsdoorsnede. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met ALCOA B.V., fabrikant van aluminium profielen. Mijn dank gaat uit naar Dr. Ir. C.M. Menken en Ing. W.J. Groot voor het begeleiden van mijn stage-periode. Verder bedank ik T. van Hout voor zijn bijdrage. Ook alle andere medewerkers in de WFW-hal wil ik bedanken, met in het bijzonder J. IJzermans voor zijn hulp en adviezen.

INHOUDSOPGAVE.

SAMENVATTING VOORWOORD Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 Hoofdstuk 3
3,f 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.2

INLEIDING DE TORSIE THEORIE Torsie bij vrije welving Torsie met verhinderde welving De torsie-integraal De welvings-integraal De mate van welvingsverhindering DE PROEFOPSTELLING De onderdelen Het frame De verdraaibare-inspankop De verrijdbare-inspankop De verplaatsbare momentoverbrengkop De rechtgeleiding Hoe de proefopstelling in te stellen bij de bepaling van de verschillende grootheden De torsie-integraal De welvings-integraal De mate van welvingsverhindering Veranderingen van de oude opstelling De voordelen t.g.v. de toegepaste veranderingen De meetapparatuur Inclinometer Verplaatsings-opnemer De krachtdoos VERRICHTE METINGEN Torsie-integraal De stalen bevestigingsplaatjes Bet opvullen van de ruimte tussen het profiel en de bevestigingsplaatjes De doorsteek-lengte in het atalenbevestigingsplaatje De araldit bevestigingsplaatjes Fouten analyse bij de bepaling van de torsieintegraal Welvingc-integraal Het aan te brengen moment Onbewerkte aralditplaatjes Bewerkte aralditplaatjes De momentschijf Fouten analyse bij de bepaling van de welvingsintegraal De m t e van we?ving.verhindering

8 8 8

11 14 15 15

3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3 3.3.1 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3

15 15 17 17 18 18 18 19
19

Hoofdstuk 4 4.1 4.1.1 4.1.2


4.1.3 4.1.4 4.1.5

20 20 20 22 22 23 23 25 25 27 27 28 29
38

4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.3

Hoofdstuk 5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 Hoofdstuk 6 Literatuurlijst Bijlagen bijl.1 bijl.2 bijl.3 bijl.4 bijl.5 bijl.6 bijl.7 bijl.8 bijl.9 bijl.10 bijl. 11 bijl. 12 bijl. 13 bijl.14 bij1.15 bijl.16 bij1.17 bijl. 18 bij1.19 bijl.20

PROGRAMMATUUR Rekenprogramma's Lode Integraal1 Welfactor CONCLUSIES

32 32 33 33 34 36 38

Calibratie-waarde van de inductieve verplaatsinsopnemers De calibratie-waarde voor de krachtdoos De profielafmetingen De verrichte metingen Hoge/lage torsie-integralen Oplossen m.b.v. randvoorwaarden Oplossen m.b.v. randvoorwaarden Moment overdracht Moment overdracht met touw/ijzerdraad De verrichte metingen Momentschijf met of zonder touw De calibratie-waarde Integraall Meetf ile Welf actor De doorsteeklengte Foutenanalyse bij de bepaling van de welvingsintegraal Araldit gegevens De verrichte metingen Verrichte metingen

39
41 42 44 45 46 48 50 51 53 56 58 59 60 51 62 63

65
66

68 3 4 6
8
9

Lijst van illustraties Getordeerde ronde as fig.1 Het "welven" van een torsie belast profiel fig.2 Beastingstoestand met bnzijdig verhinderde fig.3 en eenzijdig vrije welving fig.4 De verdraaibare-inspankop fig.5 De opstelling De verrijdbare-inspankop met bevestigingspaatje fig.6 fig.7 De verrijdbare-inspankop met montageplaat en aralditprop fig.8 Het aangebrachte moment fig.9 Belast profiel fig.10 De prop fig.11 Evenwijdig lopen van de inspankoppen fig.12 Niet uitgelijnde inspankoppen fig.13 Extra hoekverdraaiing door lokale vervorming fig.14 De doorsteeklengte fig.15 Het aangebrachte moment

12 13

16 16
17

21 21 22 23 25

fig.16 fig.17 fig.18 fig.19

De welvings-integraal als funktie van de insteekdiepte De welvingsfactor als funktie van de insteekdiepte Aansluitschema Momentschijf met kernen

26
30

32 39
10

foto 1 De proefopstelling foto 2 De verdraaibare-inspankop foto 3 De verplaatsbare-momentoverbrengkop

11 14

- o1 HOOFDSTUK 1 INLEIDING. Op de Technische Univercitiet in Eindhoven wordt een wetenschappelijk onderzoek "interaktive kip" verricht, ten behoeve van een algemene theorie voor aluminium profielen met complexe dwarsdoorsnede. Dit in samenwerking met ALCOA Nederland B.V., producent van aluminium profielen. Bij dit onderzoek worden aluminium profielen beproefd, welke aan hun uiteinde in een kunsthars(ara1dit) zijn ingegoten. Dit om ze te kunnen inklemmen in een proefopstelling. Van belang is het nu te weten in hoeverre deze araldit prop de welving van een profiel verhinderd. Welven is het verschijnsel dat naast de verplaatsing van de punten in het dwarsvlak(t.g.v. een aangebracht moment) ook verplaatsing in lengterichting van het profiel plaats vindt.
Om de mate van welvingsverhindering [u] te bepalen van aluminium profielen met complexe dwarsdoorsnede is het van belang om zowel de torsie-integraal [It] en de welvingsintegraal [Ib] te weten. Deze zijn m.b.v. bestaande elementen-programma's te berekenen. Het berekenen van de integralen m.b.v. de elementen methode gebeurt door het invoeren van opgemeten profielmaten. Het doel is nu om de integralen experimenteel te bepalen en te kijken of ze in overeenstemming met de theoretische zijn, welke met de elementen methode zijn berekend. Het uiteindelijke doel is om m.b.v. de experimentele integralen de mate van welvingsverhindering te bepalen.
Om de drie grootheden experimenteel te bepalen is een proefopstelling aanwezig. Met de opstelling voeren we de volgende drie experimenten uit(bij elk daarvan bepalen we de optredende hoekverdraaiing van het profiel en het bijbehorende torsie-moment):

- Op torsie belasten van een profiel waarbij de welving van de


profiel-uiteinden volledig vrij zijn. Met deze proef wordt de It bepaald. - Op torsie belasten van een profiel waarbij het ene uiteinde vrij kan welven en het andere voor 100% verhinderd wordt. Met deze proef bepalen we gebruik makend van de It de Ib. - Op torsie belasten van een profiel waarbij n uiteinde vrij kan welven en het andere uiteinde(ingegoten in araldit) ingeklemd is. Met deze proef wordt de mate van welvingsverhindering van de inklemming bepaald(hiervoor zijn tevens de It en Ib van belang). Bij het uitvoeren van de metingen ter bepaling van It, Ib en u is gebleken dat het van uiterst belang is, om een inklemming te realiseren welke geen welvingsverhindering toelaat, welke dus een minimale wrijving heeft. Het blijkt nu dat zo'n inklemming het best benaderd wordt door gebruik te maken van araldit-bevestigingsplaatjes. Dit zijn plaatjes bestaande uit de kunsthars araldit met daarin de vorm van het te beproeven profiel. De theorie betreffende de torie wordt behandeld in hoofdstuk 2 . In hoofdstuk 3 staat vermeldt de opbouw van de proefopstelling, wat er aan verbeterd is, de voordelen hiervan en hoe de proefopstelling in te stellen bij de bepaling van de verschillende grootheden. Hoofdstuk 4 vermeldt de verrichte metingen en konklusies welke hieruit getrokken kunnen worden. Zo blijkt dat de It

02

redelijk in overeenstemming is met de theoretische, en voor lengte langer dan 300mm, lengte onafhankelijk is. Dat de Ib, in tegenstelling met vorige jaren redelijk goed te bepalen is. De mate van welvingcverhindering blijkt 99% blijkt te zijn. Bij de bovenstaande experimenten is programmatuur geschreven die de meetgegevens op gewenste manier verwerkt ea de gewenste grootheden bepaald. De programmatuur wordt in hoofdstuk 5 besproken.

-03-

HOOFDSTUK 2 DE TORSIE THEORIE.

Het doel van de torsieproef is het experimenteel bepalen van zowel de torsie- als de welvingsintegraal en de mate van welvingsverhindering van dunwandige geextrudeerde aluminium profielen ALCOA 7 0 - 3 6 0 . Zowel de torsie-integraal als de welvingsintegraal kunnen m.b.v. een eindig elementenprogramma berekend worden. De berekende waarden zijn gebaseerd op opgemeten profiel-afmetingen(zie bijl.3). Getracht moet worden om de torsie integraal en de welvingsintegraal experimenteel te bepalen om te kijken of ze in overeenstemming met de theoretische-zijn. Het uiteindelijke doel is het bepalen van de mate van welvingsverhindering(hiervoor zijn de twee hierboven bepaalde integralen ook nodig). Als een ronde as getordeerd wordt, ontstaan er schuifspanningen in de dwarsdoorsnede ten gevolge waarvan de doorsnede ten opzichte van elkaar roteren om het rotatie- of dwarskrachtenmiddelpunt(zie fig.1).

I=

Fig.1 Getordeerde ronde as.


De hoekvervorming tussen de axiale- en tangentiale richting(de afschuifhoek)

R, waarin a' = - E d e specifieke wringhoek wordt genoemd. Ook kan bij zuivere torsie een doorsnede welven. Zuivere torsie houdt in dat we een profiel belasten zodanig met een zuiver wringend-moment dat er geen buigende momenten en/of normaal krachten in optreden. Welving is het verschijnsel dat naast de draaiing van punten in het vlak,
q~ = a'

-04-

ook een verplaatsing van de punten loodrecht op het eigen doorsnedevlak, wat niet vervormd plaats vind(fig.2). Dit verschijnsel treedt op bij niet rotatie-symmetrische lichamen.

Fig.2 Het "welven" van een op torsie belast profiel.

Is de inklemming aan de uiteinden van het profiel volledig star dan kan er aan de uiteinden geen welving optreden en is er sprake van verhinderde welving. Bij verhinderde welving zal het profiel zich tegen torsie verzetten. Een gedeelte van het aangebrachte torsiemoment zal gebruikt worden om de welvingcverhindering te overwinnen.
Het aangebrachte torsie-moment (Mt) zal dus gedeeltelijk gebruikt worden voor zuivere uniforme torsie (Mtl), dit is nodig voor het overwinnen van de optredende schuifspanningen, en gedeeltelijk voor het overwinnen van de weerstand tegen welving (Mt2). Dus Mt = Mtl + Mt2

2 . 1 Torsie bij vrije welving.

Bij deze proef geldt Ht = Ht Ht2(de weerstand tegen welvingltreedt niet op en is dus nul). da Mt = G * It * -dx
G = glijdingsmodulus [N/mrnf21 It = de torsie-integraal [rnmtlll dg dx = de hoekverdraaiing per lengte eenheid

-05-

Op

Mt een afstand 1 geldt a(1) = -:-* 1 i-

I11

0pm:de mate van hoekverdraaiing is afhankelijk van de weerstand van het profiel tegen torsie, de zogenaamde torsiestijfheid St: St = G * It
2 . 2 Torsie met verhinderde welving.

Bij deze proef geldt: Mt = Mtl + Mt2 met Mt2 = -E * Ib * a'"(x)

E = elasticiteitsmodulus Ib = welvingsconstante of welvings-integraal [mm@]


dus Mt = G

* It *

a'

(XI

E * Ib * a' ' ' (XI

I21

0pm:het essentiele verschil met een torsieproef met vrije welving is dat bij verhinderde welving de specifieke wringhoek a'(x) niet meer konstant is. 2.3 De torsie-integraal. Voor het bepalen van de torsie-integraal moet het profiel aan beide uiteinden vrij kunnen welven. 1 Zoals uit 2 . 1 volgt geldt voor de torsie-integraal It = E- * Mt -a ' Als de hoekverdraaiing op een afstand 1 vanaf de inklemming als funktie van het wringend-moment wordt uitgezet, dan geldt voor de lijn: voor It geldt: It = -I
G

* hu'M ~ A ---

[mm741

De richtingcoedficient dMt kan met een eenvoudige rekenprocedure(1ineaire --hu regressie) uit de meetgegevens berekend worden. 1 en G zijn constanten zodat nu de torsie-integraal berekend kan worden.
2 . 4 De welvings-integraal.

Om de welvings-integraal te bepalen moet het profiel aan een zijde vrij kunnen welven en aan de andere zijde 100% verhinderd worden(fig.3). De differentiaalvergelijking volgens [2] heeft een algemene oplossing in de vorm van: Mt a(x) = A + B*cosh(px) + C*sinh(px) + -gc* x

waarin c y = -----C2 E StIb *

en A,B en

integratieconstanten zijn

-06-

De inklemming bij x=O verschaft twee randvoorwaarden t.w. - een draaiinghoek a =O - welvingsverplaatsing van nul a'=O In het vrije uiteinde x=l zijn de welvings-spanningen nul. Na berekening van de integratie-constanten volgt(zie bijlage 6)

Met de waarde aan het vrije uiteinde

Evenals bij de torsie-integraal worden de momenten en de hoekverdraaiingen gemeten, waarna m.b.v. de kleinste kwardraten methode de helling van de lijn wordt bepaald. Door invulling in formule [4] kan de p berekend worden.
P

is

op

zijn beurt

Ib

Uit formule [ 4 ] kan men dan de Ib berekenen(de It is reeds bepaald).

Fig.3 Belastingstoestand met nzijdig verhinderde- en nzijdig vrije welving.


2.5 De mate van welvingsverhindering.

Er wordt wederom uitgegaan van formule [ 3 ] , met dit verschil dat er andere randvoorwaarden toegepast worden. De uiteindelijke formule ter plaatse van x = l wordt(zie bijlage 7 voor afleiding):
v

= welvingsverhinders constantefactor

-07-

Opm: 1.Bij de experimentele bepaling van de uelvingsfactor wordt aan een profiel-uiteinde ALCOA 7 0 - 3 6 0 een aralditprop gegoten. Gekozen is voor een aralditprop omdat bij een ander lopend project, de "interactive kip" ook van deze epoxyhars gebruik gemaakt wordt.Hierdoor kan de door ons bepaalde mate van welvingsverhindering gebruikt worden bij het'linteractive kip" project. 2,Voor uitgebreidere informatie betreffende de in de vorige paragraven behandelde theorie zie lit.1 hfts. 2 3.Als in het verslag gesproken wordt over de welvingsfactor dan wordt hiermee de mate van welvingsverhindering bedoeld.

-08-

HOOFDSTUK 3 DE PROEFOPSTELLING. Voor de bepaling van zowel de torsie- als de welvingsintegraal en de mate van welvingsverhindering,is een proefopstelling aanwezig. De konstruktie van de opstelling is weergegeven in fig.5. Zie tevens foto 1. 3.1 De onderdelen. 3.1.1 Het frame. Het frame heeft als doel om verschillende onderdelen op een zo eenvoudig mogelijke manier te monteren en eventueel te demonteren. Tevens zorgt het frame voor een algehele stijfheid van de proefopstelling. 3.1.2 De verdraaibare-inspankop.(fig.4(bovenaanzicht) en foto21

De verdraaibare-inspankop biedt de mogelijkheid om aan zijn as zowel een arm als bevestigings- en touwspanplaat te monteren. Het doel van de inspankop met zijn toebehoren is: 1.Het overbrengen van een moment. 2.Het inspannen van profielen. 3.Het monteren van een inclinometer aan de arm(zie foto 2). 4.De mogelijkheid bieden om de touwtjes(deze houden de momentschijf op zijn plaats) vast te zetten.

1.= Profiel 2.= Bevestigingsplaat 3.= Touwplaat


4.= As
5.= Q.=

Inclinometer Arm

Fig.4 De verdraaibare-inspankop.

-09-

Fig.5 De opstelling.

-10-

1. FRAME 2. ARM 3. INCLINOMETER 4. KRACHTDOOS 5. VERDRAAIBARE-INSPANKOP 6. BEVESTIGINGSPLAATJE 7. PROFIEL 8. VERPLAATSBARE-MOMENTOVERBRENGKOP 9. BEVESTIGINGSPLAATJE

10.VERRIJDBARE-INSPANKOP 11.RECHTGELEIDING 12.GRONDMONTAGE-PLAAT

Foto 1 De proefopstelling.

-11-

Foto 2 De verdraaibare-inspankop. 3.1.3 De verrijdbare-inspankop. Aan de verrijdbare-inspankop kan een bevestigingsplaatje of de montage-plaat gemonteerd worden, zie fig. 6, 7 en foto 1. Tevens kan deze inspankop zich verplaatsen over de rechtgeleiding d.m.v. wieltjes.Het doel van de verrijdbare-inspankop is: 1.Het inspannen van profielen. 2.Het star-inklemmen van profielen met een araldit-grop,aan de montage-plaat. 3.Doordat hij verplaatsbaar is, biedt hij de mogelijkheid om profielen met verschillende lengte te beproeven.

-12-

_ - - ------r
I

1.= Blok 2.= Bout 3.= Sluitring 4.= Bevestigingsglaatje 5.= Profiel

,
Zij-aanzicht

1
Fig.6 De verrijdbare-inspankop met bevestigingsplaatje.

-13-

1.= 2.= 3.= 4.= 5.= 6.=

Sluitring Vleugelmoer Draadeind Montage-plaat Aralditprop profiel

Zij-aanzicht

-4- - L

Fig.7 De verrijdbare-inspankop met montage-plaat en aralditprop.

-14-

Foto 3 De verplaatsbare-momentoverbrengkop. 3.1.4 De verplaatsbare momentoverbrengkop. De momentoverbrengkop is net als de verrijdbare-inspankop verplaatsbaar doordat het wieltjes bezit. In de overbrengkop zijn twee verplaatsingsopnemers opgenomen. Hiermee kan de hoekverdraaiing tijdens de metingen ter bepaling van de welvingsintegraal bepaald worden. In de momentoverbrengkop kan men een schijf(m.b.v. het profiel en

-15-

ijzerdraad)plaatsen(zie foto 3). Het doel van de momentoverbrengkop is: 1.Het overbrengen van een moment op het profiel d.m.v. een hefboom welke m.b.v. ijzerdraad en katrollen aan de schijf is vast gemaakt. 1.Doordat hij verplaatsbaar is, de mogelijkheid bieden om profielen met verschillende lengtes te beproeven. 3.Gelegenheid bieden om de verplaatsings-opnemers te monteren.
3.1.5

De rechtgeleiding.

De rechtgeleiding wordt d.m.v. de grondmontage-platen aan het frame gemonteerd, Het doel van de geleiding is om de momentoverbrengkop en de verrijdbare-inspankop kunnen te verplaatsen. 0pm:de meetapparatuur in de proefopstelling wordt in 3.4 besproken.
3.2 Hoe de proefopstelling in te stellen voor de bepaling van de

verschillende grootheden.
3.2.1

De torsie-integraal.

Voor het meten van de torsie-integraal moet het profiel op torsie belast worden waarbij de beide uiteinde vrij moeten kunnen welven. Door nu het moment en de bijbehorende hoekverdraaiing te meten bepalen we de torsieintegraal. Het profiel wordt ingespannen tussen de verrijdbare- en verdraaibare inspankop welke voorzien zijn van araldit bevestigingsplaatjes. Het moment wordt aangebracht door aan de arm van de verdraaibare-inspankop gewichten te hangen. De optredende hoek bij ieder moment wordt gemeten met de inclinometer, welke aan de arm gemonteerd is.
3.2.2

De welvings-integraal.

Voor het experimenteel bepalen van de welvings-integraal moet het te begroeven profiel op torsie belast worden waarbij de welving van tenminste een van de uiteinden van het profiel ideaal verhinderd moet worden(v=100%). Dit bereiken we door een profiel symmetrisch te belasten zoals in fig.8 is weergegeven. We spannen het profiel tussen de verrijdbare- en verdraaibare-inspankop in. Maar alvorens dit te doen moet eerst de moment-schijf op het profiel geschoven worden, tot precies in het midden.

-16-

Om het moment via de schijf op het profiel over te brengen wordt de schijf d.m.v. dun ijzerdraad, dat over katrolletjes loopt verbonden met een hefboom. De hefboom is in de momentoverbrengkop opgenomen. Door het verplaatsen van de hefboom m.b.v. een bout wordt het moment aangebracht(zie fig.9). De schijf wordt gebruikt om de kernen van de verplaatsingsopnemers aan te bevestigen. Er wordt gebruik gemaakt van twee verplaatsingsopnemers om de zakking tengevolge van het eigengewicht van het profiel en schijf en de vertikale verplaatsing die optreedt als het profiel krom is teniet te doen. In de oude opstelling werd gebruik gemaakt van 1 verplaatsingsopnemer. Hierdoor werd een verplaatsing gemeten waarin de doorzakking en de eventuel optredende vertikale verplaatsing zat. Door nu gebruik te maken van twee opnemers wordt dit gelimineerd en wordt alleen de optredende hoek gemeten.

rl i

2..

I t

:-1
I

I I

punt 1 geeft v=O% punt 2 geeft v=lOO% v is de mate van welvingsverhindering.

1,,:

!
1. i

;
d

I I

Fig.8 Belast profiel.

Fig.9 Het aangebracht moment.

-173 . 2 . 3 De mate van welvingsverhindering.

Het uiteindelijke doel is het bepalen in ho-verre een ingegoten profiel in araldit het welven verhindert. Deze mate van welvingsverhindering is nodig in het kip-project. Bij dit project worden namelijk getrudeerde aluminium profielen met complexe dwarsdoorsnede, ingegoten in araldit beproefd. Bij het experimenteel bepalen van de nelvingsverhindering moet het profiel aan een zijde kunnen welven en aan de andere zijde ingegoten zijn in araldit. Het profiel wordt zoals bij de torsie- als welvingsintegraal op torsie belast en gespannen tussen de beide inspankoppen. De araldit-prop moet op de een of andere manier verbonden worden met een van de inspankoppen zodanig dat een starre inklemming ontstaat. Dit bereiken we door aan de verrijdbare-inspankop de montage-plaat te monteren. De araldit-prop wordt m.b.v. drie draadeinden(we1ke in de prop gedraaid zitten) en drie vleugelmoeren tegen de montage plaat vast getrokken. Waardoor men de vereiste inklemming verkrijgt(zie fig.7). Het moment wordt aangebracht zoals dat bij de bepaling van de torsie-integraal geschiede. Met een inclinometer meet nen de optredrsde hoekverdraaiing.
3 . 3 Veranderingen van de oude opstelling.

De opbouw van de oude opstelling is weergegeven in lit.1 hfd. 3 . Tijdens de verschillende metingen verricht met de ude proefopst-lling stGit men op een aantal gebruiksonvriendelijke handelingen. Sommige van deze handelingen zijn niet bevordelijk om juiste meetresultaten te verkrijgen. Daardoor is de konstruktie van de nieuwe opstelling (zie fig.4) zo gekonstrueerd dat hij: 1. gebruiksvriendelijker is 2 . er beter gemeten wordt. De meskant-ophangingen uit de oude opstelling komen door het toepassen van de verdraaibare-inspankop en de montage-plaat te vervallen. Juist deze meskant-ophaningen waren de oorzaak van de gebruiks-onvriendelijkhied. In de nieuwe opstelling worden, voor de bepaling van de welvings-integraal twee verplaatsings-opnemers toegepast, zoals reeds vermeld staat in 3 . 2 . 2 . Om de mate van welvingsverhindering te bepalen gieten we aan een uiteinde van het profiel een araldit-prop, integenstelling tot bij de oude proef. De oude opstelling was zo gekonstrueerd dat om de mate van welvings verhindering te bepalen de prop in het midden ingegoten werd(zie fig.101, wat een ingewikkeld gietproces vereiste.

Fig.10 De prop.

-18-

In de nieuwe opstelling is een uiteinde ingegoten in een aralditprop en aan de montage-plaat gemonteerd, zodat deze als een starre inklemming fungeert. Omdat de optredende hoeken kleiner zijn dan 5-10 graden wordt een inclinometer van 14,5 graden gebruikt i.p.v. 90 graden.
3.3.1 De voordelen t.g.v.

de veranderingen.

De veranderingen aangebracht aan de oude opstelling, beschreven in 3 . 3 hebben de volgende voordelen: 1.De gebruiksvriendelijkheid van de nieuwe proefopstelling is aanzienlijk verbeterd door het vervallen van de meskantophangingen. 2.Door gebruik te maken van de verdraaibare-inspankop en montage-plaat, komen de meskantophangingen te vervallen. Het voordeel hiervan is dat er geen extra buigspanningen in het profiel optreden t.g.v. een niet goed uitgebalanceerde meskantophanging.Bij niet goed uitbalanceren van de ophanging treden door het kantelen van de doos(waarin de meskanten zich bevinden) buigspanningen in het profiel op.Deze komen nu te vervallen, waardoor beter gemeten wordt. 3.De lineaire torsie theorie besproken in hoofdstuk 2 geldt alleen bij kleine hoeken.Door het toepassen van een inclinometer van 14.5 graden, voor kleine hoeken tot ongeveer 10 graden i.p.v. een inclinometer van 90 graden wordt nauwkeuriger gemeten. 4.Door gebruik te maken van twee verplaatsingsopnemers meten we alleen de optredende hoekverdraaiing (en heeft eventueel krom zijn van het profiel en niet centrisch inspannen geen invloed bij het meten van de hoek). 3.4 De meetapparatuur. Bij de bepaling van de torsie-integraal en de mate van welvingsverhindering wordt bij een opgelegd moment de hoekverdraaiing gemeten met een inclinometer. B i j de bepaling van de welvingsintegraal meet men zowel het moment als de hoekverdraaiing: het moment met een kracht-doos bij een bekende arm, en de hoekverdraaiing met twee verplaatsings-opnemers.

3.4.1 De inclinometer,
De gebruikte inclinometer is van het merk Scheavitz, type LSOC 14,5 graden. Deze geeft een spanning af d i e in grootte afhankelijk is van de hoek die de inclinometer maakt met de zwaartekracht. H.b.v. elektrisch apparatuur kan deze spanning rechtstreeks worden weggeschreven naar een file in de prime computer. De relatie tussen de uitgangs-spanning van de inclinometer en de hoeka) van de inclinometer met de zwaartekracht is de volgende:

-19uitgangsspanning[V]/max. uitslag = C*sin(a)


C =

l/sin 14.5 = 3,995 uitslag*3,995 uitslag*3,995)

dus sin a = uitgangsspanning[V]/max.


a =

arc.sin(uitgangsspanning[V]/max.

De max. uitslagfull range output) is 4 , 9 8 8 V voor deze inclinometer. De inclinometer moet gevoed worden met fi5 V. 3.4.2 De verplaatsings-opnemers.

De toegepaste inductieve verplaatsings-opnemers zijn van het merk Scheavitz type 1000 HR-DC. Het bereik ervan is plus of min 1 inch(25.4 mm) en ze moeten met f24 V gevoed worden. Een opnemer bestaat uit een huis en een kern. Door de verplaatsing van de kern in het huis wordt een spanning(vo1tage) geintroduceerd. Deze spanning is een weergave voor de optredende verplaatsing. Door de beide spanningen(van elke opnemer) bij elkaar op te tellen en te vermenigvuldigen met een calibratie-waarde van 0.01455 verkrijgt men de optredende hoek. Voor de calibratie-waarde zie bijlage 1. De spanning welke Vermenigvuldigd moet worden met de calibratiewaarde, kan rechtstreeks weggeschreven worden naar een file in de prime computer. 3.4.3 De krachtdoos. De in de opstelling opgenomen krachtdoos is een SINKOH pGAGE model UT/300/120 serie nr.23689. De krachtmeting werkt met rekstrookjes, welke geschakeld zijn in een brug van Wheatstone. Het bereik van de opnemer is + en - 3N(trek en druk). Tevens heeft de opnemer een temperatuur correctie tot 70 graden. Bij de max. kracht is de indrukking van de opnemer 0,04 mm. Evenals bij de vorige meetinstrumenten geeft de krachtdoos een uitgangsspanning af, welke wederom weggeschreven wordt in een file. Om het moment te berekenen wordt de uitgangsspanning met een calibratiewaarde van 26.67 Nmm/V vermenigvuldigd. De krachtdoos is verbonden met een strain gauge instrument met een gevoeligheid van 300 p rek/V. Dit instrument is mede verandwoordelijk voor de grootte van de calibratie-waarde(zie bijlage 2).

-20-

HOOFDSTUK 4 DE METINGEN.

Het doel van de eerder besproken proefopstelling is: het experimenteel bepalen van de torsie- en welvingsintegraal evenals de mate van welvingsverhindering. 4.1 Torsie-integraal. Getracht moet worden om de torsie-integraal te meten welke als zodanig in overeenstemming met de theoretische torsie-integraal behoort te zijn. De theoretische integraal is bepaald met een bestaand elementen programma(8 knoops isopar.), en blijkt 188,3 te zijn. Deze waarde is gebaseerd op gemiddelde profiel-afmetingen van de laatst toegezonden 11 profielen ALCOA 70-360zie bijlage 3). Het doel is om met de bestaande proefopstelling metingen te verrichten welke in overeenstemming zijn met de theoretische integraal en als gevolg daarvan een lengteonafhankelijkheid vertonen. Bijlage 4 (le meting) toont torsie-integralen aan, gemeten bij verschillende lengtes(al1e uit een profiel), aan een oud ALCOA 70-360 profiel, met stalen bevestigingsplaatjes. Hieruit kan gekonkludeerd worden dat de met de proefopstelling gemeten integralen een lengteonafhankelijkheid vertonen tot zo'n 500 mm. Bij lengtes korter dan 500 mm neemt de torsie-integraal drastisch a f . Dit door de eventuele flexibiliteiten die in profiel en plaatjes zitten. Tevens blijkt dat de gemeten torsie-integralen iets aan de lage kant zijn. 4.1.1 De stalen bevestigingsplaatjes. Er wordt gebruik gemaakt van stalen bevestigingsplaatjes, van 0,5 mm dik omdat deze slap zijn op hun vlak, waardoor axiale verplaatsing mogelijk zouden zijn. Een voordeel van stalen bevestigingsplaatjes is dat de twee inspankoppen (de verrijdbare- en de verplaatsbare inspankop) niet met zeer grote nauwkeurigheid behoeven te worden uitgelijnd. Vallen namelijk de twee assen van de inspankoppen niet samen, maar lopen ze evenwijdig(zie fig.11) dan richt bij het aanbrengen van een moment het profiel zichzelf door een beetje schuin in het plaatje te gaan liggen. Maken de assen van de inspankoppen een kleine hoek met elkaar(zie fig.12) dan richt het profiel zichzelf ook.
Of het zelf richten van het profiel invloed heeft op de meetresultaten zal moeten blijken. Bij de eerste meting vermeldt in bijlage vier werden stalen plaatjes gebruikt. Dit waren oude plaatjes die al wat vervormd en niet zo passend waren. Door nu beter passende B g v e a t a g i n g s g l a a t j e s ( g l a a t j e s die vlak en beter aan de omtrek van het profiel aanliggenltoe te passen, hopen we een torsie-integraal te meten in de buurt van de theoretisch. De theoretische integraal voor een oud profiel is 215 mm t4dit profiel had dan ook andere afmetingen). Bijlage 4(2e meting) toont meetresultaten welke aantonen dat het precies uitlijnen van de proefopstelling en toepassen van nieuwe

-21bevestigingsplaatjes niet veel invloed uitoefent op de grootte van de torsie-integraal. De torsie-integraal blijft namelijk, zoals uit de bijlage blijkt vrij konstant. 0pm:bij een niet goed uitgelijnde opstelling is de afwijking t.o.v. de centerlijn van de proefopstelling een paar mm.

Fig.11 Evenwijdig lopen van de inspankoppen.

Fig.12 Niet uitgelijnde inspankoppen.

De eerste en tweede meting vermeldt in bijlage 4 zijn verricht aan oude profielen. Aan profielnr. 11 van de laatst toegezonden zending zijn metingen verricht welke zijn opgenomen in bijlage 4 (3e meting). Hieruit volgt dat afhankelijke van hoe we een profiel inspannen, een hoge of lage torsieintegraal genieten wordt. De oorzaak van dit verschil is dat: het profiel niet over de gehele omtrek aanligt tegen het plaatje. Het over te brengen moment moet namelijk via de stalen bevestigingsplaatjes, over de gehele omtrek van het profiel overgebracht worden. Dit blijkt bij stalen plaatjes niet het geval te zijn, zie bijlage 8 . Deze bijlage toont aan waar aan de omtrek het moment wordt overgedragen en waar niet. M.b.v. een lamp welke achter de bevestigingsplaatjes is geplaatst, kan men bij een bepaald aangebracht moment zien waar het profiel aanligt en waar niet. Daar waar licht doorgelaten wordt is geen kontakt tussen het profiel en het plaatje aanwezig. Dit heeft tot gevolg dat daar waar wel kontakt plaats vindt de kracht aldaar groot is. Hierdoor treedt meer wrijving op tussen de bevestigingsplaatjes en het profiel. Dit is niet bevordelijk voor

-22-

de meetresultaten, omdat hierdoor de welving verhinderd wordt, wat leidt tot een grotere stijfheid. Tevens treedt t.g.v. het niet overal aanliggen van het profiel in de plaatjes lokale rek op, wat een extra hoekverdraaiing tot gevolg heeft. Hierdoor worden lagere torsie-integralen gemeten(zie fig.13). Bijlage 5 toont metingen verricht aan lengtes van 600 respectievelijk 300 mm aan profielnr. 11. Hieruit konkluderen we dat we de ene keer een lage It de andere keer een hoge It meten. De oorzaak hiervan is dat t.g.v. de optredende lokale rek een extra hoekverdraaiing geintroduceerd wordt. Bij beter passende bevestigingsplaatjes meten we een hogere It.

Zonder moment Fig.13 Extra hoekverdraaiing door lokale vervorming. 4.1.2 Het opvullen van de ruimte tussen het profiel en de bevestigingsplaatjes.

Met moment

Zoals reeds in bijlage 4 te zien was wordt de ene keer een lage en de andere keer een It die in de buurt van de theoretische ligt bepaald. Door de speling m.b.v. staalfolie(0,5-lmm~ op te vullen bereiken we dat het moment beter over de gehele omtrek overgedragen wordt. Hierdoor trekken de flenzen niet meer scheef,dus geen lokale rek treedt meer op waardoor we een hogere torsie-integraal verkrijgen, namelijk 171 mmf4,168,8 mm74 en 165.4 mmf4. 4.1.3 De doorsteeklengte in het stalen- bevestigingsplaatje. Onder de doorsteeklengte verstaan we die lengte die door het plaatje steekt tijdens een meting(zie fig.14). Om te kijken of de doorsteeklengte enige invloed heeft op de meetresultaten zijn verschillende metingen bij verschillende doorsteeklengtes verricht. Deze metingen staan vermeldt in bijlage 16. Hieruit blijkt dat de gemeten torsie-integralen vrij konstant blijven bij de verschillende doorsteeklengtes.

-23-

4.1.4 De araldit-bevestigingsplaatjes. Uit de hiervoor beschreven paragrafen kan gekonkludeerd worden dat om goede meetresultaten te verkrijgen: 1. Het aangebrachte moment over de gehele omtrek van het profiel overgedragen behoort te worden, zodat de gemeten hoekverdraaiing niet door lokale vervorming beinvloed wordt. 2 . De optredende wrijving tussen profiel en bevectigingcplaatje zo gering mogelijk moet zijn. Door gebruik te maken van araldit-bevestigingcplaatjes wordt aan de twee hierboven genoemde punten voldaan. Dit blijkt uit de meetresultaten staande in bijlage 20. De voorlopige konklusie luidt: maak gebruik van araldit-bevestigingcplaatjes tijdens de verschillende metingen ter bepaling van de torsie-integraal. Giet voor elke te beproevenprofiel zijn eigen bevestigingsplaatjes. Tot slot vet de uiteinden van een profiel, alvorens het in een araldit-plaatje te steken in. Dit om een minimale wrijving te bereiken. De wachttijden om goede stalen plaatjes te maken duurt 2 maanden wat ook een rede was tot het overgaan op aralditplaatjec.

2 . = doorsteeklengte 3.= bevestigingsplaatje

1.= profiel

Fig.14 De doorsteeklengte. Opm. In de metingen ter belaling van de welvingsintegraal(we1ke hierna volgen) wordt een torsie-integraal van 187.3 mm14 ingevuld 4.1.5 Fouten analyse bij de bepaling van de torsie-integraal. Tijdens de metingen ter bepaling van de torsie-integraal worden de volgende parameters gemeten: 1. de lengte van het profiel (1 f l rnm) 2. de lengte van de arm (1: 1 mm) 3 . het gewicht (F 1 0.01 gr I I l*lOE-5 kg) : 4. optredende hoek (a f 0 . 0 2 % ) Constante is: 5. de glijdingsmodulus (A G = f 0.15%)

-24-

opm:

A cosa

------ cosa

tana A a

D p r o c e n t u e l e f o u t i n It b i j v e r s c h i l l e n d e l e n g t e en g e l i j k b l i j v e n d moment e geeft:
1 = 300 mm arm = 235 mm
gewicht = 0.133 kg G = 25500 N / m m l 2 a = 0.0275 r a d

1 = 750 mm arm = 235 mm


gewicht = 0.133 kg G = 25500 N/mm72 a = 0.047 r a d

It = 131.2 mmt4 f 0.94%


1 arm gewicht G
1645 mm 235 mm 0.133 kg 25500 N/mmf2 a = 0.0965 r a d

It = 189.56 mm74 f 0.75%

= = = =

I t = 204.3 mm14 t 0.67%

-254 . 2 Welvings-integraal

Getracht moet worden om experimenteel een welvings-integraal te meten. Deze behoort als zodanig in overeenstemming met de theoretische integraal te zijn, onafhankelijk van de insteekdiepte van het profiel in de aralditbevestigingsplaatjes. De theoretische welvings-integraal is bepaald met een bestaand elementen programma, en blijkt 1055800 mmfl t e zijn. Deze waarde is gebaseerd op gemiddelde profielafmetingen van de laatste toegezonden 11 profielen ALCOA 7 0 - 3 6 0 . Tijdens de berekeningen ter bepaling van de welvingsintegraal wordt een torsie-integraal van 187.3 mmT4 ingevuld. Zoals vermeldt in hoofdstuk 3 . 2 . 2 moet een profiel, waarvan de welvingsintegraal bepaald wordt, aan een zijde vrij kunnen welven terwijl de andere zijde voor 100% verhindert moet zijn. Dit bereiken we door het moment in het midden van het profiel aan te brengen(zie fig.8 hfd. 3 . 2 . 2 ) . Alle metingen zijn verricht aan profiel nr 3 . De toegepaste aralditbevestigingsplaatjes zijn speciaal voor dit profiel gegoten.
4 . 2 . 1 Het aan te brengen moment.

Om het moment met de schijf op het profiel over te brengen wordt de schijf met dun ijzerdraad, dat over katrolletjes loopt verbo_n_dgnmet een hefboom. Door het verplaatsen van de hefboom m.b.v. een bout wordt een moment aangebracht (zie fig.15).
I

Fig.15 Het aangebrachte moment.

-26-

x onbewerkte plaatjes (Ib bij O mm is 1033644 m m v ) o bewerkte plaatjes/goed uitgelijnd (Ib bij O mm is 937625.85 m m @ )

Fig. 16 De welvings-integraal als funktie van de insteekdiepte.

-27-

Bij de eerste verrichte metingen werd i.p.v. ijzerdraad, touw gebruikt. Het nadeel van het touw was dat, na het aanbrengen van een moment het even duurde voordat het overbrengmechanisme in zijn evenwicht verkeerde, door de grote optredende rek in het touw. Dit verschijnsel was waar te nemen op de voltmeter(waaraan de verplaatsingsopnemers verbonden zijn). Door gebruik te maken van ijzerdraad, wat veel minder kruip gevoelig is komt het momentoverbreng-mechanisme zeer snel in zijn evenwicht-toestand. Het voordeel hiervan is een ruime tijd winst per meting. 0pm:l. Het maakt voor de meetresultaten niets uit of gebruik van touw of ijzerdraad gemaakt wordtzie bijlage 9). 2 Bij gebruik making van touw treedt een kleine hysterese opzie . bijlage 9). Dit zal hoogstwaarschijnlijk het gevolg zijn van de optredende kruip in het touw. 4.2.2 Onbewerkte aralditplaatjes. Onbewerkte aralditbevestigings-plaatjes zijn, na gegoten en 24 uur uitgehard te zijn aan beide zijden afgevlakt. De eerste metingen aan profiel nr 3 verricht bij verschillende insteekdiepte worden weergegeven in bijlage 10(le meting) en in fig.16. Uit de verkregen meetresultaten kan men konkluderen dat bij een toenemende insteekdiepte de welvings-integraal fors toeneemt. De oorzaak hiervan is dat, er wrijving optreedt tussen profiel en plaatje. Deze wrijving neemt toe naarmate de insteekdiepte toeneemt (dit was ook merkbaar bij het inspannen van het profiel, naarmate namelijk de insteekdiepte toenam werd een grotere kracht vereist om het profiel tot die bewuste insteekdiepte in te spannen). Door de toenemende wrijving wordt de welving van het profiel tegen gegaan waardoor te hoge welvings-integralen gemeten worden. Er is sprake van wrijving tussen profiel en plaatje omdat: 1. Tijdens het uitharden het araldit krimpt, waardoor een lichte perspassing wordt geintroduceerd. 2. Zoals in hoofdstuk 4.1.1 vermeldt is het voordeel van stalen bevestigings-plaatjes dat de twee inspankoppen niet met een zeer grote nauwkeurigheid behoeven te worden uitgelijnd. Dit omdat het profiel zichzelf richt bij een niet goed uitgelijnde proefopctelling(zie fig.11 en 12 hfd. 4.1.11. Dit Verschijnsel treedt bij araldit bevestigings-plaatjes niet op. Bij een niet goed uitgelijnde opstelling zal het profiel zich gaan vast zetten in de aralditplaatjes(schranken). Dit zal toenemen naarmate de insteekdiepte toeneemt. 4.2.3 Bewerkte aralditplaatjes. Bewerkte aralditbevestigings-plaatjes zijn, na gegoten, 24 uur uitgehard en aan beide kanten gevlakt, ook nog zo bewerkt dat tussen profiel en plaatje een glijpassing ontstaat. Dit wordt bereikt door het aralditplaatje meerdere malen over het profiel te schuiven met als schuurmiddel koperpoets. Bijlage

-2810(2e meting) en fig.16 tonen verschillende metingen verricht aan profiel nr 3 met bewerkte plaatjes bij verschillende insteekdieptes. Uit deze meetresultaten konkluderen we dat door het toepassen van bewerkte plaatjes(minder wrijving) de welvings-integraal sterk afneemt bij de verschillende insteekdieptes. De 3e meting in bijlage 10 en weergegeven in fig.16 zijn meetresultaten verricht aan profiel nr 3 met bewerkte plaatjes bij verschillende insteekdieptes. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat bij deze metingen minder wrijving optrad tussen profiel en plaatje als bij de 2e meting in deze bijlage. Dit is proefondervindelijk vastgesteld. Gekonkludeerd kan worden dat de welvings-integraal nog verder is afgenomen bij de verschillende insteekdieptes.
4.2.4 De momentschijf.

In dit hoofdstuk zal gekeken worden of het nodig is om tijdens de verschillende metingen de momentschijf d.m.v. touwtjes op zijn plaats te houden. Dit is proefondervindelijk, door het nemen van metingen vastgesteld. De meetresultaten zij weergegeven in grafiek vorm in bijlage 11, en in bijlage 10f3e meting). Hieruit kan gekonkludeerd worden dat het weinig uitmaakt of we wel of niet gebruik maken van touwtjes. De slot konklusie luidt:
1. Zorg ervoor dat bij het experimenteel bepalen van

de welvings-integraal tussen het profiel en de aralditbevestigings-plaatjes(e1k profiel heeft zijn eigen gegoten plaatjes), een glijpassing bestaat. Wat inhoud dat de wrijving tussen profiel en plaatje minimaal is, waardoor een minimale mate van welvingsverhindering optreedt. 2 . Zorg bij gebruik making van aralditbevestigingsplaatjes dat de proefopstelling zo goed mogelijk is uitgelijnd, dit in tegenstelling tot bij stalenbevestigings-plaatjes. 3 . Er hoeft in principe geen gebruik gemaakt te worden van touwtjes om de momentschijf op zijn plaats te houden. 4. De ideale welvings-integraal is die bij een insteekdiepte van nul mm. Dit is in de praktijk natuurlijk niet uitvoerbaar. Maar zoals men in fig.16 kan zien, kan men door de verschillende meetpunten een lijn trekken. Deze lijn lijkt op een parabool, hiervoor geldt Y = A t BX t C X t 2 . Door nu de kleinste kwadraten methode toe te passen voor de vergelijking Y = A + BX + C X t 2 met de reeds bekende meetresultaten, blijkt dat bij een insteekdiepte van nul mm de welvingsintegraal 937625.85 m m v is. De theoretische waarde is 1055800 m m v . De experimenteel bepaalde waarde wordt bij de volgende meting, de bepaling van de mate van welvingsverhindering als constante ingevoerd.

-29-

4.2.5 De foutenanalyse bij de bepaling van de welvings-integraal. Tijdens de metingen ter bepaling van de welvingsintegraal worden de volgende parameters gemeten: 1. De lengte van het profiel(1 +- lmm) 2. De straal van de moment-schijf(R ? lmm) 3 . De optredende hoek(a 2 0.19%) 4 . Het optredende moment(M 2 0.15%) De procentuele fout in Ib is:

Voor de afleiding van de bovenstaande vergelijking zie bijlage 1 7 . Hieruit kunnen we concluderen dat als het profiel langer is dan 1* er

geschreven mag worden:

Het is dus zinvol om 12(lengte bij eenzijdig verhinderde welving) zo klein mogelijk te nemen. De lengte heeft de volgende invloed op de foutvoortplanting: Bij een lengte van 1000 mm: A Ib = 14 -?i;Ma

+ 15 ----

MP

11

-304 3 De mate van welvingsverhindering. .

Tot slot moeten er metingen verricht worden welke onderzoeken in hoeverre een profiel-uiteinde, ingegoten in araldit de welving verhindert. Voor verschillende materiaal-constanten betreffende araldit zie bijlage 18. Hieruit blijkt dat de E-modulus 14000 N/mmf2 is. Gezien deze lage waarde is te verwachten dat de welving niet voor 100% verhinderd zal worden. In bijlage 19 zijn alle metingen opgenomen verricht aan profiel nr.3 ter bepaling van de welvingsfactor. Deze metingen zijn tevens weergegeven in fig.17. In dit figuur staat de mate van welvingsverhindering als funktie van de insteekdiepte weergegeven.

Fig.17 De welvingfactor als funktie van de insteekdiepte.

-31-

De lijn bestaande uit kruisjes is gemeten zonder voorspanning. De lijn bestaande uit rondjes is gemeten met voorspanning. Voorspanning wil zeggen dat alvorens we starten met meten er reeds een moment aangebracht is. Uit bijlage 19 en fig.17 kan men konkluderen dat: De mate van welvingsverhindering sterk afhankelijk is van de insteekdiepte. Naarmate de insteekdiepte toeneemt neemt de welvingsfactor toe. De oorzaak hiervan ligt hem wederom in het feit dat naarmate de insteekdiepte toeneemt de wrijving toeneemt. - De welvingsfactor meer is dan 100% bij verschillende insteekdiepte, wat theoretisch gezien niet mogelijk is. Dat het toch gebeurt ligt hem aan het feit dat we uitgaan van vrije welving aan een uiteinde(100% vrije welving is niet realiseerbaar). Hieruit blijkt dat de inklemming die 100% vrij had moeten welven een schijnbare verhoging van de welvingsfactor veroorzaakt. - Bij de lijn bestaande uit kruisjes(zonder voorspanning) tot een insteekdiepte van 2mm een lage Y verkregen wordt. Dit ligt hoogstwaarschijnlijk hieraan: bij het aanbrengen van de eerste gewichten moet het profiel zich nog wat zetten in het plaatje waardoor een extra hoekverdraaiing geintroduceerd wordt. - Bij de lijn bestaande uit rondjes(met voorspanning) het profiel de mogelijkheid krijgt zich te zetten in het plaatje. Hierdoor wordt de extra hoekverdraaiing te niet gedaan, waardoor een hogere Y gemeten wordt. - Door gewoon te redeneren blijkt de lijn bestaande uit rondjes de juiste te zijn. Dit omdat: er u waarden gemeten worden groter dan loo%, wat komt door de wrijving die optreed tussen profiel en plaatje. We zien dat bij een insteekdiepte van 5mm de u 115% is, wat erop duidt dat 5mm insteekdiepte zo'n 15% extra mate van welvingsverhindering veroorzaakt. Hierdoor zal met alle waarschijnlijkheid een prop van 80mm een mate van welvingsverhindering van 100% veroorzaken. - De ideale mate van welvingsverhindering is die bij een insteekdiepte van nul mm. Dit is in de praktijk natuurlijk niet uitvoerbaar. Maar zoals men in fig.17 kan zien, kan men door de verschilende meetpunten een lijn trekken. Deze lijn lijkt op een parabool, hiervoor geldt Y = A + BX + CXf2 . Door nu de kleinste kwadraten methode toe te passen voor deze vergelijking met de reeds bekende meetresultaten, blijkt dat bij een insteekdiepte van nul mm de mate van welvingsverhindering 99% is.

Slot opmerking betrekking hebbend op de hoofdstukken 4 . 2 en 4 3 .:

- De metingen verricht ter bepaling van de welvingsintegraal zijn

vermeldt onder de directory WELMET. De metingen verricht ter bepaling van de mate van welvingsverhindering zijn vermeldt onder de directory WELFMET.

-32-

HOOFDSTUK 5 PROGRAMMATUUR. De metingen aan een profiel worden automatisch ingelezen en verwerkt tot een meetfile op de prime. Dit gebeurt door een laboratorium-microprocessor (lammetje genoemd). De uitgangen van de opnemers zijn aangesloten op een scanner(l6 kanaals) die de verschillende meetwaarde na elkaar doorgeeft aan een digitale voltmeter. Deze voltmeter geeft vervolgens de waarden weer door aan de microprocessor die een file op de prime aanmaakt en ze daarin wegschrijft. Het lammetje moet hiertoe op een terminal aangesloten zijn. In fig.17 staat het aansluitschema van de meetapparatuur(zie ook foto 1 De proefopstelling).

II

Fig.18 Aansluitschema.
5.1 Rekenprogramma's

Voor het berekenen nl: LODE INTEGRAAL1 WELFACTOR

van de grootheden, It,Ib en u zijn programma's aanwezig berekend de torsie-integraal berekend de welvings-integraal berekend de mate van welvingsverhindering(we1vingsfactor)

Alle drie de programma's beginnen met het inlezen en omrekenen van de meetfile, waarna met de kleinste kwadraten methode door de meetpunten(van zowel de heen- als teruggaande meting) een rechte lijn berekend wordt. Van deze lijn wordt de richtingscoefficient bepaald. M.b.v. de

-33richtingscoefficient en enkele andere parameters kan men de drie grootheden berekenen.


5.1.1

Lode

M.b.v. van het programma lode wordt de torsie-integraal bepaald, tevens wordt de hoekverdraaiing als funktie van het aangebrachte moment getekend. Het programma heeft twee invoer-file's te weten, een die de gemeten hoeken weergeeft en een die de gebruikte gewichten(om het moment aan te brengen) weergeeft. Voor een uitgebreide handleiding hoe te handelen zie lit. 2 bijlage 3 blz. 3 3 t/m 38, met dit verschil dat het huidige programma "LODE" heet i. p. v. "DATA".
5.1.2

Integraall.

Het oude programma ter bepaling van de welvings-integraal leverde bij opnieuw gebruik een aantal moeilijkheden op, zodat een nadere analyse is uitgevoerd. Dit heeft geleid tot een gewijzigd programma, dat volledig toegespitst is op het berekenen van de welvings-integraal voor het profiel ALCOA 70-360 met lengtes groter dan 600 mm. Een erg onhandige methode om een nulpunt van een funktie te zoeken werd overbodig en vervangen door een direkt te berekenen oplossing. Hieronder volgt de analyse. Voor een profiel dat aan een uiteinde vrij kan welven en waarbij de welving aan een zijde verhinderd wordt, is het verband tussen moment en hoekverdraaiingzie hfd. 2.4 vergelijking [3]).

Met de waarde aan het vrije uiteinde(x=l) geldt:

met: a (rad) gemeten Mt (Nmm) gemeten S = G*It (Nmmf2) constante P (mm9 variabele E*Ib
G = 25500 (N/mmf2) E = 67250 (N/mmf2)

It= reeds berekend met LODE


Uit vergelijking [ll wordt pbepaald waarna de Ib berekend kan worden. Theoretisch is reeds bepaald It en Ib. It is 188.3 mmt4 en Ib is

-34geldt pi = 4.8. Dit betekend dat tanhipi) = 0.99986, zodat vervanging van tanh(pi) door 1 gepaard gaat met een fout van 0.02%. Daarmee wordt vergelijking [i]

Daarmee wordt Ib

De metingen leveren een aantal paren (a,M) op. M.b.v. de kleinste kwadraten methode wordt hierdoor een rechte lijn gegenereerd van de vorm a = AM + B. Voor ons is alleen de richtingscoefficientA) van belang. De uiteindelijke vergelijking waaruit Ib bepaald wordt is: Ib = --- ( l - A * S ) T 2 . E Een uitdraai van het programma INTEGRAAL1 is weergegeven in bijlage 13. Opm: Het programma INTEGRAAL1 heeft een invoerfile te weten INV. Hierin zijn de gemeten momenten en hoeken vermeldt(in volts). Een stukje meetfile is opgenomen in bijlage 14. Voor de in te voeren calibratie-waarden zie bijlage 1 en 2 . 5.1.3 Welfactor

De opbouw van het programma WELFACTOR is hetzelfde als van het programma INTEGRAALl(de nulpunts zoek methode wordt vervangen door de direkte berekening). Uitgaande van de vergelijking [ll hfd. 5.1.2

met: a (rad) gemeten Mt (Nmm) gemeten St = G * It constante 1 (mm) variabele Ib is reeds bepaald met het gragramma INTEGRAAL1 De uiteindelijke vergelijking waaruit v berekend wordt luidt:

De metingen leveren een aantal (a,M) op. M.b.v. de kleinste kwadraten methode wordt hierdoor een rechte lijn getrokken van de vorm a = AM + B Voor ons is wederom de richtingscoefficientA) van belang. Zodat de vergelijking wordt:

-35-

Een uitdraai van het programma WELFACTOR is gegeven in bijlage 15. Opm: 1. Het programma WELFACTOR heeft twee invoerfile's te weten: 1. INV hierin worden vermeldt de gemeten hoeken in volts. 2 . INV1 waarin de gebruikte gewichten staan, welke nodig zijn om de verschillende momenten aan te brengen(in NI. 2 . De in te voeren calibratie-waarden zijn: 1 . calibratie-waarde voor de hoek, welke afhankelijk is van de gebruikte inclinometer(zie bijlage 12). 2. calibratie waarde voor het moment. Deze is gelijk aan de arm waaraan de gewichten gehangen worden, namelijk 235. 3 . Het programma KWADRAAT bevat de kleinste kwadraten methode voor een parabool. De invoerfile's z i j n INlpunten X-as) en IN2(punten Y-as).

-36-

HOOFDSTUK 6 CONCLUSIES. In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken aan de hand van de verrichte metingen ter bepaling van de torsie- en de welvingsintegraal en de mate van welvingcverhindering. De torsie-integraal. Uit de torsie-integraal metingen is gebleken dat we de beste meetresultaten verkregen bij gebruik making van aralditbevectigingsplaatjes i.p.v. stalen. Het nadeel van stalenbevestigingsplaatjes is dat ze het moment niet over de gehele omtrek van het profiel overdragen, wat wel een vereiste is. Dit heeft tot gevolg dat daar waar wel kontakt plaats vindt tussen profiel en plaatje de kracht aldaar groot is, waardoor meer wrijving optreedt. Hierdoor zal de welving tegen gegaan worden, wat niet bevordelijk is voor de meetresultaten. Eveneens treedt t.g.v. het niet overal aanliggen van het profiel in de plaatjes lokale rek op, wat een extra hoekverdraaiing tot gevolg heeft. Bij gebruik making van aralditplaatjes wordt het moment wel over de gehele omtrek overgedragen, hierbij moet wel vermeldt worden dat elk profiel zijn eigen ingegoten plaatjes behoort te hebben. Om de wrijving die optreedt tussen profiel en plaatje te minimaliseren vetten we het profiel in. De grootte van de torsie-integraal blijkt bij gebruik making van aralditbevestigingsplaatjes, en een insteekdiepte van 1 d 2 mm 187.3 mmT4 te zijn. Deze waarde is lengteonafhankelijk voor profiellengte langer dan 500 mm. M.b.v. van de elementen methode is een theoretische torsie-integraal berekend van 188.3 mmT4. Hieruit blijkt dat de experimenteel bepaalde torsie-integraal dicht bij de theoretische-integraal ligt. De welvingsintegraal. Uit metingen ter bepaling van de welvingsintegraal is gebleken dat de insteekdiepte grootte invloed heeft op de welvingsintegraal. Naarmate de insteekdiepte toeneemt, neemt ook de wrijving toe, waardoor de welving tegengegaan wordt. Zodat een niet 100% vrije ophanging verkregen wordt. De wrijving onstaat door: -dat de opstelling niet nauwkeurig genoeg is uitgelijnd waardoor het profiel zich zal gaan zetten in de aralditplaatjes. Dit verschijnsel neemt toe naarmate de insteekdiepte toeneemt. -of het ligt aan de kombinatie araldit/aluminiurn. Dit laatste combinatie araldit/aluminium is de grootste oorzaak waardoor wrijving optreedt, omdat de eerder genoemde wrijvings oorzaak door goed uitlijnen te minimaliseren is. Het verkrijgen van de ideale insteekdiepte is sterk ervarings afhankelijk en ligt in de buurt van de 1 d 2 mm. Bij het bepalen van de torsie-integraal is gebruik gemaakt van deze ervaring.

-37-

Bij de bepaling van de welvingsintegraal is bekeken wat de insteekdiepte voor een invloed heeft op de welvingsintegraal en of er verband bestaat tussen insteekdiepte en de welvingsintegraal. Door de verkregen meetpunten in een grafiek uit te zetten blijkt dat er een parabool door de meetpunten getrokken kan worden(Y = A + BX + CXT2). Nu kunnen we aan de hand van de kleinste kwadraten methode de welvingsintegraal bepalen bij een insteekdiepte van nul mm(wat praktisch niet uitvoerbaar is). Dit omdat bij een insteekdiepte van nul mm we een ideale wrijvingsloze ophanging zouden hebben, waardoor de welving 100% vrij is. De welvingsintegraal blijkt bij een insteekdiepte van nul mm 937625 mrn5 te zijn. De theoretische berekende welvingsintegraal is 1055800 mms. Uit het boven staande blijkt dat aralditbevestigingsplaatjes ook niet de idealste oplossing is, maar er wel dicht in de buurt kornt(handigheidservaring buiten beschouwing gelaten). De mate van welvingsverhindering. Ook de mate van welvingsverhindering blijkt sterk afhankelijk te zijn van de insteekdiepte. Evenals bij de welvingsintegraal kan door de gevonden meetpunten een parabool getrokken worden. Zodat bij een insteekdiepte van n u l mm de mate van welvingsverhindering 99% is. Bij het bepalen van de verschillende grootheden blijkt dat het van uiterst belang is om, bevestigingsplaatjes t e gebruiken die, samen met het erin zittende profiel een ophanging vormen welke de welving zo minimaal mogelijk tegen gaat, om goede meetresultaten te verkrijgen.

-38-

LITERATUURLIJST. Lit.1

D.M. van Beers en A.M. Bramer, Ontwikkeling van een torsiemeetopstelling(Het experimenteel bepalen van torsie- en welvingsintegraal en welvingcverhindering). TU-Eindhoven, afstudeerverslag, 1986
M.G.W.C. van der Velden, Torsie- en kipexperimenten(0ver het uitvoeren van torsie- en kipexperimenten t . b . v . het onderzoek-project "interaktieve kip" aan de THE). TU-Eindhoven, afstudeerverslag, 1985

Lit.2

-39BIJLAGE 1 CALIBRATIE-WAARDE VAN DE INDUCTIEVE VERPLAATSINGS-OPNEMERS. Omdat gebruik gemaakt wordt van twee verplaatsings-opnemers, zal een van de twee opnemers aangepast moeten worden aan de andere om een calibratiewaarde te krijgen. De beide kernen van de opnemers zijn op een straal van 79,5 mm d.m.v. touwtjes met de moment-schijf verbonden(zie fig.19).

fig.19 Momentschijf met kernen. Gegevens van de opnemers: WE 2298 heeft een gevoeligheid van 10,l V/inch 0,3976 V/mm 2,515 mm/V WE 2334 heeft een gevoeligheid van 10,97 V/inch 0,4319 Vlmm 2,315 mm/V

-40-

= versterker

De calibratie waarde is nu

0,5[Vl

2,315[mm/V] / 79,5[mm] = 0,01455

-41BIJLAGE 2 DE CALIBRATIEWAARDE VOOR DE KRACHTDOOS. De krachtdoos is verbonden met een strain gauge instrument 581 DNH, welke afgesteld is op een gevoeligheid van 300 p rek/V. De gevoeligheid van de krachtdoos zelf is 300 gr/3862 p rek. 300gr/3862p rek = 2,943N/3862p rek
Ip

rek komt overeen met 2,943/3862 = 7,6204*107-4 N

300p

rek = 1V

De moment-arm bedraagt 117mm waardoor de uiteindelijke calibratie-waarde wordt: 7,62047-4 * 300 * 117 = 26,67Nmm/V

-42-

BIJLAGE 3 DE PROFIELAFMETINGEN.

-43-

Maten nr.

2 2.75 2.76 2.77 2.76

4 1.07 1.07 1.06 1.08 1.08 1.08 1.09 1.07 1.08 1.06 1.06 1.07 11 4.35 4.39 4.39 4.36 4.36 4.37 4.36 4.36 4.37 4.39 4.37 4.37

5
4.98 4.95 4.98 4.96 4.95 4.98 4.98 4.98 4.96 4.98 4.96 4.96 12
5.53

6 5.1 5.07 5.04 5.04 5.03 5.05

7 2.48 2.47 2.49 2.50 2.49 2.50 2.47 2.49 2.47 2.46 2.50 2.48 14 20.53 20.47 20.57 20.47 20.47 20.49 20.59 20.53 20.45 20.58 20.48 20.50 15 39.84 39.99 39.98 39.93 39.81 39.87 39.79 39.88 39.79 39.94 39.86
39.88

Profielnr. 1 19.91
2
3

1.08 1.04 1.04 1.03 1.02

19.93 19.91 19.86 19.86 19.93 19.86 19.94 19.86

5
6 7 8 9

2.73 2.73 2.73 2.73 2.73 2.73 2.74


9 1.01

1.04

1.01
1.04
1.01

5.05
5.06 5.03 5.07 5.06 5.05 13 6.87 6.91 6.87 6.89 6.88 6.86 6.88 6.90 6.88 6.88 6.88 6.88

l 19.91 i

1.06 1.06 1.04 10 1.34 1.20 1.18 1.20 1.19 1.19 1.17 1.19 1.19 1.20 1.19
1.19

1: 19.93

Gem. Maat nr.

19.90
8

profielnr. 1 1.03
2
3

1.00

1.06
1.00

5.54 5.54 5.54 5.54 5.53 5.50 5.52 5.52 5.48 5.52 5.53

1 .O3
0.96 0.98 1.02 0.98 1.01 3.97

1.03 1.02 1.04 1.02 1.04


1.00

5
6 7
8

1( 1.02 1: 1.02
1.00

0.98
1.01
1.02

Gem.

-44-

BIJLAGE 4 DE VERRICHTE METINGEN.


le meting: verricht aan een oud profiel ALCOA 70-360, met stalen bevestigingsplaatjes.

lengte [mm]
1905 1700 1620 1120 900 700

It [mm741
160.5 160.0 161.0 161.2 160.0 157.8 156.5 143.5

500
300

2e meting: met uitlijnen en nieuwe bevestigingsplaatjes. De metingen zijn verricht aan een oud profiel met een lengte van 750 mm. lengte [mml
750

It CmrnT41
161.3 160.7 161.8 163.5 162.4

bijzonderheden niet uitgelijnd niet uitgelijnd uitgelijnd uitgelijnd + nw. plaatjes uitgelijnd + nw. plaatjes

750
750 750

750

3e meting: verricht aan profielnr. 11, met stalen bevestigingsplaatjes.

lengte [mmi
1645 1110 900 700 600 500 400 300

it [rcimT41
194.8 192.7 194.6 190.5 191.5 190.8 188.3 182.1

It [mm741 (180 graden gedraaid)


175.3 168.3 163.4 160.6 152.9 136.6

Opm: een heen- en terug gaande meting bestaat uit 22 meetpunten.

-45-

BIJLAGE 5 HOGEILAGE TORSIE-INTEGRALEN. Metingen verricht aan lengtes van 600 respectievelijk 300 mm van profielnr. 11 lengte [mml
600 600 600 600 600 600

It [rnmy4]
194.0 163.4 165.5 191.2 193.9 169.6

lengte [mml
300 300 300 300

It [mm741
135.2 183.3 183.8 130.4

-. .

... . - -

-46-

BIJLAGE 6 OPLOSSEN M.V.B.

RANDVOORWAARDEN.

a' ' ( x ) = B @cosh(px)

+ C fl2cinhp)
a(0) = O a'(0) = O a"(1) = O

D randvoorwaarden z i j n : e

a(0) = O a'(O) = O

geeft geeft

O = A

+B
Mt

O = Cp + --St
h i e r u i t volgt: C =

- M tt c1 ---S

[31 E41

a' ' (1) = O g e e f t

O = B flZcoch(pl)

C fl2cinh(pi)

[3] i n i41 g e e f t

O = B C<r2coch(pl) - ---- fl2cinh ( p i ) Mt S t cc

[5] i n [2] g e e f t

O = A +

s: ----

c1 t a n h p l )

[3],[5]

en [61 i n

113

geeft

Terplaatse x =

-47-

tanh( a(l) = M t [- -----& )


P

---

St

G * It Opm: fl2 = ------

E * Ib

-48-

BIJLAGE 7 OPLOSSEN M.B.V. RANDVOORWAARDE. Mt Voor ideaal vrije welving geldt voor de specifieke wringhoek a' - --- St Voor ideaal verhinderde welving geldt a ' ( 0 ) = O . Het niet ideaal verhinderen van welving moet dus een bepaalde specifieke Mt wringhoek a ' ( 0 ) geven die tussen O en 5;- ligt.
e

Zodat de randvoorwaarden zijn:


a'

a(O) = O

(o) =

Mt v * --St

Voor de welvingsverhinderings-constante(v), nemen we aan: u = O 100% welvingcverhindering Y = 1 0% welvingcverhindering

a ' * (x)

= B C<f2cosh(@ar)

C Crf2sinh(p:)
+

a(0) = O
a ' ( O ) = (1-u)

geeft O = A Mt --t S geeft

121

(-v)

Kt= St

c c + Mt c

-st
u

hieruit volgt: C =- Mt ---St cc geeft O = B fl2coshfl) + C C<f2sinh(@) geeft O = B fl2cosh(4)

141

- ----cc u fl2sinh(pl) Mt St

153 in 121

geeft O =

+ Mt tanh(4) ---St cc

-49-

i61

Terplaatse x = 1

G * It Opm: c(t2 = ------

Ib

-50BIJLAGE 8 HOMENT OVERDRACHT.

Profiel in de draaibarekop

profiel in de verrijdbarekop

moment

86 Nmm

195 Nmm

307 Nmm

Opm: 1- De pijltjes geven aan daar waar kontakt bestaat tussen profiel en
2- De kijkrichting is plaat je.

verdr. kqe. o7r pyr

kop T

3- Moment vanuit de kijkrichting(oog1 is linksom.

-51-

BIJLAGE 9 MOMENT OVERDRACHT MET TOUW/IJZERDRAAD.

Met touw.

cc-2
c.N-3 CLL

CnL

2.23
a.ai446 i. i.
1.

c.45

CL6
C.4-8

c.c7

i.
. i.

r,u-ia r1 c1
c.N-12

CK9

I.
i.
1.

c.u-13
CQlS

i.
1.
i.

%= I052030
@

CLi5 C.4L-16

i.
1.

FOE<
2
4

i W
ia

-52-

Met ijzerdraad

!LE+?
C4-1 CU

i5. ziti a.ws


i.

ChL3 C 4 L CK5

1.
i.

?hLE
Ct7
C4L8

i.
t.
i.

ctis CY10
Ckii

i. 1.
1.

CCiZ

C4-13

i. 1.

x10-7

-53-

BIJLAGE 10 DE VERRICHTE METINGEN. le meting: verricht aan profiel nr 3, met onbewerkte aralditplaatjes bij verschillende insteekdieptec. lengte [mml
810.5 810.5 810.5 810.5 810.5

insteekdiepte [mml

welv ingc -integraa1 [mm@]


1055123.1 1041795.7 1076772.3 1034413.3 1051622.3

Ib gem = 1051945.3
809.5 809.5 809.5 809.5 809.5 1752207.2 1721453.1 1740773.8 1753301.8 1769644.5

Ib gem = 1747476.1
808.5 808.5 808.5 808.5 808.5 2190279.2 2213672.0 2225288.2 2189679.5 2181537.5

Ib gem = 2200091.3
807.5 807.5 807.5 4 4 4 2636094.8 2655352.9 2670030.1
Ib

gem = 2653825.9

2e meting: verricht aan profiel nr 3, met bewerkte aralditplaatjes bij

verschillende insteekdieptec.
810.5 810.5 810.5 1 1 1 954720.9 1838356. O 1049124. O

Ib gem = 1011400.3
809.5 809.5 809.5 2 2 2 2124366.8 1142947.7 1169950.6

Ib gem = 1142421.7

-54-

vervolg bijlage 10 2e meting


808.5 808.5 808.5
3 3 3

1266592.5 1227797.6 1268816.2

Ib gem = 1254402.1
807.5 807.5 807.5

4 4 4

1428415.2 1444500.5 1438157.6

Ib gem = 1437024.4
806.5 806.5 806.5 5 5 5 1735030.1 1792682.2 1777110.6

Ib gem = 1768274.3
805.5 805.5 805.5 6 6 6 2085543.1 2171879.7 2152231.4

Ib gem = 2136551.4
3e meting: verricht aan profiel nr 3, met bewerkte aralditplaatjes bij

verschillende insteekdieptes.
528 528 528 2 2 2 956404.6 969467.1 966259.5

Ib gem = 964043.8
527 527 527 3 3 3 1041157.8 1077080.8 1055216.9

Ib gem = 1057818.5
526 526 526

4 4 4

1113053.6 1098602.7 1128249.8

Ib gem = 1113302.7

-55-

vervolg bijlage 10 3e meting.


525 525 525

5 5 5

1231478. o 1233446.5 1217451.6

Ib gem = 1227487.7

* *
*

528 528 528

2 2 2

989812.9 1015037.5 1011198.8

Ib gem = 1005349.7

* * * * * * * *

527 527 527

3 3 3

1001194.4 996344.4 1006772.1

Ib = gem 1001437.3
526 526 526 4 4 4 1174656.7 1131464.4 1156296.O

Ib gem = 1154139.3
525 525 525

5 5 5

1215857.2 1237364.6 1231814.4

Ib gem = 1228345.4

* wil

zeggen: metingen verricht, zonder gebruik te maken van touwtjes die de aiomentschijf op zijn plaats houden.

Opm: een heen- en terug gaande meting bestaat uit 15 meetpunten.

-56BIJLAGE 11 MOMENTSCHIJF MET EN ZONDER TOUW.

Zonder touw.

-57-

Met touw

-58-

BIJLAGE 12 DE CALIBRATIE-WAARDE. af lezing (VI Voor elke inclinometer geldt: ------- ------max. uitslag v)

- C * sin(a).

Voor een inclinometer van 14.5 graden geldt dan:


1 ---------------a---

sin (14.5) sin(a).


1 * --------sin (14.5)

Sin (a) = aflezina(V) zodat de calibratie gelijk is aan: 4.988 4.988 * C

= 19.922

[-l.

-59-

BIJLAGE 1 3 INTEGRAAL1
PROORAM WELVINOSINTEORAAL ( 1 N V r U I T ) I VAR TAHH, F, SMH, CM, OH, A , 2 , Y, SM, S , SM2r I B , SHI CMI CH, VM, VH, L , ST, V I I T , HI M: REAL NAAM1 : PACED ARRAY C 1 . . 5 3 OF CHARi I N V , U I T : TEXTJ NI NR: INTEGER; BEOIN REWR I T ( U I T 1 1 WRITELNt 'PROORAVMA OM D E WELVINGSINTEGRAAL TE BEREKENEN. ' 1 i WRITELN('OEEF DE CALIBRATfEWAARDE VOOR HET M O M E N T I ~ E KANAAL'Ii READ(CM)i WRITELN( 'GEEF DE CALIBRATIEWAARDE VOOR D E HOEK, ZE KANAAL' 1 i READ(CH)I WRITELNt 'GEEF D E f R O I E L L N C T E E M 3 ' l i READ(L)j WRITELNt'GEEF OE WELVINQSVERHINDERINGSC~NSTANTECXI'~J READ(V)i WRITELN( 'GEEF' DE TORSIE-INTEQRAALCMM-EXP41' 1 i READ ( I T 1 i WR I T E L N ( 'GEEF HET NUMMER VAN DE INVOERFILE '1 i READ(NR1; RESET( 1NV)i WRITELN~UIT" I f NUMMER VAN D E INVOERFILE 16: ' r N R ) i WRITELN(U1Tt 'DE, PROFIELLENGTE IS CMMJ : ' 8 L: 4: WRITELN(UIT, 'DE TORSIE INTEGRAAL IS CMH-EXP41 : ' I I T : 4 : 213 WRITELN(UITI ' E MELVINCSVERHINDERINGCCONSTANTE I S : ' a U: 1 : 2); D

1);

SM: =Oi SH: =Oi SM2: =Oi SMH: =Oi N: * i

IB:poi

READLN(1NV)i WHILE NOT E O F I N V I D O , 0EGIN READLNt I W ) i READ ( INVI UPT)i READ ( INV, M A M I > i READ ( INV, VH j i READLN ( f N V 1 i H: =VM*CMi U R I T E L N ( ".BE M I S : ' t fl); t i : =VH*CHi LJRITELN(".DE H IS: ' r H ) i N: =N+li SMH: =SPHIPlwH; SM : =Sfl+Mj SH: =SH+Hj SM2: mSM2+MMi END; A:~(N*S~H-S~*SH~/(N*SM~-SM*SM)J WRITELN('DE WAARDE VAN A IS: ' , A ) ; 8: =29500*1Ti 2 : =L-(A*S)j I B : =S/672!50*SRtZ)i WRITELNt ' 'I IB: 7 :1 ) i WRITELN(UIT, 'DE.OEMIDDELDE WELVINCSINTEQRAAL IS CMM E X P 6 1 : WR I T E L N (UIT1 i

' I

I B : 8: 1

)i

-60-

BIJLAGE 14 HEETFILE

NNWNNNNNNNNNNNN 0. 128398 DCV 100906 NNYYNNNNNNNNNNNN +1.09067 DCV + . O 9 1 9 2 1 NNWNNNNNNNNNNNN +02. 4324 DCV +O. 29140 NNWNNNNNNNNNNNN +04. 2361 DCV +O. 34042 NNWNNNNNNNNNNNN +O6. 6 3 5 4 DCV +O. 92834 NNWNNNNNNNNNNNN -8. 7124 DCV +QI. 2293 NNWNNNNNNNNNNNN +lo. 6 4 1 1 DCV + Q l . 5273 NNWNNNNNNNNNMNN +O7. 4893 DCV +01.0488 NNWNNNNNNNNNNNN +OS. 0347 DCV +O. 68322 NNWNNNNNNNNNNNN -2. 8506 DCV +O. 35763 NNWNNNNNNNNNNNN +1.41427 DCV +O. 14397 NNYYNNNNNNNNNNNN +0.38589 CV - . O 1 4 9 6 6 NNYYNNNNNNNNMNNN 133224 DCV 096029

-.

DCV DCV DCV DCV DCV DCV DCV DCV DCV DCV DCV DCV DCV

-.

-.

-61-

BIJLAGE 15 HELFACTOR
PROGRAM WLFACTOR LABEL l i VAR ( I N V , INV1, U 1 T V ) i

INV, INV1, U I T V : TEXTi NI NR: INTEGER i HICM, VH, VM, C H , C , IT0 0 , IB, SMa SH, M, SM28 SMH, A I Y , X , Z, V: R E A L ; BEGIN REWRITE(UITV1 J WRITELN( 'CEEF CALIBRATIEWAARDE VOOR DE H O E K ' I i READ (CH) i WRITELN('OEEF CALIBRATIEWAARDE(ARM) VOOR HET MOMENT'); READ(CM)i WRITELNt 'CEEF DE PROFIELLENCTE IN MM'Ii READ (L) i WRITELN('CEEF DE WAARDE VAN DE TORSIEINTEGRAAL I N MME-4')i READ(fT13 WRITELNVOEEF WAARDE VAN DE CLIJDINQSMODULUS'); READ(C)i WRITELNt'CEEQ DE WAARDE VAN D E UELVINCSINTECRAAL I N MME-6')i READ( I B 1 J WRITELNt 'GEEF W T NUMMER VAN D E 1 N V O E R F I L E ' ) i READ (NR i WRITELN(UITV, 'HET NUMMER VAN D E INVOERFILE IS: ' , N R ) i U R I T E L N ( U I T V , 'DE PROFIELLENGTE IS MME-4, 'rL:4:2); SM: =Oi SH: =Ot SM2: =Oi SMH: 'Oi

ne

REGET( 1 N V ) i RESET( fNV1) i READLN ( I N V ) i 1: WHILE NOT E O F t I N V ) DO BEGIN READLN( 1W)i REC#)(INV,V H ) i H: VH/CHi N: -N+ti SH: =SH+Hi READLN(1NV)i WHILE NOT E O F ( I N V 1 ) DO BEGIN READ(INV1, VMIi W: =VM*CM; SM: =SM+Mi Sfl2: =SM;Z+M*tIi SHH: =SMH+M*Hi Lf SMH>-1000 THEN BOT0 Ir ENOi ENDj A:r(N*SM~-Sfl*~)/(N*SM2-SMwSM); Y: = W I T ; X : rA*Y/Li Z:=Y/(67250*1B)i V: 1-X )+SORT( Z )*Li WRITELN( 'DE MATE VAN WELVINCSVERHINDERINC = ' a V ) i WRITELN(UITV, 'DE MATE VAN WELVINSVERHUUDERIW = END.

N: W J

-62BIJLAGE 16 DE DOORSTEEKLENGTE. doorsteeklengte [mml

It [mmf4]
188.6 189.2 191.3 191.7 191.2

-63-

BIJLAGE 17 Foutenanalyse bij de bepaling van de welvingsintegraal. Bij vrije welving is het verband tussen de hoekverdraaiing en het uitgeoefende moment op het einde van het profiel
M1 11 a f l l ) = ----S

i1 1

met

* It de torsiestijfheid -It torsie-integraal -G glijdingsmodulus Bij verhinderde welving wordt dit verband ter plaatse x gegeven door:
-S = G

met -1b welvingsintegraal Voor eenzijdig verhinderde welving zijn de randvoorwaarden:


p" (1) = o vrije uiteinde in x = 1 en luidt de oplossing van de d.v. 121

P'(Of = o

p(0) =

r33 c43

i51
163

M sirih kl- sinh k(1-x) ] p(x) = -- [ x- .................... S k cosh kl


Dan geldt ter plaatse x = 12

kT2 =

S ----

E Ib

r71

waarbij de index 2 aangeeft dat we met een ander moment en een andere lengte te maken hebben dan bij de eerste meting [i]. De welvingsintegraal wordt nu bepaald door: - de torsie-stijfheid te meten aan een profiel dat vrij kan welven - vervolgens de torsie-stijfheid te meten aan een(ze1fde) profiel waarbij de welving eenzijdig is verhinderd (relatiei71). In deze metingen kunnen fouten optreden bij het vaststellen van het moment, de hoekverdraaiing en de lengte. Uitgaande van dit gegeven wordt nu onderzocht wat de invloed is van de lengte op de foutvoortplanting. Met de definities

volgt uit El]:

bS
S

$!a
Ma

di1 --11

en uit [ 7 ] :

-64-

S Uit (zie [ S I ) : kf2 = ---E Ib

substitueer [9] en E121 in [lo]:

Zodat voor de fouten voortplanting geldt:

De functie gx) is voor x>O monotoon stijgend(zie fig) en er gelden de volgende relaties: - x 4 O dan g ( x ) + 1 - x 4 a dan g(x) + 2x-2 Deze laatste relatie is al acceptabel voor x>3 De fout voortplantings-vergelijking [14] wordt dus:

Om een indruk te krijgen betreffende de waarde van g(k12) is voor profiel ALCOA 70-360 de k-waarde vastgesteld. profiel
ALC 70-360

E(N/mmt2) 67250

G(n/mmf2) 25500 188.3 1055800 0.082


35

-65-

BIJLAGE 18 ARALDIT GEGEVENS

!
1

Verarbeitungseigenschaften der draldit-Giessharzsysteme


Mischungsverhaltnis in Gewichtsteilen Harz Harter mbar Harz Harter

!
t
I

AialditD H-ar HY 956

1 I

AralditF
HrterHYa6

1
i

1O0 18-20 1x10-2 5 x 10-1 20-60

100 25 5x104 5x10-1 20-60 30004500 1000-1600

Dampfdruck bei 60C

I I

Verarbeitungstemperaturen An+3nusviskositt der Giessharzmasse

oc
mPa s 25 C 40 C
t.

800-1 300 300-450

Standzeit der Giessharzmasse 3OOO mPa s

min

25 c 40% 25 C

1 :: E
I
24

8-15

Minimale Hrtungszeit

24

i
I
f

Eigenschaftswerte der Giessharzformstoffe

i=Schlagzhigkeit
!

1i

Zugtestigkeit Max. Zugspannung crz, . m Bruchdehnung Druckfestigkeit Max. Druckspannung adma, Bicgefestig keit Max. Btegespannung bbn,ii

1I

ISOfR527 ISO/R527

40-60 2.5 :i,S

I
80-1 O0

65-85 4-5 95-105

115-1 30 30-70

ISO/R 179
45-50 ISO/R 62 iSO/R117 DIN 53505 bei 2 3 T bei 60C
I

Formbestandigkeit in der Warme nach Martens 10 Tage bei 23% 30min b e i 100C

L--

i
1

Wasseraufnahme Shore-Hrte D Dielektrischer Verlustfaktor


tgS bei 50 Hz

Gew.% ew. %

0.4-0.6

0.8-0.8
73-78

i
I

75-85 0.3-0.5 0.4-0.6 76-82 0.7-0.9 0.7-0,9

DIN 53463

Ddektrizitatskonstante c,
I

bei 23C bei 60C bei 23C bei 60%

!
~ 1 ~ 5 x 8j 3
-+--.i
I

1.6-1,8 8-12

r !

Spezifischer Durchgangswiderstand p
~ ~ _ _ _ ~

i
r--

I,
I i
I

I
ficin

i
1

A , ?4 . 3

6.0-6,2

--.-

II
1
1

4.44.6 45-43

DIN53482

5~10~ 5~10~

j
-I

Kriechstromfestigkeit Elektrische Durchschlagfestigkeii Platten von 2 m m Dicke 2O-s-We~ 2? cl50 hz

t--I
,

.--- ---.
---

tL,C~i

,EC 243

i-L

Elektrolytische Korrosionswirkung

Dihi>jj89

\ I &I -i t.c;:nwert a- 1 A-1 f


L
I

reo-210

200-220

A; sf uhrliche Gebrauchsaw eismg


c -

rut.~r\rr

I
B

:sl>i3/d

I
I .

-66-

BIJLAGE 19 DE VERRICHTE METINGEN Metingen verricht aan profiel nr.3, met araldit bevestigingcplaatjec. lengte [mml
813 813 813 813 813

insteekdiepte [mm]

welvingcf actor [%I


92.5 91.5 92.5 91.7 91.7 v gem = 91.9

812 812 812 812 812

96.9 99.2 99.1 98.2 98.0 v gem = 98.3

811 811 811 811 811

105.9 104.9 104.6 104.1

106.1

v gem = 105.2
810 810 810 810 810 108.8 109.3 108.9 108.5 108.9

v gem = 108.9
809 809 809 809 809 115. O 115. O 114.9 113.4 115.7 v gem = 114.8

Bovenstaande metingen zijn verricht bij momenten oplopend tot max. 793 Nmm, en geen voorspanning. Het aantal meetpunten per metingheen- en terug) bestaat uit 22. .

-67-

vervolg bijlage 19 lengte [mml


813 813 813 813 813

insteellengte[mml
99.9 99.3 100.6 99.7 102.1
v

gem = 100.3

812 812 812 812 812

101.2 104. O 102.9 102.2 102.9


v

gem = 102.6

811 811 811 811 811

3 3 3 3 3

107.8 107.5 106.3 106.2 104.9


v

gem = 106.5

810 810 810 810 810

4 4 4 4 4

110.5 108.6 107.9 107.8 109.3


v

gem = 108.8

809 809 809 809 809

5 5 5 5 5

115.1 114.7 114.9 113.7 116.7


v

gem = 115.0

Bovenstaande metingen zijn verricht bij momenten oplopend tot max. 793 Nmm, met voorspanning. Het aantal meetpunten per meting(heen- en terug) bestaat uit 22.

-68-

BIJLAGE 20 VERRICHTE METINGEN. Metingen verricht aan profiel nr 3, met gebruik making van aralditbevestigingsplaatjes. profiellengtelmm]
1645 1645 1645 1645 1645

insteekdiepte [mm]
1 1 1 1 1 8 8 a 4 8 2 2 2 2 2

It [mm741
186.1 188.7 186.5 189.3 185.9

It gem = 187.3

You might also like