Oefeningen Mechanica Newton

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 5

Oplossingen oefeningen Dynamica p.

58
1. Leg uit aan de hand van de wetten van Newton. Vermeld telkens welke wet je gebruikt. a. Een balletje ligt in het midden van een wagentje. Wanneer we het wagentje plots voorttrekken, rolt het balletje tegen de achterkant van het wagentje. Het traagheidsbeginsel: Een lichaam heeft de neiging zich te verzetten tegen een bewegingsverandering. De bal wil uit zichzelf in rust blijven. Het balletje blijft dus liggen waardoor het tegen de achterwand van het karretje rolt. b. Met een korte ruk, kun je blaadje per blaadje van een rol toiletpapier trekken. Trek je gelijkmatig dan rolt het papier af. Het traagheidsbeginsel: een lichaam heeft de neiging zich te verzetten tegen een bewegingsverandering. Bij een snelle bewegingsverandering (korte ruk) is de traagheid zo groot dat de rol niet in beweging komt. c. Wanneer je van een rijdende trein springt, loop je bij de landing best een eindje mee in de rijrichting. Het traagheidsbeginsel: Wanneer je op de trein zit, bezit je de snelheid van de trein. Door het traagheidsbeginsel wil je lichaam deze snelheid behouden. Je doet er dus goed aan bij het neerkomen verder aan deze snelheid te lopen en langzaam te vertragen. d. Wanneer een jager een kogel afvuurt, drukt hij de kolf van zijn geweer stevig tegen zijn schouder aan. De wet van actie- en reactie: Door de reactiekracht zal het geweer naar achter versnellen. Wanneer je het geweer goed schoudert, zal de versnelling verkleinen aangezien de massa van het geweer vermeerdert met je eigen lichaam. e. Een auto kan zeer moeilijk vertrekken in droog zand of modder. Om te vertrekken (versnellen) is er een resulterende kracht nodig van de banden op het zand/modder 2. Zijn de volgende uitspraken juist of fout? Verklaar of staaf je antwoord met een voorbeeld. a. De snelheid van een voorwerp met constante versnelling kan van richting veranderen. Waar. Bij de ECB is de versnelling constant in grootte en het voorwerp beweegt in een cirkel waarbij de snelheid voortdurend van richting verandert. b. Een voorwerp dat niet versnelt, ondervindt geen kracht. Niet noodzakelijk waar. Het is mogelijk dat er verschillende krachten op in werken maar er is geen resulterende kracht. c. Je kan geen bocht nemen zonder kracht uit te oefenen. Waar. Er zal steeds een resulterende kracht nodig om de snelheid in richting te doen veranderen.

d. Je oefent een horizontale kracht F_ uit op een loodzware kist, maar ze komt niet in beweging. De wrijvingskracht op de kist is groter dan F. Vals. De wrijvingskracht met de grond zal dan steeds even groot maar tegengesteld zijn aan de horizontale kracht aangezien er GEEN resulterende kracht zal zijn. 3. Een kanon schiet een kogel af. Duid het juiste antwoord aan. a. Het kanon oefent een kracht uit op de kogel, maar de kogel oefent geen kracht uit op het kanon. b. Het kanon en de kogel oefenen beide een kracht uit op elkaar; die krachten zijn even groot. c. Zowel het kanon als de kogel oefenen kracht uit, maar de kracht die het kanon uitoefent op de kogel is groter dan de kracht die de kogel uitoefent op het kanon. Wanneer je een horizontale duwkracht uitoefent op een speelgoedautootje, dan komt het in beweging. Stop je met duwen, dan komt het autootje tot rust. Is dit in overeenstemming met de eerste wet van Newton? Verklaar je antwoord. Dit is in overeenstemming met de eerste wet van Newton aangezien de wrijvingskracht met de grond en de lucht het autootje zal doen vertragen. 5. Zoek op het internet Aristoteles visie op beweging op. Wat vertelt Newton hierover? Geeft hij Aristoteles gelijk? Leg uit! De aarde maakt een rotatiebeweging van west naar oost. Daardoor is ieder voorwerp op aarde in beweging. De muren van je slaapkamer bewegen zo met een snelheid van meer dan 1000 km/h (afhankelijk van de breedtegraad waarop je je bevindt). Wanneer je rustig in je slaapkamer zit, merk je hier niets van, want je beweegt met dezelfde snelheid. Waarom knalt de westelijke muur dan niet met hoge snelheid tegen jou als je een opwaartse sprong maakt in je kamer? Wanneer je een sprong maakt, bezit je lichaam dezelfde horizontale snelheid van de aarde. Tijdens de sprong blijf je deze snelheid behouden.. 7. Je gooit een muntstuk recht omhoog in een rijdende trein. Waar landt het als de trein zijn rechtlijnige beweging ondertussen gewoon voortzet? Waar landt het muntstuk als de trein vertraagt, terwijl het muntstuk nog in de lucht is? Wat als de trein ondertussen een bocht maakt? Als de trein een ERB uitvoert, kan je het muntstuk zonder moeite weer opvangen (zie vraag 6) Wanneer de trein vertraagt of een bocht maakt, zal het muntstuk verder de ERB van trein uitvoeren.

4.

6.

8.

Drie identieke blokken van 10 kg worden over een wrijvingloos oppervlak voortgetrokken. De spankracht in het uiterst rechtse touw is 30 N. Wat is de spankracht in de andere touwen?

m3

m2

m1

r FN3

r FN2 r F23
r FZ3

r F32

r F12 r FZ 2

r F21

r FN1 r FZ1

r F

Aangezien de verticale krachten elkaar opheffen, bekijken we enkel de horizontale krachten Newton op m3 Newton op m2 Newton op m1

F23 = m3 a3 = m a

(*)

F12 F32 = m2 a2 = m a F F21 = m1 a1 = m a

(**)

(***)

Newton op de 3 massa samen

F = 3 m a a =

F 30N = = 1, 0m/s 3 m 3 10m

(*) wordt dan (**) wordt dan

F23 = m3 a3 = m a = 10kg 1, 0m/s = 10N F12 = F32 + m2 a2 = 20N

9.

Een boot wordt met een constante snelheid voortgetrokken door twee paarden zoals op de onderstaande tekening. Zoek de horizontale kracht die het water uitoefent op de boot.

r r r r r F1 + F2 + FW = m a = 0 F1, x + F2, x + FW , x = m ax = 0 F1, y + F2, y = m a y = 0 F1 cos F2 cos + FW , x = 0 F1 sin F2 sin = 0 2 F1 cos + FW = 0 FW = 2 F1 cos = 2 50N cos 20 = 93,9N
10. Een meisje in een kano oefent met haar peddel een achterwaartse kracht van 155 N uit op het water. Wat is de versnelling van het meisje en de kano als ze samen een massa van 90,0 kg hebben?

F = ma a =

F 155N = = 1, 72m/s m 90, 0kg

11.

Een voorwerp met een massa van 20,0 kg beweegt eenparig rechtlijnig met een snelheid van 10,0 km/h. Hoe groot is de nettokracht? Een voorwerp met een massa van 20,0 kg beweegt eenparig met een snelheid van 10,0 km/h op een cirkel met een diameter van 140 m. Hoe groot is de nettokracht? Een voorwerp met een massa van 20,0 kg met een beginsnelheid van 10,0 km/h versnelt eenparig met 2,00 m/s2. Hoe groot is de nettokracht? a. Wanneer een massa een ERB uitvoert, werkt er GEEN resulterende kracht op de wagen b. Wanneer een voorwerp een ECB uitvoert, wordt dit veroorzaakt door een centripetale kracht

10 3, 6 m/s 2 v = 2, 2N F = m ac = m = 20, 0kg r 70m c. EVRB met a = 2, 00m/s dus F = m a = 20, 0kg 2, 00 m / s = 40, 0N
12. Een minibusje van 1500 kg rijdt met een snelheid van 65,0 km/h tegen een muur en dringt er 35,0 cm diep in alvorens stil te staan. Bereken de gemiddelde kracht gedurende die botsing. We veronderstellen dat het minibusje vertraagt met een constante versnelling gemiddelde kracht
2 x 2 x0

ax (EVRB). De

F kan dan berekend worden d.m.v. F = m ax


2

(18,06m/s ) = 465, 7m/s v2 v = v + 2 ax x ax = x 0 = 2 x 2 0,35m F = m ax = 1500kg 465, 7m/s = 698, 6 103 N


13. Een trein van 25,0 ton vertraagt gedurende 2,50 min. Zijn snelheid neemt hierbij af van 90 km/h tot 15,0 km/h. Welke kracht heeft hij daarvoor minstens moeten ontwikkelen?

vx = vx 0 + ax t

( 4,17 25 ) m/s = 0,139m/s vx vx 0 = t 2,50 60 s 3 F = m ax = 25 10 kg 0,139m/s = 3472N


ax =

14.

Een geweer met een massa van 3,00 kg vuurt een kogel af met een massa van 10,0 g. Na 7,0 ms verlaat de kogel de loop met een snelheid van 1250 km/h. Hoe groot is dan de snelheid van het geweer na 7,0 ms?

( 347 ) m/s = 49603m/s vx = t 7 103 s 3 FGk = mk ak = 10 10 kg 49603m/s = 496N 496N FGk = FkG = 496N = mG aG aG = = 165m/s 3,0kg vx = ax t = 165, 3m/s 2 7 103 s = 1,16m/s
vx = vx 0 + ax t ax =

You might also like