Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 31

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

opq

Rapportage Voetenwerk

Nieuwe indicatieve cijfers over (deel-)verplaatsingen te voet 13 december 2005

Rapportage Voetenwerk
Nieuwe indicatieve cijfers over (deel-)verplaatsingen te voet

13 december 2005

Colofon: Onderzoek en tekst: Rob Methorst

Gegevensverwerking: Ronald Hammerschmidt, Paul Schepers en Rob Methorst Referenten: Datum: Albert Manenschijn en Willem Vermeulen 13 december 2005

Rapportage Voetenwerk

Inhoudsopgave
................................................................................... .....

1. 1.1 1.2 1.3 2. 3. 4. 5. 5.1 5.2 5.3 6. 7.

Inleiding 5 Aanleiding 5 Bijzonder definitie verplaatsing Leeswijzer 7 Doelstelling Methode Respons 9 11 13

Uitkomsten 15 Algemene informatie over verplaatsingen Informatie per oorsprong en bestemming Herkomstbestemmingmatrices 17 Kengetallen uit onderhavig onderzoek Conclusies en evaluatie 27 25

15 16

23

Literatuur

Rapportage Voetenwerk

Rapportage Voetenwerk

1. Inleiding
1.1 Aanleiding

Onderregistratie van het lopen: is dat nu iets om je druk over te maken? Meer dan tien jaar geleden vond De Voetgangersverening van wel. Het basale belang van verplaatsingen te voet komt door onderregistratie niet uit de verf. Dit heeft gevolgen voor de beleidsontwikkeling. Immers, een probleem dat men niet kent, zal men niet kunnen aanpakken. Om die overtuiging kracht bij te zetten presenteerde de vereniging het rapport Voetgangers tellen mee - Dagboekproject Voetgangersvereniging 1993. Daarin werd verslag gedaan van eigen verkennend onderzoek naar de mobiliteit van voetgangers, waarin, in tegenstelling tot het toenmalige verplaatsingsonderzoek, de mobiliteit van kinderen onder de 12 jaar en het voor- en natransport naar andere verplaatsingswijzen wl expliciet meegenomen waren. De vereniging concludeerde dat het lot van het gewone is dat er geen aandacht voor is. Afgezien van de bekende beperkingen met betrekking tot kinderen en het voor- en natransport, viel het op dat mensen gewoon vergeten te melden dat zij ook nog onbelangrijke stukjes te voet hebben afgelegd. Wat betreft hun mobiliteit te voet blijken mensen nadrukkelijk en apart ondervraagd te moeten worden. De onderzoeksresultaten zijn destijds uitgebreid besproken met de CBS-medewerkers die het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) uitvoerden. Mede naar aanleiding van dat rapport is de opzet van het CBS-Onderzoek Verplaatsingsgedrag aangepast, in die zin dat kinderen onder de 12 jaar er vanaf 1995 een plaats in kregen. Wat betreft de deelverplaatsingen die als voor- of natransport naar andere verplaatsingswijzen gemaakt werd erkend werd dat mensen minder verplaatsingen rapporteren dan zij feitelijk maken en dat vele kleine stukjes samen een substantile afstand zou kunnen zijn. Het CBS oordeelde echter dat de beleidsrelevantie daarvan beperkt was en dat de vertekening niet zodanig ernstig zijn dat ingrijpende wijziging van de onderzoekssystematiek gerechtvaardigd is. Immers, het kost extra geld om het voetgangersdeel apart te bevragen en een nog grotere belasting van de respondenten zou wel eens ten koste kunnen gaan van de kwaliteit van hun antwoorden (lagere respons, slordigere beantwoording). Verder is het voor specifieke studies mogelijk om de cijfers te corrigeren voor aangetoonde systematische fouten wat betreft het voor- en natransport, het aantal verplaatsingen en de fouten die mensen maken bij het schatten van de afstand die zij te voet hebben afgelegd1. In Het Voetgangers Cijferboek (Kragten, 1994 en Kavsek, 1998) en de UITP studie Transport demand of modes not covered by internationals transport statistics (UITP, 1997 en European Commission 1998/2000) is dat gebeurd. De opvolger van het OVG, het Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON) volgt in hoofdlijnen dezelfde systematiek als voorheen. Duidelijk is dat er wat betreft het lopen sprake is van onderregistratie en dat het er vooralsnog niet in zit dat er wat betreft het lopen structurele veranderingen zullen plaats vinden. Een tweetal relativerende opmerking zijn op zijn plaats: Zowel in het OVG en het MON wordt de mobiliteit van de voetganger veel beter beschreven dan in het meeste buitenlands verplaatsinsgsgedrag-onderzoek. In het Verenigd Koninkrijk en Zweden bijvoorbeeld wordt een ondergrens gebruikt wat betreft mee te nemen verplaatsingen te voet, waardoor de grote bulk van voetverplaatsingen berhaupt niet in de statistiek terecht komt. In het MON wordt gevraagd naar hoofdverplaatsingen en naar voor- en natransport te voet, maar, als gezegd, de respondenten vergeten verplaatsingen te vermelden. Dat zal wellicht ook

uit eerdere validatieonderzoeken van het CBS is gebleken dat mensen de afstand die zij te voet afleggen systematisch overschatten.

Rapportage Voetenwerk

voor korte verplaatsingen met de fiets gelden. Voor de totale mobiliteit in reizigerskilometers zijn de verschillen marginaal. Voor de tijdbesteding in het verkeer maakt het wel uit. De statistiek mag dan minder compleet zijn dan denkbaar is, dat heeft Nederlandse gemeenten er niet van weerhouden een fiets- en voetgangersinfrastructuur te maken die completer is dan in de meeste andere landen2.

Recentelijk zijn er een tweetal studies gedaan, waarvan de uitkomsten aanleiding geven om de materie nogmaals te bekijken: Ontwikkelingen in de verkeersveiligheid tussen 2010 en 2020 (Methorst en Van Raamsdonk, 2003) en Kwetsbare verkeersdeelnemers (Methorst, 2003). In de Walk21 congrespaper The future of everyday walking is op die uitkomsten voortgeborduurd (Methorst, 2005). Verwacht wordt dat: het relatieve belang van hoofdverplaatsingen (= deur tot deur) te voet zal afnemen en dat er aanzienlijk meer zal worden gelopen naar en vanaf andere modaliteiten. Wanneer de bestaande systematiek van het verplaatsingsonderzoek gehandhaafd blijft, heeft dat tot gevolg dat het verplaatsen te voet statistisch gezien steeds onzichtbaarder wordt. vergrijzing heeft tot gevolg dat het aantal oudere voetgangers toeneemt. Bekend is dat ouderen meer lopen dan andere groepen en ook dat zij meer moeite hebben met het lopen en dat zulks betekent dat er hogere eisen gesteld zullen moeten worden aan de kwaliteit van voetgangersvoorzieningen de ruimtelijke ontwikkelingen gemiddeld genomen betekenen dat er een verdunning van het gebruik van voetgangersvoorzieningen zal zijn (minder voetgangers per kilometer voetpad/trottoir) door de vergrijzing zullen de overheidsuitgaven stijgen en zal er te zijner tijd moeilijker geld te vinden zijn om maatregelen te nemen in de statistiek en andere (onderzoeks-) signalen naar de beheerders van de openbare ruimte komt de problematiek (nog) niet goed uit de verf. Betere data kunnen leiden tot een hogere urgentie van de aanpak en een uiteindelijk betere voorzieningen. Met andere woorden: de kwaliteit van de data en die van de voorzieningen hebben met elkaar te maken. het is aannemelijk dat, wanneer de veranderingen niet goed worden gemonitoord, problemen te laat worden opgemerkt om er nog wat aan te doen. Immers, voor beleidsontwikkeling geldt: wat niet wordt gemeten, is niet van belang. Dit mini-onderzoekje beoogt de problematiek opnieuw op de onderzoeks- en beleidsagenda te krijgen door het oude werk van De Voetgangersvereniging te actualiseren en bruikbare schattingen te produceren voor de omvang van de verschillende vormen van voor- en natransport te voet. Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om tevens een indruk te krijgen van het aantal keren dat mensen een straat of verkeersader moeten oversteken. Dat laatste cijfer kan worden benut om de risicos van het oversteken in perspectief te plaatsen. De ambitie in dit mini-project is beperkter dan het toenmalige Dagboekonderzoek van De Voetgangersvereniging: we weten al dat de OVG/MON-statistiek beperkingen heeft en waarom. We hoeven dat ook niet meer aan te tonen. We kunnen ons beperken tot die zaken waar we minder goed inzicht in hebben, zoals de afstanden die worden afgelegd in het voor- en natransport en het aantal keren dat mensen moeten oversteken.

In Nederland ondervindt het lopen concurrentie van de fiets, die hier - anders dan in meeste andere landen- veelvuldig voor korte

afstanden veel wordt gebruikt. In Nederland wordt derhalve wat minder gelopen dan elders.

Rapportage Voetenwerk

1.2

Bijzonder definitie verplaatsing

In dit onderzoek wordt een 'bijzondere' definitie wordt gebruikt voor verplaatsing: ieder stukje dat gelopen wordt vanaf een deur of voertuig naar een deur of voertuig. In het (oude) Onderzoek Verplaatsingsgedrag en in het (nieuwe) Mobiliteitsonderzoek Nederland wordt geteld in zo genoemde hoofdverplaatsingen: verplaatsingen van oorsprong (deur) tot bestemming (deur) die geheel te voet zijn afgelegd. Verplaatsingen van een oorsprong (deur) naar een voertuig, van een voertuig naar een bestemming (deur) zijn in dit idioom deelverplaatsingen. Overigens, in de tabellen in hoofdstuk 5 van dit rapport zijn de hoofdverplaatsingen te voet herkenbaar gemaakt onder meer door een scheidingslijn.

1.3

Leeswijzer

Dit rapport is als volgt opgebouwd: hoofdstuk 2: weergave van de doelstellingen van het onderzoek hoofdstuk 3: weergave van de aanpak van het onderzoek: de gegevensverzameling en de verwerking van de gegevens hoofdstuk 4: beschrijving van de respons op de enqute en de mate waarin de steekproef representatief geacht mag worden hoofdstuk 5: de uitkomsten, in tabelvorm, met waar nodig een toelichting hoofdstuk 6: kengetallen uit onderhavig onderzoek, waarbij beschreven wordt hoe deze zijn afgeleid en berekend hoofdstuk 7: conclusies en evaluatie. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke algemene conclusies er getrokken zijn ten aanzien van de realisatie van de gestelde doelen en welke betekenis de resultaten van het onderzoek kunnen hebben.

Rapportage Voetenwerk

Rapportage Voetenwerk

2. Doelstelling
Doel van dit mini-onderzoek is om de inzichten uit het Dagboekonderzoek van De Voetgangersvereniging uit 1993 te actualiseren om een zo goed mogelijk beeld van de aard en omvang van de mobiliteit te voet te krijgen, in het bijzonder wat betreft het voor- en natransport te voet naar en van andere verplaatsingswijzen. Voorts diende het mini-onderzoek indicaties op te leveren met betrekking tot het aantal keren dat mensen per dag oversteken (zon 70% van de geregistreerde verkeersongevallen met voetgangers betreffen het oversteken). Met dit geactualiseerde beeld en de extra indicaties kan onderbouwd advies worden gegeven over het nut en noodzaak van voetgangersvoorzieningen. Verder kan het inzicht worden gebruikt om de kwaliteit van de statistiek te verbeteren, waardoor het op termijn niet meer nodig is om terug te vallen op 'apocrieve' bronnen als het al wat oudere Dagboekonderzoek van De Voetgangersvereniging, het eveneens gedateerde Voetgangers' Cijferboek en dit beperkte onderzoek. Concrete inhoudelijke vraagstukken zijn: een indicatie van afstanden die als voetganger worden afgelegd met voor-en natransport, met name wat betreft naar/vanaf de auto een indruk van aandeel van voor- en natransport in de totale vervoersprestatie van voetgangers de gemiddelde hoeveelheid tijd die er aan wordt besteed. het gemiddeld aantal keren dat mensen een straat of een verkeersader moet oversteken in hoeverre er wellicht bijzondere ervaringen te melden zijn De uitkomsten van dit onderzoek zouden voorts moeten worden gebruikt als input bij discussie over eventuele aanpassingen in de onderzoeksopzet van het MON, i.c. om een en ander daarin voortaan mee te laten nemen.

Rapportage Voetenwerk

10

Rapportage Voetenwerk

3. Methode
Bij het Dagboekproject van De Voetgangersvereniging in 1993 is geprobeerd om binnen de grenzen van het mogelijke een representatief beeld te krijgen van het verplaatsingsgedrag te voet. Daarvoor kon gebruik gemaakt worden van het landelijke netwerk van vrijwilligers van de vereniging. Die mogelijkheid is er nu niet. De enqute is (vooral) per e-mail uitgezet in januari en februari 2005. Het formulier en het bijbehorende aanbiedingsbriefje zijn opgenomen als respectievelijk Bijlage 1 en 2. Voor de verspreiding is gebruik gemaakt van eigen netwerken en die van collega's: vakgenoten, kennissen, verenigingen. Op voorhand was duidelijk dat die steekproef niet bijzonder representatief is voor de Nederlandse bevolking. De uitkomsten moeten echter wel bruikbaar zijn voor indicatieve uitspraken. Binnen de steekproef is sprake van een redelijke variatie in woonsituaties (stedelijk en suburbaan) en gezinssituaties. Onder het hoofdstuk 4. Respons wordt hier dieper op ingegaan. Aan de respondenten is gevraagd om voor n dag op een formulier bij te houden welke verplaatsingen zij te voet hebben gemaakt. Daarop kon worden aangetekend: waar men de verplaatsing begon en waar die eindigde welke afstand in meters daarbij werd afgelegd de begin- en eindtijd van de verplaatsing het aantal keren dat er moest worden overgestoken (onderscheid in 'straat' en 'verkeersader') motief en bijzondere ervaringen. De ontvangen formulieren zijn ingevoerd en verwerkt in de computer (een Excel-bestand; verwerkt in Excel en in SPSS). Daarbij is aan de hand van de naam en het antwoordbriefje van de respondent vastgesteld of het om een man of vrouw ging, de woonplaats en (voor zover bekend) of het om een kind, volwassene of oudere ging. Vervolgens zijn de gegevens met betrekking tot verplaatsingsafstand en tijd gecompleteerd aan de hand van de beschikbare gegevens op het formulier. Bij omrekening is uitgegaan van een gemiddelde verplaatsingssnelheid van 4 km/h.

11

Rapportage Voetenwerk

12

Rapportage Voetenwerk

4. Respons
Het enquteformulier is uitgezet via e-mail; een deel van de betrokkenen heeft de enqute nog verder verspreid binnen zijn of haar kennissenkring. Hierdoor is het niet bekend hoeveel personen in totaal in het kader van het onderzoek benaderd zijn. Binnen ongeveer een maand zijn er 123 formulieren binnen gekomen, waarin 813 verplaatsingen worden beschreven. Op basis van de naam van de respondent kon worden vastgesteld dat het daarbij ging om 72 formulieren (552 verplaatsingen) van mannelijke respondenten en 51 formulieren (261 verplaatsingen) van vrouwelijks respondenten. De steekproef is niet representatief voor de Nederlandse bevolking. Er zijn nauwelijks jonge kinderen, scholieren en studenten in de steekproef, het aantal ouderen is zeer beperkt en vrouwen zijn ondervertegenwoordigd. Mensen zonder werk of mensen met een handicap zijn vrijwel zeker niet in onderzoek betrokken. Er is een sterke oververtegenwoordiging van mensen uit de Randstad, mensen werkzaam in Verkeer en Vervoer sector (in het bijzonder adviseurs en beleidsambtenaren) en regelmatige gebruikers van het openbaar vervoer. Verder kan worden gesteld dat de onderzoeksperiode, februari, maar beperkt representatief is. Met andere woorden, de uitkomsten hebben een beperkte representiviteit wanneer gekeken wordt naar de verdeling van verplaatsingen naar landelijke dekking, geslacht, leeftijd en sociale achtergrond. Dit wil overigens niet zeggen dat er geen enkele waarde gehecht kan worden aan de uitkomsten van dit onderzoek. Hoewel de respons niet representatief geacht kan worden, wordt verondersteld dat de orde van grootte van de specifieke uitkomsten, zoals gemiddelde afstand van voor- en natransport, een bruikbare indicatie vormt, vergelijkbaar met het Dagboekonderzoek.

13

Rapportage Voetenwerk

14

Rapportage Voetenwerk

5. Uitkomsten
In dit hoofdstuk worden de getalsmatige uitkomsten van de enqute weergegeven. Er is afgezien van een beschrijving in woorden. De getallen spreken in principe voor zichzelf. Daar waar toelichting nodig geacht werd, is die in een voetnoot opgenomen. Als vermeld in de inleiding: de getallen moeten opgevat worden als een indicatie. De steekproef is te klein en te selectief om 'harde' conclusies te trekken. De vraag met betrekking tot de besteedde tijd is matig tot slecht ingevuld. De in tabellen vermelde besteding in tijd zijn, waar geen tijd was ingevuld ingeschat op basis van een 'gewone' gemiddelde verplaatsingssnelheid van 4 km/h (inclusief wachten op verkeerslichten, voor een oversteek, hindernissen onderweg etc.).

5.1

Algemene informatie over verplaatsingen

Tabel 1 Kentallen per verplaatsing (N=813) Kental per verplaatsing Afstand (meters) tijd (minuten) tijd (minuten), berekend uit afstand1 aantal straten aantal verkeersaders
1

396 6,22 5,86 1,19 ,35

afstand omgerekend op basis van een snelheid van 4 km/uur

Tabel 2 Kentallen per verplaatsing: verschillen tussen mannen en vrouwen Kental per verplaatsing Vrouwen (N=261): Afstand (meters) tijd (minuten) aantal straten aantal verkeersaders Mannen (N=552): Afstand (meters) tijd (minuten) aantal straten aantal verkeersaders 380 5,85 1,05 ,33 431 6,98 1,50 ,41

15

Rapportage Voetenwerk

Tabel 3 Totalen over alle respondenten (N=813) Totaal Afstand (meters) aantal straten aantal verkeersaders 322314 966 287

Tabel 3 leidt tot de conclusie dat gemiddelde afstand per verplaatsing 396 meter is. De afstand tussen oversteken is 257 meter: tussen verschillende straatoversteken 334 meter tussen oversteken over verkeersaders 1123 meter

5.2

Informatie per oorsprong en bestemming

Tabel 4 Kentallen per verplaatsing naar oorsprong en bestemming Kentallen Oorsprong Oorspong/ bestemming huis kantoor/werk winkel en markt school recreatie auto fiets trein locaal OV overige
1

Kentallen Bestemming

Afstand Tijd Aantal Aantal Afstand Tijd Aantal Aantal (meter) (minuten) oversteken (N) (meter) (minuten) oversteken (N)
470 483 309 354 695 147 374 423 364 391 7.45 7.50 6.14 4.95 11.73 3.26 2.96 6.26 5.08 5.11 1.89 1.87 1.36 1.74 3.25 .60 .34 1.51 1.62 1.28 229 118 61 19 40 130 47 94 57 18 491 489 407 337 651 139 384 481 306 142 7.86 7.37 9.06 5.65 11.18 2.22 3.04 6.23 4.94 2.54 1.87 1.97 1.65 2.15 2.84 .54 .27 1.78 1.54 .89 193 122 67 20 44 140 45 98 57 27

Overige: brievenbus, vuilniscontainer, schuur, gezondheidszorg, crche, kerk, benzinestation, luchthaven

16

Rapportage Voetenwerk

5.3

Herkomstbestemmingmatrices

locaal OV
396 384 * * * * * 195 * *

winkel en markt

Van huis 12012 kantoor/werk winkel en markt school recreatie auto fiets trein locaal OV overige
1

777 868 * * * 145 * 581 396 *

439 775 242 * * 156 * * * *

458 1008 * * * * * * * * * 133 350 700 * 67 * * * *

34 126 118 * 140 * * * * *

47 * * * * * * 89 * *

759 667 * * * * 83 127 263 *

524 436 465 730 31 51 743 396 686

* N 10 1 Overige: brievenbus, vuilniscontainer, schuur, gezondheidszorg, crche, kerk, benzinestation, luchthaven 2 De afstand van huis naar huis is relatief groot omdat het gaat om het uitlaten van de hond, trimmen of te voet naar het huis van vrienden.

In de tabellen 5 tot en met 12 zijn de verplaatsingen die aan te merken zijn als hoofdverplaatsingen grafisch gemarkeerd door de belijning en de achtergrondkleur. De gemiddelde afstand van deze hoofdverplaatsingen is in deze steekproef 710 meter. Dat is aanzienlijk lager dan de gemiddelde verplaatsingsafstand op basis van MON cijfers. Die is 1075 meter (afstand per persoon per dag gedeeld door het aantal verplaatsingen per persoon per dag = 580 / 0,54). Verondersteld wordt dat de (zeer) korte verplaatsingen te voet in deze enqute vollediger in beeld komen, hetgeen de gemiddelde verplaatsingsafstand naar beneden drukt. Wat betreft het aantal verplaatsingen per dag kan het volgende worden opgemerkt. Per persoon zijn er gemiddeld 6,7 (deel-)verplaatsingen te voet per formulier (=dag) gemeld. Daarvan was 29% te kenmerken als hoofdverplaatsing (= van deur tot deur). In deze steekproef worden er dus gemiddeld 1,9 hoofdverplaatsingen per persoon per dag gemaakt. Per persoon per jaar zijn dat er ongeveer 700, zon twee maal zo veel als er in het MON worden geregistreerd. Op basis van de steekproef kan worden berekend dat de respondenten per jaar gemiddeld bijna 500 km te voet afleggen. Dit hoge kilometrage is, net als het grote aantal verplaatsingen, vrijwel zeker niet representatief voor de Nederlandse bevolking, maar wijst wel in dezelfde richting als de resultaten van het Dagboekonderzoek 1993: er wordt, ook als 'pure' hoofdverplaatsing aanzienlijk meer gelopen dan MON-statistiekcijfers aangeven.

17

Rapportage Voetenwerk

Overige1
20 * * * * * * * * *

kantoor/ werk

Tabel 5 Gemiddelde afstand per verplaatsing (meters) Naar recreatie school trein auto fiets huis

locaal OV

winkel en markt

Van huis kantoor/werk winkel en markt school recreatie auto fiets trein locaal OV overige
1

18,0
2

12,3

7,9

6,5 16,2 * * * * * * * * 3,3 5,0 * 1,7 * * * *

1,0 2,6 4,1 * 3,6 * * * * *

1,0 10,1 * * * * * * 1,5 * * 8,7 * * * * 1,3 1,8 3,9 *

6,0 6,4 * * * * * 3,1 * *

4,1 * * * * * * * * *

8,3 13,2 14,6 7,8 5,5 13,0 2,2 ,9 10,0 6,1 8,2 * * * 2,6 * 8,3 5,7 * 6,8 * * 8,4 * * * *

* 12,5

* N 10 1 Overige: brievenbus, vuilniscontainer, schuur, gezondheidszorg, crche, kerk, benzinestation, luchthaven 2 De afstand van huis naar huis is relatief groot omdat het gaat om het uitlaten van de hond, trimmen of te voet naar het huis van vrienden.

18

Rapportage Voetenwerk

Overige1

kantoor/ werk

Tabel 6 Tijd in het verkeer per verplaatsing (minuten): boven de door respondenten gerapporteerde tijd Naar recreatie school trein auto fiets huis

locaal OV

winkel en markt

Van huis kantoor/werk winkel en markt school recreatie auto fiets trein locaal OV Overige2
18,0 12,3 17,7 11,5 7,9 6,5 6,5 16,2 6,8 14,9 * * * * 3,3 2,0 5,0 5,2 1,0 ,5 2,6 1,9 4,1 1,7 * * 3,6 2,1 * * * * * * * * * * 1,0 10,1 ,7 11,2 * * * * * * * * * * * * 1,5 1,3 * * * * 8,7 9,9 * * * * * * * * 1,3 1,2 1,8 1,9 3,9 3,9 * *

6,0 5,9 6,4 5,7 * * * * * * * * * * 3,1 2,9 * * * *

4,1 3,0 * * * * * * * * * * * * * * * * * *

8,3 13,2 14,6 7,7 12,8 11,5 7,8 6,4 5,5 6,9 13,0 10,8 2,2 ,5 ,9 ,8 10,0 11,0 6,1 5,8 8,2 10,1 * * * * * * 2,6 2,1 * * 8,3 8,6 5,7 6,2 * * 6,8 3,6 * * * * 8,4 2,3 * * * * * * * *

* 12,5 * 10,3 * * * * * * * * * * * * * * 1,7 1,0 * * * * * * * *

* N 10 1 afstand omgerekend op basis van een snelheid van 4 km/uur 2 Overige: brievenbus, vuilniscontainer, schuur, gezondheidszorg, crche, kerk, benzinestation, luchthaven

19

Rapportage Voetenwerk

Overige2

kantoor/ werk

Tabel 7 Tijd in het verkeer per verplaatsing (minuten): boven de door respondenten gerapporteerde tijd; onder de tijd berekend uit de door respondenten gerapporteerde afstand1 Naar recreatie school trein auto fiets huis

locaal OV
2,00 2,25

winkel en markt

Van huis kantoor/werk winkel en markt school recreatie auto fiets trein locaal OV overige
1

2,64 2,70 2,43 2,20 4,60 ,23 ,13 4,07 1,81 2,11

3,21 3,12

2,42 2,10 ,92

2,85

4,17 2,00 ,00 3,00

,32 ,62 ,50

,12

4,44 1,96

1,54

* * * * * * * * *

* * * * * *
,09

* * *
,64

* * * *
,17 ,00 ,53

* * * * *
,67

* *
1,06

*
,50

*
,47

* * * * *

*
2,00 2,35

* * * *

* * * *

* *

* *

* N 10 1 Overige: brievenbus, vuilniscontainer, schuur, gezondheidszorg, crche, kerk, benzinestation, luchthaven

20

Rapportage Voetenwerk

Overige1
* * * * * * * * *

kantoor/ werk

Tabel 8 Aantal oversteken per verplaatsing Naar huis

recreatie

school

trein

auto

fiets

locaal OV

winkel en markt

Van huis kantoor/werk winkel en markt school recreatie auto fiets trein locaal OV overige
1

2,33 2,79 2,16 2,31 3,23 ,31 ,50 2,10 ,33 1,90 ,30 3,40 1,20 ,21 ,02 ,13 ,00 1,07 ,44 2,11 ,00 ,43 ,59 * * * * * * ,26 ,90 ,31 ,62 * * * * ,54 * * * ,75 ,33 ,00 ,00 2,20 2,53 1,20 * 1,67

,30 ,01 ,59 ,13 ,50 ,00 * * ,31

,12 3,28 1,41 1,46 ,00 1,17 * * * * * * * * * * * ,09 ,00 * * * * ,88 * * * * * * * * ,17 ,00 ,00 ,00 ,40 ,13 * * ,59 ,82 * * * * * * * * * * ,50 ,17 * * * * ,08 * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 1,07 1,50

* 1,00 * 2,00 * * * * * * * * * * * * *

* 2,20 ,47 ,00 * * * * * * * * * * * * * * * * * *

,57 1,00 ,17 * * ,93 ,94 * * ,06 * * * * * * * *

3,00 1,07 1,38 1,44

* N 10 1 Overige: brievenbus, vuilniscontainer, schuur, gezondheidszorg, crche, kerk, benzinestation, luchthaven

21

Rapportage Voetenwerk

Overige1

kantoor/ werk

Tabel 9 Aantal oversteken per verplaatsing: boven over straten; onder over verkeersaders Naar recreatie school trein auto fiets huis

Tabel 10 Tijd in het verkeer per verplaatsing (minuten): boven: de door respondenten gerapporteerde tijd onder: de tijd berekend uit de door respondenten gerapporteerde afstand1 kantoor / werk
12,3 11,5 13,2 12,8 * * * * * * 2,6 2,1 * * 8,3 8,6 5,7 6,2 * *

Van huis kantoor/wer k winkel en markt school recreatie auto fiets trein locaal OV overige

huis
18,0 17,7 8,3 7,7 7,8 6,4 5,5 6,9 13,0 10,8 2,2 ,5 ,9 ,8 10,0 11,0 6,1 5,8 8,2 10,1

winkel en markt
7,9 6,5 14,6 11,5 6,8 3,6 * * * * 8,4 2,3 * * * * * * * *

school
6,5 6,8 * * * * * * * * * * * * * * * * * *

Recre -atie
16,2 14,9 3,3 2,0 5,0 5,2 12,5 10,3 * * 1,7 1,0 * * * * * * * *

auto
1,0 ,5 2,6 1,9 4,1 1,7 * * 3,6 2,1 * * * * * * * * * *

fiets
1,0 ,7 * * * * * * * * * * * * 1,5 1,3 * * * *

trein
10,1 11,2 8,7 9,9 * * * * * * * * 1,3 1,2 1,8 1,9 3,9 3,9 * *

locaal OV
6,0 5,9 6,4 5,7 * * * * * * * * * * 3,1 2,9 * * * *

Overige
4,1 3,0 * * * * * * * * * * * * * * * * * *

* N 10 1 afstand omgerekend op basis van een snelheid van 4 km/uur

22

Rapportage Voetenwerk

6. Kengetallen uit onderhavig onderzoek


In de Inleiding is beschreven dat er in de statistiek sprake is van een onderregistratie van de mobiliteit van de voetganger. In dit hoofdstuk wordt de omvang van de onderregistratie gexpliciteerd. Volgens de meest recente gegevens van het Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON) over 2004 wordt per persoon per dag 0,58 km te voet afgelegd. Per jaar is de 'vervoersprestatie' te voet 3,3 miljard kilometer; omgerekend per persoon per jaar is dat 205 km. In het eerder vermelde UITP-onderzoek voor de Europese Commissie in 1997 (schatting van mobiliteit van minder goed geregistreerde verplaatsingswijzen) is het voor- en natransport te voet bij autoverplaatsingen geschat op 50 meter per deelverplaatsing3. Die schatting bleek aan de lage kant te zijn. In onderhavig onderzoek kon onderscheid gemaakt worden tussen voortransport woningauto (gemiddelde afstand = 30 meter) en natransport auto-niet-woning bestemmingen (gemiddelde afstand = 150 meter). De gemiddelde afstand te voet bij voor- en natransport met de auto is 90 meter. voortransport auto (woning - auto) natransport auto (auto - niet-woning bestemmingen) voortransport lokaal openbaar vervoer natransport lokaal openbaar vervoer voortransport trein natransport trein percentage van afgelegde km's te voet in voor- en natransport aantal oversteken per 1000 meter verplaatsingsafstand 30 meter 150 meter 400 meter 400 meter 750 meter 700 meter 50%

4 waarvan 3 straten en 1 een (drukkere) verkeersader.

Volgens het MON 2004 maakten autobestuurders en passagiers samen gemiddeld 1,53 verplaatsingen per persoon per dag. Dat betekent dat er, uitgaande van de uitkomsten van onderhavig onderzoek, per persoon per dag 138 meter per dag als voor- en natransport naar/van de auto gelopen wordt, ofwel 50 km per persoon per jaar. De UITP-schattingen voor voor- en natransport openbaar vervoer waren gebaseerd op onderzoek van de Nederlandse Spoorwegen en het toenmalige Verenigd Streekvervoer Nederland. De uitkomsten van onderhavig onderzoek leveren nagenoeg dezelfde afstanden op. De gemiddelde afstanden per persoon per jaar als voor- en natransport zijn berekend op gemiddeld circa 60 km per persoon per jaar4.
3

Die schatting is destijds door mij gemaakt en door de onderzoekswerkgroep van het UITP, de trekker van het onderzoek, na Berekend met Trein = 25 verplaatsingen per persoon per jaar, bus/tram/metro = 35 verplaatsingen per persoon per jaar.

uitgebreide discussie vastgesteld.


4

Trein: 25 * (0, 75 + 0,70) = 36 km, Bus/tram/metro: 35 * (0,4 + 0,4) = 28 km

23

Rapportage Voetenwerk

Wat betreft het aantal (hoofd-) verplaatsingen te voet geeft het MON 2004 een aantal van gemiddeld 0,54 per persoon per dag. De gemiddelde verplaatsingsafstand is volgens het MON 1075 meter. In dit onderzoek worden, als verwacht, aanzienlijk meer voetverplaatsingen gemeld dan in het MON. Daaronder zitten relatief veel verplaatsingen die mensen anders vergeten te melden, zoals wandelingetjes naar de brievenbus, de vuilcontainer, de buren en de bushalte. In dit onderzoek is de gemiddelde verplaatsingsafstand ook lager, namelijk 710 meter. Het gemiddeld aantal verplaatsingen te voet, inclusief de korte verplaatsingen, wordt geschat op 1,00 per persoon. Op basis van onderhavig onderzoek kan de mobiliteit te voet exclusief voor- en natransport worden berekend op 4,1 miljard reizigerskilometers (260 km per persoon per jaar); inclusief voor- en transtransport te voet is dat 5,9 miljard reizigerskilometers (370 km per persoon per jaar). Geschat wordt zo dat het MON 2004 wat betreft het lopen een onderregistratie kent van circa 40%.

24

Rapportage Voetenwerk

7. Conclusies en evaluatie
De uitkomsten van dit mini-onderzoek wijken, als verwacht, sterk af van de cijfers die het MON biedt. Gerichte vraagstelling over verplaatsingen te voet heeft er naar alle waarschijnlijkheid toe geleid dat mensen meer verplaatsingen optekenden in hun dagverslag dan in de systematiek van het MON gebeurt. Het is echter zeer wel denkbaar dat de hier gebruikte aanpak leidt tot 'gewenste' overrapportage, bijvoorbeeld doordat mensen dagen hebben gekozen waarop zij zich meer en vaker te voet hebben verplaatst dan zij gewoonlijk doen. Anderzijds is het ook hier mogelijk dat mensen zeer korte afstanden over het hoofd hebben gezien. Er is dus reden om de uitkomsten wat betreft het aantal verplaatsingen en de verplaatsingsafstand per persoon per dag met grote voorzichtigheid te hanteren. Met enige voorzichtigheid kan worden gesteld dat de MON cijfers met betrekking tot het aantal voet- verplaatsingen per persoon per dag (0,54 pppd) te laag zijn. Het werkelijke aantal wordt op basis van dit onderzoekje geschat op om en nabij de 1,0 pppd ligt en een, vanwege onderregistratie van vooral korte verplaatsingen te voet, lagere gemiddelde verplaatsingsafstand van 710 meter in plaats van de 1075 meter die het MON 2004 laat zien. Ook wat betreft de cijfers over de gemiddelde afstand van soorten verplaatsingen acht ik het niet erg waarschijnlijk dat de cijfers uit dit onderzoek een grove vertekening zijn van de werkelijkheid. De cijfers met betrekking tot het voor en natransport zijn vrijwel identiek aan de uitkomsten van ouder onderzoek van de NS en van VSN, dat geciteerd is in het Voetgangers' Cijferboek 1998; de cijfers met betrekking tot het voor- en natransport naar/van de auto bevestigen min of meer de grovere schatting van 50 meter in voor- en natransport voor het UITP-onderzoek 1998. Uit dit onderzoek blijkt weer dat er ongeveer even veel kilometers te voet afgelegd worden als hoofdverplaatsing en als voor- of natransport naar andere vervoerswijzen. Alleen bij lopen is het aandeel voor- en natransport zo hoog. In de statistiek blijft dit feit verborgen. Bij de fiets, bromfiets, personenauto, tram/bus/metro, trein is het aandeel voor- en natransport klein en bieden de cijfers voor die modaliteiten beperkt tot de hoofdverplaatsing wel goede indicatie. Over de afstanden voor- en natransport met de fiets kunnen in het kader van dit onderzoek geen goede uitspraken worden gedaan. Wanneer de fiets direct vanuit de woning (eigen perceel, eigen schuur) gebruikt werd, is daarvan in principe geen melding gemaakt omdat het niet ging om een verplaatsing in de openbare ruimte. En van de doelen van onderhavig onderzoek was om een (betere) indruk te krijgen van de hoeveelheid tijd die mensen besteden aan het lopen. Niet alle respondenten hebben de begin- en eindtijden van hun verplaatsingen opgegeven en vele andere hebben de tijden duidelijk met de natte vinger ingevuld. Daar waar er geen opgave van begin- en eind tijd is ingevuld is de verplaatsingstijd berekend wat de tijd zou zijn als men gemiddeld met een (niet erg hoge) snelheid van 4 kilometer per uur zou hebben gelopen. In de tabel 12 is vervolgens dezelfde handelswijze daarnaast ook nog eens gevolgd voor alle verplaatsingen, dus zonder de tijdopgaven van de respondenten er in te betrekken. Gemiddeld genomen liggen de opgegeven verplaatsingstijden 10 tot 20% boven de berekende tijden. Voor de berekening van de totale tijd die mensen als in het verkeer doorbrengen lijkt 3,5 km/h de betere schatter dan 4 km/h. Uitgaande van 3,5 km/h is een gemiddelde Nederlander ongeveer 105 uur per jaar voetganger in de openbare ruimte. Dit komt aardig overeen met de schattingen die De Voetgangersvereniging eerder maakte. Het onderzoek heeft, naast de gebruikelijke mobiliteitsgegevens, ook indicaties opgeleverd voor het aantal malen dat men een (verblijfs-)straat of een verkeersader oversteekt. Hiervan waren nog geen gegevens beschikbaar. De uitkomsten komen min of meer overeen met de verwachtingen: 4 keer

25

Rapportage Voetenwerk

oversteken per afgelegde kilometer, waarbij het dan n keer gaat om een oversteek over een verkeersader. Dit gegeven kan worden gebruikt om de risicos van het oversteken beter te duiden. Op het formulier was ook ruimte gelaten om bijzondere ervaringen te beschrijven. Van deze mogelijkheid is maar weinig gebruik gemaakt. De weinige opgaven zijn zo specifiek of persoonlijk dat er van afgezien is om hierover te rapporteren. Tot slot nog enkele conclusies met betrekking tot de beleidsrelevantie van onderhavig onderzoek: Het aandeel van voor- en natransport in het verplaatsen te voet lijkt toe te nemen. In 1993 vond De Voetgangersvereniging dat circa n derde van de door voetgangers afgelegde afstand voor- en natransport naar andere modaliteiten betrof. In onderhavig onderzoek is dat aandeel opgelopen naar 50%. Uit de verkeersveiligheidsprognoses voor de periode 2010 2020 is gebleken dat er drie belangrijke ontwikkelingen zijn die de verkeersveiligheid gezamenlijk negatief zullen benvloeden: vergrijzing, toename autogebruik, toename goederenvervoer. Een toename van het autogebruik betekent een verdere groei van het aandeel van voor- en natransport bij voetgangersmobiliteit. Voor de veiligheid van voetgangers is het ook geen goed nieuws: het aantal ontmoetingen met gemotoriseerd verkeer zal toenemen, het oversteken van met name verkeersaders zal moeilijker worden en de kans de kans op letsel of fatale ongevallen zal substantieel toenemen. Op lokaal niveau speelt perceptie van onveiligheid doorgaans een belangrijke rol bij probleemsignalering en ook in de prioriteitstelling van de aanpak. Veel signalen van bewoners betreffen de (verkeers-)veiligheid in de woonomgeving, met name die van voetgangers (kinderen en ouderen). Cijfers uit onderhavig onderzoek bieden een perspectief dat daarop aansluit. Dat helpt beleidsontwikkelaars- en beslissers de leefsituatie van bewoners te verbeteren. In het verleden zijn de cijfers van De Voetgangersvereniging al gebruikt als indicatie voor het belang van goede voorzieningen in het door gemeenten veel gebruikte Handboek Aanbevelingen voor Stedelijke Verkeersvoorzieningen (ASVV) van het CROW. Gebleken is dat gemeenten dergelijke argumenten gebruiken bij de motivatie van maatregelen. De ICTCT5, een internationaal samenwerkingsverband van wetenschappers op het gebied van verkeersveiligheid, onderkent het groeiende belang van wetenschappelijke en beleidsaandacht voor de veilige mobiliteit van voetgangers en ondersteunt de opzet en uitvoering van een internationaal onderzoek naar Pedestrians Quality Needs6. De Adviesdienst Verkeer en Vervoer heeft daar een trekkende rol in. In dit onderzoek zijn ouderen en kinderen slecht vertegenwoordigd. Zowel kinderen als ouderen lopen relatief veel. De cijfers in dit rapport met betrekking tot het aantal verplaatsingen per persoon onderschatten de werkelijkheid. Cijfers met betrekking tot afgelegde afstand per verplaatsing zijn waarschijnlijk een (beperkte) overschatting. Afstanden naar en vanaf andere modaliteiten daarentegen zullen een goede indicatie zijn. In een grootschaliger onderzoek (bijvoorbeeld een aanvullend onderzoek bij het Mobiliteitsonderzoek Nederland) dienen deze groepen kinderen en ouderen goed vertegenwoordigd te zijn.

5 6

International Co-operation on Theories and Concepts on Traffic Safety Het onderzoek zal goeddeels worden uitgevoerd door leden van het ICTCT en zal begin 2006 een aanvang nemen.

26

Rapportage Voetenwerk

Literatuur
Ellerman, ing. M, drs. G.A.C.M. Hendriks, drs. ing. J.A.A.M. Pieters, drs. W.M.M.J. Vermeulen en drs. R. Methorst, Voetgangers tellen mee - Dagboekproject Voetgangersvereniging 1993, De Voetgangersvereniging, Den Haag 1993 Europese Commissie, EU Transport in figures statisticalpocketbook 2000, Luxembourg, 2000 Kavsek, ing. R.A.A., Het voetgangers Cijferboek 1998 de cijfers achter de voetganger in het verkeer, De Voetgangersvereniging, Den Haag 1998. Kragten, drs M., Het Voetgangers Cijferboek de cijfers achter de voetganger in het verkeer, De Voetgangersvereniging, Den Haag 1994 Methorst, R. & Van Raamsdonk, M., Ontwikkelingen in de verkeersveiligheid tussen 2010 en 2020, Adviesdienst Verkeer en Vervoer, Rotterdam 2003 Methorst, R., Kwetsbare verkeersdeelnemers rapportage over de kennisbasis voor een effectief beleid voor een veilige mobiliteit van kwetsbare verkeersdeelnemers, Adviesdienst Verkeer en Vervoer, Rotterdam 2003 Methorst, R., The future of everyday walking, congres-paper voor Walk21 September 2005, Zrich 2005. Methorst, R., Work plan Pedestrians quality needs, Adviesdienst Verkeer en Vervoer en ICTCT, Rotterdam/Helsinki 2005 Projectteam MON, Mobiliteitsonderzoek 2004 - Het onderzoek, Adviesdienst Verkeer en Vervoer, Rotterdam 2004 Projectteam MON, Mobiliteitsonderzoek 2004 - Het databestand, Adviesdienst Verkeer en Vervoer, Rotterdam 2004 Projectteam MON, Mobiliteitsonderzoek 2004 - Tabellenboek, Adviesdienst Verkeer en Vervoer, Rotterdam 2004 UITP, Transport demand of modes not covered by international transport statistics (study by UITP for the European Commission DG VII), Brussels 1997

27

Rapportage Voetenwerk

28

Rapportage Voetenwerk

Bijlage A
Beste collega,

tekst e-mail oproep om medewerking

Graag zou ik een beroep op je willen doen voor een mini-onderzoekje: wil je op het bijgaande formulier aangeven welke verplaatsingen je te voet hebt gemaakt? Je mag zelf bepalen voor welke dag je het invult; bekendmaken zijn zeer welkom! Formulieren van kinderen en ouderen zijn ook welkom. Waarom dit onderzoekje? In de statistiek is lopen stiefmoederlijk bedeeld. Ook in het nieuwe Mobiliteitsonderzoek Nederland zullen voet-verplaatsingen niet goed aan bod kunnen komen. Een belangrijk probleem is dat een omvangrijk deel van het lopen gebeurt als onderdeel van een verplaatsing: van de voordeur naar de auto, van de trein naar kantoor etc. Over de kenmerken van het lopen als voor- en natransport is weinig bekend. Die kennis is nodig om een (betere) schatting te kunnen maken van de totale afstanden die men te voet aflegt, de tijd die men als voetganger in het verkeer is, de risico's van het oversteken en het belang van de kwaliteit van voetgangersvoorzieningen. In dat verband willen we eerste globaal zicht krijgen op een aantal kenmerken: - de gemiddelde afstand van voetverplaatsingen - de gemiddelde hoeveelheid tijd die er aan wordt besteed per dag - het gemiddeld aantal keren dat mensen een straat of een verkeersaders moet oversteken. - verschillen in verplaatsingen naar/van auto en naar/van openbaar vervoer - verschillen in relatie tot verplaatsingsmotieven - bijzondere ervaringen, die men als voetganger heeft in het verkeer De cijfers zullen in eerste instantie worden gebruikt worden bij een presentatie op het congres WALK21 en verder als steuntje bij de onderbouwing van nieuw beleid t.a.v. Kwetsbare Verkeersdeelnemers. Wil je de ingevulde formulieren (graag papier) naar mij toesturen vr 18 februari a.s.? Na verwerking van de formulieren zal ik -uiteraard- hiervan verslag doen. Alvast enorm bedankt voor je medewerking!

Met vriendelijke groeten, Rob Methorst Adviesdienst Verkeer en Vervoer Afdeling VMA Boompjes 200 Postbus 1031 3000 BA Rotterdam tel. 010 282 5737 fax. 010 282 5646

29

Rapportage Voetenwerk

30

Rapportage Voetenwerk

Bijlage B

Enquteformulier

Voetenwerk dagverslag

van:

datum:
afstand
(meters)

deur/adres of begin -tijd


-ader

deur/adres of eindtijd voer-tuig

voertuig

Van:

Naar:

aantal keer Motief / bijzondere ervaringen oversteken rijbaan verkeers straat

Toelichting: - alleen (deel-) verplaatsingen te voet in de openbare ruimte - iedere (deel-)verplaatsing eigen rij voorbeeld: vuilnisbak plaatsen of brief posten is een wandeling, van woonhuis naar woonhuis; naar werk met de trein is 1. woonhuis > trein en 2. trein > werkadres. - bij van en naar: aangeven of de oorsprong of bestemming (huis, winkel, kantoor, park, school e.d.) dan wel een voertuig (fiets, auto, bus, trein) was - aantal oversteken van een rijbaan: alleen gelijkvloerse oversteken melden; een straat is geen voorrangsweg, een verkeersader is een voorrangsweg - motief en bijzondere ervaringen: reden van verplaatsing bijv. werk, naar huis, brief posten etc.

You might also like