Professional Documents
Culture Documents
Artikel Installatieconc
Artikel Installatieconc
= [-]
C
T ruimte 1
T ruimte 2
wp aan
wp uit
klep 1 dicht
klep 1 open
klep 2 dicht
klep 2 open
gewenste kamertemperatuur
buitentemperatuur
stooklijn
retourtemperatuur
Figuur 4 Temperaturen en schakelgedrag behorende bij simulatie 1.
5
Simulatie 2: Monovalent, alle verwar-
mingsgroepen afsluitbaar, by-pass met
parallelle buffer, Figuur 5
Warmtepompvermogen: 4,5 kW
Gemiddelde buitentemperatuur: 10 C
Simulatieperiode: 2 dagen
Globaal zien we hetzelfde systeemgedrag
als bij simulatie 1. Alleen draait de
warmtepomp bij gesloten groepen nu
langer op de buffer met grotere capaci-
teit. De daarin opgeslagen warmte zorgt
echter niet voor het later aan gaan van de
warmtepomp, integendeel. Dit heeft weer
te maken met de gekozen isolatiegraad
van de buffer ten opzichte van de by-
passleiding. Hier wordt niet nader op
ingegaan.
Simulatie 3: Monovalent, n open
groep, Figuur 6
Warmtepompvermogen: 4,5 kW
Gemiddelde buitentemperatuur: Stijgend
van 0 C tot 20 C
Simulatieperiode: 10 dagen
Om aan te tonen dat deze eenvoudige en
goedkope opzet tot goede resultaten kan
leiden, zowel wat betreft comfort als
schakelgedrag is voor een langere simu-
latieperiode met oplopende buitentempe-
ratuur gekozen. Wat pieken in het scha-
kelgedrag lijken, zijn dus nog behoorlijk
lange draaitijden van de warmtepomp.
Verder is in deze grafiek zowel de aan-
voertemperatuur van de warmtepomp als
de retourtemperatuur weergegeven. De
laatste vertoont duidelijk minder weer-
barstig gedrag dan de eerste; een goede
reden om de retourtemperatuur te rege-
len. Dit effect is nog groter bij meer
afsluitbare groepen.
Het blijkt dat de regeling via een stook-
lijn de eerste ruimte op de gewenste
temperatuur houdt. Een zoneklep is hier
dus geheel overbodig.
Simulatie 4: Bivalent, n verwar-
mingsgroep afsluitbaar, Figuur 7
Warmtepompvermogen: 3 kW
Bijverwarmingsvermogen: 1,5 kW, alleen
leverbaar onder 10 C
Gemiddelde buitentemperatuur: Stijgend
van 0 C tot 20 C
Simulatieperiode: 10 dagen
Twee positieve gevolgen van deze aan-
passing ten opzichte van simulatie 3
vallen duidelijk op.
De schakelfrequentie van de warmte-
pomp neemt sterk af.
De retourtemperatuur vertoont nog
minder schommelingen.
Verder blijkt door het niet meer laten
aangaan van de bijverwarming boven de
10 C, de warmtepomp gedurende een
paar etmalen net voldoende vermogen
levert om de ruimtes op temperatuur te
houden. Dit omslagpunt op grond van de
buitentemperatuur dient dus ingesteld te
kunnen worden.
Tot slot: door opdeling van het verwar-
mingsvermogen gaat de klep van de
tweede groep niet meer dicht.
Simulatie 5: Koelen met een reversi-
bele warmtepomp, Figuur 8
Een warmtepomp bezit de prettige eigen-
schap dat deze door een interne verwis-
seling van verdamper- en condensor-
functie ook kan koelen. Daarbij zijn geen
noemenswaardige aanpassingen aan het
vloerverwarmingssysteem noodzakelijk.
Voor geringe meerkosten krijgen we er
desgewenst dus een koelsysteem bij.
Een tweede voordeel is de regeneratie
van de bodem bij toepassing van een
gesloten grondcollectorsysteem. Dat
gebeurt ook - in mindere mate - wanneer
gekoeld wordt via een warmtewisselaar
in het gesloten broncircuit. Regeneratie
is overigens sterk afhankelijk van de
aanwezigheid van grondwaterstroming.
Een aantal zaken dient bij koeling wel in
ogenschouw te worden genomen.
Via de vloer kan ongeveer de helft aan
vermogen gekoeld worden (20 tot
40 W /m
2
) als bij verwarming maximaal
kan worden afgestaan. Indien de warmte-
pomp evenveel koelvermogen als ver-
warmingsvermogen levert kan bij een
monovalent systeem een buffer dus
gewenst zijn in verband met de schakelf-
requentie. Een andere mogelijkheid is
een bivalent systeem of een meertraps-
warmtepomp waarvan niet alle koudecir-
cuits omkeerbaar zijn. Tenslotte kan ook
BYPASS MET OVERSTORT EN BUFFER (simulatie 2)
0
5
10
15
20
25
30
35
0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44
Tijd in uren
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
i
n
C
T ruimte 1
T ruimte 2
wp aan
wp uit
klep 1 dicht
klep 1 open
klep 2 dicht
klep 2 open
gewenste kamertemperatuur
buitentemperatuur
stooklijn
retourtemperatuur
Figuur 5 Temperaturen en schakelgedrag behorende bij simulatie 2.
N OPEN GROEP (simulatie 3)
-5
0
5
10
15
20
25
30
35
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Tijd in dagen
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
i
n
C
T ruimte 1
T ruimte 2
wp aan
wp uit
klep 2 dicht
klep 2 open
gewenste kamertemperatuur
buitentemperatuur
retourtemperatuur
aanvoertemperatuur
Figuur 6 Temperaturen en schakelgedrag behorende bij simulatie 3.
6
koelvermogen aan een luchtcircuit wor-
den afgestaan. Een goede inschatting of
liever nog berekening van de koellast is
in alle gevallen belangrijk.
Er dient een additionele koelregeling
genstalleerd te worden. Verschillende
regelconcepten zijn daarbij mogelijk en
dienen vooraf overwogen te worden. Er
kan bijvoorbeeld geregeld worden op
kamertemperatuur maar ook op vloer-
temperatuur. Tevens dient condensvor-
ming voorkomen te worden. Voor nadere
informatie in deze wordt doorverwezen
naar de bekende vloerverwarmingsleve-
ranciers.
In Figuur 8 is het koelgedrag van een
bivalent systeem voor een enkele ruimte
met n groep weergegeven. Dimensies
en vermogens zijn anders dan bij de
eerste vier simulaties en worden niet
nader beschreven. Er wordt geregeld op
vloertemperatuur met als gewenste waar-
de 20 C. De paarse lijn is de kamertem-
peratuur zonder koeling, de blauwe lijn
geldt voor koeling met 50% van het
totale verwarmingsvermogen.
Overige resultaten
Naast de bovenstaande varianten die
direkt betrekking hebben op de gepre-
senteerde ontwerpregels is het door de
modellering mogelijk om ook de invloed
van andere factoren te bekijken. Hierbij
vallen de volgende vaak onderbelichte
zaken op.
Bouwkundige factoren blijken een
belangrijke rol bij de warmtehuis-
houding en het gedrag van het
warmtepompsysteem te spelen, onder
andere:
Plaats en mate van isolatie.
Bufferende capaciteit van het ge-
bouw en het materiaal rond de
vloerverwarmingsleidingen.
Een goede isolatie van het primaire
circuit bij een bypassleiding met
overstort verkleint de kans op pen-
delen van de warmtepomp aanzien-
lijk.
Verder blijkt een serile buffer het scha-
kelgedrag van de compressor positief te
benvloeden zonder opvallende nadelen.
Het verschil in opwarmgedrag tussen een
buffer in de aanvoer en in de retour is
niet significant, tenzij voor een zeer grote
bufferinhoud wordt gekozen.
Nader onderzoek met betrekking tot het
dynamisch gedrag van een warmtepomp-
systeem verdienen de volgende aspecten:
Een varirende interne warmtelast.
De invloed van zontoetreding.
Het zelfregelend effect van de vloer-
verwarming.
EEN PRAKTIJKVOORBEELD
Het in 1999 opgeleverde pand van trans-
portbedrijf Hatral wordt volledig ver-
warmd en gekoeld met warmtepompen
en via de vloeren. Sinds de inbedrijfstel-
ling is het gedrag van het warmtepomp-
systeem globaal gemonitord. De belang-
rijkste kentallen zijn de volgende.
Bron
Verticale bodemwarmtewisselaar:
twaalf dubbele U-lus collectoren van
elk 50 meter diep.
Verwarming
Twee warmtepompen van elk 25 kW
en een elektrische naverwarmer van
9 kW.
Koeling
De tweede warmtepomp is reversibel
en levert circa 30 kW koelvermogen.
Gebouw
225 m
2
kantoor
875 m
2
loods
Resultaten
Na n volledige zomer en winter blijkt
dat het systeem aan het vooraf gewenste
comfortniveau voldoet.
Tijdens de zomer van 1999 is circa
20 MWh koelenergie geleverd. Bij zeer
warme dagen van rond de 30 C lag de
binnentemperatuur 5 C onder de bui-
tentemperatuur. Dit werd gerealiseerd
met een minimale aanvoertemperatuur
van 15 C, waarbij de brijn met maxi-
BIVALENT, N OPEN GROEP (simulatie 4)
-5
0
5
10
15
20
25
30
35
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Tijd in dagen
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
i
n
C
T ruimte 1
T ruimte 2
wp aan
wp uit
klep 2 open
gewenste kamertemperatuur
buitentemperatuur
retourtemperatuur
aanvoertemperatuur
bijverwarming uit
bijverwarming aan
Figuur 7 Temperaturen en schakelgedrag behorende bij simulatie 4.
BIVALENT, VERWARMEN EN KOELEN (simulatie 5)
0
5
10
15
20
25
30
35
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Tijd in dagen
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
i
n
C
T ruimte met koeling
T ruimte zonder koeling
verwarmen
warmtepomp uit
buitentemperatuur
aanvoertemperatuur
koelen
vloertemperatuur
Figuur 8 Temperaturen en schakelgedrag behorende bij simulatie 5.
7
maal 30 C de collectoren inging. Dit
kleine temperatuurverschil tussen ver-
damper en condensor levert een zeer
hoge COP.
In de daaropvolgende winter is
150 MWh warmte geleverd. Daarvan
nam de eerste warmtepomp 75% voor
zijn rekening met een gemiddelde be-
drijfstijd van 15 uur en de tweede 25%
met een gemiddelde bedrijfstijd van
7 uur. Het elektrisch element van 9 kW
heeft geen bedrijfsuren gemaakt.
De maximale aanvoertemperatuur is niet
boven de 45 C gekomen. De minimale
brontemperatuur lag net onder de 0 C.
Aandachtspunten
Twee belangrijke aandachtspunten zijn
het afgelopen jaar naar voren gekomen.
Goede dampdichte isolatie van de
leidingen en appendages is bij koe-
ling noodzakelijk. De toegepaste
materialen dienen corrosiebestendig
te zijn.
Bij het omschakelen van verwarmen
naar koelen dienen de regelkleppen
op de verdelers een omgekeerde re-
gelfunctie te krijgen.
Monitoring
Om nauwkeurigere resultaten te verkrij-
gen, zeker voor de energetische presta-
ties, is een gedegen meetprogramma
noodzakelijk, bijvoorbeeld volgens de
TNO Standaard Opzet Monitoring
(SOM) methode. In het nieuwe pand van
Techneco zal deze monitoring uitgevoerd
worden voor een vergelijkbaar warmte-
pompsysteem als hierboven beschreven,
zie Figuur 9. Ook voor andere bestaande
of nieuw te realiseren projecten kan
Techneco de complete monitoring vol-
gens SOM aanbieden, van ontwerp tot
rapportage.
CONCLUSIES
Een goed gedimensioneerd warmte-
pompsysteem voor woningen of de klei-
ne utiliteitsbouw hoeft niet complex te
zijn. Door middel van n of meer niet
afsluitbare verwarmingsgroepen kan
worden afgezien van een buffer en extra
appendages; dit is kostenbesparend.
Het rendement van het totale systeem is
gebaat bij een lage T over de conden-
sor, in tegenstelling tot het rendement
van de warmtepomp afzonderlijk.
Regeling op een stooklijn, eventueel
bijgesteld met een kamerthermostaat,
zorgt daarbij voor het gewenste comfort.
De retourtemperatuur dient bij voorkeur
als referentie voor de regeling te worden
genomen, anders kan de warmtepomp bij
debietvariaties over de condensor gaan
pendelen. Verder is het mogelijk om met
een reversibele warmtepomp voor weinig
meerkosten ook in - soms gedeeltelijke -
koeling van een gebouw te voorzien.
De resultaten van de uitgevoerde simula-
ties blijken de gepresenteerde ontwerpre-
gels voor warmtepompsystemen te be-
vestigen. Naast deze regels zijn echter
nog meer factoren van belang, voorna-
melijk van bouwkundige aard. Deze
zouden dus ook bij het ontwerp van de
verwarmingsinstallatie meegenomen
moeten worden.
Toepassing van de ontwerpregels leiden
in de praktijk tot goede resultaten met
betrekking tot het comfort en het scha-
kelgedrag van de warmtepompen. Om de
energetische prestaties van een warmte-
pompsysteem te beoordelen is nauwkeu-
rige monitoring een vereiste.
LITERATUUR
1. Roberto Traversari c.s., Reader
Workshop Warmtepompsysteemont-
werpen, TNO Milieu, Energie en
Procesinnovatie, 1 maart 1999.
2. NEN 5128, Energieprestatie van
woningen en woongebouwen, Bepa-
lingsmethode, 1998, pagina 125.
3. Allard van Krevel, Analysis of engine
driven centrifugal pumps, WOC-
WET 93.012 Technische Universiteit
Eindhoven, 1993.
4. J.E.M. Mooij, Simulatie van het
dynamisch gedrag van systemen met
behulp van bondgrafen, Dictaat
O.01-95-1-347, Hogeschool van
Utrecht, Faculteit Natuur en Tech-
niek, januari 1995.
5. W. Zeiler, De simulatie van de cv-
installatie van een testruimte, Ver-
warming en Ventilatie, mei 1993,
nr. 5.
Dit artikel is verschenen in het TVVL-
magazine van september 1999, jaargang
28, nr. 9 en in Verwarming en Ventilatie
van juli/augustus 2000, nr. 7/8.
PI
TI
TI
TT
BUITENVOELER
PT afsluiter
vul/aftap
pomp
el. naverwarmer
flexibele slang
veiligheidsklep
aut. ontluchter
expansievat
warmteverbruiker
LEGENDA
Tbron = 3 - 5 K Tcv = 5-7 K
TI
TT
temperatuurmeter
temperatuuropnemer
GEVEL
PI drukmeter
FS TI
TI
TI
cv = 5-7 K
FS TI
TI
PT
Tbron = 3 - 5 K
TI
PI
kWh
TT
TT
TT
TT
TT
TT
TT
TT
TT
TT
TT
RUIMTEVOELER
TT
PT
verjonging
debietmeter
terugslagklep
BUITENVOELER
TT
GAMMA
RS 10
TT
MASTER
I / O
TT TT
TT
TT TT
TT
GAMMA
monitoring (laagspanning)
regeling
230 V
400 V
DN 50
DN 25
DN 65
DN 65 DN 40
DN 40
DN 65
DN 65 DN 40
DN 40
DN 25
DN 40
DN 40
DN 25
PC
TI
TI
HWS 3048 PN/PN-X
propeen 13,3 kW
HWS 3048 PN/PN-X
propeen 13,3 kW
4,5 kW
4,5 kW
GRONDCOLLECTOR: 10 COLLECTOREN, DUBBELE U-LUS, 50 METER DIEP
kWh kWh kWh kWh kWh kWh kWh
Figuur 9 Het warmtepompsysteem in het nieuwe pand van Techneco BV.
8
BIJLAGE A INVLOED VAN LOKATIE TEMPERATUUROPNEMER OP SCHAKELGEDRAG WARMTEPOMP
Bij de regeling van een cv-systeem op
basis van een stooklijn wordt vaak de
aanvoertemperatuur beschouwd als de te
regelen grootheid. Indien de schakelfre-
quentie niet van belang is of wanneer het
warmteleverend apparaat modulerend is,
kan dat een goede keuze zijn. Een
warmtepomp heeft echter alleen een
aan/uit mogelijkheid en de levensduur
van de compressor is gebaat bij een lage
schakelfrequentie. In dat geval heeft het
de voorkeur om de retourtemperatuur te
regelen. Dit heeft als voordeel dat varia-
ties van het debiet over de condensor niet
tot pendelen van de warmtepomp zullen
leiden. Daarnaast wordt het systeemge-
drag trager. Hiermee dient vooral bij
grote systemen rekening te worden ge-
houden wanneer eventueel n of meer
trappen bijgeschakeld kunnen worden.
Deze bijschakeling mag pas na een be-
paalde vertragingstijd vrijgegeven wor-
den.
In onderstaande vier figuren wordt aan-
gegeven wat het verschil kan zijn tussen
regeling op aanvoertemperatuur of re-
tourtemperatuur. Er is uitgegaan van een
monovalent verwarmingssysteem met n
open en n afsluitbare groep.
Figuur 10 en Figuur 11 geven aan wat er
gebeurt wanneer de aanvoertemperatuur
geregeld wordt en door een verlaging van
het debiet over de condensor de T twee
maal zo groot wordt. De temperatuur-
sprong wordt groter dan de hysterese van
5 K die de regeling aanhoudt en de
warmtepomp gaat pendelen.
Figuur 12 en Figuur 13 gelden voor
eenzelfde systeem maar dan bij regeling
van de retourtemperatuur op een ver-
laagde stooklijn met een hysterese
van 1 K.
De verandering van de T over de con-
densor wordt in het vloerverwarmings-
systeem volledig uitgedempt en leidt niet
tot pendelen. Het schakelgedrag van de
warmtepomp is in beide gevallen nage-
noeg hetzelfde.
REGELING VAN AANVOERTEMPERATUUR, T-condensor = 5 K
0
5
10
15
20
25
30
35
0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44
Tijd in uren
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
i
n
C
wp aan
wp uit
buitentemperatuur
stooklijn
retourtemperatuur
aanvoertemperatuur
Figuur 10 Regeling van aanvoertemperatuur bij een klein
temperatuurverschil over de condensor.
REGELING VAN AANVOERTEMPERATUUR, T -condensor = 10 K
0
5
10
15
20
25
30
35
0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44
Tijd in uren
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
i
n
C
wp aan
wp uit
buitentemperatuur
stooklijn
retourtemperatuur
aanvoertemperatuur
Figuur 11 Regeling van aanvoertemperatuur bij een groot
temperatuurverschil over de condensor.
REGELING VAN RETOURTEMPERATUUR, T -condensor = 5 K
0
5
10
15
20
25
30
0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44
Tijd in uren
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
i
n
C
wp aan
wp uit
buitentemperatuur
stooklijn
retourtemperatuur
aanvoertemperatuur
Figuur 12 Regeling van retourtemperatuur bij een klein
temperatuurverschil over de condensor.
REGELING VAN RETOURTEMPERATUUR, T-condensor = 10 K
0
5
10
15
20
25
30
35
0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44
Tijd in uren
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
i
n
C
wp aan
wp uit
buitentemperatuur
stooklijn
retourtemperatuur
aanvoertemperatuur
Figuur 13 Regeling van retourtemperatuur bij een groot
temperatuurverschil over de condensor.
9
BIJLAGE B BESCHRIJVING VAN HET GESIMULEERDE VERWARMINGSSYSTEEM
Een bivalent systeem bestaande uit een
warmtepomp en een naverwarmer in
serie levert warmte aan twee identieke
ruimtes via vloerverwarming. De trans-
missie van deze ruimtes bij 10 C en
een ruimtetemperatuur van 20 C be-
draagt in totaal circa 4,5 kW. Tussen de
ruimtes vindt geen warmte-uitwisseling
plaats. Verder hebben de ruimtes de
bekende eigenschappen van nieuw-
bouwwoning: goed gesoleerde muren
met een bufferende werking en een raam
waardoor een groot deel van de warmte
verloren gaat. Ruimte 1 heeft een iets
groter raam dan ruimte 2 en dus ook een
grotere transmissie. In Figuur 14 wordt
de beschouwde ruimte schematisch
weergegeven.
Figuur 3 van de hoofdtekst geeft het
hydraulische schema van het verwar-
mingssysteem weer. In beide ruimtes
bevindt zich een vloerverwarmingsgroep
die desgewenst afsluitbaar is. Tussen
aanvoer en retour is een buffer geplaatst
die in het model is opgedeeld in drie
compartimenten. De leiding naar de
buffer is afsluitbaar en functioneert
desgewenst als een overstort. Door aan-
passing van de inhoud van de comparti-
menten kunnen we spreken van een
werkelijke buffer of een bypass leiding.
De buffer is gesoleerd maar staat wel
warmte af aan de omgeving. De drieweg
verdelers in aanvoer en retour hebben
ook een inhoud en staan daarmee model
voor de aanvoer- en retourleiding. Bij
een grote toegekende inhoud dienen ze
respectievelijk als buffer in de aanvoer of
retour. Voor het geval dat zowel de
kortsluitleiding als een van beide groe-
pen gesloten is wordt de volumestroom
gereduceerd tot 80% van die tijdens
nominaal bedrijf. In alle andere situaties
is de volumestroom 100%, eventueel
verdeeld over twee groepen (ieder 50%).
De kleppen staan of geheel open of
geheel dicht, maar nooit alle drie in
dezelfde stand.
In alle beschreven gevallen wordt uitge-
gaan van de hierboven geschetste situa-
tie, tenzij anders vermeld. De warmte-
pomp wordt via een stooklijn geregeld op
de temperatuur in de retourverdeler,
eventueel tijdelijk aangepast bij grote
afwijkingen van de temperatuur in ruimte
1; dit is de referentieruimte. Indien een
vloerverwarmingsgroep afgesloten kan
worden, wordt dit gedaan op basis van
een ruimtethermostaat met een hysterese
van 1 K.
De variatie van de buitentemperatuur
wordt gesimuleerd door een sinusode
met een amplitude van 10 K. De gemid-
delde waarde is niet altijd dezelfde,
omdat die gevallen worden getoond
waarbij de typische aspecten van het
gesimuleerde systeem naar voren komen.
De bondgraaf van het gesimuleerde
systeem is weergegeven in Figuur 15.
Raam
Vloerverwarming Isolatie
Wand
Omgeving
Ruimte
Isolatie
10 m
8
m
Transmissie
Bodem
Transmissie
Transmissie
3
m
Figuur 14 Schematische weergave van de ruimte die als model gebruikt is. Bij de simulaties zijn twee onafhankelijk te ver-
warmen ruimtes beschouwd.
10
LEGENDA
C capaciteit
G geleiding
P vermogen
T temperatuur
X tweepoort
b buffer (compartiment
1, 2 en 3)
bo bodem
bv bijverwarming
ir installatieruimte
is isolatie (wand)
ka kamer
omomgeving
vi vloerisolatie
vl vloer
va aanvoerverdeler
vr retourverdeler
vv vloerverwarming
wa wand
wp warmtepomp
P
wp
0 X
X 0 X X
X 0
0
0 0
C
b2
C
b1
C
b3
X
0
X
C
va vr
C
bv
C C
wp
P
bv
1 0 1 0 1 0 X
ka
C C
vl
C
is
1 0 1
C
wa
0
G
is,om
G
wa,is
G
ka,wa
G
vl,ka
vl,vi
G 1
G
vv,vl
T
om
1
ka,wa
G
T
om
1 T
om
vi,bo
G
C
vi
0
C
vv
X
X
1 0 1 0 1 0 1 0 1 0 X
vi
C
vl,vi
G
om
T 1
0
1
vi,bo
G
wa,is is,om is vl,ka ka,wa wa ka vv,vl vl
G C G C G C G C G
om
T
ka,wa
G
T
om
1
C
vv
f (t)
RUIMTE 1
RUIMTE 2
b3,ir
G G
b2,ir
G
b1,ir
1 1 1 T
ir
T
ir
T
ir
Figuur 15 Bondgraaf van het gesimuleerde systeem.