Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 10

1

DYNAMISCHE SIMULATIES: VERWARMEN N KOELEN


Installatieconcepten warmtepompen: theorie en praktijk
ONTWERPREGELS
Het kan niet vaak genoeg gezegd wor-
den: toepassing van warmtepompen
vraagt een andere "systeembenadering"
dan toepassing van de conventionele
gasketel. Als hiermee reeds in het voor-
traject rekening wordt gehouden krijgen
we daar veel voor terug: een energiezui-
nig verwarmingssysteem met een lange
levensduur. Globaal komen de ontwerp-
regels neer op het volgende.
Een zo laag mogelijke aanvoertempe-
ratuur, maximaal 50 C.
Een gegarandeerde minimale volu-
mestroom door de condensor bij
warmtelevering.
Een zo laag mogelijke schakelfre-
quentie van de compressor.
Deze regels gelden in principe voor alle
typen warmtepompen onder alle mogelij-
ke omstandigheden, specifieke uitzonde-
ringen daargelaten. Tussen de ontwerp-
regels zijn duidelijke verbanden aanwe-
zig: vermogen, debiet en temperatuur
zijn fysisch nu eenmaal onlosmakelijk
met elkaar verbonden. Deze verbanden
en bijbehorende aspecten worden hier-
onder besproken.
Temperaturen en debieten
Het rendement van een warmtepomp
hangt sterk af van het verschil tussen de
brontemperatuur en de afgiftetempera-
tuur (voor verwarming). Met behulp van
de bevindingen van Carnot kan de
maximale Coefficient Of Performance
(COP) bij een bepaald temperatuurver-
schil bepaald worden:
(1)
laag hoog
hoog
Carnot
T T
T
COP

= [-]

Techneco BV, Delft


Enige kanttekeningen zijn hierbij op z'n
plaats. Om een rele inschatting te maken
van de theoretisch haalbare COP dient
voor T
laag
de verdampingstemperatuur
ingevuld te worden en voor T
hoog
de
condensatietemperatuur. Dus niet de
gemiddelde temperaturen van de media
die door de verdamper en respectievelijk
condensor stromen zijn bepalend. De
condensatietemperatuur ligt ongeveer
5 K hoger dan de verwarmingsaanvoer-
temperatuur, de verdampingstemperatuur
5 K lager dan de temperatuur van het
medium dat de verdamper uitstroomt. In
Figuur 1 zijn de theoretisch haalbare
COP-waarden bij verschillende tempe-
raturen weergegeven en vergeleken met
praktijkwaarden. Duidelijk is te zien dat
de COP toeneemt bij een afnemend
temperatuurverschil tussen verdamper en
condensor.
Bij een conventioneel verwarmingssys-
teem is een T tussen aanvoer en retour
van 20 K onder nominale omstandighe-
den een gegeven. Bij laagtemperatuur-
systemen is deze hoge T echter niet
meer bruikbaar.
De retourtemperatuur dient namelijk
hoger te liggen dan de gewenste vloer-
temperatuur om nog warmte te kunnen
overdragen van het water naar de vloer.
Hierdoor zou bij een T van 20 K de
aanvoertemperatuur altijd boven de
35 C liggen; bij het streven naar ener-
giebesparing geen gelukkige keuze.
De T moet dus omlaag, en dat zal ook
het rendement van de warmtepomp ten
goede komen. Dit heeft te maken met het
feit dat niet de aanvoertemperatuur maar
de gemiddelde afgiftetemperatuur
T
aanvoer
- T
retour
bepalend is voor het
geleverde verwarmingsvermogen Bij
gelijkblijvend verwarmingsvermogen en
een kleinere T wordt de COP van de
warmtepomp hoger door een lagere
condensatietemperatuur en een betere
warmteoverdracht in de condensor. Dit
vraagt een groter debiet door de
condensor en kost dus meer
pompenergie. Deze extra energie is
echter bij een T-sprong van 10 K naar 5
6 K verwaarloosbaar ten opzichte van
de winst door een hogere COP.
Hetzelfde geldt overigens aan de
bronzijde.
Bij toepassing van warmtepompen zijn zowel het hydraulische
ontwerp als de regeling van groot belang. Een aantal ontwerpre-
gels komen in dit artikel aan de orde. Dynamische simulaties
tonen het effect aan van het al dan niet toepassen van deze re-
gels. Het slot van het artikel gaat in op de mogelijkheid van koe-
ling met een omkeerbare warmtepomp. Ook hier volgt een simu-
latie aangevuld met een praktijkvoorbeeld. Uitgangspunt bij de
tekst is de toepassing van een elektrische warmtepomp gekoppeld
aan vloerverwarming in een woning of (klein) utiliteitsgebouw.
- door ir. Allard van Krevel

Theoretisch mogelijke COP bij bron van 0 C en 10 C ( T verdamper = 3 K, T condensor = 10 K)
3
4
5
6
7
8
9
10
30 35 40 45 50 55 60
Aanvoertemperatuur in C
C
O
P
Carnot 0 C Carnot 10 C Praktijk 0 C Praktijk 10 C
Figuur 1 Theoretische en praktische COP-waarden voor warmtepompen.
2
Op dit punt is het belangrijk onderscheid
te maken tussen de COP van de warmte-
pomp op zich - als bijvoorbeeld bij een
warmtepomptest - en de COP van de
warmtepomp gekoppeld aan een ver-
warmingssysteem. Een test wordt uitge-
voerd bij constante aanvoertemperatuur.
In dat geval is een hoge T gunstig voor
een goede COP-waarde vanwege het
effect van onderkoeling in de condensor
bij gelijkblijvende condensatietempera-
tuur. Het verwarmingsvermogen is daar-
door echter relatief laag door een lage
gemiddelde afgiftetemperatuur.
Koppelen we de warmtepomp aan een
verwarmingssysteem dan gelden andere
regels. Nu wordt de gemiddelde afgifte-
temperatuur namelijk opgelegd door het
gevraagde afgiftevermogen P
afgifte
. Een
lage T is dan energetisch gunstiger
vanwege bovengenoemde redenen. In
Tabel 1 is een aantal verschillende om-
standigheden met elkaar vergeleken.
TNO beproeft warmtepompen bij een
bepaalde aanvoertemperatuur en een T
van maximaal 10 K over de condensor
conform norm EN-255-2. Voor de prak-
tijk is het echter aan te bevelen de T
onder nominale omstandigheden nog
lager te kiezen, bijvoorbeeld 5 K. Dit
heeft meer dan alleen energetische rede-
nen, zoals hieronder uiteen wordt gezet.
Regeling
Een goede regeling, afgestemd op het
warmtepompsysteem is van essentieel
belang voor een langdurige en goede
werking. Voor de warmtepomp op zich
zijn de volgende aspecten van belang.
De regeling dient ervoor te zorgen dat er
altijd een minimaal debiet door de ver-
damper en condensor gaat op het mo-
ment dat de warmtepomp draait. Hier-
door wordt voorkomen dat de warmte-
pomp in een lagedruk- of hogedruksto-
ring gaat. Bij een regeling op basis van
een stooklijn wordt overigens vaak met
een continue volumestroom over de
condensor gewerkt.
De gemiddelde afgiftetemperatuur dient
afgestemd te worden op een zo laag
mogelijk niveau als voor verwarming
noodzakelijk is. Terugmengen is volledig
uit den boze.
Door te regelen op de retour van de
vloerverwarming kan een lagere scha-
kelfrequentie gerealiseerd worden zonder
dat dit het comfort of het energieverbruik
nadelig benvloedt. De onvermijdelijke
temperatuursprong over de condensor
wordt in het afgifte systeem uitgedempt.
Sterker nog: de retourtemperatuur blijkt
zo goed als ongevoelig voor variaties van
het debiet over de condensor. Deze
variaties zullen bij ongeregelde circula-
tiepompen voorkomen in systemen waar-
bij groepen van het afgiftesysteem ge-
sloten kunnen worden. Een kleiner debiet
leidt dan mogelijk tot pendelen van de
warmtepomp. In Bijlage A wordt dit
nader toegelicht.
Tenslotte zou een capaciteitsregeling van
de warmtepomp gunstig zijn voor het
schakelgedrag van de compressor en het
laag houden van de condensatietempe-
ratuur. De vraag die hier echter bij ge-
steld dient te worden is of de COP bij
deellast in de buurt komt van de gemid-
delde (hogere) COP bij vollast. Dit is
zeker van belang wanneer de warmte-
pomp een groot gedeelte van het piek-
vermogen kan leveren en dus het grootste
deel van de tijd op deellast zal draaien.
Daarnaast is vanwege smeringsproble-
men een capaciteitsregeling niet voor alle
compressoren geoorloofd. Vooralsnog
lijken de meeste fabrikanten daarom nog
geen heil te zien in deze ontwikkeling.
We zullen het schakelgedrag dus op een
andere manier moeten benvloeden.
Nachtverlaging
De laatste tijd wordt er veel gefilosofeerd
over de GIW-eisen en het nut van nacht-
verlaging. Het is jammer dat achterhaalde
normen de introductie van een juist
gedimensioneerd warmtepompsysteem in
de weg staan. Belangrijk punt is dat niet
het gebruik van een warmtepomp hoofd-
zakelijk van invloed is op de opwarmtijd,
andere factoren spelen een veel grotere
rol:
De warmtecapaciteit van het gebouw
en van het materiaal waarin de vloer-
verwarmingsleidingen zijn gelegd.
De wijze en mate van isolatie, vooral
onder de vloer.
De geiste opwarmtijden kunnen relatief
gemakkelijk gehaald worden indien er
vlak onder de leidingen wordt gesoleerd.
Gevolg is een grotere kans op fluctuatie
van de ruimtetemperatuur en een hogere
schakelfrequentie van de warmtepomp;
beide zijn ongewenst.
Bij een grote massa (capaciteit) rond de
leidingen worden deze effecten vermin-
derd maar is de opwarmtijd groter.
In beide gevallen echter zal bij nieuw-
bouw de ruimtetemperatuur tijdens de
nacht niet eens de veelbesproken 3 K
dalen. Dan is de eis om dit binnen 2 uur
weer goed te maken dus niet eens rele-
vant.
De energetische gevolgen van eventuele
(geringe) nachtverlaging bij een warmte-
pompsysteem zijn nog niet duidelijk in
kaart gebracht. Deze dienen dan ook
eerst goed onderzocht te worden voor
hierover gekwantificeerde uitspraken
kunnen worden gedaan.
Monovalent of bivalent?
Een van de mogelijkheden om het scha-
kelgedrag positief te benvloeden is het
in meerdere trappen leveren van het
verwarmingsvermogen. Voor kleinere
systemen is een verdeling van het ver-
mogen over twee compressoren in de
regel economisch niet interessant. Bij-
verwarming met een elektrisch element
of met een gasketel is wel realistisch. We
spreken dan van een (parallel) bivalent
systeem.
Door de tweede verwarmer alleen bij
piekbelastingen te gebruiken en bijvoor-
beeld ook slechts beneden een bepaalde
buitentemperatuur, kan de schakelfre-
quentie van de warmtepomp drastisch
verlaagd worden. Het comfort lijdt daar
niet onder en het energieverbruik stijgt
bij een juiste dimensionering maar mini-
maal. Indien de warmtepomp 50% van
het piekvermogen afgeeft, levert deze op
jaarbasis 92% van de verwarmingsener-
gie [2].
HYDRAULISCHE UITVOERING
Ook voor de hydraulische uitvoering van
een warmtepompsysteem dienen we
rekening te houden met de specifieke
eisen behorende bij de warmtepomp. In
concrete bewoordingen:
Zorg voor voldoende bufferende
werking van het afgifte systeem.
Zorg ervoor dat er altijd een volume-
stroom mogelijk is over de conden-
sor.
Daarnaast dient het kostenaspect bij
het systeemontwerp ook meegeno-
men te worden.
EN 255-2 FOUT GOED
T
afgifte,aanvoer
[C ] 35 35 33
T
afgifte
[K ] 10 14 6
T
afgifte,gemiddeld
[C ] 30 28 30
COP/COP
test
[-] 1 1,02 1,04
P
afgifte
/P
afgifte,test
[-] 1 0,8 1
Tabel 1 Vergelijking van verschillende bedrijfsomstandigheden.
3
In Figuur 2 zijn verschillende warmte-
pompconfiguraties weergegeven. De
typische kenmerken ervan worden hier-
onder kort samengevat.
1. Alle verwarmingsgroepen afsluit-
baar, bypass met overstort
Dit is een goedkope manier om een
volumestroom over de condensor te
garanderen terwijl alle groepen via een
thermostatische regeling volledig afsluit-
baar zijn. De bypassleiding dient echter
wel ruim gedimensioneerd te zijn, omdat
anders door de hoge weerstand in het
kortsluitcircuit de volumestroom gevaar-
lijk klein wordt (bij een ongeregelde
pomp). Hierdoor wordt de T over de
condensor mogelijk te groot waardoor
een hogedrukstoring optreedt.
Tevens bestaat het gevaar dat de warmte-
pomp gaat pendelen door de kleine wa-
terinhoud gecombineerd met uitkoeling
van het kortsluitcircuit.
In het algemeen is dit concept dus af te
raden.
2.a Alle verwarmingsgroepen afsluit-
baar, open verdeler, twee pompen
Hiervoor gelden dezelfde bezwaren als
bij systeem 1. Het systeem is met een
geregelde circulatiepomp echter bedui-
dend duurder. Ook de effecten als be-
schreven in 2.b zijn bij dit concept van
toepassing.
2.b Niet alle verwarmingsgroepen
afsluitbaar, open verdeler, twee pom-
pen
Bij een juiste dimensionering van de
open verdeler en een gegarandeerde
minimale volumestroom over beide
ontkoppelde circuits is dit een goede
oplossing. Een buffer is niet noodzake-
lijk.
Bij grotere systemen wordt in dit geval
meestal voor een toerengeregelde pomp
in het secundaire circuit gekozen. Dit kan
tot twee ongewenste effecten leiden:
Indien de primaire volumestroom
kleiner is dan de secundaire is de
aanvoertemperatuur vanuit de con-
densor hoger dan noodzakelijk. Ge-
volg: een lagere COP dan mogelijk.
Indien de primaire volumestroom
groter is dan de secundaire bestaat er
kans op pendelen van de warmte-
pomp door een toename van de re-
tourtemperatuur naar de condensor.
Conclusie: in het ideale geval zijn beide
volumestromen aan elkaar gelijk. Dit kan
gedeeltelijk bereikt worden door meerde-
re warmtepompen met elk een eigen
circulatiepomp parallel te schakelen. Een
andere mogelijkheid is meerdere warm-
tepompen met elk een motorische klep
voor de condensor en ook in het primaire
circuit een toerengeregelde pomp. Deze
optie is duur en komt voor kleinere
systemen niet in aanmerking.
3. Alle verwarmingsgroepen afsluit-
baar, parallelle buffer, twee pompen
Dit is een oplossing die door velen als
"ideaal" wordt gezien. Maximale con-
trole over de verwarmingsgroepen en
voldoende buffering mits juist gedimen-
sioneerd. Het is echter ook een dure en
ruimte vereisende oplossing en komt
daardoor minder in aanmerking voor
bijvoorbeeld toepassing in woonhuizen.
Van het 's nachts opladen en overdag
ontladen van de buffer dient niet te veel
te worden voorgesteld; de buffer zou
onoverkomelijk groot en duur worden.
Daarnaast spelen dezelfde effecten als bij
2.b een rol.
4. Niet alle verwarmingsgroepen af-
sluitbaar, n pomp
Dit is de meest eenvoudige en goedkoop-
ste oplossing en kan daarnaast goed
functioneren. Twee aspecten verdienen te
worden toegelicht.
De open groep kan goed worden gere-
geld op een stooklijn. Deze groep dient
dan wel in de ruimte te liggen die als
referentie geldt voor de overige ruimtes
van het gebouw. Deze ruimtes mogen in
ieder geval geen hogere aanvoertempe-
raturen vragen, liefst zijn deze identiek
aan die voor de referentieruimte. Daar-
naast is het voor het schakelgedrag gun-
stig om een zo groot mogelijke open
groep te hebben.
In de meeste gevallen zal het in de ruimte
met de open groep noodzakelijk zijn om
een thermostatische naregeling toe te
passen vanwege een varirende warmte-
last. Op basis van de afwijking ten op-
zichte van de gewenste ruimtetempera-
tuur wordt de stooklijn tijdelijk aange-
past.
Het is overigens verstandig om vooraf de
afweging te maken of individuele tempe-
ratuurregeling per ruimte noodzakelijk is
of niet. Zeker bij een woning met goed
gesoleerde schil kan naregeling in af-
zonderlijke ruimtes wellicht achterwege
gelaten worden.
systeem 1 systeem 2.b systeem 2.a
M
groep 2
M
groep 1
warmtepomp
systeem 3 systeem 4
M
groep 2 groep 1
warmtepomp
M
groep 2 groep 1
warmtepomp
systeem 5
groep 2
warmtepomp
groep 1
M M M M
groep 1 groep 2
warmtepomp
M
groep 2 groep 1
wp 2 wp 1
buffer
buffer
Figuur 2 Verschillende mogelijke hydraulische uitvoeringen van een warmtepompsysteem.
4
Door openen en afsluiten van verschil-
lende groepen zal het werkpunt van de
cv-circulatiepomp voortdurend verande-
ren. Hoe meer groepen sluiten, des te
lager de volumestroom vanwege een
hogere weerstand in het verwarmingscir-
cuit. De volumestroom zal bij twee gelij-
ke groepen en een ongeregelde pomp met
ongeveer 20% afnemen indien de afsluit-
bare groep wordt gesloten [3]. Bij meer
afsluitbare groepen is dit effect nog
groter. Hierdoor stijgt de T over de
condensor met als gevolg de inherente
nadelen. De circulatiepomp dient dus
geselecteerd te worden voor de situatie
dat alle afsluitbare groepen gesloten zijn,
waardoor de T onder nominale omstan-
digheden (alles open) dus lager is.
5. Niet alle verwarmingsgroepen af-
sluitbaar, serile buffer, n pomp
Dit is een oplossing om het schakelge-
drag van de warmtepomp gunstig te
benvloeden zonder specifieke nadelen,
afgezien van de kosten. Voordeel is dat
met n pomp kan worden volstaan.
Aangeraden wordt om de serile buffer in
de retour te plaatsen vanwege een kortere
opwarmtijd. Het verschil met een buffer
in de aanvoer is echter niet significant,
tenzij de buffer ook wordt toegepast voor
warmteopslag (en dus een zeer grote
inhoud heeft).
DYNAMISCHE SIMULATIE VAN
VERSCHILLENDE CONCEPTEN
Om meer inzicht te krijgen in het dyna-
misch gedrag van de verschillende sys-
temen is een model opgezet waarmee dit
gedrag gesimuleerd kan worden. Er is
gebruik gemaakt van de daarvoor ge-
schikte bondgraaftechniek. Met behulp
van deze techniek kunnen vermogens-
stromen en hun effecten op elkaar in
kaart gebracht worden, zie [4] en [5].
Het model
Een goede simulatie hangt af van de
opzet van het model. Na enig experi-
menteerwerk is voor het - multifunctio-
nele - model als weergegeven in Figuur 3
gekozen. In bijlage B wordt het systeem
uitgebreid beschreven en de bondgraaf
ervan gepresenteerd. Op dit moment
voldoet het te melden dat nagenoeg alle
mogelijke concepten met dit model
eenvoudig kunnen worden beschreven,
uitgezonderd een systeem met open
verdeler.
In alle onderstaande gevallen wordt
uitgegaan van de in de figuur en bijlage
geschetste situatie, tenzij anders vermeld.
De warmtepomp wordt via een stooklijn
geregeld op de temperatuur in de retour-
verdeler.
Hoewel gestreefd is naar een zo getrouw
mogelijke beschrijving van een reel
systeem, dienen de resultaten als indica-
tie van het dynamisch gedrag te worden
genterpreteerd. Aan gepresenteerde
kwantitatieve waarden mogen niet zonder
meer conclusies worden verbonden.
Simulatie 1: Monovalent, alle verwar-
mingsgroepen afsluitbaar, bypass met
overstort, Figuur 4
Warmtepompvermogen: 4,5 kW
Gemiddelde buitentemperatuur: 10 C
Simulatieperiode: 2 dagen
Op het moment dat de klep van de twee-
de groep dichtgaat zien we een kleine
temperatuurstijging in de retourverdeler;
de eerste groep alleen neemt minder
warmte af dan beide tegelijk. Als ook de
eerste groep wordt afgesloten gaat de
overstort open en stroomt het relatief
koude water uit de by-pass leiding door
de verdeler. Daarna komt het warme
water van de warmtepomp, de gewenste
retourtemperatuur wordt snel overschre-
den en de warmtepomp gaat uit. Vervol-
gens koelt het kortsluitcircuit uit tot
onder de gewenste retourtemperatuur en
gaat de warmtepomp weer aan. Door de
geringe warmtecapaciteit van het circuit
stijgt de watertemperatuur weer zeer
snel; de warmtepomp pendelt. Later in de
tijd vindt nogmaals hetzelfde plaats.
warmtepomp
regeling
TT
M M
TT
T
ruimte 1 ruimte 2
(optioneel) aanvoer
verdeler
retour
verdamper condensor
bijverwarming
overstort
buffer
T
groep 1 groep 2
klep 1 klep 2
TT TT T Truimte 2 ruimte 1
retour
aanvoer
TT
buitenvoeler
Figuur 3 Schematische voorstelling van het warmtepompsysteem dat de basis
vormt voor de dynamische simulatie.
BYPASS MET OVERSTORTLEIDING (simulatie 1)
0
5
10
15
20
25
30
35
4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44
Tijd in uren
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r

i
n

C
T ruimte 1
T ruimte 2
wp aan
wp uit
klep 1 dicht
klep 1 open
klep 2 dicht
klep 2 open
gewenste kamertemperatuur
buitentemperatuur
stooklijn
retourtemperatuur
Figuur 4 Temperaturen en schakelgedrag behorende bij simulatie 1.
5
Simulatie 2: Monovalent, alle verwar-
mingsgroepen afsluitbaar, by-pass met
parallelle buffer, Figuur 5
Warmtepompvermogen: 4,5 kW
Gemiddelde buitentemperatuur: 10 C
Simulatieperiode: 2 dagen
Globaal zien we hetzelfde systeemgedrag
als bij simulatie 1. Alleen draait de
warmtepomp bij gesloten groepen nu
langer op de buffer met grotere capaci-
teit. De daarin opgeslagen warmte zorgt
echter niet voor het later aan gaan van de
warmtepomp, integendeel. Dit heeft weer
te maken met de gekozen isolatiegraad
van de buffer ten opzichte van de by-
passleiding. Hier wordt niet nader op
ingegaan.
Simulatie 3: Monovalent, n open
groep, Figuur 6
Warmtepompvermogen: 4,5 kW
Gemiddelde buitentemperatuur: Stijgend
van 0 C tot 20 C
Simulatieperiode: 10 dagen
Om aan te tonen dat deze eenvoudige en
goedkope opzet tot goede resultaten kan
leiden, zowel wat betreft comfort als
schakelgedrag is voor een langere simu-
latieperiode met oplopende buitentempe-
ratuur gekozen. Wat pieken in het scha-
kelgedrag lijken, zijn dus nog behoorlijk
lange draaitijden van de warmtepomp.
Verder is in deze grafiek zowel de aan-
voertemperatuur van de warmtepomp als
de retourtemperatuur weergegeven. De
laatste vertoont duidelijk minder weer-
barstig gedrag dan de eerste; een goede
reden om de retourtemperatuur te rege-
len. Dit effect is nog groter bij meer
afsluitbare groepen.
Het blijkt dat de regeling via een stook-
lijn de eerste ruimte op de gewenste
temperatuur houdt. Een zoneklep is hier
dus geheel overbodig.
Simulatie 4: Bivalent, n verwar-
mingsgroep afsluitbaar, Figuur 7
Warmtepompvermogen: 3 kW
Bijverwarmingsvermogen: 1,5 kW, alleen
leverbaar onder 10 C
Gemiddelde buitentemperatuur: Stijgend
van 0 C tot 20 C
Simulatieperiode: 10 dagen
Twee positieve gevolgen van deze aan-
passing ten opzichte van simulatie 3
vallen duidelijk op.
De schakelfrequentie van de warmte-
pomp neemt sterk af.
De retourtemperatuur vertoont nog
minder schommelingen.
Verder blijkt door het niet meer laten
aangaan van de bijverwarming boven de
10 C, de warmtepomp gedurende een
paar etmalen net voldoende vermogen
levert om de ruimtes op temperatuur te
houden. Dit omslagpunt op grond van de
buitentemperatuur dient dus ingesteld te
kunnen worden.
Tot slot: door opdeling van het verwar-
mingsvermogen gaat de klep van de
tweede groep niet meer dicht.
Simulatie 5: Koelen met een reversi-
bele warmtepomp, Figuur 8
Een warmtepomp bezit de prettige eigen-
schap dat deze door een interne verwis-
seling van verdamper- en condensor-
functie ook kan koelen. Daarbij zijn geen
noemenswaardige aanpassingen aan het
vloerverwarmingssysteem noodzakelijk.
Voor geringe meerkosten krijgen we er
desgewenst dus een koelsysteem bij.
Een tweede voordeel is de regeneratie
van de bodem bij toepassing van een
gesloten grondcollectorsysteem. Dat
gebeurt ook - in mindere mate - wanneer
gekoeld wordt via een warmtewisselaar
in het gesloten broncircuit. Regeneratie
is overigens sterk afhankelijk van de
aanwezigheid van grondwaterstroming.
Een aantal zaken dient bij koeling wel in
ogenschouw te worden genomen.
Via de vloer kan ongeveer de helft aan
vermogen gekoeld worden (20 tot
40 W /m
2
) als bij verwarming maximaal
kan worden afgestaan. Indien de warmte-
pomp evenveel koelvermogen als ver-
warmingsvermogen levert kan bij een
monovalent systeem een buffer dus
gewenst zijn in verband met de schakelf-
requentie. Een andere mogelijkheid is
een bivalent systeem of een meertraps-
warmtepomp waarvan niet alle koudecir-
cuits omkeerbaar zijn. Tenslotte kan ook
BYPASS MET OVERSTORT EN BUFFER (simulatie 2)
0
5
10
15
20
25
30
35
0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44
Tijd in uren
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r

i
n

C
T ruimte 1
T ruimte 2
wp aan
wp uit
klep 1 dicht
klep 1 open
klep 2 dicht
klep 2 open
gewenste kamertemperatuur
buitentemperatuur
stooklijn
retourtemperatuur
Figuur 5 Temperaturen en schakelgedrag behorende bij simulatie 2.
N OPEN GROEP (simulatie 3)
-5
0
5
10
15
20
25
30
35
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Tijd in dagen
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r

i
n

C
T ruimte 1
T ruimte 2
wp aan
wp uit
klep 2 dicht
klep 2 open
gewenste kamertemperatuur
buitentemperatuur
retourtemperatuur
aanvoertemperatuur
Figuur 6 Temperaturen en schakelgedrag behorende bij simulatie 3.
6
koelvermogen aan een luchtcircuit wor-
den afgestaan. Een goede inschatting of
liever nog berekening van de koellast is
in alle gevallen belangrijk.
Er dient een additionele koelregeling
genstalleerd te worden. Verschillende
regelconcepten zijn daarbij mogelijk en
dienen vooraf overwogen te worden. Er
kan bijvoorbeeld geregeld worden op
kamertemperatuur maar ook op vloer-
temperatuur. Tevens dient condensvor-
ming voorkomen te worden. Voor nadere
informatie in deze wordt doorverwezen
naar de bekende vloerverwarmingsleve-
ranciers.
In Figuur 8 is het koelgedrag van een
bivalent systeem voor een enkele ruimte
met n groep weergegeven. Dimensies
en vermogens zijn anders dan bij de
eerste vier simulaties en worden niet
nader beschreven. Er wordt geregeld op
vloertemperatuur met als gewenste waar-
de 20 C. De paarse lijn is de kamertem-
peratuur zonder koeling, de blauwe lijn
geldt voor koeling met 50% van het
totale verwarmingsvermogen.
Overige resultaten
Naast de bovenstaande varianten die
direkt betrekking hebben op de gepre-
senteerde ontwerpregels is het door de
modellering mogelijk om ook de invloed
van andere factoren te bekijken. Hierbij
vallen de volgende vaak onderbelichte
zaken op.
Bouwkundige factoren blijken een
belangrijke rol bij de warmtehuis-
houding en het gedrag van het
warmtepompsysteem te spelen, onder
andere:
Plaats en mate van isolatie.
Bufferende capaciteit van het ge-
bouw en het materiaal rond de
vloerverwarmingsleidingen.
Een goede isolatie van het primaire
circuit bij een bypassleiding met
overstort verkleint de kans op pen-
delen van de warmtepomp aanzien-
lijk.
Verder blijkt een serile buffer het scha-
kelgedrag van de compressor positief te
benvloeden zonder opvallende nadelen.
Het verschil in opwarmgedrag tussen een
buffer in de aanvoer en in de retour is
niet significant, tenzij voor een zeer grote
bufferinhoud wordt gekozen.
Nader onderzoek met betrekking tot het
dynamisch gedrag van een warmtepomp-
systeem verdienen de volgende aspecten:
Een varirende interne warmtelast.
De invloed van zontoetreding.
Het zelfregelend effect van de vloer-
verwarming.
EEN PRAKTIJKVOORBEELD
Het in 1999 opgeleverde pand van trans-
portbedrijf Hatral wordt volledig ver-
warmd en gekoeld met warmtepompen
en via de vloeren. Sinds de inbedrijfstel-
ling is het gedrag van het warmtepomp-
systeem globaal gemonitord. De belang-
rijkste kentallen zijn de volgende.
Bron
Verticale bodemwarmtewisselaar:
twaalf dubbele U-lus collectoren van
elk 50 meter diep.
Verwarming
Twee warmtepompen van elk 25 kW
en een elektrische naverwarmer van
9 kW.
Koeling
De tweede warmtepomp is reversibel
en levert circa 30 kW koelvermogen.
Gebouw
225 m
2
kantoor
875 m
2
loods
Resultaten
Na n volledige zomer en winter blijkt
dat het systeem aan het vooraf gewenste
comfortniveau voldoet.
Tijdens de zomer van 1999 is circa
20 MWh koelenergie geleverd. Bij zeer
warme dagen van rond de 30 C lag de
binnentemperatuur 5 C onder de bui-
tentemperatuur. Dit werd gerealiseerd
met een minimale aanvoertemperatuur
van 15 C, waarbij de brijn met maxi-
BIVALENT, N OPEN GROEP (simulatie 4)
-5
0
5
10
15
20
25
30
35
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Tijd in dagen
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r

i
n

C
T ruimte 1
T ruimte 2
wp aan
wp uit
klep 2 open
gewenste kamertemperatuur
buitentemperatuur
retourtemperatuur
aanvoertemperatuur
bijverwarming uit
bijverwarming aan
Figuur 7 Temperaturen en schakelgedrag behorende bij simulatie 4.
BIVALENT, VERWARMEN EN KOELEN (simulatie 5)
0
5
10
15
20
25
30
35
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Tijd in dagen
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r

i
n

C
T ruimte met koeling
T ruimte zonder koeling
verwarmen
warmtepomp uit
buitentemperatuur
aanvoertemperatuur
koelen
vloertemperatuur
Figuur 8 Temperaturen en schakelgedrag behorende bij simulatie 5.
7
maal 30 C de collectoren inging. Dit
kleine temperatuurverschil tussen ver-
damper en condensor levert een zeer
hoge COP.
In de daaropvolgende winter is
150 MWh warmte geleverd. Daarvan
nam de eerste warmtepomp 75% voor
zijn rekening met een gemiddelde be-
drijfstijd van 15 uur en de tweede 25%
met een gemiddelde bedrijfstijd van
7 uur. Het elektrisch element van 9 kW
heeft geen bedrijfsuren gemaakt.
De maximale aanvoertemperatuur is niet
boven de 45 C gekomen. De minimale
brontemperatuur lag net onder de 0 C.
Aandachtspunten
Twee belangrijke aandachtspunten zijn
het afgelopen jaar naar voren gekomen.
Goede dampdichte isolatie van de
leidingen en appendages is bij koe-
ling noodzakelijk. De toegepaste
materialen dienen corrosiebestendig
te zijn.
Bij het omschakelen van verwarmen
naar koelen dienen de regelkleppen
op de verdelers een omgekeerde re-
gelfunctie te krijgen.
Monitoring
Om nauwkeurigere resultaten te verkrij-
gen, zeker voor de energetische presta-
ties, is een gedegen meetprogramma
noodzakelijk, bijvoorbeeld volgens de
TNO Standaard Opzet Monitoring
(SOM) methode. In het nieuwe pand van
Techneco zal deze monitoring uitgevoerd
worden voor een vergelijkbaar warmte-
pompsysteem als hierboven beschreven,
zie Figuur 9. Ook voor andere bestaande
of nieuw te realiseren projecten kan
Techneco de complete monitoring vol-
gens SOM aanbieden, van ontwerp tot
rapportage.
CONCLUSIES
Een goed gedimensioneerd warmte-
pompsysteem voor woningen of de klei-
ne utiliteitsbouw hoeft niet complex te
zijn. Door middel van n of meer niet
afsluitbare verwarmingsgroepen kan
worden afgezien van een buffer en extra
appendages; dit is kostenbesparend.
Het rendement van het totale systeem is
gebaat bij een lage T over de conden-
sor, in tegenstelling tot het rendement
van de warmtepomp afzonderlijk.
Regeling op een stooklijn, eventueel
bijgesteld met een kamerthermostaat,
zorgt daarbij voor het gewenste comfort.
De retourtemperatuur dient bij voorkeur
als referentie voor de regeling te worden
genomen, anders kan de warmtepomp bij
debietvariaties over de condensor gaan
pendelen. Verder is het mogelijk om met
een reversibele warmtepomp voor weinig
meerkosten ook in - soms gedeeltelijke -
koeling van een gebouw te voorzien.
De resultaten van de uitgevoerde simula-
ties blijken de gepresenteerde ontwerpre-
gels voor warmtepompsystemen te be-
vestigen. Naast deze regels zijn echter
nog meer factoren van belang, voorna-
melijk van bouwkundige aard. Deze
zouden dus ook bij het ontwerp van de
verwarmingsinstallatie meegenomen
moeten worden.
Toepassing van de ontwerpregels leiden
in de praktijk tot goede resultaten met
betrekking tot het comfort en het scha-
kelgedrag van de warmtepompen. Om de
energetische prestaties van een warmte-
pompsysteem te beoordelen is nauwkeu-
rige monitoring een vereiste.
LITERATUUR
1. Roberto Traversari c.s., Reader
Workshop Warmtepompsysteemont-
werpen, TNO Milieu, Energie en
Procesinnovatie, 1 maart 1999.
2. NEN 5128, Energieprestatie van
woningen en woongebouwen, Bepa-
lingsmethode, 1998, pagina 125.
3. Allard van Krevel, Analysis of engine
driven centrifugal pumps, WOC-
WET 93.012 Technische Universiteit
Eindhoven, 1993.
4. J.E.M. Mooij, Simulatie van het
dynamisch gedrag van systemen met
behulp van bondgrafen, Dictaat
O.01-95-1-347, Hogeschool van
Utrecht, Faculteit Natuur en Tech-
niek, januari 1995.
5. W. Zeiler, De simulatie van de cv-
installatie van een testruimte, Ver-
warming en Ventilatie, mei 1993,
nr. 5.
Dit artikel is verschenen in het TVVL-
magazine van september 1999, jaargang
28, nr. 9 en in Verwarming en Ventilatie
van juli/augustus 2000, nr. 7/8.
PI
TI
TI
TT
BUITENVOELER
PT afsluiter
vul/aftap
pomp
el. naverwarmer
flexibele slang
veiligheidsklep
aut. ontluchter
expansievat
warmteverbruiker
LEGENDA
Tbron = 3 - 5 K Tcv = 5-7 K
TI
TT
temperatuurmeter
temperatuuropnemer
GEVEL
PI drukmeter
FS TI
TI
TI
cv = 5-7 K
FS TI
TI
PT
Tbron = 3 - 5 K
TI
PI
kWh
TT
TT
TT
TT
TT
TT
TT
TT
TT
TT
TT
RUIMTEVOELER
TT
PT
verjonging
debietmeter
terugslagklep
BUITENVOELER
TT
GAMMA
RS 10
TT
MASTER
I / O
TT TT
TT
TT TT
TT
GAMMA
monitoring (laagspanning)
regeling
230 V
400 V
DN 50
DN 25
DN 65
DN 65 DN 40
DN 40
DN 65
DN 65 DN 40
DN 40
DN 25
DN 40
DN 40
DN 25
PC
TI
TI
HWS 3048 PN/PN-X
propeen 13,3 kW
HWS 3048 PN/PN-X
propeen 13,3 kW
4,5 kW
4,5 kW
GRONDCOLLECTOR: 10 COLLECTOREN, DUBBELE U-LUS, 50 METER DIEP
kWh kWh kWh kWh kWh kWh kWh
Figuur 9 Het warmtepompsysteem in het nieuwe pand van Techneco BV.
8
BIJLAGE A INVLOED VAN LOKATIE TEMPERATUUROPNEMER OP SCHAKELGEDRAG WARMTEPOMP
Bij de regeling van een cv-systeem op
basis van een stooklijn wordt vaak de
aanvoertemperatuur beschouwd als de te
regelen grootheid. Indien de schakelfre-
quentie niet van belang is of wanneer het
warmteleverend apparaat modulerend is,
kan dat een goede keuze zijn. Een
warmtepomp heeft echter alleen een
aan/uit mogelijkheid en de levensduur
van de compressor is gebaat bij een lage
schakelfrequentie. In dat geval heeft het
de voorkeur om de retourtemperatuur te
regelen. Dit heeft als voordeel dat varia-
ties van het debiet over de condensor niet
tot pendelen van de warmtepomp zullen
leiden. Daarnaast wordt het systeemge-
drag trager. Hiermee dient vooral bij
grote systemen rekening te worden ge-
houden wanneer eventueel n of meer
trappen bijgeschakeld kunnen worden.
Deze bijschakeling mag pas na een be-
paalde vertragingstijd vrijgegeven wor-
den.
In onderstaande vier figuren wordt aan-
gegeven wat het verschil kan zijn tussen
regeling op aanvoertemperatuur of re-
tourtemperatuur. Er is uitgegaan van een
monovalent verwarmingssysteem met n
open en n afsluitbare groep.
Figuur 10 en Figuur 11 geven aan wat er
gebeurt wanneer de aanvoertemperatuur
geregeld wordt en door een verlaging van
het debiet over de condensor de T twee
maal zo groot wordt. De temperatuur-
sprong wordt groter dan de hysterese van
5 K die de regeling aanhoudt en de
warmtepomp gaat pendelen.
Figuur 12 en Figuur 13 gelden voor
eenzelfde systeem maar dan bij regeling
van de retourtemperatuur op een ver-
laagde stooklijn met een hysterese
van 1 K.
De verandering van de T over de con-
densor wordt in het vloerverwarmings-
systeem volledig uitgedempt en leidt niet
tot pendelen. Het schakelgedrag van de
warmtepomp is in beide gevallen nage-
noeg hetzelfde.
REGELING VAN AANVOERTEMPERATUUR, T-condensor = 5 K
0
5
10
15
20
25
30
35
0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44
Tijd in uren
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r

i
n

C
wp aan
wp uit
buitentemperatuur
stooklijn
retourtemperatuur
aanvoertemperatuur
Figuur 10 Regeling van aanvoertemperatuur bij een klein
temperatuurverschil over de condensor.
REGELING VAN AANVOERTEMPERATUUR, T -condensor = 10 K
0
5
10
15
20
25
30
35
0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44
Tijd in uren
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r

i
n

C
wp aan
wp uit
buitentemperatuur
stooklijn
retourtemperatuur
aanvoertemperatuur
Figuur 11 Regeling van aanvoertemperatuur bij een groot
temperatuurverschil over de condensor.
REGELING VAN RETOURTEMPERATUUR, T -condensor = 5 K
0
5
10
15
20
25
30
0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44
Tijd in uren
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r

i
n

C
wp aan
wp uit
buitentemperatuur
stooklijn
retourtemperatuur
aanvoertemperatuur
Figuur 12 Regeling van retourtemperatuur bij een klein
temperatuurverschil over de condensor.
REGELING VAN RETOURTEMPERATUUR, T-condensor = 10 K
0
5
10
15
20
25
30
35
0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44
Tijd in uren
T
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r

i
n

C
wp aan
wp uit
buitentemperatuur
stooklijn
retourtemperatuur
aanvoertemperatuur
Figuur 13 Regeling van retourtemperatuur bij een groot
temperatuurverschil over de condensor.
9
BIJLAGE B BESCHRIJVING VAN HET GESIMULEERDE VERWARMINGSSYSTEEM
Een bivalent systeem bestaande uit een
warmtepomp en een naverwarmer in
serie levert warmte aan twee identieke
ruimtes via vloerverwarming. De trans-
missie van deze ruimtes bij 10 C en
een ruimtetemperatuur van 20 C be-
draagt in totaal circa 4,5 kW. Tussen de
ruimtes vindt geen warmte-uitwisseling
plaats. Verder hebben de ruimtes de
bekende eigenschappen van nieuw-
bouwwoning: goed gesoleerde muren
met een bufferende werking en een raam
waardoor een groot deel van de warmte
verloren gaat. Ruimte 1 heeft een iets
groter raam dan ruimte 2 en dus ook een
grotere transmissie. In Figuur 14 wordt
de beschouwde ruimte schematisch
weergegeven.
Figuur 3 van de hoofdtekst geeft het
hydraulische schema van het verwar-
mingssysteem weer. In beide ruimtes
bevindt zich een vloerverwarmingsgroep
die desgewenst afsluitbaar is. Tussen
aanvoer en retour is een buffer geplaatst
die in het model is opgedeeld in drie
compartimenten. De leiding naar de
buffer is afsluitbaar en functioneert
desgewenst als een overstort. Door aan-
passing van de inhoud van de comparti-
menten kunnen we spreken van een
werkelijke buffer of een bypass leiding.
De buffer is gesoleerd maar staat wel
warmte af aan de omgeving. De drieweg
verdelers in aanvoer en retour hebben
ook een inhoud en staan daarmee model
voor de aanvoer- en retourleiding. Bij
een grote toegekende inhoud dienen ze
respectievelijk als buffer in de aanvoer of
retour. Voor het geval dat zowel de
kortsluitleiding als een van beide groe-
pen gesloten is wordt de volumestroom
gereduceerd tot 80% van die tijdens
nominaal bedrijf. In alle andere situaties
is de volumestroom 100%, eventueel
verdeeld over twee groepen (ieder 50%).
De kleppen staan of geheel open of
geheel dicht, maar nooit alle drie in
dezelfde stand.
In alle beschreven gevallen wordt uitge-
gaan van de hierboven geschetste situa-
tie, tenzij anders vermeld. De warmte-
pomp wordt via een stooklijn geregeld op
de temperatuur in de retourverdeler,
eventueel tijdelijk aangepast bij grote
afwijkingen van de temperatuur in ruimte
1; dit is de referentieruimte. Indien een
vloerverwarmingsgroep afgesloten kan
worden, wordt dit gedaan op basis van
een ruimtethermostaat met een hysterese
van 1 K.
De variatie van de buitentemperatuur
wordt gesimuleerd door een sinusode
met een amplitude van 10 K. De gemid-
delde waarde is niet altijd dezelfde,
omdat die gevallen worden getoond
waarbij de typische aspecten van het
gesimuleerde systeem naar voren komen.
De bondgraaf van het gesimuleerde
systeem is weergegeven in Figuur 15.
Raam
Vloerverwarming Isolatie
Wand
Omgeving
Ruimte
Isolatie
10 m
8

m
Transmissie
Bodem
Transmissie
Transmissie
3

m
Figuur 14 Schematische weergave van de ruimte die als model gebruikt is. Bij de simulaties zijn twee onafhankelijk te ver-
warmen ruimtes beschouwd.
10
LEGENDA
C capaciteit
G geleiding
P vermogen
T temperatuur
X tweepoort
b buffer (compartiment
1, 2 en 3)
bo bodem
bv bijverwarming
ir installatieruimte
is isolatie (wand)
ka kamer
omomgeving
vi vloerisolatie
vl vloer
va aanvoerverdeler
vr retourverdeler
vv vloerverwarming
wa wand
wp warmtepomp
P
wp
0 X
X 0 X X
X 0
0
0 0
C
b2
C
b1
C
b3
X
0
X
C
va vr
C
bv
C C
wp
P
bv
1 0 1 0 1 0 X
ka
C C
vl
C
is
1 0 1
C
wa
0
G
is,om
G
wa,is
G
ka,wa
G
vl,ka
vl,vi
G 1
G
vv,vl
T
om
1
ka,wa
G
T
om
1 T
om
vi,bo
G
C
vi
0
C
vv
X
X
1 0 1 0 1 0 1 0 1 0 X
vi
C
vl,vi
G
om
T 1
0
1
vi,bo
G
wa,is is,om is vl,ka ka,wa wa ka vv,vl vl
G C G C G C G C G
om
T
ka,wa
G
T
om
1
C
vv
f (t)
RUIMTE 1
RUIMTE 2
b3,ir
G G
b2,ir
G
b1,ir
1 1 1 T
ir
T
ir
T
ir
Figuur 15 Bondgraaf van het gesimuleerde systeem.

You might also like