Opdrachten PPO

You might also like

Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 6

Opdrachten PPO/BV 1 Introductie: A: B: Isebel: - Onopvallende kleding, nog met goedkeuring van moeder.

Liefst wat andere ook hadden. - In die tijd had ik niet echt idolen. - Onzeker, overschreeuwen van vrolijk zijn, meegaand, ook voor mensen die niet aardig tegen mij waren. - Erg eenzaam, ondergewaardeerd, hoe blijf ik thuis. Ik werd toen nog volop gepest en als ik thuis kwam deed mijn jongere zus er nog een schepje bovenop. Ik zat dus thuis en school vaak alleen. - Ik ben enorm veranderd, 180 graden! Ik was toen echt in een dark place. Ik trok me veel te veel aan wat anderen van mij dachten en over me zeiden. Ik had veel zelfverzekerder moeten zijn, maar dat hoort dus bij de leeftijd. Het heeft me wel heel sterk gemaakt. Toch wil ik het zo min mogelijk over die periode hebben. De gevoelens van die tijd waren zo intens dat ik ze via die herinneringen makkelijk op kan roepen. Maaike: Valerie: Celine: Ik had geverfd haar en droeg kleding die dezelfde stijl hadden als poprocksterren die ik cool vond. Dit waren Avril Lavigne (Wereld beroemd toen, dus erg stoer) en Sita (Nederlands, dus beter mee te identificeren). Ik was erg bezig met hoe ik over kwam; ik wilde overal de beste in zijn. Ik voelde me thuis niet thuis en had hele andere ideen dan mijn moeder over het leven. Nu zie ik; de start van puberteit. Thema 1: A: B: C: D: De lichamelijke oorzaak van de wisselende stemmingen bij jongeren is de grote hormonale veranderingen die zij ondergaan in de puberteit. Hormonen hebben in het algemeen invloed op het gedrag en gevoel van een mens, niet alleen van jongeren.

1. Hormonen werken allereerst in op het zenuwstelsel, de bloedsomloop en de stofwisseling; de veranderingen van de verhoudingen van hormonen kan zorgen voor toe/af name van energie en vitaliteit. De afscheiding van mannelijke hormonen (androgenen) en vrouwelijke hormonen (oestrogenen) hebben in de puberteit vaak een groot effect op energie en activiteit. 2. Ook hebben hormoonconcentraties directe invloed op bepaalde organen die nodig zijn voor specifiek gedrag; zo leveren hormonen een versterking van de spieren wanneer een jongen zich bedreigd voelt, waardoor de behoefte van verdediging en/of vluchten kan worden omgezet in gedrag. 3. Daarbij zorgen hormonen voor veranderingen in de gevoeligheid voor zintuiglijke indrukken: tijdelijke overgevoeligheid kan lijden tot mooie/intense belevingen of juist irritatie. 4. De gonadotrope en geslachtshormonen zijn werkzaam in de hersenen. Bepaalde gebieden van de hersenen zijn sturend voor het stemming- en gevoelsleven. Jongeren gebruiken bij hun reactie op een situatie eerder een gebied diep in de hersenen, die meer instinctieve reacties veroorzaakt. Volwassenen gebruiken de frontale schors, die het rationele reguleert. Omgeving kan op deze schommelingen een dempende invloed hebben; - Ouders die rustig en laconiek reageren op de periodieke prikkelbaarheid - Goede relaties met leeftijdsgenoten Omgeving kan op deze schommelingen een versterkende invloed hebben; - Gezinsconflicten - Slechte relatie tussen de ouders en het ontbreken van een vaderfiguur Thema 2: A: Verspreid over de adolescentie fase in volgorde: - Hebben een langere ervaringsperiode. Ze krijgen dus een grotere reikwijdte. - Het denkvermogen wordt groter. - Grotere woordenschat. - Meer inzicht in menselijke verhoudingen. - Aandacht en concentratievermogen nemen toe. - Toename van het geheugen. - Beter planmatig en systematisch werken. - Overgang van concreet naar formeel denken. - ontwikkeling propositionele denken - Krijgt beschikking over abstracte redeneerregels. - Door los te komen van hun denktrant krijgen ze de mogelijkheid om na te denken over en te spelen met abstracte begrippen, zoals rechtvaardigheid, vriendschap, intolerantie, etc. - Later ook over principes. - Gaat zich voor het eerst bezighouden met vraagstukken uit het leven die niet met elkaar rijmen. - Afstand forceren met ouders/verzorgers, docenten, etc. om zelfstandigheid te verwerven.

- Besef dat niet iedereen dezelfde gewoontes, opvattingen, levensomstandigheden heeft. - Van zwart-wit denken naar moreel relativisme. - Toename van de mogelijkheid tot metacognitie. - Adolescentie egocentrisme door imaginaire publiek en de persoonlijke legende. - De mensenkennis neemt toe: persoonsbeschrijving, verplaatsen in anderen en betekenis van conventies. - Zelfkennis neemt toe. Meer leeftijdgebonden veranderingen:

B: - Je kunt onderwerpen/informatie aanbieden die verder van de leef-/belevingswereld staan. Je kunt meer ingewikkelde technieken uitleggen. Je kunt met de lln. gaan reflecteren op het eigen werk. Zelf onder woorden laten brengen van het waarom. Je kunt lln. door laten werken op een opdracht. Het is niet zomaar af als je precies hebt gedaan wat de docent aan je gevraagd hebt. Je moet verder gaan. Je kunt dus om creativiteit en eigen initiatief vragen. De lln. vrijere opdrachten geven. Je kunt meer theorielessen geven die later wel of niet in opdrachten verwerkt moeten worden. - Ik heb met een gemengde groep brugklasleerlingen Tableau Vivant gedaan. Ze moesten een afgebeeld kunstwerk omzetten in bewegend beeld. Deze les ging dus over inleving, creativiteit, planning, samenwerken, eigen maken. De opdracht was zo eenvoudig mogelijk uitgelegd en nog eens extra vermeld op een hand-out. Belangrijk was het uitproberen en samenwerken. Uit het resultaat bleken een aantal typerende cognitieve kenmerken: Planmatig werken was niet heel strak. Er was een redelijk beginplan. De rest van het proces gebeurde zintuiglijk: de lln. gingen aan de slag met rekwisieten. Ze onderzochten en pasten dingen aan naar wat ze zagen dat werkte. Iets hoorde bij hun toneelstuk of niet. Een lap stof bleek te lang en werd om de middel geknoopt, etc.

Binnen een toneelstuk waren er natuurlijk constant menselijke verhoudingen. Ze wisten die vaak goed te bedenken, maar moesten wel gestuurd worden in bijschaven daarvan. Toen de toneelstukjes opgevoerd werden zag je ineens je sommige lln. ineens verlegen worden. Er werd namelijk naar ze gekeken en wilden niet raar gevonden worden door die rare tekst, beweging of kleding die ze moesten dragen. Al met al ben ik van mening dat deze opdracht prima werkt met lln. in deze fase van de cognitieve ontwikkeling. Het vraagt niet te veel en niet te weinig van het denk en inlevingsvermogen van de lln. Het werd beleefd als een hele leuke uitdaging, waar ze flink hun fantasie/creativiteit in kwijt konden. - Een begin maken met perspectief tekenen: Dingen op de voorgrond zijn groter, dingen verder weg zijn kleiner, boom is niet zo groot als een mens, etc. Leervragen: 1.Redeneert de leerling vanuit stellingen, waarbij ervan afgezien wordt of deze feitelijk waar, dan wel hypothetisch waar zijn? 2. Ontdekt de leerling verbanden in situaties die aan de hand van waarneembare of abstracte variabelen beschreven zijn? 3. Past de leerling theoretische modellen toe om zijn waarneming te interpreteren en conclusies te trekken? 4. Kan de leerling werken met begrippen, die in termen van andere begrippen of in termen van abstracte relaties gedefinieerd worden? Bijvoorbeeld: Voorgrond, achtergrond, verdwijnpunt, kikvorsperspectief, etc. C: D: Het gedrag van Harry is toe te schrijven aan de fase van het formele denken waarin hij nu zit. Hij redeneert over hoe het ook zou kunnen zijn, over alternatieven voor de werkelijkheid; hij wil zich niet aan afspraken en regels houden en stelt alles ter discussie. De werkelijkheid is dat leerlingen tot 16 jaar leer- en aanwezigheidsplicht hebben. Harry moet dus inzien dat zijn manier van zwart-wit denken (het radicaal ingaan tegen het schoolsysteem omdat hij het niet nuttig vind)te simpel is om in de realiteit op te gaan. Plan van aanpak: Harry duidelijk maken dat het afsluiten van leraren en medeleerlingen op den duur en negatief effect heeft op zijn goede resultaten op school. Het naar school gaan draait namelijk niet alleen om het halen van hoge cijfers voor proefwerken/meetbare resultaten, maar ook om het inter-persoonlijke contact. Het maken van praktijkwerk in groepsverband daar een onderdeel van. Het leren samenwerken, overleggen, uitvoeren en reflecteren zijn voorbeelden van niet-meetbare, maar essentile oefeningen voor de rest van je leven. Ook het contact met leraren kan hem helpen meer uit zijn schooltijd te halen; hij kan om verdieping vragen om de lessen en opdrachten aantrekkelijk(er) voor hem te laten zijn. Thema 3: A: - Een meisje uit 3 HAVO van 13/14 jaar. Zat 1 keer bij de les, omdat ze in afwachting was van een plaats op REBOUND. Dat zegt op zich al genoeg. Ze had een grote mond,had absoluut geen respect voor mij als docent, was luidruchtig, brutaal en probeerde dit ideaal ook vooral op de rest van de klas te projecteren. De klas ging hier vrolijk in mee en vonden dit meisje ontzettend cool en stoer.

Dit meisje was bezig met wat vinden anderen van mij en haar klasgenoten met wie wil ik zijn. - Een meisje uit 2 HAVO van een jaar of 12/13 kon ontzettend mooi tekenen. Ik prees haar regelmatig en klasgenoten kwamen constant verwonderend bij haar werk kijken. Iedere keer als dit meisje echter een compliment kreeg leek ze dat juist niet leuk vinden. Bij elke opdracht liet ze ook luidkeels (samen met haar vriendinnetjes natuurlijk) weten hoe weinig zin ze er in had. Zij was duidelijk bezig met wie wil ik zijn en hoe zien anderen mij. - Een Turks meisje uit 3 HAVO van ongeveer 13/14 had in de eerste paar keren dat ik haar zag geen hoofddoek op. Nadat ik 1 dag ziek was geweest en dat meisje gelijk een week niet had gezien kwam ik op school en telde ineens 2 meisjes met een hoofddoek in de klas. Ik had haar eerst niet herkend, maar dat meisje had ineens een hoofddoek op. Een in die cultuur veel voorkomende keuze die alles te maken heeft met wie ben ik en wie wil ik zijn. - Vaak en veel wisselen van kleding stijl. - Verschillende kapsels en vooral veel haarkleuren uitproberen. -Make-up gaan dragen, om mooier te zijn voor jongens en bij vriendinnen. - Naar slechte discotheken gaan, omdat vriendinnetjes daarheen wilden. - De vaste groep van populaire, mooie meiden in 3 HAVO. Onafscheidelijk, maar qua intelligentie verschillen ze nogal van elkaar. Dit resulteert in het naar beneden halen van dat ene meisje dat eigenlijk heel slim is, zolang ze maar populair is. - De twee grootste lolbroeken uit 3 HAVO. Mogen niet voor niets nooit met elkaar samenwerken en zitten zo ver mogelijk uit elkaar, maar blijven elkaar gedurende de lessen steeds weer opzoeken. Flauwe grappen die eigenlijk te ver gaan halen ze constant met elkaar uit, zolang er maar om ze gelachen wordt. - Het meisje dat altijd overblijft bij groepsvorming of van tevoren al roept dat ze liever alleen werkt. - Een overwegend stil meisje uit een Havobrugklas wil het liefste samenwerken met het meisje uit de klas met de grootste mond. - Het meisje uit een Havobrugklas met de grootste mond wil eigenlijk het liefste samenwerken met het mooiste en populairste meisje uit de klas. - Een jongen uit een Havobrugklas is langzamerhand steeds populairder geworden. Hij komt van de basisschool met zijn toen beste vriendje. Dat vriendje is zich juist meer aan het ontwikkelen als een buitenbeentje. Het populaire jongetje wil dan ook liever met de grootste lolbroek uit de klas samenwerken. Het buitenbeentje wil het liefst met zijn oude vriendje samenblijven, maar zegt niks als die hem zonder pardon inruilt voor de lolbroek. C: De aandachtvragers begrenzen tijdens de les, zonder afbreuk te doen aan hun nog zeer kwetsbare zelfbeeld: - De leerling (buiten lestijd) aangeven dat de betrokkenheid tijdens de les zeer gewaardeerd wordt, maar dat je er niet altijd op kan reageren omdat je rekening dient te houden met de andere leerlingen in de klas. - Voorbeelden aan de leerling geven om samen er toch uit te komen; zoals de leerlingen op een blaadje zijn vragen/opmerkingen tijdens te les te laten bijhouden, zodat je deze aan het einde van de les voor hem in een keer kunt beantwoorden. Zorg dragen voor de teruggetrokken leerlingen, zonder de rest van de klas hierin te betrekken:

Op een discrete manier (buiten lestijd) ter sprake laten komen dat je het vermoeden hebt dat er iets speelt. De leerling zelf laten aangeven wat hij prettige hulp zou vinden; zoals doorverwijzing naar iemand uit het zorgteam/buitenschoolse hulpinstanties, of hem direct persoonlijk helpen met concrete problemen.

You might also like