Natuurkunde P3

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 7

Inleiding

Als we iets over straling horen, is het meestal negatief in het nieuws. Voorbeelden van kernrampen in de afgelopen jaren zijn het Tjernobil-incident en de fukushima ramp. In het nieuws wordt verteld over gevaarlijke radioactieve straling en wat de gevolgen zijn voor de omgeving. Maar welke straling zorgt voor de gevolgen en wat is de relatie met andere grootheden zoals druk? Straling Er zijn verschillende soorten straling. We verdelen ze in 3 categorien:

Ionisatievermogen Doordringend vermogen deeltje zelf


Alpha straling Er is in a straling een alphadeeltje aanwezig. Deze alphadeeltje is eigenlijk een He kern met 4 nucleonen en 2 protonen. Omdat het deeltje relatief groot is, bots hij vaak met bepaalde atomen in een stof (bijvoorbeeld H2 gas). Daardoor krijgen de H2 atomen een stukje energie van het deeltje, waardoor het deeltje zelf snelheid verlies (Ekin =0,5mv2). Het heeft dus een grote ionisatievermogen. Door zijn snelheidverlies kan het deeltje niet ver doordringen in de stof. Het heeft dus een kleine doordringende vermogen. Beta straling Hier is een betadeeltje aanwezig. Dat is eigenlijk een soort elektron. Zijn ionisatievermogen is kleiner dan die van a deeltje (hoe groter het deeltje hoe groter de ionisatievermogen, maar hoe kleiner de doordringend vermogen) Doordat het dus klein is kan het betadeeltje stof verder doordringen dan de alphadeeltje. Gammastraling Gammastraling is de meest gevaarlijkste van deze 3 omdat het vrij ver een stof kan doordringen . Het heeft dus een grote doordringende vermogen, dus een

kleine ionisatievermogen.

Experiment 2A en 2B
Radioactief verval van radon-220
Doel van de proef Bepalen van de halveringstijd van het gasvormige radon-220 Theorie Radium -226 is niet stabiel in de natuur en vervalt onder uitzending van ioniserende straling tot lood-206. In een bepaalde tijdsduur vervalt steeds de helft van de aanwezige instabiele kernen. Deze tijdsduur wordt de halveringstijd genoemd. De waarde van de halveringstijd hangt af van de nuclide, en loopt uiteen van n seconde tot miljoenen jaren. Meetresultaten Met behulp van de grafiek zijn de volgende meetgegevens te bepalen Berekening van de halveringstijd: van 100% naar 50% van van 50% naar 25% in 59 s in 63 s

25% naar 12,5% in 61 s

De gemiddelde halveringstijd t1/2 van

220Rn

is 61 s

Uit experiment 2b komt een halveringstijd van 64s Verwerking Wanneer de meetwaardes van 2A op enkel logaritmisch grafiekpapier wordt overgenomen ontstaat een rechtlijnig verband.

Halveringstijd van radon-220


schrijveruitslag (%) 80 40 20 10 0 50 100 tijd t (s) 150 200

Uit de nieuw getekende grafiek blijkt dat de halveringstijd nog steeds t1/2 = 63 s is. Conclusie De halveringstijd van het gasvormige radon-220 is 63 s Zelfreflectie Onze gevonden waarde wijkt af van de BINAS waarde van de halveringstijd. Deze afwijking is ontstaan doordat er vanaf de geregistreerde grafiek niet heel nauwkeurig kan worden afgelezen doordat de grafiek niet recht verloopt.

Experiment 9
Het wilsonvat
Doel van de proef Waarnemen van de condensatiesporen veroorzaakt door de - en -deeltjes uit een bron met radium-226 en de vervalproducten daarvan. Theorie Met een Wilsonvat kan er ioniserende straling worden waargenomen. De - en deeltjes laten daarin zichtbare sporen achter. Die deeltjes ioniseren langs hun baan stikstof- en zuurstofmoleculen in de lucht. Deze ionen doen dienst als condensatiekernen voor de oververzadigde water- of alcoholdamp in het vat. De baan van de deeltjes is dan zichtbaar als een condensatie spoor. De oververzadiging wordt veroorzaakt door de bodem sterk af te kolen met vast koolstofdioxide. Daardoor gaat de damp die ontstaat zich rond de geoniseerde stikstof- en zuurstofmoleculen condenseren tot kleine druppels. Het Wilsonvat heeft een radium-226 bron en door middel van de juiste belichting zijn de druppels goed zichtbaar. Meetgegevens N.V.T. Conclusie Door het radioactief verval van radium-226 ontstaan condensatiesporen binnen het wilsonvat.

Experiment 14
Het rntgenapparaat
Doel van de proef Kennismaken met enkele eigenschappen van rntgenstraling. Theorie Het gebied van de rntgenstraling is een deel van het elektromagnetische spectrum. Dit ligt tussen het gebied van de ultravioletstraling en het gebied van de -straling. De golflengtes in het rntgengebied liggen tussen 0,001 nm en 10 nm. De rntgenstraling wordt opgewekt in een hoogvacum gepompte buis, waarin elektronen vanuit de kathode met behulp van een spanning over de buis

in de richting van de anode worden versneld. De kinetische energiewordt voor 99,5% omgezet in warmte bij botsing met de atomen van het anodemateriaal en voor 0,5% in rntgenstraling. Dit is ook de reden dat het apparaat niet langer dan zon 5 s ingeschakeld mag blijven.

Meetresultaten N.V.T. Conclusie De rntgenbuis heeft een divergente bundel. Daarnaast heeft de rntgenstraling een ontladende werking. Dit maakt rntgenstraling zeer geschikt voor de medische en de beveiligings wereld in de vorm van scans.

You might also like