Download as pptx, pdf, or txt
Download as pptx, pdf, or txt
You are on page 1of 93

IX.

GOEDEREN- EN ZAKENRECHT

Beginselen van het Recht


Prof. Dr. Y. Jorens
WEET JE NOG? Gemengde Hoofdelijkheid
potestatieve Niet vermoed
voorwaarde > wel = in solidum?

toegelaten
Verbintenis
Uit rechtshandeling
o Principe: verbod van samenloop
 Contractuele aansprakelijkheid >  Vrije wil, niet aangetast
buitencontractuele aansprakelijkheid door wilsgebreken
 Enkel tussen contracterende partijen  Een bepaald of

Overeenko bepaalbaar voorwerp


 Geoorloofde zaak
mst  Handelingsbekwaamheid
Uit onrechtmatige daad van de partij(en)
 Conformiteit met het
dwingend recht

Contract Art 1382 en 1383 BW


o Fout
o Schade
o Oorzakelijk verband
tussen fout en schade
ACTUA
Inleiding

 Wat betekent het als ik vruchtgebruik krijg over iets?


 Mag mijn buurman het pad dat toegang geeft tot mijn woning afsluiten met een poort als dat over zijn privégrond
loopt?
 Mag ik met mijn eigendom alles doen wat ik wil?
 Samen met een 10-tal andere personen ben ik schuldeiser van een klant die niet betaalt. Daar we met zovelen zijn,
vrees ik dat er niets meer zal overschieten voor mij. Kan ik hiertegen iets doen?
 Hoe bewijs ik dat eigenaar ben van een bepaald goed?
 Wat is het verschil tussen onroerende en roerende goederen?
 Als ik iets vind op straat, mag ik dat dan houden?
 Mag ik ideeën van iemand anders kopiëren? Hoe zit dat juist met de bescherming van uitvindingen?
 We willen de naam en het logo van onze studentenvereniging beschermen. Kan dat? Mogen anderen dezelfde
afkorting gebruiken?

4
1. Algemeen

2. Soorten goederen

3. De zakelijke rechten

4. Intellectuele rechten

5
Begrippenkader

 Vermogensrecht
o Persoonlijke rechten
o Zakelijke rechten
o Intellectuele rechten

6
Begrippenkader: Verbintenissenrecht vs. goederenrecht
 Verbintenissenrecht
o Regelt verhoudingen tussen rechtssubjecten (personen)
o Regels die personen moeten volgen wanneer ze een overeenkomst sluiten

 Goederenrecht
o Regelt rechten die een rechtssubject (persoon) op een rechtsobject (goed) kan hebben
zakelijke rechten
o Als iemand een zakelijk recht heeft, moet dit door iedereen gerespecteerd worden
(tegenstelbaarheid, absoluut karakter)

7
Begrippenkader: Goederen vs. zaken

 Zaak
o Materieel voorwerp van recht
o Lichamelijk > tastbaar

 Goed
o Lichamelijk (zaken) + onlichamelijk (vb. intellectuele rechten)
o Vertegenwoordigen vermogenswaarde

8
VRAAG (KAHOOT)

Over wat gaat het hier?


a. Goed
b. Zaak

9
FEEDBACK
Oplossing: Goed, want een zaak kan alleen
maar lichamelijk zijn, met name tastbaar

10
1. Algemeen

2. Soorten goederen

3. De zakelijke rechten

4. Intellectuele rechten

11
Begrippenkader: Roerende en onroerende goederen
 Oorspronkelijk:
o Roerende goederen
- Romeins recht: niet waardevolle goederen
- Ancien Regime: verplaatsbare goederen
o Onroerende goederen
- Romeins recht: waardevolle goederen
- Ancien regime: niet verplaatsbare goederen
 Burgerlijk wetboek
o Onroerende goederen = goederen met economische waarde
o Roerende goederen: residuaire categorieën

12
Begrippenkader: Roerende en onroerende goederen
 Belang van het onderscheid:

13
Onroerende goederen: 4 soorten
 Onroerende goederen naar hun aard
o Niet verplaatsbaar zonder beschadigen van typekenmerk
o Grond + alles wat blijvend met de grond één geheel uitmaakt
o Vb. grond, gebouw, brug, garage, kelder, bomen en beplantingen, …

14
Onroerende goederen: 4 soorten
 Onroerende goederen door incorporatie
o Roerende goederen die op blijvende wijze zijn ingebouwd in een OG
o Verenigd met OG waardoor goederen hun zelfstandigheid verliezen
o Vb. buizen van centrale verwarming, kraan op havenkade, …

15
Onroerende goederen: 4 soorten
 Onroerende goederen door bestemming
o Goederen die uit aard roerend zijn, maar men beschouwt ze als OG omdat ze bestemd zijn voor
gebruik bij OG fysiek verplaatsbaar, maar accessorium bij OG
o Dezelfde eigenaar + duidelijke, blijvende band tussen goederen (nodig voor exploitatie)
o Vb. landbouwgereedschap op boerderij, toonbank in winkel, beeldje in nis, …

16
Onroerende goederen: 4 soorten
 Onroerende goederen door het voorwerp waarop ze betrekking hebben
o Onlichamelijke goederen, rechten die verband houden met een OG
o Onroerende zakelijke rechten
o Vb. erfdienstbaarheid, erfpacht, hypotheek, …
o Vruchtgebruik: afhankelijk van het goed waarop het betrekking heeft

17
Roerende goederen
Restcategorie: drie soorten
 Roerende goederen uit hun aard
o Gemakkelijk verplaatsbaar
o Vb. meubels, gevallen vruchten van een boom, kunstvoorwerpen, …

18
Roerende goederen
Restcategorie: drie soorten
 Roerende goederen door wetsbepaling
o Wet zegt dat ze roerend zijn omdat rechten betrekking hebben op RG
o Vb. aandelen in vennootschap

19
Roerende goederen
Restcategorie: drie soorten
 Roerende goederen door vervroegde roerendmaking
o OG uit aard, maar wordt beschouwd als roerend vooraleer ze van het OG gescheiden worden
o Vb. verkoop van oogst boomgaard vooraleer vruchten geplukt zijn

20
Lichamelijke en onlichamelijke goederen
 Lichamelijke goederen
o Materiële goederen
o Met de zintuigen waarneembaar

 Onlichamelijke goederen
o Immateriële goederen
o Niet zintuiglijk waarneembaar, geen stoffelijk bestaan
o Idee, concept, recht

21
Gebruiksgoederen en verbruiksgoederen
 Gebruiksgoederen
o Goederen die men meer dan één keer kan gebruiken, zonder dat ze hun waarde of functie
verliezen
o Gaan slechts teniet door slijtage of defect
o Vb. meubelen, auto’s, machines, …

 Verbruiksgoederen
o Goederen die na het eerste gebruik teniet gaan, verdwijnen
o Vb. Brandstof, geld, etenswaren, …

22
Gebruiksgoederen en verbruiksgoederen
 Belang onderscheid teruggaveplicht en risico bruikleen
o Gebruiksgoed : hetzelfde goed teruggeven + risico tenietgaan bij eigenaar
o Verbruiksgoed: gelijkaardig voorwerp teruggeven + risico bij lener

23
Vervangbare goederen en onvervangbare goederen
 Vervangbare goederen
o Goederen die bij nakoming van verbintenis onderling verwisselbaar zijn: soort is bepalend
o Vb. bankbiljetten

 Onvervangbare goederen
o Goederen die individueel bepaald zijn en zich onderscheiden van alle andere goederen van zijn
soort
o Vb. gepersonaliseerde gsm

 Criterium = wil van de partijen

24
Goederen in de handel en goederen buiten de handel
 Goederen in de handel
o Goederen die vrij in omloop kunnen gebracht worden
o Vervreemdbaar
o Kunnen voorwerp van rechtshandeling tussen particulieren zijn

 Goederen buiten de handel


o Goederen waarvan men geen private eigenaar kan worden (ook geen verkrijgende verjaring)
o Onvervreemdbaar
o Vb. grond die publieke eigendom is

25
Goederen in de handel en goederen buiten de handel
 Overheidsgoederen

26
Goederen die aan niemand toebehoren
 Gemeenschappelijke goederen
o Goederen die aan niemand toebehoren, maar waarvan iedereen gebruik kan en mag maken
o Vb. de zee, de lucht, het licht, …

 Res nullius
o Roerende goederen die een eigenaar kunnen hebben, maar er geen meer hebben of goederen
waarvan met eigendom afstaat
o De eerste die er zich meester van maakt wordt eigenaar
o Vb. wilde dieren, vissen, …

27
VRAAG

Hoeveel soorten roerende/onroerende goederen kunnen de appels zijn aan deze appelboom?

a. 1

b. 2

c. 3

d. 4

28
FEEDBACK
Hoeveel soorten roerende/onroerende goederen kunnen de appels zijn aan
deze appelboom?

a. 1

b. 2

c. 3  1. Gevallen vruchten: roerend uit aard, 2. vruchten aan boom: onroerend


uit aard, 3. oogst aan boom verkocht voordat vruchten geplukt zijn: roerende
goederen door vervroegde roerendmaking

d. 4

29
1. Algemeen

2. Soorten goederen

3. De zakelijke rechten

4. Intellectuele rechten

30
Kenmerken van de zakelijke rechten:
Zakelijke rechten vs. vorderingsrechten

31
Soorten zakelijke rechten
 Zelfstandige zakelijke rechten
o Bestaan op zichzelf, zonder band met andere rechtsverhouding
o Geven vol recht (eigendom en bezit) of geven genotsrecht (vruchtgebruik, erfpacht, opstal,
erfdiensbaarheid)
 Bijkomstige zakelijke rechten
o = zakelijke zekerheden
o Zijn afhankelijk van of verbonden met andere rechtsverhouding 2 titularissen van een recht
o Moeten zekerheid bieden dat bepaald vorderingsrecht uitgeoefend kan/zal worden (vb. hypotheek,
voorrecht)
 Volledige en beperkte zakelijke rechten

32
EXAMENVRAAG
Gemeentebelastingen zijn …

Duid de juiste optie aan.

a. algemene voorrechten
b. bijzondere voorrechten
c. voorrechten met rangregeling
d. zakelijke zekerheden

33
Eigendom: Definitie
 Het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te
beschikken
o Mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of verordeningen
o Genot, beheer en beschikking
o = meest uitgebreide zakelijke recht

34
Eigendom: Definitie
 Het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te
beschikken
o Mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of verordeningen
o Genot, beheer en beschikking
o = meest uitgebreide zakelijke recht

35
Eigendom: Genot, beheer en beschikking
 Genot van een zaak
o Opbrengsten innen en vruchten opeisen
o Vb. fruit van een boomgaard, interesten van spaarboekje
 Beheer van een zaak
o Voor eigen doelstellingen mag men de zaak aanwenden als eigenaar
o Vb. huis verhuren, een zaak uitlenen
 Beschikken over een zaak
o Men mag alle materiële handelingen uitvoeren waarmee men de waarde van een zaak kan veranderen of
aantasten
o Zaak vervreemden, verkopen, vernietigen, schenken, … of er zakelijke rechten op toestaan ten voordele
van derde

36
Het eigendomsrecht: Een (on)begrensd recht
 Principe: absoluut recht
o Eigenaar mag doen wat hij wil

MAAR

 Privaatrechtelijke beperkingen
o Verstrengd aansprakelijkheidsregime
- Rechtsmisbruik
- Burenhinder

 Publiekrechtelijke beperkingen

37
Beperkingen aan het eigendomsrecht: Algemeen belang
 Eigenaar mag doen wat hij wil
o Publiekrechtelijke erfdienstbaarheden
o Vb. plaatsen van elektriciteitsleidingen

 Wetgeving op stedenbouw en ruimtelijke ordening


o Vb. niet bouwen op landbouwgrond, voorschriften voor uitbating voor gevaarlijke of hinderlijke
inrichtingen, …

38
Beperkingen aan het eigendomsrecht: Rechtsmisbruik
 Rechtsmisbruik
o Eigenaar die op kennelijk onredelijke wijze gebruik maakt van eigendomsrecht: aansprakelijk
- Recht uitoefenen enkel en alleen om schade te berokkenen aan derden
- Verschillende manieren om eigendomsrecht uit te oefenen met identiek voordeel voor
eigenaar, maar men kiest wijze die meest schade toebrengt aan andere
- Voordeel eigenaar << nadeel andere persoon

39
Beperkingen aan het eigendomsrecht: Burenhinder
 Evenwichtsleer
o Alle buren hebben eigendomsrecht: gelijk recht op genot: spanning
o Iedereen moet normale lasten kunnen verdragen, maar er moet een evenwicht zijn
o Overdreven last: schadevergoeding (foutloze aansprakelijkheid)

40
Beperkingen aan het eigendomsrecht: Burenhinder
 Onrechtmatige daad
o Fout + schade + oorzakelijk verband

 Compensatie
o Geen rekening met persoonlijke omstandigheden
o Betalen of stoppen met hinderlijke daden
o Ook mogelijk door overheid (vb. abnormaal lange openbare werken)

41
VRAAG
Voor welke situatie van burenhinder kan men geen schadevergoeding vragen?
a. Je zit op kot. Tijdens de examenperiode beslist de uitbater van het café naast jou om een reeks speciale
feestjes te geven waardoor de muziek elke namiddag luid staat voor de after work parties en vanaf 22 uur
nog luider voor de themafuiven. Je gaat melden bij de uitbater dat het voor jou niet mogelijk is om te
studeren op deze manier maar hij wijzigt niets aan het volume. In februari krijg je een puntenbriefje met
enkele zware onvoldoendes die het directe resultaat zijn van je onvermogen om te studeren door de
muziek.
b. Een aannemer is al maanden aan het werken in een huis naast het jouwe. Hij start elke ochtend om 5.30
uur om de deadlines te halen en verstoort zo jouw waardevolle nachtrust. Je maakt een grote fout op je
werk door het slaapgebrek.
c. Jens en Lore kopen een huis in een mooie randgemeente van de stad Gent. De gemeente beslist een
maand na aankoop van het huis om een vuilnisbelt op te richten op het braakliggende terrein naast hun
huis, dit zonder de nodige voorzieningen om geuroverlast te voorkomen.
d. Een man bouwt een schoorsteen net naast het raam van zijn buurman ondanks het feit dat hij deze perfect
op een andere plaats had kunnen plaatsen gezien de organisatie van zijn huis. Dit met als hoofdreden dat
hij meent dat hij zijn eigendomsrecht zonder grenzen mag uitoefenen en omdat hij de vrouw van zijn
buurman niet graag heeft.

42
FEEDBACK
a. Je zit op kot, tijdens de examenperiode beslist de uitbater van het café naast jou om een reeks speciale
feestjes te geven waardoor de muziek elke namiddag luid staat voor de after work parties en vanaf 22 uur
nog luider voor de themafuiven. Je gaat melden bij de uitbater dat het voor jou niet mogelijk is om te studeren
op deze manier maar hij wijzigt niets aan het volume. In februari krijg je een puntenbriefje met enkele zware
onvoldoendes die het directe resultaat zijn van je onvermogen om te studeren door de muziek  vergoeding
mogelijk
b. Een aannemer is al maanden aan het werken in een huis naast het jouwe, hij start elke ochtend om 5.30 uur
om de deadlines te halen en verstoort zo jouw waardevolle nachtrust. Je maakt een grote fout op je werk
door het slaapgebrek  vergoeding mogelijk
c. Jens en Lore kopen een huis in een mooie randgemeente van de stad Gent. De gemeente beslist een maand
na aankoop van het huis om een vuilnisbelt op te richten op het braakliggende terrein naast hun huis, dit
zonder de nodige voorzieningen om geuroverlast te voorkomen. ook de overheid kan worden
aangesproken voor overlast die de toets van de evenwichtsleer niet doorstaat
d. Een man bouwt een schoorsteen net naast het raam van zijn buurman ondanks het feit dat hij deze
perfect op een ander plaats had kunnen plaatsen gezien de organisatie van zijn huis. Dit met als
hoofdreden dat hij meent dat hij zijn eigendomsrecht zonder grenzen mag uitoefenen en omdat hij de
vrouw van zijn buurman niet graag heeft  Is een voorbeeld van rechtsmisbruik

43
EXAMENVRAAG
Jan trekt in een verlaten pand, hij schildert de muren, plant bloemen in de tuin, helpt mee aan het
buurtfeest en maakt er echt zijn thuis van.

Beoordeel de stelling: “Jan zal nooit de eigendom van dit pand kunnen verwerven”

Duid de juiste uitspraak aan.

a. Juist, Jan trok immers illegaal in het pand. Bijgevolg was zijn bezit ter kwader trouw en is een verkrijgende
verjaring uitgesloten. Het materieel element van bezit is niet voldaan, aan het intentioneel element komt hij
wel tegemoet.
b. Juist, een verkrijgende verjaring van een onroerend goed is niet mogelijk.
c. Fout, de verkrijgende verjaring van onroerende goederen is na 10 of 20 jaar. Als de eigenaar van het huis
zich na 20 jaar dus niet verzet tegen de aanwezigheid van Jan dan zal deze de eigendom verwerven.
d. Fout, doordat Jan contact heeft genomen met de buren, het huis heeft opgeknapt en de tuin heeft
opgeknapt zijn het materieel en intenioneel element van bezit in orde. Ondanks het feit dat hij zeer goed
wist dat het niet zijn eigendom is en er dus sprake is van bezit ter kwader trouw toch kan hij na 30 jaar de
eigendom verwerven.
44
Eigendomsverwerving
1. Afgeleide eigendomsverwerving
 Ene partij draagt eigendom over aan andere partij
o Vb. overeenkomst, verkoop, schenking, erfrecht, onteigening, …

 Problemen
o Persoon van wie men goed krijgt moet eigenaar zijn
o Vanaf wanneer wordt men eigenaar?
o OG → voor partijen : wilsovereenstemming over goed + prijs
→ voor derden: hypotheekkantoor
o RG → geen publiciteitssysteem, bezit geldt als titel (voorwaarde: goede trouw)

45
Eigendomsverwerving
2. Oorspronkelijke eigendomsverwerving
 Vinding
o Men wordt eigenaar van een goed dat men toevallig ontdekt of waarvan de eigenaar niet gekend is
o Verloren voorwerpen
- Gevonden op publiek domein → geven aan overheid
- Gevonden in grond (schatvinding) → opbrengst verdelen tussen eigenaar grond en vinder
o Achtergelaten voorwerpen
- RG die zijn toevertrouwd aan ondernemer, ambachtsman of handelaar om te bewaren/ bewerken/
herstellen/… maar niet worden opgehaald → men wordt eigenaar na 1 jaar (na 6 maanden voor
motorvoertuigen)

46
Eigendomsverwerving
3. Bezit
 Feitelijke macht over een zaak van een persoon die als eigenaar optreedt: iemand denkt eigenaar te

zijn maar is het niet


o Vb. je koopt een huis, maar verkoper was geen eigenaar → je bent slechts bezitter

47
Eigendomsverwerving
3. Bezit
 Materieel element: buitenstaander moet denken dat die persoon eigenaar is

 Intentioneel element: bedoeling om zich als eigenaar te gedragen

 Bezit te goeder trouw


o Men heeft oprechte overtuiging eigenaar te zijn
o Altijd vermoeden van GT

 Bezit te kwader trouw


o Men wist of moest weten dat zaak verkregen is van iemand die geen titularis was
o Moet bewezen worden

48
Eigendomsverwerving
3. Bezit
 Afgeleid recht

 Onroerende goederen: verkrijgende verjaring


= Gedurende bepaalde termijn ongestoord bezit → beschouwd als eigenaar
o Bezit moet deugdelijk, voortdurend, openbaar en ondubbelzinnig uitgeoefend worden
o Te kwader trouw: 30 jaar
o Te goeder trouw: 10 of 20 jaar

49
VRAAG (HANDOPSTEKING)
Mag je je briefje van 100 euro dat je
gekregen hebt voor je verjaardag van
je oma verbranden?

a. Ja
b. Neen

50
FEEDBACK
Neen, je zou kunnen zeggen dat dit mag want je kan
beschikken over deze zaak daar het in jouw eigendom is
op dat moment doch blijft het geld eigendom van de
Nationale Bank. Geld opzettelijk vernietigen is dan ook
een strafbaar feit

51
Mede-eigendom

 Eigendomsrecht dat 2 of meer personen gemeenschappelijk over een zaak hebben

 Onverdeeldheid
o Geen enkele partij heeft exclusief individueel recht op deel of geheel → elke mede-eigenaar heeft recht op
breukdeel van de gehele zaak
o Vermoeden dat onverdeelde aandelen gelijk zijn

52
Mede-eigendom

 Vrijwillig (samen huis kopen) of door externe omstandigheden (erfenis) of gedwongen

(gemeenschappelijke delen in appartementsgebouw)

 Daden van beheer: altijd samen

 Daden van beschikking: elke mede-eigenaar vrij voor zijn aandeel

 Elke mede-eigenaar heeft mogelijkheid om via rechtsvordering uit onverdeeldheid te

treden

53
Multi-eigendom of timesharing

 Deeltijdse eigendom: eigendomsrecht is niet exclusief


o Vb. Vakantiewoning die aan verschillende eigenaars toebehoort: elk van de eigenaars kan zijn recht
exclusief uitoefenen, maar slechts voor een welbepaalde tijd (de eerste van januari tot maart, de tweede
van april tot juni, …)

54
Vruchtgebruik: kenmerken
 Vruchtgebruik = deel van eigendomsrecht → eigenaar: blote eigendom

 Zakelijk recht
o Situatie vruchtgebruiker blijft ongewijzigd, ongeacht wie blote eigenaar is
o Volgrecht

 Tijdelijk recht
o Eindigt bij overlijden vruchtgebruiker, tenzij kortere termijn afgesproken
o Zaak in natura teruggeven

55
Vruchtgebruik: totstandkoming

 Rechten van de vruchtgebruiker


o Genot van de vruchten
o Gebruik van de zaak als een goed huisvader
o Beheer

 Plichten bij aanvang van het vruchtgebruik


o Boedelbeschrijving of inventaris

 Plichten tijdens vruchtgebruik


o De zaak in stand houden
o Bestemming van de zaak eerbiedigen
o Herstellingen tot onderhoud

56
Vruchtgebruik: rechten en plichten van de
vruchtgebruiker

 Wet

 Wil
o Overeenkomst
o Testament
o Verjaring

57
Vruchtgebruik: rechten en plichten van de
vruchtgebruiker

 Plichten bij einde van het vruchtgebruik


o Teruggave in de staat waarin het zich normaal had moeten bevinden

58
Vruchtgebruik: einde

 Overlijden van de vruchtgebruiker


o Niet: overlijden blote eigenaar (recht is verbonden aan de zaak)

 Verstrijken overeengekomen termijn

 Vruchtgebruik ten gunste van rechtspersonen: 30 jaar

 Tenietgaan van het vruchtgebruik


o Door 30 jaar ongebruik
o Door tenietgaan van de zaak
o Door vermenging van de hoedanigheid blote eigenaar en vruchtgebruiker

59
Erfpacht: begrip en kenmerken

 Erfpacht is een zakelijk en tijdelijk recht om het volle genot van andermans

onroerend goed te hebben onder de verplichting om aan de eigenaar een jaarlijkse

vergoeding te betalen
o Onroerend zakelijk recht → moet overgeschreven worden op hypotheekkantoor
o Tijdelijk recht: minimum 27 jaar/maximum 99 jaar
o Volle genot → gebruik + vruchten

60
Erfpacht

 Tijdelijk recht

 Huur betalen voor de grond


 Einde erfpacht → recht om gebouwen en beplantingen waarvan hij eigenaar is af te
breken en weg te nemen
o Erfpachter kan eigenaar niet dwingen tot overname mits vergoeding
o Eigenaar kan erfpachter verplichten gebouwen af te breken

61
Recht van opstal: begrip en kenmerken
 Rechten van de opstalhouder
o Bouwen, planten, …
o Tijdens de duur van het opstelrecht blijft hij eigenaar
- Houden, verkopen, verhuren, met hypotheek verzwaren, vruchtgebruik toekennen, afbreken (mits
herstellen)

 Einde van recht van opstal → eigenaar moet alle gebouwen of beplantingen die
opstalhouder niet heeft weggenomen vergoeden

62
Erfdienstbaarheden: begrip
 Zakenrechtelijke last die op een erf ligt (lijdend erf), ten voordele van de eigenaar
van een ander erf (heersend erf)
o Voordeel voor heersend erf → beperking eigendomsrecht dienstbaar erf

63
Erfdienstbaarheden: kenmerken

 Door de natuurlijke ligging


o Vb. lager liggende erven moeten water dat natuurlijk afloopt ontvangen, geen dijk bouwen
 Door de wet
o Erfdienstbaarheden tot openbaar nut
- Vb. jaagpad langs bevaarbare rivier
o Erfdienstbaarheden tot privaat nut
- Vb. licht en uitzicht, dakdrop

64
Zekerheden: kenmerken

 Rechtstreekse band tussen houder van het recht en goed


 Volgrecht → het recht volgt het goed
 Recht kan tegenover iedereen uitgeoefend worden
 Goed moet bepaald zijn

65
Hypotheek: begrip en kenmerken

 Zakelijk recht op een onroerend goed ter voldoening van een verbintenis
o Vb. Lening voor bouw huis → gebouw in hypotheek geven: extra zekerheid voor bank
o Volgrecht
o Recht op zaakvervanging
o Enkel op onroerende goederen (dus ook onroerende rechten) → hypotheekkantoor
o SA: volledig beschikkingsrecht, maar mag waarde van het goed niet verminderen

66
Hypotheek: soorten

 Wettelijke hypotheken
o Ontstaan op grond van wettelijke bepaling
o Staat heeft hypotheek op de goederen van belastingplichtigen
 Bedongen hypotheken: hypotheekcontracten
o Komen tot stand via overeenkomst
o Authentieke akte vereist: inschrijving in hypotheekregister
- 30 jaar
- Toepassing bij samenloop: anterioriteit
o Vb. hypothecaire lening

67
Hypotheek: tenietgaan

 Tenietgaan van de hoofdverbintenis


o Vb. Volledige betaling van lening → hypotheek-overeenkomst tot waarborg van de lening
gaat teniet
o Hypothecaire SE kan eenzijdig afstand doen van recht
 Hypotheekzuivering
o Koper van onroerend goed betaalt hoofdschuld aan SE
o Doorhaling van hypothecaire inschrijving

68
VRAAG
Is dit een alternatief voor de enige vorm van hypotheken in België?

Bekijk het filmpje en beoordeel.

a. Ja

b. Neen

https://youtu.be/vkwzGngqYyg?t=1281

69
FEEDBACK
Neen  In België heb je ook wettelijke hypotheken en niet alleen bedongen hypotheken (ook
testamentaire hypotheken). De staat heeft hypotheek op goederen van belastingsplichtigen

Wettelijke hypotheken
De wettelijke hypotheek is de hypotheek die uit de wet ontstaat, dit tot zekerheid van bepaalde schuldvorderingen (art. 44 en 47 Hyp.W.).
Voorbeelden hiervan zijn:
De schuldvorderingen van de Staat, de provincies, de gemeenten en de openbare instellingen op de goederen van de ontvangers en beheerders die rekenplichtig zijn.
De schuldvorderingen van minderjarigen en onbekwaamverklaarden, op de goederen van hun voogd
De bedongen hypotheken
De bedongen hypotheek is de hypotheek die afhankelijk is van overeenkomsten en van de uiterlijke vorm van akten en contracten (art. 44 Hyp.W.), zijnde een
hypotheekcontract. Bedongen hypotheken kunnen alleen worden toegestaan door hen die bekwaam zijn om de onroerende goederen welke zij daarmee bezwaren te
vervreemden (art. 73 Hyp. W.).
Een hypotheekcontract is een vormelijke overeenkomst, zodat aan een aantal formalismen moet zijn voldaan:
Een authentieke akte of een in rechte of voor notaris erkende onderhandse akte. Volmachten tot het vestigen van hypotheek moeten in dezelfde vorm worden gegeven
(art. 76 Hyp. W.)
Een opgave van de aard en de ligging van de onroerende goederen van de schuldenaar, waarop deze de hypotheek voor de schuldvordering toestaat (art. 78 Hyp. W.)
De opgave van het bedrag waarvoor de hypotheek is verleend (art. 80 Hyp. W.)
Testamentaire hypoheken
De testamentaire hypotheek is de hypotheek die door een erflater wordt gevestigd op een of meer onroerende goederen, aangewezen in het testament, tot waarborg van
de door hem gemaakte legaten (art. 44 Hyp. W.)

70
Pand: bijzonderheden

 SA blijft eigenaar van het goed → bezit door pandhouder geldt niet als eigendom
o Bewijs → geschrift
 Consensuele overeenkomst – geschrift vereist als pandgever consument is
 Pandhouder mag het goed niet gebruiken, wel opbrengsten innen
 SA betaalt niet → tussenkomst rechtbank
 Vuistpand en registerpand
 De pandhouder zorgt voor de registratie in het elektronische register op
https://pangafin.belgium.be.
 Handelspand
o Inpandgeving van een handelszaak ten voordele van erkende kredietinstellingen
o Bezitloos pand: blijft in handen van handelaar
o Wel volgrecht

71
1. Algemeen

2. Soorten goederen

3. De zakelijke rechten

4. Intellectuele rechten

72
Intellectuele rechten: begrip en kenmerken

 Rechten op immateriële, onlichamelijke bestanddelen van een handelszaak


o Uitvinding, naam, vorm van een product, …
o Absolute rechten op iets onstoffelijks
o Verbodsrecht: gebruik van intellectueel recht is afhankelijk van de toestemming van de
titularis beperking handel
o Tijdelijk monopolierecht → motiveren om te investeren in onderzoek + verhogen
concurrentieniveau op lange termijn
o Tegenstelbaar → publiciteit
o Volgrecht
o Wettelijk geregeld

73
Intellectuele rechten: soorten

 Auteursrechten
o Ook vb. bescherming van computerprogramma’s
 Exploitatierechten, industriële eigendomsrechten
o Octrooien
o Merken
o Tekeningen en modellen
o …

74
Auteursrecht: bescherming

 Beschermt de concrete en originele vorm van een intellectuele of artistieke


schepping
o Enkel bescherming aan zintuiglijk waarneembare werken
o Bescherming van zodra het werk gecreëerd is
o Geldt niet voor originele werken van de overheid

75
Auteursrecht: voorwaarden

 Originaliteit
o Creatie van de menselijke geest
o Stempel van de persoonlijkheid van de maker
 Geen officiële registratie noodzakelijk
 Tijdelijk
o Gedurende het hele leven van de auteur + 70 jaar erna (voor vermogensrechten)

76
Auteursrecht: wie?

 Auteur
o Natuurlijke persoon
o Uitvoerder van een opdracht (≠ opdrachtgever)
o Audiovisuele werken
- Hoofdregisseur, scenarioschrijver, auteur van speciaal gecomponeerde muziekwerken,
grafische ontwerper van animatiewerken

77
Auteursrecht: welke rechten?

 Morele rechten
o Reputatie, recht om werk bekend te maken en erkend te zijn
 Vermogensrechten
o Reproductierecht
- van zijn werk → toestemming auteur
- Enkel auteur mag werk (laten) reproduceren
- Impliceert distributierecht
- Controle en beperkingen aan gebruik
o Publiek mededingingsrecht
- Auteur beslist of zijn werk in het openbaar mag worden meegedeeld

78
Auteursrecht: bijzonderheden

 Verlenging van het auteursrecht:


o Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft ten voordele van Mickey Mouse en zijn eigenaar,
het entertainmentconcern Walt Disney, een verlenging mogelijk gemaakt van de
auteursrechten op allerlei tekenfilmfiguren, liedjes, boeken en andere creaties die samen
miljarden dollar waard zijn. De rechters van het Hof beslisten met zeven tegen twee dat het
Amerikaanse Congres een verlenging van auteursrechten kan toestaan.

79
Auteursrecht: bijzonderheden

 Parodieën
o Parodieën waarin Nijntje wordt geassocieerd met seks, drugs en terrorisme zijn niet zonder
meer onrechtmatig. De begrenzing ligt in de redelijkheid en de regels van het
maatschappelijk verkeer, zo oordeelde het hof Amsterdam gisteren over de controversiële
afbeeldingen en teksten over Nijntje die circuleren op het internet. Alle afbeeldingen zijn -
kort gezegd - toelaatbare parodieën. Voor een parodie is het niet noodzakelijk dat iedereen
erom kan lachen. De bedoeling is dat de afbeeldingen in combinatie met de teksten de
lachlust opwekken, ook al vindt niet iedereen de afbeeldingen even grappig of gepast, zo
oordeelt ook het hof Amsterdam.

80
Auteursrecht: bijzonderheden

 Recht op afbeelding/ portretrecht


o Een Brusselse rechtbank heeft de eis over het gebruik van een foto van Etienne Nkazi-A-
Kanda-Ndotepelo op het boek ‘Congo, een geschiedenis’ van David Van Reybrouck
afgewezen. Die zou daarvoor nooit toestemming hebben gegeven. De eisers, die zeggen
dat ze de erfgenamen Nkazi-A-Kanda-Ndotepelo zijn, hadden een principiële veroordeling
gevraagd omdat de oude man nooit toestemming zou gegeven hebben om de foto te
gebruiken en omdat die foto kwetsend en beledigend zou zijn. Maar de rechtbank is van
oordeel dat de eisers niet kunnen bewijzen dat ze de erfgenamen of nabestaanden zijn van
Etienne Nkazi.

81
Octrooien: begrip en kenmerken

 Exploitatierecht op een technische uitvinding die industrieel toepasbaar is


o Uitsluitend recht
o Verbodsrecht
o Tijdelijk recht: 20 jaar
o Materiële + formele vereisten

82
Octrooien: grondvoorwaarden of materiële vereisten
 Materiële + formele vereisten
o Uitvinding
o Berusten op uitvinderswerkzaamheid
o Iets scheppen wat niet bestaat
 ≠ ontdekkingen
o Uitvinding moet nieuw zijn
o Maakt geen deel uit van bestaande techniek
o Niet openbaar toegankelijk voor indienen octrooiaanvraag → geheimhoudingsclausules
 Uitvinding moet toepasbaar zijn in bedrijfsleven
o Moet in de handel kunnen terechtkomen
o Technische oplossing voor technisch probleem

83
Octrooien: formele vereisten
 Aanvraag bij FOD Economie
 Nieuwheidsonderzoek
o Bekijken van stand van de techniek: nieuwe schepping?
 Schriftelijke opinie over octrooibaarheid
o Schept beeld over geldigheidskansen octrooi
o Voor derden toegankelijk
o Niet bindend
 Geen waarborg voor juistheid beschrijving
o Risico aanvrager
 Ministerieel besluit
o Eigenlijke octrooi
o Opgenomen in Register van de Uitvindingsoctrooien

84
Octrooien: welke rechten?

 Exclusieve exploitatierechten
 Monopolierecht
 Tijdelijk: 20 jaar vanaf aanvraag
o Geneesmiddelen: bijzonder beschermingscertificaat
 Verbodrecht
o Octrooihouder mag optreden tegen namaak
 Octrooihouder mag vrij beschikken over octrooi

85
Merken: begrip

 Tekens om de handelswaar, producten, diensten van een onderneming te


onderscheiden
o Afkortingen, slogans, vormen, kleuren, geluidsfragmenten, lettertype, …

86
Merken: voorwaarden

 Tekens om de handelswaar, producten, diensten van een onderneming te onderscheiden


o Afkortingen, slogans, vormen, kleuren, geluidsfragmenten, lettertype, …
 Registratie: merk of patent deponeren bij BBIE
 Materiële voorwaarden
o Teken
o Vatbaar voor grafische voorstelling
o Onderscheidend vermogen
- sterk merk en zwak merk
- verwijzend naar eigenschap
- te beschrijvend
- ingeburgerd
- geografische benamingen?

87
Merken: voorwaarden

 Materiële voorwaarden
o Niet wettelijk uitgesloten
o Nog niet door een derde gedeponeerd
o Naam mag niet misleidend zijn
 Tijdelijk: 10 jaar, hernieuwbaar
 Territoriaal

88
Merken: voorwaarden

 Soortnaam  verlies van rechten


o Vb. Kodak
 Kleurmerk
o Vb. rode schoenzolen Louboutin
 Collectieve merken
o Te gebruiken door verschillende ondernemingen ter onderscheiding van één of meerdere
gemeenschappelijke kenmerken van hun waren of diensten
o Vb. Woolmark

89
Merken: bescherming

 Specialiteitsbeginsel
 Merkhouder kan zich verzetten tegen:
o Gebruik van overeenstemmend of identiek teken voor identieke waren of diensten
o Gebruik van overeenstemmend of identiek teken voor identieke of soortgelijke waren of diensten
- Verwarring voor consument
o Gebruik van overeenstemmend of identiek teken voor niet soortgelijke waren of diensten
- Ongerechtvaardigd voordeel of afbreuk

90
EXAMENVRAAG
Welke stelling is correct?

a. Het intellectuele recht met betrekking tot een


handelszaak strekt zich ook uit over
uithangborden van bv. Coca Cola
b. Zowel 1. als 3. vallen onder de noemer van
de auteursrechten

c. De kenmerken van 2. zijn: uitsluitend recht,


20 jaar, verbodsrecht, registratie BBI
d. Als voldaan aan voorwaarden dan is 4. nog
niet geldig:
 Registratie BBI
 Materiële voorwaarden
 Niet wettelijk uitgesloten
 Tijdelijk: 10 jaar
 Territoriaal
 Nog niet door derde
gedeponeerd

91
FEEDBACK
a. Het intellectueel recht met betrekking tot een handelszaak strekt zich ook uit over
uithangborden van vb. Coca Cola  Absolute rechten op iets onstoffelijks
b. Zowel 1. als 3. vallen onder de noemer van de auteursrechten  Neen, exploitatierechten
c. De kenmerken van 2. zijn: uitsluitend recht, 20 jaar, verbodsrecht, registratie BBI  neen,
dit zijn de voorwaarden voor een octrooi, geen merk
d. Als voldaan aan voorwaarden dan is 4. nog niet geldig:
 Registratie BBI
 Materiële voorwaarden
 Niet wettelijk uitgesloten
 Tijdelijk: 10 jaar
 Territoriaal
 Nog niet door derde gedeponeerd  Inderdaad want de naam is misleidend,
zeker daar ook in de voedingssector

92
LEERDOELEN BIJ THEMA 9
 Het onderscheid kennen tussen vorderingsrechten en zakelijke rechten en wat zijn de kenmerken hiervan?
 Het verschil kunnen aangeven tussen onroerende en roerende goederen en de gevolgen van dit belangrijke onderscheid begrijpen.
 De soorten goederen kennen en deze kunnen classificeren.
 Wat houdt het eigendomsrecht in en hoe verwerf ik dit?
 Kunnen aangeven welke beperkingen er zijn op het eigendomsrecht.
 Wat betekent bezit en waarin verschilt bezit zich van eigendom?
 Wat betekent vruchtgebruik en wat zijn de kenmerken ervan?
 Wat houdt een erfdienstbaarheid in ?
 Enkele belangrijke zakelijke rechten kunnen opsommen en wat zijn de voordelen hiervan ?
 Hoe kan ik ervoor zorgen dat ik meer kansen heb om mijn schuldvorderingen betaald te krijgen?
 Hoe bescherm ik mijn uitvinding?
 Wat zijn de gevolgen indien ik een boek schrijf?
 Op welke wijze kan ik de naam van mijn onderneming beschermen? Kan ik mij verzetten tegen het gebruik van een gelijkaardige naam?

93

You might also like